Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Satans bezoek aan Zweden

recensie: Deltahead - Deltahead

.

“We are sorry to announce that in a few generations nobody will remember you; it will be as if you had never existed”. Zo luidt het motto van Deltahead. Desondanks is de band haar eigen muzikale wortels niet vergeten. De muziek is namelijk, zoals uit de naam van de band al spreekt, geïnspireerd door de bluesmuziek die onstond in de Amerikaanse Mississippi Delta.

~

De ongekroonde koning van de zogenaamde Deltablues was Robert Johnson, die in 1938 werd vergiftigd door een kroegbaas wiens vrouw hij aan de haak had geslagen. De hedonistische Johnson verkocht volgens de legende zijn ziel aan de duivel, die hem in ruil daarvoor gitaar leerde spelen en hem het strottenhoofd van een jankende hellehond gaf.

“Why don’t we all get down on our knees to pray?”

En verdomd: het lijkt alsof Satan nu een bezoekje heeft gebracht aan Zweden. David Tallroth en Benjamin Quigley gaan een ongemeen intense flirt aan met de erfenis van de Deltablues. Zinnen als “Why don’t we all get down on our knees to pray?” kunnen dan ook niet onoprechter klinken dan uit hun mond. De nummers zijn vaak gebouwd rond een pakkende one-liner met nonsense als “Listen to what I say, Don’t move to Finland”, “This piece of machinery is out of order” of lekker puberaal: “I take your money, and I fuck you in the …”.

~

Het is een plaat vol onrust, zwoegende gitaren en luidkeels gedeclameerde passie die je dezelfde knikkende knieën bezorgd als de oorspronkelijke Delta-blues. Alleen dan nu in een eigentijds en Europese jasje. Je proeft de verwantschap met een Nederlandse tegenhanger als Stuurbaard Bakkebaard. Deltahead ademt een aanstekelijke muzikale vrijheid die live ook zeer de moeite waard moet zijn.

Muziek / Album

Satans bezoek aan Zweden

recensie: Deltahead - Deltahead

.

“We are sorry to announce that in a few generations nobody will remember you; it will be as if you had never existed”. Zo luidt het motto van Deltahead. Desondanks is de band haar eigen muzikale wortels niet vergeten. De muziek is namelijk, zoals uit de naam van de band al spreekt, geïnspireerd door de bluesmuziek die onstond in de Amerikaanse Mississippi Delta.

~

De ongekroonde koning van de zogenaamde Deltablues was Robert Johnson, die in 1938 werd vergiftigd door een kroegbaas wiens vrouw hij aan de haak had geslagen. De hedonistische Johnson verkocht volgens de legende zijn ziel aan de duivel, die hem in ruil daarvoor gitaar leerde spelen en hem het strottenhoofd van een jankende hellehond gaf.

“Why don’t we all get down on our knees to pray?”

En verdomd: het lijkt alsof Satan nu een bezoekje heeft gebracht aan Zweden. David Tallroth en Benjamin Quigley gaan een ongemeen intense flirt aan met de erfenis van de Deltablues. Zinnen als “Why don’t we all get down on our knees to pray?” kunnen dan ook niet onoprechter klinken dan uit hun mond. De nummers zijn vaak gebouwd rond een pakkende one-liner met nonsense als “Listen to what I say, Don’t move to Finland”, “This piece of machinery is out of order” of lekker puberaal: “I take your money, and I fuck you in the …”.

~

Het is een plaat vol onrust, zwoegende gitaren en luidkeels gedeclameerde passie die je dezelfde knikkende knieën bezorgd als de oorspronkelijke Delta-blues. Alleen dan nu in een eigentijds en Europese jasje. Je proeft de verwantschap met een Nederlandse tegenhanger als Stuurbaard Bakkebaard. Deltahead ademt een aanstekelijke muzikale vrijheid die live ook zeer de moeite waard moet zijn.

Muziek / Album

Gecultiveerde blijmoedigheid

recensie: The Tyde - Three's Co

Blijkbaar bestaat er echt zoiets als een herkenbaar regionaal muziekgeluid. Als je Three’s Co van The Tyde aanzet hoor je direct: dit is California. Onbezorgde popklanken die, zelfs op de spaarzame toppen van melancholie, vreugde ademen. En zoals gebruikelijk wordt de muziek opgepoetst met harmonieën die onvermijdelijk geïnspireerd zijn door de oervaders van de surfmuziek: The Beach Boys.

~

Ook een andere associatie, die met The Thrills, wordt bevestigd door het gastoptreden van zanger Conor Deasy. Om het geheel maar even compleet te maken: de binnenkant van het hoesje siert een foto met twee borden: swim en surf, de nummers hebben titels als Aloha Breeze en zelfs de naam van de band verwijst naar het hoogtepunt van de dag voor een surfer. Hoe clichématig wil je het eigenlijk hebben?

Blijmoedig

Three’s Co is het derde album van de The Tyde, na de albums Once en Twice staat de steven nog steeds even strak op de horizon gericht: de muziek is op alledrie de platen heerlijk blijmoedig. Een soms haast eentonig en loom rockende vrolijkheid overheerst in de muziek. Dit wordt weliswaar zo nu en dan afgewisseld met een meer bespiegelende toon in nummers als The Lamest Shows, waar de leegte van een leven vol plezier voorzichtig doorschemert, tot het zelfs zeer stemmingsrijke Don´t Need a Leash, waarin je de zeemeeuwen het luchtruim hoort kiezen.

Het merendeel van het album lijkt het motto echter Do it again Again, zoals de titel van het openingsnummer luidt. Het is geen vervelende herhaling: de monotonie werkt in het geval van Three’s Co door het lichte en ruimtelijke geluid dat ze oproept. Zanger Darren Rademaker zingt de plaat vol alsof hij al de hele dag op een golf zit te wachten: onachtzaam maar niet ongeïnteresseerd – elk moment kan immers de actie komen. De teksten pretenderen ook niet meer te zeggen dan lege frases als: “Let’s go out this evening, we’ll take separate cars”. Het hindert niet. Niet origineel, wel leuk!

Film / Films

Een jeugdfilm als hiphop-clip

recensie: Don

Na twee tv-films (Twee dromen en Milan en de zielen) is Don de eerste volwaardige bioscoopfilm van regisseur Arend Steenbergen. Het is een jeugdfilm geworden voor tien- tot veertienjarigen waarin een stortvloed aan thema’s wordt aangesneden.

~

De twaalfjarige Don houdt nogal van vechten. Als de maat vol is, wordt hij van zijn rijkeluis-school gestuurd. Het jongetje moet het daarna zien te rooien op een zwarte school, waar hij niemand kent. Hij is een vreemde eend in de bijt, en hij heeft het zwaar te verduren. Gelukkig heeft onze held één troef in handen: hij kan ontzettend goed voetballen. Samen met zijn nieuwe schoolgenoten schrijft hij zich in voor een voetbaltoernooi. Don hoopt met het winnen van het toernooi ook het respect van zijn leeftijdsgenoten te veroveren.

Respect

Respect is erg belangrijk in deze harde jeugdfilm. Een grote mond opzetten en iemand voor zijn bek slaan, zijn middelen om status te krijgen op het schoolplein; Don is een jongen die zich niet de kaas van het brood laat eten. Hij zoekt conflicten op met de stoere jongens en hoopt daardoor bewondering af te dwingen en uiteindelijk één van hen te worden. Aan de andere kant probeert hij ook vriendschap te sluiten met de pispaal van de klas. Wat dat betreft maakt hij het zichzelf niet erg makkelijk. Helaas is het ook niet makkelijk om van de hoofdpersoon te gaan houden. Don (Clemens Levert) kijkt steeds kwaad en strak voor zich uit en bezit geen spoortje humor. Hij is zo serieus dat hij pas op driekwart van de film zijn eerste lach toont. Een beetje relativering en humor had de film geen kwaad gedaan. Verder volgen zware thema’s als racisme, de dood, homoseksualiteit en aanranding elkaar in moordend tempo op. Bij geen enkel onderwerp is de tijd genomen om het uit te diepen.

Bitches en battles

Het scenario is jammer genoeg erg clichématig opgezet. Don zag, kwam en overwon met de finale van het toernooi als apotheose. In anderhalf uur groeit hij uit van outcast tot leider van het schoolplein en het voetbalveld. De grootste pestkop van de school blijkt toch de kwaadste niet te zijn en het grootste mietje blijkt tot meer in staat te zijn dan iedereen dacht.

~

Het geheel wordt adequaat in beeld gebracht waarbij extra aandacht is besteed aan de actiescènes. Als er een klap wordt uitgedeeld lijkt het qua geluid wel alsof Rocky Balboa aan het werk is. De voetbalwedstrijden worden in beeld gebracht als ware het Nike-commercials. Leuk gedaan maar ook wat over the top. Het geheel is in een uiterst hip jasje gestoken: je hebt soms het gevoel dat al die dreumesen de hele dag hun helden in de hiphop- en r&b-clips na doen. Er worden vele intense blikken met elkaar gewisseld, de meisjes zijn ‘bitches’ wier achterkant je bewondert en waarmee je het wil doen en een woordenwisseling of ruzie wordt uitgevochten door middel van een rapbattle.

Doelgroep

Don blijft oppervlakkig. Snelheid en actie zijn verkozen boven het uitdiepen van de actuele problematiek die kinderen bezighoudt. Ik denk echter niet dat de doelgroep zich zal vervelen bij het zien van deze film: hij zit vol vaart en bevat veel herkenbare situaties. De wijze lessen die deze film toch ook probeert uit te dragen verzuipen helaas in al het actiegeweld.

Film / Films

Vorm versus inhoud

recensie: Rize (Special Edition)

Tommy de Clown klopt poeder op zijn geschminkte gezicht. In 1992 begon hij op te treden op verjaardagspartijtjes en jongeren te ronselen vanwege hun danstalent. Tien jaar later zijn er meer dan vijftig van dit soort dansende clownsgroepen in de achterstandswijken van L.A. te vinden. Zit je bij een clownsgroep, dan laten de bendes je met rust. Met zijn werk redt hij dan ook levens, constateert Tommy, terwijl hij de rode ballonnetjes op zijn wangen oppoetst. Een paar maanden later zit hij huilend op de rand van zijn bed: zijn hele huis is net vernield door een rivaliserende dansgroep. Welkom in de getto.

Toen fotograaf David LaChapelle begon met het maken van Rize, wist hij nog niet dat het een documentaire zou worden. Hij wilde slechts het opkomende fenomeen ‘clowning’ zo mooi mogelijk in beeld brengen. De energieke dansvorm, waarbij razendsnelle bewegingen centraal staan, werd de afgelopen veertien jaar steeds populairder in de achterstandswijken van L.A. In plaats van zich bezig te houden met het harde straatleven begonnen jongeren in hun vrije tijd te dansen.

~

“Dit is geen trend. Dit is ons geloof.” Eén van de jongeren weet goed te verwoorden hoeveel dansen voor hem betekent. En clowning lijkt soms inderdaad op een religieuze ervaring: in extase springen de bezwete dansers door het beeld. Jong en jonger, dik en dun: iedereen stort zich vol overgave in de battles die gehouden worden. De piepjonge Lil’ Mama doet de strippersdans, jongens scheuren hun t-shirt van hun lijf of klimmen in hekken. Een enkele keer lopen de gemoederen zelfs zo hoog op dat een danser knock-out gaat: Daisy moet worden weggedragen als ze zich tijdens een dans volledig heeft laten gaan. Maar, verzekeren de dansers, clowning heeft niets te maken met geweld of seks; het heeft te maken met expressie.

Krumpen

Toch zorgt ook clowning uiteindelijk voor verdeling, want uit al die groepen wil er toch iemand de beste zijn. Zo zijn er de jongens en meiden die de ‘Tommy Academy’ hebben verlaten en hun eigen stijl hebben bedacht. Dit ‘krumpen’ zorgt misschien wel voor de meest spectaculaire beelden uit Rize, omdat het net even verder gaat dan clowning. De bewegingen zijn net wat sneller, de emoties net wat heftiger. Indrukwekkend is de scène waarbij beelden van een krump-sessie worden afgewisseld met beelden van dansende Afrikaanse stamleden. Memory genes noemt één van de dansers het na het terugzien van de scène: ze hebben nog nooit een Afrikaans stamhoofd zien dansen, en toch doen de jongeren uit L.A. precies hetzelfde.

~

LaChapelle gaat in Rize voortdurend de strijd aan met vorm en inhoud. Hij plaatst de dansers voor kleurrijke wanden of smeert ze in met glanzende olie. “Het ging me niet om klasse of ras. Het ging me om het erkennen van deze artiesten”, zegt hij in één van de extra’s op de Special Edition van deze dvd. Toch is het hem wel degelijk gelukt een film te maken die verder gaat dan vorm alleen. Rize laat zien hoe een generatie zwarte Amerikanen ten onder gaat in de achterstandswijken, en hoe een paar van hen aan hun lot willen ontsnappen met het enige middel dat ze hebben: dans.

Onderdrukking

Rize gaat niet over dansen, maar over onderdrukking en kansloosheid. Niet voor niets begint de documentaire met beelden van de Rodney King-rellen uit 1992. Het is jammer dat de extra’s op de dvd beperkt zijn en niet verder gaan dan een aantal oppervlakkige groepsgesprekken en verwijderde scènes. Toch biedt de film zelf niet alleen indrukwekkende beelden, maar ook nog eens genoeg stof tot nadenken.

Boeken / Non-fictie

Met John Rawls in het Land van Ooit

recensie: John Rawls - Een theorie van rechtvaardigheid

De Amerikaanse moraalfilosoof John Rawls (1921-2002) heeft ook in ons land zijn sporen achtergelaten, maar zijn hoofdwerk A theory of justice (1971, herziene editie 1999) is nu pas in het Nederlands vertaald. Tegelijk verscheen van zijn exegeet Percy B. Lehning een introductie.

Een theorie van rechtvaardigheid, zoals het lijvige boek van Rawls in het Nederlands heet, bouwt voort op Kant en het aloude gebod ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Het basisprobleem is daarbij de moeizame relatie tussen concept en werkelijkheid – mensen verschillen nu eenmaal bijzonder van elkaar, dus wat mij heel aangenaam lijkt, kan een ander juist weer tegenstaan en vice versa. Het is derhalve zaak om tot een gemeenschappelijke grond te komen, iets wat alle mensen delen en wat als basis kan dienen voor een rechtvaardige samenleving, bij gebrek aan een universele waarheid waaraan we ons allen moeten onderwerpen. Zijn zelf verkozen vijand is het blinde utilitarisme, waar hij een ethische variant op heeft bedacht.

John Rawls
John Rawls

Rawls poneert in eerste instantie een systematiek tot verdeling van schaarse goederen waar niemand zonder kan, zeg maar elementaire basisbehoeften als voedsel, vrijheid en zelfrespect – en verlaat daarmee van aanvang af al het beoogde uitgangspunt van objectiviteit, die bij hem au fond neerkomt op de gemiddelde opvattingen en voorkeuren van alle deelnemende subjecten. Hij ontwikkelt voor die rechtvaardige distributie het verschilbeginsel: als oneerlijke verdeling – binnen arbitraire grenzen – leidt tot een algemene verhoging van welzijn, is die gerechtvaardigd.

Sluier van onwetendheid

Cruciaal is een onderscheid tussen wie wel mee mag delen en wie niet. Teneinde niet geheel te verzinken in een moeras van relativerende terzijdes schaart hij alles wat hem niet zint onder de irrationele opvattingen, die vanwege hun afwijkendheid als vanzelf niet mee mogen doen. Om nu uit te maken waar de scheidslijn ligt, hanteert hij een concept dat hij de ‘sluier van onwetendheid’ noemt, wat het beste geïllustreerd kan worden aan de hand van een eenvoudig, voor de gelegenheid zelf verzonnen voorbeeld: wie moet beslissen of vrouwen gelijkwaardig zijn aan mannen, mag achter de sluier zelf niet weten welk geslacht hij of zij is, want alleen dan zal hij de juiste keuze maken, althans niet worden gehinderd door kennis die hem op een egoïstisch spoor zet. Weet een man immers dat hij man is, dan bestaat de kans dat hij de vrouw tot de dieren rekent, en hoewel Rawls – zonder opgaaf van redenen – vindt dat wij de dieren niet wreed mogen behandelen (wat dat op zijn beurt ook mag betekenen), rekent hij ze toch niet tot de kring die mee mag delen.

Zo ontstaat in de gedachtegang die Rawls ontvouwt vanzelf een praktische ethiek: tijdens een moreel dilemma biedt een terugkeer – in de geest – naar de hypothetische Rawlsiaanse grondtoestand achter de sluier van onwetendheid uitkomst. Dat klinkt allemaal prachtig, ware het niet dat de theorie alleen sluitend kan worden gemaakt door het uitsluiten van datgene wat nou juist de problemen veroorzaakt, de menselijke psyche voorop. In het derde en laatste deel van dit volumineuze werk besteedt hij nog wel aandacht aan moraalpsychologie, maar dat is vooral een theoretische exercitie, die op momenten zelfs de lachlust opwekt, bijvoorbeeld waar hij objectief vaststelt hoe een mens gelukkig kan worden. De vinger leggen op zwakke plekken in zijn psychologische omzwervingen zou een aanzienlijk essay vergen, volstaan kan worden met de vaststelling dat Rawls vooral oog heeft voor nurture, waar onderzoek juist de invloed van nature meer en meer plaats geeft in de ontwikkeling van de mens en deszelfs morele gevoelens en overtuigingen. In een aantal opmerkelijke passages schemert zelfs het utopistische geloof door dat een rechtvaardige samenleving ook daadwerkelijk betere mensen kweekt.

Moslims

Man with Veil
Man with Veil

Vernauwen we alle problemen in het ondermaanse tot hetgeen mensen elkaar onderling aandoen, dan mag duidelijk zijn dat juist de uitwassen zich niet in het korset van Rawls laten dwingen. Wie bijvoorbeeld uit religieuze overtuiging een vol verkeersvliegtuig een wolkenkrabber injaagt of de overtuiging heeft dat vrouwen de helft waard zijn van wat mannen voorstellen, onttrekt zich logisch doorredenerend aan het rechtvaardigheidsbeginsel en mag vanzelf niet meer meedoen. Met Rawls zouden we dus ruim een miljard moslims wereldwijd wegens de absurditeit van hun levensbeschouwing en de strijdigheid daarvan met de mensenrechten die ten grondslag liggen aan zijn uitgangspunt, uit moeten sluiten van de morele wereldgemeenschap – wat praktisch niet zal gaan werken, maar ook weer niet spoort met de gewetensvrijheid die hij als onvervreemdbaar grondrecht poneert. En dan hebben we het nog niet eens over de christenen, boeddhisten, hindoes en andere religieus bevlogenen.

Bovendien blijft onduidelijk op welke grond we die lijn trekken, een kwestie waarop Rawls ook geen antwoord weet. Veel verder dan wat zijn intuïtie hem ingeeft komt hij niet, waarbij het opvalt hoe tijd- en cultuurgebonden zijn opvattingen zijn, wat opnieuw vloekt met de nagestreefde objectiviteit. Zo rekent hij iets contingents als het monogame huwelijk tot de fundamenten. Op een gegeven moment noemt hij dat instituut zelfs ‘heilig’. Ik bedoel maar. Opvallend vaak schemert een utopisch idealisme door de regels, waar hij bijvoorbeeld
schrijft: “Wij kunnen niet om weloverlegde rationaliteit heen”. In de internationale
wereldgeschiedenis echter schittert die veronderstelde rationaliteit meestal door
afwezigheid.

Wat Rawls hooguit heeft bereikt, is het omstandig zichtbaar maken van de enorme kloof die gaapt tussen enerzijds de neo-Kantiaanse systematiseerdrift en moraalfilosofie in bredere zin, en het dagelijks leven anderzijds, maar dat wisten we al. Dat zijn stijl het begrip gortdroog een geheel nieuwe en nooit verwachte invulling geeft helpt ook al niet mee. Wie zich dagen, zo niet wekenlang millimeter voor millimeter op het spekgladde terrein van de moraalfilosofie wil wagen heeft aan het hoofdwerk een fantastische uitdaging. De belangstellende leek vindt alles wat daarin staat en nog veel meer in het aanzienlijke behapbaardere deeltje van Lehning, die glashelder het denken van Rawls uiteenzet.

Percy B. Lehning • Rawls • Uitgever: Lemniscaat • Prijs: € 12,50 • 298 bladzijden • ISBN: 9056377981

Theater / Voorstelling

Wilde man in metro

recensie: Onderbuikblues (RO Theater)

‘De wilde man’ heet de man in Onderbuikblues. De wilde man reist per metro van noord naar zuid, met zijn muts over zijn oren en een koptelefoon op zijn hoofd. Hij becommentarieert in een monoloog van twintig haltes zijn medepassagiers en de wereld in het algemeen.

~

Zijn observaties zijn scherp en mededogenloos. Alles en iedereen moet het ontgelden: jong en oud, surfers en diplomaten, vreemdelingen en kantoorklerken, optimisten en snelwandelaars. De wilde man snakt naar schoonheid en vervoering maar treft slechts lelijkheid en leegheid tijdens zijn ondergrondse reis. Dit stuk van Peter Handke wordt nu voor het eerst in Nederland gespeeld in een regie van Alize Zandwijk.

Concentratie

De Oostenrijkse Handke heeft veel gemeen met zijn landgenoot Thomas Bernhard. Beide schrijvers zorgen voor controversie, confrontatie en monologen vol venijn. De tekst van Onderbuikblues is overweldigend – alleen al door zijn lengte – en niet eenvoudig, maar het publiek op deze premièreavond luistert geconcentreerd. De wilde man wordt sterk en virtuoos vertolkt door Herman Gilis. Hij richt zich regelmatig rechtstreeks tot het publiek (‘Ik ken jullie zowel van buiten als van binnen. Jij daar, jij hebt ingegroeide teennagels…’) en je voelt je des te meer aangesproken omdat de zwartgallige observaties zo raak zijn. Die teennagels zijn nog wel het minste. Al je menselijke tekortkomingen, je huichelachtigheid en je ijdelheid worden genadeloos voor het voetlicht gezet.

Transformatie

~


Gilis krijgt tegenspel van Fania Sorel. Zwijgend maar met een levendige mimiek geeft ze in haar eentje enkele medepassagiers – en zo ook de hele mensheid die hier onder vuur ligt – gestalte. Van een dikke man met snor, kostuum en bagageset verandert ze subtiel en langzaam in de ranke ‘wilde vrouw’ die de laatste scène een verrassende draai zal geven. Haar komische, lichte en zwijgende spel laten het isolement van de tierende wilde man nog beter tot zijn recht komen.

Decor

Boven de rode plastic stoeltjes in het decor hangt een groot reclamebord (Connecting people) met daarop een bont gezelschap, waaronder de paus en Mickey Mouse, dat aanzit voor het laatste avondmaal. God is dood, zijn gezicht is zwart gemaakt, en de prullenbak puilt uit met de resten van snel verorberd fast-food. Het alledaagse grootstedelijke tafereel, een metrotunnel, wordt in deze setting nog troostelozer en betekenisvol, mede door het mooie lichtgebruik.

Schreeuw

Het getier van een zonderlinge man wordt in deze voorstelling, mede door het sterke spel en de zorgvuldige regie, een schreeuw van walging en pijn om het verlies van de schoonheid. Middenin het leven, mooi en actueel. Koop gerust een kaartje.

Onderbuikblues is nog te zien tot en met 20 mei 2006. Actuele informatie over speeldata vind je hier.

Boeken

Tendentieuze Quatsch

recensie: Edwin Page - Quintessential Tarantino

.


Scène uit <i>Reservoir Dogs</i>
Scène uit Reservoir Dogs

Schrijver Edwin Page noemt in hoofdstuk 1, voor de beginnende QT-adept, nog even de vijf vuistregels van het postmodernisme. In de daarop volgende kapittels vat hij Tarantino’s oeuvre scène na scène samen, en suggereert hij voor de vorm een soort academische aanpak, met veel retorische vragen en voetnoten. Daarbij zijn de voornaamste informatiebronnen Google en een onwrikbaar geloof in Tarantino. Alles wordt door Page op het onleesbare af gelardeerd met de zwemen videonostalgie en spijbelaarskoketterie die we zo van de Tarantino-congregatie gewend zijn. Nee, Tarantino ging niet naar een filmschool; ja, Tarantino werkte in een videotheek. Die eredienst moet erbij, ik weet het, dat schijnt verplicht te zijn, maar bij Page volgt er op een of andere wijze uit dat elke scheet een bewijs is van Quentin Tarantino’s geweldige talent. Waarom tijd en talent verspild aan zulke in pedanterie zwelgende, misselijkmakende kontkruiperij? Er komen genoeg Tarantino-studies uit, die hun stem niet hoeven te verheffen om hun gelijk te halen – welk volwassen mens zou dat prachtfonds willen bezoedelen met de suggestie dat dit soort bakvissenhysterie er in thuishoort?

Niet kunnen of niet willen

Een treurige gedachte dringt zich soms op: dat Page misschien wel degelijk in staat zou zijn geweest een interessant, goed gefundeerd boek te schrijven. Want niet alles is slecht, of wordt bedolven onder superlatieven. Uitschieter is het hoofdstuk over Natural Born Killers; de film waarvan Tarantino naar verluidt ooit zei: “That is not the original story I wrote and the movie was also made into a fucking piece of crap.” Tarantino vindt het geen goede film, en daarom kan Page de film eigenlijk niet met goed fatsoen prijzen. Dus ziet hij zich gedwongen de film zo correct mogelijk te analyseren. Daardoor ontstaat zo’n indrukwekkend beeld van Stones adaptatie, dat gaandeweg Pages ontzag tussen de regels door begint te sijpelen. Tot op het punt waarop hij letterlijk tegen de meester ingaat:

[Natural Born Killers] is not a film that shows a love of cinema, it is one turned into a vehicle for Stone’s own opinions. This is why Tarantino has distanced himself from the work. (…) However, Tarantino describes Mickey and Mallory as ‘a flower that could only bloom amidst a grotesque fast food culture’, and this is what happens in the movie.

Wat is dan Tarantino’s probleem met NBK? Is Stones mening het enige dat hem stoort? Is Tarantino letterlijk anti-mening, anti-inhoud? Page raakt hier eindelijk eens écht aan iets essentieels. Maar hij werkt het niet uit. Iets dergelijks gebeurt wel vaker. Zo heet een zin uit True Romance: “a reference to Shakespear’s Hamlet, something regarded as ‘high’, literary art.” Die aanhalingstekens rond high suggeren dat Page iets postmoderns, misschien wel iets rebels te zeggen heeft over dat onderscheid, maar dat is niet het geval. De sneer naar Shakespeare – en met hem alle ouderwetse cultuurdragers – hangt maar een beetje in de lucht. Of zou Page bedoelen dat Tarantino wel eens een boek gelezen moet hebben? In dat geval is het de zoveelste intellectualistische verantwoording van de ‘pulpist’ Tarantino als kunstenaar. Zijn we dat stadium inmiddels niet eens gepasseerd?

Scène uit <i>Kill Bill 2</i>
Scène uit Kill Bill 2

En zo valt Page wel vaker door de mand. Bijvoorbeeld als hij stelt dat Elle Drivers Pontiac Firebird een verwijzing zou zijn naar het ‘blaxploitation’-genre. Waarom zoekt Page het zo ver, als Kill Bill 2 naar zijn eigen zeggen aan elkaar hangt van verwijzingen naar westerns en de Noord-Amerikaanse Prairie? In de Amerikaanse filmmythologie is er maar één Firebird die er toedoet, en dat is die van Burt ‘Bandit’ Reynolds, in Smokey and the Bandit.

Commercie

De korrelige, schijnbaar willekeurig gekozen plaatjes, en de slijmerige ‘pulp quotes’ en ‘pulp facts’ maken onbedoeld een hoop goed. De lovendste volzinnen van zowel gerespecteerde recensenten als volslagen onbekenden worden netjes in kleine zwarte boxjes gezet. Zo moeten ze ons van iets overtuigen – volgens de aloude drogreden ‘iedereen vindt het, dus het is zo’. Tot welk inzicht ze ons dienen over te halen, wordt nooit duidelijk. Misschien had de zetter nog ruimte over, wie weet. Ze zullen in ieder geval niet te weinig ruimte gehad hebben. Wie Tarantino’s oeuvre in een ruwe 350 pagina’s wil behandelen, is nooit van plan geweest de essenties te bespreken, laat staan volledig te zijn. Wat wilde Page dan wel? Snel geld verdienen.

Muziek / Album

Handelaars in Geluk

recensie: The Flaming Lips – At War with the Mystics

Hallo, goedemiddag.
Heeft u even tijd voor een kort gesprek?
Dank u.

Nee hoor, nee… ik ben niet van de kerk.
Ik zou graag eens met u praten over de verlossing, over de schoonheid van het leven.
Wat zegt u?
Daar is niks schoons aan?
Ik denk dat er wel degelijk…
Maar meneer, geef me even de kans om…

Fijn dat u toch de deur nog even opendoet, dankuwel.

Koffie graag.., nee hoor, zwart.

~

Ik ben inderdaad een handelaar, een handelaar in geluk…
Ja, dat is een logische reactie, ik begrijp dat u zo cynisch moet lachen, doch geeft u mij de kans het uit te leggen.
Zeven jaar geleden werd ik geraakt door een komeet. Een muzikale komeet welteverstaan. Eentje die ik niet aan zag komen. En sinds die tijd ben ik bevrijd. Bevrijd van de uitzichtsloosheid van het bestaan, van de negativiteit die mij omringde. Ik zie de wereld anders.

Ik weet dat het truttig klinkt, maar…
Houdt u van muziek?
Aaah, The Beatles, The Beach Boys… oh, alleen van vroeger. U heeft die platen niet meer?

Kijk, dan weet u nog precies hoe u zich voelde toen u Pet Sounds voor het eerst hoorde. De overweldigende grootsheid van het geheel en het directe van de persoonlijkheid van Brian Wilson? God Only Knows, Caroline No en het troostende van Let’s Get Away for a While. Ik wist niet dat een instrumentaal liedje van een kleine twee minuten zoveel impact kon hebben.

U ook niet, dan hebben we dat gemeen? Ach, ik ben zo blij dat ik u zie lachen.
Ik zal u u laten zien wat ik heb meegebracht…

The Soft Bulletin van The Flaming Lips. Hiermee is het voor mij begonnen, mijn devotie.
Die blauwgele voorkant, of is het paars…
Als ik er naar kijk, krijg ik al een brok in mijn keel.

Veel mensen vonden Nirvana’s Nevermind de beste plaat van de jaren negentig… Ik niet meneer. Al jaren luister ik zo eens in de week of eens in de twee weken naar The Soft Bulletin en ik kan er vervolgens weer voor honderd procent tegenaan. Het is de plaat die Brian Wilson aan Paul McCartney had kunnen voorleggen als antwoord op… ach, wat zeur ik toch eigenlijk. The Flaming Lips leven in het hier en nu en zijn verantwoordelijk voor één van de meest magistrale oeuvres die de muziekgeschiedenis rijk is.

Net zo goed als The Beach Boys?
Absoluut!
In een andere tijd weliswaar, maar The Flaming Lips verwerken het beste van Brian Wilson, The Beatles, Queen en Pink Floyd in hun muziek!
Aha! U bent nieuwsgierig geworden?
Dan presenteer ik u met alle plezier At War with the Mystics. Het nieuwe zoveelste meesterwerk van The Flaming Lips waarin je jezelf helemaal kunt verdrinken. Altijd weer die opbeurende nummers gecontrasteerd met confronterende teksten, de schoonheid, de ultieme ervaring. Elke plaat, ja echt elke plaat is een ervaring op zich. De geluidsstudio is het belangrijkste instrument van deze band. En daar halen ze samen met producent Dave Fridmann zoveel rijkdom uit, dat je er bang van wordt. Nee, niet overdreven, eenmaal binnen, leef je in de wereld van Wayne Coyne. De wereld vol onzekerheden die immer op het punt staat te vergaan, maar toch altijd de mogelijkheid heeft gered te worden. Die troostende positiviteit:

“Now listen, I don’t know the dimensions of outer space // but if our ability to feel love, turns out to be just a cosmic accident // I like to thinks this means that the universe is on our side.”

Een tekst van het nummer Sunship Balloons van de prachtige ep Ego Tripping at the Gates of Hell. Maar ook At War With the Mystics kent schitterende verhandelingen over vogels die je niet in de steek laten in de winter, over het eeuwige doorgaan, over het heel klein zijn in een grote ruimte en over het ‘geluid van mislukking’ dat om je roept.

Hoewel At War With the Mystics fragmentarischer is dan The Soft Bulletin en Yoshimi Battles the Pink Robots uit 2002 is het weer een grootse ervaring zoals je die alleen van The Flaming Lips kunt verwachten. Deze band is een enorme rots in de branding, een groep die mij de straat op laat gaan om gelukkige, maar vooral ook minder optimistische mensen zoals u ervan te overtuigen dat het leven ook heel mooi kan zijn. Al is het maar voor een klein uurtje. Al mijn vrienden en kennissen heb ik al dan niet tevergeefs proberen over te halen. Nu is hopelijk de beurt aan u. Ervaar die oprechte positiviteit en die schoonheid, dan zal u gered worden!

Dank dat u me liet uitpraten.

Wat het moet kosten?
Ik leen u die platen met alle plezier.

Ogen dicht… luister maar.
Wacht, ik zet hem nog wat harder.

Ho pauze, mag ik u ook nog even deze folder aanbieden waarop wat bijeenkomsten staan. Op 27 april hebben we een samenzijn in de grote kerk aan de Weteringschans in Amsterdam, u bent van harte welkom en op Pinkstermaandag is er nog een grotere zaal afgehuurd in het uiterst spirituele dorp Landgraaf.

Film / Films

Voor kinderen van 9 tot 99

recensie: Opal Dream

Regisseur Peter Cattaneo verwierf in 1997 internationale bekendheid met zijn bioscoophit The Full Monty. Na dit gigantische succes doofde zijn sterrenstatus al snel. In 2001 maakte hij nog een Britse comedy, Lucky Break, die erg in het verlengde lag van zijn hitfilm over arbeiders die als strippers de kost willen verdienen. Tijd om het over een andere boeg te gooien, moet hij gedacht hebben. De lieve familiefilm Opal Dream is hiervan het resultaat.

~

Het verhaal speelt zich af in een klein plaatsje in de woestijn van Australië waar opaal in de grond zit. Het gezin bestaat uit vader, moeder, broer en zus. Vader besteedt bijna al zijn tijd in de mijnen, moeder werkt in de plaatselijke supermarkt, waardoor de kinderen vaak alleen zijn. De jongste, dochtertje Kellyanne, heeft weinig vrienden maar is niet eenzaam. Ze heeft namelijk twee onzichtbare vriendjes: Pobby en Dingan. De rest van het gezin heeft hier erg veel moeite mee en doet vele pogingen om het meisje te laten inzien dat haar speelkameraadjes niet bestaan. Langzaam leert men dat iedereen de werkelijkheid anders interpreteert en dat dromen net zo belangrijk zijn als de realiteit van alledag.

Irritant

Je kunt je de eerste twintig minuten van de film erg irriteren aan Kellyannes voortdurende gedweep met de twee fantasiefiguren. Naarmate de film vordert word je meer en meer binnen de verbeeldingswereld van het meisje gezogen. Haar broer Ashmol fungeert als een gids in de film. Ook hij beleeft eerst irritatie en afkeer, om daarna de fantasiewereld van zijn zus te begrijpen en te accepteren. Kinderen zullen waarschijnlijk precies het omgekeerde denken (“wat zijn die volwassen toch rotmensen”) en vanaf de eerste beelden meeleven met het wel en wee van het jonge meisje.

~

Peter Cattaneo laat met Opal Dream zien dat hij na The Full Monty nog meer pijlen op zijn boog heeft. Hij begrijpt hoe je een familiefilm voor zowel ouders als kinderen moet maken. Deze kleine lieve film is een welkome afwisseling met al het Harry Potter-geweld van de afgelopen jaren. Er worden mooie thema’s aangesneden zoals de kracht van de verbeelding en de onvoorwaardelijke liefde tussen broer en zus. Ook de twee denkbeeldige figuurtjes worden benaderd als volwaardige personages in het verhaal zonder dat je ze ook maar één keer ziet. De vraag of Pobby en Dingan nu echt bestaan of dat het hersenspinsels van een kind zijn laten de makers dan ook wijselijk in het midden. Tenslotte een tip voor alle ouders die met hun kroost deze film gaan bekijken: neem alvast genoeg lolly’s mee. Dit snoepgoed vervult een sleutelrol in de film.

Film / Films

Broeierige relaties

recensie: La Ciénaga // La Niña Santa

De kinderen uit de films van Lucrecia Martel hebben vaak een zeer levendig elan. Of ze nu rondlopen als losgeslagen wild of obsessief katholiek zijn, de energie straalt van ze af. De ouderen in Martels films worden echter meestal neergezet als vergane glorie die zich op een meelijwekkende manier in een nieuw jasje probeert te steken.

Scène uit <i>La Ciénaga</i>
Scène uit La Ciénaga

De eerste twee films (La Ciénaga en La Niña Santa) van de Argentijnse regisseur Lucrecia Martel doen qua verhaal en klasse niet voor elkaar onder. Met haar magisch realisme verbijsterde deze regisseuse de filmwereld. Haar onbekende werelden lijken logische bespiegelingen op de dagelijkse realiteit. Er zijn vaste thema’s in te ontwaren, zoals het verlangen naar volwassenheid of juist naar jong zijn. Ouders hebben vaak moeite hun kinderen op te voeden. De moeders proberen het nog, maar de vaders zijn schuinsmarcheerders. Ze lopen maar wat verloren rond en zwalken dronken van etablissement naar etablissement. De families die in films van Martel in beeld worden gebracht bestaan uit laveloze volwassenen met uitgebluste levens. Waar de volwassenen alle grenzen van het menselijke al voorbij zijn, zoeken de kinderen die nog op: de grenzen van het incestueuze worden afgetast, van pijn, van geweld, van liefde, van luiheid en zelfs van hygiëne. De films gaan echter niet zozeer over de neergang van individuen, maar meer over het functioneren van mensen binnen een groter, maatschappelijk verval.

La Ciénaga

In het overrompelende debuut La Ciénaga zien we een grote familie de hete zomer doorbrengen op een landgoed in een moerassig gebied ergens in Argentinië. Het is een familie waar de glans van af is en waar de jongelingen de passie voor het leven opeisen. De beide ouders lopen er verveeld bij en laten de kinderen hun gang gaan, met een paar ernstige gevolgen. La Ciénaga won terecht verschillende prijzen waaronder die van beste debuutfilm op het Filmfestival van Berlijn.

La Niña Santa

Scène uit <i>La Niña Santa</i>
Scène uit La Niña Santa

In La Niña Santa gaat het om de driehoeksverhouding tussen de zestienjarige Amalia, haar gescheiden moeder en de brutale dokter Jano, die speciale plannen heeft met de beide dames. Zijn manier van handelen wekt zeker geen sympathie op bij de kijker, maar maakt hem wel tot een intrigerend personage. De film kabbelt in het begin nog gemoedelijk voort, maar halverwege komt er meer spanning in, vooral opgewekt door de blik van dochterlief. Ze bekijkt alles met een combinatie van onbegrip en fascinatie. De dokter wordt volgens haar van ‘bovenaf’ gestuurd en zijn seksuele toespelingen maken haar week. De climax wordt uiteindelijk ingetogen en vakkundig gepresenteerd. Anders dan in La Ciénaga komt het slot niet hard aan. Het is juist een heel subtiel einde, vooral doordat er weinig tekst in wordt gebruikt. Het talent van Lucrecia Martel ligt dan ook vooral in dit soort speciale, half magische realisme, waarmee ze de broeierige en verstikkende relaties binnen een familiale gemeenschap meesterlijk weet weer te geven.