Tag Archief van: landscape

Film / Films

Verstikkende moederliefde

recensie: Mon fils à moi

‘Julien! Julien!’ Het is een dwingende lokroep waarmee de moeder voortdurend haar positie doet gelden in relatie tot haar zoon. Het klinkt moederlijk bezorgd, maar al gauw ontgaat je de onverbiddelijke en bezitterige ondertoon niet meer in Mon fils à moi. Die titel is veelzeggend, en omdat de film begint met het einde, is de thematiek meteen duidelijk en de plot weinig verrassend. Dat is geen gemis, integendeel: alle aandacht gaat uit naar de manier waarop dit verhaal over verstikkende moederliefde wordt neergezet. Daarmee wint de film slechts aan overtuigingskracht.

~

Julien (debutant Victor Sévaux) is een jaar of dertien en bevindt zich in dat fysieke en emotionele schemergebied tussen kind en adolescent; tussen kneedbaar en vertederend enerzijds, en eigenzinnig en seksueel anderzijds. Op school en bij oma heeft hij een vriendinnetje en een hippe coupe, thuis draagt hij een keurige scheiding en danst hij met zijn moeder op oubollige muziek. De overdreven aandacht van Maman (Nathalie Baye) lijkt Julien weinig te deren, al is zijn dubbelleven op den duur niet houdbaar; opgroeien zal hij toch. Moeders halsstarrige onwil dat in te zien levert enkele pijnlijke scènes op. Ronduit gênant is het als Maman Julien dwingt zijn handen voor zijn kruis weg te halen, omdat ze ‘dat toch al zo vaak’ heeft gezien.

Escalatie

Na een opeenstapeling van incidenten en de ontdekking dat haar zoon een vriendin heeft (je zou bijna zeggen: op iemand anders dan háár verliefd is) slaat de moeder door. De psychologische oorlogvoering tussen moeder en zoon op zichzelf overtuigt, dankzij het voortreffelijke spel van Baye en Sévaux en de onheilsspellende sfeer binnenshuis. Julien wordt in het nauw gedreven en verzet zich op klassieke kinderwijze: door zijn bord niet leeg te eten.

~

De gezinssituatie is minder sterk. Een afwezige, immer werkende vader die zich verlaat op zijn (huis)vrouw is nog tot daaraan toe en waarschijnlijk als typisch Frans bedoeld. Maar dat Papa het nogal sullig laat afweten als de waanzin van zijn vrouw escaleert, irriteert en wringt een beetje. Een mogelijke verklaring voor het gedrag van Maman ontbreekt jammer genoeg. De film drijft op de toenemende spanning tussen moeder en zoon, maar omdat je het einde al weet, was enige psychologische verdieping welkom geweest. Als gedragsstudie van een situatie die ongetwijfeld meer voorkomt dan we kunnen bevroeden, is Mon fils à moi dankzij uitstekende hoofdrolspelers absoluut de moeite waard.

Film / Films

Verstikkende moederliefde

recensie: Mon fils à moi

‘Julien! Julien!’ Het is een dwingende lokroep waarmee de moeder voortdurend haar positie doet gelden in relatie tot haar zoon. Het klinkt moederlijk bezorgd, maar al gauw ontgaat je de onverbiddelijke en bezitterige ondertoon niet meer in Mon fils à moi. Die titel is veelzeggend, en omdat de film begint met het einde, is de thematiek meteen duidelijk en de plot weinig verrassend. Dat is geen gemis, integendeel: alle aandacht gaat uit naar de manier waarop dit verhaal over verstikkende moederliefde wordt neergezet. Daarmee wint de film slechts aan overtuigingskracht.

~

Julien (debutant Victor Sévaux) is een jaar of dertien en bevindt zich in dat fysieke en emotionele schemergebied tussen kind en adolescent; tussen kneedbaar en vertederend enerzijds, en eigenzinnig en seksueel anderzijds. Op school en bij oma heeft hij een vriendinnetje en een hippe coupe, thuis draagt hij een keurige scheiding en danst hij met zijn moeder op oubollige muziek. De overdreven aandacht van Maman (Nathalie Baye) lijkt Julien weinig te deren, al is zijn dubbelleven op den duur niet houdbaar; opgroeien zal hij toch. Moeders halsstarrige onwil dat in te zien levert enkele pijnlijke scènes op. Ronduit gênant is het als Maman Julien dwingt zijn handen voor zijn kruis weg te halen, omdat ze ‘dat toch al zo vaak’ heeft gezien.

Escalatie

Na een opeenstapeling van incidenten en de ontdekking dat haar zoon een vriendin heeft (je zou bijna zeggen: op iemand anders dan háár verliefd is) slaat de moeder door. De psychologische oorlogvoering tussen moeder en zoon op zichzelf overtuigt, dankzij het voortreffelijke spel van Baye en Sévaux en de onheilsspellende sfeer binnenshuis. Julien wordt in het nauw gedreven en verzet zich op klassieke kinderwijze: door zijn bord niet leeg te eten.

~

De gezinssituatie is minder sterk. Een afwezige, immer werkende vader die zich verlaat op zijn (huis)vrouw is nog tot daaraan toe en waarschijnlijk als typisch Frans bedoeld. Maar dat Papa het nogal sullig laat afweten als de waanzin van zijn vrouw escaleert, irriteert en wringt een beetje. Een mogelijke verklaring voor het gedrag van Maman ontbreekt jammer genoeg. De film drijft op de toenemende spanning tussen moeder en zoon, maar omdat je het einde al weet, was enige psychologische verdieping welkom geweest. Als gedragsstudie van een situatie die ongetwijfeld meer voorkomt dan we kunnen bevroeden, is Mon fils à moi dankzij uitstekende hoofdrolspelers absoluut de moeite waard.

Film / Films

Flauwe film, grappige dvd

recensie: Talladega Nights: The Ballad of Ricky Bobby

Snelheid en liefde voor auto’s zit Ricky Bobby (Will Ferrell) in het bloed. Niet zo vreemd, want hij werd in het racemonster van zijn vader geboren toen die naar het ziekenhuis scheurde. Vaders laat het gezin al snel in de steek, maar zijn motto “If you ain’t first, you’re last!” zal Ricky Bobby’s leven gaan beheersen.

Ricky Bobby en zijn boezemvriend Cal Naughton, Jr. (John C. Reilly) zijn monteurs van een NASCAR-raceteam als op een dag de coureur niet verder wil rijden. Ricky springt in de wagen en ontpopt zich vervolgens tot een regelrechte sensatie. Hij rijgt vervolgens het ene succes aan het andere, maar alles gaat mis als hij concurrentie krijgt van de Franse coureur Jean Girard (Sacha Baron Cohen).

Ferrel & McKay

~

Talladega Nights (2006) is de tweede speelfilm die Ferrell samen maakte met co-schrijver en regisseur Adam McKay, zijn oude maatje van Saturday Night Live). Beiden maakten eerder Anchorman: The Legend of Ron Burgundy. Die film was grappig door zijn bij vlagen lichtsurrealistische inslag en doordat hij bevolkt werd door talloze bizarre, maar erg geslaagde typetjes. Het duo maakt sinds kort ook het internet onveilig met hun website funnyordie.com. Hierop kunnen zij (en bevriende komieken) hun komisch talent tonen, vaak (landlord Pearl!) met hilarisch resultaat. Dat beloofde dus wat voor Talladega Nights, waar Ferrell bovendien hulp kreeg van onder andere Baron Cohen (Ali G en Borat) en Reilly (Boogie Nights, Magnolia).

Het eindresultaat valt helaas tegen. Toegegeven: de autoraces zijn bijzonder spectaculair in beeld gebracht en zouden in geen enkele Bruckheimerfilm misstaan. Maar de typetjes zijn plat en de grappen missen te vaak het absurdistische dat Ferrel-humor doorgaans kenmerkt. Zelfs Baron Cohens personage – met een ontzettend slecht Frans accent – is geen enkel moment grappig. Bovendien blijkt de NASCAR-wereld zich, in tegenstelling tot bijvoorbeeld die van het ijsdansen in Blades of Glory, minder te lenen voor humoristische situaties. Kortom: er valt opvallend weinig te lachen.

Bonus

~

En dan, op het moment dat de film afgelopen is en je min of meer opgelucht bent dat je de dvd er uit kunt halen, besluit je toch maar de vele extra’s te bekijken. Die blijken uiteindelijk grappiger dan de film zelf, zoals het bizarre audiocommentaar van onder andere McKay en acteur Ian Roberts (die elke keer bijzonder opgewonden raakt als ie zichzelf in beeld ziet). In de film zagen we al hoe de twee zoontjes van Ricky Bobby (met de onvergetelijke namen Walker en Texas Ranger) hun opa volledig verrot scholden. Bij de extra’s krijg je uitgebreid te zien hoe de jochies improviserend tot dit resultaat zijn gekomen, wat werkelijk hilarisch is. Daarnaast zijn er veel bloopers, interviews, audities en verwijderde scènes te bekijken die bij vlagen erg vermakelijk zijn. Zo valt er gelukkig op deze dvd van een niet-grappige film toch nog een hoop te lachen.

Muziek / Album

Weltschmerz met een sprankje hoop

recensie: Editors - An End Has a Start

In 2005 verraste een viertal jongens uit Birmingham de muziekwereld met het album The Back Room, een verzameling zwartgallige nummers subliem gedragen door de diepe en warme stem van zanger Tom Smith. Het album was een doorslaand platina succes. Deze zomer is de band terug, met een album dat wat meer ‘pop’ is dan het wave/postpunk-debuut. Smith is als zanger sterk gegroeid en maakt hier en daar een zelfs een uitstapje naar een zoete ballad met clichéteksten.

An End Has a Start moet het hebben van de uptempo nummers, het inmiddels herkenbare gitaargeluid (net zo karakteristiek als bijvoorbeeld het gitaarspel van The Edge) en de donkere, diepe stem van Smith. Op het openingsnummer en tevens de eerste single Smokers outside the Hospital Doors duiken de heren meteen het diepe in. Het wrange beeld van de titel komt tot leven als Smith tergend langzaam de tekst van het refrein inzet terwijl tegelijkertijd de drums en de gitaren versnellen. Deze goed werkende truc wordt herhaald op Bones, dat voor het verschijnen van dit album al vaker in de livesets te horen was. De paniek en de angst zijn voelbaar: “Retreat, retreat, I’ve fallen at the low tide.” Editors speelt duidelijk met gevoelens van eenzaamheid en vervreemding, maar gelukkig is er altijd nog wat hoop die doorklinkt. Mede door de tweede zanglijnen en de extra pianopartijen klinkt An End Has a Start ook weidser en epischer dan het debuut.

Glad ijs

~


Met The Weight of the World, het derde nummer van het album, begeeft de band zich op glad ijs. De stem en de teksten van Smith zijn in de snellere nummers een doeltreffend instrument om de donkerte met een sprankje hoop te bezingen. In de ballads wordt het echter snel jengelig en clichématig. Waar in The Weight of the World de weltschmerz in de teksten het nummer nog overeind weet de houden, zakken de Editors bij Push Your Head towards the Air door het ijs. De ballad heeft een te hoog ‘alles-komt-goed’ gehalte:

“Now don’t drown in your tears babe
Push your head towards the air
Now don’t drown in your tears babe
I will always be there.”

De langzame zangpartij verandert hier in een zeurderige klaagzang zonder enige diepgang. Met name in de brug verandert Tom Smith opeens in Chris Martin die de wereld in zijn eentje probeert te redden. Dergelijke langzame popliedjes, uitmondend in een solootje met – jawel – het herkenbare Editors gitaargeluid van Chris Urbanowicz, zijn het slechtste wat Editors te bieden heeft. Gelukkig staat hier het nodige fraais tegenover, zoals het aangrijpende Escape the Nest, waarin het beklemmende gevoel van het leven in de grote stad zonder enkel uitzicht, wordt bezongen.

Tweedeling

Grofweg is het album in twee stukken te verdelen. De nummers die je meteen bij de strot grijpen en je niet meer loslaten, zoals Bones en The Racing Rats, en de langzame nummers als Well Worn Hand en Push Your Head towards the Air waarbij je na een halve minuut afhaakt. Door de eerdergenoemde prijsnummers kan An End Has a Start echter nog wel degelijk als een goede – zij het geen volwaardige – opvolger van The Back Room worden beschouwd. Vergeet alle vergelijkingen met Interpol en Joy Division; geniet gewoon van An End Has a Start, en pak zo af en toe nog even de debuutplaat erbij. Of ga kijken en luisteren op Lowlands of Pukkelpop deze zomer, want met hun zeer energieke set op Glastonbury vorige maand gaf Editors een indrukwekkend en veelbelovend visitekaartje af.

Boeken / Non-fictie

Brieven van de koning en de filosoof

recensie: Voltaire - Briefwisseling met Frederik de Grote 1736-1778

Terwijl de roep om een nieuwe Voltaire telkens opnieuw klinkt in het voorlopig nog vrije Westen, blijft het origineel boeien. Uitgeverij Van Gennep doet in eigen land werk van onschatbare waarde – en krijgt daar hopelijk bergen subsidiegeld voor – door het in vertaling uitbrengen van Voltaires werk, althans een deel daarvan, want hij was ongehoord productief. Meest recente bijdrage is een deel waarvoor de term kloek verreweg ontoereikend is, de verzamelde correspondentie tussen de filosoof en Frederik van Pruisen, later bekend als Frederik de Grote. De ruim duizend bladzijden bieden een ongekende blik op een aantal niet onaanzienlijke aspecten van de achttiende eeuw.

Voltaire
Voltaire

Frederik was nog maar een met zijn homoseksuele gevoelens kampende broekenman, toen hij epistolair in contact kwam met de oudere en fameuze filosoof, die we hier opnieuw leren kennen als een bij uitstek vrije geest. Voor degenen die nog rondlopen met de karikatuur van Voltaire zou hij louter een bot op religie en autoriteiten in hakkende persoon zijn, zal het even schrikken zijn. Het hele boek door besteedt hij talloze alinea’s aan het bewieroken van de absolute monarch Frederik, die zijn gehele leven belangstelling koesterde voor filosofie en wetenschap en beide ook met raad en daad ondersteunde, maar toch als voornaamste bezigheid had het bestendigen en door veel bloedvergieten uitbreiden van zijn rijk. Al moeten we dat natuurlijk in zijn tijd plaatsen, Frederik was wel degelijk ook een verlicht despoot die veel goeds doorvoerde.

Rijmelarij en sprankeling

Doordat de correspondentie een enorme periode beslaat, groeien we als het ware met de beide heren mee. Aanvankelijk gaat het – tussen de uitgebreide wederzijdse complimenten door – vooral om poëzie. Voltaire mag dan een geweldige zakenman en denker zijn geweest, zijn gedichten en dan vooral de gelegenheidsverzen die in de brieven staan, ontstijgen zelden of nooit het niveau van barre rijmelarij. Dat doet overigens niets af aan de sprankeling van wat beide heren schrijven, waarbij Frederik aanvankelijk nog wat timide is en Voltaire zich op werkelijk onnavolgbare wijze ongrijpbaar beweegt tussen de nu eenmaal vereiste onderdanigheid, puur eigenbelang en een filosofische verhevenheid die door de aangeslagen toon en zeker in het perspectief van de tijd alleen maar als een superieure en volkomen terechte arrogantie kan worden beschouwd. Alleen al de manier waarop hij de prins, en later de vorst, de les leest over het gebruik van de Franse taal, volgens de methode het-is-natuurlijk-prachtig-allemaal-alleen-zou-ik-dit-en-dat-net-even-anders-doen, is bijzonder vermakelijk. Naarmate de jaren verstrijken en de verantwoordelijkheden van Frederik samen met de aanvallen van jicht, waaronder hij te lijden had, toenemen wordt de toon wat serieuzer. Voor wie de talloze biografische en historische details die ter sprake komen een probleem vormen, kan verwezen worden naar de recente biografie van Roger Pearson, Voltaire Almighty. Frederik voert veldtochten tegen Jan en alleman, Voltaire drijft handel – die overigens amper ter sprake komt – en politiek in de brede zin des woords.

Frederik de Grote
Frederik de Grote

Enkele dieptepunten verdienen in dit verband genoemd te worden. Allereerst natuurlijk het overlijden van Voltaires levensgezellin Emilie in het kraambed, nota bene nadat ze zich had laten bezwangeren door een ander. Cruciaal is ook het geval Maupertuis, vertrouweling van Frederik, wiens inderdaad nogal excentrieke opvattingen door Voltaire genadeloos te kakken worden gezet, wat leidt tot een verwijdering die na enige tijd wel bijtrekt, maar toch zijn sporen nalaat. Hoe geweldig diplomatiek Voltaire ook kon opereren, zijn ware aard verloochenen lukte lang niet altijd. Uiteraard speelde bij de affaire nog veel meer mee: Frederik zal ook teleurgesteld zijn geweest dat zijn ideaal van een vrije filosofenrepubliek, althans een hof waarin kunst en wetenschap vrijelijk bloeiden, onder zijn hoede nooit van de grond is gekomen.

De verachtelijke godsdienst

Frederik ontwikkelt zich in de briefwisseling verder als filosoof, waarbij hij steeds dichter het standpunt van Voltaire nadert. Op een gegeven moment, we zijn dan al in de buurt van pagina achthonderd, haalt hij geweldig uit naar de gevestigde godsdienst, naar aanleiding van een reeks onfrisse incidenten. Voltaire antwoordt:

Een moedig en wijs vorst kan met geld, een leger en wetten de mensen heel goed regeren zonder de hulp van een godsdienst, die hen alleen maar kan misleiden; maar het domme volk zal altijd een godsdienst bedenken, en zolang er schurken en stommelingen zijn, zullen er ook godsdiensten zijn.

En raadt de vorst vervolgens aan zijn macht te gebruiken voor het uitroeien van l’infâme, een arbeid waar hij zelf al enige tijd op geheel eigen wijze druk mee was. Zo kennen we de oude Voltaire tenminste weer. Later wil hij de oude vorst opzetten tegen de Turken, maar Frederik voelt daar niets voor. De relatie is dan weer normaal, al blijft het vreemd dat de vorst zijn brieven dicteerde, omdat hij bang was dat Voltaire ze aan onbevoegden liet zien. Het is juist de spanning tussen enerzijds puur menselijke en ook intellectuele affectie en anderzijds de wrijvingen en botsingen tussen twee grote geesten, die deze collectie een enorme spankracht geven. De bewonderenswaardig strakke vertaling – met verklarende voetnoten – doet daar volledig recht aan, zodat dit werk in geen enkele serieuze boekenkast mag ontbreken.

Film / Films

Transformerende melkkoeien

recensie: Transformers

Natuurlijk ken ik Transformers uit mijn jeugd. Maar fan was ik niet – en ik keek er daarom ook niet naar. Ik ging dus niet naar Transformers om nostalgische redenen, of om met eigen (betraande) ogen te zien hoe Hollywood een pareltje uit mijn jeugd heeft verkracht. Nee: ik ging erheen omdat ik op z’n tijd wel houd van een ‘verstand op nul en grote zak M&M’s binnen handbereik’-film. En laat Transformers nou precies in deze categorie vallen.

Hollywoods niet aflatende strooptocht naar oude films, televisieseries en stripboeken die commercieel interessant nieuw leven ingeblazen kunnen worden, heeft in Transformers een nieuwe melkkoe gevonden. In de versie die regisseur Michael Bay (Armageddon, Pearl Harbor) en producer Steven Spielberg ons voorschotelen, staat de jonge Sam Witwicky (een goed gecaste Shia Labeouf) centraal. Hij heeft de sleutel in handen die het lot van de wereld kan beslissen: de bril van zijn opa. Klinkt bizar, maar zijn opa was een poolreiziger die op een expeditie de ingevroren transformer Megatron ontdekte, waarbij per ongeluk informatie op de bril werd geëtst over de lokatie van de ‘Allspark’. Dit is een kubus die de sleutel tot het leven beheerst, en waar het gevecht tussen de (goede) Autobot-transformers en de (slechte) Decepticon-transformers om draait.

High tech speeltjes

~

Sam komt middenin de Transformersoorlog terecht, als hij een auto koopt die niet geheel toevallig een Autobot blijkt te zijn. Ondertussen zitten de Decepticons ook niet stil en vallen het Amerikaanse leger aan omdat die meer weten over de verblijfplaats van hun leider Megatron en de ‘Allspark’. De Amerikaanse strijdkrachten leverden zo te zien maar al te graag hun medewerking aan de film; een beter platform om hun nieuwste high tech speeltjes tentoon te spreiden is er bijna niet. De vele vliegtuigen, tanks en heli’s zijn dan ook zelden (denk Top Gun) zo cool in beeld gebracht.

~

De focus ligt in de film voor een groot gedeelte verrassend genoeg vooral op de mensen, en met name op Sam: hij is de sympathieke, All-American boy next door (in feite een herhaling van zijn rol in Disturbia). Hij is niet de populairste jongen uit de klas, maar is niet op zijn mondje gevallen en bovendien heeft hij het lot van de mensheid in handen. En uiteraard heeft hij een oogje op de stoot van de school (Megan Fox) die hem, voor hij zijn auto scoorde, geen blik waardig gunde. (Met het risico uw filmavond volledig te vergallen door iets te vertellen wat u nóóít had vermoed: ja, hij krijgt aan het eind het meisje.)

Actiebombast

~


Niettemin barst de film van de actie en de vele robottransformaties en gevechten die we te zien krijgen zijn een lust voor het oog. De grote makke die actiefilms tegenwoordig vaak teistert is een vreselijk jachtige en gefragmenteerde montage. Je krijgt weliswaar het idee dat er een hoop heftige actie plaatsvindt, maar die is zo godsonmogelijk om te volgen dat je op een gegeven moment gedesillusioneerd de schouders ophaalt, en vervolgens maar afwacht wat de uitkomst van de scène is. Maar opvallend genoeg – zeker voor een Michael Bay-film – blijft dit soort onnavolgbare actiebombast beperkt tot de allerlaatste, allesbeslissende, veldslag. Deze vindt plaats midden in de stad, met alle verwoestingen van dien. Erg slim van de Amerikaanse militairen om de Decepticons daar naar toe te lokken! Het is een indicatie dat de woorden ‘plot’ en ‘logica’ helaas niet altijd even goed in Bay’s wereld op elkaar aansluiten. Niettemin zou ik zeggen: op naar deel twee. Geef die zak met M&M’s eens even door!

Muziek / Album

Vluggertje?

recensie: Xavier Rudd - White Moth

Singer-songwriter Xavier Rudd is een druk baasje. Hij heeft een gezin met twee kinderen, toert onophoudelijk en leeft deels in geboorteland Australië en deels in het Canada van zijn vrouw. In een recent interview beweerde hij dat zijn muzikantenleven voor 5% uit studiowerk en 95% live optredens bestaat. Hiermee geeft hij duidelijk blijk van zijn voorliefde voor het podium, waarmee hij de afgelopen jaren zijn faam heeft opgebouwd. Rudd’s songmateriaal vormt zich daarbij intuïtief, op willekeurige momenten, zonder voorprogrammeren. Als het goed voelt, gaat hij snel de studio in en neemt alles in één take op. Zo kan het gebeuren dat we in Europa amper zijn bekomen van zijn sterke plaat Food In The Belly en nu al weer de opvolger van deze Australiër in de schappen hebben liggen: White Moth.

~

White Moth is op zich een aardige proefdruk van het moois waartoe deze multi-instrumentalist in staat is, maar onderscheidt zich niet uitdrukkelijk van de voorganger: alleen de thematiek van de nieuwe plaat is anders. Zo is White Moth een eerbetoon aan de Aboriginals, de Australische inheemse bevolking die hevig lijdt onder het juk van de westerse maatschappij. Zijn gebruik van de yirdaki (didgeridoo), ook wel het oudste instrument ter wereld genoemd, is op zichzelf al een bewijs van respect voor deze bevolkingsgroep, maar is tevens een prettige vernieuwing in de hedendaagse folk. Zo verandert Message Stick dankzij de yirdaki en de djembé een “tribal” dansnummer in de beste Afro Celt Sound System traditie en krijgt het rockende Footprint (één van de beste nummers van de cd) een verrassend slot waarbij een kakofonie van gitaren, drums en yirdaki plaats maken voor een “tribal chant”. Ronduit schitterend is het gebruik van een Aboriginalkoor in Land Rights.

Volwaardige revuevoorstelling

Het typische Rudd-geluid staat nog steeds als een huis op White Moth. Kenmerkend zijn de rauwe zang en een hele batterij instrumenten, waarvan de Weissenborn en de drums de basis vormen. Ook alle muziekstijlen passeren opnieuw de revue, van reggae tot bluesrock, van ballad tot dansmuziek. Dit alleen al is een verdienste van jewelste, want Rudd speelt ook nog eens alle instrumenten zelf én tegelijkertijd.

Zwaar slotakkoord

~


Echter, daar waar Food In The Belly een mooi compilatieplaat was die aldoor in balans bleef, is White Moth niet evenwichtig genoeg. Zo doen de laatste vier nummers van de plaat je regelrecht verlangen naar een zacht kussen en wordt het vermoeden versterkt dat deze nieuweling wellicht te snel in elkaar is gedraaid. Alle goede intenties ten spijt, de plaat blijft niet lang genoeg boeien. Jammer, want Rudd is een rasartiest en verdient (meer) respect.

Muziek / Album

Muzikale gimmick of kunstzinnige genialiteit?

recensie: Dan Deacon - Spiderman of The Rings

Dan Deacon heeft de afgelopen drie jaar zeven albums uitgebracht, driehonderd shows gespeeld en maakt deel uit van het in Baltimore gevestigde kunstcollectief Wham City. Een bezige bij dus, maar wat doet hij nu precies? Goedkoop klinkende keyboardklanken, hypnotiseerde beats, psychedelische electronica en bewerkte vocalen vormen Deacons muzikale ruggengraat. Terwijl hij zijn publiek zowel prikkelt als irriteert het publiek, balanceert hij als een muzikale nar tussen een muzikale gimmick en kunstzinnige genialiteit.

~

De geluidskunstenaar Dan Deacon heeft niet stilgezeten: in de Verenigde Staten treedt hij aan de lopende band op en heeft hij zeven albums uitgebracht. Pas met dit album Spiderman Of The Rings lijkt Deacon een groter publiek te willen bereiken. Op het internet kunnen we alles lezen over de memorabele optredens in aftandse kelders en kunstgaleries. Talloze ‘Youtube’-filmpjes tonen Dan Deacon met een tafel vol apparatuur en een stemvervormer, waarbij hij iedereen lijkt op te zwepen. Het nieuwe album is in verschillende landen te koop en de internationale media schrijven ineens over Dan Deacon.

Keyboards en vocalen

~

Sleutelcompositie op de plaat is Wham City, vernoemd naar het DIY kunstcentrum in Baltimore. Retro keyboardklanken en bewerkte vocalen wervelen door elkaar en stuwen het nummer naar een hoogtepunt. Het geluid van Deacon klinkt als een oude spelcomputer. Telkens als je de irritatiegrens bijna bereikt, slaat het nummer om en wordt je weer verrast en meegezogen. Deacon is op zijn best in de drukke, stuwende nummers. De zwaktes op het album zijn de momenten dat Dan Deacon gas terugneemt, bijvoorbeeld bij het schetsmatige nummer Big Milk.

Gimmick of geniaal

~

Dan Deacon heeft gekozen voor een totaalconcept voor zijn muziek. Hij is onderdeel van het blitse kunstenaarscollectief Wham City. Met dit expressieve collectief balanceert Deacon tussen een slimme gimmick en een geniale manier met eenvoudige middelen moeilijke muziek te maken. Ondanks het radiovriendelijke karakter van dit album (in tegenstelling tot zijn oudere werk) is het toch te eigenzinnig voor het lokale poppodium. Zijn muziek is het best te beleven in een zweterig kraakpand waar het publiek rondom zijn apparatuur uit zijn dak gaat. De liefhebber van uitdagende muziek met een liefde voor oude spelcomputers kan zijn hart ophalen bij Spiderman Of The Rings.

Muziek / Album

Negende Adams geen hoogvlieger

recensie: Ryan Adams - Easy Tiger

Waar is hij toch gebleven? Dit zullen velen zich hebben afgevraagd over Ryan Adams. Sinds 2000 bracht de hyperproductieve singer-songwriter namelijk al acht albums uit. Had hij daadwerkelijk in 2006 een sabbatical genomen? Onlangs vond ik het antwoord. Van een sabbatical was zeker geen sprake geweest. Adams had op zijn website maar liefst elf (!) albums gezet, onder verschillende pseudoniemen, waaronder DJ Reggie en The Shit. Het niveau van deze, zeer diverse, platen is nogal wisselend. Dit jaar is het weer tijd voor een echt, op schijf vastgelegd, album: Easy Tiger.

In zes jaar tijd bracht Ryan Adams zoals gezegd dus acht albums uit. Zijn eerste twee releases, Heartbreaker en Gold, werden door de critici bejubeld. Adams werd al snel bestempeld als een grote belofte voor de toekomst. Hij loste deze belofte, mede dankzij zijn wispelturige gedrag, slechts ten dele in. Veel van de albums die volgden deden qua niveau zwaar onder voor de eerste twee. Alhoewel dubbelaar Cold Roses uit 2005, naar mijn bescheiden mening, nog wel een hoogtepunt in het oeuvre van Adams is. Zo wisselend als de kwaliteit, zo divers zijn ook de stijlen waarmee Adams experimenteert. Singer-songwriter, pop, country, blues, rock en folk passeren allemaal de revue in zijn oeuvre. Dat Adams een ongekend talent is staat buiten kijf, helaas is dit geen garantie voor louter briljante albums.

Hoge toppen, diepe dalen

~


Volgens de grote geruchtenmachine zou Adams voor Easy Tiger het recept van Gold en Cold Roses reproduceren. Een mix van rock en singer-songwriter, in een toegankelijk jasje gestoken, met uiteraard de zo kenmerkende countryinvloeden. Op Easy Tiger werkt Adams, net als op Cold Roses en Jacksonville City Nights, met The Cardinals als begeleidingsband. De plaat ligt qua geluid dan ook vooral in het verlengde van deze twee albums. Easy Tiger is een afwisselende, doch samenhangende, plaat geworden. Up-tempo countrypop heeft de overhand; nummers als Everybody Knows, Rip Off en Two. Op de laatstgenoemde, tevens de eerste single, verzorgt Sheryl Crow de achtergrondzang. Een rol die eerder werd vertolkt door Norah Jones, Marianne Faithfull, Melissa Auf der Maur, Billie Joe Armstrong en Adam Duritz. Dat al deze bekendheden met Adams willen werken geeft de waardering en status aan die hij geniet. De genoemde nummers liggen gemakkelijk in het gehoor, met een heerlijk samenspel van akoestische gitaar, piano en sologitaar. Adams’ ruwe stem met snik komt hier geweldig uit.

Helaas staan er ook mindere goden op het album. Een nummer als Halloweenhead behoort zonder twijfel tot de slechtste nummers door Adams op plaat uitgebracht (maar luister voor nog ergere nummers gerust op zijn website). Met een goedkope synthesizerachtige gitaarsolo en een hoog TMF-rock (lees Nickelback) gehalte heeft dit weinig te zoeken op een Ryan Adams plaat. Ook de nummers Tears of Gold en Pearls on a String zijn minder geslaagd; de country invloeden gaan met steelgitaar en banjo iets té ver. De songs op Easy Tiger zijn ook opvallend kort, met nog geen veertig minuten voor dertien nummers, iets wat we van Adams niet gewend zijn.

Middenmoot

Misschien had Adams zich wat minder moeten bezighouden met zijn (in mijn ogen vrij zinloze en puur ludieke) uitstapjes en zich meer moeten focussen op deze release. Een release die nu helaas een beetje tegenvalt. Het album kent een aantal songs die het hoge niveau van Adams’ beste werk zeker halen, maar helaas staan er ook de nodige nummers op die niet veel toevoegen aan zijn oeuvre. De meeste songs bevinden zich slechts in de middenmoot van wat hij tot dusver heeft uitgebracht. Voorlopig zijn het dus nog steeds Gold en Cold Roses die regelmatig in mijn stereo terug te vinden zullen zijn. Dit blijven toch ijzersterke albums met een onbeperkte houdbaarheidsdatum, iets wat van Easy Tiger niet gezegd kan worden.

Muziek / Concert

Overweldigend

recensie: Isis in Paradiso

Toen Isis twee jaar geleden in Paradiso stond, werd de band onverwacht verbannen naar de bovenzaal. Het weerhield de vijfkoppige metalformatie er niet van om aldaar voor opeengepakt en verhit publiek een zinderend concert te geven. Deze keer mochten ze wel op het hoofdpodium staan. Voor een halfvolle zaal weliswaar, maar met een voller geluid, op anderhalve meter hoogte, kwam hun snoeiharde en overweldigende muziek nog veel beter tot zijn recht.

~

Sinds de show van 2005 heeft de band In the Absence of Truth uitgebracht, een plaat die een minder vaste structuur heeft en nog meer bouwt op zijn bezwerende werking dan het toen actuele Panopticon. Dit heeft zijn effect op het concert: de repetitieve arpeggio’s en de meeslepende riffs klinken live weidser, meer uitgesponnen, en het grotere podium versterkt dit alleen maar. Je zou bij zulke muziek een element van improvisatie of variatie ten opzichte van de albums verwachten, maar dat ontbreekt volledig. Isis gaat weer voor feilloze precisie, voor uiterste concentratie en voor een puur fysieke show.

Zanger/gitarist (en daarmee ogenschijnlijk frontman) Aaron Turner laat zijn bovenlichaam al vanaf de eerste bescheiden tonen van het concert op en neer zwaaien. Als hij even later zijn ogen omhoog laat rollen en de aders op zijn voorhoofd op spatten lijken te staan, weet het publiek dat het deze man menens is: stampend, brullend en zijn gitaar afbeulend geeft hij alles wat hij in zich heeft. En dat bijna onafgebroken, een uur en een kwartier lang. De overige vier bandleden ogen ingetogener, maar spelen met evenveel precisie en overgave.

Keihard precisiewerk

~


De band communiceert niet onderling en Turner spreekt afgezien van een kort bedankje aan het einde niet tot het publiek. Van een lichtshow is nauwelijks sprake. Maar een band die zo geconcentreerd speelt heeft dat niet nodig. De afwezigheid van geouwehoer en opsmuk is bewust en terecht, want de zeggingskracht van de muziek is groot genoeg. Geen moment is de band niet kolossaal, de muziek niet zinderend, het concert niet overdonderend. Bij zulk sober en keihard precisiewerk blijkt er toch genoeg ruimte voor subtiliteiten: de hoge tonen van de basgitaar (waar hoor je die elders in metal?), de nooit opdringerige synthesizer en af en toe een derde gitaar, ter versterking van de riffs of voor een sporadische lead. Op deze manier werkt de band een reeks songs van de laatste twee albums af, met een paar uitstapjes naar ouder materiaal. Overigens geheel vloeiend: ondanks de verschillen met de veel agressievere oude albums loopt al het materiaal soepel in elkaar over.

Het is altijd mooi om een band alles te zien geven op het podium, maar als de muziek zo overweldigend is als die van Isis en zo feilloos wordt gespeeld als op deze avond, is de ervaring wel heel bijzonder. Een fenomenaal concert dus, van een geweldige band.

Film / Films

Een filmmaker vertelt

recensie: A Personal Journey With Martin Scorsese Through American Movies

.

Natuurlijk zijn veel gepresenteerde fragmenten beroemd (Citizen Kane, 2001: A Space Odyssey), maar andere films zullen veel hedendaagse filmliefhebbers alleen nog van naam kennen: The Birth of a Nation, de originele versie van Scarface. Wat is het heerlijk om nu al die films vergezeld van vele vergeten prenten voorbij te zien komen. Je wilt direct naar de videotheek rennen om alsnog een aantal klassiekers in zijn geheel te zien die je gemist hebt.

Martin Scorsese (New York, 1942) is de gerenommeerde regisseur van enerverende misdaad- en grotestadsfilms, met soms een uitstapje naar een ver verleden (The Age of Innocence) of een ver buitenland (Kundun). Maar hij is ook een begenadigd verteller, iemand die met veel passie over zijn eigen en andermans films kan praten. Onlangs deed hij het nog in Cannes, in een masterclass die onder meer werd bijgewoond door dé filmadept van de generatie na hem: Quentin Tarantino.

Zware wenkbrauwen

Orson Welles' Citizen Kane
Orson Welles’ Citizen Kane

In 1995 maakte hij voor het British Film Institute de documentaire A Personal Journey With Martin Scorsese Through American Movies. De man met de open blik onder de zware wenkbrauwen sprak 224 minuten lang over de films die bij hem als kind de cinefilie aanwakkerden en die hem in zijn eigen werk beïnvloedden. En nog steeds beïnvloeden, want Scorsese benadrukt graag nog altijd te leren van de Grote Meesters. Zijn ‘persoonlijke reis’ is dan ook niet bepaald een saaie geschiedenisles.

Zo weet een beetje filmstudent natuurlijk al lang dat de introductie van de geluidsfilm in 1927 geheel nieuwe mogelijkheden bood, terwijl de vele bewegingen en grote gebaren van de stomme film toen een vroege dood stierven (“movies stopped moving“). Of dat regisseurs ooit in dienst van een van de vijf grote studio’s niets te vertellen hadden. Maar als je het Scorsese hoort vertellen, gelardeerd met passende filmfragmenten, klinkt het toch weer als nieuw. Voor deze recensent is veel informatie ook écht nieuw. Wist je bijvoorbeeld dat pas in 1944 de eerste musical werd gemaakt waarin niet de showbizwereld maar een gewone setting centraal stond, en waarin ook ‘normale mensen’ zomaar in gezang uitbarstten?

B-films

Jacques Tourneurs Cat People
Jacques Tourneurs Cat People

Scorsese beperkt zich niet tot de erkende meesters (D.W. Griffith, Orson Welles en vooral Vincente Minnelli), maar blaast juist ook de loftrompet over de makers van B-films. De regisseurs die het in het studiosysteem van de jaren dertig, veertig en vijftig met een klein budget moesten zien te doen, waren zeer inventief in de manieren om hun fantasieën vorm te geven. Jacques Tourneur bijvoorbeeld liet in de horrorfilm Cat People uit 1942 de monsters simpelweg niet zien, omdat het donker was. Met huiveringwekkend effect, want uiteindelijk zijn mensen het bangst voor – juist – de duisternis. B-filmers waren volgens Scorsese ook de eersten die conventionele normen en waarden durfden te ondermijnen, door bijvoorbeeld de somberheid en onzekerheid van de gewone man in beeld te brengen.

A Personal Journey is – zeker op dvd – helder ingedeeld in hoofdstukken. Na een inleiding over onder andere de taakverdeling tussen regisseur en producent volgt een exposé over de ontwikkeling van drie typisch Amerikaanse genres (de western, de gangsterfilm en de musical), en vervolgens wordt de regisseur belicht als illusionist, smokkelaar en beeldenstormer. Naast fragmenten uit zo’n honderd films komen ook veel relevante interviewclips voorbij van reeds lang gestorven regisseurs, waarbij opvalt dat het ooglapje opvallend populair was bij die beroepsgroep.

Tijdgenoten

Martin Scorsese
Martin Scorsese

Jammer is alleen dat Scorsese zich heeft beperkt tot de Amerikaanse film tot grofweg eind jaren zestig (op een enkel uitstapje naar Clint Eastwoods Unforgiven (1991) na). Een reden hiervoor geeft hij wel: hij zegt niet objectief te kunnen praten over zijn tijdgenoten. Erg overtuigend is dit argument echter niet. Hij is er sowieso de man niet naar om zich negatief over films en regisseurs te uiten, dus hij zal niet snel ongeloofwaardig overkomen als hij ook zijn naaste collega’s spaart. Het lijkt me buitengewoon fascinerend om Scorsese lijnen te zien ontdekken in de hedendaagse film, en ook daarin erkende meesterwerken, blockbusters en B-films lukraak door elkaar te zien noemen. Hopelijk grijpt hij ooit nog eens die kans, zoals hij in 1999 alsnog de Italiaanse film besprak in Il mio viaggio in Italia.

Minpuntje van deze onlangs uitgebrachte dvd is de zwakke ondertiteling, die niet optioneel is. Dat lange monologen enigszins ingekort moeten worden is inherent aan het vak van ondertitelen; dat Vienna ergens wordt vertaald als Venetië in plaats van Wenen is een spaander die nu eenmaal valt waar gehakt wordt; maar dat vaak belangrijke informatie gemist wordt is onvergeeflijk. Als het woord goddamn essentieel is in een betoog over censuur, moet je niet de eerste keer de hele zin weglaten en het de tweede keer vertalen met verdorie. Verdorie.