Tag Archief van: historie

Boeken / Non-fictie

Eerbetoon aan het boek

recensie: Papyrus - Irene Vellejo (uit het Spaans vertaald door Adri Boon)

In Papyrus vertelt classica Irene Vellejo in geuren en kleuren over haar favoriete voorwerp: het boek. Het resultaat is een persoonlijke hommage over boeken door de jaren heen die verder gaat dan een reguliere geschiedschrijving.

Voordat het woord ‘papyrus’ roem verwierf als cheesy Word-lettertype – Saturday Night Live maakte er een geniaal filmpje over – kenden we het eeuwenlang als medium voor het geschreven woord. Het is één van de dragers die voorbijkomt, naast onder meer steen, kleitabletten en perkament. Zelfs de menselijke huid is gebruikt om belangrijke boodschappen over te brengen. Zo schrijft de Griekse historicus Herodotos over een Atheense generaal die zijn schoonzoon wilde aansporen een opstand tegen het Perzische Rijk uit te lokken. Een brief schrijven zou beide levens op het spel zetten. In plaats daarvan werd de boodschap getatoeëerd op het achterhoofd van een bediende. Nadat diens haar voldoende was aangegroeid, kon de bediende veilig de tocht naar de geadresseerde maken, om daar wederom zijn hoofd te scheren en het geheime bericht prijs te geven.

Vrije associaties

Vellejo gidst de lezer langs vervlogen tijden en verloren gegane bibliotheken, waarvan de voornaamste natuurlijk de bibliotheek van Alexandrië is. Oprichter Ptolemaeus I had geen bescheiden streven met zijn project: de bibliotheek moest (kopieën van) álle bestaande boeken bijeenbrengen. Geleerden uit elk volk werden gerekruteerd om alle niet-Griekse teksten te vertalen. In tegenstelling tot de buitenwereld, leefden in de bibliotheek de woorden van Grieken, Joden, Egyptenaren, Iraniërs en Indiërs vreedzaam naast elkaar.

Laat er geen misverstand over bestaan: Papyrus is géén complete of puur objectieve geschiedenis van het boek. In meer dan 500 pagina’s passeren talloze anekdotes de revue. Het boek is veeleer een essaybundel met verhandelingen over de geschiedenis van het schrift en onze omgang daarmee, waarbij de Klassieke Oudheid het zwaartepunt vormt. De essays zijn enigszins naar onderwerp gerangschikt, maar zijn niet chronologisch geordend.

Empathie

Vellejo heeft de zeldzame gave om de geschiedenis tot leven te brengen door zich in te leven in haar subjecten. Een rol perkament is voor Vellejo niet louter een historisch artefact, maar ook het verhaal van een (geletterde!) tot slaaf gemaakte die belast was met de taal om teksten te kopiëren . In Papyrus duiken hier en daar ook persoonlijke herinneringen op: Vellejo vertelt over pestende klasgenootjes op het schoolplein in Zaragoza die maakten dat zij haar toevlucht in boeken zoekt.

Hoewel deze passage aangrijpend is, had hij ook weggelaten kunnen worden. Het doet enigszins aan als een afrekening, waarvoor dit boek wellicht niet de juiste plek is. Toch is het slechts een kleine smet op een fenomenale prestatie. Papyrus is verplichte kost voor iedere boekenwurm!

Boeken / Non-fictie

Eerbetoon aan het boek

recensie: Papyrus - Irene Vellejo (uit het Spaans vertaald door Adri Boon)

In Papyrus vertelt classica Irene Vellejo in geuren en kleuren over haar favoriete voorwerp: het boek. Het resultaat is een persoonlijke hommage over boeken door de jaren heen die verder gaat dan een reguliere geschiedschrijving.

Voordat het woord ‘papyrus’ roem verwierf als cheesy Word-lettertype – Saturday Night Live maakte er een geniaal filmpje over – kenden we het eeuwenlang als medium voor het geschreven woord. Het is één van de dragers die voorbijkomt, naast onder meer steen, kleitabletten en perkament. Zelfs de menselijke huid is gebruikt om belangrijke boodschappen over te brengen. Zo schrijft de Griekse historicus Herodotos over een Atheense generaal die zijn schoonzoon wilde aansporen een opstand tegen het Perzische Rijk uit te lokken. Een brief schrijven zou beide levens op het spel zetten. In plaats daarvan werd de boodschap getatoeëerd op het achterhoofd van een bediende. Nadat diens haar voldoende was aangegroeid, kon de bediende veilig de tocht naar de geadresseerde maken, om daar wederom zijn hoofd te scheren en het geheime bericht prijs te geven.

Vrije associaties

Vellejo gidst de lezer langs vervlogen tijden en verloren gegane bibliotheken, waarvan de voornaamste natuurlijk de bibliotheek van Alexandrië is. Oprichter Ptolemaeus I had geen bescheiden streven met zijn project: de bibliotheek moest (kopieën van) álle bestaande boeken bijeenbrengen. Geleerden uit elk volk werden gerekruteerd om alle niet-Griekse teksten te vertalen. In tegenstelling tot de buitenwereld, leefden in de bibliotheek de woorden van Grieken, Joden, Egyptenaren, Iraniërs en Indiërs vreedzaam naast elkaar.

Laat er geen misverstand over bestaan: Papyrus is géén complete of puur objectieve geschiedenis van het boek. In meer dan 500 pagina’s passeren talloze anekdotes de revue. Het boek is veeleer een essaybundel met verhandelingen over de geschiedenis van het schrift en onze omgang daarmee, waarbij de Klassieke Oudheid het zwaartepunt vormt. De essays zijn enigszins naar onderwerp gerangschikt, maar zijn niet chronologisch geordend.

Empathie

Vellejo heeft de zeldzame gave om de geschiedenis tot leven te brengen door zich in te leven in haar subjecten. Een rol perkament is voor Vellejo niet louter een historisch artefact, maar ook het verhaal van een (geletterde!) tot slaaf gemaakte die belast was met de taal om teksten te kopiëren . In Papyrus duiken hier en daar ook persoonlijke herinneringen op: Vellejo vertelt over pestende klasgenootjes op het schoolplein in Zaragoza die maakten dat zij haar toevlucht in boeken zoekt.

Hoewel deze passage aangrijpend is, had hij ook weggelaten kunnen worden. Het doet enigszins aan als een afrekening, waarvoor dit boek wellicht niet de juiste plek is. Toch is het slechts een kleine smet op een fenomenale prestatie. Papyrus is verplichte kost voor iedere boekenwurm!

Boeken / Non-fictie

Over politiek en literatuur

recensie: George Orwell – Tegen totalitarisme (vert. Thomas Heij)

Tegen totalitarisme is een bundeling van (sommige voor het eerst vertaalde) essays van de Engelse schrijver George Orwell. Orwell schrijft bevlogen over politiek, nationalisme, fascisme, maar ook over literatuur, het leven van een boekenrecensent en sigaretten. Zo tekent hij scherp en minutieus de staat op van het naoorlogse Engeland en Europa.

George Orwell (pseudoniem van Eric Arthur Blair) is bij het grote publiek voornamelijk bekend door zijn romans 1984 en Animal Farm. Mening middelbare scholier leest één van deze boeken (waarschijnlijk vooral het laatste, door zijn geringe omvang) nog altijd voor het vak Engels. Dat Orwell meer romans schreef is minder bekend. Dat hij daarnaast ook essays schreef voor kranten en tijdschriften weet alleen de echte Orwell-liefhebber (waaronder ondergetekende). Vertaler Thomas Heij is óók fan en schreef een sprankelende, ver van stoffige, vertaling.

Politiek

Tegen totalitarisme is niet zomaar gekozen als titel voor deze verzameling artikelen. Orwell typeerde zijn eigen werk als ‘tegen totalitarisme en voor democratisch socialisme’. Zijn fictieboeken zijn doorspekt van politiek en draaien rond concepten als macht, vrijheid, burgerschap, gelijkheid, waarheid, propaganda. Vanzelfsprekend komen deze onderwerpen terug in Orwells werk als journalist. Tegen totalitarisme begint met een bespreking uit 1940 van Mijn Kampf van Adolf Hitler. Orwell heeft kritiek op de nieuwe uitgave van het boek dat ‘vanuit een Hitler-gezinde kijk’ zou zijn uitgegeven. Een jaar later schrijft hij over hoe de Europese intellectuelen – geheel in lijn met het verlichtingsideaal –  denken dat mensen redelijk zijn en zich in hun handelen daardoor laten drijven. Niks is minder waar. ‘De kracht die de wereld daadwerkelijk vormgeeft komt voort uit emoties – raciale trots, leiderschapsaanbidding, religieuze overtuigingen, oorlogslust [ ..].’ (Uit: Wells, Hitler en de Wereldregering, 1941) Orwell fileert moeiteloos zijn eigen tijd, legt vooronderstellingen en drogredenen bloot. Hij ergert zich aan intellectuelen die hun ogen lijken te sluiten voor de werkelijkheid en liever moeilijke woorden gebruiken dan werkelijk te duiden wat er gaande is.

1984

De oplettende lezer die bekend is met Orwells beroemde dystopische roman 1984 (aanrader!) zal veel daarvan terugzien in de essays uit Tegen totalitarisme. Zo schrijft Orwell over hoe totalitaire staten een poging doen ‘de gedachten en gevoelens van zijn onderdanen net zozeer te beheersen als hun handelingen’. (Uit: Literatuur en Totalitarisme, 1941) Hij was dus al langere tijd bezig met de zogenaamde thought police die in 1984 burgers oppakt die verkeerde gedachten (zoals een negatieve gedachte over de staat) hebben. Let wel, niet alleen handelingen, maar dus ook gedachten komen onder invloed van de staat te staan. Ook de waarheidsparadox uit 1984 zien we in Orwells essays al terug. In hetzelfde essay schrijft hij: ‘De totalitaire staat stelt dogma’s waaraan niet mag worden getwijfeld, maar verandert ze van dag tot dag.’ Dit is precies wat The Ministry of Truth, waar de hoofdpersoon uit 1984 werkt, doet: propaganda produceren en elke dag nieuwe waarheden scheppen en de oude vernietigen, alsof ‘de waarheid’ nooit anders was. Zo kan een verhoging van de kosten voor zeg, benzine, verkocht worden als een daling van de prijs! De geschiedenis herschrijven is een belangrijk onderdeel van de propaganda in totalitaire regimes, om zo niet alleen het handelen maar ook de gedachten van burgers te beïnvloeden, ziet Orwell.

Dat degenen die zeggen dat zij de waarheid in pacht hebben in werkelijkheid soms leugenaars zijn is kennelijk iets dat Orwell in echte totalitaire staten uit zijn eigen tijd heeft opgemerkt. Dat blijkt ook uit het volgende citaat uit een ander essay: ‘Gebeurtenissen waarvan men het gevoel heeft dat ze niet hadden moeten gebeuren worden onvermeld gelaten en uiteindelijk ontkend.’ (Uit: Noties over nationalisme uit 1945) Dit is volgens Orwell een van dé kenmerken van totalitair nationalisme.

Schrijverschap

Orwell heeft geen hoge pet op van zijn collega-schrijvers uit het Engeland van de jaren ’40. Veel van hen laten zich verleiden om propaganda te schrijven en geven daarmee in feite hun ware schrijverschap op, zo stelt hij. De politiek neemt in zijn tijd, die leidt onder een groot oorlogstrauma, het hele journalistieke veld over; iets waar Orwell fel tegen ageert. Als schrijver kun je je politiek engageren, maar niet als schrijver, alleen vanuit jezelf als burger. ‘Je eigen mening opgeven, niet alleen ten gunste van een partijmachine, maar zelfs van een groepsideologie, komt neer op zelfvernietiging als schrijver.’

De Engelse taal wordt door deze inmenging van politiek langzaam uitgehold. Orwell verwijst naar de ‘gezwollen stijl’, waarin schrijvers terugvallen op Latijnse termen en onnodig lange woorden, om de inhoud van hun boodschap te verdoezelen. ‘Als de algehele toestand slecht is, dan heeft de taal daaronder te lijden,’ schrijft hij. Zo duidt Orwell de staat van het Engels in zijn tijd en de slechte, onzekere politieke omstandigheden, zo net na twee wereldoorlogen halverwege de twintigste eeuw.

Vrijheid van andersdenken

Uiteraard weet Orwell, zelf schrijver en journalist, waar hij over spreekt. In Tegen totalitarisme is ook de inleiding voor zijn boek Animal Farm opgenomen (dat niet gepubliceerd werd in de uitgave). In dit stuk, genaamd Vrijheid van drukpers (1945), schrijft Orwell over de totstandkoming van het boek. Vier uitgevers wezen het af (ondanks de grote boekenschaarste destijds). Eén van deze uitgeverijen accepteerde het boek in eerste instantie wel, maar keurde het later alsnog af. Het pro-Russische Engeland van die tijd was niet klaar voor een boek dat kritisch was op de heersende klasse. De uitgeverij schrijft in de afwijzingsbrief aan Orwell: ‘Ik ben van mening dat de keuze voor varkens als de heersende klasse ongetwijfeld aanstootgevend zal zijn voor veel mensen, en vooral voor iedereen die een beetje lichtgeraakt is, wat de Russen ongetwijfeld zijn.’ Hieruit blijkt de angst waarin men destijds leefde om iets verkeerds te zeggen.

Met zijn verhaal over boerderijdieren die een nieuw staatsbestel invoeren, waarin ‘alle dieren gelijk zijn, maar sommige dieren méér gelijk dan anderen’, legt Orwell dus de vinger op de zere plek. Hij is duidelijk geïrriteerd, boos zelfs, en dat maakt zijn essays bijzonder fijn om te lezen. Orwell komt op voor vrijheid van meningsuiting en walgt van het heersende dogma dat ‘een kritiekloze bewondering van de Sovjet-Unie verwacht’. Iemand die daar vraagtekens bij zet wordt het zwijgen toegebracht. Orwell citeert in Vrijheid van drukpers (1945) Rosa Luxemburg: ‘Vrijheid is altijd vrijheid van andersdenken.’

De recensent

Orwell recenseerde ook boeken. In Bekentenissen van een boekrecensent (1946) beschrijft hij hoeveel boeken de meeste recensenten maar half kunnen lezen voordat ze er slechts een korte recensie aan kunnen wijden, bij gebrek aan tijd. Ook hier heeft hij kritiek op de media van zijn tijd en pleit voor verandering. ‘De beste aanpak is om de grote meerderheid van de boeken te negeren en zeer lange recensies te wijden – duizend woorden is het absolute minimum – aan de weinige boeken die er wél toe lijken te doen.’ Dat zijn uiteraard níet de boeken waarin de schrijver zijn ziel heeft verkocht aan een partij- of propagandamachine. Meer inhoud en minder gezwets dus. ‘De gebruikelijke middellange recensie van een woord of zeshonderd is gedoemd om waardeloos te zijn, zelfs als de recensent echt de wil heeft haar te schrijven.’

Toekomstbeeld

Dat Orwell zijn tijd – en wat die nodig had om uit de misère te komen – goed kon doorvoelen blijkt ook uit het essay Naar Europese eenheid (1947). Hierin schetst Orwell drie mogelijke (en sombere) toekomstvisies die volgens hem alleen voorkomen kunnen worden door het op een groot gebied op gang krijgen van democratisch socialisme. Op de korte termijn die ervoor was kon dit volgens hem alleen in West-Europa, omdat deze landen een democratische en socialistische traditie kennen. Orwell durft stiekem, zonder al te veel optimisme, te hopen op ‘een federatie van West-Europese staten die zijn veranderd in socialistische republieken zonder afhankelijkheid van koloniën.’ Daaruit blijkt dat hij een goed beeld had van wat Europa zou kunnen redden van de zo gevreesde Derde Wereldoorlog, niet wetende dat deze Europese eenheid (pas!) elf jaar later, in 1958, zou aanvangen. Orwell schrijft dit op het moment dat India zich losmaakt van Engelse overheersing. De meeste Europese landen hebben in die tijd nog koloniën. Orwell noemt deze Europese eenheid ‘het enige politieke doel dat de moeite waard is.’

Hoop op een vrije toekomst

Als deze hoop geen waarheid zou worden, is de kans volgens Orwell groot dat we in een situatie terechtkomen zoals hij die heeft beschreven in 1984. Een waarin de angst voor de atoombom zo groot is, dat wereldwijd wordt besloten tot handhaving van de status quo. Een waarin de rijkdom verdeeld zou worden onder de rijkste mogendheden, ‘die elkaar niet kunnen verslaan en evenmin door een opstand van binnenuit omver geworpen kunnen worden.’ Dit was zijn grootste angst. Het zou stilstand betekenen, de mensen zouden in onvrijheid blijven leven en slechts enkelen zouden zich de belangrijkste rijkdommen toe-eigenen ten koste van de overgrote meerderheid. Gelukkig is het niet zo gelopen en is Orwells hoop op een nieuwe, welvarendere en vooral vrijere tijd voor Europa werkelijkheid geworden. Wellicht dat Orwells schrijven en zijn strijd voor de vrijheid van meningsuiting en andersdenken daaraan hebben bijgedragen.

Het feit dat zijn boeken nu nog gelezen worden stemt hoopvol. Nog mooier zou het zijn als ook zijn essays over politiek en samenleven herlezen worden door ons, in deze tijd waarin de Europese eenheid niet langer vanzelfsprekend is. Tegen totalitarisme is een absolute aanrader.

Boeken / Fictie

Tekeningen om eindeloos naar te kijken

recensie: Aimée de Jongh - Dagen van zand

In de jaren 1930 werd het midden van de VS geteisterd door enorme stofstormen, wat het gebied veranderde in een ‘Dust Bowl’. De vele foto’s die hiervan zijn gemaakt, vormde voor Aimée de Jongh de inspiratie voor haar graphic novel Dagen van zand. Het resultaat is een prachtig vormgegeven boek, met een verhaal dat, net als een fotograaf, op gepaste afstand blijft.

Striptekenaar Aimée de Jongh (bekend van o.a. de strip Snippers die vijf jaar lang in de Metro stond) schrijft met Dagen van zand haar vierde graphic novel. Hierin beschrijft ze het verhaal van fotograaf John Clark, die in de jaren 30 van de vorige eeuw door de FSA (Farm Security Administration) naar Oklahoma wordt gestuurd om het leven daar te fotograferen.

Het gebied wordt aangeduid als de ‘Dust Bowl’, het wordt namelijk geteisterd door hevige stofstormen waardoor alles is bedolven onder zand. Het zand is zo fijn, dat het zelfs door de kieren van het huis naar binnen dringt. Je moet er zowel voor als na het eten het servies afwassen, als je ’s ochtends opstaat vormt het zand een silhouet op het bed. Het meest schrijnende is dat kinderen er stikken door het zand dat ze ongemerkt inademen.

Hoewel het land door de stofstormen praktisch onleefbaar geworden is, blijven sommige families er wonen omdat ze door armoede nergens anders heen kunnen. Aan John de taak om “te laten zien hoe het leven in de Dust Bowl eruit ziet.”

In scène gezet

Vanuit New York onderneemt John de lange reis naar het midden van de VS. Hij heeft een lijst onderwerpen meegekregen om te fotograferen, zoals: een stofstorm, hongerige kinderen en begraven huizen.

De foto’s van het landschap gaan hem gemakkelijk af, maar de foto’s van de lokale bewoners zijn wat lastiger te realiseren. Ze wantrouwen de vreemdeling met de camera, voor velen een vreemd object.

Zijn opdrachtgever zei voor vertrek tegen hem: “Je zou kunnen gaan zitten wachten tot het perfecte beeld voor je camera verschijnt of … je kunt de waarheid een beetje helpen.” Helaas leidt dit tot een grote fout. Wanneer hij een familie vraagt of hij een foto van de kinderen mag maken zodat het lijkt of zij weeskinderen zijn, wijzen ze hem woedend de deur. “Wat zullen de mensen van ons denken? Dat we ze hebben verlaten?”

Kunstwerkje

Dagen van zand is niet alleen een interessant stukje Amerikaanse geschiedenis, het boek gaat voornamelijk over de echtheid en het nut van documentairefotografie. John vraagt zich af of hij met de foto’s wel het hele verhaal kan vertellen. De foto’s zijn maar een fragment, een momentopname. Hij voelt zich machteloos omdat hij de mensen daar niet kan helpen.

De keus voor dit thema maakt wel dat het verhaal wat aan de oppervlakte blijft. Het geeft een mooi overzicht van het gebied, het leed dat er speelt, maar het zoomt nergens diep genoeg op in om de lezer echt te raken. Net als de fotograaf ben je als lezer slechts een passant. Je gluurt even naar binnen, schrikt van wat je ziet, maar gaat snel verder naar het volgende huis.

Wat vooral te prijzen is, is de prachtige vormgeving van het boek. De tekeningen zijn zo mooi dat je ze aan de muur zou willen hangen, om er eindeloos naar te blijven kijken. De afwisseling met foto’s uit het FSA-archief is goed gekozen. Je ziet hierop niet alleen de oorspronkelijke beelden van de Dust Bowl, maar tevens de inspiratiebronnen voor De Jongh.

Een boek kortom, om te lezen en in te blijven bladeren.

Boeken / Fictie

De heldin achter de monarchie

recensie: Amalia - Matthias Rozemond

Welk (middeleeuws) hof wordt niet omgeven door leugens en intrige? Schrijver Matthias Rozemond biedt met zijn nieuwe historische roman Amalia een geloofwaardig inkijkje in het leven van de grondlegster van onze monarchie. Als lezer volg je Amalia van Solms-Braunfels (1602-1675) op de voet en haar belevenissen suizen na tot in je oren.

Achterdocht en huichelarij

Onze huidige prinses van Oranje, de 17-jarige Amalia, heeft een wel heel beminnelijke en vrijgevochten voorouder, met wie ze haar naam deelt. In 1621 is Amalia van Solms-Braunfels hofdame van koningin Elizabeth van Stuart (a.k.a de ‘Winterkoningin’), van wie de huidige Britse koningin Elizabeth II afstamt. Als Amalia samen met Elizabeth en een hele schare aan hofdames arriveert in De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, is er meteen sprake van achterdocht en huichelarij. Elizabeth is woest op Amalia, die de hofdame Hannelore en de kroonjuwelen van Elizabeth ‘opoffert’ als ze tijdens hun vlucht vanuit Praag worden overvallen door een bende. Elizabeth betreurt dit verlies en wil Amalia maar al te graag laten vervangen. In de tussentijd doet Amalia er alles om haar positie veilig te stellen. Gelukkig maar dat haar zusje Louise Christine, tevens hofdame van Elizabeth, haar alle nieuwe, sappige roddels in het oor kan fluisteren. Hoewel Amalia haar koningin niet langer kan bekoren, windt ze wél de ene hertog na de andere graaf om haar vinger. Ze probeert een zo mooi mogelijk toekomstbeeld voor zichzelf te schetsen, maar wordt door menig baron keihard op haar vingers getikt als ze het spel wel érg geniepig speelt.

Pion van de landverrader

De meest gevaarlijke liefdesrelatie die ze aangaat is die met Willem van Oldenbarnevelt. Eén van de twee zoons van de gedoemde raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt, die prins Maurits van Oranje na een geschil over het landsbestuur liet onthoofden op het Binnenhof in Den Haag. De arme Van Oldenbarnevelt was maar liefst 71 jaar toen hij werd geëxecuteerd en was volgens bronnen ‘niet meer helder van geest’ (zoals in het boek ook wordt beaamd). Amalia vindt diens executie maar oneerlijk en iets in haar binnenste schreeuwt om vergelding en rechtvaardigheid. Dit maakt van haar de ideale handlanger voor Willem van Oldenbarnevelt, die zich aan haar voorstelt onder de schuilnaam ‘Guntersteyn’. In haar ziet de knappe (en getrouwde) Guntersteyn een pion, waarmee hij alle nodige zetten kan doen om zijn o zo geliefde vaderland te redden van een slechte stadhouder die de ene strategische fout na de andere maakt.

Blind voor zijn affectie laat Amalia zich meevoeren in zijn snode plannen, maar wordt op den duur geconfronteerd met het stugge doorzettingsvermogen van Guyntersteyn. Hoelang kan haar liefde voor de zoon van een landverrader in stand blijven? Wellicht wordt het tijd om haar zinnen te zetten op een wat meer respectabele jongeman, aan wie wél de waardering en het respect toekomt van de hogere kringen. Wat te denken van Maurits’ zoon, Willem van Nassau? Haar koningin ziet Amalia maar al te graag met hem in het huwelijksbootje stappen. Elizabeth wil koste wat kost degene blijven die met de scepter zwaait, ook in haar nieuwe thuis de Republiek. Zal Amalia de wens van haar koningin, die zich onuitstaanbaar gedraagt, inwilligen of streeft ze haar eigen ambities na?

Feiten of fictie?

De grote vraag bij historische romans blijft: hoeveel is nu daadwerkelijk fictie? De scheidslijn tussen feit en fictie wordt makkelijk overschreden. Ook in dit boek zijn bepaalde gebeurtenissen ogenschijnlijk geromantiseerd, maar dat neemt niet weg dat dit boek zeer geënt lijkt te zijn op de geschiedenis. Rozemond laat zien dat hij zich volledig de tijdsgeest van de 17e eeuw eigen kan maken. Niet alleen door zich te bedienen van een soort chiquer en toepasselijk taalgebruik om de innerlijke gedachtenstroom (“Het was vreselijk om onder ogen te zien: ze was een hopeloos meervoudig wezen, overgeleverd aan haar grillen”) en situaties (“Die lag erbij als de vreedzaamheid in eigen persoon”) in mooie bewoordingen te vangen, maar ook door het verhaal te laten leven en te verrijken door telkens alledaagse gebruiken en voorwerpen (voornamelijk wat betreft de kledij, zoals ‘wambuis’ en ’tabbaard’) haast achteloos te laten passeren.

Passages die wél degelijk in twijfel kunnen worden getrokken, zijn de momenten waarop Amalia zich mengt in gesprekken tussen de broer van Maurits, Frederik Hendrik, en zijn compagnons (de Franse en Engelse ambassadeurs zijn kind aan huis) over de scheepvaart en oorlogsvoering. Hoewel de mannen lacherig over haar doen, wordt haar mond nooit volledig gesnoerd door de hoge heren. Ze spreekt zich wel héél vrijelijk uit:

“Amalia had al een repliek paraat, maar het begon tot haar door te dringen dat ze het beter over een andere boeg kon gooien. Aan het standpunt van de heren vanavond viel niet te tornen. Het zou zonde zijn om in verontwaardiging te blijven hangen. Haar argumenten konden nooit op tegen de wijn. Wat nou als ze probeerde garen te spinnen bij hun vooringenomenheid?”

Het is maar te hopen dat de daadwerkelijk bestaande Amalia van Solms-Braunfels die ruimte toebedeeld kreeg en dat ze niet continu werd gewezen op haar ondergeschikte rol als vrouw.

Verfilming waard

Wat dit verhaal zo aantrekkelijk maakt – naast het feit dat het een interessante geschiedenisles is – is het feit dat het zo verhalend gebracht wordt. Voor je geestesoog dringen de beelden zich aan je op. Dit ‘stukje’ literatuur wakkert je verbeeldingsvermogen aan. Ongetwijfeld komen flarden van historische films en tv-series als Michiel de Ruyter (2015) en The Tudors (2007-2010) in je naar boven. De wijze waarop Amalia – die als personage een ongelofelijke karakterontwikkeling doormaakt – op een steeds slinkse wijze iedereen in haar omgeving weet te verleiden én misleiden, had niet prachtiger in woord en geschrift ‘gebeiteld’ kunnen worden. Het is wachten op de verfilming van deze boeiende roman. Het script ligt in ieder geval al klaar.

 

Afbeelding: portret van Amalia van Solms-Braunfels (1650).

Boeken / Non-fictie

Hapklare ‘oplossing’ voor fundamenteel probleem

recensie: Roman Krznaric - De goede voorouder

In zijn nieuwste boek De goede voorouder komt publieksfilosoof Roman Krznaric met een zestal oplossingen voor de problemen waar de mensheid zich vandaag de dag mee geconfronteerd ziet. Het boek leest als een trein, maar biedt weinig écht nieuwe perspectieven.

Roman Krznaric – geboren in Australië maar woonachtig in Engeland – is vooral bekend als medeoprichter van The School of Life, een organisatie die internationaal opleidingen en lezingen verzorgt over thema’s rond filosofie, psychologie en sociologie. Krznaric is een echte publieksfilosoof. Hij weet grote thema’s simpel en aantrekkelijk te verpakken en zo een breed publiek te enthousiasmeren voor filosofie. Zijn The School of Life heeft zelfs jaarlijks een eigen tent op het Lowlands festival waar lezingen worden gehouden voor een groot (en jong) publiek.

Oplossingsgericht denken

De goede voorouder is Krznaric’ vijfde boek en gaat over de grote hedendaagse problemen: klimaatverandering en ongelijkheid, met een nadruk op die eerste. Het boek lijkt een maatschappijkritiek, maar is dat in feite niet. Krznaric stelt wel een diagnose over onze huidige tijd en de problemen waar wij – en vooral straks onze (klein)kinderen – mee te maken hebben, maar is vooral bezig met het bedenken van oplossingen.

De belangrijkste diagnose die gesteld wordt is dat onze tijd gekenmerkt wordt door ‘een ziekelijk kortetermijndenken’. Dit denken dat niet verder kijkt dan een paar jaar vooruit, komt mede voort uit het neoliberale kapitalisme waar de nadruk ligt op consumeren – en liever nú dan straks. Ook in de politiek zien we dit terug. Politici die grote plannen willen maken die verder reiken dan hun eigen ambtstermijn zijn over het algemeen weinig populair. Dat is ironisch, stelt Krznaric met een artikel van antropologe Bateson in de hand: we leven langer, maar denken korter. Daar komt nog bij dat we door de manier waarop we ons leven invullen aanspraak maken op de wereld (land, grondstoffen, energiebronnen, natuur, ecologische risico’s) van de toekomst. Daarmee koloniseren we als het ware de toekomst, net zoals we andere landen en burgers koloniseren door hun land en arbeid te gebruiken voor onze welvaart.

Langetermijndenken

Het probleem wordt in enkele pagina’s inleiding uiteengezet. Volgens Krznaric hoeven we daar niet langer bij stil te staan, het komt er nu op aan om ons te richten op een manier om de toekomst anders te laten verlopen dan het horrorscenario dat we nu voor ons hebben liggen. Die oplossing is eigenlijk heel simpel: we moeten van korte- naar langetermijndenken overgaan. Krznaric zet vervolgens zes manieren uiteen waarop we dit langetermijndenken in de praktijk kunnen brengen.

Zo is het van belang dat we nederig zijn tegenover de ‘diepe tijd’; dat we beseffen dat de mens slechts een stipje is op de kosmische kalender. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat we onszelf niet direct zien als ‘kroon op de schepping’ maar als een dier dat toevallig – en ook nog eens heel kortgeleden – is ontstaan. Bovendien kan het helpen om ons bewust te zijn van onze nalatenschap. Dit kan door gedachte-experimenten te doen die Krznaric uitgebreid uiteenzet. Hoe willen we dat onze kinderen over ons vertellen als zij zelf oud zijn? Daarnaast legt de auteur het belang uit van intergenerationele rechtvaardigheid. Wanneer we zeven generaties vooruitdenken, en deze toekomstige mensen ook rechten en een stem geven in onze politiek, worden er andere beslissingen genomen, omdat hun belangen óók meegewogen moeten worden.

Na deze drie voorbeelden van langetermijndenken gelezen te hebben – en echt, Krznaric schrijft heerlijk soepel, vlot en vermakelijk – bekruipt je toch het gevoel alsof je steeds weer hetzelfde leest. En dat terwijl de filosoof tal van verschillende voorbeelden geeft en ongelofelijk veel verwijst naar wetenschappers en andere filosofen. De man is echt goed onderlegd, weet waar hij over schrijft en kent alle nieuwe inzichten in de wetenschapsliteratuur. Tóch voelt het alsof het steeds weer hetzelfde is: nadenken over hoe je herinnerd wordt door latere generaties en deze generaties ook een stem geven lijken eerder twee kanten van dezelfde medaille dan twee oplossingen.

Daarna komen er nog drie oplossingen, waarvan kathedraaldenken de belangrijkste is. Het idee is simpel: kathedralen zijn vaak in honderden jaren gebouwd. Om dit te doen moesten mensen dus verder denken dan hun eigen leven. Denk aan de Sagrada Família van Gaudí in Barcelona die nog altijd gebouwd wordt. Een ander voorbeeld is de riolering van London, aangelegd na ‘The great stink’ in 1858. Een systeem dat achttien jaar kostte om te bouwen en waar vandaag de dag nog steeds gebruik van wordt gemaakt. Wanneer we meer aan kathedraaldenken gaan doen nemen we automatisch de belangen van andere generaties mee in ons denken én denken we na over hoe we door hen herinnerd zullen worden. Misschien is dit wel alle oplossingen in één. Alleen, dat is precies waar Krznaric al mee begon, namelijk, we moeten van korte- naar langetermijndenken.

Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat Krznaric héél veel voorbeelden geeft en collega’s citeert en ons keer op keer duidelijk maakt dat we van korte- naar langetermijndenken moeten. Dat is duidelijk, geen speld tussen te krijgen. Probleem opgelost! Toch?

Fundamenten van het probleem

Toch niet dus. Als het zo simpel was, dan hadden we dit probleem 50 jaar geleden al opgelost toen de Club van Rome het rapport Grenzen aan de groei publiceerde (1972), waarin zij waarschuwden voor klimaatverandering en het steeds meer uitputten van onze leefomgeving en natuurlijke hulpbronnen. De oplossing van Krznaric kan wel ‘kloppen’, maar kennelijk moeten we toch terug naar het probleem. Als we blijkbaar in een systeem zitten dat kortetermijndenken aanmoedigt en langetermijndenken ontmoedigt, dan moet er dus eerst wat veranderen aan dat systeem voordat onze manier van denken kan veranderen.

Het is jammer dat Krznaric geen ruimte maakt om kritisch naar dit – zoals hij het noemt ‘buy now’ systeem – te kijken. Als dat systeem onze psychologie zó beïnvloedt dat we niet meer aan volgende generaties of onze leefomgeving (zoals natuur en dieren) willen denken, dan is de oplossing van het langetermijndenken naïef. Hoe is het mogelijk om aan de ene kant onderdeel te blijven van de supersnelle kapitalistische wegwerpmaatschappij en aan de andere kant je hele leven om te gooien en je te richten op kathedraaldenken? De enige manier waarop dat kan is óf volledige afzondering van het systeem door op het platteland te gaan wonen, je eigen energie op te wekken en een moestuin te beginnen. Dat is helaas slechts voor enkele welgestelden weggelegd (zoals Krznaric zelf overigens). De andere manier is een systeemverandering. Maar het systeem laten voor wat het is én de oplossingen van Krznaric implementeren kan simpelweg niet.

Dat maakt dat dit boek, dat prettig leest en boeiend is door de vele voorbeelden en onderzoeken die worden aangehaald, een onbevredigend gevoel achterlaat. Het voelt te eenvoudig, alsof Krznaric zich er makkelijk vanaf wil maken, terwijl hij zeker niet de eerste de beste filosoof is. Toch mogen we van hem meer verwachten dan simpele hapklare oplossingen die we snel kunnen lezen voordat we weer overgaan tot de orde van de dag en het gevoel hebben ‘een goede voorouder’ te zijn doordat we ons bewust zijn van hoe slecht het kortetermijndenken is voor de wereld. Filosofie is bij uitstek een vakgebied dat níet zoekt naar oplossingen, zoals de kapitalistische samenleving dat juist wel doet. Met De goede voorouder trapt Krznaric precies in die val van het snelle oplossingsgerichte denken van het neoliberalisme dat hij wil bestrijden. Als filosoof mag, nee móet, hij de ruimte nemen om daar tegenin te gaan. Anders verwordt zelfs het kritische, gefundeerde denken tot iets wat snel en gemakkelijk geconsumeerd kan worden.

Op 20 februari weidde VPRO Tegenlicht een aflevering aan De goede voorouder van Roman Krznaric, waarin het boek heel prettig uitgelegd wordt door de auteur zelf. https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2020-2021/time-rebels.html

Boeken / Non-fictie

Nederlands perspectief op Frans-Duitse conflict flinterdun

recensie: Paul Moeyes - Vuistrecht en wisselgeld. Nederland en de Frans-Duitse oorlog 1870-1871.

In de aanloop naar de Frans-Duitse oorlog van 1870 hield Nederland zich strikt afzijdig. In het ‘spel der tronen’ van de Europese grootmachten konden kleine staten als Nederland gemakkelijk worden gebruikt als wisselgeld, vreesde de Nederlandse regering.

Moeyes (1957) is een specialist op het gebied van de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. In zijn nieuwste boek Vuistrecht en wisselgeld belicht hij aan de hand van krantenartikelen het Nederlandse perspectief op de Frans-Duitse oorlog. Die oorlog resulteerde honderdvijftig jaar geleden in de Duitse eenwording. Tijdgenoten wisten al dat de kroning van koning Wilhelm I van Pruisen in de Spiegelzaal wel tot Franse wraakgevoelens én een nieuwe oorlog moest leidden.

Luxemburg

Fraai beschrijft Moeyes hoe Nederland in de jaren 1860 door de ‘kwestie Luxemburg’ al eens ongewild in de spotlights van de Europese politiek kwam te staan. Luxemburg was persoonlijk bezit van koning Willem III, maar maakte ook onderdeel uit van de Duitse Bond. Sinds zijn aantreden als Pruisische kanselier zinspeelde Otto von Bismarck (1815-1898) al op het aaneensmeden van de Duitse lappendeken van koninkrijken, groothertogdommen, vorstendommen en vrije steden. Pruisen moest de leiding krijgen.

In de jaren die volgden bleek dat oorlog voor Bismarck enkel een voortzetting van de politiek met andere middelen was. Toen Willem III zijn groothertogdom Luxemburg aan keizer Napoleon III (1808-1873) van Frankrijk wilde verkopen, dreigde Bismarck met oorlog. Uiteindelijk werd Luxemburg een neutrale staat, maar de oorlogsdreiging van Pruisische zijde was voor het kabinet Van Zuylen-van Nijevelt voldoende reden om zich voortaan angstvallig afzijdig te houden.

Slecht voorbereid

Moeyes komt het best uit de verf wanneer hij de aanloop en het verloop van de oorlog uiteenzet. Het Franse leger had door recente successen in koloniale oorlogen internationaal een goede reputatie. Onterecht, wist de leider van Frankrijk, keizer Napoleon III. De Franse krijgsmacht was hopeloos verouderd en werd geleid door oude, verwaande conservatieve generaals die niet met hun tijd waren meegegaan. Napoleon pleitte voor hervormingen, maar daar wilde de oppositie niets van weten. Met lede ogen keek Napoleon toe hoe Pruisen in 1864 eerst Sleeswijk Holstein annexeerde en in 1866 de Oostenrijkse ‘broeder’ na een razendsnelle mobilisatie versloeg.

Toen in juli 1870 bekend werd dat in Spanje een neef van de Pruisische koning op de troon zou komen, voelde Frankrijk zich van alle kanten bedreigd en was voor Napoleon de maat vol. Zonder goed aanvalsplan en zonder goede tactiek stortte opperbevelhebber Napoleon Frankrijk in een bij voorbaat kansloze missie. De Franse mobilisatie mondde uit in pure chaos. Het door generaal Helmuth von Moltke (1800-1891) geleidde Pruisische leger mobiliseerde juist razendsnel en kreeg daardoor het initiatief.

Embedded

De Frans-Duitse oorlog werd in heel Europa met argusogen gevolgd. Welke gevolgen zou de oorlog hebben voor het precaire machtsevenwicht? En hoe zou het aflopen met de kleine staten? Pruisen wist de publieke opinie beter te bespelen. Terwijl de Fransen geen oorlogscorrespondenten toelieten, mochten alle neutrale verslaggevers met de Pruisen meereizen. Tot afgrijzen van de Britse waarnemer Charles Beauchamp Walker konden de Pruisen op Frans grondgebied blijven communiceren met Berlijn via Franse telegraafpalen. Geen enkele Franse generaal kwam op het idee om de lijnen te verbreken.

De Nederlandse kranten konden zich geen verslaggevers ter plaatse veroorloven. Door dit euvel blijft het Nederlandse perspectief op de oorlog – toch een belangrijke doelstelling van de auteur –  onderbelicht. Nederlandse kranten moesten afgaan op Franse en Duitse berichtgeving.

Vol verbazing beschreven ze hoe de Franse legers in de maanden augustus en september achtereenvolgens in Metz, Straatsburg en Parijs werden opgesloten. Napoleon werd gevangengezet. De nieuwe regering van Léon Gambetta (1838-1882) wist na het uitroepen van de Derde Republiek in Orléans het Franse elan kortstondig aan te wakkeren. Hij vormde razendsnel drie nieuwe volkslegers, maar ook deze ongetrainde revolutionairen waren geen partij voor de goed geoliede Pruisische machine.

Afgedreven

In januari 1871 begonnen de Pruisen met het langverwachte bombardement op Parijs. Het Franse leger ondernam nog een laatste halfslachtige uitbraakpoging, maar de inwoners van Parijs zagen het leger nog dezelfde dag terugkeren. In arren moede werden luchtballonen opgelaten om de naar Bordeaux uitgeweken regering op de hoogte te brengen van de onhoudbare situatie. Door de wind dreven de ballonnen echter naar Nederland.

Ballonvaarder Vibert en artillerieofficier Goleron landden op 18 januari 1871 buiten het dorpje Hierden. De burgemeester van Harderwijk zorgde er na een korte maaltijd voor dat het tweetal via Amsterdam naar Bordeaux kon reizen. Enkele dagen later kreeg de burgemeester een bedankbrief van de Franse consul-generaal in Amsterdam voor de gulle ontvangst. ‘Die ontvangst is het Nederlandse begrip van neutraliteit en van menslievendheid en zal ook in Frankrijk op rechte prijs worden geschat.’ De andere ballon had 150 kilo aan brieven en pakketten aan boord. Terwijl in Versailles al de kiem voor de volgende oorlog werd gelegd, kregen Nederlandse journalisten pas voor het eerst een indruk hoe het er in het belegerde Parijs werkelijk aan toe ging.

Met de ondertekening van het vredesverdrag in Hotel zu Schwan in Frankfurt kwam op 10 mei 1871 officieel einde aan de Frans-Duitse oorlog. De Nederlandse regering bleef dezelfde koers varen. In april 1874 werd de Vestingwet aangenomen. Niet het opvangen van de vijand aan de landsgrenzen, maar de verdediging in het hart van het land werd de norm. Het onderstreept de voortzetting van de Nederlandse neutraliteitspolitiek, die in 1914 nog één keer goed uitpakte, maar in mei 1940 hopeloos achterhaald bleek te zijn.

Afbeelding: Franse krijgsgevangenen in Wesel (1870)

Boeken / Non-fictie

Abraham Kuyper: bouwer of breker?

recensie: De zeven levens van Abraham Kuyper - Johan Snel & Abraham Kuyper: een biografie - Jeroen Koch

Het academisch jaar 2020/21 is het Kuyperjaar. 140 jaar geleden richtte Abraham Kuyper de Vrije Universiteit op en in 2020 was tevens zijn honderdste sterfdag. Onlangs verschenen ook twee boeken over de oud-premier. Wie was Abraham de geweldige?

Wie Abraham Kuyper (1837-1920) was, is ook na het lezen van twee boeken over hem lastig te zeggen. De vraag wát Kuyper was is eenvoudiger, hoewel het nog niet zo makkelijk is om volledig te zijn. Want Kuyper was vooral heel veel: oprichter van de eerste politieke partij (de ARP), oprichter van de VU, theoloog, predikant, premier, verantwoordelijk voor een kerkscheuring en oprichter en hoofdredacteur van dagblad De Standaard waarin hij dagelijks veel stukken schreef (hij was een alom gewaardeerd journalist).

Historicus Johan Snel heeft ervoor gekozen zijn boek De zeven levens van Abraham Kuyper op te delen in hoofdstukken die elk een rol van Kuypers leven behandelen (Kuyper de journalist, staatsman, wetenschappers, activist etc.). Snel, die aan het promoveren is op Kuypers visie op de journalistiek, beschikt door de digitalisering van oude kranten over meer door Kuyper geschreven artikelen dan eerdere biografen. Wellicht mede als gevolg daarvan weet Snel een heel ander beeld te schetsen van Kuyper dan tot nu toe gebruikelijk was.

De Kuyper van Snel is een heel kleurrijk figuur met idealen die vandaag de dag nog sympathiek in de oren klinken. Hij streed voor verbetering van het lot van het gewone volk, door Kuyper de kleine luyden genoemd (toen al een archaïsme). Hij was een radicale democraat en wilde het machtsmonopolie van de liberale elite – de mannen met dubbele namen, ‘de heren millioenairs’ zoals Kuyper ze noemde – breken. Zowel in de kerk als in de politiek.

Schoolstrijd

Het begon met de schoolstrijd, waarin Kuyper streed voor het recht op en gelijkstelling van bijzonder onderwijs. De orthodoxe protestanten wilden zich niet voegen naar het staatsonderwijs waar vanuit een soort algemeen liberaal christendom werd lesgegeven. Deze strijd verbond de (orthodoxe) protesten en katholieken (die eerder zo verdeeld waren) in hun strijd tegen de liberalen. Vrijheid van onderwijs moest ervoor zorgen dat katholieken katholiek onderwijs konden volgen en orthodoxe protestanten onderwijs dat op orthodox protestantse lees geschoeid was. Door het mobiliseren van de achterban slaagden zij daar uiteindelijk in.

De door hem opgerichte politiek partij (de eerste in Nederland) was met name voor die schoolstrijd in het leven geroepen. Voor wat traditionelere figureren binnen de partij zat hun taak er hiermee op. Niet voor Kuyper: de mobilisering van de achterban smaakte naar meer.

Door het zeer beperkte kiesrecht, waardoor alleen welgestelde heren mochten stemmen, was slechts een kleine bovenlaag van de maatschappij vertegenwoordigd in de Kamer. ARP’ers wisten wel in de Kamer te komen, maar hun achterban was in werkelijkheid veel groter dan het zetelaantal van de ARP deed vermoeden.

Kuyper, die zich eerder al hard had gemaakt voor democratisering binnen zijn kerk, wilde opnieuw de achterban gebruiken om de liberale macht te breken. Het algemeen kiesrecht was hiervoor een geijkt middel.

De ARP was verdeeld. Ook binnen zijn partij botste Kuyper met de mensen met dubbele namen. De aanvoerder van de tegenstanders was Alexander de Savornin Lohman. Uiteindelijk leidde het tot een breuk. De partij die Kuyper had opgericht viel uit elkaar: de groep rond Savornin Lohman ging verder in de Christelijk Historische Unie (samen zouden zij een halve eeuw later met de KVP fuseren tot het CDA).

Tweede Tachtigjarige Oorlog

Tot een breuk kwam het ook in de kerk. En ook daar zette Kuyper zich af tegen een liberale elite. Kuyper, begonnen als een modernist, had zich inmiddels ‘bekeerd’ tot de orthodoxie. De Hervormde Kerk, destijds de volkskerk van Nederland, ging volgens Kuyper aan vrijzinnigheid ten onder. De boel werd volgens hem slechts bij elkaar gehouden door onduidelijkheid over de leer. En als Kuyper ergens niet van hield, was het onduidelijkheid. In 1886 kwam het onder zijn leiding tot een kerkscheuring: hij en zijn volgelingen gingen verder als de Nederduitse Gereformeerde Kerk (die samen met de eerder afgescheiden Christelijke Gereformeerde Kerk samen ging en de Gereformeerde Kerken in Nederland vormden).

Kuyper zag ook dit als een vrijheidsstrijd. Hij noemde het de tweede Tachtigjarige Oorlog. De Hervormde Kerk was nu wat Spanje en de Kerk van Rome toen waren. Kuyper hield van historische vergelijkingen en van grootspraak. Hij vergeleek zichzelf met Luther en Mozes.

Calvinisme als oorsprong van de democratie

De oorsprong van vrijheid en democratie ligt volgens Kuyper ook in de tijd van de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog. In zijn lezingen over het calvinisme zet hij die leer in zes kernpunten uiteen: 1) geen enkele onderwerping van mens aan mens, 2) onderwerping van de mens aan God, 3) alle soevereiniteit bestaat bij de gratie Gods en wordt in toom gehouden door de soevereiniteit in eigen kring, 4) huismankiesrecht, 5) godsdienstvrijheid en 6) onderwijsvrijheid.

Het door hem verder uitgewerkte calvinisme, ook wel eens neocalvinisme genoemd, zette hij neer als een alternatief voor het liberalisme. Niet de Verlichting en de Franse Revolutie, maar de Reformatie enkele eeuwen eerder was de kraamkamer van de democratie. Kuyper voorzag hiermee het gereformeerde volksdeel van een ideologische basis.

Modern of anti-modern?

Een veel genuanceerder beeld van Kuyper komt naar voren in de biografie van Jeroen Koch. Ja, hij was een democraat, maar Koch benadrukt dat Kuyper daar lang ambivalent tegenover stond en het vooral uit opportunistische overwegingen was: het was slechts een middel dat goed van pas kwam om zijn doel(en) te bereiken.

Dat uiteindelijk doel van Kuyper was volgens Koch de herkerstening van Nederland. Het breken met de Hervormde Kerk ging niet om geloofsvrijheid, maar was een tijdelijk en noodzakelijk kwaad omdat de leiders binnen de Hervormde Kerk met hun modernistische ideeën de orthodoxie verkwanselden. Uiteindelijk moest heel Nederland weer op het pad van het ware geloof terugkeren. Evenzo verkwanselde de liberale politieke elite met hun modernistische ideeën de natie. Het mobiliseren van het volk gebeurde in eerste instantie omdat het volk in de ogen van Kuyper wars was van liberale en modernistische ideeën. Deze Kuyper valt nog het best te vergelijken met een hedendaagse aanhanger van de Moslimbroederschap.

Het beeld dat uit de biografie van Koch naar voren komt, is een Kuyper die zich vooral verzet tegen de moderniteit. Snel daarentegen, wijst erop dat Kuyper ondanks zijn bekering tot de orthodoxie, altijd deels de modernist is gebleven die hij in het begin van zijn leven was. En dat Kuyper uiteindelijk het calvinisme als politieke en levensbeschouwelijke visie, erg modern interpreteerde. Die moderne visie van zijn calvinisme bewoog hem tot oprechte inzet voor vrijheid, democratie en gelijkheid. Ondanks zijn verzet tegen de liberalen, was hij op sommige vlakken juist liberaler dan de liberalen.

Hoewel Kuyper veel heeft opgebouwd, heeft hij ook veel gebroken. Dat werd Kuyper in zijn tijd ook verweten, met name het feit dat hij de nationale volkskerk heeft gespleten (hoewel het aantal mensen dat hem volgde tot zijn teleurstelling beperkt bleef). Maar brak hij vanuit de overtuiging dat ieder zijn eigen geloof moest kunnen belijden of brak hij om uiteindelijk Nederland en de Hervormde Kerk weer samen op het rechte pad te brengen? Wie Snel leest, vermoedt eerder het eerste; wie Koch leest, het tweede.

Kuypers erfenis

Waar zowel Koch als Snel het over eens zijn, is dat de verzuiling waar Kuyper ontegenzeggelijk aan heeft bijgedragen nooit zijn bedoeling is geweest – zeker het sterk naar binnen gekeerde karakter van de gereformeerde zuil zal hij niet hebben voorgestaan. Kuyper zette zich niet af van de rest van het land, maar wilde het land veranderen.

Waar de verzuiling een onbedoeld gevolg is van Kuypers inzet, was hij juist op de doelen waar hij zich wel voor inzette niet altijd doorslaggevend. Uiteindelijk was niet Kuyper verantwoordelijk voor het doorvoeren van het algemeen kiesrecht. Op het sociale vlak had Kuyper de beste bedoelingen, maar hij slaagde er uiteindelijk niet of nauwelijks in het lot van de arbeiders en armen te verbeteren met concrete wetten.

Al met al is Kuyper een zeer fascinerende maar moeilijk te vatten figuur in een even zo fascinerende tijd in de Nederlandse geschiedenis. Kochs biografie geeft behalve een gedegen beeld van Kuyper ook een goed beeld van zijn tijd. Het boek van Snel dient meer als introductie, maar zijn kleurrijkere interpretatie van Kuyper maakt nieuwsgierig naar een volwaardige biografie van zijn hand. Wie weet komt dat er nog ooit van.

De zeven levens van Abraham Kuyper: portret van een ongrijpbaar staatsman        
Johan Snel
Prometheus
Prijs: € 25
400 bladzijden
ISBN 9789044645088
Sterren: 4
https://uitgeverijprometheus.nl/catalogus/de-zeven-levens-van-abraham-kuyper.html 

Abraham Kuyper: een biografie
Jeroen Koch
Boom
Prijs: € 44,90
676 bladzijden
ISBN 9789024434114
Sterren: 4
https://www.boomgeschiedenis.nl/product/100-213_Abraham-Kuyper 

Boeken / Non-fictie

Feminisme andermaal

recensie: Pauline Harmange – Mannen, ik haat ze

Pauline Harmange opent met haar pamflet Mannen, ik haat ze de deur voor een nieuw feminisme. Daarbij is ze provocerend en bloedserieus.

Toen ene Ralph Zurmély – man en werknemer bij het Franse ministerie voor Seksegelijkheid, Diversiteit en Gelijke Kansen –  de titel van Harmanges pamflet zag dacht hij: ‘daar moet ik een stokje voor steken.’ Door zijn dreigement om het te verbieden werd het boekje in één klap razend populair. Alleen in Frankrijk zijn al meer dan 20 duizend exemplaren verkocht en vertaling na vertaling volgt. Zo ook in Nederland: uitgeverij Atlas Contact vertaalde de titel Mois les hommes, je les déteste naar Mannen, ik haat ze, en voegde op het omslag een groot, geel kruis toe dat op de Franse en Engelse varianten ontbreekt.

Misandrie

Feministen wordt veelvuldig verweten dat zij ‘mannenhaters’ zijn. Met een mooi woord: misandrie. Wanneer een vrouw anderen wijst op het feit dat vrouwen nog altijd het grootste deel van de huishoudelijke werkzaamheden op zich nemen: mannenhater. Wanneer een vrouw begint over de ongelijke verdeling tussen het aantal mannen en vrouwen in de Tweede Kamer of de top van het bedrijfsleven: mannenhater. Op die manier wordt het debat weggevoerd van de inhoud en wordt de nadruk gelegd op de vrouw die klaagt. Dat moet stoppen, zo stelt Harmange. Wat zou er gebeuren als we het omdraaien? Als vrouwen zich niet meer gaan verdedigen tegen deze aanklacht? Als vrouwen stoppen met uitleggen waarom ze mannen niet haten, maar dat het gaat om veel meer dan die individuele man, die toch best prima is? Dat het gaat over de brede onderliggende structuren en vooronderstellingen?

Misschien is het verwijt van misandrie wel dé oplossing voor het probleem waar het feminisme vandaag de dag mee wordt geconfronteerd. Laten we mannen gaan haten, als vrouw heb je er genoeg reden toe. Welke dan? Nou, zegt Harmange, kijk maar naar de cijfers van seksueel geweld tegen vrouwen in de westerse ‘beschaafde’ landen. Gemiddeld de helft van alle vrouwen heeft ooit met seksueel grensoverschrijdend gedrag te maken gehad (tegenover 13 procent van alle mannen). Meer dan één op de tien vrouwen in Nederland is ooit verkracht. Zolang daarover beginnen je het label ‘feminist’ als zijnde een scheldwoord oplevert, is het kennelijk nodig om verder te gaan, om niet met voorzichtige aanklachten te komen maar om mannen en hun mannelijkheid te haten. Volgens Harmange moeten vrouwen daarin radicaal zijn: de man is de vijand. Natuurlijk zijn er ook ‘goede’ mannen, maar het gaat om het bredere verhaal dat we onszelf en onze zoons en dochters blijven vertellen. Mannen die luisteren en een deel van het huishouden op zich nemen voldoen namelijk helemaal niet aan de norm van mannelijkheid.

Mannelijkheid onderdrukt

Het mag duidelijk zijn waar Harmange op doelt wanneer ze spreekt over ‘mannen’: de gesocialiseerde man. Het beeld van de man als krachtige, rationele, rustige leider tegenover het beeld van de vrouw als zwakke, emotionele, theatrale wezens die sturing nodig hebben. De beroemde filosoof en feminist Simone de Beauvoir zei het al, maar kennelijk behoeft haar boodschap herhaling: sekse is geen biologisch feit, maar een sociaal construct. Wat ‘de man’ of ‘de vrouw’ is bepaalt de maatschappij. We voeden jongetjes op met agressie en meisjes met passiviteit. Zolang dat gebeurt, zijn we niet vrij en zeker niet gelijk. Ook de man is in zijn ontwikkeling en bestaan onderhevig aan dit discours. ‘Pas als we mannelijkheid afschaffen, kunnen ook mannen betere mensen worden’ (Harmange in een interview met Trouw 27-2-2021).

In Nederland wordt vaak gedacht dat praten over emancipatie ouderwets is, we zijn toch al gelijk? Toch staat Nederland op de 38e plek op de ranglijst van landen als het gaat over gelijkheid tussen man en vrouw. Er zit dus nog veel ruimte voor verbetering. Alleen het lastige is: zolang we niet zien hoe kwalijk onze huidige man-/vrouwbeelden zijn komt die verandering niet. Een aantal voorbeelden dan: een vrouw die besluit dat zij abortus wil krijgt te maken met een verplichte bedenktijd van 5 dagen. Waarom? Is een vrouw niet evengoed een autonoom subject dat voor zichzelf kan bepalen of zij een medische ingreep behoeft? Voor geen enkele andere medische ingreep bestaat zo’n bedenktijd. En waarom worden anticonceptiemiddelen zoals de pil en het spiraaltje tot 21 jaar wel vergoed en condooms niet? Is het voorkomen van een zwangerschap de verantwoordelijkheid van het meisje? Ook het feit dat de Nederlandse vrouw 16 weken zwangerschapsverlof krijgt en haar man maximaal 6 weken (waarvan 5 weken maar 70% vergoed) zegt iets over wat wij verstaan onder moeder- en vaderschap. Kan dat ook anders? Jazeker, kijk maar naar Zweden. Daar krijgen ouders samen 480 betaalde dagen die ze onderling mogen verdelen. En in Canada is abortus legaal (waar het in Nederland nog in het Wetboek van Strafrecht staat).

Zusters

Volgens Harmange kan misandrie zorgen voor een nieuwe verbondenheid tussen vrouwen, die ook, je raadt het al, door de man verloren is gegaan. In hun drang om de man te behagen is de vrouw de andere vrouwen als concurrent gaan zien. In een soort verdeel en heers blijft de man de norm omdat de vrouw versplinterd is in haar drang de man te behagen. ‘Solidariteit onder vrouwen is nooit onbenullig, maar altijd politiek.’ Als vrouwen samen zouden komen kunnen ze een ruimte creëren waarin ze ‘de belangen van mannen niet dienen’. Zo kunnen ze elkaar liefhebben en samen zorgen voor de bevrijding van de vrouw. Zoals Marx zei: ‘proletariërs aller landen, verenigt u.’ Zo zegt Harmange: ‘vrouwen, laten we ons verenigen, onze gezamenlijke kracht wordt geducht en gevreesd.’

Waarom mannenhaat (misandrie) om vrouwenhaat (misogynie) te bestrijden? Is dat niet net zo erg? Nee, zegt Harmange. Misandrie is haat van een andere orde. Het is haat die geen slachtoffers eist. Niemand wordt verwond of verkracht. Niemand wordt belet zijn droombaan na te jagen of de kleren te dragen die hij wil. De enige die zulke beperkingen kan opleggen is een man, niet een vrouw die mannen haat. De misandrie is koel, vanaf een afstand. Dusdanig dat vrouwen niet meer, maar juist minder aandacht hebben voor de man. Dit is nodig, ‘zolang er misogyne mannen zijn, zolang er mannen zijn die de andere kant opkijken en zolang de maatschappij vrouwenhaters tolereert en aanmoedigt’. Zolang een president kan zeggen ‘grab ‘em by the pussy’ en wij dit niet veroordelen maar het wegzetten als een grap die moet kunnen, bevestigen we dat je als vrouw nog altijd niet veilig bent.

Harmanges invalshoek is verfrissend en tegendraads. Ze schrijft met Mannen, ik haat ze een ongelofelijk vurig, scherp en provocerend pamflet dat zomaar eens een nieuw feminisme kan aanwakkeren. Een feminisme dat niet zoekt naar verbinding, dat niet akkoord gaat met vrouwenquota die bevestigen dat de man de norm is, maar een feminisme dat zoekt naar vrijheid van onderdrukking. Vrijheid die alleen maar verkregen kan worden door een volledige distantie van mannelijkheid als eerste stap. Vanuit daar kan een volledige herwaardering van wat wij verstaan onder ‘man’, ‘vrouw’ en ‘gelijkheid’ ontstaan.

Boeken / Fictie

Van een tijdloze schoonheid

recensie: Het onzichtbare leven van Addie LaRue - V.E. Schwab

Welke krachten zou jij willen hebben als je een superheld zou zijn? De meeste mensen wedijveren tussen de volgende opties: kunnen vliegen óf onzichtbaar zijn. Schrijfster V.E. Schwab maakt met haar nieuwe young adult Het onzichtbare leven van Addie LaRue duidelijk dat deze laatste mogelijkheid pure horror is. Het is een van die boeken die je qua plot en verteltrant kunt vergelijken met de ‘groten’ onder de YA’s: Harry Potter, Twilight en The Hunger Games.

Zoveelste vampierenromance?

Als je begint aan de dikke pil die Het onzichtbare leven van Addie LaRue is, dan weet je nog niet meteen waar je aan toe bent. Het is 29 juli 1714 en de 23-jarige Addie LaRue rent voor haar leven. Wie is toch die duivel die haar op de hielen zit? Vervolgens ontwaakt dit meisje in New York, in het jaar 2014… De eerste gedachte die door je heen schiet, zou de volgende kunnen zijn: is dit de zoveelste roman over vampiers? Het blijkt echter te draaien om een vernieuwend concept: Adeline (ze prefereert zelf ‘Addie’) LaRue wordt in 1691 geboren in het Franse dorp Villon-sur-Sarthe en verveelt zich daar stierlijk. Ze wil niets liever dan reizen over de hele wereld. Als haar ouders haar uithuwelijken aan een weduwnaar met een grote schare aan moederloze kinderen, bidt ze tot de Goden die haar oude buurvrouw Estele Magritte aanhangt. Tot haar vreugde – die van korte duur zal zijn – wordt er gehoor gegeven aan haar wens: “Ik wil niet aan iemand anders toebehoren.” In ruil voor deze vrijheid, belooft ze haar ziel te geven aan deze duivelachtige God, als ze deze niet meer hoeft.

Be careful what you wish for

Al snel blijkt haar wens een grote vloek te zijn. Geen enkele persoon die ze ooit heeft gekend, weet nog wie ze is. Van de ene op de andere dag verliest ze alles. Iedere keer als ze een nieuwe persoon ontmoet, een nieuwe geliefde, vergeet dit wezen haar bestaan. Op deze manier is het onmogelijk voor Addie om zich aan een ander te kunnen binden. Toch kent haar onzichtbare bestaan ook voordelen: Addie leert zichzelf de kunst van het stelen aan en komt na ieder conflict ongeschonden uit de strijd, omdat niemand haar aanwezigheid opmerkt. Hoewel ze jaren, decennia, zelfs eeuwen de tijd heeft om te reizen, te ervaren en te leven, blijft de God die haar wens accepteerde, haar achterna zitten. Om de zoveel jaren komt deze God, die zijn uiterlijk heeft gemodelleerd naar een schets van Adeline en de naam Luc heeft aangenomen, haar teisteren en dwingt haar om haar ziel aan hem te overhandigen. Iedere keer weet Addie hem af slaan, maar na iedere ontmoeting met haar kwelgeest, begint ze zich holler te voelen.

“Ik herinner me je”

En plots verdwijnt dat lege gevoel op een dag die lijkt op alle voorgaande dagen. Op 13 maart stapt ze een boekwinkel binnen, waar ze eerder een Griekse versie van de Odysseus heeft ontvreemd en ze vraagt aan de boekverkoper, Henry Strauss, of ze het boek kan omwisselen voor een ander boek. De jonge verkoper met zijn hoofd vol zwarte krullen en groene ogen (wat van hem haast een exacte kopie van Luc maakt) is met stomheid geslagen: hij heeft het meisje pas geleden betrapt op het stelen van dat boek en ze is ook nog zo brutaal om het te komen inwisselen tegen een ander? Na deze blik van herkenning, begint het in Addie’s hoofd te duizelen. Niemand heeft haar gezicht in de afgelopen driehonderd jaar langer dan enkele uren weten te onthouden… Als Henry de woorden “Ik herinner me je” uitspreekt, betekent dit dan ook het startpunt voor een nieuw leven met nieuwe kansen. Henry en Addie tuimelen in een liefdesromance. Hun onvoorwaardelijke liefde kunnen ze echter met niemand delen, aangezien iedereen vergeet dat Addie bestaat. Dat kan het verliefde stel niet deren. Iemand die zich wel verkneukelt aan de prille liefde, is Luc. Het is echter voor deze wrede God een kwestie van tijd, voordat hij Addie’s ziel kan claimen. Henry verbergt namelijk een geheim dat hem en Addie voorgoed zal scheiden…

Ontelbare pluspunten

Er zijn ontelbare zaken die dit boek zo fantastisch maken. Om te beginnen het plot: het idee is niet alleen compleet nieuw, maar het verhaal is ook heel spannend. Je vraagt je continu af hoe het zal eindigen met Addie; verliest ze haar ziel of gaat ze nog drie eeuwen tegemoet? En is de liefde tussen Addie en Henry gedoemd om te mislukken? Tot aan de laatste pagina blijf je geboeid. Dat komt ook door de afwisseling in historische periodes. Van de Franse Revolutie tot aan de Eerste- en Tweede Wereldoorlog: via de ogen van Addie maken we alles mee. Iedere keer verras je je weer over haar moed en kracht om zich door al die eenzame jaren heen te slaan en het biedt een verrassende kijk op periodes, die we allemaal uit de schoolboeken kennen. Ook is het boek opgedeeld in zeven delen, die allemaal beginnen met een verwijzing naar een kunstwerk, dat te maken heeft (gehad) met Addie. Voor menig kunstenaar heeft ze gediend als muze en is ze vereeuwigd in de kunst (haar enige voetafdruk op de aarde). Daarnaast is de schrijfstijl sierlijk te noemen en de prachtige beschrijvingen loodsen je door de pagina’s heen:

“Dat is het punt met leven in het heden, en alleen in het heden: het is een zin die 

 eindeloos doorgaat. En Henry was de volmaakte pauze in het verhaal. Een kans om 

op adem te komen. Ze weet niet of het liefde was of slechts een kort respijt. Of 

tevredenheid zich kan meten met hartstocht, of warmte ooit zo sterk zal zijn als hitte.”

Dit soort zinnen blijven je gedurende het boek aantrekken. Tot slot is het Schwab gelukt om van een meisje dat, ondanks het feit dat ze van vlees en bloed is, eerder een geest is geworden, een écht individu te maken. Een persoon die je gaandeweg leert kennen en in wiens emoties je kunt meegaan. Ook de andere personages hebben iets eigens en zijn goed uitgewerkt: Henry raakt verscheurd door een eerdere verbroken relatie en worstelt met zijn identiteit als biseksueel; zijn eerdere vriend Robbie is een groot talent op het podium, maar worstelt om zijn gevoelens voor Henry en hun gezamenlijk vriendin Bea, is een lesbische kunsthistorica met een grote mond, maar met het hart op de goede plek. Naast verzonnen geliefden, zoals Remy en Toby, komen er ook werkelijk bestaande figuren langs in het boek. Theedrinken met verlichte denkers als Voltaire zijn een doodnormale zaak in het boek en wat blijkt? Ook Beethoven heeft zijn ziel verkocht aan ‘God’ Luc. Door al deze verrassingen blijf je lezen, lezen, lezen. Dit boek mag zich daarom met recht meten aan de eerder genoemde wereldberoemde verhalen. J.K. Rowling, eat your heart out.

Boeken / Non-fictie

Ode aan een magisch decennium

recensie: Negentig - Corinne van der Velden

De Spice Girls, GTST, Big Brother, Gabbers, TMF: óf je vindt het wansmaak, óf deze en andere nineties-fenomenen hebben een plekje in je hart veroverd. Het laat zich raden bij welk kamp Corine van der Velden hoort. In Negentig neemt de journalist en docent de ninetiesnostalgie onder de loep.

In coronaloze tijden vormen nineties-feestjes een beproefde succesformule. Voor veel mensen belichamen de jaren ’90 dan ook een magische periode; een tijdperk om door een roze bril te doorzien. Frank Pels, schrijver van jaren ’90-anthem 15 miljoen mensen, omschrijft het tijdperk als de meest zorgeloze tijd die hij ooit heeft meegemaakt, ‘een periode van ongebreideld optimisme’. Volgens Anouk Smeekes, die onderzoek doet naar nostalgie, voelden de jaren ’90 voor veel mensen aan als simpel en overzichtelijk. Het speelt zich af vóór het globalisatie- en digitaliseringstijdperk, ‘waarin de wereld opener en groter werd, maar ook een stuk ingewikkelder’. Geen wonder dus dat het tijdperk twee decennia later nog altijd zo’n aantrekkingskracht heeft.

Nederlandse insteek

Het vrolijke decennium wordt chronologisch doorgenomen; voor elk jaar één hoofdstuk. In vrolijke overzichtspagina’s geeft Van der Velden van ieder jaar een impressie, om vervolgens in het hoofdstuk op één thema verder te gaan. Zo staat 1992 volledig in het teken van eurodance, het commerciële antwoord op dance. Formaties van eigen bodem, zoals 2 Unlimited en 2 Brothers on the 4th Floor, domineerden in één klap de Top 40 met hun opzwepende en makkelijk in het gehoor liggende muziek.

Van der Velden bekijkt de jaren ’90 vanuit een Nederlandse invalshoek. Het 1993-hoofdstuk staat bijvoorbeeld volledig in het teken van populaire kinderboekenschrijvers als Paul van Loon en Carry Slee. De Griezelbus en Dolfje Weerwolfje, maar ook zwaardere jeugdboeken als Spijt! en Afblijven zijn voor Nederlanders onlosmakelijk met de jaren ’90 verbonden.

Klein maar fijn

Door menig jaren ’90 BN’er zelf aan het woord te laten, is dit boek meer dan enkel een nostalgische ‘trip down memory lane’. Vooral het persoonlijke relaas van Sabine Wendel geeft te denken. Als deelneemster van het eerste seizoen van Big Brother was ze onvoorbereid op alle media-aandacht die haar zou achtervolgen nadat ze uit het huis was weggestemd. Ook dat waren de jaren ’90: doodnormale mensen maakten hun entree in het medialandschap, met alle gevolgen van dien.*

Toch voert lichtheid de boventoon en dat maakt Negentig bovenal een ode aan een tijdperk van onbegrensde mogelijkheden. Een wellicht net iets te klein maar wel fijn boekje over een periode waar menigeen linksom of rechtsom wel een zwak voor heeft ontwikkeld.

* Desalniettemin bleek het format een gigantisch (internationaal) succes. Na een pauze van vijftien jaar is begin 2021 zelfs een nieuw seizoen van Big Brother van start gegaan in Nederland.