Tag Archief van: Amsterdam

Theater / Voorstelling

Verdi’s Requiem als totaalconcept met kanteldak als zegen

recensie: Requiem van Verdi
22-23 Messa da Requiem - Piano - Voorgenerale ©Michel Schnater© Michel Schnater

Ze ligt op haar rug. Haar lichaam schokt. Ze draait haar benen in de knoop en wiegt heen en weer. Hij trekt haar op en ze rennen naar de achterwand. Ze probeert er tegenaan te lopen en daarna te klimmen maar het lukt niet. Dan splijt het koor uiteen en krijgt de danser alle ruimte. Hoop is nabij. Tijdens het Requiem van Verdi door de Nationale Opera en Ballet staat de danser centraal. Het toont de lijdende mens zoekend naar houvast.

‘Ik zou graag een requiem willen componeren om volgend jaar op te voeren voor de verjaardag van zijn dood’, schreef Giuseppe Verdi aan zijn uitgever op 2 juni 1873, kort na de begrafenis van zijn idool, de romanschrijver en dichter Alessandro Manzoni. ‘De massa zal vrij grote afmetingen hebben, en bovendien zal een groot orkest nodig zijn, een groot koor en vier of vijf hoofdzangers – ik kan nog niet specifiek zijn.’ Het moest, voor Verdi de vrijdenker, een requiem worden met muziek die de ziel beroert als reactie op de zware katholieke versie.

Vanwege de kosten vroeg hij de burgemeester van Milaan om steun: hij betaalde de kosten voor de uitvoering in ruil voor een requiem van Verdi’s hand. Het stuk werd een groot succes, waarop er drie uitvoeringen volgden. Met een Libera Me (‘Bevrijd mij’) voor een onvoltooid requiem voor Rossini en muzikale frasen uit zijn opera Don Carlos voltooide Verdi de enorme partituur voor Missa Di Requiem in minder dan een jaar.

Choreografie, decor, licht

Voor choreograaf Christian Spuck was het een uitdaging om van dit Requiem een opera-achtig spektakel te maken met ballet. Al in 2016 stond deze productie bij Opernhaus Zürich op de planken. Nu is hij in Amsterdam met zijn vaste artistieke staf en vrijwel identiek decor en werkt hij samen met het Rotterdams Philharmonisch Orkest en zangers, en dansers van het Nationale Opera en Ballet. Voor Spuck, naar analogie met Verdi’s wens, was het belangrijk een Requiem te presenteren zonder de katholieke mis met wrede en mensonvriendelijke tekst, maar met de mens in al zijn kwetsbaarheid en hulpeloosheid op zoek naar troost.

Met licht en decor (Martin Gebhart en Christian Schmidt) komen de dansers centraal te staan zowel midden op het podium als bijna over de podiumrand, boven de orkestbak. Schijnwerpers belichten dansers bedekt met modder en zand. Ze krioelen over het podium gevangen in hun eigen conflicten.

Zangers en koor

De vier zangers maken zich individueel los uit het honderdkoppig koor als een soort gemeenschap waarin het leven zich afspeelt. Als massa beweegt het op het podium. Gezamenlijk smeken ze om hulp met hun handen wijd gespreid in de lucht. De Italiaanse sopraan, Federica Lombardi, weet het voortreffelijke koor en orkest met grote koperpartij te overstemmen. Ze klinkt warm, helder en vooral luid. Ook schitterend hoe zij in duet zingt met de Russische mezzosopraan Yulia Matochkina. Voortdurend zoeken ze oogcontact op het podium om de harmonie te bewaken. Maar ook de tenor Freddie De Tommaso zingt zijn aria’s helder en zuiver evenals de bas Alexander Vinogradov.

Kanteldak als zegen

De vraag is of Spuck met zijn totaalconcept, ondanks de individuele prestaties, een geslaagde voorstelling heeft gecreëerd. Het beperkte podium in asgrijs, de dansers in de spotlight, het heen en weer rennen, het koor volledig in zwart tegen de asgrijze decorwanden en de zangers en dansers gezamenlijk op het podium, maken van de voorstelling een rommelig geheel. Als kijker kom je ogen en oren tekort in de chaos van beweging en zang. De prachtige muziek kan hierdoor niet ten volle worden ervaren en beluisterd. De zaal zoekt naar houvast; het kanteldak aan het eind van de voorstelling, is een zegen.

Theater / Voorstelling

Verdi’s Requiem als totaalconcept met kanteldak als zegen

recensie: Requiem van Verdi
22-23 Messa da Requiem - Piano - Voorgenerale ©Michel Schnater© Michel Schnater

Ze ligt op haar rug. Haar lichaam schokt. Ze draait haar benen in de knoop en wiegt heen en weer. Hij trekt haar op en ze rennen naar de achterwand. Ze probeert er tegenaan te lopen en daarna te klimmen maar het lukt niet. Dan splijt het koor uiteen en krijgt de danser alle ruimte. Hoop is nabij. Tijdens het Requiem van Verdi door de Nationale Opera en Ballet staat de danser centraal. Het toont de lijdende mens zoekend naar houvast.

‘Ik zou graag een requiem willen componeren om volgend jaar op te voeren voor de verjaardag van zijn dood’, schreef Giuseppe Verdi aan zijn uitgever op 2 juni 1873, kort na de begrafenis van zijn idool, de romanschrijver en dichter Alessandro Manzoni. ‘De massa zal vrij grote afmetingen hebben, en bovendien zal een groot orkest nodig zijn, een groot koor en vier of vijf hoofdzangers – ik kan nog niet specifiek zijn.’ Het moest, voor Verdi de vrijdenker, een requiem worden met muziek die de ziel beroert als reactie op de zware katholieke versie.

Vanwege de kosten vroeg hij de burgemeester van Milaan om steun: hij betaalde de kosten voor de uitvoering in ruil voor een requiem van Verdi’s hand. Het stuk werd een groot succes, waarop er drie uitvoeringen volgden. Met een Libera Me (‘Bevrijd mij’) voor een onvoltooid requiem voor Rossini en muzikale frasen uit zijn opera Don Carlos voltooide Verdi de enorme partituur voor Missa Di Requiem in minder dan een jaar.

Choreografie, decor, licht

Voor choreograaf Christian Spuck was het een uitdaging om van dit Requiem een opera-achtig spektakel te maken met ballet. Al in 2016 stond deze productie bij Opernhaus Zürich op de planken. Nu is hij in Amsterdam met zijn vaste artistieke staf en vrijwel identiek decor en werkt hij samen met het Rotterdams Philharmonisch Orkest en zangers, en dansers van het Nationale Opera en Ballet. Voor Spuck, naar analogie met Verdi’s wens, was het belangrijk een Requiem te presenteren zonder de katholieke mis met wrede en mensonvriendelijke tekst, maar met de mens in al zijn kwetsbaarheid en hulpeloosheid op zoek naar troost.

Met licht en decor (Martin Gebhart en Christian Schmidt) komen de dansers centraal te staan zowel midden op het podium als bijna over de podiumrand, boven de orkestbak. Schijnwerpers belichten dansers bedekt met modder en zand. Ze krioelen over het podium gevangen in hun eigen conflicten.

Zangers en koor

De vier zangers maken zich individueel los uit het honderdkoppig koor als een soort gemeenschap waarin het leven zich afspeelt. Als massa beweegt het op het podium. Gezamenlijk smeken ze om hulp met hun handen wijd gespreid in de lucht. De Italiaanse sopraan, Federica Lombardi, weet het voortreffelijke koor en orkest met grote koperpartij te overstemmen. Ze klinkt warm, helder en vooral luid. Ook schitterend hoe zij in duet zingt met de Russische mezzosopraan Yulia Matochkina. Voortdurend zoeken ze oogcontact op het podium om de harmonie te bewaken. Maar ook de tenor Freddie De Tommaso zingt zijn aria’s helder en zuiver evenals de bas Alexander Vinogradov.

Kanteldak als zegen

De vraag is of Spuck met zijn totaalconcept, ondanks de individuele prestaties, een geslaagde voorstelling heeft gecreëerd. Het beperkte podium in asgrijs, de dansers in de spotlight, het heen en weer rennen, het koor volledig in zwart tegen de asgrijze decorwanden en de zangers en dansers gezamenlijk op het podium, maken van de voorstelling een rommelig geheel. Als kijker kom je ogen en oren tekort in de chaos van beweging en zang. De prachtige muziek kan hierdoor niet ten volle worden ervaren en beluisterd. De zaal zoekt naar houvast; het kanteldak aan het eind van de voorstelling, is een zegen.

Theater / Voorstelling

Daders zijn slachtoffer, slachtoffers zijn dader

recensie: Mijn lieve gunsteling – ITA Ensemble
Gunsteling 1Jan Versweyveld

Is hij louter dader, de veearts die zich verlustigt aan het tienermeisje? Of is hij op zijn beurt slachtoffer? En is het begeerde tienermeisje alleen slachtoffer, of roept ze in haar eenzaamheid ook zelf het ongeluk over zich af? Met Mijn lieve gunsteling schreef Marieke Lucas Rijneveld een ongemakkelijk boek. Regisseur Ivo van Hove maakt er met ITA Ensemble een ongemakkelijke – of liever: verontrustende theatervoorstelling van.

Op de speelvloer staan twee echte, uit de kluiten gewassen koeien in een perk dat wordt begrensd door metalen hekken. De vloer is bedekt met hooi, waarvan de sterke geur in het hele theater te ruiken is. De boodschap is niet te missen: we zijn hier op het platteland, het boerenbedrijf bepaalt de levens van alle personages. Boven de speelvloer hangt een podiumbreed projectiescherm waarop de lucht wordt geprojecteerd: zonnig, bewolkt, zwanger van onweer en zelfs voorzien van donder en bliksem. Op het platteland is het weer een dominante factor.

Dat platteland brengt niet per se gelukkige mensen voort. De personages in Mijn lieve gunsteling zijn vrijwel allemaal beschadigd. Het meisje ‘Vogel’ verloor haar broer aan een noodlottig verkeersongeval; haar vader, de boer, heeft die dood van zijn zoon nooit verwerkt. De veearts is pedoseksueel, en hij heeft een verknipte, min of meer godsdienstwaanzinnige moeder. Camillia, de vrouw van de pedoseksuele veearts, trouwde een man die op zoek was naar iemand die zijn lustgevoelens voor jonge meisjes kon maskeren.

Eenzaamheid

Schrijver Marieke Lucas Rijneveld schuwt in zijn romans zware thema’s niet: pedoseksualiteit, leven en dood, zelfmoord, rouw, seksueel geweld, leugens en bedrog, overspel. En natuurlijk eenzaamheid: het komt allemaal langs. Regisseur Ivo van Hove vertaalt zijn fascinatie voor het werk van Rijneveld in een meesterlijke theatervoorstelling.

Het veertienjarige meisje Vogel verdringt haar eenzaamheid door muziek, door met dieren te spelen, door in haar dagboek te schrijven. In de lege en warme zomervakantie vormen de visites van de veearts een welkome afleiding. Vogel leeft in een fantasiewereld, ze heeft een tic voor muziek van vóór haar tijd. Zo noemt ze de veearts ‘Kurt’ naar Kurt Cobain van Nirvana. De veearts geilt op het meisje dat op het punt staat een vrouw te worden en gaat mee in haar spel. Telkens wanneer zijn lust komt bovendrijven, verschijnt de geest van zijn moeder die hem bespiedt, hem veroordeelt. Camillia, de vrouw van de veearts, begrijpt pas laat wat er speelt, de vader van het meisje heeft het te druk met zijn eigen sores.

Geloofwaardig

De voorstelling van ITA Ensemble wordt gedragen door de fenomenale Eefke Paddenburg als Vogel, en door Hans Kesting als de veearts. Paddenburg transformeert geloofwaardig in een meisje van veertien, met nonchalant rondslingerende armen en benen, met een uitschietende stem, met ontluikende seksuele gevoelens waarvan ze in haar onschuld het effect op anderen niet doorgrondt. Bovendien speelt Paddenburg gitaar en heeft ze een uitstekende zangstem, waarmee de muzikale fascinatie van Vogel gestalte krijgt. De veeboer van Kesting speelt het puberspel van het meisje tot het uiterste mee. Opzettelijk onbeholpen, quasi-kinderlijk, strooiend met bijbelteksten, nu en dan overleunend naar volwassenheid, met nauwelijks bedwongen geilheid.

Katelijne Damen als de vrouw van de veearts verveelt zich breeduit hangend op het lege echtelijke bed; in de dubbelrol als de moeder van de veearts spookt Damen rond als een gefrustreerde demon. Bart Slegers krijgt wat weinig ruimte, hij is vooral ondersteunend in de rollen van de boer, en die van zowel Freud als Hitler, met wie het meisje in haar fantasievolle gekte imaginaire gesprekken voert. De zoon van de veearts heeft een kortstondige amourette met het meisje. Die zoon is opzettelijk anoniem, krijgt nauwelijks een ‘smoel’, Van Hove laat Achraf Koutet vooral op zijn rug of van opzij zien.

Noodlotsdrama

Mijn lieve gunsteling is een meeslepend noodlotsdrama. Alle eenzaamheid, de pijnlijke verlangens, de lompe fantasieën zullen deze mensen naar de afgrond leiden. Jammer is dat de voorstelling met een duur van 140 minuten echt te lang is. Dat komt doordat Van Hove het boek van Rijneveld te trouw vertaalt naar theater. Zo praat Vogel in het boek met Hitler en Freud, en Van Hove laat haar dat op toneel ook doen. Die gesprekken hadden gemist kunnen worden. Desondanks is dit een zeer fraai vormgegeven, uitstekend geacteerd geheel, met als kers op de taart live muziek. Gaat dat zien.

 

Gebaseerd op het boek van Marieke Lucas Rijneveld
Muzikant: Roos van Tuil
Compositie songs: Wende Snijders en Koen van der Wardt
Scenografie en lichtontwerp: Jan Versweyveld
Hoofd techniek: Reyer Meeter

Muziek / Reportage
special: Vriendenrepetitie Concertgebouworkest
ConcertgebouworkestFoto: Marco Borggreve

Verhalende muziek

Opeens schalt het Lang zal ze leven door de zaal van het Amsterdamse Concertgebouw, gespeeld door een enorme hoeveelheid koperblazers. Het was paukenist Tomohiro Ando van het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) die als jarige de eer te beurt viel.

Zelden zitten er zoveel koperblazers op het podium als bij Eine Alpensinfonie (1911-’15) van Richard Strauss. En bij het begin staan er ook nog eens vijf op de gang als Fernorchester, om zich later statig dalend vanaf de trap bij hun collegae op het podium te voegen.
De eerste uitvoering van dit symfonische gedicht van meer dan drie kwartier lang, vond plaats in 1916 onder leiding van Willem Mengelberg. Een week later dirigeerde de componist het zelf. ‘Nog steeds wordt uit de bladmuziek van toen gespeeld’, vertelde Klaus Mäkelä die de Vriendenrepetitie leidde, tijdens een kort interview achteraf.

In het totaal zijn er maar liefst 16.000 vrienden van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest, die een paar keer per jaar de gelegenheid krijgen tegen een vriendenprijsje enkele repetities van het KCO bij te wonen. Men moet vroeg uit de veren en winderig weer trotseren, maar tot 9.30 uur kan men zich opwarmen aan een kopje koffie of thee. Dit keer waren er extra veel vrienden aanwezig, want niemand minder dan Klaus Mäkelä leidde het geheel, dat hij omschreef als een generale repetitie. Al ontbrak een werk: het aan hem opgedragen Aino (2022), ook een symfonisch gedicht, deze keer van Jimmy López Bellido.

Klaus Mäkelä

Klaus Mäkelä

Foto: Marco Borggreve

Mäkelä is chef-dirigent van het Oslo Filharmonisch Orkest, muziekdirecteur van het Orchestre de Paris en sinds het seizoen 2022-‘23 artistiek partner van het KCO, waarvan hij in 2027 chef-dirigent zal worden. Hij studeerde bij de grote Finse docent orkestdirectie Jorma Panula aan de Sibelius-Academie in Helsinki en speelt ook cello op hoog niveau.
Hij ontlokt een heldere, transparante klank aan het orkest, een heel zeldzame keer zelfs iets ongepolijst. Zijn gebaren zijn het ene moment breed, dan weer klein en soms beweegt hij zelfs nauwelijks. Hij werkt intensief maar komt relaxt over. Dat vraagt hij ook van de musici, want de enige keer dat hij iets over het Eine Alpensinfonie spelende orkest iets riep, verstond ik ‘Relax!’ tegen de cellogroep.

Strauss en Bloch

Het werk van Strauss werd in een keer geheel gespeeld, daarna begon het polijsten en werden de laatste puntjes op de i gezet. Van achteren naar voren: van het slotakkoord van de koperblazers, waarbij vooral op de onderlinge stemming werd gelet en later met de strijkers erbij, van aan het begin en weer terug.

Na de pauze werd Schelomo (1915-’16) van Ernest Bloch gerepeteerd, een Hebreeuwse rapsodie voor cello en orkest. De soliste was niemand minder dan Sol Gabetta, een Argentijnse van Frans-Russische afkomst die reeds meerdere keren met het KCO optrad. Op het moment dat ze er even uitvloog, zong Mäkelä heel ad rem de ontbrekende frase voor haar.
Aan het werk van Bloch werd aanmerkelijk meer geschaafd dan aan dat van Strauss, waarvan onlangs nog een nieuwe CD verscheen (RCO Live). Die kwam tot stand onder leiding van de inmiddels overleden oud-chef-dirigent Mariss Jansons. De compositie van Bloch stond dan ook in 2012 voor het laatst op de lessenaars. Er werden met potlood aantekeningen in de partijen gemaakt en andere weer uitgevlakt. Er was onderling overleg en er werden aanwijzingen gegeven door de aanvoerders van de verschillende orkestgroepen. Waarbij opvallend genoeg de concertmeester niet die van het KCO was, maar Joris van Rijn, concertmeester van het Radio Filharmonisch Orkest. Misschien had de griep toegeslagen, wie weet.

Vraaggesprek

In de zaal zelf werd de hele ochtend haast kuchvrij geluisterd door al aardig wat aanwezigen alvorens het korte vraaggesprek begon. Daarvoor hadden de Vrienden vragen kunnen insturen. Ook 8WEEKLY had van die gelegenheid gebruik gemaakt. De vraag in kwestie kwam overigens niet aan bod, maar indirect kwam er toch een hint richting antwoord.
De vraag ging over de samenstelling van het programma: Strauss – Bloch. Wat was de diepere achtergrond van deze op z’n zachtst gezegd spannende combinatie? In het programmaboekje dat bij de ingang van de zaal lag, stond dat verhalende orkestwerken de bindende factor was geweest bij de samenstelling van dit programma. Niets meer en niets minder.

HET JAAR VAN DE KREEFT_©_Sanne Peper_01
Theater / Voorstelling

Sterk en ontroerend

recensie: Het Jaar van de Kreeft - ITA
HET JAAR VAN DE KREEFT_©_Sanne Peper_01

Langzaam trekt ze hem mee in haar kreeftengang. Achterwaarts. Hij is op zijn hoede: ‘Het is een koude oorlog. Ik heb niets met haar te maken’, houdt hij zich voor. Maar hij is aan haar verslaafd. Zij zijn elkaars grote liefde. Maar hun contact is grillig en kent korte heftige momenten. Toch blijft hij proberen tot het doek valt en hij voorgoed de benen neemt.

Het jaar van de Kreeft bij het Internationaal Theater is terug van weggeweest. En terecht, want met deze twee topacteurs, Maria Kraakman als Toni en Gijs Scholten van Aschat als Pierre krijg je toptoneel. Reken daarbij op een indrukwekkende choreografie (Ted Stoffer) en scenografie (Katrin Brack) onder leiding van regisseur Luk Perceval. Gegarandeerd zit jouw publiek 110 minuten ademloos te kijken. Van 4 tot en met 14 januari te zien in het ITA.

Plot

Toni, een 32-jarige revuekapster, werkt voor Daan, een revueartiest. Toni heeft een relatie met de oudere Karel. Ze hebben een kind, Muisje. Ondanks het feit dat Karel vreemdgaat, houdt ze van hem en wil ze niet bij hem weg. Hij heeft haar op seksueel vlak veel voldoening gegeven, bovendien is hij de vader van Muisje. Maar dan ontmoet ze Pierre… Pierre is van middelbare leeftijd en is de financieel adviseur van Daan. Ook al ziet hij fysieke minpunten, hij voelt zich aangetrokken tot Toni. Het zijn de verschillen in karakter alsook haar ‘fysieke tekortkomingen’ die hem boeien. Ze hebben een knipperlichtrelatie met diepe dalen en matige hoogtes. Ze kunnen niet met elkaar en ze kunnen niet zónder elkaar. Soms financieert hij haar en bemoeit zich met haar huisvesting. Hun relatie duurt een jaar, tot 14 januari. Twee jaar nadat ze de relatie hebben beëindigd, krijgt Pierre bezoek van Karel: Toni blijkt ernstig ziek en heeft niet meer lang te leven. Ze sterft. Tijdens de crematie treft Pierre Muisje. Hij trekt haar naar zich toe, kijkt haar diep in de ogen en vlucht.

Boek

Het jaar van de Kreeft is een roman van Hugo Claus uit 1972. Het boek is deels gebaseerd op de verhouding tussen de schrijver en de actrice Kitty Courbois. In 1975 werd het boek verfilmd. In 2016 werd het tot een theaterstuk bewerkt door Peter Van Kraaij voor Toneelgroep Amsterdam.

Luk Perceval bewerkte voor ITA Het jaar van de Kreeft als een van zijn lievelingsromans. Voor Perceval een meedogenloos boek omdat het de liefde toont in haar vergankelijkheid. Herkenbaarheid in zijn toneelstukken is voor Perceval van groot belang. ‘In het beste geval ontstaat er bij het publiek een identificatie met wat er op het podium gebeurt.’ Dit alles komt volmaakt tot zijn recht van de eerste tot de laatste minuut. En met het intense pianospel van componist en pianist Jeroen van Veen wordt alles nog eens aangedikt, het is harmonieus en soms wrang in hele en gebroken akkoorden. Het resultaat is een sterk toneelstuk dat ontroert.

Kunst / Expo binnenland

Liefde heeft talloze gezichten

recensie: Love Stories - Hermitage Amsterdam

Wie denkt dat over de liefde nu wel alles geschreven of geportretteerd is, zou een bezoek aan Hermitage Amsterdam moeten brengen. Daar zijn ruim honderd historische portretten van beroemde liefdeskoppels bijeengebracht. Elke generatie schrijft haar eigen liefdesgeschiedenis. De expositie draagt duidelijk een Brits stempel, maar de goedgekozen Nederlandse bijdrage mag er ook zijn.

Met Love Stories – Kunst, passie en tragedie heeft Hermitage Amsterdam de Europese première van een reizende tentoonstelling die de hele wereld over gaat. Uit de schatkamer van de Londense National Portrait Gallery zijn vermaarde portretten over de liefde in al haar verschijningsvormen verzameld. In overleg met het Engelse museum en de Dutch National Portrait Gallery is er in Amsterdam een selectie Nederlandse portretten aan toegevoegd. Op vrijwel alle afbeeldingen zien we grote kunstenaars en beroemdheden, en natuurlijk mogen in een Britse tentoonstelling ook royals niet ontbreken. Wat vertellen zij ons samen over al die wondere wegen van de liefde?

Veranderende beeldtaal

De expositie omvat geschilderde en gefotografeerde portretten vanaf de late zestiende eeuw. Hierbij is voor een thematische indeling gekozen, met rubrieken als De muze, Partner in portret en Liefde onder vuur. De historische ontwikkeling in de kijk op liefde blijft wat onderbelicht, maar tussen de regels door vang je er wel een glimp van op. Zo staat op de ‘huwelijksadvertentie’ van bankier Thomas Jenkins en zijn nicht Anna Maria eind achttiende eeuw nog een hondje, symbool van trouw. Een aantal decennia later wordt dichter John Keats op een schilderij gevangen in een melancholisch moment, verzonken in een boek dat verwijst naar het droevige gedicht dat hij diezelfde dag schreef (Ode to a Nightingale). Je ziet in zulke portretten mooi hoe de vroegmoderne hoofse visie op liefde evolueert tot de romantische van de negentiende eeuw; hoe de focus verschuift van eer en trouw naar hunkering en passie.

De schilderijen en foto’s uit de twintigste eeuw vormen vaak een feest van herkenning, een beetje afhankelijk van welke culturele belangstelling je hebt en tot welke generatie je behoort. Zo zijn er prachtige portretten te zien van getrouwde acteurs die theater- en bioscoopbezoekers samen in vervoering brengen. Laurence Olivier en Vivian Leigh bijvoorbeeld, en het roemruchte duo Elizabeth Taylor en Richard Burton. Of neem de groten van de Engelse popmuziek, de vier Beatles met hun partners en Mick Jagger met een paar van zijn liefdes. Stuk voor stuk erg mediageniek en met een verhaal dat sterk tot de publieke verbeelding spreekt. Ook hier zie je trouwens een verandering in de beeldtaal. De wat oudere portretfoto’s van de jaren 30 en 40 hebben duidelijk een ingetogener en formeler karakter dan de meer uitbundige en losse beelden van latere jaren.

Verboden liefde en tragedies

Oscar Wilde; Lord Alfred Bruce Douglas by Gillman & Co (May 1893), © National Portrait Gallery, London

De portretten in de categorie Liefde onder vuur gaan weliswaar lang niet allemaal over homoseksuele relaties, maar die – veelal verboden – liefdes krijgen wel volop aandacht. Virginia Woolf en Vita Sackville-West, Benjamin Britten en Peter Pears, Oscar Wilde en zijn ‘Bosie’ … ; vanaf het einde van de negentiende eeuw doen ze hun intrede in de Britse portretkunst. Bij de beroemde foto van Wilde en Douglas moet je natuurlijk ook al snel denken aan het trieste lot dat Wilde uiteindelijk te wachten staat. Ten tijde van dat portret lacht de toekomst hem nog vriendelijk en vol beloften toe, de verschrikkingen van zijn proces en veroordeling, zijn eenzame dood in Parijs kan niemand dan voorzien. Vanwege zijn seksueel gedrag (‘grove onzedelijke handelingen’) wordt de schrijver in 1895 veroordeeld tot twee jaar dwangarbeid in de gevangenis van het Engelse Reading. Na vrijlating wijkt hij berooid en uitgekotst uit naar Frankrijk, waar hij vrij spoedig overlijdt aan een hersenvliesontsteking.

Met onze kennis achteraf blijken wel meer beloftevolle portretten de opmaat voor gebroken harten en tragedies te zijn. Wat te denken van de vrolijke foto van Sylvia Plath en Ted Hughes? Hoe kijken we naar Elizabeth Taylor die liefdevol het haar van Richard Burton knipt? Twee keer met elkaar getrouwd, twee keer weer gescheiden. In gedachten hoor je hun knetterende scheldpartijen uit de o zo relevante filmversie van Who’s Afraid of Virginia Woolf ? (1966). Maar wanneer Taylor in 2011 sterft, neemt ze in haar kist alsnog de laatste brief van Burton – al overleden in 1984 – mee. Love Stories heet de expositie, niet Love Portraits.

Going Dutch

In Amsterdam is zoals gezegd ook een selectie Nederlandse portretten toegevoegd. De eerste (stiekeme) foto van Beatrix en Claus; Johan en Danny Cruijff in een kakelbonte slaapkamer; Mathilde Willink door de ogen van Carel… het zijn belangrijke historische beelden. Ook vergeet de stad  haar reputatie op het gebied van vrije liefde niet. Op 1 april 2001 voltrekt burgemeester Job Cohen er het allereerste homohuwelijk ter wereld. In de Hermitage hangt een foto met de vier gelukkige paren.

Hoe ongelofelijk veel gezichten heeft de liefde. En wat een mooie kans is het om even stil te kunnen staan bij al deze gezichten. Liefde in donkere dagen, dat kunnen we wel gebruiken.

Theater / Voorstelling

Hebzucht maakt alles stuk

recensie: Lehman Trilogy - ITA-Ensemble

Eens in de zoveel jaar staat bij de firma Lehman de pot met gele verf weer op de stoep: dan moet de naam worden veranderd omdat er een broer bij komt in de zaak, of omdat hun handel verandert. Anderhalve eeuw lang stond de naam ‘Lehman’ in de Verenigde Staten voor succesvol ondernemen. Regisseur Guy Cassiers maakte van dat familie-epos met het ITA-Ensemble de wervelende, fascinerende Lehman Trilogy.

Telkens als een van de Lehmans ‘een licht briesje langs het oor’ voelt, valt hem iets in, heeft hij een creatief inzicht. Zonder die invallen geen Lehman Brothers: elk nieuw inzicht betekent een lucratieve koerswijziging in het familiebedrijf. En nieuw product, een andere aanpak. Geen wonder dat de Lehmans zo langdurig de dienst uitmaakten, zo puissant rijk werden.

Hier te landen kennen we de naam ‘Lehman Brothers’ vooral van het begin van de jongste economische crisis. Die begon in september 2008. Toen ging de New Yorkse zakenbank van die naam failliet, al overleed de laatste echte Lehman al in 1969.

Hayum Lehmann

Een boeiend gegeven om in te duiken: wie zijn die Lehmans eigenlijk, welk verhaal zit er achter, en wat gaat er mis?
De Lehmans zijn van oorsprong Duitse Joden, afkomstig uit Beieren. De oudste, Hayum Lehmann, veramerikaanst tot ‘Henry Lehman’, zet in 1844 voet aan wal in Amerika. Later gevolgd door zijn broers Emanuel en Mayer. Ze bekwamen zich in Alabama in de katoenhandel, die drijft op arbeid door tot slaaf gemaakten. Wanneer de handel in Alabama vanwege de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) teloor gaat, verkast de familie naar New York. Daar gaan ze aanvankelijk op de beurs handelen, om vervolgens bankiers te worden die tot diep in de twintigste eeuw succesvol zijn.

De Italiaanse schrijver Stefano Massini bewerkte het familieverhaal tot gehistoriseerde fictie, waarin hij alle betrokkenen een stem geeft, woorden in de mond legt. Regisseur Cassiers gebruikt dat boek als basis voor een voorstelling die uiteenvalt in drie delen die elk een uur duren: Lehman Trilogy.

Trefzeker

Zes acteurs, drie mannen en drie vrouwen, spelen alle rollen, alles bij elkaar zo’n twee dozijn. Allen spelen zowel mannen- als vrouwenrollen. Chris Nietvelt bijt het spits af als Henry Lehman die verwachtingsvol maar op van de zenuwen in Amerika landt: ‘stijf als een lantaarnpaal’.

Cassiers laat zijn acteurs heen en weer springen van de ‘ik’-vorm tijdens monologen en dialogen, naar de ‘hij/zij’-vorm, waarin de acteurs vertellen wat het personage dat ze spelen denkt, doet en overkomt. Cassiers grijpt zijn publiek vanaf die eerste opkomst van Nietvelt bij de strot en laat het drie delen lang niet meer los in een voorstelling die voortdendert, spannend is, geestig, cynisch – en van tijd tot tijd meelijwekkend.

Hij houdt zijn acteurs strak aan de teugels: trefzeker en doelbewust. Wanneer een acteur een volgend personage moet neerzetten, veranderen er kleine dingen aan kleding, aan stemgebruik, aan lichaamstaal. Hij laat de acteurs zich bedienen van een mengelmoes van acteerstijlen, van volkomen naturel tot slapstick tot dansend spelen. Grote gebaren mijdt hij, de acteurs bedienen zich veelal van een soort betekenisdragende bewegingen, zonder dat het nadrukkelijk wordt.

Geloofwaardig

Op een of twee (te) snelle wisselingen na, is altijd duidelijk welk personage Cassiers nu weer naar voren schuift en met welke intentie. Acteurs dragen verknipte overjassen waarmee ze steile mannen verbeelden, bloesjes met pofmouwen waarmee ze schattige meisjes tot uitdrukking brengen. In de loop van de voorstelling veranderen de kleren van negentiende-eeuws zwart naar steeds uitbundiger, kleurrijk 21e-eeuws (kostuums: Devastator).

Chris Nietvelt is zes personages lang helder, snel, grappig, geloofwaardig; zo nodig onuitstaanbaar en beklagenswaardig. Gijs Scholten van Aschat is met pofmouwtjes om de bescheiden over elkaar geslagen armen, plus een enkel hoofdgebaar een huwbaar meisje. Met grote stappen en kleine, trefzekere gebaren zet Scholten van Aschat de gehaaide twintigste-eeuwse Philip neer: de personificatie van de nieuwe hebzucht. Maria Kraakman speelt de betweterige broer Emanuel bokkig als een onuitstaanbare ruziezoeker. En ze is de lompe patjepeeër Pete Peterson, de laatste bankier die de bank nog gauw alle mogelijke poten uitdraait voor de ondergang in 2008.

Geestig

Jesse Mensah is als jongste broer Mayer de eerlijke, naïeve loser die over zich heen laat lopen, maar die zijn kibbelende broers ook uit elkaar houdt. Aus Greidanus jr. speelt een palet van – voornamelijk – onhandige figuren; geestig, wereldvreemd. Vooral Robert Lehman, de laatste telg, die eigenlijk meer heeft met kunst en paarden dan met bankieren, zet Greidanus prettig onhandig, dandyachtig, verbluft neer. Hélène Devos speelt in die kluwen van graaiers een verontwaardigde neef Herbert, een democratische politicus en de enige die meer op heeft met burgers dan met bankiers.

Meer dan een handvol meubels hebben de acteurs niet tot hun beschikking. (Scenografie: Guy Cassiers en Bram Delafoneyne). Aan een lange glazen tafel legt Philip (Scholten van Aschat) aan zijn wereldvreemde zoon Robert (Greidanus) in een Poetin-achtige manipulatieve scène uit hoe je zo veel mogelijk mensen financieel onder druk kunt zetten.

De achterwand wordt ingenomen door vijf projectieschermen, symbolische wolkenkrabbers, waarop van alles wordt geprojecteerd van serene katoenvelden tot felgekleurde, ronddraaiende beurskoersen (video-ontwerp: Bram Delafonteyne). De langste twee beeldschermen staan voor de Twin Towers, ten onder gegaan op 11 september 2001, de dag waarop het geopolitieke speelveld voor altijd veranderde. Op een lichtkrant onderaan de speelvloer passeren jaartallen en historische gebeurtenissen, van 1844 tot 2008. Zij geven een tijdsbeeld van de periode waarin de levens van de Lehmans plaatsvinden. Het geluidsdecor beslaat muziek van klezmer en jazz tot Jimi Hendrix.

Failliet

Lehman Trilogy is geen vrijblijvend betoog. Er zit een volgende economische crisis in de lucht, met voorspelbare armoede als gevolg. Cassiers vertelt het verhaal over de opkomst en het failliet van het kapitalisme. Kritiseert hebzucht, de behoefte alles te willen hebben, ten koste van alles en iedereen. Als symbool voor het nemen van onverantwoorde risico’s door geldwolven voert hij een New Yorkse koorddanser op: er komt een moment waarop we, koorddansers, zullen wankelen en voor onze onbezonnenheid moeten boeten. Hebzucht drijft mensen uit elkaar en maakt alles stuk, is de boodschap van deze indrukwekkende en tegelijkertijd geestige voorstelling.

Theater / Voorstelling

De ware identiteit van de kinderen blijft geheim. Een verhaal over Iran.

recensie: Songs for no one
songs-for-no-one-scenefotos-©Julian-Maiwald-10-2048x1365Julian Maiwald

Op 21 oktober 2022 speelde de voorstelling Songs for no one van Nastaran Razawi Khorasani in Amsterdam bij Podium Mozaïek. Een heel leuk theater met goede atmosfeer voor diepgaande voor/nagesprekken over de voorstelling.

Makende speler Nastaran Razawi Khorasani biedt tijdens de voorstelling een podium aan twee kinderen uit Iran. Een jongen en een meisje van respectievelijk 13 en 11 jaar. Wegens de aard van de gesprekken moeten hun ware identiteiten geheim blijven. Door middel van telefonische interviews vraagt Nastaran hen hoe het is om jong te zijn in een Islamitische dictatuur. Zo vertellen de kinderen het publiek hoe zij hun leven in Iran ervaren. Wat ze vertellen is soms diepzinnig, soms aandoenlijk door de kinderlijke oprechtheid. Het 13-jarige jongetje zingt een Amerikaans nummer waarbij hij zichzelf censureert door alle alcohol, drugs en seks gerelateerde woorden niet uit te spreken. Toen Nastaran hem vroeg waarom hij dat deed, vertelt hij dat hij niet wist of in Nederland dergelijke woorden in het theater gezegd mochten worden. Nastaran stelt hem gerust, hij hoeft zich daar niet druk over te maken. De gedachte is mooi dat in Nederland niemand zichzelf op die manier hoeft te censureren. En dat is nogal wat, alles mogen zeggen en doen. Nastaran viert die vrijheid door in haar onderbroek zichzelf te verven terwijl ze een maatschappijkritisch nummer zingt. Nastaran verhuisde met haar ouders naar Nederland toen ze 6 was. Daarom spreekt ze vloeiend Farsi en spreekt ze dat tijdens de gehele voorstelling. Op een ontzettende mooie, creatieve manier wordt de voorstelling ondertiteld in het Nederlands. De nummers klonken krachtig door de Perzische klanken. Niet alleen een genot om naar te luisteren, maar ook visueel was de voorstelling aantrekkelijk. Simpel maar effectief om de boodschap kracht bij te zetten.  Met vlagen voelde het alsof je een live videoclip bekeek.

Tijdens de voorstelling wordt het 11-jarige meisje gevraagd over haar hoofddoek. Het meisje vertelt over hoe ze denkt over de hoofddoek in verhouding tot haar vrijheid. Ze vertelt dat haar hoofddoek warm is op haar hoofd en dat ze soms tijdens het spelen op school haar hoofdoek even af laat glijden. Expres, maakt ze duidelijk. Een kleine daad van verzet, zo omschrijft Narastan het. Een krachtige boodschap. Vooral dat deel van de voorstelling geeft krantenkoppen zoals “Iran schoolgirls remove hijabs in protests against government” (4 oktober 2022, BBC) kracht en context. Het maakt Songs for no one relevanter dan ooit.

Theater / Voorstelling

Wervelende EXIT Macbeth door NNT

recensie: EXIT Macbeth - Noord Nederlands Toneel

Al is het ‘echte’ toneelstuk Macbeth van Shakespeare diens kortste stuk, met EXIT Macbeth sta je na negentig minuten alweer op straat. Je verliest veel Shakespeare, en krijgt er een amalgaam aan overrompelende beelden, spel, dans en muziek voor terug.

Wat je niet krijgt te zien en te horen, vertelt de poort- of zaalwachter (Sarah Janneh) die ons aan een deur van de zaal al welkom heet aan het begin, voor het doek opgaat. ‘Enter’ … zegt ze, gevolgd door van alles en nog wat. Ze refereert aan de opera Macbeth van Giuseppe Verdi, die voor een latere versie een ballet toevoegde. Verdi horen we in flarden voorbij komen, het ballet valt er door de bewegingen van vijf toneelspelende en dansende actrices (performers) bij te bedenken.

Dat ‘erbij denken’ is de spil waarom het in die anderhalf uur draait. Het begint al met een esthetisch toneelbeeld achter een tule, half-doorzichtig toneelgordijn dat gedurende de avond heen-en-weer wordt geschoven. Versluieren en ontsluieren. Daarachter zien we semi-abstracte beesten hangen die doen denken aan beelden zoals Berlinde De Bruyckere ze maakt.

Dieren, bomen en magie

Over die dieren gaat het onder meer, en over wat we ze als mens aandoen. En over bomen, die rechtstreeks zijn ontleend aan het wandelende woud van Bernam (soldaten met boomtakken) in Macbeth. Met die dieren (een vos, een gier, een schaap, een meeuw en ga zo maar door) wordt op het toneel zowel gesold als liefdevol omgegaan. Soms zijn het waarschuwingen over hoe we met dieren en het milieu omgaan; op een gegeven moment worden door een airco allemaal plastic zakken de zaal ingeblazen, ondersteund door rook uit een rookmachine. Zakken die door Sarah Janneh weer netjes worden opgehaald trouwens, als is zij deel van de Plastic Soup Foundation. En nee, het zijn geen dode dieren die we te zien krijgen, maar dierenpoppen van Michael Pietsch, gemaakt in samenwerking met een taxidermist (iemand die dieren prepareert en opzet) van het Berlijns Natuurmuseum.

Maar het gaat ook over vrouwen, over magische gebeurtenissen en heksen; ‘het decor’ of ‘de figuranten’ van Macbeth die anders nauwelijks aan het woord komen. Zo heet het in het programmablad bij de voorstelling door het Noord Nederlands Toneel.

Het is dus geen Macbeth-bewerking die de theatermakers Jana Vetten (freelance regisseur bij verschillende theaterhuizen in Duitsland en Oostenrijk) en Jean-Christoph Gockel (lid van de artistieke leiding van de Münchener Kammerspiele) maakten, maar een antwoord op het toneelstuk van Shakespeare; ‘Vraag, antwoord, vraag’, zoals Anna Enquist in een ander verband een gedicht noemde. Vragen aan ons, toeschouwers, antwoorden van Shakespeare en vele andere schrijvers en denkers.

Een collage die je meeneemt

In de collage die dit oplevert, kun je je als toeschouwer geheel laten meevoeren. Even lijkt het of de voorstelling op driekwart van de avond inzakt, maar dat is van korte duur want nee, verder gaat het weer, met gezwinde spoed. Met een dans van de vijf performers aan een ketting die doet denken aan paaldansen, met een improvisatie door een naakte Rosie Reith (IMPROVISATIE lezen we telkens weer op de boventiteling), die even later op een bezemsteel rondcirkelt als een vrije vogel boven het podium. Een veelzeggend slotbeeld.

De talen (Nederlands, Engels, Duits) waarin wordt gesproken buitelen over elkaar, als is het een Babylonische spraakverwarring. Ja, zelfs de blijkbaar fragiel bevestigde boventiteling – zowel links als rechts van het podium – doet mee door telkens heen-en-weer te bewegen.

Als toeschouwer (naar verluidt zijn er bij de eerste avond in Amsterdam slechts 77 mensen) ga je erin mee of niet. Op slechts een enkel afkeurend gefluit op het eind na gaat het overwegend jonge publiek, meest muisstil en een enkele keer hardop lachend, wel in het spel en/of de associaties mee.

Associaties en waarschuwingen te over

Ga maar na: een sluierdans die aan die van de Bijbelse Salomé doet denken, citaten die je helemaal of bijna thuis kunt brengen, zoals dat over het nadenken over de tijd (Kierkegaard?). Flarden Shakespeare, flarden Verdi, een mooie soundscape van componist Matthias Grübel en flarden tekst over heksen. Je krijgt het als toeschouwer allemaal voor de kiezen en je kunt je er, als bij een spel, kostelijk mee vermaken.

Nee, het is geen Macbeth en dat moet je als toeschouwer ook niet verwachten. Het is zelfs geen bewerking, het is EXIT Macbeth. Afgevoerd, als symbool van het machisme. Je voelt intuïtief aan waar het de hele avond om draait, maar je moet het niet proberen te begrijpen. Want als je dat gaat doen, ben je verloren.

 

 

Theater / Voorstelling

Theaterdebuut waar alles aan klopt

recensie: De wanen - Ingmar Heytze

Er zijn producties waarbij alles helemaal klopt: de tekst, regie, het spel, de dramaturgie, het decor, kostuum(s), de muziek en het lichtontwerp. Zo’n productie is De wanen die momenteel als lunchtheater wordt opgevoerd in Theater Bellevue in Amsterdam.

De wanen is het theaterdebuut van dichter Ingmar Heytze. Hij werkte in 2011 aan een dichtbundel, De atlas van wanen, die nooit is gepubliceerd. Nu is de tekst omgewerkt tot een indrukwekkend toneelstuk over de meest verschrikkelijke wanen, zoals het horen van stemmen in het hoofd of het zien van dingen die er niet zijn.

De tekst van De wanen

Oorspronkelijk zou het stuk worden gespeeld door Abke Haring, als Louisa. Maar nadat zij zich vanwege persoonlijke omstandigheden terugtrok, is de rol overgenomen door Alwin Pulinckx. De tekst is daarom wat aangepast. Pulinckx speelt nu Louis, plus nog een aantal andere personages. In het gepubliceerde script staat links de tekst van Louis(a) en rechts de tekst van andere rollen.

Het zal geen verbazing wekken dat de tekst van Heytze zeer poëtisch is, met bijvoorbeeld prachtige metaforen, zoals die over breekbaar en doorzichtig glas, binnen- en buitenwereld. Waarbij de toeschouwer misschien onwillekeurig moet denken aan Glazen speelgoed van Tennessee Williams. Zoals je bij een zinsnede als ‘Ik sta altijd vroeg op want ik moet eerst al die kleren aan’ het personage Jas van Marieke Lucas Rijneveld door het hoofd schiet.

Dan zijn er weer meer filosofische beelden en ideeën die voorbijkomen: ‘Hoe moet ik die (koffie, EvS) drinken, als ik zelf die koffie ben, of als die koffie niet bestaat, hooguit als idee, in mij?’ Of wordt de discussie aangegaan met mensen als Dick Swaab: bestaan wij voor 100% uit moleculen of is er meer? Zulke echo’s zijn opzet, schrijft Heytze in zijn aantekeningen achterin de uitgave van zijn tekst.

De opvoering van De wanen

Wat regisseur Olivier Diepenhorst, dramaturge Janine Brogt en acteur Alwin Pulinckx met de tekst doen, grenst aan het ongelofelijke. Allereerst natuurlijk omdat Pulinckx de tekst in korte tijd moest instuderen, maar vooral om de enorme subtiliteit die hij in zijn bewegingen en mimiek weet te leggen. Hij beweegt slalommend over het toneel (een decor van Lidwien van Kempen), tussen houten palen door. Het lijken wel heipalen, die hem houvast moeten geven. Of een doolhof, om in te verdwalen. Op een gegeven moment ligt hij zelfs op de grond, uit het spel gevallen, terwijl de stoppen almaar blijven doorslaan. Dat laatste wordt effectief in beeld gebracht dankzij het lichtontwerp van Yuri Schreuders.

Iets soortgelijks geldt voor het eenvoudige kostuum (van Rebekka Wörmann) en de bescheiden muziek van componist Christiaan Verbeek – een naam om te onthouden. Neem de slotpassage waarin zijn elektronische muziek met de tekst mee vervormt van hartgeklop via de tijd die wegtikt naar het donkere geluid van een roerdomp en het ritme van een rijdende trein.

Zo vallen er nog meer, veel meer voorbeelden te noemen, maar het is beter om het stuk zelf te gaan zien en het op je te laten inwerken. Het is groots, in alle bescheidenheid. Of misschien mede daardoor.

Kunst / Expo binnenland

De waarheid onder ogen

recensie: Onze koloniale erfenis - Tropenmuseum

Het Amsterdamse Tropenmuseum heeft sinds kort een nieuwe vaste expositie over het Nederlandse koloniale verleden en hoe dit terugkomt in onze eigen tijd. De tentoonstelling Onze koloniale erfenis bestaat uit zo’n vijfhonderd voorwerpen uit de koloniale tijd, aangevuld met hedendaagse kunst. Hiermee speelt het museum in op het huidige maatschappelijke debat over racisme en discriminatie in Nederland en weet daarmee de vinger op de zere plek te leggen.

Met tien thema’s zoals expansie en handel, consumptie en productie, arbeid en uitbuiting, racisme en verzet, taal en religie gaat de expositie in op de werking en structuren van kolonialisme. De expositie laat zien hoe mensen in gekoloniseerde landen hier steeds tegen ageerden. Daarbij ligt de focus op hoop, verzet, veerkracht en creativiteit. Ook kregen enkele kunstenaars het verzoek speciaal voor de expositie een werk te maken. Wees voorbereid op een verrassende maar ook confronterende reis door de tijd.

‘Territory Dress’

Susan Stockwell: Territory Dress (2020)

Susan Stockwell: Territory Dress (2020)

Eén van de artiesten die werd gevraagd om een kunstwerk te maken over het Nederlandse koloniale verleden en zijn hedendaagse betekenis was de Britse Susan Stockwell (1962). Haar zogenaamde Territory Dress (2020) is een ware blikvanger in de tentoonstelling. De jurk, gemaakt van oude en nieuwe landkaarten, verwijst niet alleen naar landen maar ook naar handel en grenzen. Als je goed kijkt zie je dat het gaat om voormalige Nederlandse koloniën: Suriname, Indonesië en het Nederlands Caraïbisch gebied. Het welvarende Nederland ligt bovenop Suriname, in het lijfje van de jurk. De wegen en snelwegen druipen als bloed langs de mouwen. Stockwell is erin geslaagd om een prachtige jurk te maken die een indruk geeft van de koloniale tijdsgeest. En ze weet tegelijkertijd ook heel mooi de verbinding te leggen met de huidige tijd. Zo vormen elektrische computersnoeren de onderkant van de jurk. Kortom: een sierlijk kledingstuk dat niet in een blik te vangen is.

Geesten uit het verleden

Ook opvallend is het werk van Julien Sinzogan (1957). De titel van zijn schilderij Gates of no return II (2009) verwijst naar een doorgang waardoor de tot slaaf gemaakte Afrikanen van fort naar schip werden gebracht. Eenmaal hierdoorheen zouden ze nooit meer terugkeren naar hun geboorteland. Maar in dit werk keren ze wel terug, in de vorm van egungun, oftewel vooroudergeesten. Het is bijzonder om te merken dat veel kunstenaars de geest of zombi inzetten als middel om koloniale verdrukking aan te tonen. Zo hangt even verderop een kunstwerk van de Caraïbische modernist Edouard Duval-Carrié (1954) waarin je dit heel duidelijk terugziet. Zijn enorme schilderij Cascade and Hummingbirds (2013) toont een moderne weergave van een sprookjesachtige wereld. Maar in plaats van bloemen en gladgestreken landschappen zie je een nachtelijk woud vol donkere schimmen die uitnodigend naar je lonken. Ze lijken volledig tussen de bomen te verdwijnen en zijn daardoor onzichtbaar voor hun koloniale onderdrukkers. De tekening is verder afgemaakt met glitterlijm wat dit schilderij een extra dimensie geeft.

Interactief en leerzaam

Naast alle werken van kunstenaars toont het museum ook een rijke collectie aan voorwerpen en historische objecten. Deze liggen netjes uitgestald in vitrinekasten. Het is bizar om je te bedenken dat al die spullen in feite gewoon gestolen zijn. Veel landen wachten nog steeds op de teruggave van hun rijkdommen. Denk aan: bronzen beelden, ivoren ceremoniële objecten en diamanten. Deze zijn allemaal speciaal voor deze expositie door het museum zelf uit het diepst van hun eigen kelder getrokken. Ook is er op digitaal vlak voldoende te beleven. In elke zaal hangen grote schermen waarop filmpjes te zien zijn van mensen die zich gediscrimineerd of anders voelen. Ook zijn er spelletjestafels in diverse hoeken van de ruimten geplaatst. Bezoekers kunnen op deze manier met elkaar uitvinden waar bepaalde kruiden en specerijen vandaan komen en als schipper de Indische oceaan oversteken.

Onze koloniale erfenis is geen expositie waar je heen gaat als je gewoon even gezellig een dagje uit wil. Als bezoeker heb je tijd nodig om alle informatie op je in te laten werken. Er is zoveel te zien en te beleven. Het onderwerp vraagt om serieuze aandacht en dat kost tijd. Echter valt er wel een heleboel te leren. Van culturele objecten tot maatschappijkritische kunst en van echte verhalen over échte mensen tot aan de kleine lettertjes van een nieuw wetsvoorstel. Het koloniaal verleden is overal om ons heen. Je moet het alleen wel willen zien. Deze expositie kan daaraan bijdragen.