Tag Archief van: 8WEEKLY

japan anime
Kunst / Expo binnenland

Japan is cool

recensie: Cool Japan
japan anime

Museum Volkenkunde in Leiden pakt groots uit met de tentoonstelling Cool Japan. Van de schattige Hello Kitty tot aan stoere ninja’s, de Japanse beeldcultuur is wereldwijd populair geworden. Maar hoe cool is Japan eigenlijk?

Een Amerikaanse journalist doopte de culturele industrie van het land ‘Japans’ Gross National Cool’. De Japanse overheid nam het merk ‘Cool Japan’ vervolgens aan om hun culturele invloed op de wereld te vergroten en de economische waarde ervan te exploiteren. In zeven zalen vol audiovisuele exhibits en kunstobjecten zet het museum de Japanse populaire beeldcultuur neer in de vorm van manga (strips), anime (tekenfilms), electronica, kunst, Japanse haute couture en de kawaii-schattigheidscultuur.

Japan Volkenkunde UkiUki

Uki-Uki: Acryl op doek en bladgoud; Matsuura Hiroyuki (1964-); 2012; bruikleen van de kunstenaar en Tokyo Gallery + BTA

Uitzinnige anime en manga

Bij binnenkomst van de tentoonstelling is het al een feest. Op een enorm halfrond beeldscherm, draaien fragmenten van klassiekers onder de Japanse anime, zoals Summer Wars en Paprika. Uki-Uki (‘Vrolijk Zwevend’) is het topstuk van de tentoonstelling en representeert zowel het oude als het nieuwe Japan. Kunstenaar Matsuura Hiroyuki uit Tokyo schilderde een meisje in ouderwetse kimono en met klassiek gouden achtergrond, maar gebruikte moderne kleuren en grote ogen in de flitsende manga-stijl.

Ook de oude Japanners waren al cool. Negentiende-eeuwse kunstenaar Hokusai, de ‘Rembrandt van de Japanse kunstgeschiedenis’, is vertegenwoordigd met een dynamische tekening van twee vechtende samoeraistrijders in de lucht, die in een moderne manga niet zou misstaan. Maar manga zou niet bestaan zonder invloeden uit het Westen, zoals het lijnperspectief en tekenfilms als Betty Boop. Zij inspireerden de eerste manga-tekenaar Tezuka Osamu tot het gebruik van de grote ogen in zijn figuren, zoals te zien is in een originele inkttekening van zijn hand.

Mode uit Japan: kawaii zeg

Roze katjes, gouden beelden, het schattigheidsgehalte is hoog in de zalen met kawaii-objecten Een beetje misselijkmakend zelfs door de veelheid aan felle kleuren, snoeperige plastic figuurtjes en knuffelbroches in combinatie met jonge meisjes in korte rokjes. Kawaii betekent ‘schattig’ en hulpeloos of zacht, zoals het katje Hello Kitty. Modeblogster Kurebayiashi Haruka stelde voor het museum outfits samen uit de nieuwste schattigheidstrend genaamd decora. Kawaii ontstond uit protest tegen de prestatiemaatschappij, maar de tentoongestelde hedendaagse kunstwerken protesteren juist weer tegen de overdaad aan schattigheid en seksualisering van de producten.

Waar de Japanse straatmode om aandacht schreeuwt, is de mode-afdeling van Cool Japan daarentegen wat ingetogen. Er staan vijf outfits met iconen uit de Japanse mode, zoals een broekpak van Issey Miyake. Qua ontwerp en kleur springt de Hokusai-jurk in het begin van de tentoonstelling er het meest uit. De Russische ontwerpster Alena Akhmadullina baseerde zich op de beroemde Japanse prent De grote golf bij Kanagawa van Hokusai.

Japan Streetfashionista Haruka

Streetfashionista Kurebayashi Haruka

Ook voor echte fans

Een zaal met draken, ninja’s en een samoeraizwaard toont een duistere kant van de Japanse beeldcultuur, waarin geweld en mythische monsters de hoofdrol spelen. Hier kan de fan zijn hart ophalen aan originele ontwerpen van ninja’s uit de video games Streetfighter IV en Final Fantasy. De echt fanatieke fans, otaku genaamd, worden op hun wenken bediend in de zaal met Cosplay-kostuums van favoriete anime-karakters.

Japan is culturele superpower

De grafische vormgeving van de tentoonstelling is sterk en geeft zowel informatie als een totale beleving. De ‘uncoole’ kant van de Japanse beeldcultuur is alleen wat minder goed vertegenwoordigd, zoals de nadruk op de consumptiecultuur of de harde Japanse maatschappij die zorgt dat jongeren in deze fantasiewerelden willen wegvluchten. Wel wordt duidelijk dat Japan een culturele ‘superpower’ is met een aantrekkingskracht die zich over de hele wereld verspreid heeft. Zelfs tot in Leiden.

japan anime
Kunst / Expo binnenland

Japan is cool

recensie: Cool Japan
japan anime

Museum Volkenkunde in Leiden pakt groots uit met de tentoonstelling Cool Japan. Van de schattige Hello Kitty tot aan stoere ninja’s, de Japanse beeldcultuur is wereldwijd populair geworden. Maar hoe cool is Japan eigenlijk?

Een Amerikaanse journalist doopte de culturele industrie van het land ‘Japans’ Gross National Cool’. De Japanse overheid nam het merk ‘Cool Japan’ vervolgens aan om hun culturele invloed op de wereld te vergroten en de economische waarde ervan te exploiteren. In zeven zalen vol audiovisuele exhibits en kunstobjecten zet het museum de Japanse populaire beeldcultuur neer in de vorm van manga (strips), anime (tekenfilms), electronica, kunst, Japanse haute couture en de kawaii-schattigheidscultuur.

Japan Volkenkunde UkiUki

Uki-Uki: Acryl op doek en bladgoud; Matsuura Hiroyuki (1964-); 2012; bruikleen van de kunstenaar en Tokyo Gallery + BTA

Uitzinnige anime en manga

Bij binnenkomst van de tentoonstelling is het al een feest. Op een enorm halfrond beeldscherm, draaien fragmenten van klassiekers onder de Japanse anime, zoals Summer Wars en Paprika. Uki-Uki (‘Vrolijk Zwevend’) is het topstuk van de tentoonstelling en representeert zowel het oude als het nieuwe Japan. Kunstenaar Matsuura Hiroyuki uit Tokyo schilderde een meisje in ouderwetse kimono en met klassiek gouden achtergrond, maar gebruikte moderne kleuren en grote ogen in de flitsende manga-stijl.

Ook de oude Japanners waren al cool. Negentiende-eeuwse kunstenaar Hokusai, de ‘Rembrandt van de Japanse kunstgeschiedenis’, is vertegenwoordigd met een dynamische tekening van twee vechtende samoeraistrijders in de lucht, die in een moderne manga niet zou misstaan. Maar manga zou niet bestaan zonder invloeden uit het Westen, zoals het lijnperspectief en tekenfilms als Betty Boop. Zij inspireerden de eerste manga-tekenaar Tezuka Osamu tot het gebruik van de grote ogen in zijn figuren, zoals te zien is in een originele inkttekening van zijn hand.

Mode uit Japan: kawaii zeg

Roze katjes, gouden beelden, het schattigheidsgehalte is hoog in de zalen met kawaii-objecten Een beetje misselijkmakend zelfs door de veelheid aan felle kleuren, snoeperige plastic figuurtjes en knuffelbroches in combinatie met jonge meisjes in korte rokjes. Kawaii betekent ‘schattig’ en hulpeloos of zacht, zoals het katje Hello Kitty. Modeblogster Kurebayiashi Haruka stelde voor het museum outfits samen uit de nieuwste schattigheidstrend genaamd decora. Kawaii ontstond uit protest tegen de prestatiemaatschappij, maar de tentoongestelde hedendaagse kunstwerken protesteren juist weer tegen de overdaad aan schattigheid en seksualisering van de producten.

Waar de Japanse straatmode om aandacht schreeuwt, is de mode-afdeling van Cool Japan daarentegen wat ingetogen. Er staan vijf outfits met iconen uit de Japanse mode, zoals een broekpak van Issey Miyake. Qua ontwerp en kleur springt de Hokusai-jurk in het begin van de tentoonstelling er het meest uit. De Russische ontwerpster Alena Akhmadullina baseerde zich op de beroemde Japanse prent De grote golf bij Kanagawa van Hokusai.

Japan Streetfashionista Haruka

Streetfashionista Kurebayashi Haruka

Ook voor echte fans

Een zaal met draken, ninja’s en een samoeraizwaard toont een duistere kant van de Japanse beeldcultuur, waarin geweld en mythische monsters de hoofdrol spelen. Hier kan de fan zijn hart ophalen aan originele ontwerpen van ninja’s uit de video games Streetfighter IV en Final Fantasy. De echt fanatieke fans, otaku genaamd, worden op hun wenken bediend in de zaal met Cosplay-kostuums van favoriete anime-karakters.

Japan is culturele superpower

De grafische vormgeving van de tentoonstelling is sterk en geeft zowel informatie als een totale beleving. De ‘uncoole’ kant van de Japanse beeldcultuur is alleen wat minder goed vertegenwoordigd, zoals de nadruk op de consumptiecultuur of de harde Japanse maatschappij die zorgt dat jongeren in deze fantasiewerelden willen wegvluchten. Wel wordt duidelijk dat Japan een culturele ‘superpower’ is met een aantrekkingskracht die zich over de hele wereld verspreid heeft. Zelfs tot in Leiden.

Theater / Reportage
special: Operadagen Rotterdam 2017

Afscheid nemen en op reis gaan

Vergeet de Stopera, het Scala of het Royal Opera House, de opera van de toekomst wordt gespeeld in Rotterdam.

Tijdens de Operadagen Rotterdam, van 12 tot en met 21 mei, functioneert de havenstad als decor voor een breed scala aan opera en muziektheater, waarin de grenzen van het genre worden verkend.

Deze editie van het festival is het begin van het vierluik ‘Lost & Found’ en heeft als thema ‘Departures’. Dit thema vindt weerklank in het algehele programma, dat steeds verder weg gaat staan van de traditionele opera en steeds meer kruisverbanden met andere genres opzoekt. Verder komt het thema in elke voorstelling op zijn eigen manier terug: van afstand doen van je eigen identiteit tot een handreiking aan eventueel buitenaards leven.

Kille liefde

De openingsvoorstelling van deze editie is Dagboek van een verdwenene, een liederencyclus van de Tsjech Leoš Janáček uit 1917. Het libretto is gebaseerd op een anoniem dichtwerk over een man die tot over zijn oren verliefd wordt op het zigeunermeisje Zefka en zijn volledige leven achter zich laat om met haar een nieuw leven te beginnen. Deze allesomvattende liefde weerspiegelt Janáčeks eigen onbeantwoorde liefde voor Kamila Stösslová, die hij honderden brieven schreef en aan wie hij meerdere opera’s opdroeg. In deze regie van Ivo van Hove is de cyclus dan ook ingebed in brieffragmenten van Janáček aan Stösslová, met nieuwe muziek van Annelies van Parys.

De setting van Van Hoves Dagboek doet denken aan een detectiveserie uit de jaren tachtig: het podium bestaat, naast piano en zitbank, uit een donkere kamer en een overheadprojector. Zeker in een grote zaal komt deze enscenering afstandelijk over. Op enkele scènes na waarin Janáček (Ed Lyon) en Zefka/Kamila (Maria Hemard) over elkaar heen kronkelen, lijken de personages meer bezig met het oplossen van een moordmysterie dan met het vurig verlangen naar een nieuw leven. De muziek van Janáček, met pianobegeleiding van Lada Valešová, is bij vlagen fragmentarisch, maar op andere momenten, zoals in de spookachtige passages voor drie vrouwenstemmen, weer erg mooi. Door de afstand en het hakkelende idioom is het lastig om meegevoerd te worden. Sommige opera’s varen wel bij distantie, maar bij een verhaal over een tomeloze en irrationele liefde hoop je toch dat er op zijn minst een vonkje overslaat op het publiek. Dit gebeurt niet, en dat maakt Dagboek van een verdwenene weliswaar kundig, maar door zijn steriliteit niet de gedroomde festivalopening.

Jezelf overstijgen

Club Gewalt is een goede bekende van de Operadagen en als er een constante in hun werk voor het festival is te noemen, is het dat de voorstellingen weinig van doen hebben met de traditionele, nauwe opvatting van het genre opera. Wel zijn de voorstellingen van het gezelschap altijd actueel en vol bravoure. De afgelopen edities brachten zij onder meer een clubavond, een real-life operagame en een R&B-detective. Dit keer halen zij inspiratie uit het verhaal van turner Yuri van Gelder, de tragische held van de ringen. Geen gepsychologiseer, maar een kernachtig verhaal van alles winnen of alles verliezen: een tussenweg lijkt er niet.

Waalwijk, 20 april 1983. Daar begint het verhaal van Yuri van Gelder en tevens het verhaal van deze workout-opera. In een kleine veertig minuten racet het collectief in een gezamenlijke monoloog door het levensverhaal van de Lord of the Rings. Yuri’s jeugd, zijn claim to fame, zijn cocaïnegebruik, zijn revalidatie, zijn schorsing op de Olympische spelen in Brazilië en, in de laatste tien minuten, de nieuwe hoop: Tokyo 2020. De begeleiding bestaat uit een achtergrondtrack die het midden houdt tussen de disco van Giorgio Moroder en de soundtrack van een aerobicsvideo uit de jaren negentig. Tijdens de ritmische voordracht van Yuri’s levensfeiten voert Club Gewalt een strakke choreografie uit. Het resultaat is zowel komisch als meeslepend: Yuri’s vurige wens om boven zijn eigen tekortkomingen uit te stijgen laat niemand onberoerd.

Verwijten vanuit de dood

Dikwijls wordt in voorstellingen op de Operadagen gereflecteerd op het concept opera. Een voorbeeld van zo’n meta-opera is Before I Die van het Kameroperahuis. Het uitgangspunt van de voorstelling is de zelfmoord van de titelheldinnen uit Madame Butterfly van Puccini en Norma van Bellini. Wat doet hun zelfgekozen dood met de man die hen tot deze daad heeft gedreven? Voor een tribunaal van zes strengbebrilde vrouwelijke musici moet deze man, Reinier Demeijer, zich verantwoorden voor het leed dat zijn liefde heeft aangericht. In een sterke monoloog, geschreven door Anna Maria Versloot, probeert De Man zich te verdedigen: hij heeft toch vanaf het begin af aan al gezegd dat hij niet eeuwig bij de vrouwen kon blijven? En het feit dat zijn liefde niet eeuwig was, betekent toch nog niet dat deze minder waard was?

Tijdens het wanhopige verweer van De Man zingen de geesten van Madame Butterfly (Astrid Stockman) en Norma (Laura Bohn) hem verwijtend aria’s toe uit de opera’s waarin zij de hoofdrol hebben. Het is jammer dat de aria’s geen boventiteling hebben, want het maakt nieuwsgierig wat de vrouwen hem toewensen. Dit is echter het enige minpunt in een verder intieme en originele voorstelling, die de sensatiezucht van het publiek bevraagt.

Pretpark van performances

In het Ro Theater, WORM en de wonderlijke Performance Bar, waar de barman een vocoderstem heeft en het pinautomaat wordt bewaakt door een boze naakte vrouw, vond op donderdag 18 mei A Different Night at the Opera plaats. In deze jaarlijkse clubavond van de Operadagen ligt de nadruk, meer dan bij de rest van het programma, op performance art, installatiekunst en kruisverbanden tussen muziek, theater, visuele kunst en technologie. Zo was er een dialoog tussen cello en een gonzende ruimtecocon en een intiem koptelefoonconcert. Club Gewalt maakte een live one-takevideoclip van de muziek van hun eerdere voorstelling Man on Wire, dat door vindingrijk spel met diepte, licht en eenvoudige effecten over de gehele duur bleef boeien.

Het centrale stuk van deze nacht was echter 1: Songs uit 2010 van Nicole Beutler. Ik had eerder werken van Beutler gezien die mij niet konden bekoren, dus ging ik met niet al te hoge verwachtingen de voorstelling in. Het concept neigt ook naar pretentie: een Liederkreis op basis van een staalkaart van beroemde theatermonologen van vrouwen. Hoe verrast was ik echter door deze explosieve, humoristische en aangenaam pedante performance. Van Antigone tot Fausts Gretchen tot Sarah Kanes Psychosis 4:48, de Boliviaanse performancekunstenaar Ibelisse Guardia Ferragutti brengt elke tekst op een unieke manier en wordt hierin bijgestaan door de elektronische muziek van Gary Shepherd. De enige ‘mannenmonoloog’, de slotspeech uit Charlie Chaplins The Great Dictator, ontmantelt ze met behulp van de gezapige muziek juist als walgelijk sentimenteel. 1: Songs is een tour de force voor vrouwenstem en -lichaam, dat vele geesten uit de cultuurgeschiedenis herbergt.

Afscheid van het engagement

Voorafgaand aan het festival hebben jonge theatermakers van OT Rotterdam een drie weken lange workshops gevolgd, met als inspiratiebron de studentenrevolte in Parijs van mei 1968. Op de Operadagen vond de presentatie van deze workshop plaats, in de vorm van een aaneenschakeling van zeer diverse korte scènes en liederen, goed voor ruim anderhalf uur theater. Het is bewonderenswaardig dat de makers in deze korte tijd met zo’n uitgebreid palet aan thema’s komen en de presentatie tegelijkertijd interessant blijft.

Natuurlijk komen de studentenprotesten zelf aan bod, net als de happenings in Amsterdam, maar ook gebeurtenissen die minder vers in het collectief geheugen liggen, zoals de oprichting en ondergang van de onafhankelijke staat Biafra (wat gebeurde daar ook alweer?). De revoltes roepen vragen op over de zin van het toenmalige engagement en de gelatenheid van de latere generaties – de smoezen om niets te doen zijn herkenbaar.

De mens in één persoon verbonden

Een veelbesproken voorstelling op de Operadagen was Freddie van The New Bohemians. De toeschouwer wordt in individuele hokjes geplaatst – de analogie ligt voor de hand. Vervolgens richt een stem zich tot zijn opperwezen: Freddie Mercury, frontman van Queen. Op bijna sektarische wijze wordt hij geëerd als de vleesgeworden pluriformiteit. Freddie is alle identiteiten in één en wij zijn allen Freddie.
In een binnenplaats volgt de opdracht om onze identiteit naast die van Freddie te leggen. Het stramien is als volgt: stap in de zone als je net als Freddie…, gevolg door een aantal eigenschappen, variërend van licht (…een snor draagt) tot zwaar (…overwogen hebt om uit het leven te stappen). Sommige deelnemers zijn zichtbaar geraakt als ze zich, ten overstaan van de groep, moeten blootgeven. Gelukkig zijn we allemaal één in onze veelzijdigheid, en daar moeten we kracht uit putten. Zo is in de finale te zien hoe een kwetsbare mensfiguur zich uiteindelijk tot Freddie ontpopt en de camera op ons richt voor een ritueel van ultieme collectiviteit. Getooid met een Mercurymasker zingt het publiek, zichzelf recht in de ogen kijkend, Bohemian Rhapsody.

Het menselijk tekort het heelal in

In 1977 lanceerde de NASA een onbemande ruimtesonde met aan boord een gouden grammofoonplaat. De plaat bevat opnames van gesproken tekst in 55 talen, afbeeldingen van het aardse leven en een selectie van aardse klanken, van Bach tot Javaanse gamelanmuziek. Als buitenaards leven de plaat zou vinden, zouden ze zo een goed beeld krijgen van de mens. Kunstenaarscollectief Touki Delphine is echter van mening dat de Voyager Golden Record de mensheid wat te rooskleurig voorstelt. In hun visie kenmerkt het mensenvolk zich door gehannes, ongemak en leed, groot danwel klein.

Veertig jaar na dato stuurt Touki Delphine met Voyager One een nieuwe boodschap de ruimte in. De mens is geen verheven creatie, maar in essentie een lullig wezen, bezig met magnetronmaaltijden en make-uptutorials. In een revue vol offbeathumor, spacende electropop (mét operateske zang) en ongemakkelijke dansjes verheft Touki Delphine het menselijk onvermogen tot kunstobject. De tegendraadse timing en de speelstijl, ergens op een vreemde plek tussen nonchalance en neurose, is zo aanstekelijk dat mijn gezellen en ik de voorstelling meteen nog eens wilden zien. Helaas: het was de laatste uitvoering van Voyager One en tevens onze laatste voorstelling van de Operadagen, een festival dat steeds verder afreist van de gebaande paden en een geheel eigen stem heeft in het theaterlandschap. Het is een stem met vele registers, maar altijd inclusief, speels en verrassend.

Boeken / Non-fictie

Tussen Middeleeuwen en moderniteit

recensie: Volker Leppin - Maarten Luther

Met zijn beknopte biografie heeft Volker Leppin een helder overzicht gegeven van het leven en werk van reformator Maarten Luther en een aantal mythes uit de wereld geholpen.

We leven in het jaar 2017 en in de protestantse kerken wordt het ‘Lutherjaar’ gevierd. Volgens de overlevering zou Maarten Luther in oktober 1517 zijn 95 stellingen tegen de Rooms-Katholieke aflaatpraktijken aan de deur van de slotkerk van Wittenberg hebben gespijkerd. Dit is te lezen in de eigenhandig geschreven en gepubliceerde memoires van Luther, aan het eind van zijn leven, toen hij een bepaald beeld wilde geven van zijn profetische bekering.

Late Middeleeuwen

Leppin is consequent in zijn opvatting van Luther als een geesteskind van de late Middeleeuwen. De 95 stellingen als begin van de Reformatie is een mythe. In werkelijkheid ging het om een gewoonte: uitnodigingen voor theologische discussies werden op de kerkdeur geplaatst. Luther wilde met zijn collega’s – hij was theoloog – van gedachten wisselen over het geloof dat je door geld te geven aan de RK kerk minder tijd in de hel hoefde te zitten om voor je zonden te boeten. Ondertussen was Luther ook in Rome geweest en had zich opgewonden over het slechte voorbeeld van de kerkleiding op moreel gebied. Allengs escaleerde de beschaafde poging tot academische uitwisseling in een gezagscrisis.

De paus in de ban

Pas op de Rijksdag van Worms in 1521, waar keizer Karel V hem verhoorde, kwam het tot een breuk, al heeft Luther geprobeerd zich te verdedigen zonder het op de spits te drijven. De beroemde woorden ‘Hier sta ik, ik kan niet anders’ heeft hij er in zijn memoires bij verzonnen. De afloop was dat de paus hem in de ban deed en dat Luther dit niet alleen naast zich neerlegde, maar op zijn beurt de paus – hij noemde hem de ‘antichrist’ – in de ban deed. En daarmee dus het kerkelijk recht openlijk negeerde. De gezagscrisis was een breuk geworden.

Predestinatie

Ondertussen werkte Luther zijn theologische visie uit. Punt voor punt neemt Leppin de verschillende thema’s door. De mens kan, als totale zondaar, niet zelf de genade van God verdienen: die krijgt hij als hij wordt ‘uitverkoren’. Sommige worden dat, anderen niet – zij zijn gedoemd. Deze predestinatieleer was al door de kerkvader Augustinus bedacht, Maarten Luther was een augustijner monnik.

De RK kerk en haar ambtsdragers onder leiding van de paus: volgens Luther allemaal mensenwerk. Iedere pretentie van bemiddeling tussen mens en God berust op misleiding. Luther beriep zich uitsluitend op de Bijbel: daardoor kon iedere gedoopte een directe relatie met God onderhouden.

Politieke Reformatie

Zeer verhelderend is Leppins schets van de nauwe samenhang tussen religie en politiek in de zestiende eeuw. Vorsten wilden hun landen en leenstaatjes in eigen beheer krijgen. Het rijk van Karel V verbrokkelde en daar kwamen de eisen van de economisch sterker wordende burgerij bij. Met name Noordwest-Europa was op weg naar de moderne staatsvorming middels onafhankelijkheidsoorlogen. In verschillende Duitse staten zochten de leiders eerst toenadering tot Luther en namen vervolgens langzamerhand zijn hervormingswerk over, terwijl hij zelf steeds minder invloed kreeg. Ook Luthers rabiate antisemitisme komt aan bod.

De stijl van Leppin is correct en kurkdroog. Hier en daar wordt iets te veel theologische voorkennis verondersteld. Desondanks is deze korte biografie zeer geschikt als inleiding.

Boeken / Non-fictie

Filosofisch dansen voor gevorderden

recensie: Désanne van Brederode - Dans! Denk! Leven en werk van Krisztina de Châtel

Het nieuwe boek van Désanne van Brederode, Dans! Denk!, gaat over de ontmoeting tussen filosofie en dans. Het is niet voor iedereen toegankelijk.

Wie is Krisztina de Châtel, de vermaarde Hongaarse choreografe die in Nederland dertig jaar lang een eigen dansgroep leidde? Wie is deze vernieuwende, experimenterende (ze was in 1979 de eerste die een choreografie maakte op muziek van Philip Glass) vrouw, in wier leven ‘alles beweging’ is? Uit Désanne van Brederodes nieuwe boek Dans! Denk!: Leven en werk van Krisztina de Châtel wordt dat nooit helemaal helder.

Ontmoeting

Dans! Denk! is opgezet als een ontmoeting tussen de choreograaf en de schrijfster en wordt ondersteund door hun beider liefde voor filosofie en dans. Van Brederode kwam via de filosofie tot het belang van de dans; de Châtels pad was omgekeerd. Ook in hun kunstopvatting vinden de twee vrouwen elkaar: kunst gaat diep, dieper dan wat er te zien is, en mag een doel op zich zijn. Vanuit die aanrakingspunten en een wederzijdse bewondering zijn de twee vele gesprekken aangegaan.

Dat levert een bij vlagen ontroerend, maar vaker een wat onbegrijpelijk boek op. Dans! Denk! bevat, vanuit Van Brederode gedacht, zowel biografische als autobiografische elementen en reflecteert tegelijkertijd zowel op de kunst en de filosofie als op het ontstaan van het boek. De stap daarvoor: een biografisch overzicht van Krisztina de Châtel en misschien wat archiefwerk, wordt overgeslagen. Daardoor verwordt het een vreemd soort anachronistisch boek: het zal pas echt interessant zijn, wanneer het naast een officiële biografie geplaatst wordt. Maar dat boek zal vermoedelijk pas geschreven zijn wanneer het onderwerp zelf is overleden – terwijl haar in-leven-zijn een voorwaarde was voor het ontstaan van Dans! Denk!.

Wortels

De Châtel, geboren in een gegoed gezin in 1943, ‘merkt dat ze steeds weer terugkomt op haar wortels’. Van Brederode beschrijft de wereld van de Châtel als een waarin de kunst ‘de enige vrijplaats’ was tegen de totalitaire, mensonterende politiek. In de literatuur, muziek en kunst vond ze een plek voor een identiteit die niet ‘door het nihilisme van de grote machtssystemen’ werd bepaald. Daarna volgt een enigszins cryptische, niet geheel aansluitende paragraaf:

Volgens haar gaat het misschien wel om iets als een gemeenschappelijke ziel. De combinatie van zigeunerachtige, ruwe, onversneden hartstocht, wild, emotioneel, fel, ritmisch, vurig, de gepeperde, zoete paprikasmaak – en een diep-ernstige, melancholische, haast tragische berusting. Gekruid met een beetje dromerij en hoop, maar nooit té optimistisch. Hongaren kennen immers het klappen van de zweep.

Uit deze paragraaf blijkt een zwakte die Dans! Denk! vaker ondermijnt: Van Brederode blijft dicht bij de Châtels uitgebreide, clichématige typeringen en beschrijvingen. (Nog zo een: Duitsers zijn, uiteraard, streng.) Het lijkt alsof Van Brederode de choreografe te veel bewondert om die neiging in te dammen.

Dit alles betekent niet dat dit filosofische portret van Krisztina de Châtel een saai boek is. Dat zou te makkelijk zijn. Het gaat eerder om een te hoog instapniveau. Voor gevorderden, dus.

Theater / Voorstelling

Ontroerend muziektheater raakt de juiste snaar

recensie: Toneelgroep Maastricht - Pinkpop, een muzikaal liefdesverhaal

Muziek en theater werden nog nooit zó ontroerend samengebracht in een theatervoorstelling. Pinkpop, een muzikaal liefdesverhaal is een verhaal over geheugenverlies en onverbiddelijke liefde dat op ludieke wijze is neergezet. Het spel is fenomenaal en de muziek ligt teder en gevoelig in het gehoor. Van de open buitenlucht naar de schouwburgzaal: het magische van het festival komt ook in de voorstelling tot uiting.

Pinkpop: de plek waar massa’s bezoekers met eigen ogen hun favoriete bands aanschouwen, een vluchtige romance beleven en/of van de sfeer komen ‘proeven’. Het jaarlijkse festival Pinkpop is een legendarische beleving voor bezoeker en artiest. Het festival kent inmiddels een lange geschiedenis: in 1970 startten vier oprichters – waaronder Jan Smeets – de eerste editie van het festival. Aan die geschiedenis is nu met deze voorstelling een liefdesgeschiedenis toegevoegd. Een liefdesverhaal tussen de oer-Limburgse Wiel en de knappe, Amsterdamse Elisabeth.

 

Loyale limburgers

De vonk slaat over in Geleen. Niet tussen Wiel (Huub Stapel) en Elisabeth, maar tussen Thieu (Michel Sluysmans) en Elisabeth (Suzan Seegers). Het is het tijdperk van de vrije liefde en Elisabeth verdeelt in eerste instantie haar liefde tussen de twee vrienden. De vrijgevochten Thieu en de introverte, bedachtzame Wiel smeken Elisabeth om mee te gaan naar Pinkpop. Daarvoor moet er eerst een bezoek worden gebracht aan Elisabeths strenge moeder (een dubbelrol van Judith Pol). Op dat moment wakkert de rebellie in Elisabeth aan; door Thieu’s hippieachtige gedachtengoed wordt de impulsieve 17-jarige Elisabeth sterk beïnvloed. Wiel probeert de onschuld zelve te blijven, maar zijn burgerlijkheid en loyaliteit aan zijn moeder – die haar man heeft verloren in de mijnen – zal hem duur komen te staan. Het lijkt erop dat hij de strijd om Elisabeth zal verliezen, maar is dat wel echt zo? Jaren later blijken Elisabeth en Wiel immers een gelukkig getrouwd stel. Henriëtte Tol kruipt in de rol van de oudere Elisabeth en de liefde voor Wiel straalt van haar af. Als publiek worden we telkens mee terug in de tijd genomen en maken we tijdsprongen naar de 60-jarige versies van Elisabeth en Wiel. Huub Stapel speelt zowel de jonge als de oude versie van Wiel. De oude versie lijkt op 62-jarige leeftijd alle tekenen van vroegtijdige ouderdom te hebben. Dat blijkt al uit de beginscène als Wiel lukraak een gesprek opent over pinguïns en slapen in iglo’s (‘zoals op Pinkpop!’). Elisabeth doet de aftakeling van haar man in eerste instantie af als een ‘midlifecrisis’, maar ziet als snel in dat haar man ontoerekeningsvatbaar dreigt te worden door zijn vreemde nachtelijke acties. Hoewel alle herinneringen uit Wiel weg lijken te sijpelen, blijven de memoires aan Pinkpop overeind. Wiel wordt op een treffende wijze neergezet door Stapel. Wiel, de plat pratende Limburger die zich de burgerlijkheid aanmeet zoals dat een echte Limburger betaamt en niet raakt uitgepraat over Pinkpop en carnaval. Het Limburgs wordt overigens op een scherm op de achtergrond vertaald. De aanwezigheid van de band Rowwen Hèze vormt een prachtige aanvulling: hun aanwezigheid bewerkstelligt een gemoedelijke sfeer en de afzonderlijke leden maken lichamelijk deel uit van de voorstelling.

 

Wirwar van emoties

Niet alleen vormt de band een mooie verschijning op het verder compleet uitgeklede podium, maar ook de muziek sluit perfect aan op de voorstelling. Rowwen Hèze heeft speciaal voor deze voorstelling nieuwe liedjes geschreven over koempels (mijnwerkers), Pinkpop, liefde en het leven in het heuvellandschap. De muziek is precies op het juiste moment getimed en ondersteunt de gevoelens die de toneelspelers uitbeelden. Opvallend zijn vooral de prachtige melodieën die zo kenmerkend zijn voor de band. Overigens wordt er op een ludieke manier omgegaan met de ruimte: middenin in het toneelstuk regent het met bakken uit het plafond (?) en komt één speler gehuld in een oplichtend kostuum in langzame tred het podium op. Bij deze voorstelling kijkt de toeschouwer zijn/haar ogen uit en wordt het publiek meegenomen in een wirwar van emoties: boosheid, verliefdheid, teleurstelling, angst en blijdschap. Binnen dit toneelstuk is een aangename balans tussen ontspanning en opwinding. Na de voorstelling lijkt het alsof je drie dagen hebt gesluimerd op Pinkpop – uitgeput van alle emoties, maar voldaan en getreurd dat het is afgelopen.

 

Theater / Voorstelling

Hollywoodklassiekers interactief verbeeld

recensie: De Ploeg - Pilp Fuction

Een groep acteurs die door een landschap van Hollywoodfilms razen: een recept voor een flink potje chaos. Georganiseerde chaos, welteverstaan. De heren van De Ploeg en Loes Luca, Ria Marks en Ilke Paddenburg parodiëren op bekende klassiekers met laagdrempelige grappen. Hoewel de belangrijkste verhaallijn bloedserieus is, wordt deze telkens weer met flauwe grappen ondergraven.

Jammer? Een beetje, de kijker wordt echter wél van begin tot eind geboeid. Dat is de kracht van de voorstelling: door een combinatie van snelheid, flauwe grappen, opzienbarende kostuums (of: helemaal géén kostuum) en de mimiek van de personages, blijf je als toeschouwer met je volle aandacht bij de voorstelling. De voorstelling heeft dan ook een erg aantrekkelijk thema: klassieke bioscoopfilms. Want wie zwijmelt er niet weg bij een goede, oude, klassieke film? Met een bakje popcorn zittend in een duistere bioscoop, omringd door andere filmliefhebbers. Pilp Fuction gaat over twee zussen (Ria Marks en Loes Luca) die een bioscoop runnen. Ria Marks speelt hierbij de moeder van een jong meisje (Ilke Paddenburg), dat in haar rode jasje veel weg heeft van Abeltje. Het “draait” al een tijdje niet goed bij de bioscoop, vanwege de voorliefde van de familie voor oude klassiekers. Dan staat plots de verhuurder met zijn honkbalknuppel op de stoep (Genio de Groot) en eist geld. Daarop besluiten twee andere werknemers (Han Römer en Titus Tiel Groenestege) een deal te maken met gangsters, die voor hen de film ‘Pulp Fiction’ in petto hebben, een film waarmee ze denken veel bezoekers (en dus veel geld!) binnen te halen. Mede door een sullige, bebrilde medewerker (Viggo Maas) mislukt de overdracht. Samen met Peter Heerschop – die de taak van geluidsman op zich neemt – heeft Viggo Maas de rol van ‘underdog’ gekregen en vormen zij tezamen een nieuwe interpretatie van “de dikke en de dunne”. Zo verklapt het tweetal ook dat het jonge meisje is geadopteerd, wat erin resulteert dat zij in het bioscoopdoek springt en aan de haal gaat met haar eigen levensverhaal. Het klinkt allemaal ietwat verwarrend en dat is precies de bedoeling: deze voorstelling biedt geen enkele zekerheid, maar alleen dwaasheid – op een positieve manier – en humor waarmee de lachspieren flink op de proef worden gesteld. Eén enkele scène borduurt iets te lang door op het komische effect, vooral het gedeelte waarin twee van de acteurs als schattige hobbits zeuren om eten en van het filmdecor wegvluchten.

Georganiseerde chaos

Ondanks de vele grappen, knaagt er toch iets aan de inhoud. Er wordt niet alleen gretig gebruikgemaakt van grote klassiekers als Casablanca en Pulp Fiction (uiteraard), maar ook het bekende fragment van Alice die achter Konijn aanholt uit Alice in Wonderland wordt gevoegd in het verhaal. Als er ook nog wordt ingegaan op Jungle Book en Tarzan (een schaamteloos in onderbroek paraderende Römer en Groenestege), lijkt de parodie op Disneyverhalen compleet. Ach, wat valt er ook te verwachten van De Ploeg, het theatergezelschap dat zich richt op cabaret en parodieën. Telkens wanneer de acteurs in een film “duiken”, wordt op de achtergrond de bijbehorende scène uit de film afgespeeld. Een mooie koppeling tussen beeld en spel én vooral ook een speelse wijze, aangezien sommige scènes op vindingrijke manier worden herhaald. Overigens is het decor voortdurend een lust voor het oog; van tevoren heeft het gezelschap allerlei scènes opgenomen die prachtig in de voorstelling zijn verwerkt. Minpuntje is dat door de snelle afwisseling in scènes en verscheidene filmverwijzingen, de verhaallijnen compleet uit het oog raken. Hoewel het begin en het einde goed met elkaar in verhouding staan, is het middendeel een ratjetoe van wat vooral veel wegheeft van improvisatietheater. Dat de opbouw niet helemaal strookt, lijkt het publiek geenszins te deren: er wordt zo hard gelachen om bepaalde grappen dat zelfs de acteurs hun moeten gezicht afwenden om een grijns te verbergen. Ook het slotapplaus houdt zolang aan dat de handen er rood van kleuren. Verdiend, dat zeker, al was het maar omdat de bezoekers hebben kunnen genieten van het multi-acteertalent Loes Luca, die zich in deze voorstelling weer in alle hoeken en bochten heeft gewrongen. Iedere acteur leeft zich uit in Pilp Fuction en heeft duidelijk plezier tijdens de voorstelling. En dat zorgt er al vanaf de eerste minuut voor dat er een glimlach op het gezicht verschijnt van de bezoeker.

Muziek / Album

Opgaan in de hallucinante schemer van Nightlands

recensie: Nightlands - I Can Feel The Night Around Me

In de luwte van het immer hemelbestormende War On Drugs knutselt bassist Dave Hartley als Nightlands stiekem aan zijn eigen muziek. In 2010, twee jaar na het nog altijd behoorlijk fris klinkende debuut van War on Drugs – ook nog met Kurt Vile – verschijnt in alle luwte het debuut Forget The Mantra. Een plaat die haast instant in de vergeetkelders van de muziek dondert, maar waarop Hartley toch al vrij eloquent zijn electropopstukken etaleert: synthetische koortjes, blikken trommels, synthesizernostalgie.
Dan verschijnt Hartley zeven jaar na het debuut ineens welhaast als een joggende variatie op de Wander über dem Nebelmeer op de plaathoes van plaat nummer drie: I Can Feel The Night Around Me. Van de luwte naar de schemer.

Zwoele zomers aan de westcoast, CA

In een interview met Culture Creature omschrijft Dave Hartley de geografische bepaling van Nightlands geluid: de West Coast, California, Big Sur. Waar de man de liefde vond, getrouwd is en vakantie viert. Kampvuren, kliffen en vrolijke otters met kelp. And baby that is why… I’m depending on you zingen honderd Hartleys. Het oceanische geluid van honderd zwoele zomers dondert de kamer in. Intens bedwelmende nostalgie, en dan moet de vloedgolf van Lost Moon nog passeren.

De esthetiek van Nightlands derde doen overigens opvallend denken aan Yo La Tengo’s suburbane nocturne And Then Nothing Turned Itself Inside-Out. Donkerblauwe droomstaat, de nostalgie, een een synthetisch soort sensualiteit. Op Moonbathin klinkt het mechanisch Ooh baby, ooh baby. Romantiek door een blikken, zilveren prisma. Een drumcomputer slaat er er een doodsimpel ritme uit. Ooh baby, ooh baby: J. Bieber galmend op de bodem van de zee. Somehow it works.

En zo zet Dave Hartley met zijn Nightlands na twee anonieme platen met I Can Feel The Night Around Me ineens een behoorlijk flinke stap. Waar het song materiaal hier en daar wat te wensen overlaat – aan het eind zakt de boel behoorlijk in – maakt de hallucinante, aanhoudende droomstaat van de plaat het meer dan goed. Tegen het einde is de luisteraar met heel zijn bewustzijn opgegaan in de schemer. Het slaapverwekkende eind van de plaat voegt daar niets meer aan toe.

Muziek / Album

Poëzie verstopt tussen instrumenten

recensie: The Afghan Whigs – In Spades

De Afghan Whigs zijn nooit een grote band geweest. Niet in de zin van succes tenminste. In vergelijking met tijd- en genregenoten zijn ze misschien wel de makers van de meest grootse nummers. In een stijl die soul en grunge/stoner-rock vermengt hebben de heren van de Afghan Whigs een uniek geluid ontwikkeld, dat door de jaren heen misschien verfijnder is geworden, maar nooit aan authenticiteit heeft ingeboet.

Ten overvloede

De zeer herkenbare stijl van de Whigs is niet direct te horen op In Spades. De openingstrack ‘Birdland’ is een weemoedig klinkend nummer dat doordrongen lijkt van verdriet en wanhoop. Een zinsnede als “Whatever it is that kept us together/I look to the sky and it’s gone” benadrukt het gevoel dat uit de muziek spreekt. Het is een gevoel dat het hele album aanwezig blijft, ook al is het op de rest van de nummers minder expliciet.

Ook op voorgaande albums kan die weemoedigheid en wanhoop gehoord worden. Frontman Greg Dulli legt hart en ziel in de teksten, die echter niet druipen van sentiment, maar eerder gevoelens abstraheren, terwijl ze toch concreet blijven. In Copernicus, bijvoorbeeld: “You came to mesmerize her/She came with consequences in her eyes”, iets later gevolgd door: “Once there was a way/Then you were gone”. De teksten druipen van betekenis, maar – en dat is een prestatie op zich – ze dragen de nummers niet. De stem van Dulli is maar één van de vele instrumenten op het album.

Hoewel ‘Birdland’ anders doet verwachten is In Spades best vrolijk te noemen. Relatief dan, want echt vrolijk zijn de Afghan Whigs nooit. Maar gezien het dramatische nieuws van november 2016 – Gitarist Dave Rosser heeft een inoperabele tumor in zijn darmen – klinkt het album lichter dan je zou verwachten. Het zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld in de totstandkoming, maar dat heeft niet geleid tot een deprimerend album dat vooral over afscheid gaat. Naast de pijn en wanhoop die op het album aanwezig is, is er ook gewoon plezier. Misschien is het een manier om te ontsnappen aan de werkelijkheid. Dulli zingt er over in ‘Oriole’: “There was violence in my head/I was surrounded in my bed/And from a slender perch/I vowed that I would fly forever”.

In Spades is een album dat indruk maakt. Het beklijft. Voor wie na één keer luisteren teleurgesteld is: zet het nog eens op. En nog een keertje. Stukje bij beetje geeft het album prijs hoe genuanceerd het is. Iedere keer luisteren voegt iets toe. Het is geen album dat makkelijk zijn kracht zal verliezen. Veel waarschijnlijker is het dat over een paar jaar In Spades in het rijtje musthaves terecht komt.

Theater / Reportage
special: Circusstad Festival

Rotterdam in het teken van uiteenlopend circustheater

Met de vijfde editie van het Circusstad Festival staat Rotterdam weer 5 dagen lang in het teken van circusvoorstellingen, -acts, en –workshops op alle niveaus. Het Schouwburgplein is omgedoopt tot een circuscentrum waar jong en oud elkaar ontmoet om van het hedendaagse circus te genieten. De kassa, workshops, eetstand en voorstellingen hebben vrijwel allemaal hun eigen standplaats waardoor er een gezellig geheel van tenten en circusmaterialen op het plein ontstaat. Onder het publiek  zijn zowel de fanatiekelingen die speciaal voor het festival komen, als het winkelend publiek dat toevallig voorbij komt en blijft hangen in de gezellige sfeer.

Het festival is groots van opzet en behoort samen met festival Circolo tot de twee grootste circusfestivals van Nederland. Sommige voorstellingen spelen één keer, andere meerdere malen en zijn verspreid over meerdere dagen. Dit biedt de mogelijkheid om veel verschillende voorstellingen te bezoeken en indien gewenst kan in de “circus jungle” van Circus Rotjeknor worden geoefend op verschillende kunsten zoals fietsen op een eenwieler, hangen aan de trapeze of lopen over een hoog koord. Tussen de verschillende tenten is in de openlucht de “Arena” opgebouwd waar gratis voorstellingen en acts worden getoond. Op van fruitkistjes gemaakte stoelen geniet het publiek van acts van onder andere jeugdcircus Nevermind, circustheatergroep TwoB en circuswerkplaats Boost. Naast het jeugdig talent passeren in de Arena ook circusartiesten in opleiding en professionals de revue.

Recencent en circuswetenschapper Nikki Sneep-Snijders bezocht op 4 en 5 mei het Circusstad Festival. Hieronder volgt een kort verslag van een selectie van de door haar bezochte voorstellingen.

D’irque&Fien – Sol Bémol

Foto: Dieter Boone

Piano’s spelen de hoofdrol  in deze muzikale en poëtische voorstelling. De circusartiest, pianiste en twee technici bevinden zich op een podium met twee grote houten kranen voorzien van dikke touwen en katrollen die de verschillende piano’s over het podium verplaatsen. Niet slechts heen en weer, maar ook bovenop elkaar. Zodat er een indrukwekkend bouwwerk van wel vier piano’s hoog ontstaat. Vanzelfsprekend is de installatie beter verankerd dan dat die eruit ziet. Desalniettemin houdt het publiek als één man zijn adem in wanneer de pianopiramide beklommen wordt. Zelfs een handstand bovenop het bouwwerk is niet te gek voor circusartiest Dirk Van Boxelaere.

Een immens wit theaterdoek wordt op verschillende manieren gebruikt om de magie van de voorstelling te vergroten. Het doek verandert in een bruidsjurk, krant, of wijnfles en laat objecten als tafels en piano’s op onverwachte wijze verschijnen.

De twee technici zijn vanaf het eerste moment nadrukkelijk aanwezig en krijgen dikwijls de lachers op hun hand. Hun 9 tot 5 mentaliteit en harde werken vormt een scherp contrast met dat van de dromerige artiest. Her en der ontstaat een gevoel van medelijden voor de circusartiest. Zo hebben de technici duidelijk de voorkeur voor het vrouwelijk schoon: ze helpen liever de struikelende pianiste dan de artiest die metershoog boven het toneel bungelt; de artiest krijgt pas na een moeilijke jongleerserie voor elkaar wat de pianiste lukt met één blik naar de technici.

In de voorstelling wordt al snel duidelijk dat Van Boxelaere een allround circusartiest is. Hij zweeft door de lucht in de straps, jongleert met vijf kegels met slechts een hoofdlampje aan licht en laat zich met een salto lanceren door een boksbal die op een wiplank (bascule) valt. Jammer is dan ook dat de echtheid van het circus niet wordt doorgevoerd in de muziek. De overgang tussen live-muziek en de muziekinstallatie doet afbreuk aan de voorstelling en gaat ten koste van de opgebouwde magie. Jammer is dat aan het einde van de voorstelling de technici uit hun rol moeten breken voor het creëren van een esthetisch toneelbeeld. Een logische keuze, maar verhaaltechnisch helaas ietwat ontnuchterend.

Universal games unltd – PopPOPpoP

Op een klein rond speelvlak spelen Ralph Öllinger en Stefan Bauer een hoog energetische voorstelling bovenop de neuzen van het publiek. De artiesten zijn alumni van circusopleiding Codarts en creëerden PopPOPpoP speciaal voor dit festival. Hoewel de tent nog niet voor de helft gevuld is, werkt het enthousiasme van de artiesten aanstekelijk en klapt en lacht het publiek flink mee. Van veel diepgang is in deze voorstelling echter geen sprake. Harde popmuziek, knallende ballonnen en basaliteit voeren de boventoon en maken dat de voorstelling vrijwel constant in hetzelfde snelle tempo gedijt. De voorstelling brengt de circusdisciplines diabolo en baljongleren samen. Beide disciplines worden op een goed niveau beheerst. Er valt zo af en toe een bal, maar dit laten de artiesten niet ten koste gaan van de energie van de voorstelling. Vooral het diabolospel met zijn tweeën is creatief te noemen. Met behulp van een vishengel, en spijkers op de diabolo wordt deze creativiteit later in de voorstelling doorgetrokken.

Met ballonfiguur Jennie staat er ineens een derde artiest op het podium. Jennie lijkt een knipoog naar het klassieke circus en voert trucjes uit in ruil voor wat smakelijke confetti. Door de hoepel durft ze echter niet te springen. Dan maar door naar de grote verdwijntruc, de finale truc moet tenslotte wel lukken. Dat de verdwijntruc neerkomt op het kapot steken van alle ballonnen werkt bij het publiek. Ja, het is een komisch gezicht dus er wordt gelachen. Toch is ook een lichte schaamte voelbaar: je hoort niet te lachen als de figuur waarmee je een band hebt opgebouwd haar einde bereikt. Gelukkig voor de artiest en het publiek leven we in een maakbare wereld en staat er binnen een mum van tijd een Jennie 2.0 klaar.

Met spijkers aan de randen van de diabolo worden op verschillende plaatsen in de tent ballonnen kapot geprikt. Ook de diabolostokken leveren hun bijdrage. Niet geheel onverwacht wordt de voorstelling afgesloten met het laten knappen van een gevulde balon. De kinderen in het publiek verzamelen snel het snoep, waarmee de voorstelling tot een einde komt.

Cirque le Roux – The elephant in the room

Foto: SN/Andreas Kolarik

Het publiek waant zich in de wereld van de stomme film uit de jaren ’20. In de halfvolle zaal van het Oude Luxor Theater voeren de vier artiesten van Cirque le Roux de adembenemende, technisch hoogstaande en hilarische voorstelling The elephant in the room op. Dat alles tot in de puntjes is afgewerkt, wordt al duidelijk zodra het doek opengaat. Een deftig ingerichte kamer met onder andere een bank, een bureau, schilderijen en platenspeler creëert het beeld waarin de voorstelling zich afspeelt. Slapstick, extreem theatrale inleving en circustechnieken gaan hand in hand. Miss Betty, perfect uitgevoerd door Lolita Costet, wil met behulp van een flesje gif van haar partner af. Ondertussen zoekt ze flirterig contact met de butler en een vriend van de man des huizes. Haar lach heeft iets angstaanjagends waardoor al snel duidelijk wordt dat Betty niet met zich laat sollen.

Het meest indrukwekkende aspect van de voorstelling is misschien nog wel de combinatie van inleving en circus. Vaak verdwijnt alle emotie en inleving bij circusartiesten wanneer ze een moeilijke truc moeten uitvoeren en voert concentratie de boventoon. Niet bij The elephant in the room. De acrobatische kunsten zijn van hoog niveau, maar alle artiesten blijven perfect in hun overdreven karakter. De mimiek van de artiesten is extreem en goed passend, al is het de vraag in hoeverre het publiek op de achterste rijen dat meekrijgt. De mannen zijn sterk en en gooien Miss Betty moeiteloos metersver door de lucht. Er worden piramides van vier hoog gebouwd en er komen allerlei handstandvormen langs.

Halverwege kantelt de voorstelling van over de top acteren naar een dromerige setting zonder de jaren ‘20 hilariteit uit de rest van de voorstelling. De handstandact van de butler en bevriende man werkt betoverend. Waar dergelijke acts vaak door een solist worden uitgevoerd, lukt het dit duo om een creatieve act te presenteren van een normaal vrij voorspelbare discipline. Het is eveneens mooi om te zien hoe ze in staat zijn om synchroniteit naar een hoger plan te trekken. Bijvoorbeeld bij een salto. Die poëtische benadering toont, net als de rest van de voorstelling, een grote mate van lichaamsbeheersing. Dan wordt de voorstelling weer teruggeplaatst in het landhuis. De list van Miss Betty pakt verkeerd uit en alles komt samen in een Chinese paal act met enkele creatieve bewegingen en vele esthetische plaatjes.

Cie Ariane en Roxana – Play nice

Foto: Jascha Eidam

Twee vrouwelijke circusartiesten, twee stoelen, een fles water en een lading jongleerballen vormen het decor voor Play Nice in de hal van de Rotterdamse Schouwburg. Voor Ariane en Roxana lijkt er geen verschil te bestaan tussen jongleren met hun handen of met hun voeten. Nadat beide artiesten op het podium zijn neergestreken, begint een serie met 1 bal die wordt overgegooid tussen de vier handen en voeten. Het plaatje is leuk maar duurt wel vrij lang, vooral voor de jongere kinderen in het publiek. De ballen komen uiteindelijk verspreid over het podium te liggen en samen leggen Ariane en Roxana bal na bal met hun voeten op een andere plek neer. Pas wanneer er wordt overgegaan op het jongleren met meerdere ballen tegelijk komt er meer tempo in de voorstelling. Met handen en voeten wordt er in allerlei creatieve houdingen gejongleerd. De artiesten zijn duidelijk goed op elkaar ingespeeld. Bedoelde fouten van vallende ballen passen goed in het geheel. Uiteraard ontbreekt het ook niet, hier en daar, aan een komische noot. Wanneer één van de artiesten er genoeg van krijgt gaat de ander vastberaden door met dezelfde series. Dan maar met minder handen en voeten en met steeds minder ballen waardoor het lijkt alsof ze in een strijd met zichzelf vastloopt.
De voorstelling keert terug  naar het beginbeeld, maar nu komt de serie met de enkele bal gehaaster over, omdat de artiesten tussendoor meer doen als ze de bal niet hebben. Ze trekken snel een shirt uit en drinken wat water. Er valt een fles water om. Expres? We weten het niet, zo goed past het in het verhaal. Uiteindelijk is het aan Ariane om te blijven liggen met een bal op haar voet en te bepalen hoe lang de voorstelling nog voortduurt. Het zorgt voor een mooi einde waar het publiek zich duidelijk geen raad mee weet: opstaan of blijven zitten, omdat de voorstelling toch nog niet is afgelopen?

Alexander Weibel Weibel – Breaking point

Er staan meerdere installaties opgebouwd, maar ze verraden in de verste verte niet wat voor een voorstelling er gaat komen. Alexander Weibel brengt een hoogst experimentele show waarbij de focus niet ligt op de circusartiest zelf, maar op het materiaal waarop hij zijn kunsten uitvoert. Het publiek wordt vooraf ingelicht zoveel mogelijk op de grond te gaan zitten, dichtbij het vuur. Alexander praat veel met het publiek en bouwt al snel een band met ze op. Mensen stellen vragen en helpen hem waar nodig. Op 28 lagen papier gaat Alexander koorddansen. Je hoort het papier werken en voelt dat iedereen in het publiek hetzelfde denkt: “als het papier maar niet scheurt”. Hoe wordt spanning opgebouwd en hoe ver kun je daarmee gaan. Het zijn vragen die Alexander zichzelf heeft gesteld. Spanning bouwt hij zeker op, zowel letterlijk door met zijn hele gewicht op het zwevende papier te gaan staan, als figuurlijk door het gevoel van gevaar. Mooi aan de voorstelling is dat Alexander er in slaagt niet alleen de circustechnische kunsten centraal te stellen. Het mag dan gaan om het koorddansen, maar niet in de zin van de trucs die erop worden uitgevoerd. Wanneer begeeft het papier het en hoeveel visdraden zijn nodig om te kunnen koorddansen? Hij maakt ook gebruik van andere materialen om de balans te veranderen. Een stellage van stoelen kantelt voordat hij kan opstappen waardoor het publiek als één man zijn adem inhoudt.
Meermaals moet het publiek zelf verhuizen van plaats. Dat houdt het interactief en is gezien de anders lange op- en afbouw tijd van de installaties ook logisch. Toch zorgt het er ook wel voor dat de aandachtsspanne vaak wordt doorbroken en de voorstelling uit allemaal losse delen bestaat. In het laatste deel van de voorstelling wordt op een ronde draaischijf de laptop en viool van Alexander opgehangen. De schijf gaat draaien en Alexander werpt daar messen op met het doel als artiest spanning te ervaren. De schakeling van spanning op het materiaal naar spanning van de artiest klinkt logisch, maar voelt toch als een losse toevoeging aan de voorstelling waarin het materiaal centraal staat.

Muziek / Album

Een lichtzinnige reis naar hogere sferen

recensie: Moon Duo - Occult Architecture vol. 2

Moon Duo presenteert met Occult Architecture vol. 2 een album dat duidelijk is geïnspireerd door de krautrock en psychedelica van de vroege jaren zeventig. Met langgerekte elektronische drones, monotone ritmes en space-gitaren zet het driekoppige duo een overtuigende authentieke sound neer in vijf nummers van gemiddeld zo’n 7,5 minuut lang. Maar slaagt de band er ook in te bouwen op het rijke fundament van een vervlogen decennium?

Het album opent met een korte en ietwat chaotische improvisatie van wilde retro sci fi klanken en elektrische piano. Maar al snel breekt het nummer ‘New Dawn’ open met minimale drums en een muur aan synth- en gitaarakkoorden die het geluid van het album karakteriseren. De zweverige vocalen van zanger en gitarist Ripley Johnson completeren het geluid pallet.

Het openingsnummer wordt gevolgd door ‘Mirror’s Edge’, een instrumentale compositie rond een weinig origineel akkoordenschema, wat op zichzelf natuurlijk geen probleem is. Hier accentueert het helaas een gebrek aan avontuur, waardoor het nummer enigszins lusteloos voortkabbelt zonder noemenswaardige momenten. Dit geldt in zekere zin voor het album als geheel. De nummers missen de muzikale ontwikkeling en persoonlijkheid die nodig is om de luisteraar te pakken en mee te voeren naar hogere sferen.

Muzak voor Maankinderen

Moon Duo is een band die haar interesse in New Age en “Magick” niet onder stoelen of banken steekt. De inspiratie komt ontegenzeggelijk uit het meest Neo-spirituele hoekje van de esoterische boekhandel. Occult Architecture vol. 2, vormt zoals de naam al doet vermoeden onderdeel van een tweeluik rond het thema “Yin en Yang”. Volume 1 stond in het teken van “Yin”, de vrouwelijke, donkere kant. Dit tweede deel focust op “Yang”, ofwel de mannelijke en lichte kant.

De plaat heeft zeker een licht en luchtig geluid. De keerzijde daarvan is dat de dwingende spanning die Krautrock teweeg kan brengen uitblijft. In plaats daarvan doet het album weinig aanstootgevend aan, een beetje braaf, bij momenten sterk neigend naar muzak, of de begeleidingsmuziek voor een meditatie- en dansavond in het Osho-centrum.

Een getrouwe vintage hommage

Het hoogtepunt van deze cerebrale reis vormt: ‘Sevens’, dat met een donkere zanglijn en lichtvoetige string-synthesizers herinneringen oproept aan Joy Division’s ‘Love will tear us apart again’. Juist dit uitstapje naar een wat droefgeestiger geluid brengt Occult Architecture vol. 2 enigszins tot leven.

Conceptueel en productietechnisch heeft de band duidelijk goed nagedacht over dit project, dat met veel liefde voor voorbeelden als Neu! of Popol Vuh tot stand lijkt te zijn gekomen. Muzikaal mist Moon Duo echter de inventiviteit en durf van haar klassieke voorbeelden. Jammer genoeg vervalt de getrouwe vintage hommage al snel tot een opeenstapeling van genre-clichés, zonder veel nieuws toe te voegen.