Theater / Reportage
special: Holland Festival week 1

Over Castellucci, Brexit en dansen op blote voeten: een week op Holland Festival.

De maand juni is aangebroken, de zomer begint, en de theaterfestivals draaien op volle toeren. Tijd om een maand in Amsterdam te bivakkeren voor het Holland Festival. De ‘Europa-editie’ van vorig jaar kreeg een rauw randje door de onverwachte shock van de Brexit. Dit jaar is dat niet anders: een halfjaar na de inauguratie van Trump neemt het festival de staat van de Westerse democratie onder de loep.

In week 1 van Holland Festival zien we de Amerikaanse democratie door de lens van Romeo Castellucci, en laten de acteurs van het Britse National Theatre zien hoe een toenemende verdeeldheid heeft kunnen leiden tot de Brexit. Emilia kijkt naar een theatermarathon en Jeroen heeft gedanst met vijftig Chileense dansers. Op blote voeten.

4 juni: La Democrazia in America

Mijn Holland Festival avontuur begint dit jaar bij Romeo Castellucci, die Alexis de Toqueville’s Democracy in America gebruikt voor een reflectie op de Amerikaanse democratie anno 2017. Het eindresultaat is bovenal een pleidooi voor de groepen die niet profiteren van de Amerikaanse democratie. Het gehele gezelschap bestaat uit vrouwen, die in het Amerika van 2017 nog steeds gemarginaliseerd worden. Er wordt verwezen naar de slavernij, als we een opname van een lied horen dat op de plantages in het Zuiden werd gezongen: muziek als middel om de moed er in te houden en door de dag te komen. In de laatste scene zien we een discussie tussen twee Indiaanse vrouwen. De een wil de Engelse taal van de Amerikanen leren, de ander verzet zich er tegen. Zij waren en zijn nog steeds outsiders in de Amerikaanse democratie. Het protest tegen de Dakota Access Pipeline die op dit moment op hun heilige grond wordt aangelegd, wordt met geweld de kop ingedrukt.

De beelden die Castellucci laat zien verwijzen naar het verleden van de Amerikaanse democratie en bieden daarmee commentaar op het heden: van een ongelijke behandeling van vrouwen, Afro-Amerikanen en Indianen is nu immers nog steeds sprake. Tegelijkertijd is het ook te simpel om alleen terug te grijpen op het verleden. Buiten snelle verwijzingen naar de Iran, de War on Drugs en Medicare wordt er nauwelijks ingezoomd op de Amerikaanse democratie zoals die nu is en de misstanden die er nu zijn. Tekenend voor dit gebrek aan nuance is een centrale scène tussen een man en vrouw uit New-England . De vrouw heeft zojuist haar kind ingeruild voor voedsel. Uit wanhoop wil ze God vervloeken, maar haar streng religieuze man durft het niet aan. Bidden voor genade blijft het enige antwoord. Bezien vanuit de 21e eeuw is het een aandoenlijk en tegelijkertijd gedateerd beeld.  Amerikaanse gezinnen zijn niet meer gebonden aan de God van het christendom, maar aan de goden van de farmaceutische industrie, die in Trump een nieuwe verlosser hebben gevonden. Natuurlijk kan je de hele scène als allegorie zien, maar waarom eigenlijk? Waarom is zo’n reis naar het verleden nodig, als de Amerikaanse democratie juist nu steeds meer op een oligarchie begint te lijken? Al met al levert deze voorstelling maar weinig inzichten op. (JvW)

5 juni: The Nation (aflevering 1-3) 

The Nation van regisseur en schrijver Eric de Vroedt zal deze herfst als een uit zes delen bestaande marathon te zien zijn, maar nu is de première van de eerste drie delen. Het publiek zit op twee tribunes tegenover elkaar met in het midden het speelveld: de Haagse Schilderswijk. Ieder deel van The Nation is gemoduleerd naar een bepaald televisie-format. Vanavond zien we een politieserie, een late night talkshow en een soap. De politieserie zet je meteen middenin de huidige maatschappelijke problematiek. Er is een jongetje verdwenen, Ismaël, en de politie lijkt daar iets mee te maken te hebben. Mogelijk heeft een motoragent (een fantastisch spelende Mark Rietman) de jongen mishandeld en laten verdwijnen. De personages zijn herkenbaar als linkse Gutmenschen, radicaliserende moslims en racistische politieagenten. Er is ook een politiechef die alle moeite doet zich genuanceerd op te stellen en daardoor in de knel komt. Een belangrijke rol speelt Damir, de salafistische halfbroer van Ismaël.

Het eerste deel is heel geestig en, omdat je al enigszins onder het stereotype masker van een aantal van de personages kunt kijken, ook heel aangrijpend. In het tweede deel zitten we in Kuypers, een soort Jinek, met als gasten een aantal van de bovenstaande personages en wat nieuwe spelers: een projectontwikkelaar, een populist en een gematigd politicus, ieder met zijn eigen agenda. Een agressieve en wanhopige Damir onderbreekt de uitzending, een superspannend moment waarbij het publiek muisstil blijft, net of we allemaal echt bang zijn. Wat misschien ook wel zo is. Tegelijkertijd krijgen we inzicht in Damirs gevoelens en gedachtegang. De derde aflevering, de soap, beklijft minder al worden er interessante ontdekkingen gedaan. The Nation is moedig en  relevant theater, slim en prachtig geschreven, uitstekend uitgevoerd en precies wat we in deze tijd nodig hebben. Geweldig dat het in de herfst een vervolg krijgt. (EN)

6 juni: Rito de Primavera

Voor Rito de Primavera liet de Chileense choreograaf Jose Vidal zich inspireren op de Sacre du Printemps. Met name het idee van een ritueel, een transformatie van dood naar wedergeboorte, wordt hier op fascinerende wijze uitgewerkt. Aanvankelijk heeft dat – letterlijk – flink wat voeten in de aarde: er wordt ons gevraagd om kleine groepen te vormen, elkaars handen vast te houden en op blote voeten een donkere ruimte te betreden. Daar zien we schimmen van dansers die zich met elkaar verbinden door een continue groepszang.

Pas als de laatste bezoekers zitten, krijgen we zicht op het speelvlak. Ik voel de irritatie van mijn buren en kan niet ontkennen dat mijn geduld langzamerhand ook opraakt. Tegelijkertijd vermoed ik dat dit precies is waar Vidal ons hebben wil: weerstand, en dan het overgeven aan een andere manier van kijken en een andere beleving van tijd. Geleidelijk krijgt de koorzang iets hypnotisch, en beginnen er patronen te ontstaan in een voorzichtige belichting en verduistering van de dansers.

Dan volgt een uitbarsting van energie. Het licht gaat aan, en we zien vijftig dansers in een vreugdevolle, expressieve choreografie. De schaarste van het eerste deel maakt de ontlading in dit tweede deel des te groter. Waar de Sacre vooral in het teken staat van opoffering en lijden, voert levensvreugde en wedergeboorte hier de boventoon. Onverwachts beklimmen de dansers de tribunes en vragen ons mee te doen. Durf ik dit aan? Mijn buurman gaat zonder twijfel het speelvlak op, de dames voor me blijven liever zitten. Ik trek de stoute schoenen aan (figuurlijk) en laat me meenemen. Hier geven we ons weer over, deze keer aan de roes van de dans. De rol van rationele toeschouwer wordt even ingeruild voor die van een feestganger. En het wordt gewaardeerd: na afloop popelt menig bezoeker om het podium weer op te gaan en een afterparty te beginnen. Ik doe mijn sokken en schoenen weer aan, wen even aan het daglicht, loop naar de bushalte. Hier ligt de kracht van Vidals voorstelling: als een heus overgangsritueel ben ik even ondergedompeld in een andere, grillige wereld, om uiteindelijk weer terug te keren naar het alledaagse leven. (JvW)

7 juni: My Country – A Work in Progress.

Een jaar na de shock van de Brexit brengt het Britse National Theatre de voorstelling My Country – A Work in Progress, een allegorie waarin de verschillende delen van het Verenigd Koninkrijk het referendum van 2016 afwachten, en een stem geven aan verschillende stemmers uit hun districten. Politieke kopstukken als Boris Johnson, David Cameron en Theresa May worden gespeeld door voorzitster Britannia, terwijl haar zes collega’s het perspectief bieden van de man of vrouw op straat. Een bonte stoet mensen met uiteenlopende standpunten trekt zich aan ons voorbij. De Britten kunnen het met elkaar oneens zijn, en desondanks met elkaar samenleven, zo lijkt het. Dan verhardt het debat: links wordt linkser, rechts wordt rechtser, en zo komen twee kampen tegenover elkaar te staan. Het mondt uit in een clash, met Britannia die als pleitbezorgster voor de beschaving tussenbeide komt. “Hoe heeft het zo ver kunnen komen?” vraagt ze zich hardop af.

My Country belicht de vervreemding die de Brexit teweeg heeft gebracht. Niet zozeer de vervreemding tussen Groot-Brittannië en de rest van een Europa, maar een vervreemding onder haar eigen inwoners. Het vermogen om met elkaar in dialoog te treden lijkt te zijn verloren en vervangen door een bokswedstrijd tussen leave en remain, pro-EU en anti-EU, meer versus minder immigratie. De keuze om van de acteurs iconen te maken zorgt enerzijds voor een vrolijke, energieke speelstijl, waarin verschillende personages moeiteloos worden afgewisseld. Moeilijker te accepteren is de passage waarin Britannia zich tot het publiek richt voor een emotioneel pleidooi en vrij abrupt verandert van icoon naar ‘serieus’ personage. Ook zorgt deze speelstijl dat representatie, ook representatie van diversiteit, een extra significantie krijgt. Van de zeven personages representeert slechts een actrice een immigrantenperspectief. Men kan zich afvragen of Britse immigranten hierdoor niet juist worden weergegeven als de outsider in een groter blank gezelschap – de overige zes regio’s van de UK worden gespeeld door witte mannen en vrouwen. Desalniettemin biedt deze voorstelling een intrigerend beeld van een verdeeld Engeland. “Luister”, is ten slotte het advies en de smeekbede van Britannia.  Uit de eigen bubbel stappen om te luisteren naar het perspectief van de ander: kunnen we dat nog? (JvW)