Tag Archief van: 8WEEKLY

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery
Kunst / Expo binnenland

Rob Scholte heeft een hobby

recensie: Rob Scholte's Embroidery Show, Museum de Fundatie
Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Wat is het verschil tussen je naam ergens op zetten en je naam ergens aan verbinden? Rob Scholte lijkt tot nog toe altijd het eerste te doen, maar wil met zijn nieuwste expositie eigenlijk het tweede: het voor het voetlicht brengen van het werk van (anonieme) anderen.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

fotograaf: Hans Westerink

Waarschijnlijk hebben er nog nooit zoveel vrouwen tegelijk in het museum gehangen. Rob Scholte grijnst als hem die suggestie wordt gedaan en vindt ook dat het werk van deze – waarschijnlijk –  dames wel onder de aandacht mag worden gebracht. Maar dat is niet de enige reden dat Scholte deze tentoonstelling cureerde. Hij wilde het publiek ook laten zien wat hij ziet wanneer hij naar deze borduurwerken kijkt: de achterkant ervan.

Pas toen hij een keer van een van de werken uit zijn beginnende verzameling een achterkant zag, kwam hij op het idee dat ‘dit weleens meer dan gewoon een hobby zou kunnen zijn’, zoals hij zelf lachend zegt. Die achterkant fascineerde hem. Daar is volgens Scholte de individualiteit van de makers te zien, die anoniem moeten blijven omdat ze bij de meeste uit de kringloop en dergelijke gekochte werkjes moeilijk te achterhalen zijn.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Laatste avondmaal, 2009, fotograaf: Hans Westerink

Het tonen van de maker

Inmiddels behelst de verzameling 931 werken en werd het tijd voor een expositie. Wanneer je, bijvoorbeeld, negen in een vierkant opgehangen omgekeerd ingelijste borduurwerken die allemaal hetzelfde onderwerp verbeelden met elkaar vergelijkt, valt op dat alle achterkanten inderdaad zeer verschillend zijn – ook al hebben de voorkanten dezelfde nette uitkomst, de achterkant laat zien wie de makers werkelijk zijn. De één knipt zijn (of waarschijnlijk: haar) draden netjes af, de ander laat ze gewoon hangen. Een volgende maakt er knoopje in, of weeft ze weer door elkaar. De verschillende toonverschillen in kleur van het garen maken verder nog dat het effect verschilt met de oorspronkelijke voorstelling die er wordt geïmiteerd. Oftewel: de voorkant toont het werk, de achterkant toont de maker, en vervolgens – dat mogen we niet vergeten; de expositie toont Rob Scholte’s blik.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Nachtwacht (detail), 2007, fotograaf: Hans Westerink

Esthetisch plezier

Wie is hier nou de kunstenaar? Mag je zo omgaan met andermans werk? Verandert het werk van betekenis nu het verplaatst is van iemands zolder naar deze expositie? Je kunt je van alles afvragen bij deze tentoonstelling, ook of het de bedoeling van Rob Scholte is dát je je die dingen begint af te vragen, maar je kunt er ook gewoon naar kijken.
De netjes op een rij gehangen enorme verzameling van geborduurde achterkanten – voorstellingen die veelal bij de bezoeker bekend zullen zijn – en dan de lichte variatie in kleur van het draad, zorgt voor een merkwaardig esthetisch plezierig effect. Het is gewoon prettig om te zien.

Zelf beslissen

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte, fotograaf: Ferdy Damman

Deze tentoonstelling is een uitnodiging om te kijken naar handwerk, een uitnodiging om te kijken naar de achterkant ergens van en een uitnodiging om te bedenken wat het betekent als de grote meesters door de kleine, anonieme (!) handwerksters worden nagemaakt. De bezoeker zelf mag tenslotte beslissen wat de betekenis ervan is, zegt Scholte nonchalant, maar gemeend: ‘Iedereen mag ermee doen wat hij wil, net als ik dat zelf doe.’
Heeft Scholte zelf weleens geborduurd? Daarop antwoordt de kunstenaar ontkennend – borduren is niks voor hem. Zijn hobby is het verzamelen ervan; verzamelen en vervolgens anderen proberen te tonen wat hij ziet.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery
Kunst / Expo binnenland

Rob Scholte heeft een hobby

recensie: Rob Scholte's Embroidery Show, Museum de Fundatie
Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Wat is het verschil tussen je naam ergens op zetten en je naam ergens aan verbinden? Rob Scholte lijkt tot nog toe altijd het eerste te doen, maar wil met zijn nieuwste expositie eigenlijk het tweede: het voor het voetlicht brengen van het werk van (anonieme) anderen.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

fotograaf: Hans Westerink

Waarschijnlijk hebben er nog nooit zoveel vrouwen tegelijk in het museum gehangen. Rob Scholte grijnst als hem die suggestie wordt gedaan en vindt ook dat het werk van deze – waarschijnlijk –  dames wel onder de aandacht mag worden gebracht. Maar dat is niet de enige reden dat Scholte deze tentoonstelling cureerde. Hij wilde het publiek ook laten zien wat hij ziet wanneer hij naar deze borduurwerken kijkt: de achterkant ervan.

Pas toen hij een keer van een van de werken uit zijn beginnende verzameling een achterkant zag, kwam hij op het idee dat ‘dit weleens meer dan gewoon een hobby zou kunnen zijn’, zoals hij zelf lachend zegt. Die achterkant fascineerde hem. Daar is volgens Scholte de individualiteit van de makers te zien, die anoniem moeten blijven omdat ze bij de meeste uit de kringloop en dergelijke gekochte werkjes moeilijk te achterhalen zijn.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Laatste avondmaal, 2009, fotograaf: Hans Westerink

Het tonen van de maker

Inmiddels behelst de verzameling 931 werken en werd het tijd voor een expositie. Wanneer je, bijvoorbeeld, negen in een vierkant opgehangen omgekeerd ingelijste borduurwerken die allemaal hetzelfde onderwerp verbeelden met elkaar vergelijkt, valt op dat alle achterkanten inderdaad zeer verschillend zijn – ook al hebben de voorkanten dezelfde nette uitkomst, de achterkant laat zien wie de makers werkelijk zijn. De één knipt zijn (of waarschijnlijk: haar) draden netjes af, de ander laat ze gewoon hangen. Een volgende maakt er knoopje in, of weeft ze weer door elkaar. De verschillende toonverschillen in kleur van het garen maken verder nog dat het effect verschilt met de oorspronkelijke voorstelling die er wordt geïmiteerd. Oftewel: de voorkant toont het werk, de achterkant toont de maker, en vervolgens – dat mogen we niet vergeten; de expositie toont Rob Scholte’s blik.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Nachtwacht (detail), 2007, fotograaf: Hans Westerink

Esthetisch plezier

Wie is hier nou de kunstenaar? Mag je zo omgaan met andermans werk? Verandert het werk van betekenis nu het verplaatst is van iemands zolder naar deze expositie? Je kunt je van alles afvragen bij deze tentoonstelling, ook of het de bedoeling van Rob Scholte is dát je je die dingen begint af te vragen, maar je kunt er ook gewoon naar kijken.
De netjes op een rij gehangen enorme verzameling van geborduurde achterkanten – voorstellingen die veelal bij de bezoeker bekend zullen zijn – en dan de lichte variatie in kleur van het draad, zorgt voor een merkwaardig esthetisch plezierig effect. Het is gewoon prettig om te zien.

Zelf beslissen

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte, fotograaf: Ferdy Damman

Deze tentoonstelling is een uitnodiging om te kijken naar handwerk, een uitnodiging om te kijken naar de achterkant ergens van en een uitnodiging om te bedenken wat het betekent als de grote meesters door de kleine, anonieme (!) handwerksters worden nagemaakt. De bezoeker zelf mag tenslotte beslissen wat de betekenis ervan is, zegt Scholte nonchalant, maar gemeend: ‘Iedereen mag ermee doen wat hij wil, net als ik dat zelf doe.’
Heeft Scholte zelf weleens geborduurd? Daarop antwoordt de kunstenaar ontkennend – borduren is niks voor hem. Zijn hobby is het verzamelen ervan; verzamelen en vervolgens anderen proberen te tonen wat hij ziet.

Het diepe Zuiden
Boeken / Non-fictie

Theroux maakt van reizen een studie

recensie: Paul Theroux - Het diepe Zuiden
Het diepe Zuiden

Paul Theroux maakte met de auto en gewapend met een opschrijfboekje een reis door het diepe Zuiden van de V.S. Resultaat: een kleurrijke en genuanceerde studie.

De meeste reisboeken gaan over reizigers die ergens voor het eerst komen, even om zich heen kijken en vervolgens niet meer terugkeren. Paul Theroux (1941), bekend van Muskietenkust en De grote spoorwegcarrousel, pakt het deze keer anders aan. Voor zijn boek Het diepe Zuiden maakte hij vier keer een roadtrip vanaf zijn huis in Massachussetts over Interstate Highways en plattelandswegen, bochtige weggetjes door bossen en bergen helemaal tot in het voor hem nog onbekende zuiden van het continent, naar staten als Alabama, Georgia, Arkansas en Mississippi.

Herfst, winter, lente en zomer in het diepe Zuiden

Theroux zakt, in het boek, in elk seizoen af naar het Zuiden en keert terug naar bepaalde plekken waardoor hij deze echt leert kennen. Het Zuiden is een ingewikkeld gebied, met een ‘spookachtige onderlaag van duisternis (…) en het kost een tijd om die duisternis waar te nemen, en nog langer om haar te begrijpen’, volgens Theroux. De meeste staten zijn nog altijd verscheurd door naweeën van de burgeroorlog en de complexiteit van segregatie en racisme. Voor zuiderlingen is die geschiedenis nog springlevend; noorderlingen worden er gewantrouwd en segregatie werkt er nog in de praktijk. Blanke mensen voelen zich miskend en ‘gekortwiekt’ in hun status, terwijl zwarte mensen nog lang niet altijd dezelfde rechten hebben. Zo moet je als zwarte boer vechten voor erkenning want volgens velen ‘horen zwarten nou eenmaal niet te boeren’. ‘Als je het verschil ziet tussen een blanke en een zwarte boerderij, zit je in de problemen,’ zegt zwarte boer Ernest over de moeite die het hem kost een lening te krijgen.

Derdewereldland

Een constante factor is de armoede op het platteland, ook al zijn er veel lokale goedbedoelde initiatieven. Zo’n 20 tot 30 procent van de bevolking in staten als Arkansas of Mississippi verkeert onder de armoedegrens. In de afgelopen decennia werd veel industrie verplaatst naar het buitenland met veel werkloosheid, en spookachtige steden met dichtgetimmerde winkels en hier en daar een pandjeshuis, tot gevolg. Het doet Theroux denken aan een derdewereldland, hij komt er mensen tegen die in hutten of vervallen caravans, niet zelden zonder water of elektriciteit, proberen te overleven. Troost vindt men er in het geloof. ‘Een kerk was meer dan een kerk; die was het kloppende hart – de vitaliteit, de hoop – van een zuidelijke gemeenschap.’ Maar er is ook hoop: Theroux bespeurt steeds vaker een opkomend zelfbewustzijn en ondernemerschap.

Reis- en literatuurstudie

Vier keer een seizoen in het Zuiden: het is een grondige aanpak voor een boek en daardoor is Het diepe Zuiden eigenlijk meer een studie naar de achtergrond en de structuur van het gebied dan een reisverhaal. Theroux geeft thema’s als racisme meer diepgang, bijvoorbeeld in een uitgebreide beschouwing van het woord ‘nikker’. Of door een passage te wijden aan de zuidelijke schrijver William Faulkner, waar hij een bewonderaar van is. De combinatie van de vele gesprekken die hij had, literaire zijstraatjes en de bespiegelende intermezzo’s is ook een minpunt van het boek: soms wordt het je te veel en verlies je de aandacht. Daar staat Theroux’ kleurrijke stijl van schrijven tegenover: hij kan als geen ander scherp en pakkend het verloop van een gesprek beschrijven.

Roadtrip naar een andere wereld

Reizen hoeft niet altijd een beproeving te zijn, concludeert Theroux. Je kunt ook gewoon in je eigen auto stappen om naar een andere wereld te gaan. In Het diepe Zuiden verzamelt Theroux de plekken en de mensen uit deze wereld en laat hij hen het verhaal van het Zuiden vertellen. Dat maakt het een betrouwbare en genuanceerde vertaling van deze cultuur en een rijke studie voor iedereen die zich ooit heeft afgevraagd of het Zuiden van de V.S. meer is dan blues en plantages. ‘Meneer Paul’, zoals hij er vaak wordt genoemd, krijgt het zo voor elkaar dat je graag bij hem op de achterbank had willen zitten.

Drive Like Maria
Muziek / Concert

Duister en energiek

recensie: Drive Like Maria @ Bitterzoet
Drive Like Maria

We dalen de trap af om in een kleine ondergrondse ruimte te komen, waar rood licht naar binnen komt door de glas-in-lood ramen en waar je niet verder dan een paar meter vooruit kan zien door de rokerige lucht. Het kleine zaaltje staat bijna vol, er wordt wat gepraat, maar er hangt vooral een afwachtende sfeer. Een passende plek om de rauwe rock van Drive Like Maria live mee te maken.

Na een aantal jaar stilte is daar dan eindelijk weer nieuw werk van deze Belgisch-Nederlandse band. Hun EP Creator is deze maand uitgekomen. Gewapend met nieuwe songs van deze plaat, maar ook met genoeg oude hits en zelfs nog niet uitgebracht materiaal, zet de band vanavond een energieke en overtuigende show neer.

Gitariste Nitzan Hoffmann

Gitariste Nitzan Hoffmann

Stevige rocksongs

De band, drie mannen en één vrouw, openen vanavond met de begin dit jaar uitgebrachte single ‘Nighthawk’. Net als op de plaat begint dit nummer duister en onheilspellend, met alleen zang en gitaar. Letterlijk duister ook, want we zien nog weinig van de bandleden op het podium. Het zijn slechts gedaantes. Na het lange intro en een paar tellen stilte valt de rest van de band in. Doordat de spanning zo sterk is opgebouwd komt dit extra hard binnen; wát een goede band staat hier te spelen. Dat het publiek het hiermee eens is, blijkt al uit het feit dat meteen de halve zaal staat de headbangen. Helaas is het invallen van de band ook het startsein voor de overijverige lichtman om zijn kunstje te mogen vertonen; de overdreven stroboscopische lichteffecten zijn eerder irritant dan dat ze iets toevoegen.

Dit eerste nummer zet de toon voor de rest van de set. Deze bestaat vooral uit stevige rocksongs die soms iets richting de bluesrock gaan. Bij enkele nummers is de vergelijking met Queens of the Stone Age niet te missen. Gelukkig zorgt de band ook voor een rustmomentje op de avond. Halverwege de set wordt het nummer ‘Where the Brokenhearted Go’ gespeeld, op de plaat een rocknummer met alles erop en eraan. Vanavond wordt een uitgeklede versie gedaan. Zichzelf begeleidend op gitaar doet de zanger van de band dit hele nummer solo. Hiermee krijgt hij de hele zaal stil en veroorzaakt hij bij menig bezoeker kippenvel dankzij zijn bijzondere en hartstochtelijke stem.

Drive Like Maria

Drive Like Maria

Plezier op het podium

Voordat de band na een paar nummers een korte pauze houdt om iets tegen het publiek te zeggen,
zou je nog kunnen denken dat deze uit vier ruige en rebelse rock’n’rollers bestaat. Uit de praatjes tussen de liedjes door blijken het echter heel aardige en bescheiden overkomende mensen te zijn. Alle bandleden komen om de beurt aan het woord. Hierdoor is er geen duidelijke ‘leider’ van de band, hoewel de zanger/gitarist tijdens het spelen de hoofdrol heeft. Dit gaat hem heel goed af; de charismatische Vlaming lijkt ervan te genieten om daar te staan. Dit geldt ook voor de andere bandleden. Vooral de strakke drums en de riffjes en scheurende solo’s van de gitariste maken de band zo goed als hij is. Jammer is wel dat de band op zo’n klein podium staat. Vooral de gitariste lijkt af en toe te springen om los te mogen gaan, maar wordt tegengehouden door het gebrek aan ruimte. Gelukkig doet dit verder niets af aan het plezier en de energie waarmee de band speelt.

Na een klein uur vraagt de drummer het publiek of ze het goed vinden om het toneelstukje van afgaan en weer opkomen kunnen overslaan om direct door te gaan met de toegift. Maar niet voordat de band hun hele crew uitgebreid benoemd en bedankt heeft, wat nog maar eens onderstreept hoe ontzettend rock’n’roll de mannen en vrouw zijn. Met nog drie nummers bouwen ze op naar een climax waarin ze nog één keer hun kwaliteit bevestigen. Minpuntje van de avond: de band had best nog een uurtje langer mogen spelen. Of twee.

Lize Spit
Boeken / Interview
special: Interview met Lize Spit
Lize Spit

‘Ik vind het geruststellend om van onder mijn stolpje naar de wereld te kijken’

Brussel likt nog steeds haar wonden wanneer ik Lize Spit in een koffiebar ontmoet. ‘Hoe jammer toch, dat sinds de aanslagen zo weinig mensen op straat komen’, verzucht ze. ‘Ik heb het hier nog nooit zo kalm geweten.’ In een column vergeleek ze de hoofdstad met een klaproos, die in zichzelf keert wanneer je haar aanraakt. We kunnen alleen maar hopen dat de angst sneller smelt dan het ijsblok in haar boek.

Want daarom hebben we in de eerste plaats afgesproken: om te praten over haar magistrale debuut Het smelt, dat een ongezien verkoopsucces werd. Daar waar een debutant in Vlaanderen, normaal gezien, met wat geluk 1500 exemplaren verkoopt, zit zij intussen aan 40.000. And counting.

Lize Spit: ‘Maar waar ik niet zo goed tegen kan, is dat het soms wordt voorgesteld alsof ik uit het niets ben opgedoken. Ik heb één jaar keihard aan Het smelt geschreven volgens een ijzeren regime, ik heb elke pagina minstens drie keer luidop voorgelezen, en met het idee zelf zat ik al zeven of zelfs tien jaar in mijn hoofd te jongleren. Maar akkoord, dat het zo’n succes zou worden, had ik absoluut niet verwacht. Sterker: ik besef het nog steeds niet, omdat ik er volop in zit en van interview naar lezing hol. Binnenkort mag ik als writer in residence een maand naar Berlijn, ik denk dat ik dan pas met enige afstand naar dit alles zal kunnen kijken en de impact van Het smelt zal kunnen inzien.’

Hoe is het idee voor het boek eigenlijk ontstaan? Met wat begon het? Een verhaallijn, een beeld, een personage…?

‘Met de drie musketiers en hun wedervaren tijdens die bepaalde zomer. Aanvankelijk wilde ik het verhaal vertellen van drie jongens, waarbij een van hen als veertiger terugblikt op zijn jeugd. Maar dat voelde nooit helemaal goed aan. Pas toen ik van een van hen een meisje maakte en haar als dertiger liet terugkeren naar haar geboortedorp, viel alles op zijn plaats en begon het verhaal als een trein te lopen.’

Je noemde dat meisje Eva, wat jouw tweede naam is.

‘Ja, omdat er zoveel van haar in mij zit en haar verhaal tenslotte uit mijzelf komt. Ik stelde ook vast dat ik me veel beter kon inleven in een vrouwelijk hoofdpersonage.’

Lize Spit

Lize Spit (Foto: Keke Keukelaar)

Als je daarbij optelt dat Bovenmeer deels geboetseerd is naar je geboortedorp Viersel, is het toch niet vreemd dat veel mensen je boek als ‘waargebeurd’ ervaren – zeker omdat het ook nog eens in de ik-vorm is geschreven. Toch huiver je een beetje van de vraag naar biografische gegevens.

‘Kijk, een Vlaamse krant heeft onlangs iets gedaan wat ik niet vond kunnen: ze zijn naar Viersel getrokken en hebben daar alle plekken gefotografeerd die in mijn boek voorkomen. Alsof ik non-fictie heb geschreven! Akkoord, je hoeft weinig moeite te doen om de contouren van mijn dorp te herkennen – het is nu eenmaal gemakkelijker te schrijven over iets dat dicht bij je staat – maar anderzijds heb ik ook heel wat zaken verzonnen. Zo is de slagerij die zo’n belangrijke rol speelt in het boek helemaal fictief, want ons dorp had die niet. De keuze voor ‘Bovenmeer’ in plaats van ‘Viersel’ was dan ook bewust, om toch wat afstand te creëren.’

Je ziet het dorp tijdens het lezen heel goed voor je, omdat je heel beeldend schrijft: Eva op de berg ingekuild gras, de Monopoly-briefjes in het gras, de zatte moeder in de kruiwagen met de televisie op haar buik… Daar heeft je opleiding scenario schrijven vast iets mee te maken.

‘Het is inderdaad zo dat ik tijdens het schrijven mijn denkbeeldige camera plaats: op wie zoomen we in? Wanneer is het tijd voor een totaalbeeld? Wat is de kernemotie in deze scène? Dat heeft wellicht ook veel te maken met het feit dat ik heel weinig lees, maar wel elke week een nieuwe film probeer te zien.’

Ook in het echte leven gebruik je die camera – volgens mij is deze heel mooie zin uit je boek honderd procent autobiografisch: ‘Want op alle plaatsen waar ik vaak geweest was, had ik last van diezelfde afwijking: mezelf voortdurend van boven af zien.’

‘Dat klopt (lacht). Alleen is het zo dat ik er geen last van heb. Ik vind het juist heel geruststellend om van onder mijn stolpje naar mezelf en de wereld te kijken en die te registreren. Dat is nu eenmaal hoe ik in het leven sta. Daarom word ik vaak angstig als ik dronken ben: omdat ik dat perspectief dan loslaat en dus de controle verlies.’

Is alles wat je registreert bruikbaar voor je schrijven?

‘Ik denk in elk geval altijd meteen: Kan ik hier iets mee doen? Zo werd onlangs vlak voor mijn ogen een duif overreden. Ik zag ze geplet worden, en wat meer is: ik hoorde ook alle botjes kraken. Een heel intense ervaring, waarbij ik geen medelijden voelde maar me meteen afvroeg of en hoe ik het kon gebruiken.’

Over registreren gesproken: je boek wordt verfilmd door Veerle Baetens. Tevreden?

‘Absoluut. Als ik zie hoe diep ze gaat in haar rollen, denk en hoop ik dat ze mijn boek compromis- en schaamteloos zal aanpakken – ze schrijft trouwens ook het scenario. Maar goed, ik heb besloten me op geen enkele manier met de verfilming te bemoeien. Het boek is niet langer van mij, en al zeker niet over pakweg vier jaar, wanneer de film uitkomt. Ik heb ook niets te verliezen door me niet te moeien: als de film goed is, is hij gebaseerd op mijn boek. En als hij niet goed is, heb ik het scenario niet geschreven (lacht).’

Maar de filmmakers zullen ongetwijfeld keuzes moeten maken, omwille van de vele verhaallijnen en de niet-rechtlijnige structuur van het boek. Welke verhaallijn beschouw jij als de meest filmische?

‘Hmmm, goeie vraag (denkt na). Dan toch het verhaal van de drie musketiers. Je zou kunnen zeggen dat het dan weer zo’n typisch coming of age verhaal wordt, maar ik vind absoluut niet dat ik dat heb geschreven. Ook al omdat ik, zoals gezegd, niet veel lees – ik heb me dus aan niets of niemand gespiegeld. En met de verhaallijn van drie jongeren die samen opgroeien en die ook heel hard voor elkaar zijn – denk aan de scène met de fietsen onder de brug, het nachtelijke schaduwspel of de harde scène op het einde – kan je denk ik het meeste doen op filmvlak.’

Op het einde van het boek zit inderdaad een verschrikkelijke scène. Heb je tijdens het schrijven nooit gedacht: Wow, komt die echt uit mij?

‘Sommige vrienden en kennissen die het boek hadden gelezen, waren wel wat geschrokken, ja. En mijn redacteur heeft zelfs toegegeven dat hij het boek tijdens die bladzijden heeft moeten wegleggen, en zich de vraag stelde of ze dit wel konden uitgeven. Terwijl ik net vond dat ik nog niet ver genoeg was gegaan. Nu, ik ben heel klinisch en nuchter in die dingen, ik kan daar heel afstandelijk over schrijven. Maar dat ik zo hard durfde schrijven, was wél een bevestiging: ik besefte toen dat ik goed bezig was, omdat ik alles op het spel zette.’

Lee Perry
Muziek / Concert

Routineuze commercie van twee dub-genieën

recensie: Lee ‘Scratch’ Perry & Mad Professor @ Q-Factory Amsterdam
Lee Perry

Neem een willekeurige opname. Zet Lee ‘Scratch’ Perry een paar minuten voor de microfoon en achter de knoppen. Resultaat: een instant underground klassieker. Perry zou zelfs de karaoke-versie van ‘Huilen is voor jou te laat’ kunnen voorzien van een dwarse, nonchalante cool. Hij is de tachtigjarige Ronnie Flex. De David Bowie van de dub. Hele volksstammen lopen vanavond uit om hem te zien. Oude rasta’s, Amsterdamse hipsters, Britse toeristen, meisjes met neusringen.

‘Scratch’ was als producer één van de grondleggers van het dubgenre. Hij slaagt er als één van de weinigen binnen de reggaewereld in, om niet in maniërisme te vervallen en zich constant te vernieuwen. Recent maakte hij samen met de Britse techno-nerds van de the Orb nog twee geniale platen vol kosmische dansdub. Ook werkt hij veel samen met Mad Professor, met wie hij een voorliefde voor elektronische invloeden deelt. In 1995 brachten ze bijvoorbeeld Super ape inna Jungle uit. Digitaal had toen nog niet de nare bijklank die het nu heeft in de muziekwereld en de twee experimenteren naar hartelust met alle gecomputeriseerde nieuwe snufjes. De plaat Black Ark Classics, die ze vorig jaar uitbrachten was een stuk minder innovatief. Een aantal van Lee Perry’s nummers uit zijn meest legendarische periode (de seventies) werden afgestoft en productioneel wat opgepompt.

Die ‘nieuwe’ elpee is aanleiding voor hun concert in de Q-factory en dat mogen we weten ook. Nog voor Perry het podium opkomt, heeft the Mad Professor de plaat al twee keer in de lucht gehouden. Op zich is er niks mis met commercie in de muziek. Perry laat zijn studio nog wel eens afbranden en dan is het ook handig als hij nieuwe apparatuur kan kopen. Maar het moet er niet te dik bovenop liggen. Dat verbreekt de magie, die voor een kosmische sjamaan juist zo belangrijk is.

The Mad Professor begint vlot, met snelle percussie en ratelende hihats vanachter een platenspeler en een effectenbak, het klassieke dub-instrumentarium. Het is helaas slechts een opwarmertje. Hierna zet hij een langzame plaat op en ontstaat een kenmerkend loom sfeertje.

Fles bubbels

Gelukkig is Perry wat grilliger. Zijn jasje, pet en microfoon zitten verborgen onder een lading kleurrijke buttons en gouden sieraden. Met zijn eindeloze woordenstroom van buitenaardse poëzie en profetische uitspraken tilt hij de muziek naar een hoger plan. Perry lijkt zich een beetje te vervelen. Hij vraagt (herhaaldelijk) om champagne (‘Champagne, so I won’t feel no pain’) en krijgt uiteindelijk slechts een bekertje spa. Dat gooit hij het publiek in, tot zijn eigen plezier, want als zijn glimlachende assistent uiteindelijk toch nog met een fles bubbels aan komt zetten wil Perry alleen maar nog meer water om zijn fans te kunnen besprenkelen. Zo’n houding is te verwachten van iemand die tegendraadsheid tot een kunst heeft verheven.

‘Play something new,’ verzoekt hij zijn dj, en als die vervolgens de remix van ‘Zion’s Blood’ opzet, kan Perry er geen genoeg van krijgen en vraagt om het nummer langer te laten doorlopen zodat hij nog een coupletje kan doen. ‘I’m not finished!’ Hij zingt verder, met veel bezieling en ondersteund door onwereldse koren. Het is een van de weinige momenten waarop het gegoochel met woorden en geluiden ook echt toverachtig aanvoelt.

Gelikte reclamespot

Mad Professor sluit af met twee nummers van Bob Marley, waarvan Perry ook de productie deed, waar hij duidelijk niet zoveel meer mee heeft. Af en toe zingt hij wat woorden mee en wacht tot het is afgelopen. Het is duidelijk een geste naar het publiek, maar wel erg uitgekauwd. Tijdens de toegift volgt een al even behaagzieke remix van Pharell’s ‘Happy’.

De soms wat gezapige repertoirekeuze zorgt ervoor dat het concert aanvoelt als een gelikte reclamespot voor de nieuwe plaat, en dat is jammer. Juist hun innovatiedrift maakte de twee dubhelden interessant. De professionele maar nogal karige ambience van de Q-factory helpt ook niet mee. Het is een kale loods waar je muntjes moet kopen voor je bier en waar bewakers meerdere keren met veel ellebogenwerk langskomen.

Maar het mag de pret niet drukken. Meer nog dan voor muziek of sfeer lijkt het zeer diverse publiek vooral gekomen te zijn om de legende nog in levende lijve te kunnen aanschouwen. Er worden veel handtekeningen gevraagd, armbandjes gegooid en telefoons omhoog gestoken. Een uitzinnige fan klimt nog op het podium voor een kort dansje maar wordt er hardhandig vanaf gegooid door de assistent, die eerder nog zo sympathiek leek. Die wordt op zijn beurt weer op de vingers getikt door de security. Het lijkt alsof iedereen verschillende belangen heeft en dat heeft zijn weerslag op de sfeer. Spektakel genoeg, maar wat is er gebeurd met ‘one love’?

Gavin James
Muziek / Concert

Zwijmelen, meezingen en lachen

recensie: Gavin James @ Paradiso
Gavin James

De Ierse singer-songwriter Gavin James is bekend geworden met het lieflijke, gevoelige ‘The Book of Love’, een cover van het gelijknamige nummer van The Magnetic Fields uit 1999. De rest van zijn repertoire is in diezelfde stijl. De grote zaal van Paradiso staat vanavond dan ook voornamelijk vol met jonge stelletjes, gekomen om lekker samen te zwijmelen. De sfeer is daar echter niet helemaal naar. Er wordt vooral veel gelachen.

Gavin James timmert al even aan de weg. In 2012, toen pas 19, bracht hij zijn eerste single uit. Daarna volgden enkele EP’s en een livealbum. Sinds maart dit jaar heeft hij ook een eigen studioalbum: Bitter Pill. Vanavond speelt hij zowel oudere singles als nummers van zijn nieuwe plaat.

Craig Gallagher

Craig Gallagher

Gevoelige gitaarliedjes

Het voorprogramma van vanavond is Craig Gallagher. Hij doet een dappere maar helaas vergeefse poging om de aandacht van het publiek te krijgen. Alleen de eerste paar rijen voor het podium lijken te genieten van zijn mooie, warme stem. De rest van de aanwezigen heeft te druk met praten. Misschien komt dit omdat Gallagher meer tijd besteedt aan het vertellen van lange anekdotes en het stemmen van zijn gitaar tussen de nummers door, dan aan muziek spelen.

Het optreden van Gallagher gaat naadloos over in dat van Gavin James. De overeenkomsten tussen de mannen zijn groot: beiden zijn Iers en spelen gevoelige gitaarliedjes, en zelfs qua postuur lijken ze op elkaar. Waar James voorheen meestal alleen met een gitaar op het podium stond, wordt hij nu tijdens sommige nummers bijgestaan door een pianist. Dit is zeker een mooie toevoeging, minpuntje is alleen dat de gitaar vrij hard staat afgesteld, en zo de zang en piano soms overstemt.

Gavin James

Gavin James

Veel sympathie vanuit publiek

Regelmatig vraagt James het publiek mee te zingen met de vele oh’s, oeh’s en ah’s in zijn nummers. De zaal doet dit gewillig en enthousiast, en James krijgt na elk nummer een oorverdovend applaus. De bezoekers hebben hem duidelijk in hun harten gesloten. James oogt sympathiek en bescheiden en lijkt, ondanks zijn op jonge leeftijd behaalde succes, nog erg normaal gebleven te zijn.

De waardering is wederzijds: halverwege de set verlaat James het podium om midden tussen het publiek onversterkt het nummer ‘You Don’t Know Me’ te spelen. Iets wat niet veel artiesten hem na zullen doen, met minstens tien flitsende mobieltjes op nog geen halve meter afstand. Een ander bijzonder moment op de avond is als zijn zus, van wie hij vertelt te hebben leren zingen, het podium op komt om samen met hem Frank Sinatra’s ‘Moon River’ te zingen.

Gavin en Craig

Gavin en Craig

Geen gepaste sfeer

Ondanks de gevoelige liedjes van James, hangt er in de zaal geen intieme sfeer die je hierbij wel zou verwachten. Dit komt voornamelijk door de praatjes van James tussen de nummers door. Hij blijkt een bijzonder opgewekt persoon te zijn met veel humor. In bijna elke zin maakt hij een grap. Hierdoor creëert hij meer een sfeer alsof hij in een pub staat te spelen en op deze manier het publiek voor zich moet winnen. Dit contrast tussen zijn liedjes en zijn gedrag is wat vreemd, en de fans die dachten een avondje weg te kunnen dromen en wellicht zelfs een traantje weg te kunnen pinken bij hun favoriete nummer komen hiermee een beetje bedrogen uit. Dit is jammer, want als James de nadruk had gelegd op het overbrengen van gevoel hadden de nummers veel meer indruk kunnen maken.

Na nog geen uur verlaat James al het podium, om binnen tien seconden terug te keren voor een toegift van ruim een kwartier. Hij maakt de avond mooi rond door het allerlaatste nummer samen met Gallagher te spelen: een cover van ‘Dancing In The Dark’. James kleurt vanavond overal netjes binnen de lijntjes, laat geen valse noot horen en weet het publiek prima te vermaken. Toch keert waarschijnlijk een deel van het publiek licht teleurgesteld weer huiswaarts, omdat ze niet de emotie gevoeld hebben waar ze vooraf op hoopten.

Boeken / Non-fictie

Pleidooi voor het geheim

recensie: Paul Frissen - Het geheim van de laatste staat: kritiek van de transparantie


Transparantie, openheid, openbaarheid: wie kan daar nou tegen zijn? Alleen mensen die iets te verbergen hebben, zo luidt de dominante opvatting. Paul Frissen wijst in zijn nieuwe boek op de gevaren van de almaar toenemende roep om transparantie.

Wat hebben Julian Assange en Edward Snowden gemeen met totalitaire dictators? Allemaal verlangen ze naar volledige openheid. Assange en Snowden van overheidsfunctionarissen en dictators van burgers. Dat er van vrijheid weinig overblijft wanneer totalitaire dictators de macht grijpen, spreekt voor zich. Hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen oppert in zijn boek Het geheim van de laatste staat een minder gangbare opvatting: ook de door Assange en Snowden nagestreefde openheid vormt een grote bedreiging voor de vrijheid.

Het boek is een kritiek op de dominante opvatting dat tolerantie en openheid altijd leidt tot meer democratie. Tot op zekere hoogte is dat natuurlijk ook zo. Maar, zo betoogt Frissen, zonder geheimen – van burger én staat – geen vrijheid en geen democratie.

Dystopie

Aan de hand van dystopische romans als De Cirkel van Dave Eggers laat Frissen de gevaren zien van een samenleving waarin privacy en geheimen volledig zijn verdwenen. Maar hij pleit ook voor het belang van staatsgeheimen.

“Dat vergt – soms – geheimhouding en geheime operaties, en daarom kan geen staat zonder geheime diensten: om democratie en rechtsstaat – en dus de vrijheid van burgers – te beschermen.”

Figuren als Assange en Snowden worden gezien als vechters voor internetvrijheid en een daarmee meer democratische wereld. Want internet heeft het vermogen de politieke arena te democratiseren waardoor machthebbers en machtelozen op één niveau worden geplaatst. Frissen vindt dit een naïef én gevaarlijk ideaal:

“Hier zijn weinig dilemma’s te lezen, laat staan die van het minste kwaad. Wel valt een grenzeloze naïviteit te beluisteren als het gaat om de illusie van een wereld zonder machtsverschillen – een naïviteit die echter gevaarlijk wordt als deze de onthulling van geheimen en geheime bronnen legitimeert.”

De imperfecte wereld

En dan komen we aan bij één van de centrale punten van Frissens gehele oeuvre: het ideaal van Snowden en co is volledige gelijkheid. De paradox is nou juist dat in een democratie altijd een zekere mate van ongelijkheid nodig is. Dat komt omdat we verschillende idealen koesteren (vrijheid, gelijkheid, veiligheid) die met elkaar op gespannen voet staan. Dat is de rode lijn die door het werk van Frissen loopt en soortgelijke thema’s behandelde hij ook in eerdere boeken. Volledige gelijkheid of veiligheid gaat niet samen met vrijheid (onderwerp in De staat van verschil en Gevaar verplicht). Die imperfectie, de tragiek, daar kunnen we maar moeilijk mee omgaan (De fatale staat). Terwijl die onvolkomenheid juist het gevolg is van onze vrijheid – en die moeten we koesteren. De grootste vijand van het goede, zo waarschuwt Frissen in al zijn boeken, is het betere.

Hiermee staat Frissen duidelijk in een lijn van denkers als Isaiah Berin en John Gray die een soort pessimistisch liberalisme aanhangen. Dat liberalisme is sterk doordrongen van tragiek of, in de woorden van Frissen, van de ‘fundamentele gebrokenheid van de wereld’. Daarom moet de vrijheid volgens Frissen soms worden beteugeld om hem te beschermen: “Het transparantieverlangen wil daarvan juist weinig weten, omdat het naar eenduidigheid van informatie streeft. Contradicties, laat staan ambiguïteit, komen in het transparantiediscours niet voor.”

Langdradig

Het centrale idee dat Frissen in Het geheim van de laatste staat uitwerkt is interessant. Het minpunt is dat je dit idee na het lezen van de proloog al doorhebt – en erdoor bent overtuigd. En mocht je niet overtuigd zijn, dan raak je dat na het lezen van de rest van het boek waarschijnlijk ook niet. De onderbouwing van zijn these is zo helder dat het niet veel argumentatie behoeft. De rest van het boek bestaat min of meer uit herhalingen van de proloog en het eerste hoofdstuk.

Het grootste deel van het boek is, gezien de vele herhalingen, moeilijk om doorheen te komen. Een voorbeeld: “Daarom is het ook zo belangrijk dat politiek wordt aanvaard dat transparantie weliswaar een waarde van democratie kan zijn en de controleerbaarheid van machthebbers dient, maar dat geheimhouding onafwendbaar is in de taakvervulling van een geheime dienst.” Zinnen met soortgelijke strekking kom je, net iets anders geformuleerd, om de paar pagina’s tegen. Je krijgt soms het idee te maken te hebben met een student die wanhopige pogingen doet om het minimum aantal woorden voor zijn scriptie te halen. Niet omdat er iets mis is met zijn these of onderbouwing of omdat hij een slechte student is, maar omdat die these en onderbouwing te licht zijn voor een scriptie en beter tot hun recht zouden zijn gekomen in een essay. Hetzelfde geldt voor dit werk van Frissen.

Klooster
Boeken / Non-fictie

Monnikenwerk

recensie: Philip Holt - Schiere monniken en grijze vrouwen
Klooster

Kloosters en hun bewoners hebben veel betekend in de Lage Landen. Monniken legden moerassen droog, kopieerden boekwerken en polderden zeegebieden in. Als je dan weet dat het eerste cisterciënzerklooster in Nederland in 1165 werd gesticht en dat het land tegen het einde van de 15e eeuw maar liefst 34 cisterciënzerkloosters telde, dan kan je nagaan dat hun ‘bewoners’ heel wat nuttig werk hebben verricht.

De opzet van auteur Philip Holt is een exhaustief overzicht te geven van de geschiedenis – en, in de meeste gevallen teloorgang – van die 34 kloosters, wat gezien de bibliografie (per klooster aangegeven) duidelijk een huzarenwerk moet zijn geweest. Lovenswaardig, maar gezien het specifieke karakter uiteraard alleen interessant voor historici, studenten en liefhebbers van vaderlandse en/of monastieke geschiedenis. Die dan nog wellicht alleen die kloosters zullen opzoeken die interessant zijn voor hun onderzoek. Dankzij de overzichtelijke en logische indeling (‘zelfstandige vrouwenabdijen’ worden gebundeld, en verder de kloosters per provincie) zullen ze heel snel vinden wat ze zoeken. Het inleidende geschiedkundige overzicht is helder, maar weinig begeesterend omdat het heel feitelijk is. Wat, voor alle duidelijkheid, geen verwijt is.

Prediken voor eigen kerk

Dit boek aanprijzen is, zoals gezegd, prediken voor de eigen kerk: mensen die niet geïnteresseerd zijn in monastieke geschiedenis zullen Schiere monniken en grijze vrouwen wellicht nooit ter hand nemen. Maar voor (amateur)historici is dit boek een zakelijk en, dankzij het beeldmateriaal, heel degelijk vormgegeven naslagwerk dat een belangrijk en vaak onderschat stuk Nederlandse geschiedenis bundelt in een handig overzicht. De geschiedenis van het ene klooster is natuurlijk niet altijd even boeiend als die van het andere, maar dat kan de auteur niet verweten worden. Alleen die lyrische inleiding door ene broeder Bernardus Peeters, die haaks staat op de wetenschappelijke stijl van Holt en wel héél enthousiast de stimulerende rol van liefde bewierookt, had wat ons betreft geschrapt mogen worden.

Muziek / Concert

De party animals van Kakkmaddafakka

recensie: Recensie Kakkmaddafakka @ Patronaat, 24 maart 2016

Misschien dat je wat vreemde blikken krijgt van mensen als je zegt dat je naar een concert van Kakkmaddafakka gaat, maar de bandnaam betekent gewoon party animals. Vanavond doet de band haar naam eer aan in een bijna uitverkocht Patronaat.

De muziek van het Noorse Kakkmaddafakka is geïnspireerd op veel verschillende genres en is niet echt in een hokje te plaatsen. Waar in sommige nummers duidelijk een reggae-invloed te horen is, hebben andere liedjes meer een hiphop-feeling. In de tien jaar dat ze wereldwijd touren hebben ze flink naam gemaakt als live-act met hun interessante en energieke shows.

De zaal uit gedrildSay Yes Dog

Terwijl het publiek langzaam binnendruppelt, mag het Luxemburgse Say Yes Dog de zaal vast opwarmen. Hun dansbare electropop wordt goed ontvangen door de zaal en de aanwezigen zijn al volop aan het dansen. Het is jammer dat in de instrumentele stukken de bas extreem overheerst en mensen bijna de zaal uit gedrild worden. Na ruim veertig minuten spelen beginnen er ongeduldige geluiden uit het publiek te komen en ze lijken het niet erg te vinden als de band na een laatste applaus de aftocht blaast.

Als het doek na een korte pauze weer open gaat is het podium nog leeg. Een bandje met een opera-achtig muziekje gaat aan. Na een net iets te overdreven lange tijd komen de bandleden één voor één op en beginnen te spelen, allemaal ontvangen met luid applaus. Het kleine podium staat met zes muzikanten gezellig vol. Het feestje begint eigenlijk meteen al zodra de band de eerste noten van oude hit ‘Touching’ in zet.

Muziek van en voor jonge mensen

Na het tweede nummer van de set komen alle bandleden even achter hun instrument vandaan om een vreugdedansje te doen en het applaus in ontvangst te nemen. Iets wat de rest van de avond nog een paar keer gebeurt. De zes jongemannen zijn duidelijk blij om hier te zijn, geven elkaar boksen en werpen ontelbaar veel kushandjes het publiek in. Ook hebben ze veel te vertellen tussen de nummers door, zo blijkt dat bassist vandaag 27 is geworden. Dat de muzikanten richting de 30 gaan is op hun nieuwe album KMF enigszins te horen. Waar de ongecompliceerd vrolijke liedjes uit hun beginperiode vooral gaan over meisjes, drank en feesten, hebben de teksten nu meer diepgang en zijn de nummers wat rustiger.Kakkmaddafakka 3

Het optreden is een dynamisch geheel. Elk van de bandleden heeft zijn eigen rol. De drie mannen die vooraan staan wisselen elkaar af met de eerste stem, en de achterste rij verzorgt de achtergrondzang. Zelfs de achterin weggestopte percussionist krijgt zijn minutes of fame door een cover van Haddaways ‘What is Love’ te zingen en ook de toetsenist mag even naar voren komen om met een enorme vlag met de bandnaam door de zaal te zwaaien, waarvan het nut overigens niet helemaal duidelijk werd.

Geen technisch hoogstandje

Voor geraffineerde gitaarsolo’s en zinderende uithalen moet je niet naar een show van Kakkmaddafakka komen. Erg ingewikkeld zit hun muziek niet in elkaar, en ook geluidstechnisch gaat er soms wat mis. Zo valt de zang af en toe bijna weg of klinkt deze juist veel te hard, en tijdens een van de rustige nummers klinkt er een lange irritante piep door de boxen. Ook is de band niet optimaal voorbereid; halverwege de set is een capo nodig maar kunnen ze deze nergens vinden. Na aan uitbreide zoektocht wordt er eentje onder het keyboard gevonden. Gelukkig maar, want het komt ook wel eens voor dat ze attributen helemaal vergeten.

Maar wat maakt het uit. Kakkmaddafakka doet waarvoor ze gekomen zijn: een feestje bouwen! Al na een paar nummers is de zaal één grote deinende massa geworden. Tijdens de toegift is er zelf een dappere jongen die het aandurft om te crowdsurfen. Kakkmaddafakka is een bonk Noorse energie op het podium en ze weten hoe ze een verrassende, energieke show moeten neerzetten.

Kakkmaddafakka 1

 

Concert

Paastraditie schittert

recensie: Festivalverslag Paaspop vrijdag, 25 maart 2016

Schijndel in Noord-Brabant is traditiegetrouw de locatie voor Paaspop: het startpunt van het festivalseizoen. Het festival biedt ruim drie dagen muziek, gezelligheid, en is na eenendertig jaar inmiddels flink uit de kluiten gewassen. Paaspop richt het vergrootglas doorgaans op Nederlandse acts, maar ook buitenlandse acts van formaat of belofte worden graag begroet.

Ondanks de vroege Pasen zijn de weergoden gunstig gestemd. De sfeer op het festivalterrein is dan ook traditiegetrouw om door een ringetje te halen. Ieder jaar slaagt de organisatie er weer in om zoveel zichtbare en onzichtbare maatregelen te treffen dat er geen enkele smet komt op het vredige karakter van het festival.

Een heel Goede Vrijdag

Terwijl de BZB in de Apollo-tent de aftrap verzorgt kiezen wij een half uur later voor de inwijding van de Phoenix-tent door DeWolff. Wie zoals ondergetekende de band al vanaf het prille begin volgt, constateert dat de broers Pablo en Luka van de Poel samen met Robin Piso enorm gegroeid zijn in hun performance, zonder de wortels van hun muziek te verloochenen.
De band opent met het titelnummer van hun nieuwste album: ‘Roux-Ga-Roux’, waarbij ze volgens Pablo enigszins geplaagd worden door een storing in de apparatuur van het bas-geluid. In de tent was dat niet hoorbaar. De band laat in een uur horen dat zowel de hapering in de techniek als het vroege tijdstip van half vijf geen enkele invloed heeft op de professionaliteit en bezieling waarmee de muziek wordt uitgevoerd. Het drietal geeft het festival een fantastische start. Menig act zal moeite moeten doen om dit optreden muzikaal te overtreffen. DeWolff laat een verpletterende psychedelische indruk achter.

Ook ander vermaak

Wie even geen concert van zijn gading in het blokkenschema kan vinden of gewoon zin heeft om zich anderszins te laten vermaken, kan op het uitgestrekte terrein genoeg vertier vinden. Weer is het aanbod gegroeid en zijn er vele tenten en gezellige hoekjes te vinden. Ook als trouwe bezoeker is er weer voldoende te ontdekken in alle hoeken en gaten van het terrein. Een echte ‘White Chapel’ voor het voltrekken van spontane festivalhuwelijken terwijl de DJ in actie is; een theater voor 18+ of een heus speciaalbier-café voor de liefhebbers. Maar voor de meesten is toch de muziek de hoofdschotel. Of dat nu rap, rock, hardrock, elektronische- of feestmuziek is. Iedereen komt aan zijn trekken.

Hoogtepunt

Het is goed om je algemene indruk te baseren op hoogtepunten, maar soms ontkom je er niet aan een misser, dieptepunt of teleurstelling mee te nemen. We houden het meer dan een half uur uit bij het optreden van de veel geprezen en gehypete Jett Rebel, in de hoop en het vertrouwen dat hij zijn belofte zal inlossen. Helaas weet deze opgeklopte singer-songwriter, ondanks zijn maffe uitdossing, niet te boeien. Zijn optreden sprankelt niet van muzikaliteit en ook al slooft Rebel zich nog zo uit, nergens krijgt hij het publiek in beweging. Gaandeweg het optreden lijkt hij dat zelf ook steeds meer te merken. Dat gaat John Coffey met hun hevige rock dan beter af op de Jack Daniel’s Stage.
Voor de afsluiting van de avond moeten we kiezen tussen Baroness en de show van Golden Earring. Omdat de Hagenaren een half uur eerder beginnen gaan we eerst even bij hen kijken, maar het feest der herkenning dat ze ons voorschotelen laat ons niet meer los. Aangevuld met saxofonist Bertus Borgers weet de Earring een fijne show te geven met als hoogtepunt een langgerekte versie van ‘Radar Love’. Als intro gaat een lange, boeiende bassolo van Rinus Gerritsen naadloos over in de overbekende rif van de grootste hit van Golden Earring. De vrijdag wordt zo waardig afgesloten door een band waar niemand echt omheen kan. Het vijftigjarige jubileum van Golden Earring wordt mooi luister bijgezet.