Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Fictie

De plot en de vergeetbaarheid

recensie: Yannick Dangre - De idioot en de tederheid

Aan alles merk je dat Yannick Dangre, het ‘wonderkind in het verborgene’, een schrijver is: zijn taal is soepel, zijn stijl zelfverzekerd, zijn gevoel voor ritme onovertroffen. Hoe jammer dan toch dat de plot van De idioot en de tederheid zo ondraaglijk licht en vluchtig is.

Het boek begint nochtans veelbelovend mysterieus: de jonge schrijver Tristan gaat op bezoek bij zijn oom Arthur in Zuid-Frankrijk, waar die hem vraagt zijn levensverhaal op te tekenen. Als lezer heb je meteen vragen: Wat doet Arthur in Frankrijk? Wat is er gebeurd tussen hem en zijn broer Frank? Waarom wil hij dat de familiesaga op papier wordt gesteld? Die intro vermeldt ook een datum die Arthur als ‘de belangrijkste uit zijn leven’ bestempelt, en waar we later in het boek het fijne van te weten zullen komen. Een cliffhanger die binnenkomt.

Helaas maakt de rest van De idioot en de tederheid die broeierigheid en dat mysterieuze te weinig waar. Wat zich na die eerste pagina’s ontvouwt, is een familiekroniek die niet echt diep snijdt, met iets te veel voorspelbare ingrediënten: broers die in onmin vallen, tirannieke vader, getormenteerde moeder wiens leven in het teken van verwelking staat, een mentaal zwakbegaafd kind, scheidingen, ziektes, en wat nog meer. Uiteraard zijn dit allemaal zaken die nu eenmaal in families voorvallen, maar omdat het allemaal in zo’n rotvaart wordt verteld en dus een opeenstapeling van ellende lijkt, mist het zijn doel. Op die manier doet Dangre de meermaals geciteerde zin van Tolstoj, dat elk ongelukkig gezin op een unieke manier ongelukkig is, geweld aan – het lijkt allemaal al een keer verteld te zijn.

Man met losse handjes

Het grote voordeel is dat de plot niet kabbelt, maar voorbijraast. Dangre, die zich aan het begin van zijn schrijfcarrière nadrukkelijk spiegelde aan Jeroen Brouwers, heeft nu resoluut het verhaal laten domineren op stijl. En een verhaal vertellen, dat kan hij. Met als gevolg dat er in het boek geen rustmomenten zijn en je het voor je het weet uit hebt. Maar daarin schuilt een ander nadeel: door die gejaagde verteltrant, maken bepaalde scènes een wat potsierlijke indruk omdat ze de tijd niet krijgen zich te ontvouwen. Zo bijvoorbeeld deze wat lachwekkende seksscène, die wel in fast forward lijkt verteld:

‘Jessica duwde haar borsten in mijn gezicht terwijl haar vochtige geslacht samentrok, met lange, plagerige halen. Toen haar linkerhand zachtjes mijn balzak begon te kneden, voelde ik dat ik het niet meer zou houden, mijn zaad spoot in een intens genotsvolle flits uit me weg.’

Wat het boek toch enigszins de moeite maakt, zijn de prachtige bedenkingen die er hier en daar in worden rondgestrooid. Met deze als absolute uitschieter:

‘Zodra geliefden ontdekken dat de ander niet van hen houdt om dezelfde redenen als waarom ze van zichzelf houden, is de relatie gedoemd.’

Maar helaas bevat De idioot en de tederheid veel te weinig van dit soort pareltjes. Je klapt het boek dan ook dicht met een ‘mja’, in plaats van een ‘wow’ of ‘bah’. En die onverschilligheid is doodjammer, want nogmaals: dat Dangre kan schrijven, staat vast.

(Lees hier ook ons interview met de schrijver!)

Boeken / Fictie

De plot en de vergeetbaarheid

recensie: Yannick Dangre - De idioot en de tederheid

Aan alles merk je dat Yannick Dangre, het ‘wonderkind in het verborgene’, een schrijver is: zijn taal is soepel, zijn stijl zelfverzekerd, zijn gevoel voor ritme onovertroffen. Hoe jammer dan toch dat de plot van De idioot en de tederheid zo ondraaglijk licht en vluchtig is.

Het boek begint nochtans veelbelovend mysterieus: de jonge schrijver Tristan gaat op bezoek bij zijn oom Arthur in Zuid-Frankrijk, waar die hem vraagt zijn levensverhaal op te tekenen. Als lezer heb je meteen vragen: Wat doet Arthur in Frankrijk? Wat is er gebeurd tussen hem en zijn broer Frank? Waarom wil hij dat de familiesaga op papier wordt gesteld? Die intro vermeldt ook een datum die Arthur als ‘de belangrijkste uit zijn leven’ bestempelt, en waar we later in het boek het fijne van te weten zullen komen. Een cliffhanger die binnenkomt.

Helaas maakt de rest van De idioot en de tederheid die broeierigheid en dat mysterieuze te weinig waar. Wat zich na die eerste pagina’s ontvouwt, is een familiekroniek die niet echt diep snijdt, met iets te veel voorspelbare ingrediënten: broers die in onmin vallen, tirannieke vader, getormenteerde moeder wiens leven in het teken van verwelking staat, een mentaal zwakbegaafd kind, scheidingen, ziektes, en wat nog meer. Uiteraard zijn dit allemaal zaken die nu eenmaal in families voorvallen, maar omdat het allemaal in zo’n rotvaart wordt verteld en dus een opeenstapeling van ellende lijkt, mist het zijn doel. Op die manier doet Dangre de meermaals geciteerde zin van Tolstoj, dat elk ongelukkig gezin op een unieke manier ongelukkig is, geweld aan – het lijkt allemaal al een keer verteld te zijn.

Man met losse handjes

Het grote voordeel is dat de plot niet kabbelt, maar voorbijraast. Dangre, die zich aan het begin van zijn schrijfcarrière nadrukkelijk spiegelde aan Jeroen Brouwers, heeft nu resoluut het verhaal laten domineren op stijl. En een verhaal vertellen, dat kan hij. Met als gevolg dat er in het boek geen rustmomenten zijn en je het voor je het weet uit hebt. Maar daarin schuilt een ander nadeel: door die gejaagde verteltrant, maken bepaalde scènes een wat potsierlijke indruk omdat ze de tijd niet krijgen zich te ontvouwen. Zo bijvoorbeeld deze wat lachwekkende seksscène, die wel in fast forward lijkt verteld:

‘Jessica duwde haar borsten in mijn gezicht terwijl haar vochtige geslacht samentrok, met lange, plagerige halen. Toen haar linkerhand zachtjes mijn balzak begon te kneden, voelde ik dat ik het niet meer zou houden, mijn zaad spoot in een intens genotsvolle flits uit me weg.’

Wat het boek toch enigszins de moeite maakt, zijn de prachtige bedenkingen die er hier en daar in worden rondgestrooid. Met deze als absolute uitschieter:

‘Zodra geliefden ontdekken dat de ander niet van hen houdt om dezelfde redenen als waarom ze van zichzelf houden, is de relatie gedoemd.’

Maar helaas bevat De idioot en de tederheid veel te weinig van dit soort pareltjes. Je klapt het boek dan ook dicht met een ‘mja’, in plaats van een ‘wow’ of ‘bah’. En die onverschilligheid is doodjammer, want nogmaals: dat Dangre kan schrijven, staat vast.

(Lees hier ook ons interview met de schrijver!)

Boeken / Interview
special: Interview met Yannick Dangre, schrijver van De idioot en de tederheid

‘Een wonderkind van 60, dat zie ik wel zitten’

Tijd verspillen is niet aan Yannick Dangre besteed: op zijn 27e staat de teller op drie romans en twee dichtbundels. Met De idioot en de tederheid schreef hij een ambitieuze familiesaga, doorspekt met literaire referenties. Intussen begint hij langzaam te denken aan een volgend boek, waarvoor hij zich nu aan het inlezen is. Feesten omwille van het verschenen boek doet hij dus niet per se. ‘Een wild en liederlijk leven levert misschien een interessante biografie op, maar geen interessante bibliografie. En voor mij telt vooral dat laatste.’

De titel was me duidelijk en toch ook niet: veel idioten in het boek, maar weinig tederheid.
(lacht) ‘Mja, tussen de kinderen onderling, die lijden onder hun gewelddadige vader, is er toch wel genegenheid, lijkt me. Ze hebben een goede band, zij het één die later beproefd wordt, dus daarin heb je gelijk. Want uiteindelijk is het ironische dat de geschiedenis zich herhaalt en dat de kinderen dezelfde fouten als de vader maken. En dat ze dus ook voor een stuk idioten zijn. Maar tot het moment dat dit gebeurt, bespeur ik toch voldoende liefde en tederheid.’

Behalve tussen de ouders…
‘Nee, en hoewel ik het er in hun situatie wat dik opleg bij wijze van parodie, blijkt toch dat veel zeventigers en tachtigers waarmee ik heb gesproken dergelijke gewelddadige situaties hebben meegemaakt. De autoritaire vader en machteloze moeder komen best wel vaak voor in die naoorlogse gezinnen.’

Yannick Dangre

Yannick Dangre (© Keke Keukelaar)

Ik verdenk je, na het lezen van het boek, niet van een al te rooskleurige kijk op de mensheid.
‘Het zou inderdaad overdreven zijn om te stellen dat ik een vrolijk wereldbeeld heb (lacht). Maar ik ben ook geen complete zwartkijker. Vandaar ook de titel: ik wilde de twee kanten belichten, anders wordt het me te beperkt. En er mag ook wat gelachen worden, het moet allemaal niet te tragisch zijn.’

Op een bepaald moment heb je ’t in het boek over ‘bevlogen cynisme’. Wat moet ik me daar bij voorstellen?
‘Daarmee bedoel ik cynisme dat eigenlijk een heel romantisch verlangen maskeert. Geen destructief en 100 procent negatief gevoel, maar eerder constructief. De redenering van “als de toestand dan toch wanhopig is, gaan we die wanhoop op zijn minst stileren”. Zwarte romantiek dus.’

Je deelt je boek op met behulp van titels van beroemde romans, zoals Tender is the Night en Tropic of Cancer. Is het een meerwaarde als je die boeken als lezer ook daadwerkelijk gelezen hebt?
‘Toch wel een beetje, maar het is zeker geen must. Het fijne is gewoon dat wat er in die boeken gebeurt, ook in De idioot en de tederheid voorkomt, of toch in dat specifieke deel. Of dat per se mijn favoriete boeken zijn? Nee, maar ik heb ze wel allemaal graag gelezen. Laten we zeggen dat ze zeker in mijn top 50 staan.’

Je schuwt de clichés niet: de tirannieke vader, het zakelijke gefoefel van zelfstandigen, de minderbegaafde broer… Is dat bewust?
‘Natuurlijk ga ik als schrijver nooit bewust de clichés opzoeken, maar ik heb die archetypes vooral gebruikt om ze een beetje belachelijk te kunnen maken. Het is een beetje over the top, parodie. En ik had ze nodig om de plot te structureren. Voor het eerst heb ik namelijk met zeer veel personages gewerkt, in plaats van te focussen op één of twee zoals in mijn vorige romans.’

Familie en familiebanden spelen een heel belangrijke rol in het boek. Dat was in je dichtbundel Met terugwerkende kracht ook het geval. Je bent gefascineerd door dit thema, is het niet?
‘Ja, omdat familie zo’n cruciale invloed heeft op wie je bent als persoon. Het gezin waarin je bent geboren, de plaats waar je opgroeit, dat is allemaal zo bepalend. Niemand staat volledig los van zijn opvoeding, daar ben ik van overtuigd.’

Er staan enkele heel mooie zinnen in je boek. Beleef je een ‘yes’-moment in je werkkamer als je die hebt bedacht?
‘De eerste keer misschien wel, maar na twintig keer herlezen begin je je soms af te vragen of de zin wel echt zo goed gevonden was (lacht). Je hebt er ook geen vat op: wat je zelf fantastisch vindt, komt misschien bij geen enkele lezer binnen. Terwijl een in jouw ogen eerder minder belangrijke zin dan weer door veel mensen wordt opgepikt. Maar weet je, als schrijver moet je overtuigd zijn van wat je maakt, anders kom je er niet met je boek.’

Op de achterflap word je ‘een wonderkind in het verborgene’ genoemd. Oké, je bent nog maar 27, maar je hebt al drie boeken en twee dichtbundels op je naam staan. Vind je die term ‘wonderkind’ dan niet wat denigrerend?
‘Goh, hoe lang kan je bestempeld worden als wonderkind? Geen idee eigenlijk (lacht). Maar ik zeg dit niet over mezelf natuurlijk, dus voor mij is dat allemaal prima. Ze mogen mij nog lang een wonderkind noemen, geen probleem. Ja, een wonderkind van 60, dat zie ik wel zitten.’

Benjamin Burnley in de Melkweg
Muziek / Concert

Het licht wint van het duister

recensie: Opzienbarend debuutconcert Breaking Benjamin op Nederlandse bodem
Benjamin Burnley in de Melkweg

Voor de eerste keer sinds de oprichting in 1998 tourt Breaking Benjamin door Europa. Het debuutconcert op Nederlandse bodem begint anders dan verwacht. Bij aanvang komt de band op om te vertellen dat leadgitarist Jasen Rauch met acute pijn naar het ziekenhuis is gebracht. De overige bandleden peinzen er niet over om het concert te annuleren; the show must go on.

Frontman Benjamin BurnleyDuimpjes omhoog - fotograaf Brian Krijgsman vraagt het publiek met opgestoken duimen toestemming om het concert semi-akoestisch te spelen en daarvoor de nodige voorbereidingen te treffen. Wanneer de hele zaal goedkeurende tekens geeft, begint de band ruim twintig minuten later dan gepland aan een aangepaste semi-akoestische set met vier man. “We are stripped down to the core, this is who we are from the inside,” vertelt Burnley, waarna de band inzet met ‘So Cold’, een nummer van het album We Are Not Alone (2004).

Toch maar elektrisch?

De line-up van de band veranderde sinds de herformatie in 2014 ingrijpend. Burnley is het enige originele overgebleven lid. De stijl van de muziek en tekst zijn consistent gebleven in het eerste album sinds de herformatie, Dark Before Dawn. Dat is mogelijk te danken aan het feit dat Burnley als primaire tekstschrijver en componist fungeert, nog altijd geteisterd door verschillende fobieën. Eén daarvan is vlieganst, waardoor de band zich lang onthouden heeft van optredens buiten de VS en Canada. Zelfs in deze ‘softere’ samenstelling, zet de band een sterk optreden neer met duidelijke invloeden van hard rock. De onberedeneerde angst die spreekt uit de teksten wordt sterk benadrukt door rauwe gitaarklanken en grunts. Burnley is ditmaal niet de enige zanger – zoals in eerdere touren gebruikelijk – gitarist Keith Wallen en bassist Aaron Bruch treden ook als zanger op.

Breaking Benjamin OnstageHet vijfde nummer, ‘Simple Design’, speelt de band elektrisch om het publiek toch iets van de echte muzikale kracht van Breaking Benjamin te laten proeven, waarna het publiek unaniem bepaalt dat de rest van het optreden ook full on elektrisch gespeeld mag worden. “But I don’t want a fucking post about that it sounds different; we know he is not here,” zegt Burnley, verwijzend naar de missende melodische gitaarlijnen van Rauch.

“Ok, I got it!”

Bij het rustige coda van ‘Give Me A Sign’ vraagt Burnley het publiek telefoons als zaklamp te gebruiken. Het zaallicht dooft, waardoor het podium alleen nog verlicht wordt vanuit het publiek. Tegen het eind van het lied dooft het licht van de telefoons langzaam uit, waarna de band ‘Breaking the Silence’ inzet en de hele zaal wordt omgevormd tot een grote moshpit. Wanneer de band ‘Failure’ wil gaan spelen, meldt BurnleyBenjamin Burnley op lead dat hij even een riffje moet oefenen dat hij normaal niet speelt en zegt na het aanslaan van een akkoord “Ok, I got it!” De normale set eindigt vervolgens met ‘I Will Not Bow’ waarin Burnley normaal gesproken helemaal niet speelt, wat blijkt uit het nogal satirische gesprek dat hij voert met drummer Shaun Foist die steeds zijn schouders ophaalt.

Het publiek pept zichzelf na de set op met geklap, gejuich, gejoel en met “bier en tieten, tralalala…” De toegiften worden daarom ook met groot enthousiasme ontvangen. De berichten vanuit het ziekenhuis zijn goed, waardoor Burnley in een beter humeur is. Daarom vindt hij het toepasselijk om speciaal deze avond het akoestische ‘Rain’ te spelen, waarin hij zichzelf begeleidt; een nummer dat normaal gesproken niet gespeeld wordt tijdens een optreden. Het publiek zingt luidkeels mee. Iedereen lacht als de frontman vertelt over de vreemde dingen die hij ooit tijdens een vreetkick door het gebruik van wiet gegeten heeft. Na tien jaar zitten de rare mengsel nog steeds in zijn maag – zoals brood met pindakaas en gummiberen, volgens Burnley de beste combinatie ooit.

Breaking Benjamin Onstage (2)Met ‘Dance With the Devil’ en ‘Diary of Jane’ sluit Breaking Benjamin het optreden af, waarvoor Burnley eerst nog even wat riffjes moet ‘leren’. Hij grapt dat dit het eerste concert ooit is waar iemand een partij zó kort voor het optreden moet leren. Hoewel het ontbreken van de melodische gitaarlijnen soms duidelijk hoorbaar was, weet de band zich uitstekend staande te houden en aan de hoge verwachtingen van het eerste concert in Nederland te voldoen. Laten we hopen dat Burnley zijn fobieën voortaan beter de baas blijft en ons niet nog eens zo lang op een concert van zijn geweldige band laat wachten.

 

Boeken / Non-fictie

Zijn we slim genoeg of te arrogant?

recensie: Frans de Waal - Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?

Frans de Waal kennen we als apendeskundige van eerdere boeken, optredens bij De Wereld Draait Door en een Ted Talk. Ditmaal heeft hij zijn expertisegebied uitgebreid naar andere soorten, inclusief de chimpansee, de brulkikvors, en de etholoog of dierenwetenschapper.

Het boek Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? is niet zozeer een antwoord op die vraag, maar meer een verdediging van de ethologie, of de evolutionaire cognitie, zoals De Waal het liever noemt. Dit gaat verder dan dierlijke intelligentie; cognitie heeft te maken met het opnemen, verwerken en inzetten van kennis en informatie. Intelligentie is in die zin onderdeel van cognitie, en deze term is volgens De Waal niet alleen gereserveerd voor mensen.

Chimpansees, wipsnavelkraaien en ethologen

Zo leren we dat chimpansees begrijpen dat ze op een kist moeten gaan staan om bij hoger gelegen bananen te komen, en dat ze de kist de volgende keer meesleuren om het trucje nog eens te doen. Ook leren we dat wipsnavelkraaien bladeren en takjes als werktuigen gebruiken (en dat wipsnavelkraaien bestaan). Bovendien maken we kennis met een aantal ethologen, die ook hun merkwaardige gebruiken hebben. Zo zou professor Konrad Lorenz, die beschouwd wordt als een van de grondleggers van de ethologie, over de universiteitscampus hebben gelopen met een vlucht ganzen achter zich aan.

Lorenz reageerde met zijn manier van dierenwetenschap op de veel sterielere wijze van zijn voorgangers, waarvan professor Burrhus Skinner het boegbeeld was. Skinner was een psycholoog en de grondlegger van het behaviorisme, dat door middel van experimenten onderzoek doet naar het gedrag van mens en dier. Vooral dieren waren voor Skinner in deze zin onderzoeksobjecten, en daarmee was uitgesloten dat ze emoties, laat staan cognitie hadden. Skinner wordt opgetekend als wetenschapper in steriele, witte jas, die zijn onderzoeksdieren letterlijk stevig in zijn greep heeft. In een van de tekeningen in het boek (die verspreid door de hoofdstukken afgedrukt staan) zien we hem met een duif in zijn hand, en andere duiven achter kleine tralies. Een paar bladzijden terug zagen we Lorenz nog gezellig rondlopen met een pijp in zijn mond, terwijl kleine gansjes achter hem aan waggelden.

Introspectie

Hiermee laat De Waal een verschil van dag en nacht zien, wat zijn argument voor de evolutionaire cognitie zeker versterkt. Daarbij leest zijn werk simpelweg makkelijk; geen kronkelige zinsstructuren of onmogelijke woorden, maar verteerbare populaire wetenschap. Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? is een intrigerend inkijkje in een wetenschap die anders verborgen zou blijven in laboratoria en onderzoekscentra.

Het boek geeft ons ook een inkijkje in onszelf, en onze verhouding ten opzichte van (andere) dieren. Zo ver verheven boven dieren zijn wij mensen niet, lijkt De Waal te willen zeggen – in tegendeel. Zo is het voor een mier zonneklaar dat hij moet samenwerken met de andere mieren, terwijl we allemaal weten dat dat voor mensen wel eens een lastige realisatie is. De vraag lijkt dan ook niet of we slim genoeg zijn, maar of we te arrogant zijn om te accepteren hoe slim dieren zijn. De Waals werk staat bomvol voorbeelden en anekdotes om dit te onderstrepen. Toch weet hij zich te weerhouden van veroordelingen, wat van zijn werk prettig leesvoer voor de zonnige zondagmiddag maakt.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery
Kunst / Expo binnenland

Rob Scholte heeft een hobby

recensie: Rob Scholte's Embroidery Show, Museum de Fundatie
Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Wat is het verschil tussen je naam ergens op zetten en je naam ergens aan verbinden? Rob Scholte lijkt tot nog toe altijd het eerste te doen, maar wil met zijn nieuwste expositie eigenlijk het tweede: het voor het voetlicht brengen van het werk van (anonieme) anderen.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

fotograaf: Hans Westerink

Waarschijnlijk hebben er nog nooit zoveel vrouwen tegelijk in het museum gehangen. Rob Scholte grijnst als hem die suggestie wordt gedaan en vindt ook dat het werk van deze – waarschijnlijk –  dames wel onder de aandacht mag worden gebracht. Maar dat is niet de enige reden dat Scholte deze tentoonstelling cureerde. Hij wilde het publiek ook laten zien wat hij ziet wanneer hij naar deze borduurwerken kijkt: de achterkant ervan.

Pas toen hij een keer van een van de werken uit zijn beginnende verzameling een achterkant zag, kwam hij op het idee dat ‘dit weleens meer dan gewoon een hobby zou kunnen zijn’, zoals hij zelf lachend zegt. Die achterkant fascineerde hem. Daar is volgens Scholte de individualiteit van de makers te zien, die anoniem moeten blijven omdat ze bij de meeste uit de kringloop en dergelijke gekochte werkjes moeilijk te achterhalen zijn.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Laatste avondmaal, 2009, fotograaf: Hans Westerink

Het tonen van de maker

Inmiddels behelst de verzameling 931 werken en werd het tijd voor een expositie. Wanneer je, bijvoorbeeld, negen in een vierkant opgehangen omgekeerd ingelijste borduurwerken die allemaal hetzelfde onderwerp verbeelden met elkaar vergelijkt, valt op dat alle achterkanten inderdaad zeer verschillend zijn – ook al hebben de voorkanten dezelfde nette uitkomst, de achterkant laat zien wie de makers werkelijk zijn. De één knipt zijn (of waarschijnlijk: haar) draden netjes af, de ander laat ze gewoon hangen. Een volgende maakt er knoopje in, of weeft ze weer door elkaar. De verschillende toonverschillen in kleur van het garen maken verder nog dat het effect verschilt met de oorspronkelijke voorstelling die er wordt geïmiteerd. Oftewel: de voorkant toont het werk, de achterkant toont de maker, en vervolgens – dat mogen we niet vergeten; de expositie toont Rob Scholte’s blik.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Nachtwacht (detail), 2007, fotograaf: Hans Westerink

Esthetisch plezier

Wie is hier nou de kunstenaar? Mag je zo omgaan met andermans werk? Verandert het werk van betekenis nu het verplaatst is van iemands zolder naar deze expositie? Je kunt je van alles afvragen bij deze tentoonstelling, ook of het de bedoeling van Rob Scholte is dát je je die dingen begint af te vragen, maar je kunt er ook gewoon naar kijken.
De netjes op een rij gehangen enorme verzameling van geborduurde achterkanten – voorstellingen die veelal bij de bezoeker bekend zullen zijn – en dan de lichte variatie in kleur van het draad, zorgt voor een merkwaardig esthetisch plezierig effect. Het is gewoon prettig om te zien.

Zelf beslissen

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte, fotograaf: Ferdy Damman

Deze tentoonstelling is een uitnodiging om te kijken naar handwerk, een uitnodiging om te kijken naar de achterkant ergens van en een uitnodiging om te bedenken wat het betekent als de grote meesters door de kleine, anonieme (!) handwerksters worden nagemaakt. De bezoeker zelf mag tenslotte beslissen wat de betekenis ervan is, zegt Scholte nonchalant, maar gemeend: ‘Iedereen mag ermee doen wat hij wil, net als ik dat zelf doe.’
Heeft Scholte zelf weleens geborduurd? Daarop antwoordt de kunstenaar ontkennend – borduren is niks voor hem. Zijn hobby is het verzamelen ervan; verzamelen en vervolgens anderen proberen te tonen wat hij ziet.

Het diepe Zuiden
Boeken / Non-fictie

Theroux maakt van reizen een studie

recensie: Paul Theroux - Het diepe Zuiden
Het diepe Zuiden

Paul Theroux maakte met de auto en gewapend met een opschrijfboekje een reis door het diepe Zuiden van de V.S. Resultaat: een kleurrijke en genuanceerde studie.

De meeste reisboeken gaan over reizigers die ergens voor het eerst komen, even om zich heen kijken en vervolgens niet meer terugkeren. Paul Theroux (1941), bekend van Muskietenkust en De grote spoorwegcarrousel, pakt het deze keer anders aan. Voor zijn boek Het diepe Zuiden maakte hij vier keer een roadtrip vanaf zijn huis in Massachussetts over Interstate Highways en plattelandswegen, bochtige weggetjes door bossen en bergen helemaal tot in het voor hem nog onbekende zuiden van het continent, naar staten als Alabama, Georgia, Arkansas en Mississippi.

Herfst, winter, lente en zomer in het diepe Zuiden

Theroux zakt, in het boek, in elk seizoen af naar het Zuiden en keert terug naar bepaalde plekken waardoor hij deze echt leert kennen. Het Zuiden is een ingewikkeld gebied, met een ‘spookachtige onderlaag van duisternis (…) en het kost een tijd om die duisternis waar te nemen, en nog langer om haar te begrijpen’, volgens Theroux. De meeste staten zijn nog altijd verscheurd door naweeën van de burgeroorlog en de complexiteit van segregatie en racisme. Voor zuiderlingen is die geschiedenis nog springlevend; noorderlingen worden er gewantrouwd en segregatie werkt er nog in de praktijk. Blanke mensen voelen zich miskend en ‘gekortwiekt’ in hun status, terwijl zwarte mensen nog lang niet altijd dezelfde rechten hebben. Zo moet je als zwarte boer vechten voor erkenning want volgens velen ‘horen zwarten nou eenmaal niet te boeren’. ‘Als je het verschil ziet tussen een blanke en een zwarte boerderij, zit je in de problemen,’ zegt zwarte boer Ernest over de moeite die het hem kost een lening te krijgen.

Derdewereldland

Een constante factor is de armoede op het platteland, ook al zijn er veel lokale goedbedoelde initiatieven. Zo’n 20 tot 30 procent van de bevolking in staten als Arkansas of Mississippi verkeert onder de armoedegrens. In de afgelopen decennia werd veel industrie verplaatst naar het buitenland met veel werkloosheid, en spookachtige steden met dichtgetimmerde winkels en hier en daar een pandjeshuis, tot gevolg. Het doet Theroux denken aan een derdewereldland, hij komt er mensen tegen die in hutten of vervallen caravans, niet zelden zonder water of elektriciteit, proberen te overleven. Troost vindt men er in het geloof. ‘Een kerk was meer dan een kerk; die was het kloppende hart – de vitaliteit, de hoop – van een zuidelijke gemeenschap.’ Maar er is ook hoop: Theroux bespeurt steeds vaker een opkomend zelfbewustzijn en ondernemerschap.

Reis- en literatuurstudie

Vier keer een seizoen in het Zuiden: het is een grondige aanpak voor een boek en daardoor is Het diepe Zuiden eigenlijk meer een studie naar de achtergrond en de structuur van het gebied dan een reisverhaal. Theroux geeft thema’s als racisme meer diepgang, bijvoorbeeld in een uitgebreide beschouwing van het woord ‘nikker’. Of door een passage te wijden aan de zuidelijke schrijver William Faulkner, waar hij een bewonderaar van is. De combinatie van de vele gesprekken die hij had, literaire zijstraatjes en de bespiegelende intermezzo’s is ook een minpunt van het boek: soms wordt het je te veel en verlies je de aandacht. Daar staat Theroux’ kleurrijke stijl van schrijven tegenover: hij kan als geen ander scherp en pakkend het verloop van een gesprek beschrijven.

Roadtrip naar een andere wereld

Reizen hoeft niet altijd een beproeving te zijn, concludeert Theroux. Je kunt ook gewoon in je eigen auto stappen om naar een andere wereld te gaan. In Het diepe Zuiden verzamelt Theroux de plekken en de mensen uit deze wereld en laat hij hen het verhaal van het Zuiden vertellen. Dat maakt het een betrouwbare en genuanceerde vertaling van deze cultuur en een rijke studie voor iedereen die zich ooit heeft afgevraagd of het Zuiden van de V.S. meer is dan blues en plantages. ‘Meneer Paul’, zoals hij er vaak wordt genoemd, krijgt het zo voor elkaar dat je graag bij hem op de achterbank had willen zitten.

Drive Like Maria
Muziek / Concert

Duister en energiek

recensie: Drive Like Maria @ Bitterzoet
Drive Like Maria

We dalen de trap af om in een kleine ondergrondse ruimte te komen, waar rood licht naar binnen komt door de glas-in-lood ramen en waar je niet verder dan een paar meter vooruit kan zien door de rokerige lucht. Het kleine zaaltje staat bijna vol, er wordt wat gepraat, maar er hangt vooral een afwachtende sfeer. Een passende plek om de rauwe rock van Drive Like Maria live mee te maken.

Na een aantal jaar stilte is daar dan eindelijk weer nieuw werk van deze Belgisch-Nederlandse band. Hun EP Creator is deze maand uitgekomen. Gewapend met nieuwe songs van deze plaat, maar ook met genoeg oude hits en zelfs nog niet uitgebracht materiaal, zet de band vanavond een energieke en overtuigende show neer.

Gitariste Nitzan Hoffmann

Gitariste Nitzan Hoffmann

Stevige rocksongs

De band, drie mannen en één vrouw, openen vanavond met de begin dit jaar uitgebrachte single ‘Nighthawk’. Net als op de plaat begint dit nummer duister en onheilspellend, met alleen zang en gitaar. Letterlijk duister ook, want we zien nog weinig van de bandleden op het podium. Het zijn slechts gedaantes. Na het lange intro en een paar tellen stilte valt de rest van de band in. Doordat de spanning zo sterk is opgebouwd komt dit extra hard binnen; wát een goede band staat hier te spelen. Dat het publiek het hiermee eens is, blijkt al uit het feit dat meteen de halve zaal staat de headbangen. Helaas is het invallen van de band ook het startsein voor de overijverige lichtman om zijn kunstje te mogen vertonen; de overdreven stroboscopische lichteffecten zijn eerder irritant dan dat ze iets toevoegen.

Dit eerste nummer zet de toon voor de rest van de set. Deze bestaat vooral uit stevige rocksongs die soms iets richting de bluesrock gaan. Bij enkele nummers is de vergelijking met Queens of the Stone Age niet te missen. Gelukkig zorgt de band ook voor een rustmomentje op de avond. Halverwege de set wordt het nummer ‘Where the Brokenhearted Go’ gespeeld, op de plaat een rocknummer met alles erop en eraan. Vanavond wordt een uitgeklede versie gedaan. Zichzelf begeleidend op gitaar doet de zanger van de band dit hele nummer solo. Hiermee krijgt hij de hele zaal stil en veroorzaakt hij bij menig bezoeker kippenvel dankzij zijn bijzondere en hartstochtelijke stem.

Drive Like Maria

Drive Like Maria

Plezier op het podium

Voordat de band na een paar nummers een korte pauze houdt om iets tegen het publiek te zeggen,
zou je nog kunnen denken dat deze uit vier ruige en rebelse rock’n’rollers bestaat. Uit de praatjes tussen de liedjes door blijken het echter heel aardige en bescheiden overkomende mensen te zijn. Alle bandleden komen om de beurt aan het woord. Hierdoor is er geen duidelijke ‘leider’ van de band, hoewel de zanger/gitarist tijdens het spelen de hoofdrol heeft. Dit gaat hem heel goed af; de charismatische Vlaming lijkt ervan te genieten om daar te staan. Dit geldt ook voor de andere bandleden. Vooral de strakke drums en de riffjes en scheurende solo’s van de gitariste maken de band zo goed als hij is. Jammer is wel dat de band op zo’n klein podium staat. Vooral de gitariste lijkt af en toe te springen om los te mogen gaan, maar wordt tegengehouden door het gebrek aan ruimte. Gelukkig doet dit verder niets af aan het plezier en de energie waarmee de band speelt.

Na een klein uur vraagt de drummer het publiek of ze het goed vinden om het toneelstukje van afgaan en weer opkomen kunnen overslaan om direct door te gaan met de toegift. Maar niet voordat de band hun hele crew uitgebreid benoemd en bedankt heeft, wat nog maar eens onderstreept hoe ontzettend rock’n’roll de mannen en vrouw zijn. Met nog drie nummers bouwen ze op naar een climax waarin ze nog één keer hun kwaliteit bevestigen. Minpuntje van de avond: de band had best nog een uurtje langer mogen spelen. Of twee.

Lize Spit
Boeken / Interview
special: Interview met Lize Spit
Lize Spit

‘Ik vind het geruststellend om van onder mijn stolpje naar de wereld te kijken’

Brussel likt nog steeds haar wonden wanneer ik Lize Spit in een koffiebar ontmoet. ‘Hoe jammer toch, dat sinds de aanslagen zo weinig mensen op straat komen’, verzucht ze. ‘Ik heb het hier nog nooit zo kalm geweten.’ In een column vergeleek ze de hoofdstad met een klaproos, die in zichzelf keert wanneer je haar aanraakt. We kunnen alleen maar hopen dat de angst sneller smelt dan het ijsblok in haar boek.

Want daarom hebben we in de eerste plaats afgesproken: om te praten over haar magistrale debuut Het smelt, dat een ongezien verkoopsucces werd. Daar waar een debutant in Vlaanderen, normaal gezien, met wat geluk 1500 exemplaren verkoopt, zit zij intussen aan 40.000. And counting.

Lize Spit: ‘Maar waar ik niet zo goed tegen kan, is dat het soms wordt voorgesteld alsof ik uit het niets ben opgedoken. Ik heb één jaar keihard aan Het smelt geschreven volgens een ijzeren regime, ik heb elke pagina minstens drie keer luidop voorgelezen, en met het idee zelf zat ik al zeven of zelfs tien jaar in mijn hoofd te jongleren. Maar akkoord, dat het zo’n succes zou worden, had ik absoluut niet verwacht. Sterker: ik besef het nog steeds niet, omdat ik er volop in zit en van interview naar lezing hol. Binnenkort mag ik als writer in residence een maand naar Berlijn, ik denk dat ik dan pas met enige afstand naar dit alles zal kunnen kijken en de impact van Het smelt zal kunnen inzien.’

Hoe is het idee voor het boek eigenlijk ontstaan? Met wat begon het? Een verhaallijn, een beeld, een personage…?

‘Met de drie musketiers en hun wedervaren tijdens die bepaalde zomer. Aanvankelijk wilde ik het verhaal vertellen van drie jongens, waarbij een van hen als veertiger terugblikt op zijn jeugd. Maar dat voelde nooit helemaal goed aan. Pas toen ik van een van hen een meisje maakte en haar als dertiger liet terugkeren naar haar geboortedorp, viel alles op zijn plaats en begon het verhaal als een trein te lopen.’

Je noemde dat meisje Eva, wat jouw tweede naam is.

‘Ja, omdat er zoveel van haar in mij zit en haar verhaal tenslotte uit mijzelf komt. Ik stelde ook vast dat ik me veel beter kon inleven in een vrouwelijk hoofdpersonage.’

Lize Spit

Lize Spit (Foto: Keke Keukelaar)

Als je daarbij optelt dat Bovenmeer deels geboetseerd is naar je geboortedorp Viersel, is het toch niet vreemd dat veel mensen je boek als ‘waargebeurd’ ervaren – zeker omdat het ook nog eens in de ik-vorm is geschreven. Toch huiver je een beetje van de vraag naar biografische gegevens.

‘Kijk, een Vlaamse krant heeft onlangs iets gedaan wat ik niet vond kunnen: ze zijn naar Viersel getrokken en hebben daar alle plekken gefotografeerd die in mijn boek voorkomen. Alsof ik non-fictie heb geschreven! Akkoord, je hoeft weinig moeite te doen om de contouren van mijn dorp te herkennen – het is nu eenmaal gemakkelijker te schrijven over iets dat dicht bij je staat – maar anderzijds heb ik ook heel wat zaken verzonnen. Zo is de slagerij die zo’n belangrijke rol speelt in het boek helemaal fictief, want ons dorp had die niet. De keuze voor ‘Bovenmeer’ in plaats van ‘Viersel’ was dan ook bewust, om toch wat afstand te creëren.’

Je ziet het dorp tijdens het lezen heel goed voor je, omdat je heel beeldend schrijft: Eva op de berg ingekuild gras, de Monopoly-briefjes in het gras, de zatte moeder in de kruiwagen met de televisie op haar buik… Daar heeft je opleiding scenario schrijven vast iets mee te maken.

‘Het is inderdaad zo dat ik tijdens het schrijven mijn denkbeeldige camera plaats: op wie zoomen we in? Wanneer is het tijd voor een totaalbeeld? Wat is de kernemotie in deze scène? Dat heeft wellicht ook veel te maken met het feit dat ik heel weinig lees, maar wel elke week een nieuwe film probeer te zien.’

Ook in het echte leven gebruik je die camera – volgens mij is deze heel mooie zin uit je boek honderd procent autobiografisch: ‘Want op alle plaatsen waar ik vaak geweest was, had ik last van diezelfde afwijking: mezelf voortdurend van boven af zien.’

‘Dat klopt (lacht). Alleen is het zo dat ik er geen last van heb. Ik vind het juist heel geruststellend om van onder mijn stolpje naar mezelf en de wereld te kijken en die te registreren. Dat is nu eenmaal hoe ik in het leven sta. Daarom word ik vaak angstig als ik dronken ben: omdat ik dat perspectief dan loslaat en dus de controle verlies.’

Is alles wat je registreert bruikbaar voor je schrijven?

‘Ik denk in elk geval altijd meteen: Kan ik hier iets mee doen? Zo werd onlangs vlak voor mijn ogen een duif overreden. Ik zag ze geplet worden, en wat meer is: ik hoorde ook alle botjes kraken. Een heel intense ervaring, waarbij ik geen medelijden voelde maar me meteen afvroeg of en hoe ik het kon gebruiken.’

Over registreren gesproken: je boek wordt verfilmd door Veerle Baetens. Tevreden?

‘Absoluut. Als ik zie hoe diep ze gaat in haar rollen, denk en hoop ik dat ze mijn boek compromis- en schaamteloos zal aanpakken – ze schrijft trouwens ook het scenario. Maar goed, ik heb besloten me op geen enkele manier met de verfilming te bemoeien. Het boek is niet langer van mij, en al zeker niet over pakweg vier jaar, wanneer de film uitkomt. Ik heb ook niets te verliezen door me niet te moeien: als de film goed is, is hij gebaseerd op mijn boek. En als hij niet goed is, heb ik het scenario niet geschreven (lacht).’

Maar de filmmakers zullen ongetwijfeld keuzes moeten maken, omwille van de vele verhaallijnen en de niet-rechtlijnige structuur van het boek. Welke verhaallijn beschouw jij als de meest filmische?

‘Hmmm, goeie vraag (denkt na). Dan toch het verhaal van de drie musketiers. Je zou kunnen zeggen dat het dan weer zo’n typisch coming of age verhaal wordt, maar ik vind absoluut niet dat ik dat heb geschreven. Ook al omdat ik, zoals gezegd, niet veel lees – ik heb me dus aan niets of niemand gespiegeld. En met de verhaallijn van drie jongeren die samen opgroeien en die ook heel hard voor elkaar zijn – denk aan de scène met de fietsen onder de brug, het nachtelijke schaduwspel of de harde scène op het einde – kan je denk ik het meeste doen op filmvlak.’

Op het einde van het boek zit inderdaad een verschrikkelijke scène. Heb je tijdens het schrijven nooit gedacht: Wow, komt die echt uit mij?

‘Sommige vrienden en kennissen die het boek hadden gelezen, waren wel wat geschrokken, ja. En mijn redacteur heeft zelfs toegegeven dat hij het boek tijdens die bladzijden heeft moeten wegleggen, en zich de vraag stelde of ze dit wel konden uitgeven. Terwijl ik net vond dat ik nog niet ver genoeg was gegaan. Nu, ik ben heel klinisch en nuchter in die dingen, ik kan daar heel afstandelijk over schrijven. Maar dat ik zo hard durfde schrijven, was wél een bevestiging: ik besefte toen dat ik goed bezig was, omdat ik alles op het spel zette.’

Lee Perry
Muziek / Concert

Routineuze commercie van twee dub-genieën

recensie: Lee ‘Scratch’ Perry & Mad Professor @ Q-Factory Amsterdam
Lee Perry

Neem een willekeurige opname. Zet Lee ‘Scratch’ Perry een paar minuten voor de microfoon en achter de knoppen. Resultaat: een instant underground klassieker. Perry zou zelfs de karaoke-versie van ‘Huilen is voor jou te laat’ kunnen voorzien van een dwarse, nonchalante cool. Hij is de tachtigjarige Ronnie Flex. De David Bowie van de dub. Hele volksstammen lopen vanavond uit om hem te zien. Oude rasta’s, Amsterdamse hipsters, Britse toeristen, meisjes met neusringen.

‘Scratch’ was als producer één van de grondleggers van het dubgenre. Hij slaagt er als één van de weinigen binnen de reggaewereld in, om niet in maniërisme te vervallen en zich constant te vernieuwen. Recent maakte hij samen met de Britse techno-nerds van de the Orb nog twee geniale platen vol kosmische dansdub. Ook werkt hij veel samen met Mad Professor, met wie hij een voorliefde voor elektronische invloeden deelt. In 1995 brachten ze bijvoorbeeld Super ape inna Jungle uit. Digitaal had toen nog niet de nare bijklank die het nu heeft in de muziekwereld en de twee experimenteren naar hartelust met alle gecomputeriseerde nieuwe snufjes. De plaat Black Ark Classics, die ze vorig jaar uitbrachten was een stuk minder innovatief. Een aantal van Lee Perry’s nummers uit zijn meest legendarische periode (de seventies) werden afgestoft en productioneel wat opgepompt.

Die ‘nieuwe’ elpee is aanleiding voor hun concert in de Q-factory en dat mogen we weten ook. Nog voor Perry het podium opkomt, heeft the Mad Professor de plaat al twee keer in de lucht gehouden. Op zich is er niks mis met commercie in de muziek. Perry laat zijn studio nog wel eens afbranden en dan is het ook handig als hij nieuwe apparatuur kan kopen. Maar het moet er niet te dik bovenop liggen. Dat verbreekt de magie, die voor een kosmische sjamaan juist zo belangrijk is.

The Mad Professor begint vlot, met snelle percussie en ratelende hihats vanachter een platenspeler en een effectenbak, het klassieke dub-instrumentarium. Het is helaas slechts een opwarmertje. Hierna zet hij een langzame plaat op en ontstaat een kenmerkend loom sfeertje.

Fles bubbels

Gelukkig is Perry wat grilliger. Zijn jasje, pet en microfoon zitten verborgen onder een lading kleurrijke buttons en gouden sieraden. Met zijn eindeloze woordenstroom van buitenaardse poëzie en profetische uitspraken tilt hij de muziek naar een hoger plan. Perry lijkt zich een beetje te vervelen. Hij vraagt (herhaaldelijk) om champagne (‘Champagne, so I won’t feel no pain’) en krijgt uiteindelijk slechts een bekertje spa. Dat gooit hij het publiek in, tot zijn eigen plezier, want als zijn glimlachende assistent uiteindelijk toch nog met een fles bubbels aan komt zetten wil Perry alleen maar nog meer water om zijn fans te kunnen besprenkelen. Zo’n houding is te verwachten van iemand die tegendraadsheid tot een kunst heeft verheven.

‘Play something new,’ verzoekt hij zijn dj, en als die vervolgens de remix van ‘Zion’s Blood’ opzet, kan Perry er geen genoeg van krijgen en vraagt om het nummer langer te laten doorlopen zodat hij nog een coupletje kan doen. ‘I’m not finished!’ Hij zingt verder, met veel bezieling en ondersteund door onwereldse koren. Het is een van de weinige momenten waarop het gegoochel met woorden en geluiden ook echt toverachtig aanvoelt.

Gelikte reclamespot

Mad Professor sluit af met twee nummers van Bob Marley, waarvan Perry ook de productie deed, waar hij duidelijk niet zoveel meer mee heeft. Af en toe zingt hij wat woorden mee en wacht tot het is afgelopen. Het is duidelijk een geste naar het publiek, maar wel erg uitgekauwd. Tijdens de toegift volgt een al even behaagzieke remix van Pharell’s ‘Happy’.

De soms wat gezapige repertoirekeuze zorgt ervoor dat het concert aanvoelt als een gelikte reclamespot voor de nieuwe plaat, en dat is jammer. Juist hun innovatiedrift maakte de twee dubhelden interessant. De professionele maar nogal karige ambience van de Q-factory helpt ook niet mee. Het is een kale loods waar je muntjes moet kopen voor je bier en waar bewakers meerdere keren met veel ellebogenwerk langskomen.

Maar het mag de pret niet drukken. Meer nog dan voor muziek of sfeer lijkt het zeer diverse publiek vooral gekomen te zijn om de legende nog in levende lijve te kunnen aanschouwen. Er worden veel handtekeningen gevraagd, armbandjes gegooid en telefoons omhoog gestoken. Een uitzinnige fan klimt nog op het podium voor een kort dansje maar wordt er hardhandig vanaf gegooid door de assistent, die eerder nog zo sympathiek leek. Die wordt op zijn beurt weer op de vingers getikt door de security. Het lijkt alsof iedereen verschillende belangen heeft en dat heeft zijn weerslag op de sfeer. Spektakel genoeg, maar wat is er gebeurd met ‘one love’?

Gavin James
Muziek / Concert

Zwijmelen, meezingen en lachen

recensie: Gavin James @ Paradiso
Gavin James

De Ierse singer-songwriter Gavin James is bekend geworden met het lieflijke, gevoelige ‘The Book of Love’, een cover van het gelijknamige nummer van The Magnetic Fields uit 1999. De rest van zijn repertoire is in diezelfde stijl. De grote zaal van Paradiso staat vanavond dan ook voornamelijk vol met jonge stelletjes, gekomen om lekker samen te zwijmelen. De sfeer is daar echter niet helemaal naar. Er wordt vooral veel gelachen.

Gavin James timmert al even aan de weg. In 2012, toen pas 19, bracht hij zijn eerste single uit. Daarna volgden enkele EP’s en een livealbum. Sinds maart dit jaar heeft hij ook een eigen studioalbum: Bitter Pill. Vanavond speelt hij zowel oudere singles als nummers van zijn nieuwe plaat.

Craig Gallagher

Craig Gallagher

Gevoelige gitaarliedjes

Het voorprogramma van vanavond is Craig Gallagher. Hij doet een dappere maar helaas vergeefse poging om de aandacht van het publiek te krijgen. Alleen de eerste paar rijen voor het podium lijken te genieten van zijn mooie, warme stem. De rest van de aanwezigen heeft te druk met praten. Misschien komt dit omdat Gallagher meer tijd besteedt aan het vertellen van lange anekdotes en het stemmen van zijn gitaar tussen de nummers door, dan aan muziek spelen.

Het optreden van Gallagher gaat naadloos over in dat van Gavin James. De overeenkomsten tussen de mannen zijn groot: beiden zijn Iers en spelen gevoelige gitaarliedjes, en zelfs qua postuur lijken ze op elkaar. Waar James voorheen meestal alleen met een gitaar op het podium stond, wordt hij nu tijdens sommige nummers bijgestaan door een pianist. Dit is zeker een mooie toevoeging, minpuntje is alleen dat de gitaar vrij hard staat afgesteld, en zo de zang en piano soms overstemt.

Gavin James

Gavin James

Veel sympathie vanuit publiek

Regelmatig vraagt James het publiek mee te zingen met de vele oh’s, oeh’s en ah’s in zijn nummers. De zaal doet dit gewillig en enthousiast, en James krijgt na elk nummer een oorverdovend applaus. De bezoekers hebben hem duidelijk in hun harten gesloten. James oogt sympathiek en bescheiden en lijkt, ondanks zijn op jonge leeftijd behaalde succes, nog erg normaal gebleven te zijn.

De waardering is wederzijds: halverwege de set verlaat James het podium om midden tussen het publiek onversterkt het nummer ‘You Don’t Know Me’ te spelen. Iets wat niet veel artiesten hem na zullen doen, met minstens tien flitsende mobieltjes op nog geen halve meter afstand. Een ander bijzonder moment op de avond is als zijn zus, van wie hij vertelt te hebben leren zingen, het podium op komt om samen met hem Frank Sinatra’s ‘Moon River’ te zingen.

Gavin en Craig

Gavin en Craig

Geen gepaste sfeer

Ondanks de gevoelige liedjes van James, hangt er in de zaal geen intieme sfeer die je hierbij wel zou verwachten. Dit komt voornamelijk door de praatjes van James tussen de nummers door. Hij blijkt een bijzonder opgewekt persoon te zijn met veel humor. In bijna elke zin maakt hij een grap. Hierdoor creëert hij meer een sfeer alsof hij in een pub staat te spelen en op deze manier het publiek voor zich moet winnen. Dit contrast tussen zijn liedjes en zijn gedrag is wat vreemd, en de fans die dachten een avondje weg te kunnen dromen en wellicht zelfs een traantje weg te kunnen pinken bij hun favoriete nummer komen hiermee een beetje bedrogen uit. Dit is jammer, want als James de nadruk had gelegd op het overbrengen van gevoel hadden de nummers veel meer indruk kunnen maken.

Na nog geen uur verlaat James al het podium, om binnen tien seconden terug te keren voor een toegift van ruim een kwartier. Hij maakt de avond mooi rond door het allerlaatste nummer samen met Gallagher te spelen: een cover van ‘Dancing In The Dark’. James kleurt vanavond overal netjes binnen de lijntjes, laat geen valse noot horen en weet het publiek prima te vermaken. Toch keert waarschijnlijk een deel van het publiek licht teleurgesteld weer huiswaarts, omdat ze niet de emotie gevoeld hebben waar ze vooraf op hoopten.