Boeken / Fictie

De helaasheid van vroeger

recensie: Dimitri Verhulst - Mevrouw Verona daalt de heuvel af

Hoewel Dimitri Verhulst al langer rondzwierf in het literaire landschap – denk aan romans als De verveling van de keeper (2002) en het aangrijpende Problemski Hotel (2003) – was het wachten tot 2006 voor diens grote doorbraak. Die kwam met de De helaasheid der dingen, een ‘Reetveerdegemse kroniek’ vol lelijke maar grappige mensen. Op de valreep van datzelfde jaar verscheen alweer een volgend boek van zijn hand, Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Deze warme en diepmenselijke novelle is een geheel ander werk dan De Helaasheid, maar verdient net zoveel bewondering.

De verhaallijn is bijna beschamend eenvoudig: ene mevrouw Verona leefde gelukkig met haar man, meneer Pottenbakker, op een heuvel nabij het Waalse dorpje Oucwègne. In hun stille huwelijksgeluk was er slechts één probleem: meneer Pottenbakker rookte als een schoorsteen. Als gevolg daarvan werd hij ernstig ziek, maar in plaats van de natuur haar gang te laten gaan, besloot hij haar een handje te helpen door zichzelf aan een boom te verhangen. Twintig jaar later besluit de intussen 82-jarige mevrouw Verona de heuvel af te dalen, in de wetenschap dat zij die nooit meer zal (kunnen) beklimmen. In de vallei aangekomen, vleit ze zich neer, en met de blik op oneindig en het dorp in de diepte, mijmert ze over wat geweest is, onbeschaamd nostalgisch. Daar begint het boek, en daar eindigt het eigenlijk ook. Je hoort en leest meteen dat dit werkje behoorlijk afwijkt van De helaasheid der dingen, en dat moet wel de bedoeling van de schrijver zijn geweest: vermijden om gemakkelijk te scoren door verder te wroeten in het ontregelde familieleven van de familie Verhulst, wat hij in die roman met veel zwier en succes deed.

Bejaarde mooie vrouw

De schrijver werd door De helaasheid der dingen meteen gebombardeerd tot de enige volwaardige opvolger van het Vlaamse monument Louis Paul Boon, net als hem iemand die schuimbekkend, maar meeslepend de mensen een geweten wist te schoppen door messcherp de schaapachtige volksziel van de Vlaming te ontleden en zich de vraag te stellen of uit zoiets lelijks ooit iets moois kon bloeien. Verhulst bewijst met Mevrouw Verona daalt de heuvel af dat hij niet de cynicus is die in hem werd vermoed. Waarom? Omdat hij er resoluut voor kiest een vertederend verhaal te vertellen dat niets méér wil zijn dan het relaas van een naar het verleden turende bejaarde mooie vrouw. Wat meer is, ook de stijl van de novelle wijkt volledig af van het voorgaande werk. Het in Vlaamse oerklei geboetseerd taalgebruik voert de bovenhand, wat resulteert in prachtige zinnen als: “zij maakte de stap van maagd naar moeder in één veel te kortstondige omstrengeling”. Zittend in het gras herinnert mevrouw Verona, vernoemd naar de Italiaanse volksheilige die liefde te over had, zich de dagen van weleer: hoe men op een zotte morgen een koe tot burgemeester uitriep (“op hoogdagen werd ze op lookbroodjes getrakteerd”), hoe de veearts in tijden van nood ook wel eens mensen onder het mes nam en hoe mevrouw Verona in haar jeugdige dagen het onderwerp was van menig vrijgezellendroom (“maar in geen enkele fantasie was het één van hen toegestaan hun loomheid uit te slapen in haar armen”).

De heilige van Verona
De heilige van Verona

Tijdens die beschreven herinneringen durft Verhulst gebruik te maken van een taal die niet meer bestaat, van woorden als ‘merkeldagen’, ‘versloried’ en ‘kossems’. Onbeschaamd trekt hij de kaart van de nostalgie (“Omdat de wereld in die richting was geëvolueerd dat men een cijfercombinatie had te onthouden om z’n eigen geld uit een muur te halen”), en het werkt wonderwel. Zonder mededogen, zonder verwijt, zonder vragen laat Verhulst de lezer mee dommelen met een dame die veel heeft meegemaakt en niets meer verwacht. In een veel te kort boekje maakt hij het onmogelijke waar: de tijd doen stilstaan.

Film / Films

IJzingwekkend actuele geschiedenis

recensie: Salvador (Puig Antich)

Weinig mensen zullen zich het verhaal van de Spaanse jongen wiens executie het einde van Franco’s bewind inluidde, herinneren. En toch maakte Manuel Huerga er een film over. Salvador vertelt over een jonge idealist die werd ‘opgeofferd’ om als voorbeeld te dienen. Afgelopen vrijdag beleefde de film op het Amnesty Filmfestival zijn Nederlandse première. Tijdens het kijken bleek hoe actueel het verhaal van Salvador na ruim dertig jaar helaas nog is, en dat het soms goed is om oude koeien uit de sloot te halen.

~

Salvador Puig Antich groeide op in Barcelona, en sloot zich op jonge leeftijd aan bij de MIL (El Movimiento Ibérico de Liberación). Deze groep anarchistische idealisten beroofde eind jaren zestig banken om het geld aan de arbeidersbeweging te geven. Jonge Robin Hoods dus, die met hun daden probeerden iets te betekenen voor de onderdrukten, en tegelijkertijd het dictatoriale schrikbewind van Franco aan de kaak wilden stellen. Hoewel ze hun wapens alleen als pressiemiddel gebruikten, moest hun nonchalante manier van beroven – ze droegen bijvoorbeeld geen maskers – een keer misgaan.

Schijnproces

En jawel, Salvador wordt verraden door een gemartelde maat, waarna een zeer gewelddadige arrestatie volgt. Een jonge agent sterft, en de zwaargewonde Salvador wordt als dader afgevoerd. De uitkomst van het proces dat volgde stond van tevoren al vast, aangezien het regime een voorbeeld nodig had om de bevolking onder de duim te houden. De terdoodveroordeling was dus geen verrassing, maar het vervolg wel. Iedereen verwachtte dat Salvador wel gratie zou krijgen van Franco omdat de omstandigheden bij de schietpartij tijdens zijn arrestatie erg onduidelijk waren, en ook vanwege het feit dat hij nog erg jong was. Helaas liep het anders af. Dankzij een bomaanslag van de ETA waarbij de gedoodverfde opvolger van Franco om het leven kwam, verloor de dictator zijn laatste greintje mededogen en kon zelfs de Paus hem niet op andere gedachten brengen. Zo kon het gebeuren dat de 25-jarige Salvador op 2 maart 1974 met een garotte (een barbaarse, middeleeuwse methode) werd geëxecuteerd.

Sociale verhoudingen

~


Niet echt geschikt voor een avondje popcorn eten misschien, en toch is Salvador geen zwaar op de maag liggende film. Er wordt haast niet ingegaan op de achterliggende problematiek, en de film gaat er ook vanuit dat je weet wie Franco was en wat de gevolgen van zijn bewind waren. Het draait veel meer om het menselijke aspect van het verhaal, en dat maakt Huerga’s eerste film bijzonder verteerbaar. De kijker volgt de gebeurtenissen en leert, net als de mensen om hem heen, Salvador steeds beter kennen. Hij is eigenlijk niet de hoofdmoot van de film, want het draait vooral om de sociale verhoudingen. Zijn zussen, de gevangenisbewaarder en vooral Salvadors advocaat zijn cruciaal voor het verhaal, en door die verschillende perspectieven wordt een verheerlijking van de titelheld voorkomen. Ze vervangen als het ware het geweten van de kijker die behoorlijk vrij wordt gelaten bij het vormen van een eigen mening over rechtvaardigheid, geweld en de doodstraf. Het einde, dat natuurlijk al vaststaat maar toch enorm beklemmend en direct is, laat daarentegen weinig aan de verbeelding over.

Hoewel de film dus niet meeslepend negatief is, zijn de spanning en het ongemak uit die tijd vanaf het begin te voelen. Verzet is van alle tijden, en het verhaal zou ook jonge mensen van nu griezelig bekend voor moeten komen. Juist omdat de Salvador in de film rustig blijft en zich niet volledig laat gaan – de echte Salvador schijnt ook zo gereageerd te hebben: hoop was de enige optie – voel je als kijker plaatsvervangende onrust. Dat je weet hoe de film afloopt draagt daaraan bij, maar het is vooral de geniepige onmacht in de laatste tien minuten die ondergetekende rillingen bezorgden.

Kritiek

~

Toch zijn er kritieken over het gebrek aan diepgang dat de film zou hebben, en de melodramatische toon die gemakkelijk de tranen trekt. De huidige anarchistische beweging in Spanje heeft Salvador op hun website genadeloos neergesabeld, en ook regisseur Manuel Huerga krijgt er van langs. Toen ik hem in januari vroeg om een reactie op deze weinig genuanceerde kritieken, reageerde hij geagiteerd:

“Zij zeggen dat we van Salvador een commercieel product maken. ‘Salvador zou tegen mensen zoals jij vechten’, ja, dat zou best zo kunnen zijn. Ze verbieden me om een film te maken over iemand die volgens mij gekend moet worden in de geschiedenis. Als het wel commercieel is, wat dan nog? Het is vrijwel niet mogelijk om politiek geëngageerde films te maken zonder dat aspect. Heb je Lord of War gezien, bijvoorbeeld?”

Huerga was in Spanje tot nu toe vooral bekend als soapregisseur, maar hij heeft een bijzonder helder doel voor ogen met deze film:

“Wat voor mij belangrijk is, is dat jonge mensen de toekomst hebben. Ik hoop dat ze begrijpen dat we niet goed bezig zijn. De westerse landen, met onze i-Pods, het vrije woord, het homohuwelijk, dit is een modelgemeenschap die we hebben gecreëerd. Die wereld hebben we te danken aan de uitbuiting van de Derde Wereld. Ik denk dat alle westerse landen, hoezeer we de heer Bush ook haten, evengoed op een lijn zitten met hem. Hij is de president van de westerse mensen. We zijn medeplichtig aan zijn systeem.”

Als regisseur van een beladen film als deze kun je nooit iedereen tevreden stellen, en daar is Huerga zich van bewust. Hij heeft echter zijn huiswerk goed gedaan, want hij sprak uitgebreid met mensen van de MIL, de gevangenisbewaarder en ook Salvador’s zussen:

“Het zijn mijn vrienden! Ik heb die mensen nodig om het verhaal goed te vertellen. De critici zien Salvador als held, en kenden hem niet persoonlijk. Ze vinden dat hun held wordt neergehaald. De andere kant vindt de film een excuus voor terroristen, een positief portret van een moordenaar.”

Een vrijheid verworven door anderen

~

Voor een anarchist zal de film – tot aan de laatste 10 minuten – inderdaad misschien wat lichtvoetig zijn, maar hij is dan ook bedoeld voor een totaal ander publiek. Huerga wil de huidige generatie jongeren en jongere ouderen bereiken, mensen die geen dictatuur of echte onderdrukking hebben gekend en in een vrijheid leven die is verworven door anderen. Hij is blij met het resultaat:

“Vooral omdat het de zussen waarschijnlijk helpt met het heropenen van de zaak. Iedereen in Spanje kent nu het verhaal, dus de rechtbank moet ze wel serieus nemen. Het probleem is alleen dat er 12.000 onopgeloste zaken zijn zoals die van Salvador.”

En dat is alleen nog maar in Spanje; wereldwijd bekeken is het verhaal van een jongen die het vechten voor zijn idealen en tegen overheersing moet bekopen met de dood helaas nog ijzingwekkend actueel.

Film / Films

Een Texaanse tornado

recensie: Shut up and Sing

Clara Harris uit Houston ontdekte in 2003 dat haar man ontrouw was. Hij zat in een dichtbij gelegen motel met zijn minnares. Clara sprong in haar Mercedes en reed er naartoe. Haar man liep over de parkeerplaats en kon net schaapachtig glimlachen naar haar, voordat ze zonder aarzeling plankgas gaf en over hem heen reed. Hij bewoog nog, dus ze deed het nog twee keer om zeker te zijn dat hij nooit meer overeind zou komen. Clara zit nu in de gevangenis. Er bestaat echter zoiets als Texas Law: die staat is bekend om haar milde behandeling van boze vrouwen die ernstige delicten plegen. In het klassieke lied The Girls From Texas verhaalt muzikale antropoloog Ry Cooder over een Texaanse die jaren geleden haar ontrouwe man doodschoot. De rechter seponeerde het proces want, zei hij, “That’s the way the girls are from Texas“. Stoer en compromisloos, behandel ze eerlijk of ze worden boos.

Vlak voor de VS invasie van Irak in maart 2003 was Natalie Maines uit Lubbock, zangeres van The Dixie Chicks, ook boos toen ze in Londen het podium betrad. Ze riep tegen het publiek in de toepasselijk genaamde Shepherds Bush Empire dat ze zich schaamde dat haar President uit Texas kwam. Maar toen rechts conservatief Amerika lucht kreeg van haar uitlatingen schoot de stront met orkaankracht uit de hogedrukspuit over Natalie heen: in Amerika wilden ze de disloyale Chicks lynchen.

Tres chicas

~

De titel van deze documentaire verwijst naar het sarcastische advies van talloze tierende countryradio-dj’s aan de Chicks: ga zingen en mondje dicht verder. Regisseuses Barbara Kopple en Cecilia Peck geven een onderhoudend en vaak spannend beeld van de rel rond de drie meiden die in wezen even Amerikaans en patriottisch als Bush zelf zijn, maar zonder de godsdienst-tic. Voor de rel waren ze Amerika’s succesvolste act. Leadzanger Natalie Maines, met een stem als een kettingzaag, zorgt met Martie Maguire en Emily Robison voor kippenvel-countryharmonieën overgoten met warme viool en dobro-gitaargeluiden. Hun muziek paste begin jaren negentig in de grote traditie van country-iconen als Patsy Cline en Hank Williams. Zeker niet vernieuwend of verrassend, maar het zijn talentvolle rasmuzikanten. Makkelijk te begrijpen waarom conservatief Amerika als een blok viel voor deze spetterende tres chicas.

Maar na The Shepherds Bush Empire kwam de professionele afgang. Ze werden radicaal geboycot, hun liedjes donderden uit de hitlijsten. Zelfs hun sponsor, het machtige Lipton’s Tea, wilde de Chicks dumpen. Als Amerika ten strijde trekt moet je achter je land staan, anders ben je persona non grata. Maar Natalie, een ware Texaanse tornado, wist van geen wijken. Ze beriep zich op het First Amendment to the United States Constitution (het recht op vrijheid van meningsuiting), en nam geen woord terug. De rel was vergelijkbaar met die van veertig jaar eerder toen John Lennon beweerde dat The Beatles populairder waren dan Jezus, en hij rechts christelijk Amerika tegen zich in het harnas joeg. Met als gevolg radioboycots en openbare platenverbrandingen. The Dixie Chicks kregen een soortgelijke lading redneck-bullshit over zich heen. Hoogtepunt van de hetze was eind 2003, toen de Chicks een brief van een aangekondigde dood kregen, die van Natalie. Bij hun volgende concert In Dallas zou zij doodgeschoten worden, net als President John F. Kennedy. Natalie eiste bescherming, tot en met tanks en The National Guard toe. Ja, ja, dacht haar Engelse manager Simon Renshaw, ze denken niet kleinschalig in Texas. Maar uiteindelijk gingen de stoere meiden, zonder opzichtige bescherming, toch het podium op.

Lange neus

In de jaren daarna was Renshaw even standvastig als de Chicks zelf. Hij sprak een senaatscommissie toe over radio consolidation (een soort kartelvorming die er toe had geleid dat de Chicks’ muziek geboycot werd). Senator John McCain viel Renshaw bij en vond de boycot een belediging voor de First Amendment. Renshaw riep ook meester-producer Rick Rubin in om de nieuwe cd van de Chicks een andere wending te geven. Rubin had eerder de carrières van grootheden als Johnny Cash, met zijn onvolprezen American Recordings, en Neil Diamond (met Twelve Songs) een nieuwe impuls gegeven. En de door Rubin geproduceerde cd Taking the Long Way werd in 2006 een doorslaand succes en won begin dit jaar maar liefst vijf Grammy Awards, de belangrijkste prijzen in de Amerikaanse muziekindustrie. Een lange neus naar de countryzenders, want de Chicks wonnen tevens de prijs voor alle genres waarmee het gelijk van goeroe Rubin werb bewezen. Hij had ze altijd als een grootse rock-act gezien, niet slechts als country.

~

Eind 2006 stond Natalie weer in de Shepherds Bush Empire. Zij vertelde dat haar uitlatingen van drie jaar eerder spontaan maar welgemeend waren. En om misverstanden te voorkomen herhaalde ze dat ze zich nog steeds dood schaamde dat Bush afkomstig was uit Texas. The Dixie Chicks zijn back on top, en George W. Bush is nooit zo impopulair geweest. Niet sollen dus met die Texaanse meiden. Behandel ze eerlijk of laat ze met rust want, zoals Ryland P. Cooder ooit zong, That’s The Way The Girls Are From Texas.

Boeken / Non-fictie

Een non-introductie tot Deleuze

recensie: Alain Badiou - Deleuze. Het geroep van het zijn

Deleuze. Het geroep van het zijn is na De ethiek (2004) en De twintigste eeuw (2006) het derde werk van de Franse wijsgeer Alain Badiou dat in het Nederlands is vertaald. Deleuze biedt een interpretatie van het werk van Gilles Deleuze (1925-1995) met wie Badiou gedurende een aantal jaren een briefwisseling heeft gehad.

Deleuze als denker van de eenheid

In het begin van zijn boek legt Badiou uit dat Deleuze misschien wel de belangrijkste filosoof is tegen wie hij zich afzet:

Terwijl ik bezig ben een ontologie van het veelvoudige te ontwikkelen, word ik mij er meer en meer van bewust dat ik deze hele onderneming positioneer vis-à-vis Deleuze en tegenover niemand anders.

~

Deleuze staat net als Badiou bekend als denker van het veelvoud en Badiou vertelt in zijn inleiding dat zijn briefwisseling met Deleuze in het teken stond van precies dit thema. In deze briefwisseling stelt Badiou dat ondanks zijn aandacht voor de veelvoud, Deleuze vasthoudt aan het idee van “de virtuele Totaliteit”. Badious boekje over Deleuze is een uitwerking van deze these aan de hand van verschillende invalshoeken.

De centrale these van Badious boek is dus dat Deleuze moet worden begrepen als een denker van de eenheid. In hoeverre dit kan en in hoeverre deze these een zinvol perspectief biedt op Deleuzes oeuvre is voer voor experts in het werk van Deleuze. Uit het hele boek van Badiou blijkt dat het zich invoegt in een academische discussie en dat het binnen die discussie een provocerende positie wil innemen. Binnen het bestek van zo’n academische discussie zullen Badious overwegingen vast en zeker als een zinvolle bijdrage worden ervaren, maar voor een breder publiek is het niet direct duidelijk waarom dit boek gelezen zou moeten worden.

De reeks Denkers

Deleuze is verschenen in de reeks Denkers. De andere bijdragen in deze reeks geven gemiddeld gesproken een gedegen uitleg van de denker die centraal staat. In het bijzonder zou ik daarbij willen wijzen op de bijdragen over Derrida en Sartre. Badious bijdrage over Deleuze heeft een ander karakter. Dit wordt al geconstateerd op de achterkant van het boek waar vooral de eigenzinnigheid van Badious interpretatie aangeprezen wordt. Maar ik betwijfel of deze eigenzinnigheid aanleiding is tot het aanprijzen van het boek. Naar mijn smaak betekent deze eigenzinnigheid dat dit boek geen evenwichtige uitleg van Deleuze biedt en daarom ook ongeschikt is voor een reeks die in de eerst plaats inleidend beoogt te zijn.

De eigenzinnigheid van Badiou zorgt er bovendien voor dat het niet duidelijk is of de uitgever dit boek nu bedoelt ter kennismaking met Deleuze of met Badious eigenzinnige wijze van interpreteren. Eigenlijk slaagt dit boek in geen van beide. Deleuze is te eenzijdig en te ingewikkeld weergegeven waardoor de lezer geen mogelijkheid wordt geboden kennis met zijn werk te maken en Badious aanwezigheid is te impliciet en te zeer verscholen achter een Deleuze-interpretatie.

Ten slotte is Badious inleiding niet alleen zeer gekleurd, maar tevens zeer complex en zeer moeilijk te begrijpen voor de lezer die niet vertrouwd is met Deleuzes toch al ingewikkelde begrippenapparaat. Zelfs wanneer deze inleiding evenwichtig zou zijn geweest, zou ze nog door haar ontoegankelijkheid een non-inleiding opleveren.

Alleen een boek voor kenners

~

Mijn voorgaande kritische opmerkingen betekenen natuurlijk niet dat Badious boek mislukt is. Zoals ik al constateerde is het boek vast en zeker waardevol voor degenen die de discussies rondom Deleuzes werk grondig kennen en die de provocatie van dit boekje begrijpen. Maar dit betekent volgens mij dat alleen Deleuze-kenners dit boek met plezier zullen lezen.

Nu is de omvang van de groep Nederlandstalige Deleuze-kenners heel beperkt. Gevoegd bij mijn vorige opmerking lijkt mij slechts één conclusie mogelijk: deze vertaling is overbodig. Er zijn betere introducties op Deleuze geschreven die beter in de reeks Denkers zouden passen en wanneer de uitgever met deze vertaling beoogt Badious oeuvre voor het Nederlandstalige publiek te ontsluiten, dan zijn er andere en meer geschikte boeken te vinden die de moeite van het vertalen meer dan waard zijn, zoals Manifeste pour la philosophie.

Nu zit de lezer helaas opgescheept met een boek dat vlees noch vis is, dat Deleuze noch Badiou uitlegt en dat zich bovendien verliest in ontoegankelijkheid. De kenner van Deleuze raad ik aan er kennis van te nemen, maar iedereen die meer te weten wil komen over Deleuze of Badiou kan zich beter niet aan dit boek wagen.

Film / Films

Man met een missie

recensie: The Monastry – Mr. Vig & the Nun

De eigenzinnige 82-jarige Jørgen Laursen Vig koestert al jarenlang een droom: het kasteel dat hij ooit voor 350.000 kronen op de kop tikte, omtoveren tot een klooster. Het patriarchaat van de Russisch-orthodoxe Kerk in Moskou ziet er brood in en stuurt een delegatie nonnen naar het landgoed van de oude Deen. Filmmaakster Pernille Rose Grønkjaer volgde in de documentaire The Monastry – Mr. Vig & the Nun hoe Vigs droom, zij het anders dan hij zelf verwacht, uiteindelijk werkelijkheid wordt. De film won tijdens IDFA 2006 de Joris Ivens Award.

Onuitputtelijk is de stokoude Vig in de weer met het repareren van zijn vervallen vesting. Voordat de Russische nonnen hun intrek kunnen nemen, moet er nog een hoop gebeuren. In zijn onzekerheid overlegt hij met de regisseur. “Zouden ze onder witte lakens willen slapen?” Als de delegatie onder leiding van de pittige jonge zuster Amvrosija arriveert, wordt al snel duidelijk dat de op zichzelf wonende Vig niet gewend is aan vrouwelijk gezelschap, laat staan aan tegenspraak. In eerste instantie verwijdert hij geduldig al zijn oosterse relikwieën, omdat deze niet bij de zusters in de smaak vallen (een Chinees opiumbed bijvoorbeeld). Maar als zuster Amvrosija haar wensenlijstje met betrekking tot de te creëren kapel presenteert, lopen de irritaties al snel op.

Ruimte om te schitteren

~


Met zijn lange grijze sik, zijn reusachtige bril -die af en toe met ducktape aan elkaar hangt-, en een grote bontmuts op zijn hoofd, leunt Vig tussen het werken door op zijn schop en praat tegen de camera. Regisseuse Grønkjaer geeft hem alle ruimte om te schitteren. Hij wijdt uit over zijn eenzame jeugd, zijn aversie voor neuzen, en zijn problemen met de komst van zuster Amvrosija. “Pas als we geen van twee onze zin krijgen is alles weer koek en ei tussen ons”, verzucht hij geïrriteerd na het zoveelste meningsverschil.

De film biedt een boeiende kijk op de strijd die ontstaat tussen twee fascinerende karakters. De koppige Vig die al zijn hele leven alleen is en, zoals hij zelf meent, eigenlijk niet van mensen houdt. En de doortastende Amvrosija die duidelijk weet wat ze wil, ook al krijgt ze de hele bestuursraad van het kasteel tegenover zich. Als een getrouwd echtpaar zien we de twee kibbelen. Het is hilarisch en ontroerend tegelijk en als kijker ontstaat de behoefte je er tegenaan te willen bemoeien. Iets waar ook de filmmaakster mee lijkt te worstelen.

Gelaagde film

~

Hoe zwaar Vig het ook heeft met zijn nieuwe huisgenoten, hij is niet van zijn plannen af te brengen. Als Grønkjaer naar zijn motivatie vraagt, antwoordt hij dat het een oude ambitie van hem is om iets blijvends neer te zetten. “Zou jij geen film willen maken die geschiedenis zal schrijven?”, vraagt hij haar. Zo wordt The Monastry, mede door het mooie camerawerk en de meeslepende muziek gecomponeerd door Johan Söderqvist, meer dan alleen een portret over een eigenwijze man met een plan, maar een gelaagde film die met thema’s als toewijding, nalatenschap en tolerantie een blijvende indruk achterlaat.

Lees hier het interview met de regisseuse van deze film.

Film / Films

Shakespeare in tiende-eeuws China

recensie: Curse of the Golden Flower (Man cheng jin dai huang jin jia)

Het is de tiende eeuw, ten tijde van de Tang-dynastie, als het ‘festival van de chrysanten’ nadert in het keizerlijke paleis. De voorbereidingen zijn in volle gang en het plein van het paleis wordt uitbundig versiert met gouden bloemen. Achter de deuren van het paleis gebeuren echter minder fraaie dingen.

De keizer is systematisch zijn vrouw aan het vergiftigen, die weer een affaire heeft gehad met haar stiefzoon. De tweede zoon van de keizer komt na een lange tijd verbanning weer thuis en de derde worstelt voor de erkenning van zijn vader. Terwijl het festival dichterbij komt, worden de gespannen verhoudingen en het duistere verleden van de keizerlijke familie steeds duidelijker.

~

Dat Yimou Zhang een beeldenkunstenaar is, was al duidelijk. Met prachtige decors en kostuums en kunstig gechoreografeerde vechtsequenties maakte hij al eerder kunstwerkjes als Hero en House of Flying Daggers. In tegenstelling tot deze twee zit er in Curse of the Golden Flower een beduidend mindere hoeveelheid spectaculair zwaardgegoochel. De film is meer gericht op het persoonlijke drama dan het visuele bombardement. Meervoudige incest, intriges, lust en moord; het heeft veel weg van een Shakespeariaans drama.

Vliegende ninja’s

Dat neemt niet weg dat de film er adembenemend uitziet. Natuurlijk zijn er weer de prachtige decors en kostuums (hoewel de decolletés van de jurken enigszins ongeloofwaardige zijn) maar ook de tegenstelling van de massaal uitgevoerde, ritmische rituelen in de vertrekken van de bedienden en de stille intriges in de keizerlijke vertrekken zijn met veel aandacht uitgewerkt. De strijd tussen duizenden soldaten op de binnenplaats van het paleis aan het einde van de film is groots en meeslepend en ook de vliegende ninja’s (hoe belachelijk het ook klinkt) zien er spectaculair uit.

~

Het spel van de acteurs is ook weer typisch voor een Zhang-film. Hoewel het drama er duimendik bovenop ligt, kan niet voorkomen worden dat het geheel een ontroerende indruk achterlaat. Yun-Fat Chow (voor de verandering een keer de bad guy) schittert in zijn rol als sadistische keizer en Li Gong is overtuigend als gesloten en kil aandoende vrouw, die langzaam maar zeker begint te breken en wiens beweegredenen steeds duidelijker worden. Alle ellende – die aan een stuk door op je afgevuurd wordt – is af en toe wel even te veel. Geheel in tegenstelling tot alle bestaande filmconventies stevent het verhaal af op een onvermijdelijk dramatisch einde. De natuurlijke menselijke behoefte aan een happy end wordt daarin pijnlijk duidelijk.

Curse of the Golden Flower zal voor de liefhebber van grote hoeveelheden spetterende martialarts een bittere tegenvaller zijn, maar degene die geniet van Zhangs overdonderende visuele stijl en zijn typische ironische dramatiek zit bij deze film goed. Deze keer geen onmogelijke liefdesrelatie die centraal staat, maar de levens van een groep mensen die allemaal in de macht zijn van een nietsontziende, machtige man. Een film om over je heen te laten komen, om je door mee te laten sleuren en vooral weer om met een grote korrel zout te nemen.

Boeken / Strip

Een dromende kluizenaar

recensie: Jozef Peeters - Rene Follet: Un rêveur sédentaire

Er zijn striptekenaars waar je zelden of nooit iets over leest of hoort. Die werken in alle stilte aan de eeuwigheid. Sommigen hoor je nooit omdat ze door niemand gehoord willen worden, anderen omdat ze niets willen zeggen. René Follet hoort bij die laatste groep. Ieder verzoek voor een interview wordt beleefd door hem afgewimpeld.

Al meer dan zestig jaar werkt René Follet aan een even omvangrijk als imposant oeuvre. Hij begon zijn loopbaan als illustrator al in 1945. Eerst in tijdschriften van de scouting, totdat hij in 1948 zijn eerste tekeningen in het stripweekblad Kuifje zag verschijnen, een jaar later gevolgd door publicaties in het stripweekblad Robbedoes. Daardoor werd hij al snel een uitzondering in het Belgische stripmillieu, hij publiceerde immers in twee uitgesproken concurrenten van elkaar, Kuifje en Robbedoes.

Grijstonen

Illustratie uit Steven Severijn
Illustratie uit Steven Severijn

In de jaren veertig tekende hij ook zijn eerste beeldverhalen, wederom voor scoutingbladen. Het was duidelijk nog het zoeken van een jonge auteur. Het vlot van de Meduse, een Oom Wim-verhaal dat in 1951 in Robbedoes verscheen, is één van de eerste geslaagde stripverhalen van zijn hand. Vele andere stripreeksen zouden volgen, waaronder Steven Severijn, Edmund Bell en Daddy, maar, minder bekend bij het grote publiek, besteedt hij het leeuwendeel van zijn tijd aan zijn grote passie: het illustreren. Vele duizenden illustraties heeft hij al gemaakt in die zestig jaar, zowel in kleur, zwartwit als grijstonen. Vooral in die laatste techniek is hij een onbetwiste meester.

Ondanks dat hij één van die tekenaars is die het liefst in anonimiteit leeft, is er een Franstalige monografie van de hand van de Vlaamse stripkenner Jozef Peeters verschenen. In dit 176 pagina’s tellende boek wordt een uitgebreid beeld van Follets loopbaan geschetst. Niet alleen in tekst, maar vooral in beeld. Naast een algemeen hoofdstuk over Follets werk en een hoofdstuk over zijn beeldverhalen, is er ook een aantal thematische hoofdstukken opgenomen over onder andere de illustraties die hij maakte bij de Bob Morane-verhalen van Henri Vernes en bij het werk van John Flanders/Jean Ray. Ook komt Follets werk voor Nederlandse stripbladen aan bod. Zo maakte hij illustraties voor de stripweekbladen Pep en Donald Duck en tekende hij voor het stripweekblad Eppo de strip Steven Severijn op basis van scenario�s van Gerard Soeteman, tekstschrijver van vrijwel alle films van de Nederlandse filmmaker Paul Verhoeven. Ook tekende hij voor Eppo op scenario van Wilbert Plijnaar het korte verhaal Op het spoor van de Yeti. Aan een aantal vrienden en collega’s van Follet werd gevraagd een bijdrage te leveren. Dit resulteerde in getuigenissen in woord of beeld van onder andere Emmanuel Lepage, Frank Pé, Tibet, René Hausman, Derib en onze eigen Martin Lodewijk, met wie Follet twee verhalen van Edmund Bell maakte. Als afsluiting is er in het boek een gedegen bibliografie opgenomen die niet alleen handig is, maar zeker ook indrukwekkend door het enorme beschreven oeuvre.

Dwarsdoorsnede van het oeuvre

Illustratie uit Steven Severijn
Illustratie uit Steven Severijn

De monografie is ook voor niet Franstalige liefhebbers van het werk van René Follet een ware must. Met zijn 400 illustraties en afbeeldingen in kleur is het boek een lust voor het oog. Er wordt een dwarsdoorsnede gemaakt uit Follets oeuvre waardoor een fascinerend overzicht van het werk van de tekenaar wordt gegeven, van jeugdtekeningen tot het beeldverhaal waar hij momenteel aan werkt. De tekeningen in het boek zijn afkomstig uit zowel het archief van Follet als uit de collecties van een aantal verzamelaars. Ook is materiaal gebruikt, afkomstig uit de archieven van Het Stripschap en het Stripdocumentatiecentrum Nederland. Het boek bevat daardoor veel onbekend en nooit eerder gepubliceerd materiaal. Zo werden talrijke illustraties opgenomen die Follet schilderde op verzoek van liefhebbers. De onderwerpen van deze vrije prenten lopen uiteen van de tocht van Hannibal over de Alpen tot de fantastische hommages aan Franquin die Follet schilderde.

Het boek is uitgegeven door Uitgeverij L’Age d’Or in Charleroi, een kleine uitgever die van tijd tot tijd fraaie boeken uitgeeft over Belgische stripauteurs die niet door de grote uitgeverijen worden ge�erd met een boek. Over Hergé en Hugo Pratt zijn inmiddels kasten vol boeken verschenen, om maar een voorbeeld te noemen, maar auteurs als Macherot, Tillieux en Follet hebben gelukkig een ereplek gevonden bij deze Vlaamse uitgever.

Voor meer informatie en bestellingen kunt u e-mailen naar: folletboek@xs4all.nl

Theater / Achtergrond
special: Festival Cement

Onverwachte verrassingen én tegenvallers op Festival Cement

.

Zondag 25 maart

After the end – Domien Van Der Meiren

Foto: Carry Gisbertz
Foto: Carry Gisbertz

Zij wil dolgraag geloven in de goedheid van de mens, in de schoonheid van de wereld. Hij vertrouwt niets of niemand en wil het meisje voor zichzelf alleen. In zijn hoogstpersoonlijke schuilkelder hebben de collega’s en ‘vrienden’ Louise en Marc voor het eerst gelegenheid om echt met elkaar te praten. Het leidt slechts tot desillusies.
After the end. De ruimte is kaal, zoals het een schuilkelder betaamt. De vloer is bedekt met lichte matrassen, in de hoek staat een po, in de andere een kist. Wat dekens, een paar lampen, da’s al. Zij vraagt hem in de openingsscène te vertellen hoe het ging; eerst redelijk nuchter, maar steeds meer geërgerd herhaalt hij hoe de wereld in elkaar stortte na een atoomaanval en hoe hij haar met gevaar voor eigen leven door de puinhopen naar zijn huis droeg. Daar zitten ze nu, in afwachting van het afnemen van de radioactiviteit.
De sterke tekst van Dennis Kelly laat de toeschouwer vanaf moment één twijfelen aan de werkelijkheid van deze gebeurtenissen zonder dat hij er helemaal zijn geloof in verliest. Een tikje onzorgvuldigheid in de voorgestelde feiten, een snufje onzekerheid bij het meisje, een toenemend gevoel dat Marc haar vooral niet gunde aan de rest van de wereld. Maar het laat allemaal genoeg ruimte voor allebei de mogelijke gruwelijke waarheden.
Deze ingrediënten zijn ruim voldoende voor een akelige belevenis. Die bevat overigens de nodige humor, al is die meestal gitzwart. Acteurs Lien de Graeve en Mark Kraan spelen de eerste laag van hun personages – hippe, maar nadenkende griet tegenover intelligente, maar poetszieke hopeloze sukkel – overtuigend en meeslepend. Ze laten helaas wel onvoldoende doorschemeren wat ze tussen hun talloze beleefdheden door werkelijk voelen jegens elkaar. Mag Louise hem echt of is ze gewoon zo’n meisje dat iedereen z’n bestaan gunt, inclusief gekkigheden?
Hoe dan ook: Louise is overduidelijk de ontvoerde prinses en Marc de griezelige en gevaarlijke draak – al gaat zij met zichtbare tegenzin mee in het spelen van zijn favoriete spelletje Dungeons and Dragons. Hij gaat steeds verder om haar te breken, maar zij laat zich niet erg makkelijk vangen door de man die tot – bijna – aan het eind zowel haar belager als haar beschermer zou kunnen zijn. (Moon Saris)

Zaterdag 24 maart

Het begin van het einde van het begin – Madeleen Bloemendaal

Het kan niet anders of Madeleen Bloemendaal heeft alle toeschouwers aan het denken gezet in haar nieuwste voorstelling Het begin van het einde van het begin. Terwijl de witte magiër het zojuist in zijn zwart-witte wereld belande paarse meisje ondervraagt over wat ze deed voor ze kwam aankloppen, zoekt de hele zaal beslist met haar mee naar de antwoorden. Hoe was mijn laatste fietstocht? Wat was mijn laatste feestje? Wanneer at ik mijn laatste pannenkoek?
Bloemendaal eindigt haar drieluik over ieders zoektocht naar zijn of haar plek in de wereld met de dood van een jonge vrouw, gespeeld door haarzelf. Aan de poort, of eigenlijk naast de put, treft ze een man (Simon Versnel) die haar aan de hand van zijn eigen anekdotes afscheid laat nemen van haar jeugdige, maar jachtige leven.
De schrijfster/regisseuse/actrice pakt dit zware onderwerp op haar eigen luchtige en lievemeisjesachtige maar toch serieuze manier op. Bijvoorbeeld door te beginnen met een verbijsterend openingsgesprek – gevoerd via een rode telefoon. Door het handgeschreven doelijstje – de duizend taken die je beslist moet afhebben voor je doodgaat. Door het ietwat te laat opgemaakte testament – van die dingen waar je simpelweg niet bij stilstaat als je jong bent. Door het inventariseren van wat ze belangrijk had gemaakt in haar leven – maar wat het eigenlijk toch niet was.
Ondanks de bijzondere intentie van de voorstelling en de intrinsieke intensiteit van de aangekaarte onderwerpen is het Het begin van het einde van het begin geen heel spannende voorstelling. Dat heeft veel te maken met de acteurs, die in het geraffineerde decor met hun wat houterige spel en niet bepaald spetterende interactie allebei niet echt weten te overtuigen. En er wringt nog wat. Blonk Bloemendaals deel twee, Lied van een vreemde, uit in associatieve kracht en subtiel gebruik van het gesproken woord, in dit slot worden bovengenoemde juweeltjes omringd door een veelheid aan concrete, gesproken vingerwijzigingen. Werkten de verstilde bewegingssequenties in de vorige voorstelling heel sterk, hier vallen ze dan ook een beetje in het niet bij al het geklets uit de mond van die gekke goochelaar die het meisje haar welverdiende rust helaas pas na een heel uur gunt. (Moon Saris)

Zo is mijn hand een pistool – Jef Van gestel

Foto: Carry Gisbertz
Foto: Carry Gisbertz

Games en wat ze in (jonge) mensen losmaken. Dat is het thema van Zo is mijn hand een pistool van de Vlaamse theatermaker Jef Van gestel. De jonge regisseur/schrijver is niet in de valkuil getrapt zijn voorstelling vol te stoppen met beeldschermen. Een pakkende tekst, drie aansprekende Vlaamse acteurs, een handvol accessoires en een spectaculair lichtplan blijken genoeg om drie kostschoolkids en hun spannende belevenissen van, zeg, een week over het voetlicht te brengen. En niet te vergeten als bonus de half vervallen Ridderbrouwerij, die inderdaad makkelijk het decor zou kunnen zijn van een hippe game.
Het was een riskante onderneming, een stuk maken dat is ingegeven door het vreselijke fenomeen van moordende jongeren die zeggen geïnspireerd te zijn door films en spelletjes. Van Gestels voorgaande twee, Chocorammekes met boto en Tuttefrut, waren twee bescheiden portretjes van vreemde vogels – maximaal opzienbarend, maar niet bepaald bruut. Dit keer leidde zijn verwondering over bijzonder menselijk gedrag tot een fantasierijke schets van kids die de weg helemaal kwijt zouden kunnen raken. Maar dat gelukkig niet doen, omdat ze zich slechts laten meeslepen tot de grens van menselijkheid – en niet erover.
Van Gestel speelt slim met de verwarring die ontstaat als fictie en realiteit door elkaar lopen. Met een fikse dosis humor in woord én beeld (mijn god, die kabouters!) laat hij zijn clubje hartveroverende acteurs (Peter Vandemeulebroecke, Tom Ternest en Saar Vandenberghe) verzeild raken in steeds grimmiger wordende fantasieën over de good guys en bad guys van het witte doek en de spelcomputer. Met geloofwaardige personages, verhoudingen en ontwikkelingen, een verrassende wending en een spectaculair happy end raakt het stuk goed aan de leefwereld van de schoolkinderen van vandaag. Alleen, zullen zij zich net als de grote mensen afvragen wie toch die rokende vrouw is die het vosje komt ophalen? (Moon Saris)

Vrijdag 23 maart

Vous Permettez? – Anabel Schellekens

Foto: Zjuul D.
Foto: Zjuul D.

Twee mooie mensen gunnen twintig gewone mensen een kijkje in hun dagelijks leven. De man en vrouw zijn het middelpunt, het publiek zit op allerlei verschillende stoelen en krukjes tegen de muren van de huiskamer gedrukt. Niet alleen boven de haard, maar ook boven de bank en op alle andere muren hangt moderne kunst. Niet zo gek, want deze kamer bevindt zich in een Maastrichtse galerie en is voor de gelegenheid het podium van een bescheiden dansvoorstelling.
In Vous permettez? zitten de performers bijna op schoot van het volk en wordt het soms zelfs soms – een tikje onhandig, dat wel – betrokken bij wat er in hun leventjes gebeurt. Desondanks komt de voorstelling nergens echt heel dichtbij. Ook de beelden op de tv kunnen daar niet aan bijdragen, die zijn goeddeels onbegrijpelijk en vanaf de achtermuur ook niet bepaald goed te zien.
Niet zo erg, het kijken naar deze twee langlijvige dansers is ook zonder dat een genoegen. Heel rustig en sereen bewegen Anabel Schellekens en Thomas Devens over de vloer; zij heel vloeiend en klassiek, hij met wat meer showgevoel in de benen. Ze zoeken elkaar in vloeiende bewegingen en gebruiken daarbij bijzonder vaak hun armen. Af en toe lijken ze elkaar te vinden, maar de puzzelstukjes die ze vormen, passen niet helemaal.
Zo kruipt de tijd voort en laat het stel het publiek aan de hand van kleine bewegingen in en rond de huiskamer merken dat het niet altijd koek en ei tussen hen is. Toch stralen ze rust uit, doordat ze onder al die verschillende (emotionele) omstandigheden op ongeveer dezelfde manier blijven dansen. Alleen de afstand varieert.
Dat verandert pas tegen het eind, wat misschien een beetje te lang op zich laat wachten. Dan eindelijk passen de puzzelstukjes in elkaar en komt er een synchrone pas de deux van beider slanke lijven. Een mooie climax, die het niet nodig heeft te worden ‘ondersteund’ door hardere, chaotische muziek en wildere passen. Dat verstoort de kabbelende stroom die juist zo prettig was voor oor en oog. (Moon Saris)

Iets, dat moeten wij zijn – Twan van Bragt & Suzanne van der Horst

Foto: Joep Lennarts
Foto: Joep Lennarts

Kou en kilte in de Timmerfabriek overheersen de voorstelling Iets, dat moeten wij zijn. Niet alleen is het verschrikkelijk fris in het pand, ook de relatie tussen de twee geliefden op de vloer wordt steeds killer. Tegen de kou in het pand liggen op enkele stoelen dekens. De kouder wordende relatie tussen Twan van Bragt en Suzanne van der Horst zorgt voor lekker veel cliché en is voorspelbaar, maar toch heerlijk om naar te kijken. Mensen zijn van nature voyeurs en nu mogen we ruim een uur genieten van hun simpele huiselijk geluk. Rode draad in de voorstelling is het nummer I want you van Elvis Costello, dat een paar keer wordt herhaald op de cd-speler. Het gaat over een man die zijn vrouw wil, ook al weet hij dat ze vreemdgaat. Dit geldt niet voor de relatie tussen Twan en Suzanne. Zij verlaat hem en ook hij verlaat uiteindelijk de ruimte. Toppunt van de kou in de relatie is wanneer tegen het einde verschillende grote ventilatoren aan gaan in de toch al koude ruimte. Iets, dat moeten wij zijn is voor de spelers een fysiek intensieve voorstelling. Geen minuut staan ze stil op de vloer. Ze dansen, rennen en rollen over elkaar heen. Geen wonder dat zij de kou niet voelen. Doordat het duo vaak laag bij of op de grond speelt, is het voor het publiek hoger op de tribune niet altijd even makkelijk om alles te volgen. De tribune is iets te schuin gebouwd. De enige manier om alles te kunnen volgen is even te staan, maar met een deken op je schoot is dat niet handig. Ondanks de clichés, de voorspelbaarheid en de kou is dit stuk een aanrader om een keer op een warmere locatie te bekijken. (Mariëlla Pichotte)

Sirene – Theatergroep De Bus

Bij het naar binnen kruipen door de baleinen van de stadsbus hoor je het gevoel te hebben dat je in de maag van een walvis terecht bent gekomen. De drie meiden van theatergroep De Bus willen dat de toeschouwers een totaal andere wereld ervaren als ze de bus binnenkomen. Desillusie is hun deel.
Het begint bij het uitrekken van je schoenen voordat je de bus in mag. In ruil voor onze schoenen krijgen we een lampje dat we met een band op ons hoofd moeten vastzetten. We worden gedwongen om de geur van stinksokken meteen te negeren. Waarom een paar bezoekers wel hun lampje aan mogen houden, is niet duidelijk. In de bus is het niet donker genoeg voor extra verlichting.
De stoelen zijn uit de bus gehaald en de vloer is helemaal bedekt met groene gymzaalmatrassen. Het publiek zit achter in de bus langs de zijkanten te wachten. Zonder dat we er erg in hebben, rolt uit het niets vanaf de voorkant van de bus een meisje in een gele zuidwester. Als ze ontwaakt, vallen uit het noodluik van de bus achter elkaar een geel theeservies, een goudkleurig tafeltje en een kroonluchter. Ze maakt het gezellig, tot er een stapel vissen uit het luik valt en de voorstelling net zo plotseling is afgelopen als die begon.
Het programmaboekje omschrijft de voorstelling als ‘een beeldende, zintuiglijke voorstelling waarmee de makers een theatraal, alarmerend geluid geven aan de onrust van de wereld om ons heen’. Niks in de ruimte en het spel doet hieraan denken. Het blijft een onduidelijke performance, die door de slechte zitplaatsen en het onduidelijk zicht op ‘de vloer’ weinig om het lijf heeft. Misschien voert De Bus verbeteringen door die op komende festivals leiden tot iets beters, maar op Festival Cement stond de titel Sirene eerder voor een alarm dat de bezoekers moet waarschuwen voor een onduidelijke performance. (Mariëlla Pichotte)

Donderdag 22 maart

Micro-video in majeur etude 2 “Rosalie” – Linda Savelkouls

Het beeld is meisjesachtig mooi. Een kamer met bloemetjesbehang en stippelpaadjes in het blikveld. Een sfeervol dakraam met prettig daglicht als je over je schouder kijkt. Een oudere vrouw en een jonge vrouw, beiden stijlvol gekleed. Een kleine bal, een grote bal, knikkers. En dat alles in slechts twee kleuren: rood en blauw.
Maar voor de meeste toeschouwers zal Micro-video in majeur etude 2 “Rosalie” veel te abstract en inhoudsloos zijn. Alleen bij iemand die het echt wil zien, zal binnenkomen dat het meisje en de vrouw met de pasjes die ze gedurende de korte ‘performance’ zetten hun levenslijnen bewandelen en langzaam van rol wisselen. Op zich een mooi gegeven, maar niet concreet genoeg uitgewerkt om te vallen.
Het gaat bovendien allemaal net iets te traag, er is net iets te weinig geluid, de twee dames (Linda Savelkouls en Resie Savelkouls) zijn samen net iets te uitstralingsarm. En dan is er nog dat verdomd irritante blauwe brilletje dat je moet opzetten voor je de kamer binnengaat. Het zit in de weg, vertroebelt je beeld en voegt niks toe. Zeker niet als je het de hele tijd ophoudt, want dan is de hele wereld de hele tijd paars en dat kan niet de bedoeling zijn. (Moon Saris)

Zolderval – Jochen Stechmann

Foto: Ole Kloss
Foto: Ole Kloss

Na een uur voorstelling, als de slaap uit de ogen is gewreven, blijft er eigenlijk maar één ding hangen van Zolderval: wat is dat decor waanzinnig mooi en goed gemaakt. Een meterslang bootachtig kunstwerk bestaande uit flexibele planken dat door de afgeronde onderkant in vrijwel alle richtingen kan ‘rollen’. Een beetje jammer dat de twee mensen erop er zo verdomd weinig mee doen. En dat dan een uur lang.
Het gegeven van de voorstelling is op zich wel interessant: Japanse jongeren die zich maanden, soms langer, isoleren van de buitenwereld en de tijd doden met gamen. In dit geval zijn het een jongen en een meisje (choreograaf Jochen Stechman en danseres Kate Olsen) die zichzelf hebben opgesloten op de zolder.
Dat is voor de goede verstaander af te leiden uit het gedrag van de twee mensen die op ‘het dek’ staan – maar het zouden ook twee dodelijk verveelde echtelieden kunnen zijn die elkaar in de weg zitten. De dansers hangen verveeld wat rond, treiteren elkaar, houden elkaar aan het lijntje, tuimelen wat om de steunbalken. En hangen verveeld wat rond. Heel af en toe wordt de verveel-ban doorbroken. Soms doordat een van de twee iets door de microfoon zegt; mumbo jumbo die helaas niet echt te relateren valt aan wat je verder ziet. Een paar keer doordat wél de flexibiliteit van de vloer op een spannende manier wordt benut. Af en toe doordat op de achterwand een antieke computergame verschijnt van een mannetje dat, net als de betreffende kids, voortdurend tegen de muren oploopt.
Hoewel: zonder dat ze door het luik afdalen, komen de twee toch van hun zolder af. Op de helft van de voorstelling stappen ze zonder omhaal op de zwarte vloer, of eigenlijk: in het niets, daarmee het toch al onbegrijpelijke nog cryptischer makend.
Het kijken naar deze hopeloze pogingen tot het doden van de tijd verveelt. Als dat het punt was, is het geslaagd. In alle andere gevallen mag dit bewegingsexperiment met zeker tweederde worden ingekort om nog enigszins tot de verbeelding te kunnen spreken. (Moon Saris)

Film / Achtergrond
special: Pernille Rose Grønkjær

‘Wat er nu weer is gebeurd!’

De Deense documentairemaakster Pernille Rose Grønkjær hoorde van vrienden over de eigenaardige Mr. Vig, een voormalige priester die de droom koesterde zijn vervallen kasteel om te bouwen tot een klooster. Zonder aarzelen reisde Grønkjær af naar Noord-Denemarken en filmde gedurende een periode van vijf jaar de bijzondere metamorfose van kasteel Hesjberg. Voor het resultaat, The Monastry – Mr. Vig & the Nun, ontving zij op IDFA 2006 de Joris Ivens Award.

“Ik was al een aantal jaren bezig met maken van radio en lokale televisie toen mijn moeder riep ‘Je hebt een opleiding nodig! Ik wil niet dat je je hele leven voor de lokale televisie blijft werken!’ Ik heb me toen aangemeld voor de Nationale Deense Film School. Ik had aan het begin nog helemaal niet door waar ik goed in was, maar ik kwam vanzelf bij documentaire maken uit. Ik hou er van om met mensen te praten, om hun verhalen te horen. Na mijn opleiding heb ik zowel lichte commerciële televisie gemaakt, als zware serieuze documentaires. Ik heb bij The Monastry geprobeerd een combinatie tussen die twee te vinden.”

De ontmoeting

Pernille Rose Grønkjær, gefotografeerd door Erik Molberg
Pernille Rose Grønkjær, gefotografeerd door Erik Molberg

“Ik heb al mijn hele leven een fascinatie voor oude mensen met charisma en ik hou van sprookjes. Toen mijn vrienden mij vertelden over Mr. Vigs plan en dat hij een dunne versie van de Kerstman was, moest ik hem ontmoeten. Ik was eigenlijk al bezig een film te maken over iemand anders, maar heb mijn koers gewijzigd. Het is net zoals met goede acteurs. Als Al Pacino je opbelt en in je film wil spelen, stuur je ook je oorspronkelijke acteur naar huis.

Mr. Vig was gevleid maar absoluut niet enthousiast over het idee dat ik een film van hem wilde maken. Hij geloofde niet dat ik het serieus meende. Toen ik voorstelde twee weken met hem naar Rusland te gaan om de patriarch van de Russisch-orthodoxe kerk te ontmoeten, gebeurde er iets. Uiteindelijk heb ik vijf jaar mogen filmen in zijn kasteel. Af en toe was ik er drie maanden of een maand, soms alleen een weekend. Ik verbleef in mijn eigen camper. Dat was behoorlijk onprettig. Het was daar ’s nachts pikdonker en uit het bos kwamen de gekste geluiden. Het zal mijn bijgeloof zijn, maar ik ben er van overtuigd dat het spookt in kasteel Hesjberg. Elk echt kasteel heeft tenslotte een spook.”

Betrokkenheid

“Ik had in het begin vooral last van mijn eigen angst om dingen te vragen. Niet dat ik bang was dat Mr. Vig boos op me zou worden, maar ik raakte zo gesteld op hem dat ik hem ook wilde beschermen. Ik wilde een film maken die hem recht zou doen. De meeste intieme vragen over zijn liefdesleven heb ik hem pas helemaal in het laatste jaar durven voorleggen. Ik vond dat ik eerst een bepaalde verstandhouding met hem moest hebben. Sommige dingen kun je niet in de eerste week gaan vragen.

Scène uit The Monastery
Scène uit The Monastery

Het was onmogelijk om me tijdens het filmen afzijdig te houden. Ik werd het verhaal als het ware ingezogen. Samen met Pernille Bech Christensen, die de montage deed, heb ik besloten mezelf als een derde personage in de film te brengen. Ik was te veel betrokken. Dat ben ik nog steeds. Het was heel moeilijk om met filmen te stoppen. Ik heb meerdere malen gedacht dat ik een goed einde voor mijn documentaire had, maar dan gebeurde er ineens weer zo veel dat ik besloot door te filmen. Uiteindelijk zou de scène dat Mr. Vig en zuster Amvrosija samen door de tuin een processie doen het slot zijn. Ik heb toen Christensen gebeld en gezegd dat ik naar huis kwam. Vlak daarna overleed Mr. Vig en heb ik het project toch weer opengegooid. Ik ben teruggegaan naar Hesjberg om zijn begrafenis te filmen.”

Invloed

“Het maken van The Monastry was een heel bijzondere ervaring. Soms gebeurden er echt absurde dingen. Dan kon ik de camera bijna niet vasthouden, zo hard moest ik lachen. Wanneer bijvoorbeeld de hippie die op Mr. Vigs landgoed woont ineens halfnaakt uit zijn hut stapt, en zuster Amvrosija niet weet waar ze moet kijken. Achteraf belde ik dan mijn vrienden en riep ik ‘Wat er nu weer is gebeurd!’ Het was zo’n wonderlijk universum. Ik heb bij de montage veel aandacht besteed aan hoe ik het publiek langzaam in de wereld van Mr. Vig en Amvrosija kon brengen. Voor mij was het na vijf jaar heel normaal, maar ik denk dat het publiek de mogelijkheid moet hebben om aan hun universum te wennen. Het is bijna exotisch.

Het meest bijzondere aan Mr. Vig vond ik dat hij me toestond mezelf te zijn. Dat is het mooiste wat je van iemand kan krijgen. Hij is zo anders dan ik, heel belezen en intellectueel. Hij had gemakkelijk van alles op me aan kunnen merken, maar dat deed hij nooit. Mr. Vig was zelf een boeddhist, maar hij had ook iets met de Russisch orthodoxe kerk en liet Amvrosija en haar geloof in haar waarde. Die tolerantie naar anderen, dat hoop ik van hem geleerd te hebben. Wat je ook maakt, een klooster, een kunstwerk of een film, uiteindelijk gaat het om datgene wat je andere mensen meegeeft.”

Lees hier de recensie van The Monastery.

Theater / Voorstelling

Passieloze Bloedzusters

recensie: Drieons - Bloedzusters

Vijf zussen die allemaal hetzelfde lot tegemoet gaan. Geïnspireerd door het verhaal van Blauwbaard schreef Jan De Leeuw de tekst Bloedzusters. Ives Thuwis van de Tilburgse theatergroep Drieons is met het verhaal aan de slag gegaan in het theater. Het resultaat is een combinatie van op verschillende locaties gefilmde danseressen, ingesproken tekst en Thuwis die in zijn eentje op het podium staat.

~

Het combineren van theater, film en dans tot een voorstelling kan een interessant theatraal onderzoek opleveren, maar in Bloedzusters is dit helaas niet het geval. De manier waarop de danseressen in beeld zijn gebracht is erg onrustig. Door zoveel met de camera te bewegen terwijl je heftig dansende mensen filmt, maak je het een publiek lastig om je beelden te volgen. Ook krijg je zo niet de gelegenheid om de mooie locaties op je in laten werken, waardoor de toegevoegde waarde enigszins langs je heen gaat. Maar wanneer je enkel de filmbeelden hebt om je op te concentreren zou dit nog niet zo erg zijn, maar doordat er tegelijkertijd een verhaal verteld wordt en de man op het podium ook nog iets doet, verlies je de focus. In deze voorstelling gaat dit als eerste ten koste van de tekst, wat als gevolg heeft dat het verhaal de rest van de voorstelling verwarrend blijft. Alleen op het moment dat Thuwis op het podium dezelfde choreografie als de vrouwen op het doek danst, vallen de verschillende deeltjes in elkaar. Helaas duurt dit moment niet zo lang.

Gebrek aan passie

Te midden van deze veelheid aan middelen wekt Thuwis de indruk geen duidelijke keuzes te maken. Wil hij het verhaal van Bloedzusters vertellen of wil hij zijn visie op het verhaal van Bloedzusters duidelijk maken? Nu probeert hij beide te doen, wat jammer genoeg niet goed werkt. Thuwis meent namelijk in de rol van regisseur te moeten reageren op het verhaal door het onderwerp passie ter discussie te stellen. Hij vraagt zich af wat passie is en of het überhaupt wel bestaat. Maar zijn mening dat passie een mythe is blijkt al uit de manier waarop Thuwis op het toneel staat: van alle passie en bevlogenheid ontdaan. Indien Thuwis  echt overtuigd is van deze mening, is zijn houding begrijpelijk, maar het maakt de voorstelling zelf niet interessanter.

Voor meer informatie, kijk op: www.drieons.nl