Theater / Achtergrond
special:

Treed in de voetsporen van Kuifje!

Schrijf je eigen recensie van Kuifje – de musical.

~

1500 ‘Razende Reporters’ bezoeken 12 mei massaal de eerste exclusieve persvoorstelling Kuifje – De zonnetempel in Oostende en 8WEEKLY mag 25 aanstormende talenten naar deze bijeenkomst sturen.

~

1500 ‘Razende Reporters’ bezoeken 12 mei massaal de eerste exclusieve persvoorstelling Kuifje – De zonnetempel in Oostende en 8WEEKLY mag 25 aanstormende talenten naar deze bijeenkomst sturen.

Voor veel journalisten was en is hij een grote inspiratiebron; Kuifje de avontuurlijke en altijd nieuwsgierige reporter. 78 jaar geleden zag deze stripheld het licht en dit jaar, op 22 mei, is het 100 jaar geleden dat Kuifjes geestelijk vader Hergé werd geboren. Ter gelegenheid hiervan wordt de grootste reporterdag ooit georganiseerd. Voor deze speciale reportersdag zoekt 8WEEKLY 25 razende reporters, die onder leiding van een bekende reporter op zaterdag 12 mei in het Belgische Oostende verslag doen van musical Kuifje – De Zonnetempel. We zoeken zowel professionele- als amateurverslaggevers en fotografen.

Alle uitverkoren reporters vertrekken zaterdagochtend 12 mei per bus van het nieuwe Luxor Theater Rotterdam naar de Kursaal in Oostende, waar het team achter de musical voor de ontvangst zorgt. Uiteraard verwachten we van de reporters een verslag van de dag. De beste verslagen maken kans op mooie prijzen, o.a. Het Kuifje Vip Arrangement en publicatie.

Op 12 mei is de eerste try out te zien van de hele musical Kuifje – De Zonnetempel. Dinsdag 22 mei is de Nederlandse galapremière in het nieuwe Luxor Theater Rotterdam waar de musical tot en met 17 juni te zien is.

Programma zaterdag 12 mei

11.00 uur vertrek per bus vanaf nieuwe Luxor Theater richting Kursaal Oostende (met eigen vervoer is ook mogelijk)

13.30 uur ontvangst door de productie

14.00 uur matineevoorstelling

17.00 uur Einde voorstelling,terugreis

Denk je dat jij een mooi verslag van deze voorstelling kunt schrijven of kun je goed fotograferen? Stuur dan vóór 4 mei een mailtje met motivatie naar theater@8weekly.nl. Vergeet niet je naam, telefoonnummer en een kort cv te vermelden.

8WEEKLY

De Gebroeders Meester on tour

Artikel: 4. Een koninklijk vreugdevuur

De Gebroeders Meester, auteurs van Meesters in de filosofie en Meesters in religie, toeren tijdens de Maand van de Filosofie door het land. Speciaal voor 8WEEKLY beschrijven ze hun ervaringen. Als echte broers zijn ze het altijd roerend met elkaar oneens. Aan de vooravond van koninginnedag kibbelen ze over de toekomst van hun Verlichtingskerk en de rol die de Oranjes daarbij kunnen spelen.

Frank: Hoe moet het nu verder met onze kerk, nu de Maand van de Filosofie bijna voorbij is?

Maarten: Ik vrees dat we door moeten gaan, want een maand was te kort om de Nederlanders van hun verslaving aan religie en traditie af te helpen. Toch zijn er tekenen van hoop. Uit een enquête van HP/de Tijd blijkt dat 72,3 procent van de Nederlanders de kosten van onze monarchie te hoog vindt. Onder jongeren meent zelfs 83,8 procent dat het koningshuis te duur is. Volgens 79,3 procent moet Beatrix bovendien belasting betalen. Dus dat gaat de goede kant op.

Frank: Ja, maar slechts 16,2 procent is voorstander van de republiek.

Maarten: Precies! Nederlanders maken zich nog vooral druk om de kosten van de monarchie, terwijl ze in de eerste plaats om principiële reden tegen zouden moeten zijn. De Staat der Nederlanden hoort uit te dragen dat iedere burger gelijke rechten heeft. Maar wat doet zij? Zij trekt de leden van één familie voor. Dus zolang Nederland nog een koningshuis heeft, blijft de Verlichtingskerk nodig.

Frank: Ik zie de mythe van de monarchie juist als een van de weinige verhalen die wij Nederlanders nog over onszelf kunnen vertellen, die maken dat we iets delen. Ik geef wel direct toe dat het huidige koningshuis niet veel soeps is. Een koning of koningin moet in de eerste plaats een goed acteur zijn met een goed verhaal, want wij burgers betalen hem of haar om de hoofdrol te spelen in een sprookje. Juliana en vooral Bernhard deden hun best, met omkoopschandalen, buitenechtelijke kinderen en een vleugje esoterie. Maar wat doet Beatrix? Zij probeert van de hofhouding een goedgeolied bedrijf te maken. Doodsaai. Nu blijkt weer dat ze op haar 65e AOW heeft aangevraagd. Prozaïscher kan het niet: het sprookje is uit. Ik denk dat we het verhaal van onze monarchie snel moeten herschrijven. Waarom bestormen we niet met het hele volk Beatrix’ paleis, waarna we de geldwolven op bloederige wijze om het leven brengen? Dat verhaal kan ons Nederlanders weer decennialang binden.

Maarten: Ik schrik echt van wat je nu zegt! Nee, we moeten dat koningshuis op een nette manier wegwerken via een grondwetswijziging. Om die wijziging erdoor te krijgen, is een mentaliteitsverandering bij de politici en hun kiezers nodig, en daar kan onze kerk weer voor zorgen. Misschien moeten we bij onze diensten steeds een republikeinse gastspreker uitnodigen.

Frank: Nee, we hebben geen saaie spreker nodig, maar een goede band. We zwepen de mensen op, worden één swingende massa. Dansend stromen we naar buiten, achter de muziek aan. Iedereen die ons ziet, sluit zich vol enthousiasme aan bij onze stoet. Zo lopen we door Nederland, dansend, sjansend en drinkend, tot we bij Beatrix’ paleis zijn. Daar maken we een groot vreugdevuur. We brengen alle leden van de koninklijke familie bijeen, ook aangetrouwde als Pieter van Vollenhoven, en duwen ze in het vuur. Een afschuwelijk en tegelijkertijd zalig tafereel, dat juist door zijn banaliteit de nieuwe hufterigheid die Nederland nu regeert zal doen verdwijnen. Een catharsis, ja. Dat lijkt mij een prima begin van fase twee van de Verlichtingkerk, een begin waarop we werkelijk verder kunnen bouwen.

Film / Films

Kitsch met een grote K

recensie: Angel

Bij een eerste gepassioneerde zoen tussen twee geliefden barst direct een regenbui los, en als de camera omhoog beweegt zien we boven hun hoofden een regenboog verschijnen. Frans Bauer en Marianne Weber zijn nooit ver weg in Angel, de eerste Engelstalige film van François Ozon. Na enkele ingetogen en realistische films (Sous le sable, Le temps qui reste) vond hij het weer eens tijd worden voor grote emoties, uitzinnige kleuren en een plat verhaaltje, zoals hij eerder al met verve had gedaan in de musical 8 femmes.

~

Als uitgangspunt koos hij de roman Angel van Elizabeth Taylor (de schrijfster, niet de actrice), over het leven van de fictieve schrijfster Angel Deverell, begin twintigste eeuw. Als kruideniersdochter wordt haar op school al ingepeperd dat ze zich niets moet inbeelden. Haar dromerige verhalen over een nabijgelegen landgoed worden niet geapprecieerd. De sympathie die het personage hierdoor oproept wordt echter al snel verspeeld. Niet alleen is haar proza van een stuitend niveau – met beschrijvingen van landschappen vol bijvoeglijke naamwoorden – ook blijkt ze tegenover haar moeder en tante een onuitstaanbaar wicht. Ze droomt er niet alleen van een groot schrijfster te worden, ook wil ze het liefst als een adellijke dame genoemd landhuis bewonen.

Onaangepast gedrag

Hoewel zowel levens- als leeservaring haar vreemd zijn en ze zich in de hogere kringen op zijn zachtst gezegd onaangepast gedraagt, bereikt ze beide gestelde doelen. Met haar pulpromannetjes oogst ze zo veel succes, dat ze het vervallen landgoed – Paradise geheten – kan kopen en opknappen. Met zeer veel kitscherige snuisterijtjes, zoals het ware nouveaux riches betaamt. Om nog maar te zwijgen over de wanstaltige jurken die ze draagt.

Hoofdrolspeelster Romola Garai, die behalve door enkele bijrollen (zoals in Woody Allens Scoop) alleen enige bekendheid geniet door Dirty Dancing 2, weet vrij overtuigend het kinderlijk dromerige meisje weer te geven. Zowel qua uiterlijk als door haar mix van naïviteit en uitgekooktheid doet ze sterk aan zangeres Lily Allen denken.

Wachten op de val

Sympathie wekt ze er niet mee op, wel irritatie. Bijna vanaf het begin zit je te wachten, zelfs te hopen op haar val. De vraag is alleen nog hoe haar succes ten einde zal komen. Zal de vrouw van haar uitgever (Sam Neill), die al bij de eerste aanblik niets van haar moet hebben, de spelbreker zijn? Ze wordt gespeeld door Ozon-muze Charlotte Rampling, die wel raad weet met vileine opmerkingen. Ook de schilderende broer van Angels privésecretaresse komt in aanmerking om de lont in het kruitvat te steken, met zijn denigrerende uitspraken over haar onrealistische fantasieën. Maar in haar absolute onwetendheid over de gevoelens en motieven van andere mensen wordt ze juist op hem verliefd.

~

Helaas is het uiteindelijk niet zozeer de wisselwerking tussen personages maar een externe factor die de neerwaartse spiraal in gang zet: plotseling – politiek was nog niet eerder ter sprake gekomen – breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Angel vertoont nu opeens een opmerkelijke overeenkomst met Gone with the Wind, ook over een naïeve jonge vrouw met veel wilskracht die zich in tijden van oorlog vooral druk maakt om zichzelf en haar landgoed, om vervolgens eenzaam en berooid achter te blijven. Maar waar deze klassieker uit 1939 van begin tot eind wist mee te slepen, verliest Angel door de oorlog zijn aantrekkingskracht.

Kon de platheid aanvankelijk nog met een dubbele bodem bekeken worden – hoewel lang niet in dezelfde mate als in 8 femmes – het melodrama aan het eind is loodzwaar. Ozon kon ditmaal niet goed kiezen tussen ernst en ironie, waardoor de film als geheel kitsch blijft. Kitsch met een grote K, dat wel.

Boeken / Non-fictie

Democratie als hinderlijk obstakel

recensie: Klaartje Peters - Het opgeblazen bestuur: een kritische kijk op de provincie

Het is wat mosterd na de maaltijd, een boek dat een kritische blik werpt op de provincie vlak nadat we daarvoor nieuwe besturen hebben gekozen. Aan de andere kant is de discussie over het middenbestuur in ons land van alle tijden. Onderzoeker Klaartje Peters kraakt harde noten, maar een oplossing voor de problemen die ze in overvloed signaleert heeft ze ook niet. De honden blaffen, de provinciale karavaan trekt verder.

Dat het met de provincie als bestuurslaag niet echt lekker gaat is al enige tijd duidelijk. Bij de start van het vaderland waren de provincies nog de belangrijkste organen. Met het ontstaan van de gedecentraliseerde eenheidsstaat in de negentiende eeuw werd de macht verdeeld tussen Rijk en gemeenten en sindsdien rest de provincies niet meer dan wat moeizaam bevochten kruimels. Op zich is dat geen probleem. Vervelend blijft alleen wel dat Provinciale Staten, zeg maar de Tweede Kamer of gemeenteraad op provinciaal niveau, gewoon worden gekozen. Helaas vertoont de opkomst bij de verkiezingen een sterk dalende tendens. De kiezer heeft minder en minder belangstelling voor wat in de twaalf provinciehuizen gebeurt, wat funest is voor de democratische legitimatie. Mede hierdoor woedt al enige tijd een discussie over het al dan niet laten voortbestaan van de provincie zoals we die nu kennen, waarbij opheffen een optie is, maar ook allerlei andere varianten naar voren worden gebracht.

Voor de voeten

De provincies zelfs intussen zien het gevaar en reageren daarop door zichzelf op te blazen, teneinde de eigen belangrijkheid en zichtbaarheid te vergroten. Peters constateert dat provincies zich op die manier bezig zijn gaan houden met zaken waar ze niets mee te maken hebben en bijvoorbeeld gemeenten flink voor de voeten lopen. Wat de taken van een provincie zijn ligt intussen gewoon wettelijk vast, al is de logica vaak ver te zoeken. Zo heeft een provinciale lobby ervoor gezorgd dat de jeugdzorg onder de provincies valt, maar waarom dit handig is blijft onduidelijk. Ook is het zacht gezegd onhandig dat andere aspecten van jeugdbeleid weer onder gemeenten en Rijk vallen. Van de beleidsterreinen die vanouds onder de provincie vallen, zoals de provinciale wegen, is dan weer onduidelijk of die ook op de beste manier handen en voeten krijgen, maar ernstiger is volgens Peters het breed maken waar provinciale bestuurders zich mee onledig houden. Het beeld dat ze hier schetst is ontluisterend. Gedeputeerde Staten, zeg maar het equivalent van de regering, zetten het ene na het andere zinloze en kostbare project op poten, gemeentelijke bestuurders spelen het spel mee opdat ze mogen aanschuiven aan de subsidietrog. Met efficiënt of effectief bestuur heeft het niets meer te maken. Tekenend voor de sfeer in bestuurlijk Nederland is de wethouder die alleen anoniem kritische kanttekeningen durft te plaatsen. Overigens – even zelf een kritische noot kraken – komen dergelijke toestanden ook op de beide andere bestuursniveaus volop voor, zeker in een democratie is veel bestuurlijk handelen niet gericht op goed bestuur, maar spelen electorale overwegingen mee.

De provincie bestaat, daar kan niemand omheen, en dankzij het fenomeen van de institutionele inertie zal hij als bestuurslaag ook nog wel enige tijd blijven voortbestaan. Totaal opheffen is ook geen oplossing, de taken die de provincie nu uitvoert zullen dan door andere organen moeten worden gedaan, wat geen garantie is voor stroomlijning en verbetering. Dat geldt net zo goed voor de diverse alternatieven, van landsdelen tot stadsprovincies, die in de loop der jaren zijn voorgesteld. Een complicerende factor is dan verder nog dat wijzigingen van de structuur meteen een Grondwetswijziging vereisen, wat de kans op succes zeer klein maakt, ook al omdat de provincies in Den Haag een factor van belang zijn. Rest dus een andere invulling van de bestaande situatie, waarvoor weer verschillende mogelijkheden denkbaar zijn.

Opgeblazenheid

Peters heeft zelf de meeste problemen met de manier waarop de provincies zich groter voordoen dan ze zijn, de opgeblazenheid waar de titel van haar boek van rept, maar zit hier gevangen in een duivels dilemma. Provinciale besturen doen zo, omdat ze hun bestaansrecht in diverse arena’s moeten bewijzen. Eén daarvan is de electorale: de burger moet overtuigd worden van het belang van de provincie. Dat is een lastige opgave. De provincie doet vrijwel niets waar de burger iets van merkt en ondanks pogingen tot dualisering is van politieke tegenstellingen nergens sprake. De provincie toch verkopen als belangrijk kan daarom alleen door zich voor te doen als veel belangrijker dan de werkelijkheid rechtvaardigt. Peters doet nu net alsof een dergelijk proces zich alleen op provinciaal niveau afspeelt, maar wie goed op heeft gelet ziet precies hetzelfde gebeuren bij gemeenten en Rijk, waar de verkiezingen toch ook in de eerste plaats gaan over het beeld dat de kiezer heeft en over onderwerpen die door de kandidaten worden geagendeerd, eerder dan over waar het in werkelijkheid over gaat. Het probleem is kortom inherent aan het democratische systeem.

Hooguit speelt het in de provincie iets sterker, omdat de verkiezingen daar in feite nergens over gaan. Het interessants zijn dan ook de figuren waarin het provinciebestuur zijn legitimatie niet meer ontleent aan rechtstreekse verkiezingen. Peters noemt een aantal mogelijkheden in die richting, van een ambtelijke organisatie die onder de hoede van de regering de huidige provinciale taken overneemt, tot het laten kiezen van Provinciale Staten door de gemeenteraden – wat ook weer de nodige haken en ogen geeft, bijvoorbeeld omdat de provincies de gemeentelijke financiën controleren. Op zich zijn al die ideeën de moeite van het onderzoeken waard, maar welke ook de voorkeur krijgt, de bestaande problemen blijven, want zelfs een volledig gedepolitiseerd bestuur zal uiteindelijk ergens democratisch verantwoording af moeten leggen.

Omdat democratie ook mensenwerk is, de naam zegt het al, zullen we evenmin verlost worden van de machtspolitieke spelletjes waar Peters een aantal schrikbarende voorbeelden van noemt. Het is verleidelijk om die met Peters te wijten aan weeffouten in het systeem die dus moeten worden opgelost, maar waarschijnlijker is de verklaring dat het nu eenmaal altijd zo gaat en ook zal blijven gaan. Niets menselijks is immers de politicus vreemd. Wat niet wegneemt dat Peters een inzichtelijk en leesbaar werk heeft geschreven, dat kan dienen als een heldere introductie tot het onderwerp en zelfs voor ingewijden de nodige nieuwe feiten en inzichten verschaft. Ze heeft zich zeer grondig in de materie verdiept en dat kun je merken ook. Het enige nadeel is de tijdgebondenheid – sinds ze haar onderzoek deed hebben we een nieuwe regering en zijn er verkiezingen voor Provinciale Staten geweest – maar dat blijft inherent aan het schrijven over actuele onderwerpen.

Film / Films

Geen helden maar daden

recensie: Epic Movie

De Amerikaanse parodiefilm is een genre op zich, althans zo lijkt het. De laatste jaren werden we getrakteerd op films als Scary Movie, Date Movie en Not Another Teen Movie. Niet allemaal even succesvol misschien, maar toch goed voor flink wat geld in het laatje. Blijkbaar zijn de makers van deze eenvoudige conceptfilms het bedenken ervan nog lang niet beu, want deze week ziet Epic Movie het licht. De titel mag aan duidelijkheid niets te wensen over laten, helaas is dat met de inhoud minder het geval.

Het is meligheid troef, zoals het hoort bij dit soort films. De makers hebben zoveel mogelijk films uit de afgelopen twee jaar op één hoop gegooid, en zijn vervolgens naar een rode draad gaan zoeken. Daar kwam een flinterdun verhaaltje uit dat kant noch wal raakt, tenzij je alle oorspronkelijke films hebt gezien. Maar het gaat natuurlijk ook niet om het verhaal: vier volwassen weeskinderen (wie weet waarom mag het zeggen) komen op verschillende manieren in aanraking met een gouden toegangsbewijs naar een ‘epic adventure’. Op hun eigen manier zijn ze verstotelingen; de één bijvoorbeeld omdat ze onaards dom is, een ander omdat hij zelfs op de academie voor mutanten nog een vreemde eend in de bijt was. Met z’n vieren gaan ze naar de snoepfabriek waar het avontuur zou moeten beginnen, maar daar blijkt de eigenaar (paarse jas, zwarte hoed…) een heimelijke psychopaat te zijn. Via een muffe klerenkast belanden ze dan één voor één in een andere wereld, Gnarnia geheten, waar een boze bitch (rijmt op – jawel) de scepter zwaait. De rest laat zich min of meer raden.

Lallende Piraat

~


De naam Gnarnia en de snoepfabriek doen vast een belletje rinkelen, en ook de herkomst van een zelfkastijdende albinoneger zal weinig vraagtekens oproepen, maar de film moet het juist niet van subtiliteiten hebben. Er zijn zeker 25 films en series in het verhaal verwerkt, en hoewel veel grappen te flauw voor woorden zijn of niet goed uitgewerkt, is het soms wel heel vermakelijk om films die zichzelf te serieus nemen eens binnenstebuiten gekeerd te zien worden. The Da Vinci Code, toch al geen cinematografisch hoogtepunt, wordt in meerdere opzichten op de hak genomen. Verder moeten ook Harry Potter en zijn vrienden het flink ontgelden: ze zijn een stuk ouder en ‘wijzer’ geworden. Het hoogtepunt van Epic Movie is echter de parodie op het tweede deel van Pirates of the Caribbean: de lallende piraat heet hier Jack Sparrows (Darrell Hammond), en met een nagenoeg perfecte imitatie van het accent is deze man nog net even iets verder heen dan zijn voorbeeld.

Geen helden

Melig is dus het sleutelwoord, en verder laat het acteerwerk aardig wat te wensen over. De samenhang qua verhaallijn is natuurlijk ook ver te zoeken, maar wel is duidelijk dat de makers enorm veel plezier hebben beleefd aan het bedenken van de grappen. Het is alleen jammer dat de films die worden bespot op zichzelf vaak al niet de sterkste zijn, en de klassieke helden zijn in geen velden of wegen te bekennen. Harry Potter en James Bond mogen dan nog enigszins epische karaktertrekken bezitten, maar de keuze voor Snakes on a Plane en Borat lijkt nauwelijks te rechtvaardigen.

~

Het is jammer dat Friedberg en Seltzer bij het schrijven van het script niet hebben gekozen voor een paar duidelijke heldenfilms, waaruit ze dan een aantal herkenbare scènes hadden kunnen nemen. De rode draad was dan duidelijker geweest, maar het was vooral het gehalte aan lachsalvo’s ten goede gekomen. Omdat dit soort films staat of valt met de kwaliteit van de humor en de herkenbaarheid van de geparodieerde scènes, kan deze poging als mislukt worden weggeschreven.

Film / Films

Volwassen kinderfilm

recensie: Bridge to Terabithia

Katherine Paterson laat hier in Nederland niet snel een belletje rinkelen. Haar kinderboek Bridge to Terabithia (1977) geniet vooral in Amerika grote bekendheid. Het is dan ook niet vreemd dat er hier niet reikhalzend werd uitgekeken naar de verfilming, zoals dat veel meer gebeurde met het ongeveer vergelijkbare Chronicles of Narnia. Toch is deze film veel meer dan een standaard fantasyfilm, de nadruk ligt namelijk juist niet op het fantasy-element.

Daarom is de trailer van Terabithia (een naam die bijna niet blijft hangen zo lastig) erg misleidend. De trailer doet het lijken alsof de film zich bijna helemaal afspeelt in het magische rijk van Terabithia – een plaats waar de twee jonge hoofdrolspelers terecht kunnen met al hun aardse problemen. Dat is echter niet het geval, het merendeel van de film richt zich juist op het leven van Jesse. En stiekem is Terabithia geen bijzondere nieuwe en magische wereld zoals Narnia dat wel was, maar komt het geheel uit de fantasie van Jesse en zijn vriendin Leslie.

Intense vriendschap

~


Het is vreemd dat de producenten er voor gekozen hebben om Terabithia te verkopen als fantasyverfilming, want de kracht van de film zit juist in het drama van het alledaagse leven van Jesse (Josh Hutcherson) en, in mindere mate, Leslie (AnnaSophia Robb).

De in zichzelf gekeerde Jesse wordt gepest op school, hij heeft vier zussen die hem het leven zuur maken en zijn vader – de enige man in zijn leven – ziet hem amper staan. Pas als Leslie in zijn leven verschijnt, wordt alles een beetje beter. Zij is een vrolijk, onbezorgd en lief meisje dat hem kennis laat maken met wat je fantasie voor je kan doen, en ze geeft hem iets nog belangrijker: intense vriendschap.

In de korte speelduur van de film, die maar bewijst dat niet alle boekverfilmingen ellenlang hoeven te duren, krijg je als kijker sympathie voor Jesse. Josh Hutcherson is een charismatische jonge acteur die eens niet blond haar en blauwe ogen heeft, maar het kan hebben van zijn talent. Maar het is vooral AnnaSophia Robb die met haar Leslie iedereen aan het lachen krijgt. Nieuwbakken regisseur Gabor Csupo (eerder werkzaam in de cartoonindustrie voor onder andere The Simpsons) wekt geen vals sentiment op, maar schetst een accuraat beeld van hoe kinderen in het leven staan. De volwassenen (onder andere Robert Patrick als Jesse’s vader en Zooey Deschanel als diens lerares) zijn ondergeschikt aan de kinderen – maar nergens wordt het kinderachtig; hooguit sentimenteel op sommige punten.

Insectenstrijders

~


Het koninkrijk Terabithia bevindt zich achter een rivier waar de kinderen met een touw overheen zwaaien. De CGI-beelden in Terabithia zijn fraai maar niet overdreven: verwacht geen centaurs of pratende leeuwen, maar eerder bescheiden schaduwmonsters en mooie insectenstrijders – wezens uit de fantasie van kinderen. Voor elk wezen in Terabithia is er een ‘aardse’ tegenpool. Op die manier kunnen Jesse en Leslie hun pestkoppen wel te lijf en leren ze hun problemen op een speelse manier aan te kunnen. Dat blijkt ook hard nodig als het noodlot uiteindelijk toeslaat.

Bridge to Terabithia is geen luchtige kinderfilm, en ook geen fantasyspektakel. Het is een eerlijke film met ’toevallig’ wat bijzondere elementen er in. Laat de trailer je dus niet misleiden, maar vorm gewoon je eigen beeld, en je eigen Terabithia.

Film / Films

Een meesterlijk alternatief voor het dorre Hollywood

recensie: Pan's Labyrinth

Guillermo del Toro is een sensationeel goede regisseur. In zijn regie van films als The Devil’s Backbone en Cronos weet hij een perfecte balans te vinden tussen enerzijds fantasie en anderzijds een bepaald aspect van de menselijke tragedie, vaak getoond door de onbedorven ogen van kinderen. Deze observatie geldt zeker ook voor Del Toros laatste film: Pan’s Labyrinth. Een uitgekiend, griezelig, ontroerend kwaliteitsproduct dat hopelijk een blijvende invloed heeft op de vaak van fantasie gespeende moderne Westerse film.

Het geheim van Del Toro zit hem in de rol die de special effects spelen in zijn werk. In Hollywood worden jaarlijks honderden miljoenen dollars uitgegeven aan het creëren van spektakelstuk na spektakelstuk, en een plafond is blijkbaar nog steeds niet bereikt. Dit zal alleen nog maar weer bevestigd worden in de zomer van 2007, wanneer robots die even gigantisch als duur zijn op duizenden schermen ter wereld te zien zullen zijn in Michael Bay’s Transformers. Maar er zijn meer voorbeelden: de derde Spiderman, de derde Pirates of the Caribbean, de nieuwe Harry Potter, al deze films leunen voor een (te) belangrijk deel op wat de computerafdeling uit haar hoed weet te toveren.

Del Toro’s antwoord

~

Del Toro pakt het anders aan. Hij kiest er stelselmatig voor om het opbiedspelletje dat wordt gespeeld aan de Amerikaanse westkust te negeren. De special effects, zoals die naar voren komen in de horroraspecten van bijvoorbeeld het uitstekende The Devil’s Backbone of de parallelle fantasiewereld in Pan’s Labyrinth, zijn essentieel in zijn films, maar geen doel op zich. In het werk van Del Toro dragen de special effects bij aan de verbeelding van het verhaal dat hij wil vertellen. En in het vertellen van verhalen is hij een meester.

Het verhaal van Pan’s Labyrinth ontroert. Zoals zo vaak het geval is speelt de Spaanse burgeroorlog eind jaren dertig een belangrijke rol. Een jong meisje, Ofelia, reist samen met haar moeder Carmen en de nieuwe echtgenoot van haar moeder, Vidal, naar het noorden van Spanje. Vidal is een kapitein in het leger van Franco, op zoek naar rebellen die schuilen in de bossen. Het is een keiharde en sadistische man, en ondanks dat het samenzijn met een gerespecteerd man ongetwijfeld voordelen biedt voor Ofelia’s moeder, ziet ze hoe het met de zwangere Carmen slechter en slechter gaat. Geconfronteerd met haar intimiderende stiefvader, de steeds slechtere toestand waarin haar moeder verkeert en de bloederige wreedheden van de oorlog, gaat Ofelia langzaam maar zeker op in een wereld die begint in het labyrint van de faun. Als Ofelia niet op de juiste wijze de raadsels van de faun oplost zal ze haar echte vader, koning van een wereld waar Franco’s opkomende fascisme niet eens een echo is, nooit meer zien.

Een uitgebalanceerd meesterwerk

~

Zoals hierboven al is opgemerkt, is balans een sleutelwoord in het werk van Del Toro. Hij bouwt zijn films zorgvuldig op, haast zich niet, geeft zich niet over aan de verleidingen van excessen, maar weet tegelijkertijd wel wanneer deze excessen een waardevolle bijdrage kunnen leveren. Dit is geen Alice-in-Wonderland-sprookje voor kinderen. In één van Ofelia’s opdrachten wordt van haar verwacht dat ze alle etenswaren op een tafel in een verborgen ruimte laat liggen. Aan het hoofd van de tafel zit een wezen, doodstil, rimpelig, oogloos, dodelijk. Ofelia kan de verleidingen niet weerstaan. Eten en drinken is immers schaars in de oorlog. Ze geeft zich over aan de verleiding, ondanks dat er in de ruimte om haar heen voldoende bewijs is voor de gruwelijkheden waartoe het beest in staat is: afbeeldingen van (onderdelen van) kinderen die hun gulzigheid hebben moeten bekopen met de dood. Nadat ze heeft geproefd schrikt het beest wakker, zoekt naar zijn ogen en steekt ze in zijn handen, op zoek naar Ofelia. Het zijn tien razend spannende minuten met een briljante timing, indrukwekkende make-up en imponerend geluid. Maar wat nog belangrijker is: de spaarzame inzet van zo’n deel verintensiveert het effect. Ze passen op uitgekiende wijze in het uitgebalanceerde geheel van de film als totaalproduct.

Dit geldt ook voor de acteurs. Weinig mensen zullen bekend zijn met de hoofdrolspelers, de uitmuntende jonge Ivana Baquero als Ofelia, de intimiderende Sergi López als de kapitein en Ariadna Gil als de moeder, en zodoende leidt een bekende kop niet af van het verhaal dat Del Toro aan het vertellen is. Het geluid is effectief, de camerabewegingen snel, strak waar nodig, rustig en kalm wanneer de aandacht dient te zijn bij de voortgang van de plot. Het lijkt zo simpel, alsof het Del Toro geen enkele moeite kost, maar wat een prachtfilm heeft het opgeleverd. Laten we hopen dat de Spaanstalige wind die waait aan de westkust van de VS niet snel gaat liggen en dat films als deze een bijdrage kunnen leveren aan een nieuw Hollywood.

Film / Achtergrond
special: Deel 4

AFFF 2007

~

Het 23e Amsterdam Fantastic Film Festival is voorbij. Vandaag een overzicht van de prijswinnaars, en recensies van de afsluitende voyeursfilm, een charmante komedie, (alweer) een waanzinnige actiefilm, experimenteel werk uit Denemarken, en een zwakke stalkerthriller, én een spletterfilm van de schrijvers van Saw IV. Als klap op de vuurpijl volgt nog: een interview met Terry Gilliam.

Ga hier naar het overzicht van het festivalverslag.

26 april

Winnaars

The Bothersome Man
The Bothersome Man

De Black Tulip Award 2007 gaat naar The Bothersome Man (Den brysomme mannen) van regisseur Jens Lien. Dat werd gisteravond bekend gemaakt in zaal 1 van het City-bioscopencomplex te Amsterdam, epicentrum van het Amsterdam Fantastic Film Festival. Juryvoorzitter Nadja Hüpscher prees de film met de woorden: “Een film die ons onze grootste angstdroom toont: onder mensen verkeren die zeggen van je te houden, met wie je je leven en je bed deelt, maar in wier aanwezigheid je je niettemin compleet alleen voelt.” Een eervolle vermelding was er nog voor Mulberry Street, van Jim Muckle: “Mulberry Street leert ons dat in ieder mens een rat schuilt.”

De Franse film Them (Ils) van David Moreau en Xavier Palud ging ervan door met de Zilveren Meliès. Daarmee nomineerde de speciale Meliès-jury Them automatisch voor de Gouden Meliès 2007, een Europese prijs die aan het eind van het jaar uitgereikt wordt op het Lund Fantastisk Film Festival te Lund, Zweden. Het Hongaarse Maestro, van Géza M. Tóth werd door dezelfde jury (bestaande uit filmmaker Elbert van Strien, columnisten Fanny en Alma, en internetjournalist Taco Stomps) genomineerd voor een Gouden Meliès 2007, in de categorie Beste Korte Europese Fantastische Film. (Paul Boon)

“Hedendaagse visie”

Disturbia
D.J. Caruso, 2007

~

Eerst werden de aanwezigen in City zaal 1 vergast op de Hongaarse korte film Maestro (zie deel 2) en op de trailer van zomerblockbuster Transformers. Maar daarna was het eindelijk tijd voor de slotfilm van het AFFF: Disturbia. Regisseur Caruso was aanwezig en vertelde over de invloeden van John Hughes en Cameron Crowe op de tieneraspecten van de film, en over de relatie tot Hitchcocks voyeurisme-klassieker Rear Window. Disturbia was vooral bedoeld als een hedendaagse visie op het onderwerp, en dus vooral geen remake. Hedendaags wil zeggen: Itunes, Red Bull, YouTube, telefoons. Verder is het verhaal min of meer hetzelfde, zij het dat Hitchcock minder lokaties nodig had.

Na de dood van zijn vader gaat het met Kale (Shia LaBeouf) niet zo goed. Op school trimt hij een leraar in elkaar, en daarom wordt hij een zomer lang veroordeeld tot huisarrest. Met een heuse elektronische enkelband, die in contact staat met een politiecentrale. Kale brengt zijn tijd door met het bespioneren van zijn overspelige buurman, zijn pornokijkende buurjochies en zijn zonnebadende nieuwe buurmeisje.

En daarin zit hem ook direct het verschil. In Rear Window had je weliswaar de balletdanseres en de pasgehuwden, maar ook een succesvolle pianist en Miss Lonely Hearts. Echte liefde en het normale leven, dat bedoel ik. In Disturbia is alles volslagen geseksualiseerd. Het enige verschil tussen Kale en zijn pornokijkende buurjongetjes is dat de buurjongetjes weten dat ze fout zitten. Het geöbjectificeerde buurmeisje (Sarah Roemer) kan niet van Kale afblijven, als hij bekent hoe en wat hij zoal gezien heeft van haar minderjarige lijf. Zelfs de misdaad – in Rear Window nog min of meer een crime passionelle – is in Disturbia een lustmoord. Dat zijn twee verschillende dingen, mensen! – Ach, ik weet het ook niet. Het zou allemaal zoveel gemakkelijker zijn als Disturbia een slecht opgebouwde, ongenietbare en rechtstreekse kopie was. (Paul Boon)

Gemakkelijk

Alone With Her
Eric Nicholas, 2006

~

Ook Alone With Her gaat over kijken, bekeken worden en filmen, maar schrijver-scenarist Nicholas maakt het er zich wel heel gemakkelijk van af met dit naargeestige werkje. Een nerd (Colin Hanks, de zoon van) stalkt een mooi meisje uit de buurt (Ana Claudia Talancón uit El crimen del padre Amaro), en gluurt via in haar huis verborgen camera’s dat het een lieve lust is. Als hij na de zoveelste inbraak als een dolle hond aan de vibrator van het meisje gaat snuffelen, weet de kijker dat de schoft door zal draaien. Dat doet hij, en het cynische einde dat daarop volgt zal de geharde AFFF-bezoeker belegen aandoen. De gimmick is dat alles in de film via de camera’s van de nerd getoond wordt, maar de regisseur gebruikt dit gegeven alleen om de stalker zijn gang te laten gaan. Dat is een beetje goedkoop scoren, en bovendien levert het nooit echt de huivering op die Nicholas waarschijnlijk voor ogen stond. Yu-hang Ho, om maar een voorbeeld te noemen, gebruikte dezelfde truc voor de oneindig veel spannendere korte film Anybody Home?. (Paul Caspers)

Heerlijk verteerbaar

Crank
Mark Neveldine & Brian Taylor, 2006

~

Crank, het hilarische, absurde en razendsnelle regiedebuut van Mark Neveldine en Brian Taylor, is 87 minuten volgepompt met adrenaline. Zonder introductie wordt huurmoordenaar Chev Chelios (Jason Statham) wakker met een bijzonder soort Chinees gif in zijn aders, dat alleen geremd kan worden door een hoog niveau adrenaline. Ten dode opgeschreven gaat hij op zoek naar zijn moordenaars, terwijl hij lang genoeg probeert te overleven door de meest waanzinnige dingen uit te halen om zijn adrenaline te laten pompen.

Dat leidt tot geweldige taferelen zoals vechtpartijen, overvallen, verschillende soorten drugs, met een grote snelheid over de weg scheuren en een potje seks midden in Chinatown. Jason Statham is al vanouds goed op dreef als sympathieke crimineel en Amy Smart doet het leuk als zijn mutserige vriendin Eve, die Chev ook nog moet proberen uit de handen van zijn vijanden te houden. Door het gebruik van vliegensvlugge en bijzondere shots en montage ziet de film er lekker arty uit. Het tempo is simpelweg duizelingwekkend en de opeenvolging van komische situaties maakt dit een heerlijk verteerbare film, die geen minuut te lang duurt. (Anouk Werensteijn)

Feit en fictie

Offscreen
Christoffer Boe, 2006

~

Acteur Nicolas Bro kan in Offscreen niet verkroppen dat zijn liefje hem verlaat, en dus probeert hij, bewapend met een videocamera, een nieuwe versie van de realiteit te creëren. Ondertussen raakt hij steeds meer vervreemd van vrienden en familie en grijpt hij steeds vaker naar de fles. Christoffer Boe behandelde in de melancholieke films Reconstruction en Allegro al eerder vervagende grenzen van realiteit bij hartzeer, maar met Offscreen tilt hij de intellectuele factor naar een nog hoger niveau.

De grap is hier namelijk niet alleen dat Bro in het echt ook een succesvolle acteur is, en dat de man die hem de camera geeft de regisseur zelf is. De hele film is opgenomen door de echte Bro, die in de film zijn camera overal mee heensleept. Boe speelt zo met twee werkelijkheidsniveaus, en er ontwikkelt zich een vermakelijke vervlechting van feit en fictie, terwijl op speelse wijze het onderscheid tussen regie en registratie vervaagt. Dat houdt de aandacht de eerste drie kwartier wel vast. Maar daarna, als Bro pas echt gek wordt, verzandt Offscreen jammerlijk, en verliest Boe (Bro?) de grip op de film. Dan is de thematiek van het uitgangspunt al verlaten, en begint de film te irriteren, wat tot na het gewelddadige slot doorwerkt. (Paul Caspers)

Charmant

Special
Hal Haberman & Jeremy Passmore, 2006

~

Tyler Durden leert ons: “Wij zijn de doorsnee-kinderen van de geschiedenis, groot geworden met de televisie die ons liet geloven dat we op een dag miljonair, filmster en popster zouden zijn, maar dat worden we niet. En daar zijn we pas achter gekomen (…) dus besodemieter ons niet.” Ook de dagen van Les (een uitmuntende Michael Rapaport – als je hem ziet, weet je wie ik bedoel) rijgen zich aaneen als gelijkvormige en gelijk gekleurde kralen aan een snoer van spinrag; en als de kans zich voordoet daar verandering in te brengen, dan klampt hij zich daaraan uit alle macht vast.

Omdat hij niets beters te doen heeft, besluit hij een experimenteel medicijn te testen. De meeste mensen worden er alleen zelfverzekerder van, maar stripboekfanaat Les meent dat hij superkrachten heeft. Als een jonge Wim de Bie werpt hij zich in een zelfgemaakt pak op foutparkeerders en kruimeldieven. De ontwikkelaars van het medicijn proberen hem op andere gedachten te brengen, maar halen zich daarmee de woede van Special-Man op de hals.

De pianomuziek moet ons op gevoelige momenten eraan herinneren dat Les’ verhaal toch ook wel zielig is, en een boodschap heeft. Nu hij eindelijk een individu is, wordt hij van alle kanten belaagd door mensen die hem zijn status willen afnemen. Maar die treurige toets komt pas op het einde in beeld. En dan heeft deze charmante undergroundcomedy je al voor zich gewonnen. (Paul Boon)

Oppervlakkig

Pure Hearts (Rene hjerter)
Kenneth Kainz, 2006

~

Net als in Offscreen gebruikt de hoofdpersoon van het Deense Pure Hearts ook het filmmedium om met de werkelijkheid om te gaan. Autist Kriss (Anders Matthesen, de man achter Terkel in de shit) ontsnapt met een vriend uit het gesticht als hij zijn favoriete film Pure Hearts, een fictieve Deense klassieker, niet meer op video mag bekijken. Op de vlucht voor de lange arm beeldt hij zich voortdurend scènes uit de film in, die in zijn hoofd min of meer overeen komen met wat er in het echt gebeurt. Tegen het einde zoekt hij een actrice uit de film op en voltrekt zich (à la Nurse Betty) een heftige climax. Geen bijster origineel gegeven, en karakterisering, geloofwaardigheid en overtuigingskracht ontbreken helaas nagenoeg volledig. De populaire Kim Fupz Aakeson, die er ieder jaar een handvol sterk in kwaliteit wisselende scenario’s uitperst, liet deze keer zijn roman adapteren door de debuterende regisseur Kainz. De enige verdienste van Pure Hearts is het feit dat de klassieker visueel prachtig verweven is met de rest van de film. (Paul Caspers)

Kunstmatige smaakstoffen

Feast
John Gulager, 2005

~

Met moeilijke troep kom je er niet. Wie snel wil doorbreken, moet een genre-film maken. Even laten zien dat je de regels kent, een paar klassiekers citeren en dan zijn er zat mensen die potentieel in je zien. Marcus Dunstan en Patrick Melton opteerden met Feast voor een gore spletterfilm, en deden dat zo goed, dat ze nu Saw IV mogen neerpennen.

Een woestijnkroeg en haar stamgasten worden aangevallen door – euh, monsters. De karakters – of eigenlijk: genre-sjablonen – worden met freezeframes geïntroduceerd: naam, beroep en verwachte levensduur. Grappig gevonden, maar na het derde plaatje wordt het wel wat flauw. Daarna volgt de film het “tien kleine negertjes”-recept; met dit verschil, dat nu eens niet het kleine kind en de stoere held overleven, maar de babbelkousige redneck en zijn invalide broertje. De mutanten zijn met horens en bont beplakte buizenconstucties, afgewisseld met stopmotion-trucjes: een fraai contrast met de CGI-fantasieën die hedentendage over onze filmschermen kruipen.

Feast is leuk maar door de cameravoering soms wat moeilijk te volgen. Als kind moet cinematograaf Thomas Callaway in de kunstmatige smaakstoffen zijn gevallen. Je hebt geen idee waar je je bevindt, en de camera zwiept en zoeft dat het een aard heeft. Door de schimmige belichting heeft de kijker zelfs moeite om de personages uit elkaar te houden. De makers doen trouwens geen enkele poging om een verklaring te bieden voor het gruwelijke bezoek – een verstandig besluit, want daaraan vertilt menig B-filmer zich wel eens. En omdat ze zichzelf op een niet-serieuze manier niet serieus nemen, weten ze af en toe ook nog te verrassen, wat een prestatie mag heten in dit vaak gepersifleerde genre. (Paul Boon)

Boeken / Achtergrond
special: Het Groot Beschrijf, Brussel, 22 april 2007

Brussel volgeboekt

Brussel was op zondag 22 april weer een bruisende stad. In de warme voorjaarszon flaneerden toeristen door de straten en zaten de terrasjes eivol. Er viel echter meer te ontdekken achter de statige gevels van de Belgische hoofdstad, in zijn donkere theatertjes en in duistere concertzalen. Voor de zesde keer vond namelijk Het Groot Beschrijf plaats, deze keer als laatste dag van het Passa Porta Festival, dat vier dagen lang Brussel tot hoofdstad van de literatuur had omgetoverd. Het werd een geslaagde editie, met in de hoofdrol natuurlijk bekende schrijvers, maar ook onvermoeibare doventolken en een overenthousiaste fan met oranje sokken.

Het Groot Beschrijf trekt de kaart van de verscheidenheid en dat is een uitstekende keuze. De bezoeker trof zondag amper voorlezende auteurs aan, maar kreeg in de plaats daarvan een heel menu gesprekken met schrijvers voorgeschoteld. Op het programma stonden niet alleen kleppers uit de Nederlandse literatuur, maar ook uit pakweg Ierland (John Banville), Duitsland (Tanja Dückers) of Spanje (Antonio Muñoz Molina). Zelfs wie liever niet naar auteurs luistert, kon zijn hart ophalen aan de muziek, de literaire wandelingen of zowaar een literair examen.

Groot Examen

Dat Groot Examen had zondagochtend plaats in het Federaal Parlement, een locatie die op zich al een bezoekje waard is. Toch voelden slechts een dertigtal literatuurliefhebbers zich geroepen om hun kennis te laten testen. Marc Reynebeau, journalist en Bekende Vlaming, presenteerde meerkeuzevragen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Onder andere het aantal bladzijden van de cyclus De Tandeloze Tijd (zo’n slordige 3000), de bekendste literaire travestiet van de Nederlanden (Maarten ’t Hart) en de manier waarop William Burroughs per ongeluk zijn vrouw vermoordde (in een dronken imitatie van Willem Tell) passeerden de revue. De winnaar van het examen wist uiteindelijk 25 op 30 te scoren, een puike prestatie.

Schrijversgesprekken

~


Maar op een literair festival draait natuurlijk alles om schrijvers. Om halfeen ging uitgever Christophe Buchwald in de Gouden Zaal van de Beursschouwburg in gesprek met Paul Verhaeghen en Tanja Dückers. Verhaeghen is in Vlaanderen vooral bekend om zijn tour de forceOmega Minor. De naam Tanja Dückers klinkt waarschijnlijk minder bekend in de oren, want de Duitse auteur werd nog niet in het Nederlands vertaald. Beide schrijvers delen echter wel hun fascinatie voor de Europese, en in het bijzonder de Duitse, geschiedenis. Ze weidden tijdens het gesprek dan ook uit over de zin van historische romans en hoe die het verleden tot leven kunnen brengen. Spijtig genoeg lokten de clichématige vragen van Buchwald hen iets te weinig uit hun tent en waren de antwoorden van Verhaeghen en Dückers al even voorspelbaar. Op de vraag wat hem nog het meest verraste na het schrijven van zijn historische roman, antwoordde Verhaeghen: ‘de parallellen met het heden’. Nee, veel viel hier niet te leren.

Het gesprek met A. F. Th. Van der Heijden bleek interessanter. Jeroen Overstijns blonk dan ook uit in zijn rol als interviewer: de man is enorm belezen en kent Van der Heijdens werk als geen ander. In het theater op het Martelarenplein sprak de auteur geanimeerd over zijn megalomane projecten De tandeloze tijd en Homo duplex. Hij verklapte dat zijn nieuwe identiteit, simpelweg A. F. Th., oorspronkelijk niets meer voorstelde dan een typografisch experiment, verbonden aan de Homo duplex-cyclus, en onthulde de titels van zijn nieuwste plannen. Zo kunnen we de komende jaren een nieuw deel van Homo Duplex verwachten, met de werktitel Mevrouw, heeft u soms mijn broertje gezien, mevrouw. Er staats zelfs een allerlaatste luik van De tandeloze tijd op stapel: Verliefd tegen.

Doventolken

De absolute publiekstrekker van de dag bleek dan weer Connie Palmen. Zelfs de trappen van het theater op het Martelarenplein vulden zich met fans. Een bijzonder griezelig exemplaar met oranje sokken zat op de eerste rij, luid lachend en applaudisserend bij elke sneer van de schrijfster. En dat waren er heel wat. In haar laconiek laatdunkende toon reageerde Connie Palmen op het schandaal vanwege haar nieuwste boek, Lucifer. Verder merkte ze een en ander op over de Partij voor de Dieren, premier Balkenende en de katholieken. Erg amusant allemaal, maar misschien had interviewer Lieven Vandenhaute haar iets meer in het gareel moeten houden. Een bijzondere rol was nog weggelegd voor de twee doventolken die vol goede moed aan hun taak begonnen, maar even later afdropen bij een gebrek aan doven in de zaal.

De twee tolken lieten echter het hoofd niet hangen: al snel doken ze weer op bij een miniconcert van Yasmine in de Ancienne Belgique. Met hun gebarentaal en sensuele dansbewegingen wisten de dames eenieder te bekoren, niet in de laatste plaats Yasmine zelf. De zangeres, die zich de laatste tijd meer en meer ontpopt als cultureel verantwoord artiest, bracht liedjes van haar nieuwste cd en een selectie van haar favoriete gedichten ten gehore. Haar poëziekeuze was aan de klassieke kant (Willem Elsschot, Leonard Nolens, Bart Moeyaert, Leonard Cohen), maar haar muziek getuigde eens te meer van klasse.

Ondertussen was het in de straten onopvallend avond geworden. Om halfzeven gaf nog een plejade van internationale schrijvers het beste van zichzelf, gevolgd door onder meer de finale van het Belgische Kampioenschap poetry slam. Maar een overdosis literatuur kan schaden, en ook zo was deze editie van Het Groot Beschrijf al bijzonder geslaagd. Zo’n 5000 literatuurliefhebbers hadden op dat moment al genoten van de prachtige mix van zon, muziek, schrijvers en Brussel. Het hoeft niet steeds de kust te zijn.

Theater / Voorstelling

Slappe mensen, indringende thema’s

recensie: Schuur

Vrijwillig in the middle of nowhere gaan wonen. Sommige mensen doen dat en vinden hun geluk in een hutje op de hei of een huisje in het bos. Toch vraag je je in dit soort gevallen vaak af of er geen sprake is van een vlucht, ergens naar toe, of ergens van weg. Zijn ze er nou echt wel zo veel gelukkiger of houden ze zichzelf gewoon een beetje voor de gek? Deze kwestie is tot thema gemaakt in de voorstelling Schuur. Een alternatief aandoend grachtengordelstel heeft zich teruggetrokken in een ‘waddenbouwval’ op een eenzaam eiland, op zoek naar zuivering, lichamelijk en geestelijk. Maar zelfs daar, midden in de natuur, lukt het ze niet de leegheid van hun bestaan te vullen.

Schuur, een tekst van Rob de Graaf, wordt door theatercollectief Dood Paard gepresenteerd als slot van het drieluik STOCK NEDERLAND, waarin de spelers “de staat van Nederland aan de kaak stellen”.

Nobel streven

In een tochtig huis ergens in de duinen zitten de tanende veertigers Thalassa en Ruprecht erg hun best te doen om betere mensen te worden. Ze hebben drank en vlees afgezworen en de stad de rug toegekeerd. Ontslakken moeten ze, terug naar de natuur, de elementen, elkaar. Een nobel streven. Maar het huis is te kil, de hemel te wijd, het schuldgevoel te groot. Ze voelen zich vreselijk verloren. Hun ‘eco-ideaal’ is een ‘eco-dood punt’ geworden. Steeds opnieuw probeert het stel zich ervan te overtuigen dat weggaan uit de stad de enige manier was om erover heen te komen, over het gevoel dat zij schuldig zijn aan de dood van hun goede vriendin Tex. Zij reed namelijk – na een heftige nacht discussiëren over onverschilligheid en gebrek aan politiek engagement – stomdronken de gracht in. Dit schuldgevoel is zo allesoverheersend en onontkoombaar, daar kan geen ‘eco-existentie’ tegenop.

Holle frasen

Het terugtrekken in eenvoud maakt bovendien dat alle minder leuke aspecten van het bestaan van de twee bloot komen te liggen. Genadeloos worden ze geconfronteerd met hun eigen tekortkomingen; de idealen waar ze eerder aan vast hielden zijn holle frasen geworden. Vroeger konden ze hun gevoel voor eigenwaarde ontlenen aan hun hippe, belangrijke, artistieke en politiek betrokken leventje. Nu, in het heldere licht van de waddenzon, blijkt er bar weinig over van de benijdenswaardige mensen die ze ooit waren. De smaak van de banaliteit van het leven plakt op hun tong en laat zich niet wegslikken. Ze sparen noch zichzelf noch de ander, ze spreken alles uit. Rekenschap moet worden afgelegd, boete worden gedaan. Het zijn betekenisvolle zinnen maar er wordt geen actie aan verbonden. Maar ja, hoe pak je zoiets ook aan? Bevestiging vinden deze twee niet bij elkaar, hoewel ze elkaar er steeds letterlijk om vragen. De enige manier die het koppel kent om hun innerlijke leegte te vullen is praten, praten, praten, eindeloos alles uitspreken.

Idee-fixe

~


Hard, confronterend en gelukkig ook vaak hilarisch, wordt in Schuur het menselijk onvermogen om innerlijke rust te vinden blootgelegd als een idee-fixe. Het tekent de huidige tijdgeest van de Hollander die moe is van alles en rust wil, zonder gezeik over minderheden of probleemwijken. Rob de Graaf heeft met Schuur een prachtige tekst afgeleverd. Scherp, poëtisch, satirisch en ontnuchterend. Vanuit steeds verrassende invalshoeken geeft hij zelfs de meest subtiele nuances in het leven weer van twee worstelende mensen, hun liefde voor elkaar en de loodzware last van hun schuldgevoel. Zijn formuleringen zijn tegelijkertijd archaïsch en banaal, om je vingers bij af te likken.

De taal van de Graaf is erg geconstrueerd. Om scherpte te behouden en alle toneelpathetiek te vermijden vraagt de tekst een onnadrukkelijk, terloops spel van de acteurs. Manja Topper en Oscar van Woensel hebben hierin (nog?) niet een weg gevonden. Ze zwabberen heen en weer tussen het karikaturale en het transparante. Hun zacht, lijzig stemgebruik past bij hun futloze, introspectieve personages, maar reikt door gebrek aan volume niet ver genoeg de zaal in. Alsof de krachteloosheid van hun personages de spelers iets te veel in zijn greep heeft gekregen. Tja, dan wordt zelfs de beste tekst op den duur een beetje saai.

Lees ook de recensie van ECO/Dood Paard, onderdeel van de theatertrilogie STOCK NEDERLAND.

Meer informatie over speeldata vind je hier.