Theater / Voorstelling

Het Imperium valt

recensie: Kristzina de Châtel - Imperium

Geïnspireerd op de barokmuziek van Henry Purcell en op het koninklijke Carré, maakte De Châtel in 1990 Imperium. Nu, 18 jaar later, gaat Imperium in reprise. De voorstelling is imposant, maar vertoont veel gebreken.

30 jaar De Châtel

~

Kristzina de Châtel raakte ooit geïnspireerd door een voorstelling van Koert Stuyf en besloot hierna zelf te gaan choreograferen. Anno 2008 kan ze terug kijken op ruim 30 jaar choreografieën en twee dansfilms. In het najaar zal dit gevierd worden met een jubileumvoorstelling. Wat heeft ze ons nagelaten?

Veel van haar voorstellingen spelen zich af op locatie waarbij ze de strijd aangaat met de omgeving. Ook in het theater heeft de ruimte op zichzelf voor haar altijd een grote rol gespeeld. Daarnaast is haar dans doordrenkt van concepten uit de beeldende kunst en is hij in de regel vrij fysiek te noemen. Châtel kan worden geduid als een choreografe die minimalistische hedendaagse dans maakt, waarin de vorm de emotie pas prijs geeft bij eindeloze herhaling. Ze houdt dan ook niet van poespas: ‘Voor mij geen passen met symbolische betekenis’, zei ze in 2001 in een interview.

Afgelopen maandag ging haar voorstelling Imperium in reprise. De voorstelling is destijds gemaakt voor het Holland Festival en beleeft nu haar come-back in de grote zalen van de schouwburgen.

Frivoliteit

~

Het toneelbeeld lijkt op het eerste gezicht één van de meest spannende toneelbeelden sinds tijden: een reusachtige stapel stoelen en een cirkelvormige rails die om deze stapel heen is geplaatst. Op de rails staat een grote stoel die naar voren kan worden gereden. Nog voordat je kunt bedenken of de stoel daadwerkelijk door de berg heen kan rijden en wat voor immens effect dat zal hebben, komen de mannelijke dansers stuk voor stuk opgehuppeld. Met vrolijke sprongen en bewegingen vol tierelantijntjes betreden ze het toneel. Het zijn knokige jonkheren en hun gestaltes laten een vrolijke indruk achter. De barokmuziek die we horen vormt een symbiose met de choreografie; de dansers dansen meestal als er zang klinkt. Het geeft de dans een musical-achtig, bijna kitsch randje dat op haar beurt weer zorgt voor een lichtkomisch effect.
Dan komen twee vrouwelijke danseressen op, de koninginnen. Duidelijk is dat ze hoger in rang staan, maar dat er wel allerlei onderhuidse relaties en verstandhoudingen spelen. Machtskwesties en aristocratische geschillen worden afgewisseld met een relativerende luchtigheid. Het begingedeelte zit vol frivoliteit.

In het oog springt danseres Sita Ostheimer. Ze geeft het stuk als één van de weinige dansers de aristocratische allure waar het om vraagt. Ook de kostuums verdienen een compliment. De gerenommeerde Rien Bekkers maakte de kleding passend voor de voorstelling. De grote ronde kragen, bekend uit vele Shakespeare voorstellingen, worden gecombineerd met speciaal ontworpen hoffelijke, blauwe kledij.

Het rommelt

~

Toch komt aan dit aangename begin een einde. Wat volgt is een lang stuk waarin weinig ontwikkeling plaats vindt. Wel wordt er gebruik gemaakt van ruimtelijke vormen, maar het ontbreekt aan een toename van intensiteit. De voortdurende anticipatie op de muziek wordt enigszins uitgemolken. Daar komt bij dat de uitvoering van met name de mannen veel te wensen over laat. Het is her en der zelfs slordig te noemen. De synchroniteit is eveneens ver te zoeken. Het is een knulligheid die niet bewust bedoeld is en ondanks dat het kan passen bij de rol van hofnar, toch gaat irriteren. Het gaat ten koste van het bewegingsmateriaal dat Imperium bevat en het maakt je nieuwsgierig naar de uitvoering in 1990. Niet alleen rommelt het in de uitvoering, ook maakt de barokmuziek letterlijk plaats voor geluiden met donder en bliksem. En dan gebeurt plots waar iedereen op zat te wachten: De stoelen vallen uit elkaar en kletteren op de grond. Het is een visueel imposant schouwspel dat plaats vindt in een luttele seconde. Het imperium is gevallen en niets zal hierna meer hetzelfde zal zijn. Hier rest mij de vraag waarom de stoel niet gebruikt werd (anders dan een klein zetje dat de derde koningin geeft) en waarvoor de rails diende? Is het imperium gevallen omdat niemand de stoel betreden heeft? Vragen die onbeantwoord blijven. Wat volgt zijn scènes die niet veel toevoegen aan de voorstelling. Wat betekenen deze eindscènes?

Een reden te meer waarom de voorstelling je in dubio achter laat. Een hoop zaken zijn prachtig tot uiting gekomen, andere wat minder.

Imperium is te zien tot en met 31 maart 2008. Klik hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Touwen als hartmonitor

recensie: Faust

.

Van Litouwen weten de meeste theaterliefhebbers vrijwel niets. Wat men wel weet is dat er in dat land al een aantal jaar fantastisch theater gemaakt wordt. Meno Fortas, het gezelschap van regisseur Eimantus Nekrosius, baarde al opzien met zijn eigenzinnige bewerkingen van Shakespeare, nu is Goethes klassieker Faust aan de beurt. Het verhaal van de geleerde Faust die uit zucht naar ultieme kennis over de wereld een pact sluit met de duivel blijkt in Meno Fortas’ enscenering allesbehalve versleten.

~

De aanpak van Meno Fortas is zowel groots als aards. Met creatief gebruik van eenvoudige middelen wekt de regisseur een eigen wereld met een eigen beeldtaal tot leven. Zo wordt er onder meer gebruik gemaakt van karton, spinnenwielen, brandende kaarsen en lucifers en complete takkenbossen. Touwen spelen een speciale rol: als Faust het pact met de duivel ondertekent ligt op de grond een touw met een knoop. Wanneer hij er naartoe loopt, komt hij terecht tussen touwen die door een legioen boze geesten zo worden bewogen dat ze de puls van een hartmonitor imiteren, waarbij de geesten ook de bijbehorende piepjes nadoen. Uiteindelijk worden de touwen opgetild en lijken dan een wateroppervlak waaronder de overmoedige geleerde neervalt en verdrinkt.

Kleiduiven

Deze simpele maar doeltreffende beeldtaal is bedoeld om de filosofische kanten van het verhaal te benadrukken, maar het effect is ook dat het verhaal een soort mythe wordt, niet zozeer bevolkt door uitgewerkte karakters maar door archetypen. Faust staat voor de mens die zucht naar kennis, het vrome meisje Gretchen (door Faust met hulp van de duivel verleid en daarmee in het ongeluk gestort) voor de vermoorde onschuld. God en de duivel blijken in dit universum even menselijk als de mensen zelf – zo blijkt de duivel graag kleiduiven te schieten.
Ook zit de voorstelling vol symboliek. God die in een wit gewaad een houten balk tegen de klok in voortzeult in onophoudelijke cirkels, roept associaties op met Sisyfus: de mythische figuur die is veroordeeld om tot in de eeuwigheid een rotsblok een berg op te sjouwen en het symbool werd van de altijd zwoegende mens. Subtiele visuele verwijzingen naar het kruisbeeld van Christus en de speeches van Hitler zitten ook in het stuk. Dat is mooi, want zo voorkomen de makers dat het stuk een al te weids gebaar wordt. Iets anders dat daaraan bijdraagt is de speelse lichtvoetigheid die regelmatig opduikt. Plotselinge grapjes, bijna clownesk, geven lucht aan de tragiek en het filosofisch geworstel in dit stuk.

~

Allure

Toch is de uiteindelijke kracht van deze Faust de grootsheid. Het lef om bijna steeds het complete toneelbeeld te gebruiken, het onafgebroken geluidsdecor en de grote verbeeldingskracht waarmee alle elementen (water, vuur, lucht en aarde) worden ingezet om ons mee te nemen in het drama.
Het is deze allure waarin de spelers van Meno Fortas vrij spel hebben om te schitteren, waarbij met name de titelrol en de rol van Gretchen meesterlijk worden vertolkt. De actrice die Gretchen speelt (Elžbieta Laténaité) weet op volkomen overtuigende wijze zowel kinderlijke onschuld, schoolmeisjesachtige verliefdheid en aangrijpende wanhoop en waanzin te tonen. De acteur die Faust vertolkt (Vladas Bagdonas) imponeert vooral door zijn bekwaamheid enorme lappen tekst tot leven te brengen, terwijl hij ook goed raad weet met het vele stille, mimeachtige spel. Dat de voorstelling geheel in het Litouws is, leidt geen moment af van de aandacht. Niet alleen is de vertaling (in boventiteling op een lichtkrant te volgen) ijzersterk, de vreemde taal geeft onbedoeld extra lading aan de onwerkelijke elementen van het stuk.

Boven alles is deze Faust er één voor ogen en oren. De intrieste violen van Samuel Barbers Adagio for strings zullen voorlopig nog herinneren aan pulserende touwen, zwaaiende takkenbossen en een kleiduiven schietende duivel.

Muziek / Album

Teleurstellend tussendoortje

recensie: Dominik Eulberg - Bionik

Dominik Eulberg toonde zich buitengewoon productief in 2007. Was er eerst al het dubbelalbum Heimische Gefilde, aan het eind van hetzelfde jaar kwam daar Bionik bij. Inmiddels is er nieuw werk van Eulberg uit, namelijk het eerste deel van een samenwerking met Gabriel Ananda, maar wij kijken nog even terug op Bionik.

Dominik Eulberg brengt zijn platen uit op de betere Duitse technolabels Traumschallplatten en Cocoon. Bionik is uitgekomen op dit laatste label, waar de Duitse dancelegende Sven Väth de scepter zwaait. De in Bonn woonachtige parttime boswachter Eulberg heeft in relatief korte tijd een behoorlijke naam opgebouwd in de technoscene.

Vierkwartsgeknisper

Waar zijn eerdere album Heimische Gefilde een eenheid vormde – al was het maar door het vogelthema – klinkt dit album meer als een allegaartje. Er is ruimte voor minimal techno, maar Eulberg flirt ook met trance. Daarnaast waart vooral gedurende het tweede deel van het album de geest van Aphex Twin en Autechre rond op Bionik. De flarden ambient en de sluimerende melodieën doen meer dan eens denken aan het vroege werk van Richard James, al wordt het nergens zo avontuurlijk. De four-to-the-floor van de vierkwartsmaat blijft dominant. Her en der aangevuld met het kenmerkende geknisper wat zo onlosmakelijk verbonden lijkt met minimal techno.

Neotrance

~


Dominik Eulberg wordt wel geschaard onder de vrij nietszeggende en misleidende term neotrance. Denk bij deze classificatie overigens vooral niet aan de massieve muur van strings van Tiësto of Armin van Buuren; het tempo ligt bij neotrance een stuk lager en de melodiën zijn een stuk ingetogener. Ook op Bionik wordt dit laatste gelogenstraft. Op het nummer Löwenzahn-Luftwaffe steekt een synthesizermelodie de kop op die buitengewoon trance-achtig klinkt, maar mede daardoor ook plat aandoet. Op zijn best is Eulberg op een nummer als Autopfoten, dat een stuk subtieler klinkt en waar de dreigende melodie op de achtergrond een permanente spanningsboog oproept. Een spanningsboog die op een aantal van de andere tracks node gemist wordt.

Tussendoortje

Bionik is zeker geen topper. Op een of andere manier klinkt het album lichtelijk gedateerd, en lijkt het te hinken op twee gedachten. De eerste drie tracks bestaan uit onvervalste minimal van de hardere soort. Hoewel het geen slechte tracks zijn onderstrepen ze de inmiddels heersende opvatting dat minimal zijn beste tijd gehad heeft. De nadruk op percussie, clicks and cuts en de bijzonder trage opbouw, maar vooral het gebrek aan melodie werken licht op de zenuwen. Naarmate de cd vordert groeit de spanning weliswaar, maar ook de gedachte dat we met Bionik te maken hebben met een tussendoortje.

Muziek / Album

Graag uw aandacht voor de volgende veiligheidsdemonstratie

recensie: Chikinki - Brace brace

Chikinki is een band die in het verleden terecht geroemd werd om zijn vernieuwende electropop. De vier heren uit Bristol spelen gitaar, drums, synthesizer en nog meer synthesizer. Het is deze extra synthesizer en de manier hoe dit instrument in hun nummers werd verweven die de band ondescheidde van andere popbands met een electro-knipoog. Chikinki is op zijn best met spannende muziek. Jammergenoeg is op hun laatste album niet zoveel meer inspiratie terug te vinden.

Brace brace stelt helaas teleur.

De mannen van Chikinki begonnen zoals veel bandjes dat deden: ze namen bij een van de bandleden thuis ‘per ongeluk’ een nummer op. Eerst de gitaarpartij en toen de rest; er is natuurlijk wel vaker een twaalfsporenrecorder in de buurt. Nadat er op mysterieuze wijze een aantal nummers waren ontstaan en zelfs al waren opgenomen, was het tijd om een vergadering bijeen te roepen. Onder leiding van Rupert Browne was daar de band dan officieel geboren. In 2001 debuteerde Chikinki met Experiment with mother, maar de band brak pas door bij een groter publiek met het in 2004 verschenen Lick your ticket geproduceerd door Steve Osborne, die onder andere met Happy Mondays werkte. Van dit album was vooral Assassinator 13 een indie-hit van aardig formaat. Het was tevens dit nummer dat de band het predikaat dance-rock/electroclash/indie-disco/newrave opleverde.

Glitch-pop-fuck-noise

~


De meest recente plaat van Rupert Browne, Ed East, Steve Bond en Boris Exton zou volgens de mannen zelf in de categorie “glitch-pop-fuck-noise” vallen. Maar, zo vertellen ze er in bijna elk interview bij, er zijn eigenlijk twee dingen waar ze het liever niet over hebben: het verhaal achter de oorsprong van de bandnaam en het muziekplakkertje dat ze niet willen ontvangen. Desalniettemin gaat het toch gebeuren. Waar op de voorgaande platen van Chikinki de scherpe “glitch-pop-fuck-noise”-nummers duidelijk aanwezig waren, ontbreekt van de puntige en innovatieve muzikale avonturen van het viertal op deze plaat ieder spoor. Natuurlijk, de voor Chikinki herkenbare, speelse synthesizergeluiden komen in elk nummer terug. Maar in plaats van meer spanning in de nummers te brengen, dragen de piepjes en plopjes juist bij aan het middelmatige hitparadegeluid dat op Brace brace overheerst. Een voorbeeld van deze overbodige synthesizertrucjes is te horen in het nummer You said. Afgezien van de enigszins oppervlakkig tekst over bindingsangst en zeurende vriendinnen is het intro zó vlak, de melodielijn zó voorspelbaar en het refrein zó vol met elektronisch geneuzel dat het nummer ten onder gaat. Hetzelfde geldt voor het erg hitgevoelige Like a see-saw, waar het clichématige refrein zo goed wordt voorbereid en ingeleid dat over het verloop van de rest van het nummer weinig meer te raden valt.

Middelmatige pop

~


De vijftien mid- en up-tempo popliedjes lijken zonder inspiratie bij elkaar geraapt te zijn. Ook het laatste nummer van de cd, Talk to the Moon, laat de kwaliteiten van Chikinki niet goed horen. Wiens idee was het om aan het einde van de plaat nog een zoetsappige ballad toe te voegen? Het kleine lichtpuntje van de plaat is Hello hello, een zonnig liedje dat duidelijk geïnspireerd is door jaren ’60 surfpop. Maar dit ene nummer kan Brace brace niet redden. Dit is niet meer de band die muzikaal initiatief neemt, maar een band die de ‘grote popbandjes’-hype volgt en helaas niet meer met de koppen boven het veld uit weten te komen. Hopelijk is het slechts een fase.

Kunst / Expo binnenland

Sprookjes zonder al te ruwe randjes

recensie: Vasily Kandinsky en anderen - Russische Sprookjes, volksverhalen en legenden

Na tentoonstellingen over Russische landschappen, de schilderkunst van Repin en de ballets Russes van Diaghilev wijdt het Groninger Museum nu een tentoonstelling aan 19de eeuwse Russische sprookjes. Tijdens deze tentoonstelling -wederom met dank aan de hechte banden tussen de Groningse sponsor Gasunie en zijn Russische collega Gazprom- zijn prenten, aquarellen en schilderijen van Kandinsky en hier minder bekende kunstenaars als Viktor Vasnetsov en Elena Polenova te zien.

Ivan Bilibin, 'Illustratie bij het sprookje Ivan de tsarenzoon, de
Ivan Bilibin, ‘Illustratie bij het sprookje Ivan de tsarenzoon, de vuurvogel en de grijze wolf: ridder bij een driesprong’ (1899), aquarel en inkt op papier.

De sprookjes van Viktor Vasnetsov (1848-1926) zien eruit zoals je had verwacht: dromerige prinsessen en tsarenzonen in mysterieuze landschappen. Vasnetsovs’ prerafaëlitische schilderijen zijn van goede kwaliteit en behoren hiermee tot de betere werken in de tentoonstelling. Ze zijn echter weinig vernieuwend. De schilder eigende zich namelijk pas een prerafaëlitische stijl toe aan het einde van de 19de eeuw terwijl deze stroming al halverwege die eeuw in Engeland was ontstaan. Hiermee wordt duidelijk dat de ontwikkeling van de Russische schilderkunst pas laat op gang kwam en eind 19de, begin 20e eeuw weinig vernieuwend was ten opzichte van het werk dat in andere westerse landen werd gemaakt.

De andere naam van betekenis binnen de tentoonstelling is die van Vasily Kandinsky (1866-1944). Van een afstand zijn Kandinsky’s houtsneden en aquarellen al te herkennen. Dit vroege werk is misschien niet het beste uit zijn oeuvre, het laat wel een innovatieve omgang met het ‘sprookjeserfgoed’ zien. Kandinsky was een van de weinigen die zich de techniek van het houtsnijden eigen maakte, het medium dat sinds de 17de eeuw werd ingezet voor de verspreiding van de skazki (sprookjes) en bylinen (sprookjes met waarheidsgetrouwe elementen). Waar sommige werken niet meer dan illustraties zijn (de aquarellen van Ivan Bilibin) en in het ergste geval zeer knullig uitgewerkte aquarellen (Elena Polenova), zijn de houtsneden en aquarellen van Kandinsky toch van een ander kaliber. In zijn werken bestaan de figuren uit dunne lijnen en lichte kleuren, wat het geheel speels en intiem maakt.

Schone slaapster

Elena Polenova
Elena Polenova, ‘Illustratie bij het sprookje  De kleine Filipko: de eenden redden Filipko’ (ca 1890), gouache, oost-indische inkt, penseel, potlood op papier

Het schort in de tentoonstelling niet alleen aan kwaliteit en originaliteit, maar ook aan relevante achtergrondinformatie. In de prachtig uitgevoerde catalogus wordt vrij uitgebreid aandacht geschonken aan de politieke context waarin de kunstenaars werkten, maar in de tentoonstelling wordt hier geen informatie over gegeven. Het zou interessant geweest zijn om te zien hoe er respectievelijk in de tsarentijd, tijdens de revolutie en in de periode na de revolutie tegen dit cultureel erfgoed aangekeken zou zijn. 

Vasnetsov heeft bijvoorbeeld nooit iets gezegd over de aanwezigheid van eventuele politieke boodschappen in zijn schilderijen. Toch is het aannemelijk dat zijn schilderijen een verhulde kritiek waren op de politieke chaos ten tijde van de marxistische revolutie. Vasnetsov was namelijk lid van de antirevolutionaire en patriottistische bond. Bovendien zijn sprookjes zonder meer geschikt voor het overbrengen van  politiekgerelateerde kritiek: ze bevatten immers veel niet-specifieke elementen (zoals niet-bestaande landen) en in personages kunnen zonder veel problemen personificaties van partijen worden gezien: de slechterik wordt zo de vijand, de schone slaapster het slapende land dat moet worden wakker geschud. 

Chocoladewikkels

Behalve gebrek aan politieke context, is er in de tentoonstelling ook te weinig aandacht voor het maatschappelijke en kunsthistorische aspect van de sprookjes. Er wordt bijvoorbeeld niet vermeld dat de de sprookjes oorspronkelijk voor de boeren waren bedoeld. Pas in de 19de eeuw raakten de Russische elite en de schilders door een toenemende patriottistische liefde voor de folklore in de ban van de oeroude verhalen. Die verhalen blijken vaak dezelfde elementen te bevatten als de Europese sprookjes. De Russen kennen net als wij Nederlanders een variant op Doornroosje en Sneeuwwitje. Ook blijken er soms overeenkomsten te zijn in de negentiende-eeuwse uitwerking ervan. Waarschijnlijk werden ook op dit gebied vergelijkbare antieke bronnen aangeboord. Misschien was het een beter idee geweest om de nadruk te leggen op de overeenkomsten en niet zozeer op de verschillen, zoals nu het geval is.

Vasily Kandinsky, 'goeslispeler', 1907, linosnede
Vasily Kandinsky, ‘goeslispeler’ (1907)linosnede

De sprookjes waren niet alleen geïnspireerd op andere verhalen, maar- zo wordt in de tentoonstelling beweerd- dienden eveneens als inspiratiebron voor de kunst. ‘Kunst’ blijkt hier een niet al te ruim begrip te zijn. In plaats van zich alleen te beperken tot de schilderkunst, had men hier ook kostuums op kunnen nemen in de tentoonstelling van de ballets russes. De ontwerpers van de balletkostuums en de decors lieten zich namelijk ook inspireren door sprookjes, met een origineler resultaat. Waarschijnlijk waren de makers bang om in herhaling te vallen na de tentoonstelling over het ballet rond de choreograaf Diaghilev dat begin 20e eeuw furore maakte. Andere dingen, zoals de menu’s van de schilder Ivan Bilibin zijn wellicht een aardige aanvulling op zijn geschilderd oeuvre. De ansichtkaarten en chocoladewikkels zijn echter volledig overbodig.

Audioguide

Al met al krijgt de hier geëxposeerde negentiende-eeuwse Russische kunst in de tentoonstelling te veel eer. Met het gebrek aan originaliteit en kwaliteit verdienen de uitwerkingen van de sprookjes die te zien zijn nou niet bepaald een exclusieve plaats in de westerse  kunstgeschiedenis. Daarnaast had de tentoonstelling een bredere -maatschappelijke en kunsthistorische- context mogen krijgen en een meer divers beeld mogen geven van de invloed van sprookjes op de Russische kunst door meerdere media te tonen. Het is een mooie plaatjestentoonstelling maar in de verhalen achter de sprookjes – een audioguide is toch wel aan te raden- is meer diepte en sfeer te vinden dan in de tentoonstelling zelf.

Boeken / Non-fictie

De oorsprong van het microkrediet

recensie: Muhammad Yunus - Bankier voor de armen

Microkrediet is al een tijdje hot in de strijd tegen de armoede. Al voor het Jaar van het Microkrediet (2005) was het concept van kleine leningen voor arme vrouwen populair. De voormalige president van Amerika, Bill Clinton, en onze eigen prinses Maxima zetten zich ervoor in. De bedenker van het microkrediet, Muhammad Yunus, kreeg in 2006 de Nobelprijs voor de Vrede en inmiddels zijn ook reguliere banken gecharmeerd van het idee. Daarmee is het hoog tijd voor een blik op de oorsprong van het idee en de werking van de bank die zich werkelijk zegt in te zetten voor de allerarmsten in deze wereld. In Bankier voor de armen geeft Yunus zijn geheimen prijs.

Muhammad Yunus (67) is econoom en oprichter van de bank die als eerste ter wereld kleine leningen begon te verstrekken aan armen die niet over onderpand beschikten: Grameen Bank in Bangladesh. Hij begon er mee in de jaren zeventig, toen hongersnood de mensen van het platteland naar de stad joeg om daar in de straten van Dhaka te sterven. Yunus werd erdoor geraakt en stapte buiten zijn academische wereld en zijn opvatting van economie, om de armoede te begrijpen.

Revolutie van de eenvoud


Het idee van microkrediet is inmiddels al lang niet nieuw meer, maar het is wel Yunus’ eigen idee, opgezet naar zijn eigen inzicht. Na jaren van experimenteren heeft het zich tot de huidige vorm ontwikkeld. Hoe komt een professor economie er toe om een bank op te zetten voor de allerarmste vrouwen in het allerarmste land van de wereld? De weg die Yunus beschrijft is inspirerend en misschien zelfs revolutionair. Met kleine leningen houden miljoenen vrouwen op het platteland van Bangladesh inmiddels het hoofd boven water. Zelfs meer dan dat: ze bouwen een huisje, sparen voor later. Yunus bereikt met zijn idee degenen die buiten alle ontwikkelingsprojecten vallen en al helemaal niet in aanmerking komen voor een lening bij een reguliere bank, hoe klein ook.

Bankier voor de armen is duidelijk merkbaar tien jaar geleden geschreven, ondanks de bezwering van de uitgever dat deze versie is geactualiseerd. Het onderwerp is echter universeel en de manier waarop Yunus van zijn idee een goedlopende bank maakte is boeiend en leerzaam. De revolutie schuilt in de eenvoud van het idee; direct kapitaal verschaffen aan mensen die er anders geen toegang toe hebben. Geen kantoren bouwen, geen ingewikkelde procedures, geen managementhiërarchie en geen eindeloze formulieren. De bankmedewerkers gaan lopend of op de fiets langs de bewoners van het platteland van Bangladesh. Het traditionele idee van economische ontwikkeling wordt op zijn kop gezet. Vaak wordt uitgegaan van algemene economische ontwikkeling, die op den duur ook ten goede komt aan de armen. ‘Op den duur sterven de armen echter’ is hierop de repliek van Yunus. Hij is bescheiden begonnen, niet met het plan om de armoede voor altijd uit te roeien, maar met de bedoeling om het leven van de allerarmsten iets te vergemakkelijken.

Iedereen is ondernemer


Er zijn twee bezwaren tegen het boek in te brengen die de leeswaardigheid van het boek niet teniet doen. Ten eerste bestaat de structuur van het boek uit een rommelige verzameling van anekdotes over de tegenstand die de bankmedewerkers ontmoette, het persoonlijke leven van Yunus, de werking van Grameen Bank, de vrouwen die leningen afsluiten, de filosofie van de bank en de historie van Bangladesh. De ontwikkeling van het microkrediet wordt in stukjes aangeboden en dat leest niet prettig, vooral niet voor mensen die niet direct in Bangladesh geïnteresseerd zijn, maar wel in microkrediet.

Het tweede bezwaar is dat er wel ruimte voor kritiek op het microkrediet is, maar alleen voor kritiek die met gemak weggewuifd kan worden. De tegenstand van geestelijk leiders op het platteland, de weerstand die de onorthodoxe werkwijze van de bankmedewerkers opriep, de afkeer van echtgenoten die hun invloed op hun vrouwen zagen afnemen; dit alles is volgens Yunus overwonnen door middel van tijd en inspanning. Maar er zijn meer punten van kritiek, en die staan amper beschreven. Het succes van Grameen wordt wel èrg vaak afgemeten aan het aantal leners, de aflossingspercentages en de hoogte van het uitstaande krediet. Wellicht is dit gedaan om sceptische burgers van kapitalistische landen te overtuigen dat het kan, dat het werkt, dat liefdadigheid passé is en dat ondernemerschap een probaat middel is bij armoedebestrijding. In deze geactualiseerde versie van het boek had de lezer op dit punt echter wel iets meer diepgang mogen verwachten. Is het bijvoorbeeld wel voor iedereen weggelegd om ondernemer te worden?

Overigens is de kritiek van economen, dat het werk van Grameen geen invloed lijkt te hebben op het bruto binnenlands product (bbp) van Bangladesh, wellicht minder belangrijk dan het lijkt. De armen werken in de informele economie, waar weinig betrouwbare statistieken over zijn. Bovendien; wat maakt het uit als het bbp niet zichtbaar stijgt, maar je kinderen hebben wel te eten? Wie maalt er om nationale cijferaars als je verlost bent van geldschieters die zoveel rente vragen dat er van je winst amper te leven valt?

Muziek / Album

Veelbelovend debuut definitief heruitgegeven

recensie: Hefner - Breaking God's Heart

Hefner debuteerde in 1998 met Breaking God’s Heart. Ondanks dat het debuut geen echt sterk album was, wist de band toch direct de aandacht op zich te vestigen. De frisse new wave en pop die Hefner ten gehore bracht verried de kwaliteit en kracht van de songschrijver van de groep. Met deze heruitgave worden alle releases uit de begintijd van Hefner bij elkaar gebracht.

De centrale figuur van Hefner is singer-songwriter Darren Hayman. Hij is het muzikale brein van dit indie-/pop-/rocktrio. Mocht je Hefner nog niet kennen, dan kun je het best denken aan Television (en Tom Verlaine solo) gemixt met wat Echo & the Bunnymen of wat meer naar deze tijd toe: het stemgeluid van Jeff Buckley, ondersteund door een frisse waveband.

~

Darren Hayman ziet dit eerste album als een jeugdfoto die je niet aan iedereen wilt laten zien, zo schrijft hij op de binnenzijde van het klaphoesje. Hefner maakte in de tijd van Breaking God’s Heart muziek die sterk geworteld was in de new wave en dit debuut was nog niet het meest uitgekristalliseerde werkje van de mannen. Het beste moest nog komen! In 2001 piekte Hefner met het meesterwerk Dead Media. Maar eigenlijk is The Fidelity Wars, uit 1999, al van grote klasse. De beperkte hoesinformatie bij deze heruitgave van Breaking God’s Heart is overigens een minpunt. We moeten het stellen met slechts een kort stukje tekst van Hayman zelf. Informatie over de nummers is helaas niet aanwezig. Voor een heruitgave acht ik het toch essentieel om een over historie van de band en de herkomst van de nummers te kunnen lezen.

Gekoesterd

Breaking God’s Heart wordt door veel fans gekoesterd. Dat weet Darren Hayman en dat is dan ook de reden voor een heruitgave met zeer veel extra tracks. Het geeft een uitstekend en compleet beeld van ‘de jeugd’ van Hefner. Alle ingrediënten zijn voorhanden: herkenbare zang en begeleiding, goede popliedjes, en een frisse productie. In het kort: een band met potentie. De afwerking is als die van een ruwe diamant. Breaking God’s Heart is een typische debuutplaat van een band die nog niet veel geld heeft voor de productie maar wel gezegend is met veel talent.

Compleet beeld

~

Wat haal je nu eigenlijk in huis met deze heruitgave? Naast natuurlijk het volledige eerste album van Hefner ook een compleet overzicht van de beginperiode van de groep: alle singles, inclusief de B-kantjes, uit die tijd. De ep Soul is terug te vinden op een bonus-cd, naast een aantal outtakes van de opnames van Breaking God’s Heart en een moeilijk verkrijgbaar nummer van de ‘Galaxy 500 tribute‘-cd. Een aantal opnames van soundchecks, en een vijftal 4-track demo-opnamen completeren deze definitieve heruitgave van het debuut van Hefner. Voor de fan die later is ingestapt een onmisbare aanvulling op de verzameling. Een heruitgave zoals het hoort? Bijna, want zoals gezegd is de informatie in het boekje ronduit karig. Een stuk achtergrondinformatie hoort er toch echt bij. Maar dat is dan ook het enige minpuntje.

Theater / Voorstelling

Een saaie nuance

recensie: Productiehuis [Frascati] in coproductie met Theatergroep De Nieuw Amsterdam - Zekket (Pax Islamica deel III)

“De kans dat je beschadigd raakt, hier, is groter dan waar u geboren bent. U besloot hier te komen.” Aan het woord is een van de psychiaters van de hoofdrolspeler, die probeert de getroebleerde wereld van zijn cliënt enigszins op orde te krijgen. Hij krijgt het advies terug te tellen – van 10 naar 0 – om zo de oorzaak van zijn zorgen te zoeken. Zodra hij die oorzaak vindt, zal hij al zijn problemen op kunnen lossen.

Zekket is het derde deel uit het vijfluik Pax Islamica, naar een concept van de Egyptische acteur en theatermaker Sabri Saad El Hamus. Met dit vijfluik beoogt Saad El Hamus een genuanceerd beeld van de Islam neer te zetten en zoekt hij naar meer openheid en begrip. In ieder deel werkt hij samen met een andere tekstschrijver en regisseur. De onlangs bij Het Zuidelijk Toneel vertrokken Olivier Provily tekende voor de regie van deel III.
De voorstellingenreeks is gebaseerd op de vijf zuilen van de Islam. Deze avond is het de beurt aan de derde zuil, ‘Zakat’: de plicht tot het geven van aalmoezen.

Culturele verwarring

Foto: Pieter Boersma
Foto: Pieter Boersma

Sinds januari 2008 is Saad El Hamus artistiek leider van De Nieuw Amsterdam, een multiculturele theatergroep die probeert allochtone acteurs kansen te geven. Eerder al richtte hij de stichting Maqam Lamaqul op. De theatervoorstellingen die uit deze stichting voortkwamen, hadden tot doel de Nederlandse en de Arabische wereld een beetje dichter bij elkaar te brengen. Op meerdere vlakken doet Saad El Hamus zodoende een poging een tegenstem te bieden aan de belaging van zijn geloof door mensen zoals Geert Wilders, wiens naam inmiddels ook al begint door te dringen in de Nederlandse theaters. Of we daar blij mee moeten zijn, valt te betwijfelen.

Eén persoon is er in ieder geval niet blij mee. Hij raakt ervan in de war. In een monoloog van een uur, van de hand van Ko van den Bosch, beschrijft hoofdrolspeler Saad El Hamus zijn redenen om te vertrekken uit zijn geboorteland Egypte om zich later in Amsterdam te vestigen. De persoonlijke aanvallen die hij krijgt te verwerken – ineens is hij louter moslim en dus een potentiële terrorist – veroorzaken kortsluiting in zijn hersenen.
Hij kwam hier met goede bedoelingen, op zoek naar de Verlichting, met Sartre en Camus in de hand – en hier loopt het dan op uit. Nu zit hij in een kille witte ruimte, op een stoel achter een leeg tafeltje, wachtend op de oplossing, die hij hoopt te krijgen van de psychiaters. Saad El Hamus neemt alle rollen op zich: hij speelt zowel de patiënt ‘de heer El Hamus’ (niet toevallig gekozen), als de twee naamloze psychiaters.

Te ingetogen

Foto: Pieter Boersma
Foto: Pieter Boersma

Net zoals in deel twee, Mohammed & Omnya, draagt Saad El Hamus de voorstelling. Hij weet moeiteloos te schakelen tussen de psychiaters en de patiënt en dat is prettig om naar te kijken. Maar helaas slaak je af en toe ook een zucht van verlichting als er eindelijk wat beweging in het stuk wordt gebracht, al is het maar een kort loopje naar de muur. De humor, die een belangrijk aandeel had in het vorige deel, is hier bijna geheel afwezig. Dat maakt het stuk niet bepaald lichter. De ingetogen sfeer is zo ijl, dat er geen ‘lucht’ meer in de voorstelling zit. Hierdoor wordt de voorstelling afstandelijk en wordt er de toeschouwer geen mogelijkheid geboden zich te verhouden met de heer El Hamus en de oorzaak van zijn problemen.
Wat in potentie een intrigerend spel tussen werkelijkheid en fictie had kunnen worden, loopt spoedig spaak op de muur die de heer El Hamus om zich heen bouwt. Daardoor dreigt de opzet van Saad El Hamus’ reeks ondergesneeuwd te raken en dat is meer dan jammer. Helemaal wanneer je beseft, dat Zekket zo weinig prijsgeeft over de derde zuil van de Islam. Of het moet zijn dat Saad El Hamus zich aan de Nederlandse samenleving heeft gegeven en daar niets voor terugverwacht, maar dit riekt teveel naar ‘hineininterpretation’.

Hoewel idee en opzet sympathiek te noemen zijn, blijkt hoe fragiel een dergelijke onderneming is. Het kan prachtig zijn of instorten als een kaartenhuis. Gelukkig heeft Sabri Saad El Hamus nog twee kansen.

Zekket (Pax Islamica deel III) van Sabri Saad el Hamus is nog te zien tot en met 28 februari 2008. Klik hier voor meer informatie en speellijst.

Theater / Voorstelling

Pretentieus effectbejag of gewoon vernieuwend?

recensie: Abattoir Fermé - Mythobarbital

Is het pretentieus effectbejag? Of is het gewoon vernieuwend theater? Je hebt van die theatervoorstellingen die je in verwarring achterlaten, omdat je er geen touw aan vast kunt knopen. Mythobarbital van het Mechelse theatercollectief Abattoir Fermé is zo’n voorstelling.

Mythobarbital, dat ruim een uur duurt, bestaat louter uit beelden. Dat is niet zo gek, want de stijl van de groep wordt wel omschreven ‘als een visuele mix van Hollywood en avant-garde, van horror en sciencefiction, van Jeroen Bosch en David Lynch’. Dat schept verwachtingen, die in deze voorstelling overigens niet worden ingelost, maar daarover straks meer. In Mythobarbital, met de leuke, maar onbegrijpelijke ondertitel Val der Titanen, wordt geen woord gesproken. Elk houvast ontbreekt, de toeschouwer mag zijn eigen associaties maken.

Sloten koffie

~

Wat je ziet zijn drie acteurs, twee vrouwen en een man, die zich traag en verdoofd over het podium bewegen. Met een wezenloze blik in de ogen, drinken ze sloten koffie, steken de ene na de andere sigaret op en trekken van verveling maar weer eens een blikje Red Bull open. Ze zijn zelfs zo versuft, en van de wereld, dat ze koffie uit de kan blijven gieten wanneer het bekertje al lang vol is, zoals ze in de kattenbak de ene na de andere zak leegstorten. En dat allemaal tegen een decor van rekken vol plastic jasbeschermers, die de associatie met een stomerij oproepen, en een supermarktkarretje, dat tot de nok is gevuld met allerlei spulletjes. Met een koffiezetapparaat bijvoorbeeld, waaruit al die sloten koffie komen.

Uit de speakers komt enge, dreigende muziek, die af en toe aanzwelt, zoals wanneer een van de actrices met een bijl op een houten vloer staat in te hakken. Meestal heeft dat een dramatisch effect, maar in deze voorstelling heeft het dat niet,  omdat niet echt duidelijk is wat de aanleiding van deze uitbarsting is. Het is gewoon een beeld. En daar moeten we blijkbaar niks achter zoeken. Zoals we ons niks moeten aantrekken van de zeven fraaie, klassieke Hoover-stofzuigers, die op een gegeven moment op het toneel staan te grommen en spookachtig oplichten in het duister. Over spookachtig gesproken. De voorstelling begint in het pikkedonker, wat op zich een mooie vondst is, omdat het de spanning opvoert, maar wie op basis van het theateraffiche (een naakte vrouw, wier rug met bloed is besmeurd) iets spannends verwacht, komt bedrogen uit, want wat op het affiche bloed lijkt, blijkt in de voorstelling een tamelijk onschuldige substantie.

Not in Kansas

Na afloop vraag ik me af waar ik eigenlijk naar heb zitten kijken. Betekenen al die beelden nog wat of is het bij dit soort theater juist hachelijk om je aan welke interpretatie dan ook te wagen? Ik lees de toelichting nog maar eens door en begrijp dat de voorstelling oorspronkelijk een well-made play was over partnerruil, maar dat het theatercollectief daar blijkbaar te weinig uitdaging in vond. Vervolgens heeft het collectief twee maanden lang ‘gekneed, gemuteerd, herboren en herdoopt’ tot ze een ‘woordeloze voorstelling’ en een ‘visueel fantasma’ overhielden, over ‘fragiele mensen beyond boredom’. Met die kennis in het achterhoofd, ga je de verveling die het stuk uitasemt (verveling die klaarblijkelijk in partnerruil ontaardt), een stuk beter begrijpen, maar wat die hakbijl er nou in moet maakt het nog steeds niet duidelijk.

Zelf voelt het theatercollectief er – getuige de programmatoelichting – weinig voor om een hint te geven waar het stuk ongeveer over gaat. ‘Eén ding is zeker’, schrijven ze: ‘we’re not in Kansas anymore’. Ze hebben dus wel humor, en zullen het hopelijk niet erg vinden dat ik er in ieder geval geen touw aan vast kan knopen.  

Concluderen dat Abattoir Fermé zich met Mythobarbital aan pretentieus effectbejag bezondigt zou echter te ver voeren. Tenslotte heeft het Mechelse theatercollectief niet voor niets onlangs een Vlaamse cultuurprijs gewonnen voor haar ‘indringend en huiveringwekkend theater over de verhalen die de samenleving angst aanjagen en over het theater zelf’. Zo’n prijs krijg je niet zo maar. In Kansas misschien wel, maar in de Lage Landen toch zeker niet.

Deze voorstelling is nog tot en met 24 mei in Nederland en Vlaanderen te zien. Klik hier voor meer informatie.

Kunst / Expo binnenland

Creatief met kip

recensie: Koen Vanmechelen - Het appèl van de kip

Zijn kippen interessant als kunst? De Belgische kunstenaar Koen Vanmechelen vindt van wel. Hij is al van jongs af aan geïntrigeerd door kippen. Op dit moment uit zich dit in het Cosmopolitan Chicken Project. In Museum Het Valkhof in Nijmegen is dit voorjaar voor het eerst in Nederland een deel van dit project te zien. Het is een meerjarig kweekproject, waarbij Vanmechelen typisch nationale kippenrassen kruist om uiteindelijk tot een universele kip te komen. Hij begon in 2001 met het kruisen van de Mechelse Koekoek uit België en de Poulet Bresse uit Frankrijk. Vervolgens kruiste hij de ‘Mechelse Bresse’ met de English Redcap, waaruit de ‘Mechelse Redcap’ ontstond. Inmiddels zijn we bij de tiende generatie beland.

foto: Anneke Mengerink
foto: Anneke Mengerink

Bij binnenkomst in de langwerpige smalle ruimte ligt een dode haan met halfopen ogen en een geknakte nek op een slagershakblok. Boven het hakblok hangt een rode lamp. Dit Altaar voor de opgebaarde haan (2007) vormt een eenheid met een broedkast achter in de zaal waarmee juist het begin van elk ras wordt geïllustreerd. De kast ligt vol met uitgeblazen eieren waar rode lampen boven hangen.

Tegen de wanden hangen foto’s van groot formaat, waarop de kippen en profil zijn afgebeeld. Door het formaat van de foto’s worden de textuur van de veren, de kam en de snavel duidelijk. Tegelijkertijd worden de kippen door de uitvergroting en de steriele manier van fotograferen surreëel. Ook hangt er een genealogie aan de wand, waarop is te zien welke kippen met elkaar zijn gekruist.

In het midden van de zaal staat De generaties van het Cosmopolitan Chicken Project. Op sokkels staan opgezette kippen, van alle gekruiste kippen één exemplaar. Elke kip heeft een ring om zijn poot, met daarop een nummer. Ook hangt er een kaartje aan de poot met gegevens over het soort kip, de kleur van de ogen en het jaartal. De opstelling van opgezette kippen met de kaartjes, de foto’s en de genealogie geeft aan dat Vanmechelen het kweekproces zeer gestructureerd en op een semi-wetenschappelijke manier gedocumenteert.

Filosofie van het ei

In Calling the World legt Vanmechelen in drie tekeningen de filosofie achter zijn kweekproject uit. Hierin geeft hij onder meer aan hoe de kip met de mensheid en het menselijk denken is verbonden. Vanmechelen ziet de kip niet als productie- of consumptiedier, maar als drager van betekenis. Naast de filosofie over kippen en mensen heeft Vanmechelen ook een filosofie over de betekenis van het ei. Die filosofie wordt verbeeld in werken zoals Eggcord. Deze installatie bestaat uit geglasblaasde eieren die aan een stalen kabel hangen. Hierin verwijst hij naar de onbekende uitkomst van een ei. Ook Eb en vloed illustreert een theorie. Met dit werk verbeeldt Vanmechelen de kosmos. De zon is hier verbeeld door een geglasblaasde eidooier.

Mechelse Giant, foto: Courtesy Deweer Art Gallery - Otegem (B)
Mechelse Giant, foto: Courtesy Deweer Art Gallery – Otegem (B)

In de andere zalen ligt de nadruk op aspecten die in het verlengde van het kweekproces liggen. Forever (2007) bestaat uit een serie reliekhouders, waarin de resten van gecremeerde en gemummificeerde kippen te zien zijn. Als in een horrorfilm steekt een poot van een kip uit de as omhoog. Aan de wanden zien we nu geen gefotografeerde kippen, maar schilderijen van kippen die met eiwit, eigeel en kippenveren zijn gemaakt. In een video wordt getoond hoe Vanmechelen schildert met eigeel en eiwit.

Naast schilderijen waarop kippen te zien zijn heeft Vanmechelen ook een soort röntgenafdrukken van de kippen gemaakt. Hier zien we de semi-wetenschappelijke benadering terug die ook in de eerste zaal te ervaren was.

Liefdeloos

In de laatste zaal zien we een Mechelse Langkraaier in een grote kooi. Hierin zijn microfoons opgehangen die in verbinding staan met luidsprekers aan de buitenkant van de kooi. Dit werk, getiteld After Love, tempel voor de Mechelse Langkraaier, (2007) is in tegenspraak met de liefdevol gefotografeerde kippen. In deze installatie wordt een kip buiten zijn leefomgeving geplaatst om moederziel alleen in een kooi rond te dwalen. Het is een zelfde soort illustratie van het kweekproject als de broedkast die in de eerste zaal hangt. Mijns inziens voegt het echter niets toe aan de tentoonstelling en is het louter zielig voor de kip.

T153 098, foto: Courtesy Deweer Art Gallery - Otegem (B)
T153 098, foto: Courtesy Deweer Art Gallery – Otegem (B)

In de tentoonstelling krijgen we een goed beeld van het Cosmopolitan Chicken Project. De documentatie met de opgezette en gefotografeerde kippen is zeer nauwkeurig. Echter, zo gestructureerd als de documentatie is, zo toevallig lijkt de selectie van kippen. Of dit nu een gemis is van het project of juist opzet, wordt mij niet helemaal duidelijk. De filosofie erachter blijft abstract en lastig te doorgronden.

Wat ook opvalt is de veelomvattendheid van de tentoonstelling. Er zijn naast de documentatie van het Cosmopolitan Chicken Project, schilderijen, handgeblazen eieren in installaties en röntgenachtige afbeeldingen van de kippen te zien. Hierdoor verliest de tentoonstelling mijns inziens zijn focus. Het lijkt alsof de tentoonstellingsmakers het kweekproject op zichzelf niet interessant genoeg vinden; er moeten werken bij die het aanvullen. Jammer.