Theater / Voorstelling

Vriendschap boven kunst

recensie: Theater Artemis - Vakman

In het succesvolle Pakman stonden de speelse jochies die zich tijdenlang schuilhielden in vier volwassen kerels centraal. In Artemis’ nieuwste voorstelling werkte artistiek leider Floor Huygen opnieuw samen met theatermaker Bruno Vanden Broecke, maar in het vrijwel gelijknamige resultaat, Vakman, lijkt het kinderperspectief verlaten. Het draait om vier bevriende, eigenzinnige kunstenaars die hun slechtste werk naar god helpen en tijdens dit ritueel een bijzondere vriendschap blootleggen.

~

Het is vooral dat aspect van vriendschap dat de voorstelling Vakman ondanks de ‘volwassen’ verhandelingen geschikt maakt voor alle leeftijden vanaf een jaar of negen, tien. Want rond die tijd worden onderlinge verhoudingen en het delen van wezenszaken belangrijk. En natuurlijk tellen ook de humor en het zichtbare spelplezier bij alle vier de topacteurs mee. Ze hebben het zo naar hun zin, dat in de ogen van Louis D’Or-winnaar Bert Luppes af en toe zelfs in pijnlijke situaties vrolijke glimmertjes oplichten, of om zijn mond een glimlachje speelt.

Dat laatste heeft ook veel te maken met de vorm van de voorstelling, die ruimte laat voor improvisatie en zo voor wat extra spannende momentjes zorgt. De montageachtige opeenvolging van qua toon, tempo en karakter volstrekt verschillende scènes binnen dit chronologische verhaal zorgt er bovendien voor dat het niet makkelijk saai wordt. Teksttheater, bewegingstheater, muziektheater, mime; van alles heeft het een beetje en het is niet in een kant-en-klaar hokje te stoppen – net als de mannen over wie het gaat. Toch heeft Vakman nog wat aan scherpte en timing te winnen en een spanningsboogdipje na de sterke start te overwinnen; gelukkig mogen de mannen het nog vele keren spelen.

Mogelijk gaat het oeverloze gezwam over kunst aan de kleinste kijkertjes voorbij. Maar dat kan totaal geen kwaad, want het gaat op de keper beschouwd helemaal niet over kunst; dat is slechts het vehikel om de vier mannen met elkaar om te laten gaan. Dat vriend Vakman op sterven na dood is en dat dit zijn laatste avondmaal is, is ook nauwelijks meer dan de aanleiding voor de bijeenkomst van de vier vreemde vogels – het komt slechts terloops ter sprake en speelt nauwelijks een dramatische bijrol.

~

Drie vrienden treffen elkaar met ingepakte schilderijen onder de arm en op een kar in het ruime atelier van de succesvolste van allemaal: Vakman. Daar staat van alles, het meeste ook ingepakt in witte doeken, behalve dan de boksbal, de draaitafel, een bankje zonder poten en de niet te missen vuilcontainer. Omringende gordijnen missen, het vloerdeel van de zaal speelt volkomen zichzelf, inclusief deuren en inhammen. En ook inclusief de technici, die zeer zichtbaar aanwezig zijn en zelfs interactie hebben met de spelers. Grote afwezige in het eerste deel is de titelgever, die uiteindelijk opkomt op de galerij, als een god alles overziet en zich dan pas als gelijke onder zijn vrienden begeeft.

De vier hebben veel gemeen, ze zijn immers allemaal kunstenaar, maar ze zijn vooral allemaal geen doorsnee mensen. De emotionele, abstracte werkende jarenzeventigbohemien Dree, een manisch-depressieve rol waarin Stefan Degand schittert; alleen zijn gezichtsuitdrukking is al voldoende om geregeld in lachen uit te barsten. Bruno Vanden Broecke is zeer overtuigend als de overgebleven hippie-folk-rocker Braem, een multitalent dat maar niet echt boven wil komen drijven –  behalve als hij een gevoelig liedje vol taalvondsten zingt. Bert Luppes’ karakter Mon heeft z’n beste jaren gehad, maar teert nog altijd op zijn hoogtijperiode en verveelt verder iedereen met eindeloze theorieën en feitjes. En tot slot is daar Vakman, de succesvolle, trendy, kunstenaar, treffend gespeeld door Fabian Janssen.

Hun vriendschap blijkt gaandeweg de voorstelling een onverbrekelijke broederschap; klef, en toch oprechter dan oprecht. Bij elkaar kunnen ze zichzelf zijn, tegen elkaar kunnen ze eerlijk zijn, elkaar begrijpen ze ook als dat wat gezegd wordt niet is wat bedoeld wordt. En mocht het dan toch eens verkeerd worden opgevat, dan kan dat uit de weg worden geruimd. Echte vriendschap blijft over, zelfs als je de kunst waarop ze ooit gebaseerd was ritueel verbrandt.

 

Boeken / Fictie

Youri Egorovs korte leven

recensie: Jan Brokken - In het huis van de dichter

.

Egorov is een dankbaar onderwerp voor een verhaal: hij groeit op in communistisch Rusland, verzwijgt wijselijk zijn homoseksualiteit, is door het regime als pianogenie aan handen en voeten gebonden, snakt naar vrijheid, vlucht als adolescent naar het Westen, strijkt neer in het verdoemde Amsterdam, geeft zijn loopbaan als pianist wereldwijde vleugels en laaft zich aan werkelijk alle Westerse genietingen, die hem uiteindelijk naar zijn vroege ondergang zullen leiden.

Als buren leerden Egorov en Brokken elkaar kennen en door hun vriendschap is In het huis van de dichter een verhaal van vereenzelviging geworden. Ze hebben een substantieel aantal raakvlakken: de piano, Rusland, vluchten, componisten, dood, gedichten, godsdienst, reizen en nog wel meer. Die persoonlijke invalshoek vergemakkelijkt ook de vereenzelviging van de lezer met het verhaal, evenals Brokkens journalistiek-literaire stijl.

Adoratie

~

Hoewel Brokken niet kritiekloos staat tegenover Egorovs uitspattingen is er tot voorbij het even noodlottige als vroegtijdige einde (op zijn drieëndertigste) een ononderbroken onderstroom van adoratie. Daardoor krijgen met name de passages over muziek en Rusland iets extra’s, ook door de verwevenheid van historische en persoonlijke gebeurtenissen. Maar die adoratie leidt ook tot herinneringetjes van dertien in een dozijn waar je als lezer niet zo gek veel boodschap aan hebt.

Door een drietal oorzaken dreigt de pianist hier en daar wat op de achtergrond te raken. Brokken besluit niet met het aangrijpende hoofdstuk over Egorovs einde, maar met de wederwaardigheden van diens broer: enigszins een anticlimax. Overige omringende figuren zijn te talrijk om echt tot leven te komen en blijven weinig meer dan een naam. En tot slot wordt de lezer ietwat te veel getrakteerd op secundaire informatie uit de encyclopedie: over Abbey Road, omdat Egorov platen opneemt in de studio’s aldaar of over Nadejda von Meck omdat die Debussy kende, voor wie Egorov een voorkeur had.

In het huis van de dichter is een mooi portret van Egorov en het doet je na lezing verlangen naar diens muziek. Wellicht stijgt de verkoop van diens cd’s, dan zou het boek van Brokken de pianist nog meer doen blijven voortleven.

Film / Films

Engelsman in New York

recensie: How to Lose Friends & Alienate People

De komedie How to Lose Friends & Alienate People vertelt het waargebeurde verhaal van een Britse journalist die naar Manhattan verhuist om carrière te maken bij het fameuze Sharps Magazine. Het speelfilmdebuut van regisseur Robert D. Weide is onderhoudend en bij vlagen erg grappig, maar niet echt origineel.

‘Ik ben niet zoals jullie. Jullie schrijven over de huisdieren van celebrities, ik ben hier om de boel eens flink op te schudden.’ Het ontbreekt Sidney Young (Simon Pegg) niet aan ambitie, als hij van het Londense low budget schelmenblaadje Post-Modern Review naar de wereldberoemde Amerikaanse glossy Sharps Magazine wordt gehaald. Eén probleempje: hij heeft alleen wat moeite met integreren. Zijn directe grofheid en Britse cynisme vallen niet in de smaak bij de New Yorkse elite, die vooral uit goedgeklede hielenlikkers schijnt te bestaan.

~

How to Lose Friends & Alienate People is gebaseerd op de gelijknamige memoires van Toby Young. Young trok in de jaren negentig naar Amerika met het voornemen de nieuwe sterredacteur van het prestigieuze Vanity Fair te worden, maar stond binnen twee jaar weer op straat. Achteraf zegt hij geen flauw idee gehad te hebben hoe het zou zijn als journalist in New York. Het beeld dat hij op basis van films als His Girl Friday en The Philadelphia Story (beide met Cary Grant) had werd genadeloos stukgeslagen door de harde, formele omgeving waarin hij terecht kwam.

Standaard plot

De plot is er één van dertien in een dozijn en een verwijzing naar The Devil Wears Prada is bijna overbodig. Young blijkt, nadat we van zijn brutale sarcasme hebben mogen proeven, niet geheel onontvankelijk voor de oppervlakkige verleidingen van het levendige New York. Zijn gevecht voor erkenning krijgt kinderachtig gestalte in de jacht op gastenlijstplekken van hippe feestjes, maar voor de bijl gaat hij pas echt als hij verliefd wordt op de beeldschone filmster Sophie Maes (Megan Fox). Al snel vliegen alle principes van tafel. Terwijl Young verder wegzakt in de slijmerige voor-wat-hoort-wat wereld van keiharde PR-agenten en narcistische sterren worden de vragen over zijn integriteit steeds prangender. Dat de journalistiek er daarbij een paar keer flink van langs krijgt is leuk, maar de moraal van het verhaal wordt wel erg snel duidelijk.

~

Regisseur Robert Weide, die eerder de serie Curb Your Enthousiasm maakte, volgt braaf alle Hollywoodregeltjes. Hij combineert een voorspelbaar plot met een standaardopstelling van personages. Dat de film nog net boven het middelmatige scenario uitstijgt is volledig op het conto te schrijven van de prima cast. De rol van vreemde eend zit Simon Pegg als gegoten. Net als in genreparodieën Hot Fuzz en Shaun of the Dead struikelt hij met een charmante combinatie van onhandigheid en goedgebektheid over de barricaden die hij tegenkomt. Aan zijn zijde is Kirsten Dunst geloofwaardig als de schier onbereikbare collega Alison Olsen, en zorgt Jeff Bridges voor de nodige pit als aalgladde hoofdredacteur Clayton Harding.

Ontsnapt varken

De manier waarop Weide het contrast tussen Youngs onverstoorbare lompheid en de New Yorkse high society illustreert is amusant, maar vaak doet hij teveel zijn best. Een ontsnapt varken op een premièrefeestje geeft weliswaar een leuk beeld, maar een hondje dat door Youngs toedoen verpletterd wordt door een enorme vaas? En wat moeten we met een strippende travestiet in een vergaderkamer? Het getuigt van ballen dat ons geen lichaamsdeel bespaard blijft, maar het doet weinig voor de film. How to Lose Friends & Alienate People is vlot gemonteerd, dichtgesmeerd met smeuïge muziek en de politieke incorrectheid van Young zorgt bij vlagen voor hilarische momenten. Net genoeg om de bijna twee uur durende film overeind te houden.

Muziek / Concert

Zinnenprikkelend

recensie: Elbow

.

Met het vierde album, The Seldom Seen Kid, was het eindelijk raak voor Elbow. De band uit Manchester won dit jaar de prestigieuze Britse Mercury Prize. Ook op het continent krijgt het vijftal uit Manchester steeds meer vaste voet aan de grond. In augustus gaf Elbow al een prima optreden op Lowlands en deze maand staat in het teken van een toer door Noord-Europa, waarbij naast Duitsland en België ook Nederland wordt aangedaan. Op zondag 9 november stond de band in een uitverkocht Patronaat in Haarlem.

De muziek van Elbow is beduidend anders dan die van de meeste Britse bands die de Nederlandse podia aandoen: langzame nummers met eigenzinnige arrangementen die niet gemakkelijk weghappen. Mysterieus, donker, sereen met hier en daar een climax in de vorm van een pakkend refrein of een noise-eruptie. ‘Prog without solos‘ wordt nogal eens geschreven, maar dat is een te gemakkelijke typering. Als er dan toch vergeleken moet worden, schieten namen als Doves, Radiohead, Talk Talk en Peter Gabriel te binnen.

Op het podium van het Patronaat is de stevige Guy Garvey weer de innemendheid zelve. Hij prijst de nieuwbouw van het Patronaat: ‘In Nederland wordt tenminste geld in cultuur en kunst gestoken. Bij ons gaat het voornamelijk om sport, en ik kan mezelf moeilijk een atleet noemen.’ Later op de avond gooit hij er zelfs een kleine quiz over beroemde Haarlemmers tegen aan: ‘Ik heb wat research gedaan, om jullie te laten zien dat ik weet waar ik nu ben!’

Loepzuiver

~


Elbow begint de avond met ‘Starlings’, de bijzondere opener van The Seldom Seen Kid. Een dromerig geluidslandschap doorkliefd door indrukwekkend trompetgeschal van Garvey en gitarist Mark Potter. De band speelt hierna de recente single ‘The Bones of You’. Garveys zang is als vanouds loepzuiver. Met de single uit 2005, ‘Leaders of the Free World’ komt de sfeer er even later goed in bij het publiek. De akoestische nummers die volgen, waaronder ‘The Stops’, zijn bijzonder fraai. Hierna speelt de band enkele favorieten zoals de eerste single van The Seldom Seen Kid, ‘Grounds for Divorce’, een nummer dat de meer uitbundige kant van Elbow belichaamt. Maar alles blijft relatief, want echt stevig doorrocken doet het vijftal in feite nooit.

Als Garvey zijn akoestische gitaar erbij pakt om de Elbow-klassieker ‘Newborn’ te spelen brult iemand ‘Summer of ’69‘. Dit brengt Garvey direct op het idee om zijn minst favoriete nummers op een rijtje te zetten. Niet alleen wordt de Bryan Adams-hit door Garvey én publiek afgeserveerd, ook ‘Hotel California’, ‘American Pie’ en ‘Streets of London’ moeten er aan geloven. Na een prachtige uitvoering van ‘Newborn’ worden de achtergrondzangeressen nog even opgehemeld waarna Garvey er fijntjes aan toevoegt dat de dames niet vies zijn van een borrel. Vervolgens zet men ‘Weather to Fly’ op kleinschalig wijze in, met de bandleden op een kluitje en een glaasje whisky in de hand.

Met ‘One Day Like This’ heeft Elbow er dit jaar een live-favoriet bijgekregen (‘…so throw those curtains wide…). Om de uitgelaten sfeer te versterken treden vier prijswinnaars van 3FM aan om met het nummer mee te zingen. Toch waakt Elbow ook vanavond voor gemakzucht en populisme. De toegift is juist weer ingetogen, met onder meer ‘Station Approach’, de opener van Leaders of the Free World. Het afsluitende ‘Scattered Black and Whites’ van het debuutalbum uit 2001 wordt treffend omlijst door wit licht dat weerkaatst wordt door een glitterbol. Het is niet de eerste keer vanavond dat de muziek, en met name Garveys stem, weten te betoveren. De zaal is ineens weer muisstil. Een zinnenprikkelend slot van een uitstekend concert.

Elbow is deze week nog een aantal keer in Nederland te zien:

13 november: Oosterpoort, Groningen
14 november: WATT, Rotterdam
15 november: Effenaar, Eindhoven

Boeken / Fictie

Zin in fictie

recensie: Pieter Webeling - Veertig dagen

‘Wat is de zin van het leven?’ Het is de lievelingsvraag van Jennifer, de hoofdpersoon in de debuutroman Veertig dagen van Pieter Webeling. Ze vraagt dit niet alleen uit persoonlijke interesse, maar ook voor haar werk. Ze is namelijk een gevierd interviewer. De antwoorden die ze krijgt, geven haar maar weinig houvast wanneer ze de greep op haar eigen leven verliest.

Jennifer moet voor straf de Domtoren in Utrecht beklimmen. Een straf die haar vriendinnen haar hebben opgelegd voor haar valse bescheidenheid. Ze vindt zichzelf niet direct de beste interviewer, maar wint wel een onderscheiding voor haar verdiensten. Al gauw blijkt het lot haar daar gebracht te hebben. Buiten adem en zwetend vindt ze boven in de toren haar verlosser, de kunstenaar Joeri. Binnen 40 seconden is ze verliefd. Na een halve pagina zitten Joeri en Jennifer op een terrasje en stelt ze weer guitig die provocerende vraag: wat is de zin van het leven?

Dilemma

Jennifer is een dertiger en kan zich dankzij de gebeurtenissen die zich aandienen nu echt gaan bezighouden met de vraag naar het waarom. Ze wordt dubbel en dwars bedrogen. Door de man van haar leven, Joeri, en door haar zus, die als een moeder voor haar was. Het drama is groot, de pijn hevig, en Jennifer zegt haar oude leven vaarwel. Het werkelijke dilemma ontstaat pas als haar zus Grace ongeneeslijk ziek blijkt, en wil dat Jennifer haar leven gaat optekenen zodat haar zoontje David een monument van zijn jonggestorven moeder zal hebben. Moet Jennifer oude wonden openrijten voor dat jongetje? Haar ingedutte leven opschudden?

Het is een lekker dilemma, verraad en wraak zijn prachtige thema’s voor een roman. Jammer dat Webeling zijn vingers er niet bij heeft afgelikt. In plaats van ook lekker te schrijven is hij vooral bezig met heel hard bedoelen. Het is natuurlijk niet eenvoudig om in het hoofd van een vrouw te kruipen. En dan ook nog een vrouw op haar gevaarlijkst – in een beslissende fase in haar leven, zelfbewust en flink bedrogen. Daar heb je inlevingsvermogen voor nodig. Maar het gaat mis.

Cliché

De clichématige beschrijving van de karakters komt onzeker over. Alles wat de personages doen of zeggen, wordt naar ze toe geschreven in de hoop dat ze meer kleur krijgen. Maar Webeling beperkt zich tot de twaalf kleurpotloden uit een blik van Caran d’Ache. Hij mengt geen kleuren. Joeri de kunstenaar, bijvoorbeeld, wil vrij zijn. Zijn atelier is bezaaid met verf, en ‘op de vensterbank stond een gebleekte mensenschedel met een witte druipkaars erop’. Als hij een duistere kant van zijn karakter laat zien (‘ik wilde een echte kunstenaar zijn, onmachtig en ongelukkig’), wordt Jennifer daar helemaal warm van en er volgt een terughoudende seksscène waar je als lezer allesbehalve warm van wordt.

Illustratie: Femke van der Wijk

Illustratie: Femke van der Wijk

Ook de vader van Jennifer krijgt typische eigenschappen mee: ‘Zijn blauwe schipperstrui rook naar een kruidige aftershave, Old Spice als ik me niet vergiste.’ Jennifer zelf denkt in metaforen die het drama alleen maar pathetischer maken. Wanneer zij en haar zus op een gevoelig moment bij elkaar zijn en proosten met jus d’orange en appelsap: ‘Ze hief haar glas. We brachten een toost uit. Een toost met vruchtwater.’ Verder voorziet ze haar eigen scènes van commentaar: ‘David stoof de trap op. Hij rende naar me toe en klampte zich vast aan mijn linkerbeen. Ik streelde hem over zijn hoofd. Ik zag de ontroering van Grace. Splijtend moment.’ Laten we Webeling toeschreeuwen: show don’t tell!

Respect

Het verhaal is spannend en heeft verrassende wendingen, maar is niet meeslepend. Veertig dagen flirt met verwijzingen naar de bijbel (het getal veertig), doet wat aan namedropping, maar dit zijn nu net de kunstgrepen die bewijzen dat het verhaal en de personages te licht zijn. Zij fladderen tussen de verankering van de kunstgrepen door. Misschien heeft Webeling te hard zijn best gedaan, en had hij er beter aan gedaan meer te liegen, respectlozer met de fictie om te gaan, zodat het verhaal niet met hem aan de haal was gegaan. Zoals Jennifer aan het begin zegt over haar werk als interviewer: ‘Ik verdien mijn geld met verleiding en valse intimiteit – ik doe het met taal.’

 

 

Theater / Voorstelling

Als je blaft, dan hoef je niet te denken

recensie: Tryater - Eintsje libben

Twee oude mannen zitten op een bankje te mijmeren over de zin van het bestaan, ouder worden, een geheugen dat je in de steek laat en de vrouw van wie ze beiden hielden en die ze zojuist naar het graf hebben gedragen. Wanneer er zomaar een vreemd meisje langskomt, beginnen de mannen pas echt te vertellen: over honden, koeien, verre planeten, de hongerwinter en de liefde, tot ze zelf niet meer zeker weten wat echt is en wat niet. Regisseur Ira Judkovskaja weet zo met weinig middelen een boeiend verhaal over het leven op het toneel te brengen.

~

Er komen interessante bespiegelingen voorbij in het gesprek tussen de mannen en het meisje bijvoorbeeld hoeveel jaren een mens nuttig kan besteden zonder daarvoor over de wereld te hoeven reizen. De jeugd, de liefde en de kinderen die daaruit voortkomen, de carri�re en verdriet kunnen allemaal met gemak in hetzelfde Friese dorpje plaatsvinden. Opgeteld komen de mannen uit op 55 jaar. Dan blijft er toch nog heel veel tijd over. Het meisje Romke is onecht en haar moeder was ook al een buitenechtelijk kind dus is zij helemaal onecht en wat ze zegt hoeft dus ook helemaal niet waar te zijn, maar dat kan wel. Verder heeft ze ontdekt dat als je nergens aan wilt denken, dat het dan helpt om een tijdje te gaan blaffen, want dan denk je niets meer. De voorstelling is doorspekt met dit soort grappige gedachtekronkels. Tussendoor ontrolt zich langzaam het verhaal van een Haarlemse dirigent die als jongen in de oorlog over de Afsluitdijk kwam lopen op zoek naar eten en in Friesland de liefde van zijn leven vond, van een Friese boekhouder die van dezelfde vrouw hield, van hun levens die zo verstrengeld raakten en van het meisje dat toch niet zo’n vreemdeling blijkt te zijn als ze eerst dachten.

Een frisse wind in Friesland

De van oorsprong Russische Ira Judkovskaja is vanaf dit seizoen de nieuwe artistiek leider van het Friese theatergezelschap Tryater. Ze moet voor een nieuwe inslag zorgen na de afgelopen jaren, die wat slechter verliepen voor de toneelgroep uit Leeuwarden. Met een groot project als de 11St�detocht, een hele dag lang theater op verschillende locaties over de Elfstedentocht, op stapel lijkt dat zeker te gaan lukken. Ook Eintsje Libben (Eindje leven) vormt een zeer geslaagde poging. Het verhaal, geschreven door Rients Gratama, weet van begin tot einde te boeien door de sterke dialogen en humor. De twee mannen worden ingetogen neergezet door Jan Arendz en Gratama zelf. Ze weten hun karakters kleur te geven en het is duidelijk dat ze als acteurs al vele jaren ervaring hebben. Alyt Damstra is vrijwel een nieuwkomer in het vak maar ze weet zich goed staande te houden als het meisje Romke dat probeert een richting in haar leven te vinden. De driehoeksverhouding wordt knap uitgewerkt waardoor het verhaal zelfs tijdens de lange stiltes blijft boeien.

Oud, maar niet oubollig

~

Hoewel het publiek grotendeels bestaat uit vijftigplussers, is Eintsje Libben ook voor jongere mensen interessant. Het gaat misschien over ‘sentimentele lullen’, zoals de twee mannen het zelf uitdrukken, maar door de humor kan iedereen zich wel enigszins in het verhaal verplaatsen. De sympathieke personages weten te raken en dat maakt het stuk toegankelijk.

De Fries gesproken voorstelling speelt op sommige locaties met boventitels, voor mensen die de taal niet verstaan is dat wel aan te raden omdat het verhaal het belangrijkst is. Sommigen zijn van mening dat boventiteling het Friese karakter teniet doet. Het is echter een handige oplossing om de reikwijdte van de voorstelling te vergroten, zonder de teksten direct in het Nederlands te moeten brengen. Het Friese theater heeft namelijk kwaliteiten genoeg om uit haar schulp te mogen kruipen.

Het decor is eenvoudig gehouden met enkel een houten bankje op het toneel waardoor de aandacht niet wordt afgeleid van wat deze drie mensen zeggen en voelen.

Door een combinatie van goede regie, gedoseerd acteerwerk en humor weet Eintsje Libben het publiek te pakken en zet het ook nog aan het denken over de waarde van het leven, een universeel thema waarin iedereen wel iets zal herkennen.

Eintsje Libben is nog tot en met 13 december te zien op verschillende locaties in het noorden van het land, waaronder in Groningen, Leeuwarden en Drachten met boventitels.

Film / Achtergrond
special: New Malaysian Cinema Tour

Veelzijdige visies op Maleisië

Hoewel film al sinds het einde van de negentiende eeuw bestaat, is het medium nog niet overal ter wereld zo vanzelfsprekend en alomtegenwoordig als bij ons. Toch zijn er ook diverse landen waar naar hartelust films worden bekeken én worden gemaakt, maar waar wij gewoon nog niet vanaf wisten. Ieder jaar wijdt Rialto Wereld een festival aan een van die landen, om hun films de aandacht te geven die ze verdienen. Dit jaar gaat de wereld van de New Malaysian Cinema voor je open.

Scène uit <i>Flower in the Pocket</i>

Scène uit Flower in the Pocket

Belangrijk aan de titel van dit festival is het woordje ‘new‘. Het gaat hier niet zozeer om de gevestigde Maleisische cinema, maar om de films van een groep regisseurs die tot een nieuwe generatie behoren en zich in het alternatieve circuit manifesteren. Soms zijn deze filmmakers begonnen als amateurs, die dankzij digitale technologie eindelijk de mogelijkheid kregen om vorm te geven aan hun liefde voor film. Hun films zijn over het algemeen niet in de Maleisische bioscopen te zien, want de censuur in het land is streng. De middelen zijn beperkt en het regelen van distributie is al helemaal moeilijk. Het internationale filmcircuit biedt echter uitkomst, en Maleisische filmmakers als Yasmin Ahmad, Ho Yuhang, James Lee, Amir Muhammad en Tan Chui Mui sleepten op verschillende festivals zelfs prijzen in de wacht. De laatstgenoemde gebruikte het prijzengeld van haar debuutfilm Love Conquers All om het debuut van Liew Seng Tat, Flower in the Pocket, mee te financieren. Ook deze film werd een succes. Dankzij hun vastberadenheid en wil om samen te werken, beginnen deze filmmakers nu toch naam te maken.

Geschiedenis

Het New Malaysian Cinema festival in Rialto in Amsterdam is inmiddels voorbij, maar de tour van het festival gaat nog door tot 19 november. Een aantal theaters organiseert speciale voorstellingen die voorafgegaan worden door een inleiding van een Zuidoost-Azië expert. Na een beknopte inleiding over de geschiedenis, politiek en etnische verhoudingen in het land, zijn deze films en hun makers beter in een context te plaatsen, omdat hieraan gerelateerde thema’s een belangrijke rol spelen.

Scène uit <i>The Big Durian</i>

Scène uit The Big Durian

In The Big Durian (2003), waarin regisseur Amir Muhammad probeert om meer te weten te komen over een bekend incident uit de Maleisische geschiedenis, komen al deze thema’s aan bod. Op 18 oktober 1987 ging een soldaat de straat op in Chow Kit, Kuala Lumpur, en begon met een M-16 geweer in het rond te schieten. Na dit voorval ontstond er grote paniek en was het leven in de stad lange tijd ontregeld. Er heerste angst voor rassenrellen, maar waar kwam die angst vandaan? En wat was de rol van de politiek hierbij? Wanneer je weet dat de bevolking van het land bestaat uit grote groepen met verschillende achtergronden (Indiaas, Chinees en Maleisisch, waarvan de laatste de grootste is), die normaal gesproken redelijk gescheiden van elkaar leven, maar in het verleden ook wel eens in conflict raakten, gaat deze kwestie meteen meer leven. Deze scheiding is gedeeltelijk het gevolg van de ‘verdeel-en-heers’ strategieën van de Britse bezetters. Het koloniale verleden van Maleisië komt in verschillende films aan bod en is ook te herkennen aan het vele Engels dat er in de films gesproken wordt. In The Big Durian komen allerlei mensen met diverse etnische achtergronden aan het woord. Zij geven allen hun eigen visie op het incident met ‘Private Adam’ (of Prebet Adam) en de nasleep daarvan. Die verscheidenheid is interessant en de beeldende manier waarop sommigen van hen hun verhaal uit de doeken doen levert zo nu en dan komische momenten op.

Behalve muziek spelen ook andere elementen een belangrijke rol in de film van Muhammad, die ook zelf even in beeld komt en de voice-over verzorgt. De realistische beelden van de stad en de mensen worden afgewisseld door zwart-wit foto’s en stukjes animatie. Soms voegt dit iets toe, soms ook niet. Het is duidelijk dat het de regisseur niet ontbreekt aan creativiteit en liefde voor film: er wordt ook regelmatig geëxperimenteerd met verschillende camerastandpunten en bijvoorbeeld split screens. Hoewel de film af en toe wat rommelig gestructureerd is, blijft hij altijd interessant en vermakelijk; in deze vroege film van Muhammad is zijn talent al duidelijk zichtbaar.

Sterke vrouwen

Scène uit <i>Sepet</i>

Scène uit Sepet

De nieuwe generatie Maleisische filmmakers is ook niet gespeend van getalenteerde vrouwelijke vertegenwoordigsters. Een van hen is Yasmin Ahmad, die met haar films Sepet (2004) en Mukhsin (2006) goed vertegenwoordigd is in de New Malaysian Cinema tour. Sepet betekent letterlijk zoiets als ‘spleetoog’, en de titel suggereert daarmee al veel over de thema’s die in de film aangesneden worden. Het ‘Romeo and Juliet’ achtige verhaal gaat over twee tieners, een Maleisisch meisje en een Chinese jongen, die verliefd op elkaar worden. De vele vooroordelen die de verschillende etnische groepen over elkaar hebben, komen uitgebreid aan bod in dialogen met niet altijd begripvolle vrienden en familieleden. De manier waarop deze kwestie aan de kaak gesteld wordt is niet altijd even subtiel, maar gelukkig mag humor van Ahmad ook een grote rol spelen. Veel grappige uitspraken zijn afkomstig van het hoofdpersonage Orked, een goedgebekt meisje dat zich niet snel van de wijs laat brengen. De toon van de film is echter wisselend, en de emoties lopen af en toe net iets te hoog op. Tegelijkertijd probeert Ahmad onmiskenbaar iets wezenlijks te zeggen over etnische en genderkwesties. Deze combinatie wringt soms, maar als liefdesverhaal én als blik op het leven in een grote Maleisische stad is de film wel degelijk de moeite waard.

Scène uit <i>Mukhsin</i>

Scène uit Mukhsin

In haar latere film Mukhsin gaat Ahmad al subtieler te werk. Ook hier speelt een meisje genaamd Orked de hoofdrol, maar deze film speelt zich af op het platteland en ze is hier een jaar of tien. Orked raakt bevriend met de iets oudere Mukhsin, die de zomer doorbrengt in haar dorp. Hun opbloeiende kalverliefde zorgt echter voor problemen. Deze twee films van Ahmad zijn allebei semi-autobiografisch en dat is goed te merken aan de personages; het stoere meisje, de moderne en begripvolle ouders en de lieve tante komen in beide films voor. Een aantal acteurs uit de eerste keert in de tweede terug. Zo maken de hoofdpersonen uit Sepet een soort cameo die vragen oproept. In beide films zijn de dames duidelijk sterker in de strijd der seksen en het is goed mogelijk dat Ahmad er feministische ideeën op nahoudt.

De toekomst?

Het is duidelijk dat Ahmad haar vak in de twee jaar tussen Sepet en Mukhsin beter is gaan verstaan en de laatste film is een zeer geslaagde verbeelding van een jeugdherinnering, die terecht een Nederlandse dvd-uitgave krijgt. Deze eer zal ook het eerdergenoemde Flower in the Pocket ten deel vallen. Dit verhaal over twee verwaarloosde jongetjes die met hun hondje op straat rondhangen, viel ook al in de smaak op het Rotterdam Film Festival van 2008, waar de film beloond werd met een Tiger Award. Het lijkt erop dat deze generatie filmmakers over het talent beschikt om in de komende jaren de strijd aan te binden met hun collega’s uit de grote Aziatische filmlanden. We gaan vast nog veel van ze horen.

Film / Films

Van het oostelijk front geen nieuws

recensie: Aleksandra

In Aleksandr Sokurovs (Russian Ark, Moloch, The Sun) nieuwe film gaat een grootmoeder op bezoek bij haar kleinzoon die is gelegerd aan het Tsjetsjeense front. De film is vooral een poëtische meditatie over de band tussen dierbaren en de onvermijdelijke offers die een lange oorlog met zich meebrengt. Aleksandra is visueel imponerend in zijn melancholieke shots, maar Sokurov blijft vaag over Ruslands rol in dit langlopende conflict.

Aleksandra (nors gespeeld door de legendarische operazangeres Galina Vishnevskaya) reist naar de afgelegen militaire post waar haar kleinzoon Denis is gestationeerd. Tijdens haar tocht wordt ze zorgzaam door Russische troepen opgevangen die haar zien als de belichaming van het leven dat zij hebben achtergelaten aan het thuisfront. Eenmaal aanbeland in het kamp van haar kleinzoon wordt Aleksandra door hem rondgeleid. In een subtiele scène observeert ze jonge soldaten die geconcentreerd hun Kalashnikovs schoonmaken. Ze bekijkt ook de ruimte van een pantserwagen om een gevoel te krijgen van de omstandigheden waarin haar kleinzoon moet vechten.

~

Buiten het kamp komt Aleksandra in contact met een Tsjetsjeense vrouw die haar gastvrij onthaalt. Een korte scène waarin Aleksandra door een Tsjetsjeense jongen naar het kamp wordt geleid, kan gezien worden als Sokurovs meest directe confrontatie tussen de strijdende volkeren. Aleksandra is wijs maar denigrerend tegenover hem als hij zijn wens verkondigt om onafhankelijk te zijn van Rusland.

Krijgsrust

Aleksandra is zeker geen oorlogsfilm, ook al is de voornaamste plek van handelen een legerbasis aan het front. Sokurov is geïnteresseerd in de saaie alledaagsheid van het soldatenbestaan. Hij toont het lange wachten tussen het uitvoeren van banale klusje en het verkennen van vijandelijk terrein. De gruwelen van de oorlog zelf zijn niet merkbaar, afgezien van een shot van een ver landschap waar vlammen opdoemen aan de horizon.

~

De plot van Aleksandra doet sterk denken aan oudere Russische films zoals Vader van een soldaat en Ballade van een soldaat waarin gewone burgers op zoek gaan naar geliefden die vechten voor hun vaderland. In die films die zich afspeelden tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de juistheid van de strijd tegen het fascisme niet betwist. Sokurovs houding tegenover de oorlog in Tsjetsjenië is in vergelijking complexer en minder uitgesproken.

Moedertje Rusland

De kern van het verhaal wordt gevormd door de band tussen grootmoeder en kleinzoon. In de weinige dialogen tussen deze personages komen lange familieconflicten naar boven, waaruit blijkt dat Aleksandra zeker geen liefdevolle oma was. Vishnevskaya vertolkt Aleksandra dan ook onsentimenteel en op een autoritaire wijze. Zij is een vrouw die al veel heeft moeten verduren, maar heeft geaccepteerd dat haar leven bijna ten einde is. In haar rol als grootmoeder trekt ze de troepen aan, maar elke vorm van affectie van haar kant is uitgesloten. Sokurov weet Aleksandra’s innerlijke stugheid geleidelijk en subtiel te verbrijzelen als haar kleinzoon liefdevol haar haar vlecht en als zij uiteindelijk afscheid van hem moet nemen.

~

De vraag is of Sokurov de kloof tussen de generaties ook wil tonen als een verwijzing naar de verbroken band tussen Rusland en het rebelse Tsjetsjenië. De film overtuigt niet geheel als een realistische kijk op het conflict dat nu al zo’n tien jaar aan de gang is. Aleksandra wordt te gemakkelijk opgevangen door de Tsjetsjeense bevolking, en de soldaten gedragen zich als nette maar verlegen jongens. De diepe wonden die de oorlog heeft achtergelaten zijn maar vaag merkbaar. In de scènes waarin Aleksandra de Tsjetsjeense bevolking ontmoet rijst het vermoeden dat Sokurov denkt dat Rusland er nog een goedaardige vorm van autoriteit kan uitoefenen. Het feit dat dit in werkelijkheid samengaat met hardhandig militair ingrijpen wordt niet expliciet getoond.

Voor diegenen die een kritischer beeld willen hebben van het bloedige conflict is Aleksandra inhoudelijk en stilistisch te weinig uitgesproken. De schoonheid van de beelden en de onwerkelijke rust die ze oproepen maken de film een vrije lege ervaring. Op een paar momenten weet Sokurov te ontroeren door de complexe band tussen grootmoeder en kleinzoon tastbaar te maken. De film werkt daardoor op zijn best als een meditatie over de fragiele band tussen verschillende generaties en tussen het thuisfront en de verre strijders van een vergeten oorlog.

Film / Films

Verstilde stadsbeelden

recensie: All God's Children Can Dance

In All God’s Children Can Dance gaat de vaderloze Kengo op zoek naar zijn identiteit. Debuterend regisseur Robert Logevall speelt met mooie beelden en surrealistische effecten, maar verdwaalt een beetje in zijn eigen verhaal.

In de eerste scène van All God’s Children Can Dance wordt het thema geïntroduceerd. In een weemoedige flashback steekt een klein jongetje voorzichtig een voet over de rand van het zwembad en klinkt een warme voice-over. ‘Een jongen droomt van twee vaders, waarvan hij er één nooit zal kennen en herkennen. En dus leeft hij met de geesten.’

~

De lamlendige Kengo (Jason Lew) leeft samen met zijn zwaar katholieke moeder Evelyn (Joan Chen) in het Koreatown van Los Angeles en werkt bij de copyshop van zijn surrogaatvader Glenn (Tzi Ma). Hij slijt zijn dagen met uitgaan met zijn bloedmooie vriendin Sandra (Sonja Kinski), komt te laat op zijn werk en slentert – met hoed, snor, camera en iPod – door zijn wijk. Zijn leven lang heeft hij van Evelyn gehoord dat hij een kind van God is; in de film zien we die dag in zijn leven waarop de twijfel toeslaat en hij ’s middags in een koffiehuis zijn echte vader tegen het lijf denkt te lopen.

Vervreemding

Het regiedebuut van de Zweed Robert Logevall is losjes gebaseerd op een verhaal uit de bundel Na de aardbeving van de Japanse schrijver Haruki Murakami. De stedelijke vervreemding, terugkerend thema in Murakami’s werk, heeft Logevall mooi opgepakt. Verlaten straten, lege metro’s, een orakelende oude vrouw in de bus; het verhaal speelt in een Amerikaanse buitenwijk, maar het had net zo goed ergens anders kunnen zijn. Die onduidelijke identiteit staat symbool voor de problemen van Kengo, die zijn plek moet zien te vinden in een web van tradities en culturen. Hij is verwikkeld in een eigenaardig intieme relatie met zijn moeder, zijn vriendin wil een kind van hem en zijn kalme baas is stervende. En ondertussen staat hij met één been in het fanatieke katholicisme en met de andere in het 21e-eeuwse Amerika.

~

Logevall neemt een lange aanloop voordat de mogelijke vader ten tonele verschijnt. Iets te lang, want ondanks de realistische dialogen en verstilde beelden blijft de verhaallijn lange tijd onduidelijk en bewandelt scenarist Scott Coffey te veel zijpaden. Bovendien ligt het vaderthema er in elke relatie van Kengo wel erg dik bovenop. Als Kengo zijn beoogde vader uiteindelijk tegen het lijf loopt krijgt de film meer vaart en wordt worden wat effectieve surrealistische effecten uit de kast getrokken. Toch ligt ook dan de nadruk te erg op emotionele flashbacks en geinige maar onbelangrijke details – ‘ik kreeg een dikke piemel, maar het enige wat ik wilde was hoge ballen leren vangen’.

Aanstekelijke liefde

Nieuwkomer Jason Lew speelt aardig, maar is niet in staat de hele film te dragen. Gevestigde namen Joan Chen (Lust, Caution) en Tzi Ma (Rush Hour) doen hun best, maar de rollen zijn te klein om te beklijven. All God’s Children Can Dance heeft veel sfeer, een effectieve soundtrack en de camera trekt met aanstekelijke liefde door de straten van LA, maar vooral het scenario is niet trefzeker genoeg. Kengo lijkt last te hebben van vragen die elke jonge volwassene op een zeker moment overvallen, en die particuliere problemen worden niet naar een hoger niveau getild. Dat de bioscoopstoel toch lekker blijft zitten, komt doordat Logevall een ontroerende verhouding weet te vinden tussen vriendelijkheid en vervreemding.

Theater / Voorstelling

De verkiezingsshow: lachen om een absurde rechtszaak

recensie: Het Zuidelijk Toneel - De grote verkiezingsshow

.

Perfecte timing

~

In een feestelijk uitgedoste stadsschouwburg worden de bezoekers vrolijk ontvangen. Het thema is geheel in het teken van de United States. Bij de deur delen medewerkers batches uit: rood, wit en blauw, met de lachende gezichten van de mannen die vannacht kans maken om president van Amerika te worden. Met de verkiezingen in het verschiet lijkt dit de ideale avond om het publiek eens wat dieper te laten nadenken over hun plichten als burger. Want hier schort het nogal eens, als we de  aanklacht mogen geloven.

Showachtige rechtszaak

Het publiek wordt meteen in zijn rol geduwd als jury van het speciaal in het leven geroepen Europees hof waar de familie Alleman gedaagd zal worden. Op een dag is het leven van de familie opeens onderdeel geworden van een proefproces dat hun hele leven bloot zal leggen. Harmen Siezen, onder andere bekend als voormalig nieuwslezer van het NOS, speelt de rechter in dit proces. Zeker voor een presentator die van huis uit geen acteur is, vertolkt hij zijn rol zeer overtuigend. Vader, moeder en hun twee intellectuele kinderen worden terecht geroepen omdat zij hun democratische plichten zouden verwaarlozen. Eén voor één worden de gezinsleden onderworpen aan een verhoor waarbij de aanklager vooral hun stemgedrag stevig aan de kaak stelt. Moeder Alleman blijkt het trouwste stemgedrag te vertonen; zij stemt immers altijd PvdA net als haar vader altijd deed. Vader Alleman is nogal wispelturig in zijn stemgedrag. Van een linkse hippie (waar hij zich overigens niks van kan herinneren) is hij tot een filiaalmanager van het Kruidvat verworden die zijn stem weggeeft aan de PVV. Kinderen Nelleke en Joost zijn het helemaal niet eens met de ideeën van de politiek en verspillen hun stem liever niet aan het kiessysteem.

~

In een komische rechtszaak worden de gezinsleden zienderogen tegen elkaar uit gespeeld. De verwijten vliegen over en weer en ze lijken zich er weinig van bewust te zijn dat de hele zaak live wordt uitgezonden. In een commerciële opiniepeiling worden de Allemannetjes door de kijkers thuis beoordeeld. Nieuwslezer Philip Freriks onthult op een televisiescherm, op spelshowachtige manier, de mening van de kijkers thuis en nee niet de mening over het proefproces. De Allemannetjes worden fel bekritiseerd. Ook wordt er aangetoond in welke mate het publiek de gezinsleden schuldig acht. Een hilarische vertoning, juist omdat het zo onmogelijk lijkt.
 
In een komisch drama over een proefrechtszaak steken de bedenkers van het concept, George van Houts en Tom de Ket, de draak met het showkarakter van de Amerikaanse verkiezingen. Ook hebben zij tot doel het publiek beter te laten nadenken over wat nou eigenlijk democratie is. Weten wij dat überhaupt nog wel? Dit probleem wordt nog eens extra aangestipt wanneer een aantal geesten uit het verleden als getuige optreden in de rechtszaak. Thorbecke, een oversekste Freud en Adolph Hitler geven hun mening over de zaak maar begrijpen eigenlijk niet meer zoveel van de democratie van nu. Dit had een leuke vertoning kunnen zijn maar door gekke kostuums en een vertoning die er zo dik bovenop ligt dat het gewoonweg niet grappig meer is, had het beter weggelaten kunnen worden.

De schrijvers willen de kijkers met dit stuk aan het denken zetten over dit beladen onderwerp. Juist op dit moment voor de verkiezingen is het de perfecte timing voor wat denkstof. Toch lukt het de acteurs niet helemaal om hun punt te maken en blijft de strekking van het verhaal een beetje in het midden liggen. Met de opdracht van rechter Harmen Siezen om nog eens goed na te denken over hun burgerlijke plichten en wat die nu eigenlijk voor ons betekenen, wordt de familie Alleman en het publiek naar huis gestuurd.