Boeken
special: Het perspectief van de Ander verkennen op Read My World Festival

Wat het delen van tafels oplevert

Op het Read My World festival komt de Ander even wat dichterbij, zo zagen Roos Wolthers en Steffen van Zundert.

Een veilig festival organiseren is nu lastig, maar het Amsterdamse literatuurfestival Read My World (dat plaatsvond op 9 en 10 oktober, voor de coronamaatregelen strenger werden) bedacht een mooie oplossing. In plaats van een kaartje te kopen voor het festival, kocht je een kaartje voor een festivalroute. Die route leidde je langs een van tevoren bepaalde reeks programma-onderdelen. Zo kon de organisatie ervoor zorgen dat er nooit te veel mensen in de zalen en gangen waren en de anderhalve meter te waarborgen was. Het volgen van zo’n route heeft nadelen: de perfecte route, langs de programma’s die je het liefste wilt zien, bestaat niet. Je moet dus lastige keuzes maken: kies je de route waarin je je favoriete schrijver ziet voordragen of mis je dat optreden zodat je mee kan doen met bijzondere workshops?

Maar, zo blijkt al snel, het volgen van zo’n route heeft – naast de garantie van veiligheid – ook veel voordelen. Het concept zorgt voor een intieme sfeer. Het kleine groepje mensen waarmee we Route J volgen, voelt al snel als ‘ons’ groepje. Dat komt vooral door de inspanningen van onze gids Rita, die haar uiterste best doet om iedereen bij de groep te betrekken. Juist omdat je het programma niet zelf kunt samenstellen, zie je dingen die je verrassen. Als ik mijn eigen route zou hebben samengesteld, zou ik naar programma’s zijn gegaan met dichters die ik al eerder heb zien voordragen. Nu belandden we in programma’s waar ik anders nooit naartoe zou zijn gegaan. We doen mee met een interactieve workshop over de etymologie van woorden als ‘hostility’ en ‘hospitality’ en luisteren naar schrijvers van wie ik nog nooit had gehoord. Aan het einde van de dag ga ik naar huis met meerdere nieuwe boeken.

Onze route gaat over ‘de Ander’ en dat begint al wanneer we binnen komen lopen. Onze gids heeft stickers en gekleurde stiften meegenomen waarmee we een naambordje moeten maken, maar we mogen onze eigen naam niet opschrijven. We worden aangespoord om in de huid te kruipen van iemand anders: iemand tegen wie we opkijken, of iemand over wie we meer willen leren.

Gedurende de dag verkennen we allerlei verschillende perspectieven. Journalist en schrijver Gary Younge vertelt in een gesprek met Aldith Hunkar over zijn ervaringen als zwart persoon in het Verenigd Koninkrijk en via een intense performance duiken we in de belevingswereld van transgender kunstenaar Geo Wyeth. Via het verhaal van Simon(e) van Saarloos kijken we voor even vanuit het perspectief van iemand die niet-monogaam is en daarom als de Ander wordt gezien. Van Saarloos maakt haarfijn duidelijk dat othering doorwerkt op alle niveaus van de samenleving:

On april 7 2020, the prime minister of Quebec in Canada shares his daily briefing on Covid-19. He says: monogamy is preferred at this time. It is a lie. Monogamy is always preferred and even demanded by the state – through tax reduction for married couples; with housing and architecture aimed at nuclear families; through the legal discrimination of households including multiple parents.

Het stellen van scherpe grenzen tussen het zelf en de Ander leidt tot discriminatie. Andere programma’s proberen daarom de grens tussen het zelf en de ander te vervagen of zelfs op te heffen. In de workshop Journey of Words vertellen Astrid en Tato Martirossian over de etymologie van de woorden ‘hostility’ en ‘hospitality’. De woorden komen beide voort uit hetzelfde Proto-Indo-Europese woord voor vreemdeling. Dat woord had oorspronkelijk positieve connotaties. Het betekende ’tafelgenoot’ en dus zowel ‘gast’ als ‘gastheer’. Een vreemdeling was iemand die je hartelijk moest verwelkomen en voor wie je moest zorgen. Pas later werden vreemdelingen als een bedreiging gezien en kreeg het woord negatieve connotaties. De Ander is iemand die je dichtbij laat komen, die je aan tafel verwelkomt. En, omdat het woord zowel ‘gast’ als ‘gastheer’ betekende, is er etymologisch gezien geen onderscheid tussen het zelf en de Ander. De Ander en het zelf zijn onderdeel van dezelfde tafel, zijn gelijk en lopen in elkaar over.

In het verhaal waarmee de Griekse presentator Anastasis Sarakatsanos de avond afsluit, wordt die nabijheid die tafelgenoten ervaren concreet gemaakt. Hij vertelt over zijn jeugdliefde, met wie hij in gesprek raakt nadat ze elkaar twintig jaar niet hebben gezien. Ze maakten totaal verschillende keuzes, groeiden uit elkaar en verloren elkaar uit het oog. Sarakatsanos kwam uit de kast en emigreerde naar het Verenigd Koninkrijk, terwijl zijn jeugdliefde nooit uit de kast kwam, in zijn geboortestreek bleef, trouwde en kinderen kreeg. Wanneer Sarakatsanos tijdelijk terug in Griekenland is, staat zijn jeugdliefde opeens voor de deur. Hij schuift aan en ze praten bij, stellen vragen die ze eerder niet stelden en leren waarom ze zulke verschillende keuzes hebben gemaakt. Echt weten hoe het is om zo’n ander leven te hebben, zullen ze nooit, maar ze kregen meer begrip voor elkaar. Een avond lang werd de afstand tussen het zelf en de Ander kleiner.

Read My World was ook zo’n avond. Ik besefte hoe erg ik het gemist had om verrast te worden, even met mijn mond vol tanden te staan en verhalen te horen vanuit andere perspectieven dan het mijne. Tijdens het voordragen zei Simon(e) van Saarloos: “What I have missed most the past few months are encounters that aren’t pre-planned or arranged.” De ontmoetingen die we nog hebben zijn zorgvuldig gepland, zijn met mensen wiens perspectief we (her)kennen. Dat terwijl dit juist een periode is die vraagt om empathie en solidariteit met mensen die je níet kent. Nu onverwachte ontmoetingen van de baan zijn, is het nog belangrijker dan anders om actief op zoek te gaan naar (metaforische) tafelgenoten met een ander perspectief. Dankzij Read My World heb ik de komende weken in in ieder geval een stapeltje nieuwe boeken om mij daarbij te helpen.

Kunst / Achtergrond
special: Een muziekles van Shakespeare en Vermeer

De cultuurstekker

Plug een boek in een film of een album in een boek. In onze rubriek De cultuurstekker brengen we cultuuruitingen met elkaar in contact. Als gevaarlijk experiment, snelle energieopwekking of mysterieuze reactie. In deze editie bespreekt redacteur Els van Swol het 128ste sonnet De muziekles van William Shakespeare (1609) en het schilderij De muziekles (ca. 1660) van Johannes Vermeer.

Het thema van zowel het sonnet als het schilderij is muziek. Althans, op het eerste gezicht, want er schuilt een diepere betekenis achter de woorden en het tafereel. Het is niet alleen muziek dat de boventoon voert, maar ook liefde, erotiek, verleiding en de spanning tussen realiteit en verbeelding. De linking pin tussen het sonnet en het schilderij wordt gevormd door een instrument: het virginaal, een toetsinstrument met een zachte klank, waarbij de snaren parallel aan het toetsenbord liggen en worden aangetokkeld in plaats van dat ze haaks op het toetsenbord staan en worden aangeslagen, zoals bij een piano. Dit geeft een sensuele connotatie die we in zowel het sonnet als het schilderij terugvinden.

William Shakespeare
Het 128ste sonnet van Shakespeare behoort tot het genre poëzie waarin een geliefde iets aanraakt – in dit geval de toetsen van een virginaal – terwijl de ik-figuur, de minnaar, dat aangeraakte object graag zelf zou willen zijn. Het 128ste sonnet is onderdeel van de reeks sonnetten die over de zogeheten ‘dark lady’ gaan. Er wordt altijd heerlijk over gespeculeerd wie dat geweest zou kunnen zijn. Vooral de theorie van Shakespeare-onderzoeker John Hudson gooit in dit verband hoge ogen. Hij betoogt dat Amelia Bassano (1569-1645) de dark lady was: een donker ogende vrouw, afkomstig uit een Venetiaans-joodse familie van beroemde musici en componisten die werkzaam waren aan het hof van koningin Elizabeth I. Het was een familie in goeden doen, hoewel Amelia uiteindelijk arm stierf. Het past dus helemaal, dat iemand uit zo’n familie en milieu met een virginaal in verband wordt gebracht, zoals Shakespeare doet. Van oorsprong betekent ‘my music’ ook meteen ‘mijn muze’, wat zorgt voor het samenvallen van muziek en inspirerende liefde. Hierbij moet je overigens de connotatie van het instrument (virginaal, virgin, maagd) een beetje met een korreltje zout nemen; Hudson vertelt in zijn boek Shakespeare’s Dark Lady (2014) dat Amelia Bassano heel wat minnaars had.

Het mechaniek van het virginaal roept bij sommige vertalers van Shakespeares sonnetten een dubbelzinnige woordkeus op. Bas Belleman publiceerde onlangs een vertaling van de complete sonnetten van Shakespeare, nadat hij eerder al de Sonnetten voor de Donkere Dame uitbracht. In beide edities vertaalt hij de zinsnede ‘and situation with those dancing chips’ met ‘en zorgen met deze toetsen die dansen en wippen’. Gerard Messelaar vertaalt in zijn uitgave de zin ervoor (‘to be so tickled, they would dancing chips’) met ‘hoe gaarne ruilden zij [man en vrouw] van plaats en stand’. Overigens geheel in de geest van Shakespeare, voor wie dubbelzinnigheid schering en inslag was.


Het 128ste sonnet van Shakespeare

Johannes Vemeer
Wanneer je naar het schilderij dat bekend staat als De muziekles van Johannes Vermeer kijkt, lijkt het wel of dit een uitbeelding is van het sonnet van Shakespeare. Nog helemaal los van het feit of hij het sonnet echt zou hebben gekend, past het schilderij in dezelfde traditie als de poëzie waarin een geliefde iets aanraakt, terwijl de man die ernaast staat, de leraar en in dit geval ook de minnaar, ernaar smacht dit zelf te zijn. Niet dat je het schilderij vaak in het echt zult zien; het hangt in Buckingham Palace en koningin Elizabeth II leent het zelden of nooit uit. Maar het is zó bekend, dat het tafereel vast ergens in ons geheugen ligt opgeslagen.

Vermeer woonde in een welvarend Delft, dat hij vaak verstild, intens en verfijnd weergaf. Slechts een kapot ruitje op zijn Melkmeisje geeft aan dat er ook minderbedeelden in Delft woonden. Op De muziekles zijn alle ruitjes heel, want ook hier gaat het om twee gegoede burgers, getuige hun kleding en de inrichting van de kamer.

Op het schilderij is naast het uit Shakespeares sonnet al bekende virginaal nog een ander muziekinstrument afgebeeld: een viola da gamba. Op een tekstbord in het Vermeercentrum in Delft lezen we dat dit instrument een ‘mannelijk instrument’ is. Het ligt onbespeeld te wachten tot de man samen met het meisje (hier wel degelijk een ‘virgin’, maagd) gaat spelen, om – zoals het tekstbordje zegt – ‘met haar in harmonie te komen’. Op het schilderij Zittende virginaalspeelster, eveneens van Vermeer, is ook een viola da gamba te zien, hier zelfs met een strijkstok tussen de snaren; op z’n minst even dubbelzinnig als Shakespeare.

In de spiegel zien we een paar interessante dingen. In de eerste plaats nog net de poot van een schildersezel – wellicht die van een toekijkende Vermeer, maar volgens geleerden valt er ook een fout op te zien: het meisje dat in het echt naar de toetsen van het virginaal kijkt, kijkt in de spiegel schuin naar de man die ernaast staat. Maar misschien is het gezien het thema van het schilderij geen fout en gewoon opzet en is het uiteindelijk niet de man die aan het roer staat, maar de vrouw. Zij bepaalt immers waar haar blik heengaat, en welke toetsen haar handen aanraken.


De muziekles van Vermeer

Vragen
Ja, maar, zeggen veel eenentwintigste-eeuwers: roept dat sonnet van Shakespeare en dat schilderij van Vermeer op die manier dan geen vragen op? Vragen over de rolverdeling, over de machtsverhouding tussen man en vrouw, leraar en leerling? Deels lijkt de schilder er al aan tegemoet te komen; aan de ene kant is de man niet de enige meer van wie de blik telt, omdat de vrouw haar blik laat gaan waarheen zíj wil. Aan de andere kant is er die voyeur met zijn onvervulbare verlangen: de schilder die je door de poot van de schildersezel vermoedt in de spiegel, zoals je de dichter vermoedt die achter de woorden van het sonnet schuilgaat.

Kunst kan als het goed is tot een gesprek over zaken als rolverdeling, machtsverhoudingen en dergelijke leiden; het is niet alleen maar entertainment of verfraaiing van een huiskamer. In zo’n gesprek kun je de geschiedenis, het genre poëzie van Shakespeare en het genre schilderijen van Vermeer meenemen, net als je eigen ervaring bij het ernaar kijken. Zo’n Vermeercentrum zou daar bijvoorbeeld best een rol in kunnen spelen. Onderzoekend en in alle openheid. Op die manier gaan sonnet en schilderij leven als op de dag van ontstaan.

 

De foto bovenaan dit artikel is vrijgegeven door Stichting Vermeer Centrum te Delft (fotograaf: Thijs Tuurenhout).

Muziek / Album

Buitenaardse beleving

recensie: Sufjan Stevens - The Ascension

Sufjan Stevens staat niet bekend om luidruchtige, uitbundige muziek, maar nu maakt hij er met The Ascension toch wel een gekke geluidenmix van. Eerder dan een ‘hemelvaart’ voelt zijn nieuwste album aan als een beklemmende, buitenaardse ruimte- of zeevaart.

De muzikale magicus uit Detroit staat eerder wel bekend om zijn verfijnde en mystieke fluisterpop. Daarmee heeft hij al veertien uiteenlopende albums op de teller, met hits als ‘Mystery of love’ en ‘Futile Devices’. Vaak slaagt hij er sterk in om een beeld te creëren waarin we onszelf herkennen. Maar in tegenstelling tot zijn geprezen soundtracks voor de film Call me by your name, zal zijn laatste album wellicht minder impact nalaten. Het heeft iets claustrofobisch, en geeft een verwrongen, gelaten en futiel gevoel…

Volgeladen muziek voor een leeg hoofd

Vanaf het begin word je al in Stevens’ vreemde wereld gezogen. Met een beetje verbeeldingskracht waan je je zo onder zee, tussen duizend flitsende visjes, ruwe stenen en glibberig zeewier dat langs je benen streelt. De middelste nummers op Stevens’ nieuwe album kabbelen maar wat voort op de golven. Er zijn weinig extremen te horen en helaas blijft er ook weinig hangen. De repetitieve teksten vliegen voorbij en af en toe dringen de vele geluiden zich zodanig aan je op – zoals bij ‘Ursa Major’ of ‘Landslide’ – dat je gaat verlangen naar de ontknoping van het volgende nummer. De rumoerige achtergrondruis overstemt soms zodanig dat het moeilijk is om de muziek te laten binnendringen.

Ondertussen kaart Stevens actuele problematieken aan. Zo moet ‘Video Game’ met de bijhorende digitale bliepjes wel erg herkenbaar zijn voor de jongste generatie die met manipulatieve computergames en online kuddegedrag opgegroeid is. En ‘Die Happy’ klinkt als een zwaarmoedig feestje, met een ingebeelde groep jongeren in trance, op en neer deinend op een doorgedraaid cassetje, hopend op een mooie(re) toekomst. Want zoals hij in de titelsong ‘The Ascension’ zingt, denken we allemaal wel eens: “I thought I could change the world”.

Tussen rust en onrust

Vele nummers op de plaats lijken te zijn ontstaan rond Stevens’ kritische toekomstvisie, weerspiegeld in profetische harmonieën, out-of-tune synths en soms zelfs irritant geruis. Zeker bij de laatste track ‘America’ gooit hij alles in de strijd. Het wordt een beklijvend nummer, doorheen het drukke zoevende verkeer en de bedroevende realiteit in de Verenigde Staten, tot alles uiteindelijk heel langzaam uitdooft.

Als je volledig wil wegdrijven of net wil stilstaan bij wat er allemaal gaande is in de wereld, dan kan je dit album inderdaad niet gemist hebben. De gecreëerde ruimtelijke sfeer zal sommigen echter gegarandeerd onrustig en gedesoriënteerd maken, terwijl anderen in dat organische decor misschien toch ook rust kunnen vinden. Er is in elk geval overduidelijk geëxperimenteerd met akoestiek en ruimtegevoel.

Muziek / Concert

Je bek houden bij Bongeziwe Mabandla?

recensie: Bongeziwe Mabandla (live)

De Zuid-Afrikaanse zanger en gitarist Bongeziwe Mabandla speelde dinsdag 6 oktober in Paradiso in Amsterdam. Het was een bijzondere avond, zowel muzikaal gezien als vanwege de coronamaatregelen. Maar ondanks alle restricties wist Mabandla een intieme en dynamische set neer te zetten.

Nette poptempel
Waar het normaal vaak dringen is bij het naar binnengaan van een concert, hangt er nu een relaxte sfeer in Paradiso. Iedereen houdt genoeg afstand en draagt tijdens het lopen naar z’n plek een mondkapje. In de zaal staan stoelen netjes in rijen opgesteld waar iedereen op afstand van elkaar kan plaatsnemen. Ook voor een biertje hoef je niet te dringen, want via een app kun je iets bestellen en krijg je een berichtje als je het kunt komen ophalen. Niet meer wachten in de rij dus!

Voorafgaand aan de show wordt het publiek verzocht om niet te ‘juichen of joelen’, maar klappen mag gelukkig wel. Toch is, zoals Rutte het verwoordde, ‘gewoon zitten en je bek houden’ bijna niet mogelijk. In het begin probeert iedereen nog zo min mogelijk aerosolen te verspreiden, maar aan het eind van de show is iedereen dermate enthousiast dat het niet alleen bij klappen blijft.

Xhosa
De kans op besmetting door zangkoren zal deze avond echter klein zijn geweest. Niet veel mensen waren in staat om met Mabandla mee te zingen omdat hij voornamelijk zingt in Xhosa; een kliktaal die je op z’n Engelse kunt uitspreken als ‘Kosa’ en welke een van de elf officiële talen in Zuid-Afrika is. In een interview met het tv-programma Vrije Geluiden vertelt Mabandla dat er een reden is waarom hij in Xhosa zingt: ‘Toen ik als achttienjarige naar Johannesburg verhuisde, was er een sterke ‘zwarte beweging’ waarbij mensen bewust werden van hun achtergrond en daar wilde ik ook deel van uitmaken. Taal is belangrijk. Het zegt iets over de liefde voor wie je bent en waar je vandaan komt. Xhosa is een erg mooie taal en erg lyrical. Ik kan er dingen in uitdrukken, wat ik in andere talen niet kan.’

De show
Ook de show is anders dan anders. Waar Bongeziwe normaal wordt bijgestaan door twee fantastische muzikanten (een drummer en een gitarist), moest hij door de coronamaatregelen het optreden nu in zijn eentje doen. Met alleen een akoestische gitaar, een loop-station en wat samples wist hij echter de zaal te vullen met een vol en afwisselend geluid. Hoewel je ziet dat hij nog moet wennen aan deze techniek, die normaal vooral voor rekening van de gitarist komt, staat hij verder vol vertrouwen op het podium. En wanneer hij eenmaal de loops en samples heeft waar hij ze wil, zie je dat hij helemaal in de muziek opgaat. Opvallend is dat de band, die er nu dus niet bij was, eigenlijk geen bassist heeft. Maar door het gebruik van samples en elektronica creëren ze toch een vol geluid, wat dus ook prima blijkt te werken wanneer Mabandla in zijn eentje speelt.

Dat Bongeziwe inmiddels een man is met veel ervaring is duidelijk. Hij heeft vanaf het eerste moment de aandacht van het publiek en creëert een gevoel van ‘samenzijn’. Hij laat merken hoe bijzonder hij het vindt om ‘in deze tijd met z’n allen te kunnen zijn’ en vertelt vaak de verhalen achter de nummers. Zo vertelt hij dat het nieuwste album iimini gaat over de reis van liefde van begin tot eind, waardoor je het gevoel krijgt de nummers iets beter te begrijpen.

Ook maakt Bongeziwe indruk met zijn stem. Waar op zijn albums zijn hoge zang soms wat aan de schelle kant kan zijn, laat hij tijdens het optreden zien dat hij een groot pallet aan stemklanken in huis heeft.

Muzikale reis
Tijdens de show speelt Bongeziwe met name nummers van zijn laatste album iimini, een album waarop hij voortbouwt op de muzikale reis die hij heeft afgelegd in zijn eerste twee albums. Op zijn eerste album Umlilo zijn het met name de akoestische gitaar, percussie en achtergrondkoortjes die het geluid kenmerken. En hoewel hij op Umlilo al af en toe een experimentele uitstap maakt, bijvoorbeeld in het nummer Gunuza, waar we opeens een zomerse loungebeat horen, is het vooral zijn tweede album Mangaliso waar hij het experiment aangaat. Dit album leverde Mabandla de South African Music Award op voor het beste alternatieve album en kenmerkt zich door een mix van afro-folk en elektropop. Een bewuste keus vertelt Mabandla in Vrije Geluiden: ‘Samen met de producer van het album, Tiago Correia-Paulo, wilden we iets doen wat je niet meteen verwacht bij Zuid-Afrikaanse muziek. We wilden deze herdefiniëren. Het is een combinatie van folkmuziek die uit het hart spreekt gemixt met wat er zich nu in de wereld afspeelt’.

Hoewel de eerste twee albums beide worden gekenmerkt door een combinatie van soms akoestische rustige liedjes zoals het nummer Philakanzima, en dan weer vrolijke toegankelijke nummers zoals Ynini, is Bengeziwe op zijn laatste album iimini een wat melancholischer kant opgegaan met over het algemeen een wat meer sferisch en zwaarder geluid. Hierdoor moet je voor dit album iets meer gaan zitten en roept het een beetje een avondsfeer op. Neem bijvoorbeeld het nummer ndanele dat begint met een indringend koor van stemmen en later wordt uitgebreid met een beat, een doordringende bas en met piano. Niet een typische popsong dus. Ook horen we op iimini vaak een mix van akoestische nummers met elektronische invloeden, maar op dit album is de elektronica meer geïntegreerd met de harmonische begeleiding dan op het voorgaande album. Het nummer mini esadibana ngayo is hier een goed voorbeeld van waarbij de elektronische harmonie echt onderdeel is van de muzikale basis.

Meteen naar huis
Na afloop van de show wordt iedereen persoonlijk gevraagd of ze nog merchandise willen kopen. Zo niet, dan word je, eveneens persoonlijk, gevraagd het pand zo snel mogelijk te verlaten. Eenmaal buiten staat iedereen wat verdwaasd te bedenken wat te doen. Normaal duik je nog even de kroeg in of neem je nog een biertje aan de bar, maar ondanks dat het nog maar net negen uur is geweest mag de horeca geen gasten meer ontvangen en takelt men toch maar meteen af naar huis. Ach ja, morgen weer een werkdag, dus een biertje minder is ook niet zo erg. We hebben in ieder geval een mooie avond gehad.

Boeken / Non-fictie

Nederpop als jongensboek ontleed

recensie: Peter Voskuil - Gouden eeuw der Nederpop (2020) & Eregalerij der Nederpop (2019)

Na zijn baanbrekende werk over de Nederlandse popmuziek, Dutch Mountains (2017), ligt de lat voor schrijver Peter Voskuil hoog. Met Eregalerij der Nederpop (2019) maakte hij vorig jaar een fraai vervolg. Voskuils nieuwste publicatie Gouden eeuw der Nederpop (2020) geeft een overzicht van de ontwikkeling van de popmuziek in de jaren zestig.

Als je als schrijver een monster van een naslagwerk als Dutch Mountains maakt, dat alom geprezen wordt als het standaardwerk over de ontwikkeling van de Nederpop, heb je voor jezelf de lat wel op immense hoogte gelegd. Wat kan dan het vervolg zijn? Peter Voskuil bedacht een nieuwe dimensie, een echt plaatjesboek dat het verhaal van Nederpop vertelt, wat de Eregalerij der Nederpop werd. Dit jaar kwam hij met een handzaam boek dat het hart uit Dutch Mountains bevat in een spannend boek met historisch besef.

Eregalerij der Nederpop

Eregalerij der Nederpop is een typisch koffietafelboek dat je met regelmaat zult pakken om in te bladeren en artikelen uit te snoepen. Uw 8WEEKLY-recensent heeft in eerste instantie het hele boek doorgebladerd en hoorde daarbij bijna alle beschreven muziek als een soort ‘greatest hits’ van de jaren vijftig tot 2014 in zijn hoofd voorbijtrekken. Vrijwel elke bladzijde bevatte bekende klanken, die de foto’s vergezellen.

Ieder decennium wordt in het boek ingeleid met een beschrijving van wat er gebeurde en wat ons in de komende bladzijden te wachten staat. Daarna worden lp’s, singles en cd’s beschreven. Steeds met de feiten in de kop, een of meerdere foto’s ter illustratie (vaak paginagroot) en een verhaal over de ontstaansgeschiedenis van het liedje of het album. In alle gevallen gaat het om muziekwerken die in grote aantallen werden verkocht. Eén uitzondering valt hierbij op: het liedje ‘Brabant’ van Guus Meeuwis, dat slechts 800 keer als single werd verkocht. Blijkbaar heeft de impact van het liedje hier meegespeeld, maar Voskuil geeft zelf geen reden op waarom hij dit liedje koos. Qua invalshoek kon Voskuil ook andere aspecten genomen hebben zoals invloeden in het buitenland of parallellen met wat er in het buitenland gebeurde in die tijd. Voor gemiddelde liefhebber zitten er nu op het gebied van liedjeskeuze niet veel verrassingen in, maar zijn de verhalen wel een openbaring soms.

Niet zelden is het een spannend verhaal en wordt succes beschreven zoals het zich ontvouwde, soms wereldwijd. Een voorbeeld hiervan is het ontstaan van de hit ‘Venus’ van Shocking Blue waarbij feitelijk bij een bestaande band een zangeres werd gezocht, wat weer inspiratie opleverde om het iconische liedje te schrijven. Voskuil heeft in veel gevallen betrokken musici geïnterviewd, gebeld en soms ook geciteerd. De historische waarde van het boek is daardoor groot. Voor de Nederpopliefhebber met historisch besef is Eregalerij der Nederpop een boek om vaak ter hand te nemen om te genieten van de verhalen.

Gouden eeuw der Nederpop

Het boek Dutch Mountains is een werk om bijna onder dood te vallen: zo lijvig. Een complete bijbel over de Nederlandse popmuziek. Er was na de uitgave dan ook duidelijk een roep om iets handzaams. Voskuil heeft hier gehoor aan gegeven. In Gouden eeuw der Nederpop is het jaren-zestigdeel uit het lijvige boek gehaald en verpakt in een spannend jongensboek. De spanning zit hem in de verhaaltrant waarin Voskuil je meeneemt in de ontwikkelingen. Je wilt doorlezen om te weten wat de volgende stappen zijn geweest of liever nog: wat de achtergronden ervan zijn. Het is een deel van het lijvige boek dat vooral handzaam en betaalbaar is. Het verhaalt over het ontstaan van de popmuziek in Nederland, de ontwikkeling van de studio’s, de ontstaansgeschiedenis van bandjes, het ontwikkelen van een muziekindustrie en dat hand in hand met de ontwikkeling van popradio in Nederland.

De geschiedenis van Radio Veronica kan niet los gezien worden van de ontwikkeling van de Nederpop. Niet alleen vanwege belangen die duidelijk verstrengeld waren in alle geledingen van de ontwikkelde muziekindustrie (radio maken, plaatjes uitgeven, rechten beheren van liedjes, artiesten ondersteunen), maar ook in het ontwikkelen van hitparades en het beïnvloeden van de sound van de nieuwe Nederlandse populaire muziek.

Zonder de invloed van radio, die deels overwaaide uit Amerika, zoals het gebruik van jingles, het hebben van een hitlijst, het mixen van reclames tussen de muziek omdat radio maken geld moest opleveren, kwam de ontwikkeling van de muziek in een stroomversnelling. Die stroomversnelling ontstond door de hitparade, maar ook door het pushen van platen die omwille van afspraken hits moesten worden. Deze commercie rond radio in samenhang met een groot gedeelte creativiteit gaf de muziekindustrie een boost. Muziek werd daardoor meer gedreven door commercie dan vanuit de creativiteit van de artiesten zelf.

Het boek is zo vol spanning geschreven dat je eigenlijk alleen maar wilt doorlezen. En zo word je als lezer in een sneltreinvaart door de jaren zestig gesleurd waarin het in hoog tempo van Johnny Jordaan eindigt in de piek van de jaren zestig met Shocking Blues ‘Venus’, Golden Earrings ‘Radar Love’ en The Tee Sets ‘Ma Belle Amie’.

Voskuil laat de muziekliefhebber ruiken aan de spannende tijd van de ontwikkeling van Nederpop alsof je er zelf middenin zit. Je voelt mee met wat de artiesten hebben meegemaakt en hoe ze gevochten hebben in die gouden eeuw, die in werkelijkheid slechts een decennium duurde.

 

Boeken / Fictie

Binets alternatieve wereldgeschiedenis: een gemiste kans

recensie: Laurent Binet - Beschavingen

Wat als de Europeanen die in 1492 voet aan wal zetten in de Nieuwe Wereld verslagen zouden zijn door de Inca’s? En wat als de Inca’s vervolgens de overtocht zouden maken naar Europa en daar zouden zegevieren? Deze alternatieve geschiedenis werkt Laurent Binet uit in zijn nieuwe roman Beschavingen.

De Franse bestsellerauteur Laurent Binet heeft geen hoge pet op van realistische romans die maatschappelijke thema’s behandelen. Hij prefereert in dat geval de werkelijkheid, het journalistiek verslag. Wie fictie schrijft moet volgens hem ook écht iets verzinnen. In Beschavingen pakt hij dat verzinnen groots aan. Hij zet de wereldgeschiedenis op z’n kop: de Inca’s veroveren Europa.

Atawalpa

Het boek bestaat uit vier delen, waarvan de Kronieken van Atawalpa (een Inca-leider) veruit het langste is en de kern van het boek vormt. Maar voor hij tot de kern van het verhaal komt, heeft Binet een aanloop nodig. In het eerste deel laat hij Vikingen diep in de Nieuwe Wereld doordringen waar zij samen met lokale stammen voor nageslacht zorgen. Zij leren de nieuwe bevolking metalen wapens maken en brengen Europese ziektes mee. Hierdoor zal het volk resistent zijn tegen de ziektes als Columbus en zijn mannen enkele eeuwen later Amerika ‘ontdekken’. Het deel leest als een moetje, met een hoog ‘en toen, en toen’-gehalte, maar omdat het vrij vlot geschreven is en nog geen dertig pagina’s behelst, is het prima door te komen.

De komst van Columbus staat centraal in het tweede deel van het boek. In fragmenten uit het dagboek van Columbus lezen we zijn verslag van de ontdekkingsreis en hoe zijn mannen uiteindelijk door de Inca’s in de pan worden gehakt. Columbus slijt zijn dagen in gevangenschap aan het hof, waar hij uiteindelijk sterft. Dit deel leest als een spannende opmaat naar het hoofdverhaal.

Namedropping

Bij het hoofdverhaal aangekomen wordt het geduld van de lezer nog even op de proef gesteld. Het deel begint met een droge vertelling over Atawalpa’s strijd met het leger van zijn broer. Lang verhaal kort: Atawalpa slaat op de vlucht naar de Nieuwe Wereld (Europa).

Wordt het lange wachten beloond? Nee. Want ook het hoofdverhaal ontstijgt het ‘en toen, en toen’-niveau nauwelijks. Binet blijkt geen stilist en de karakters blijven van karton. Dat zou Binet direct vergeven kunnen worden als Beschavingen een interessante ideeënroman zou zijn. Binet stopt er een hoop literaire en historische verwijzingen in en laat veel tijdsbepalende figuren de revue passeren (Luther, More, Erasmus, Machiavelli, Karel V etc.), maar meer dan diepgang suggereren doet het niet. Het blijft allemaal erg vluchtig en oppervlakkig. Namedropping, meer niet. Laat die namen weg en het is niet meer dan een spannend jongensboek dat nooit spannend wil worden.

Knap

Al met al is het boek een gemiste kans. Het is intellectueel gezien een uitdagend idee: het vroegmoderne Europa bekijken door de ogen van de Inca’s. Maar daarvoor blijkt Binet toch een maatje te klein. Een spannend idee van invallende Inca’s tegen de achtergrond van een spannende periode uit de Europese geschiedenis en dan zo’n saai boek schrijven: het is bijna knap.

 

Boeken
special: Column over de impact van kunst

We kunnen ons leven nooit kwijtraken

In onze rubriek Blikopeners schrijven redacteuren over een kunstervaring die hun leven op een kleine of grote manier veranderde. Roos Wolthers ging op een andere manier nadenken over dingen die voorbij gaan toen ze Roelof Ten Napels’ dichtbundel In het vlees las.

Ik ben enorm sentimenteel. Toen ik van een studentenhuis met veertien huisgenoten kon verhuizen naar een fijn appartement twijfelde ik, omdat ik gehecht was geraakt aan de lokale Albert Heijn en de fietsroute. Ik probeer obsessief alles wat ik meemaak vast te leggen in dagboeken en overwoog een officieel protest toen De Broodzaak mijn favoriete broodje uit het assortiment haalde.

Een tijd geleden las ik Roelof ten Napels’ nieuwste dichtbundel In het vlees. Het is een bundel die vol staat met mooie observaties en vondsten, die soms schrijnend is en me op andere momenten opeens weer aan het lachen maakte, zoals om de regel: ‘God was niet dood, hij was alleen even wandelen.’ Door de gedichten ging ik op een andere manier nadenken over dingen die voorbijgaan. In een van de mooiste passages schrijft Ten Napel:

en toch is het vreemd, dat het mooie minder lijkt als het slechts herinnerd wordt, of zelfs vergeten is –
alsof het mooie minder mooi kan worden door te vergaan, het er iets aan ontleent aanwezig te zijn –
alsof wij ons leven ooit kwijt kunnen raken.

De gedachte dat mooie dingen niet aanwezig hoeven te zijn – zelfs niet herinnerd hoeven te worden – om deel van je uit te maken, maakt het iets makkelijker om afscheid te nemen en verandering te verwelkomen. Dat dingen voorbijgaan en eindigen, betekent ook dat er ruimte ontstaat voor nieuwe mooie dingen. Ik wende aan een nieuwe fietsroute langs een kunstwerk waar ik blij van werd, raakte gehecht aan een andere Albert Heijn en ontdekte een nieuw lievelingsbroodje.

De afgelopen maanden was het moeilijker om te ontsnappen aan nostalgie dan anders. Als het ooit voelde alsof we ons leven wél kwijt kunnen raken, dan was het wel toen de coronacrisis uitbrak. Opeens werd het duidelijk hoe breekbaar toekomstdromen en zorgvuldige plannen zijn, hoe makkelijk alles in het water kan vallen. Het is dan verleidelijk om het verleden, waarin alles nog droog en heel was, te idealiseren.

Het helpt om mezelf eraan te herinneren dat hoewel het soms voelt alsof mijn leven van het door mij geplande pad is afgedwaald, het niet kwijt is. Net als God is het hooguit even wandelen. Misschien is het koud onderweg, misschien voelt het soms alsof het mijlenver weg is van huis. Maar voor ik het weet staat het weer voor de deur, met een hoop verhalen over wat het onderweg heeft beleefd en vol goede moed om de draad weer op te pakken.

Kunst / Expo binnenland

Politieke en poëtische Arabische verhalen

recensie: Recensie: Trembling Landscapes

Bij de tentoonstelling ‘Trembling Landscapes’ in het Eye Filmmuseum in Amsterdam draait het om een perspectief kiezen en een standpunt innemen in de ruimste zin van het woord. Het standpunt van elf kunstenaars uit de Arabische wereld is veelal dat van bovenaf genomen foto’s, video-en filmbeelden. Een enkele keer lijkt er ook een toekomstperspectief door te schemeren.

Je zou het eerste kunstwerk waar je tegenaan loopt meteen een statement kunnen noemen, de ouverture van wat volgt. Het is The earth is an imperfect ellipsoid van de Egyptische Heba Y. Amin. Het zijn zeven drieluikjes, tezamen eenentwintig zwart-wit pigment prints met daarboven gedeelten uit een tekst van de elfde-eeuwse Andalusische geograaf en historicus Al-Bakri. Amin reisde de routes die in die tekst werden beschreven na en maakte foto’s die allemaal uit het lood zijn. Dat is op zich al symbolisch voor de regio, maar de kunstenares draaide de seksueel geladen tekst om en stelde zichzelf als voyeur op in plaats van de Islamitische schrijver. Zo trekt ze de toeschouwers haar verhaal in.

Trembling Landscapes, Jananne Al Ani, Shadow Sites I Sharjah Biennial 11 (1)

Verhalen

Want op deze tentoonstelling worden (geo)politieke én poëtische verhalen verteld. Wanneer de kunstwerken beide elementen in zich verenigen, zijn ze het sterkst en komen ze binnen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Shadow Sites I en II van de in Irak geboren Jananne Al-Ani. Ze observeert en registreert vanuit een sportvliegtuig zogenaamde shadow sites, dat wil zeggen contouren van een locatie met lange schaduwen.
We zien verschillende archeologische opgravingen, maar ook loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog. In Shadow Sites II neem je zelf als het ware het standpunt vanuit een (gevechts)vliegtuig in. De poëtische beelden staan haaks op de vraag die ze oproepen: is het mogelijk om alleen maar een registrerende rol in te nemen? En: is het mogelijk dat een museum een neutrale positie inneemt?

Neem bijvoorbeeld Sewing Borders van de Libanese kunstenaar Mohamad Hafeda. Hij vroeg vluchtelingen die in Beiroet wonen om door middel van stiksels grenzen aan te geven op kaarten van wat Palestina wordt genoemd. Het is goed eerst de film, die de techniek toont, te bekijken en vervolgens pas de kaarten die in vitrines liggen. Dan wordt het nog duidelijker en gaan de beelden wrijven met de realiteit.

Trembling Landscapes, Larissa Sanours, Nation Estate, 1 (1)

Hoop?

De uit Oost-Jeruzalem afkomstige Larissa Sansour tenslotte paart een somber toekomstbeeld aan humor en stelt ons ook een vraag. In haar film Nation estate laat ze een woontoren aan de rand van Jeruzalem zien, richting Bethlehem. Hierin beweegt een vrouw met een rolkoffer zich per lift van beneden naar boven, steeds een verdieping hoger. Onderweg omzeilt ze controlepunten en dergelijke. Ze is zwanger en de vraag doemt op of dit hoop uitdrukt voor een betere toekomst. Op een gegeven moment geeft ze een olijfboompje water, wat associaties oproept met het idee olijfbomen te planten als symbool voor een rechtvaardige vrede in Palestina en Israël. Voor iedereen, inclusief vluchtelingen.

Het zijn beelden die indruk maken en vragen oproepen. Niet in de laatste plaats ook de vraag welke positie je als toeschouwer zélf inneemt. Het is kortom een tentoonstelling die je aan het denken zet en je bij het Arabische verhaal betrekt. Welk perspectief en welke antwoorden je dan ook zelf geneigd bent in te nemen en te geven.

Boeken / Non-fictie

Filosofisch tromgeroffel

recensie: Slavoj Žižek - Pandemie & René ten Bos - De Coronastorm

Door: Wouter en Fenna Kortooms

De coronacrisis vraagt om filosofische duiding. Filosoof/superstar Slavoj Žižek en oud denker des vaderlands René ten Bos proberen die te geven. Een dubbelrecensie van Pandemie en De Coronastorm.

Ten Bos kiest ervoor ten tijde van de wervelstorm van het coronavirus zich niet te beroepen op zekerheden. Hij lijkt zich te willen positioneren als de man met de meeste afstand en het meeste overzicht en hoopt daarmee wellicht als wijste van het legioen filosofen uit de bus te komen. De geschiedenis zal het leren. Minister-president Mark Rutte riep op te stoppen met filosoferen en dat was voor Ten Bos aanleiding dit juist niet te doen. Maar hoe is zijn aanpak en wat heeft hij ons te bieden?

Paniek

Concreet lijkt het virus hem ongenadig hard te raken zonder dat hij dit lijkt te beseffen. De ondertitel van zijn boekje “hoe een virus ons verstand wegvaagde” spreekt daar eigenlijk mogelijk al voor zich. Ten Bos lijkt in blinde paniek zijn boekenkast of het internet te zijn ingestoven om in alfabetische volgorde enige grip op de kwestie corona te verkrijgen. Dit alfabet is dus onze leidraad en gelukkig weet Ten Bos naast alle meer gangbare letters ook de letters C, Q, X, en Y van een paragraafje te voorzien. Oef! Gelukkig maar! Stel je voor dat we daar aangekomen in het duister zouden moeten tasten… Ten Bos geeft overigens aan als reisleider op deze wijze in de voetsporen te treden van een zekere Voltaire, die ook al eens filosofische kennis beknopt van A tot Z heeft weergeven. Ten Bos vergelijkt zich niet met de minste denkers, dat mag hij doen, maar Voltaire rangschikte filosofische kennis alfabetisch, Ten Bos rangschikt echter allerlei weetjes zonder visie of onderling verband alfabetisch en laat ons achter met een fragmentisme van hier tot Tokio of zoals u wilt, wat dichter bij huis: Wuhan. Als lezer van De Coronastorm kun je je niet onttrekken aan het idee dat Ten Bos deze indeling niet vanuit een ideaal heeft gekozen, maar eerder door zijn haast om snel een boek over deze actuele gebeurtenis te publiceren. Filosofen, zo zegt hij, behoren tot de “langslapers” en begonnen pas te filosoferen over de coronacrisis toen de “lijken in Bergamo en Madrid anoniem opgestapeld lagen op plekken die je meestal niet reserveert voor lijken”. De Coronastorm kwam nóg later uit, dus dat zou kunnen verklaren waarom er grote haast achter de publicatie zat.

Angst

Ten Bos lijkt enorm te worstelen met hoe hij om moet gaan met angstgevoelens. Dat is in het geval van corona op zijn zachtst gezegd erg onhandig. Hij lijkt niet goed te doorzien dat angstgevoelens de wezenlijkste evolutionaire schakel zijn in het overleven van onze soort. Ten Bos koestert de rationele afstand of koestert daarboven de verdraaiing in de onderlinge communicatie (ironie, sarcasme, of omkering in het tegendeel) om zich op nog meer afstand te plaatsen, zich mogelijk veilig te wanen en zich in feite onzichtbaar te maken. Hij schrijft: “een filosoof dient te parasiteren en niet te genezen”. Tja, wat zou dan de reden zijn om je te verzetten tegen de uitspraak van Mark Rutte? Vuur met vuur bestrijden? Meeliften op de huidige hype en snel een boekje in elkaar flansen? Plaatst Ten Bos zich niet te ver buiten de realiteit om er nog enig zicht op te kunnen hebben?

Ten Bos’ moeizame relatie met angstgevoelens komt ook tot uitdrukking in het door hem herhaald gebruikte woord “fascisme”. Hij draaft daarbij zelfs een beetje door met de term “coronafascisme”. Ten Bos lijkt graag breed lachend te fietsen met losse handjes onder het motto “kijk mij eens!”. Het gaat hier echter niet om Ten Bos en zijn kunsten… De term schuurt te veel en wordt daarmee ontoegankelijk. Vanzelfsprekend kan een wereldwijd virus zorgen voor een enorme angst. De huidige situatie is ongekend en bijzonder angstwekkend. Dat doodsangst aanleiding kan zijn tot het opschorten van zowat alles wat gebruikelijk was, is een werkelijkheid waarmee de mensheid al honderdduizend jaar weet “te surviven”. Om dit dan maar meteen fascisme te noemen doet onze instincten en vindingrijkheid grootschalig te kort.

Empathie

Ten Bos vraagt zich af waarom aan de coronagrafieken met de bekende hockeystick zoveel gevolg gegeven wordt terwijl dit bij andere grafieken met hetzelfde beeld bij milieuproblematiek, armoede of hongersnood niet gebeurt. Volgens Ten Bos komt dit door empathie-oproepende beelden in de media. Ten Bos’ moeizame relatie met angst wordt wederom duidelijk als hij aangeeft empathie juist te wantrouwen, zeker als politici erover beginnen… Empathie is echter juist datgene waardoor mensen zich met elkaar verbonden voelen en ook verbonden zijn. Eensgezind saamhorig bewegend als een zwerm of als een kudde en op die wijze het gevaar het hoofd biedend. Het is juist het gebrek aan empathie dat de samenhang zal doen verbreken. De tekst in dit gefragmenteerde boekje (Ten Bos: “dit kleine filosofische corona-alfabet”) lijkt hierbij toenemend op dagboeknotities van ingetreden filosofische desintegratie.

Ten Bos vergelijkt de lockdown situatie met een kudde dieren die op stal staat. De dieren worden eenzaam. Sommige drinken teveel van het opgepompte slootwater. De roofdieren liggen op de loer. Ten Bos beschrijft het allemaal erg passief en of het de kudde allemaal overkomt. Het lijkt Ten Bos te ontgaan dat in het huidige kuddegedrag juist sprake is van actie, van saamhorigheid, van vereniging, van solidariteit en kracht. Het beste wat de mensheid ook te bieden heeft: onderling de rijen gesloten houden zodat het virus geen vat krijgt, samenwerkende virologen, laboratoria, gezondheidswerkers, gewone mensen in de straat en overheden die de gezondheid op de allereerste plaats zetten… Wanneer is dat laatste, om maar eens iets te noemen, eerder gebeurd? Ten Bos ziet het niet…

Intimiteit

Ten Bos geeft in reactie op de intermenselijke afstand van de anderhalvemetersamenleving beschouwingen over intimiteit. Hij komt daarbij uiteindelijk tot de conclusie dat hierin het risico op een wrede en onmenselijke samenleving zeer zeker ontstaat. Ten Bos lijkt in dit verband niet op te merken dat in de westerse kapitalistische samenleving het principe van ieder voor zich en dus de ander op afstand, het gemis aan empathie en dus het gebrek aan intimiteit al zeer vele decennia speelt. Er volgt geen beschouwing over hoe wellicht de liberaal-kapitalistische samenleving dit uiteendrijven op wereldschaal al decennia aan het uitvoeren is. Echter, op andere momenten lijkt het weer of Ten Bos zich daar wel degelijk van bewust is. Zo geeft hij aan dat we niet eens weten of het vermaledijde liberaal-kapitalisme nu echt wel aan zijn einde is: “er kleeft een zorgwekkende zweem van onkwetsbaarheid aan dit systeem”.

Dit lijkt precies de plek waarop Slavoj Žižek zijn licht laat schijnen en Ten Bos hier vanuit de hierboven beschreven uitgangspositie met het beest uit Ljubljana in de pas loopt zonder het zelf te beseffen of te erkennen.  

Ten Bos doet Žižek in een overzichtje af als een van de “oude kanonnen die hoopte, geheel volgens wat je van hen kunt verwachten dat de overgang naar een nieuw soort communisme onder aanvoering van het WHO mogelijk zou worden”. Dit klinkt denigrerend en hiermee wordt Žižek afgeserveerd. Het is echter andersom: het is Ten Bos die in zijn boekje slechts aanstipt en juist Žižek die – zoals we dat van hem gewend zijn – met ferme streken zijn woorden op papier kletst en bovendien een samenhangend verhaal met visie vertelt. Hij is daarbij helderder en consistenter dan dat we van hem gewend zijn. Goed getimed Slavoj! “Het denkbeest uit Ljubljana” stond ook een stuk vroeger op dan Ten Bos, want de Nederlandse vertaling van Pandemie verscheen al in mei jl. Toch komt Pandemie níet over alsof het in grote haast geschreven is. Misschien komt dat omdat Žižek weer zijn zelfde mantra herhaalt: we hebben een nieuw soort communisme nodig.

Systeemverandering

Žižek laat zijn licht schijnen op de huidige crisis, gemotiveerd door zijn persoonlijke angst voor het virus. Hoofdvraag: wat is er mis met ons systeem dat we onvoorbereid werden betrapt door deze catastrofe, ondanks het feit dat wetenschappers ons er al jaren voor waarschuwen? Het antwoord is genuanceerd. Het virus heeft ten eerste géén diepere betekenis, het is geen straf voor de mensheid voor het uitbuiten van de aarde en andere levensvormen. Wat het virus wél aantoont, is dat ons kapitalistische systeem ervoor zorgt dat we in de problemen komen wanneer een situatie als deze zich voordoet en dat dus een radicale verandering nodig is. Enkel door het vertrouwen tussen de overheid en burger te herstellen, door productiestromen weer meer te reguleren en door meer solidair te zijn voor elkaar – dus door meer “communistisch” te worden – kunnen we onszelf tegen een pandemie als deze beschermen.

Internationale samenwerking

Žižek gebruikt als marxist steevast de term communisme en bedoelt daarmee net zoveel als Marx ermee bedoelde: een samenleving gebaseerd op de gemeenschappelijkheid en gedeelde belangen van eenieder. Een internationaal communisme zou zich dus richten op goede afspraken over de verdeling van goederen en middelen in tegenstelling tot wat we nu soms al zien gebeuren, het ‘ieder-voor-zich’ denken waarbij landen zich tegenover elkaar plaatsen en bijvoorbeeld mondkapjes of vaccins opkopen om andere landen voor te zijn. Als we die weg bewandelen komen we uit bij wat Žižek “barbarij” noemt, de sterkste zal overwinnen en de rest zal ten onder gaan. Tot slot trekt Žižek fel van leer tegen mensen die ons in slaap sussen met de boodschap dat politiek in deze tijden van crisis niet nodig is, we zitten immers allemaal in hetzelfde schuitje, zeggen zij. Juist nu is politiek nodig, zegt Žižek, nu nemen we beslissingen die gaan over solidariteit met onze medemens, dat soort besluiten zijn bij uitstek politiek.

Communisme, andermaal!

Žižek bespotten om zijn roep om communisme is eenvoudig, zo zou hij een idealist of een utopist zijn. In Pandemie laat Žižek zien dat het communisme waar hij voor staat geen utopie is, maar reëel bekeken de beste manier om hier uit te komen. De maatschappij kan enkel doordraaien en overleven als openbare voorzieningen blijven doorgaan, denk aan de productie van elektriciteit, water, voedsel en medicijnen. Als het nodig is moet de gemeenschap (lees: de overheid) ingrijpen in het particuliere bestel om dat mogelijk te maken. Dat is het communisme waar hij op doelt. Dat communisme houdt ook in dat de staat een actieve rol op zich neemt wat betreft de productie van belangrijke goederen zoals mondkapjes, beademingsapparatuur en testkits en zich daarin niet afhankelijk opstelt van de marktmechanismen. Communistisch denken betekent ook: denken aan het lot van al die mensen die vanwege deze crisis geen baan meer hebben, ook hun lot mag niet worden overgelaten aan de markt. Het communisme van Žižek is een tegengif voor het ‘rampenkapitalisme’ waar we nu mee te maken hebben, het systeem dat ervoor heeft gezorgd dat we niet adequaat hebben kunnen reageren op deze crisis.

Kapitalismekritiek

Vanuit de gedachte dat er eensgezindheid is vanuit beide denkers over het kraken en piepen van het liberaal-kapitalistisch systeem met het oog op de menselijke waardigheid, wat is hierbij dan de connectie met corona?

We weten dat de pest tijdens de middeleeuwen miljoenen slachtoffers maakte. Indianenstammen in Noord- en Zuid-Amerika kunnen de komst van kolonisten en het door hen meegevoerde influenzavirus niet navertellen. In die tijd was echter geen sprake van een liberaal-kapitalistisch systeem of van “globalisatie”. In die tijd was al wel sprake van economisch verkeer dat de wereld of delen ervan omvatte. Mensen zijn reislustige types! Vanuit centraal Afrika zijn we in de loop van de geschiedenis over alle uithoeken van onze planeet uitgewaaierd. We kwamen onderweg van alles tegen. Ook aan ziektekiemen! We zijn niet alleen! Filosofen: vertel ons iets nieuws!

Ten Bos beschrijft in zijn boekje het einde van de geschiedenis ten tijde van de val van het communisme in 1989 zoals dat werd bevroed door Francis Fukuyama. Hij doet dit overigens ook weer wat geringschattend (“er waren zelfs lieden….”) zonder diens naam te noemen.

Als Ten Bos vaststelt dat de geschiedenis niet tot stilstand is gekomen, en dat geldt ook voor Žižek, wat is dan de ontwikkeling sindsdien geweest? En hoe kan die ontwikkeling geduid worden in relatie tot corona? Zowel Ten Bos als Žižek blijft hier in gebreke. Hinken beide filosofen niet op een te gedateerd wereldbeeld? Kapitalisme… communisme… liberalisme… Zijn deze ismen geen holle frasen of slechts folklore geworden? Is er als je goed kijkt wel sprake van dergelijke verschillen? Er zijn heel wat mensen die van mening zin dat er sprake is van misbruik, ongelijkheid, onrechtvaardigheid. Wereldwijd. Er zijn heel wat mensen die er zicht op beginnen te krijgen dat systemen wat met ons doen. We zijn hoofdzakelijk verworden tot productie-units en kooplustigen. Zijn wij op die wijze wereldwijd al niet lang en breed uit elkaar gespeeld? Het is dan ook geen wonder dat het virus juist toeslaat op een marktplein… Of dat nu op het oostelijk of het westelijk halfrond plaatsvindt doet er niet zoveel toe. Wij willen de Noord- en Zuidpool overigens in dit betoog niet tekortdoen… Vooralsnog zijn daar echter niet zo veel marktpleinen…

 

Titel:            Pandemie
Auteur:        Slavoj Žižek
Uitgeverij:   JEA
Prijs:            17,50
Pagina’s:     152
ISBN:           9789083058658
****

Titel:            De Coronastorm
Auteur:        René ten Bos
Uitgeverij:  Boom
Prijs:            17,50
Pagina’s:     208
ISBN:          9789024435173
**

Serie

Fleabag: seizoen 2

recensie:

In 2016 verraste Phoebe Waller-Bridge vriend en vijand met een  rauw, schaamteloos en hilarisch triest comedy-drama over een thirty-something single vrouw in Londen die leven, liefde en werk moet balanceren. Drie jaar later verrast ze opnieuw- en hoe.

Hebben we dat nu nodig? Nog een verhaal over een strong, independent young woman die haar eigen boontjes dopt? Oh laat me raden, ze woont in een grote stad zoals New York, L.A. of Londen? En ze is op zoek naar de ware? Mag hij nu weer op het voetbal?

 

Maar ‘Fleabag’ blaast shows als ‘Ally McBeal‘, ‘Sex and the city’ en ‘Ugly Betty’ uit het water door alle clichés op zijn kop te zetten. Gebaseerd op de gelijknamige theatervoorstelling, weet Waller-Bridge feilloos de meta te bewandelen, door zowel in als boven de scene te staan met rake commentaren of veelzeggende blikken.
‘Fleabag’ is daarmee een oprecht verhaal dat je meetrekt in een rollercoaster van sappige dialogen, plaatsvervangende schaamte, en ongeforceerde emotie. Het hoofdpersonage Fleabag (Phoebe Waller-Bridge) -expres naamloos gehouden- is namelijk een psychologisch zootje. En niet op de schattige ‘oh wat ben ik toch een sukkeltje’ manier. Onverwerkte trauma’s over de dood van haar moeder en haar beste vriendin, een Peter Pan Complex, drankprobleem, verlatingsangst, bindingsangst. Er is eigenlijk weinig grappigs aan. Het eerste seizoen eindigde dan ook in mineur, met Fleabag verstoten door zowat iedereen, inclusief haarzelf.

Het tweede seizoen opent gelukkig wat luchtiger. Ze is zowaar aan de betere hand wanneer ze in aanraking komt met een katholieke priester (Andrew Scott). De ideologische clash tussen iemand die seks heeft afgezworen voor zijn geloof en iemand die seks gebruikt als copingmechanisme, geeft vonken. Dit alles in combinatie met vlijmscherpe observaties en onberispelijke komische timing, maakt van Fleabag meer dan de zoveelste ‘klein meisje in de grote stad’ Hollywoodproductie. Het heeft namelijk echte mensen wiens tekortkomingen deel zijn van hun karakter in plaats van een aanzet tot een punchline. Zo is Fleabag’s neurotische zus (Sian Clifford), haar  kleverige, alcoholische schoonbroer Martin (Brett Gelman) en haar achterbakse peetmoeder (Olivia Colman) meer dan gewoon karikaturen die door het beeld rennen. Hun narratieven zijn magistraal verweven met die van Fleabag zelf, hun interacties cruciaal.

Het nieuwe feminisme:

‘Fleabag’ is een show door vrouwen over vrouwen, voor ons allemaal. Fleabag’s sores zijn zo herkenbaar, zo diep menselijk dat het haast onmogelijk is niet meegezogen te worden in het verhaal. Of het nu een slechte relatie met je familie is, een beroerde uitkijk op romantiek of het omgaan met verslavingen in jezelf en je naasten; iedereen is wel een beetje Fleabag.

‘Fleabag’ is daarmee tegelijkertijd cynisch en aandoenlijk. De show wil dat je schamper lacht om ideaalbeelden als liefde en geluk terwijl je je er wanhopig aan vastklampt. In die zin is het de ultieme postmoderne serie, die idealen als feminisme oprecht hoog in het vaandel draagt, terwijl ze er tegelijkertijd korte metten mee maakt.  Of in de woorden van Fleabag: ‘Ik maak me soms zorgen dat ik niet zo’n feminist zou zijn als ik grotere borsten had.’