Kunst / Expo binnenland

Reis door de tijd bij The Times

recensie: Maze de Boer, Jan Hoek (o.a.) - Van perskamer tot kunstpaleis

.

Een nieuw kunstcentrum, gericht op Amsterdam en haar eigen kunstenaars, dat moet The Times worden. Het initiatief is een dependance van het Amsterdam Museum en vestigt zich vanaf 2 juni in het oude gebouw van het Algemeen Handelsblad aan de Nieuwezijds Voorburgwal. De tentoonstelling heet toepasselijk: Van Perskamer tot Kunstpaleis.

~

De eerste tentoonstelling in het wat rommelige kunstpaleis, biedt je een reis door de geschiedenis van het gebouw en diens omgeving. Bij binnenkomst zie je een grote installatie opgebouwd uit kranten in het midden van de ruimte staan. Het is een bulldozer die er eigenlijk uitziet als een tractor. Deze bulldozer/tractor is een duidelijke verwijzing naar de tijd dat het pand het Algemeen Handelsblad huisvestte. Het werk van Maze de Boer trapt een open deur in wat betreft de slechte tijd waarin de gedrukte media zich momenteel bevinden. Een knap staaltje knutselwerk is het zeker en het past goed bij een van de doelstellingen die The Times heeft: opbouwende kritiek leveren op de huidige maatschappij.

Amsterdamse rellen

Een andere doelstelling van de dependance is hedendaagse kunstenaars te betrekken bij de geschiedenis van Amsterdam. Een historische maar ook actuele verwijzing naar het koningshuis kan in de tentoonstelling niet ontbreken. In 1980 werd prinses Beatrix aan de overkant van het pand namelijk gehuldigd tot koningin van Nederland in de Nieuwe Kerk. De rellen die toen ontstonden rondom de kroning waren van een geheel andere orde dan de vijf mensen die twee maanden geleden op het Waterlooplein stonden te protesteren tegen de monarchie. In die eerstgenoemde generatie heerste er nog passie voor reuring en protest. De punkers van de jaren ’80 maakten van Amsterdam een zooitje. De resten daarvan hebben een speciaal hoekje gekregen in The Times. Losse krantenartikelen over de rellen zijn tegen de kantoordeur van de instelling geplakt en het Amsterdam Museum heeft relevante voorwerpen uitgeleend. Er is bijvoorbeeld een geschilderde Beatrix in koningsmantel te zien en een politie-uniform uit de kroningstijd.

~

Krakende kunstenaars

Sinds 1978 is het gebouw gekraakt en vandaag de dag wonen er nog steeds kunstenaars als krakers. Eén van hen is fotograaf Jan Hoek; hij woont ‘bij dat mooie balkon’ schrijft hij in het werk dat hij laat zien in de tentoonstelling. Het aandoenlijke maar schrijnende kunstwerk bestaat uit foto’s van de junk Kim, die Jan aansprak op straat. Hij wilde namelijk foto’s van haar maken in zijn huis. Toen ze wegging voelde hij zich schuldig omdat hij haar misschien het gevoel had gegeven dat ze fotomodel kon worden. Hij spoorde haar een jaar later op voor een fotoshoot die hij voor haar regelde in het Parool en zo kwam haar droom toch uit. De foto’s zijn geplakt op wit papier, daarnaast heeft hij handgeschreven opmerkingen staan als: ‘Samen bedachten we thema’s voor de shoot. 1: Motors, want ze vindt motors gaaf. 2: Dieren want ze houdt heel erg van dieren.’ De geschreven teksten naast de bijzondere foto’s maken het geheel des te meer persoonlijk.

Het werk van Jan Hoek past heel goed in de sfeer van de hele tentoonstellingsruimte. Er was misschien niet veel budget voor de tentoonstelling, maar met de bestaande middelen is er een mooie vernieuwende tentoonstelling van gemaakt. De dependance van het Amsterdam Museum mag in elk geval nog tot juni 2014 geschiedenis toevoegen aan het gebouw.

Boeken / Fictie

Episoden uit een gedroomd, tijdloos leven

recensie: Patrick Modiano (vert. Maarten Elzenga) - Het gras van de nacht

Schrijft Patrick Modiano steeds dezelfde roman, zoals ook weer wordt beweerd van zijn laatste, Het gras van de nacht? Zijn thematiek kent een vast middengebied, in zoverre is het geen gemeenplaats. Maar er is iedere keer genoeg anders dan anders. Een schare lezers krijgt er niet genoeg van, anderen houden het al gauw voor gezien.

Het gras van de nacht is geen detective, maar Modiano’s vertelwijze heeft er veel van weg. Meteen al in de eerste alinea geeft hij weinig prijs en houdt hij veel achter. Er is zo’n twintig jaar geleden iets gebeurd (een misdrijf?) en de vraag blijft tot het eind wát. En dan weten we het nog niet precies. Maar het gaat minder om de feiten dan om de effecten die die feiten op de eenzelvige hoofdfiguur Jean hebben, en ook hoe dat wellicht zo komt. Een detectiveschrijver komt er niet mee weg geen ontknoping te geven. Modiano wel: stijl en plot complotteren in het bijna obsessieve spel van ‘het donker waarin alles zich helder aftekent, juist dankzij die contrasten tussen schaduw en licht’. Dan heeft hij het uitdrukkelijk niet over ‘het fletse, neutrale licht van het heden’.

Diffuus
Ook de autobiografische grondslag blijft – voor de niet zo ingewijde lezer – angstvallig de vraag. Het is vooral de stijl die de materie diffuus houdt. Jean schieten voortdurend namen, gezichten en wat al niet aan details te binnen, vaak bij herhaling dezelfde en vooral als hij zijn zwarte notitieboekje raadpleegt of op plaatsen van vroeger verkeert. Toch zorgt dat er nauwelijks voor dat er iets wordt opgehelderd. Het gaat Modiano om de heldere neerslag op papier van het onheldere, zogezegd. Het blijft erbij dat min of meer duidelijk wordt waarom en waardoor Jean enerzijds in de positie verkeert waarin hij zich bevindt, en anderzijds daar niet buiten kan en wil.

De hoofdpersoon betwijfelt of hij allerlei onduidelijkheden van zo’n twintig jaar later nog met iemand delen kan, ook al kunnen een paar getuigen nog in leven zijn. Maar ‘die zijn waarschijnlijk alles vergeten’. En nog een stapje verder, of juist terug: ‘…uiteindelijk begin je je af te vragen of er wel getuigen zijn geweest’.

Dromen
Het verleden, met die ‘eigenaardige dreiging in de lucht, die overal de sfeer beïnvloedde’, krijgt trekken van een droom. Van dromen maakt Modiano in dit boek voor het eerst iets te vaak gebruik. Een ander minpuntje is dat hij meer dan ooit psychologische achtergronden aanstipt en minder de feiten voor zichzelf laat spreken. ‘Voor mij is er nooit een verleden of heden geweest. Alles loopt door elkaar’, wordt te vaak in allerlei varianten uitgelegd. Show, dont tell, heet dan het advies. Misschien heeft daarvoor ‘de gebeurtenis’ iets te weinig body kunnen opleveren. Daardoor dreigt het verhaal ietsje te gaan slepen en heb je niet steeds boodschap aan de herhalingen van persoons- en plaatsnamen en andere details die Jean als voorwaardelijk houvast dienen. Je leest iets te vaak dat de tijd stilstaat en dat alles onveranderd is, hoeveel er in Parijs, tot Jeans spijt, ook op de schop is gegaan.

Ook nieuw is dat Modiano het verhaal hier en daar lardeert met zaken die er niet direct toe doen. Jean deed onderzoek naar gebeurtenissen in de negentiende of zelfs achttiende eeuw en blijkt zich daarin soepel te kunnen verplaatsen. Namen van toen, bij herhaling die van dichter Tristan Corbière, ‘klinken me zelfs vertrouwder en nabijer in de oren dan die van mijn tijdgenoten’.

Voor de ware liefhebber valt er genoeg aan de roman te beleven, maar wie zich voor het eerst met Modiano wil bezighouden, kan beter een vroegere roman uit de aanzienlijke voorraad vertalingen lezen.

Boeken / Strip

Voorbeeldfunctie

recensie: Guy Delisle (vert. Christiaan Honig & Martine Woudt) - Gids voor 'slechte' vaders

In Jeruzalem en Pyongyang vertelde Guy Delisle over zijn ervaringen als vreemdeling in die steden. In zijn Gids voor slechte vaders neemt hij nu eens geen grote politieke vraagstukken onder de loep, maar zichzelf. Dan wel zoals we gewend zijn.

Delisle maakt over het algemeen autobiografische strips waarin hij zijn eigen ervaringen en visies verwerkt. Zijn werk als animator bracht hem naar Pyongyang om leiding te geven aan een studio van andere animators. Een ervaring die leidde tot het boek Pyongyang. Toen zijn vrouw in Jeruzalem ging werken, verhuisden Guy en de kinderen mee. Een jaar in die stad leverde Jeruzalem op.

Dicht bij zichzelf
Niet dat Delisle een journalist probeert te zijn, zoals Gaza 1956-auteur Joe Sacco. Nee, hij is een auteur die dicht bij zichzelf blijft. In zijn boeken zijn geen grote overzichten van lastige problemen te vinden, geen politieke stellingnames of activisme. Hij laat zien hoe de problemen waar hij mee geconfronteerd wordt hem beïnvloeden. De persoonlijke beleving staat centraal in zijn werk.

~

Zo ook in Gids voor ‘slechte’ vaders. In vergelijking met eerder werk een luchtig tussendoortje. Het is geen doorlopend verhaal, maar een reeks van anekdotes waar Delisle zelf als het voorbeeld van de slechte vader gebruikt wordt. Als zijn dochter hem een tekening laat zien, bijvoorbeeld. Het kleine compliment dat hij zijn dochter geeft verandert langzaam in een tirade waarin de frustaties die Delisle over zijn vakgebied heeft naar buiten komen.

Zoals gewoonlijk
Behalve dat Delsisle het nu explicieter over zijn gezin heeft verschilt Gids voor ‘slechte’ vaders niet veel van de rest van zijn oeuvre. Ook hier maakt hij gebruik van een minimalistische tekenstijl zonder kleuren. En ook nu weer focust Delisle zich op zijn eigen ervaringen. Met een lichte, bijna vrijblijvende toon laat hij zien hoe hij, vaak goedbedoeld, behoorlijk de mist in gaat in de opvoeding.

~

In plaats van zijn dochter geruststellen dat er niets gebeurt als je een abrikozenpit inslikt, maakt hij een tekenfilmpje dat laat zien hoe de boom uit haar mond groeit. Of zijn zoon dwingen om mee te helpen als hij de gootsteen gaat repareren, maar hem niets laat doen. Het meest sprekende voorbeeld is wel Delisles poging zijn dochter gerust te stellen als ze zich zorgen maakt over kinderlokkers, vlak voordat ze gaat slapen. Hoewel het hem lukt, plant hij ook een beeld in haar hoofd dat misschien nog wel erger is.

~

Zichtbaar resultaat
Met dat soort anekdotes wordt de Gids voor ‘slechte’ vaders precies wat het lijkt. Alleen geeft Delisle geen tips over wat je moet doen, maar laat hij zien wat je niet moet doen. Plaatsvervangende schaamte is een goede leermeester. En, net als bij Jeruzalem, kun je door de toegankelijkheid van de tekeningen en de open, misschien wel naïve personages makkelijk meeleven. Vooral met vader Guy, maar zeker ook met de kinderen.

Boeken / Fictie

Bloed onder de nagels

recensie: Sam Byers (vert. Roos van de Wardt) - Idiopathie

.

De dertigjarige Katherine is naar eigen zeggen niet gemaakt voor het geluk. Ze wordt omringd door walgelijke mensen. Wat ze niet doorheeft, is dat haar niet aflatende negativisme er misschien voor zorgt dat ze de verkeerde mensen aantrekt. Haar ex Daniel heeft zijn leven wel op de rit met een lieve vriendin en een prima baan, maar ziet toch reden om te klagen. Een gelukkig bestaan is immers toch ook niet alles. Zijn relatie met Katherine was misschien ongezond en destructief, maar in ieder geval niet saai.

‘Bijzondere vriendschap’
Anderhalf jaar hebben Katherine en Daniel elkaar niet gesproken. Daar komt echter verandering in wanneer hun goede vriend Nathan contact met hen opneemt. Kort voor de breuk tussen Katherine en Daniel verdween Nathan opeens van de aardbodem. Hij blijkt anderhalf jaar in een psychiatrische inrichting te hebben gezeten. De aanleiding voor Nathans ‘verdwijnen’ heeft alles te maken met de beruchte avond waarop Nathan een poging deed zijn liefde te verklaren aan Katherine. 

Uit alles valt op te maken dat de ‘bijzondere vriendschap’ tussen Katherine, Daniel en Nathan niet zo bijzonder was. Byers schetst aan de hand van de drie hoofdpersonages een generatie die zo egocentrisch is dat ze niet meer in staat is om een band op te bouwen die gestoeld is op wederzijds respect en vertrouwen.

Twee vliegen in één klap
De kennissen en familieleden van de hoofdpersonen zijn geen haar beter. Zo gebruikt Nathans moeder de problemen van haar zoon om zelf succes te bereiken, zijn de vrienden van Daniels nieuwe vriendin Angelica hippies die om de verkeerde redenen en tegen de verkeerde mensen actievoeren en zijn de collega’s van Katherine stuk voor stuk mensen die zo veel medemenselijkheid tonen dat het zijn betekenis verliest:

Dave van de eerste verdieping sloeg twee vliegen in één klap, want hij liet zijn baard groeien voor babyweesjes in Malawi en ging hem daarna afscheren voor huiselijk geweld.

Ongebreideld negativisme
De ironische toon van Byers zorgt ervoor dat je Idiopathie in ieder geval tot het einde wil blijven lezen, ook al halen de stuk voor stuk nare personages je het bloed onder de nagels vandaan. Het is zowel een min- als pluspunt van de roman. In Idiopathie is geen ruimte voor sympathie of empathie die tegenwicht zouden kunnen bieden tegen de maatschappij zoals Byers die schetst. De vraag rijst dan ook of Byers zichzelf ook niet schuldig maakt aan het ongebreidelde negativisme dat hij zelf lijkt te veroordelen. 

Aan de andere kant zou Idiopathie nooit impact hebben als er ook ruimte was geweest voor sympathieke personages. Hoewel ieder personage ontzettend irritant is, zijn ze allen ook zeer herkenbaar. De boodschap is overduidelijk: de huidige maatschappij is moreel bankroet. Byers is niet de eerste deze mening toegedaan is, hij is echter wel een van weinigen die weet te overtuigen. Bezinnen op waar we nu helemaal mee bezig zijn is dan ook onvermijdelijk. 

In Idiopathie moeten zowel personages als lezers het ontgelden. Dit en de ironische toon van Byers maken dat Idiopathie een onderscheidend debuut is dat wringt, schuurt en prikkelt.

Boeken / Non-fictie

Oppervlakkige borrelpraat

recensie: Frenk van Harreveld, Joop van der Pligt en Bastiaan Rutjens - Dat kan geen toeval zijn

.

In Dat kan geen toeval zijn wordt onze natuurlijke neiging tot bijgeloof onder de loep genomen. De titel impliceert dat toeval tot het bijgeloof gerekend moet worden. Dit is onjuist. Dit boek gaat helemaal niet over toeval, het gaat over bijgeloof. In drie delen wordt het fenomeen uiteengezet: de vele vormen van bijgeloof, hoe het ontstaat, of het ‘goed’ of ‘slecht’ is en in hoeverre onze technologische vooruitgang en steeds betere verklaringsmodellen zich verhouden tot ons bijgeloof.

Veilige wegen
Het eerste deel leest als een introductie. Zo komen de verschillende soorten bijgeloof die we op de wereld zien aan bod. Daarnaast geven de auteurs een verschil aan tussen bijgeloof en magisch denken. Deel 2 beoogt bijgeloof te verklaren, cultureel en maatschappelijk te plaatsen. Het derde deel behandelt de eventueel negatieve of positieve bijwerkingen van bijgeloof. Hieronder worden ook de placebo- (uit het Latijn: ‘ik zal behagen’) en nocebo- (uit het Latijn: ‘ik zal schaden ‘) effecten verstaan. Ten slotte volgt een voorspelling over de toekomst van bijgeloof.

Het boek is gelardeerd met leuke feitjes, opmerkelijke onderzoeken en bijzondere vormen van bijgeloof. De interessantste is een humane vorm van doodstraf, waarbij iemand dankzij de illusie van het sterven daadwerkelijk overlijdt. Echter, veel verder dan het aanstippen van de fenomenen met hier een daar een historische of culturele verklaring gaan de auteurs niet. Wanneer ze religieuze offers bespreken, wordt de verklaring gezocht in het gunstig stemmen van de goden, terwijl opoffering ook met pijn in verband gebracht kan worden, wat tot exaltatie leidt bij de offeraars.

Populaire wetenschap
Het boek is voor een groot publiek geschreven en kenmerkt zich door simplistisch taalgebruik. Daarnaast wordt er veel gebruikgemaakt van herhalingen, met name op zinsniveau en soms zelfs binnen een alinea. Dit haalt niet alleen de vaart uit het boek, maar roept ook irritatie op, alsof dit boek geschreven is voor dementerenden. Daarbij is de eindredactie slordig en verdwalen de auteurs af en toe in hun terminologie. Wanneer ze bijvoorbeeld spreken over dwangneuroses (in het hoofdstuk over de bijgelovige persoonlijkheid), gebruiken ze vervolgens willekeurig de termen drang en dwang door elkaar. In de psychologie gebruikt men dwang wanneer men spreekt over angstige gedachten en drang wanneer men spreekt over lustbevrediging, impulsiviteit en spanningsontlading. Dergelijke handige kapstokken worden niet aan de lezer meegedeeld, zodat de woorden dwang en drang vooral aan eigen interpretatie van de lezer wordt gelaten.

Een andere slordigheid is het plots ter sprake brengen, in het laatste hoofdstuk, van de Verlichting en twee van de belangrijkste denkers uit deze periode. De gemiddelde burger weet waarschijnlijk niet waarvan een Immanuel Kant of een Baruch de Spinoza bekend is en welke blijvende invloed ze op ons denken hebben, laat staan de gemiddelde lezer. Met het gebruik van een dergelijk groot en veelomvattend tijdvak als de Verlichting, om hiermee te zeggen dat dit ons bijgeloof zou hebben teruggedrongen, wordt in wezen niets gezegd. Het is zoiets als te zeggen dat de medische wetenschap ons inzicht in de griep heeft gegeven.

We leren in een moderne variant van de oermens – ‘Henk en Ingrid’ worden in dit voorbeeld 10.000 jaar terug in de tijd geplaatst – hoe bijgeloof ontstaat. De mens is van nature geneigd verbanden te zien en hier betekenissen aan te verbinden. Vervolgens volgen de voorbeelden, onderzoeken en culturele verschillen, maar kiezen de auteurs nergens voor een eigen interpretatie of verklaring van ons bijgeloof. We worden getrakteerd op leuke feitjes, interessante onderzoeken en opmerkelijke anekdotes. Dit soort kennis doet het altijd leuk op borrels en feestjes. Het boek leest aldus lekker weg, maar maakt nergens indruk, juist vanwege de afwezigheid van diepgang. Wie dieper op de materie wil ingaan, zal met dit boek weinig bevredigd worden.

Boeken / Fictie

Back to the USSR

recensie: Dato Turashvili (vert. Ingrid Degraeve) - Weg uit de USSR

Dato Turashvili (1966) is een bekendheid in Georgië en Weg uit de USSR, gebaseerd op historische feiten, is een van de meest gelezen romans. Het is bewerkt tot theatervoorstelling en wordt dit jaar verfilmd. Lees het en je begrijpt waarom.

Zeven jonge Georgische kunstenaars kapen in 1983 een vliegtuig. Ze zien geen andere mogelijkheid om hun land, dat zucht onder de Sovjetheerschappij, te ontvluchten. Het geboorteland van Stalin ligt ver achter het IJzeren Gordijn en het leven is er bar en boos. Vooral voor romantische zielen die verlangen naar vrijheid.

Romantiek van de jeans
Zijn de kapers naïef? Zeker. Niet voor niets is de Amerikaanse spijkerbroek een terugkerend motief dat symbool staat voor alles wat goed is in het vrije Westen. Dat het leven aan de andere kant van de Muur beter is dan in Georgië, zullen weinigen bestwisten. Maar het hardop zeggen: onmogelijk. De jongeren denken dat met de kaping de weg naar het Westen open ligt, maar ze zouden moeten weten dat het antwoord van bovenaf niet anders dan meedogenloos zal zijn.

Aanvankelijk is het plan om per boot de grens over te steken, maar deze wordt te zwaar bewaakt. Gega en Tina, twee van de kapers, brengen vlak voor de vliegtuigkaping een korte vakantie in Batoemi door, tegen de grens met Turkije. Aan het strand speculeren ze over de mogelijkheden om Georgië te ontvluchten. Gega kent iemand die zwemmend de Zwarte Zee is overgestoken, en die nu in Amerika zou wonen; het land van Marlboro en Levi’s.

‘Hij is de Zwarte Zee overgezwommen?’
‘Ja, van hier tot Turkije.’
‘Hoe dan?’
‘Langzaam.’
‘Het is een serieuze vraag.’
‘Hij is echt naar de overkant gezwommen.’
‘Hoe dan?’
‘Door te oefenen en te zwemmen.’
‘Helemaal tot de overkant?’
‘Toen hij Turkije naderde hebben ze hem in een boot gehesen.’
‘Dus hij is niet helemáál naar de overkant gezwommen.’
‘Dat was ook niet de bedoeling. Hij wilde geen record breken of zo. Hij wilde gewoon weg van hier.’

Back to the USSR
En dat is wat zij ook willen. Gewoon weg van hier. Voor deze romantische daad moet de werkelijkheid wijken. Ze gaan ervan uit dat de piloten zullen ingaan op hun eis: landen op een Amerikaanse militaire basis in Turkije, in plaats van de officiële bestemming: Batoemi. De piloten krijgen echter de instructie om de kapers in woorden hun zin te geven, maar direct naar Tbilisi terug te vliegen. De jongeren hebben niets in de gaten en beseffen pas dat het spel voorbij is als de landing wordt ingezet en ze de stad herkennen die ze zojuist dachten voorgoed achter zich te hebben gelaten.

In 160 pagina’s belicht Turashvili de levens van de zeven kunstenaars. Het is een caleidoscopisch beeld van een geëngageerd kunstenaarsmilieu in een land dat absolute gehoorzaamheid van haar burgers eist. Voor deze roman heeft de schrijver zich zwaar gedocumenteerd, maar dat heeft geen enkel negatief effect op de leesbaarheid. Het boek is het tegenovergestelde van de gortdroge bureaucratische taal waarvan de communisten zich bedienden. En ook al weet je vanaf de eerste bladzijde dat het desastreus zal aflopen, het doet aan de spanning niets af.

Geen oordeel
Turashvili gebruikt een lichte toon en het verhaal is doorweven met romantiek, poëtische beelden en humor. Er is veel ruimte voor dialoog en dat geeft lucht aan het dramatische verhaal. Het geeft de schrijver ook de vrijheid om de jongeren een eigen persoonlijkheid te geven en een mogelijk antwoord op hun wilde daad, die veel wegheeft van een gezamenlijke zelfmoordactie.

Het boek is geen heiligverklaring. Turashvili beschrijft, kleurt in en romantiseert, maar nergens veroordeelt of verheerlijkt hij zijn personages. Weg uit de USSR is een prachtige roman en verdient ook bij ons een groot lezerspubliek.

Boeken / Non-fictie

Italiaanse sensaties

recensie: Tim Parks (vert. C.M.L. Kisling) - Italië op het spoor

.

Italian ways luidt de oorspronkelijke en veel treffender titel. Parks, schrijver van zowel vele romans als non-fictie, gebruikt het reizen per trein in al zijn facetten als prisma van de Italiaanse identiteit. In en om de stations en treinen registreert hij de gebruiken, tegenstellingen, inconsistenties, dialecten en andere verbluffendheden. Als ze hem vragen: ‘Waarom schrijft u dit boek, “professore”?’ dan antwoordt Parks dit: omdat in het treinreizen het ‘Italiaans-zijn’ tot uitdrukking komt.

Italië in geur, kleur en geluid
Vergeet dus de Fyra, vergeet ook het idee van een reisboek; dit boek gaat over cultuur. Bijna dagelijks forenst Parks van Verona naar Milaan. Hij vertrekt vanaf het heerlijk beschreven stationnetje Verona Porta Vescovo (letterlijk: bisschopspoort) en komt aan op Milaan Centraal, dat een van ’s werelds mooiste stations is, ware het niet dat de schoonheid ervan onder een belachelijk-vulgaire laag commercialiteit bedolven is.

Nu woont Parks (1954) weliswaar 32 jaar in Italië, maar hij is een Engelsman. Ik bedoel: hij kent de Italianen goed, maar verbaast zich over hen zoals een noordelijker Europeaan dat kan doen. Parks adoreert treinen en stations – hij houdt afwisselende (en herkenbare!) lofzangen op treinlegendes als het compartiment en het leeslampje in het plafond – maar zoekt ook continu naar een rustige treinplek. Want er is geen fijner plek om te lezen dan in de trein, ‘midden in het leven en toch erbuiten’. Dit blijkt een continue zoektocht aangezien de Italianen – en nu komt het – nogal rumoerig zijn, en het concept ‘stiltecoupé’ hen letterlijk vreemd is.

Anderzijds, als Parks iedere treinrit lezend had kunnen doorbrengen, was dit boek er niet geweest. Hij biedt de lezer een reeks smakelijke verhalen doorsijpeld van Italiaanse geluiden, kleuren en geuren. Dit wordt versterkt doordat Parks veel woorden en uitdrukkingen onvertaald heeft opgenomen, zodat de lezer de speciale schoonheid van de Italiaanse taal kan proeven.

Smakelijke absurditeiten
Met de juiste mengeling van verbazing, ergernis en toegevendheid wijdt Parks uit over het verbluffende Italiaanse treinkaartjessysteem, over opeens streng opererende ‘Capo treni‘ (treinchefs) en over stations die midden op de dag afgesloten blijken. Zo is er de afdeling voor zoekgeraakte voorwerpen, de ‘oggeti smarriti‘ (waarbij Parks aantekent dat ‘smarrito‘ ook betekent: ‘in de war’, ‘verbijsterd’). Natuurlijk heeft megastation Milaan Centraal zo’n afdeling, maar waar die te vinden?

De lezer duikelt zo van de ene smakelijke absurditeit in de andere. Parks zoekt een verklaring: 

Een van de voornaamste kenmerken die je moet zien te doorgronden in alle aspecten van het Italiaanse leven, is dat deze natie geen problemen heeft met de afstand tussen ideaal en realiteit. Ze zijn de hypocrisie voorbij. Ze registreren gewoon geen tegenstelling tussen retoriek en gedrag.

Italiaanse trots
Naast zijn forensentraject beschrijft Parks bijvoorbeeld ook het treinreizen in Zuid-Italië en de verschillen tussen de treinen. Zo zijn het niet de hypermoderne en daardoor on-Italiaans aandoende ‘Freccie‘ (‘pijlen’ in het Italiaans), maar de interregionale treinen waar Parks verliefd op is. Weer een detail dat de lezer een hupje van plezier doet maken: lange tijd (helaas, nu niet meer) droegen deze interregionale treinen eigennamen: ‘Michelangelo’, ‘Ludovico Sforza’. Wanneer de stationsomroeper dan een trein aankondigde, werd die naam met extra trots uitgeroepen: ‘Treno – Intercity – Otto – uno – tre – Gabriele D’Annunzio!’

Daarnaast zijn de stationsomroepberichten opzienbarend lang. Zo werd de bovenvermelde omroep gevolgd door een hele riedel details – aantal klassen, minibar en restauratie aan boord – om ten slotte als volgt te eindigen: ‘(…) delle ore – diciassette – zero – cinque – per Bari Centrale – è – Soppresso!’ Dat wil zeggen: vervallen, opgeheven. Na circa dertig seconden bericht is daar de essentie: de trein rijdt helemaal niet.

De treinen voeren Parks en de lezer langs allerhande Italiaanse sensaties en vreemdheden. Het maakt Italië op het spoor tot het boek dat het wil zijn: plezierig en onpretentieus met centraal een overdadig fijn onderwerp. 

Muziek / Achtergrond
special: The Liquid Machine – The Engine

Voordeel van de twijfel

Deze jonge band zet gedurfd een geluid neer dat dicht bij dat van Volbeat ligt, maar niet de zware zang heeft van die formatie.

The Liquid Machine schroomt niet om met een grootse en heftige benadering tegen de metal aan te schuren, maar toch dicht genoeg tegen de pop – en vooral rock – aan te blijven om mogelijk ook een plaatsje op de hitradio te veroveren. Bas Wienhoven en de zijnen debuteren met The Engine met een mini-album van zes eigen composities, in een standaardbezetting van gitaren, bas en drums. Twee van de vier leden tekenen ook voor de backing vocalen, naast leadzanger Wienhoven.

Zoals het een harde band betaamt, kennen ze ook een zachte kant. The Liquid Machine doet met ‘One Man Solution’ een twee minuten durende gooi naar een rockballad. Als na een alleszins smakelijke start deze song na zo’n twee minuten weer ontploft in het stevige geluid, ontstaat een gevoel van gemis naar dat begin. Er is een moment niet voldoende diepgang in wat deze jongelingen brengen. In de hardere c.q. uptempo composities overtuigt het kwartet beter.

Af en toe klinkt het een beetje recht-toe-recht-aan, maar de band krijgt het voordeel van de twijfel vanwege hun potentie. Geef ze in handen van een goede producer en iets meer budget om het geluid verder aan te kleden en ze komen met een vervolgalbum dat kan wedijveren met de mannen van Volbeat en andere gelijksoortige muziek. The Engine draait en komt in beweging.

Film / Achtergrond
special: Trois Mondes

Vergiffenis is niet te koop

Wanneer Al een man aanrijdt, besluit hij niet te stoppen. De gevolgen van deze beslissing worden uitgebreid behandeld in het aangrijpende Trois Mondes.

~

Al (Raphaël Personnaz) denkt met zijn hit and run weg te kunnen komen, maar Juliette (Clotilde Hesme) heeft het ongeval gezien. Ze schiet het slachtoffer, een illegale Moldavische arbeider, te hulp en ontmoet daarop ook zijn vrouw Vera (Arta Dobroshi) in het ziekenhuis. Juliette en Vera raken al snel bevriend, maar de film wordt pas echt interessant wanneer Juliette het illegale echtpaar wil helpen door Al te traceren.

Het ongeluk verbindt in een spectaculaire klap drie werelden. De rijke, commerciële wereld van Al die alles heeft, bijna gaat trouwen en op het punt staat een groot bedrijf te leiden. De intellectuele wereld van Juliette, die zwanger is van een filosoof maar zelf nog geen levensdoel heeft. En tenslotte Vera’s wereld van illegaliteit, die als vrouw van het slachtoffer vanwege haar situatie geen aangifte kan doen.

Puik acteerwerk

~

Trois Mondes blinkt uit in puik acteerwerk. Raphaël Personnaz speelt geweldig als Al, wiens wereld instort na het ongeluk. Hij is geen slechte man, maar is in paniek doorgereden en probeert het nu uit alle macht goed te maken. Hoewel zijn geld vaak uitkomst heeft geboden, is wat hij nu wil niet te koop. Naast de acteerkunsten kent Trois Mondes een spannend verhaal, dat steeds beter wordt naarmate de hoofdpersonen dichter tot elkaar komen.

Regisseur Catherine Corsini levert een meeslepend drama af, waarbij ze middels vele close-ups de aandacht op de hoofdrolspelers weet te vestigen. Met name de manier waarop het schuldgevoel van Al in beeld wordt gebracht is indrukwekkend. Alleen al zijn paniek en radeloosheid zijn een reden om deze film te zien.

Film / Films

Een doodlopend verlangen

recensie: To the Wonder

.

Terrence Malicks zesde film To the Wonder neemt je mee in een emotionele en spirituele wervelwind waarin de thema’s liefde en geloof worden onderworpen aan een verhoor met veel beeld en geluid, maar weinig verhaal. Zoals de passie voor liefde dooft, dooft langzamerhand ook de film.

De (Amerikaanse) meningen over To the Wonder zijn verdeeld. Malick is een poëet, een kunstenaar maar tegelijkertijd ook een regisseur die het niet al te nauw neemt met de conventies van het medium film. Een Malick-film moet je daarom ook niet kijken maar beleven.  Zijn visie is niet in een woord te omvatten en stijgt boven de bekende filmformules uit. Hij vertelt geen verhaal maar stelt ethische vragen en zoekt naar de uitblijvende antwoorden. De alom geprezen Tree of Life was zijn artistieke hoogtepunt. Maar waar Tree of Life allegorisch en vernieuwend in zijn soort was, blijft zijn nieuwste To the Wonder steken op een middelmatig wannabe-niveau. De vraagstukken over liefde en geloof nemen de kijker mee op een inspirerend bedoelde zoektocht, maar het betoverende effect blijft uit.

~

In To the Wonder wordt de titel binnen de kortste keren uitgelegd. De kathedraal van Mont St. Michel, de plaats waar de hoofdpersonen zich bevinden, wordt namelijk ook wel ‘het wonder’ genoemd. “We climbed the steps to the wonder”, zegt Marina (Olga Kurylenko) tegen niemand in het bijzonder. Samen met haar Amerikaanse minnaar Neil (Ben Affleck) lijkt ze gelukkig verliefd te zijn en verlaat ze haar woonstad Parijs om bij Neil in Oklahoma te kunnen gaan wonen met haar tienjarige dochter. Wanneer Marina’s visum na 2 jaar verloopt, keert zij terug naar Frankrijk en begint Neil iets met zijn oude schoolvriendin Jane (Rachel McAdams). Maar Marina kan haar draai in Parijs niet vinden en zoekt Neil opnieuw op. Ondertussen verkeert de plaatselijke priester Quintana (Javier Bardem) in een geloofscrisis. 

Karakters als symbolen

~

Het meest opmerkelijke aan To the Wonder zijn de vier hoofdpersonages. Ze dienen louter het verhaal en zijn voor de rest karakterloos. Ze constateren in hun eigen –gefluisterde- voice-overs wat ze denken en meemaken, maar niet wat ze voelen. Ze communiceren niet door te praten, maar door hun lichamen te laten spreken. De twee vrouwen zijn constant in beweging en dartelen alsmaar rond, terwijl Neil een passieve aanwezigheid is. Hij kijkt toe maar handelt niet. De gebogen houding van Quintana weerspiegelt zijn afnemende geloofsovertuiging. Naarmate de film vordert symboliseren het lichaam en de ruimte de veranderingen in de liefde en het geloof in God. Alledaagse handelingen, de leegte, en de hoop op liefde zijn door Malick subtiel uitgewerkt.

Prachtige cinematografie

Het is bewonderswaardig hoe Malick tekst, beeld en geluid in elkaar laat overvloeien en elkaars vragen laat beantwoorden. Hoewel hij minder experimenteert met filmische middelen dan in Tree of Life, laat hij in To the Wonder toch ook zien dat filmmontage op zich al kunst is, en hoe belangrijk camerapositionering is. Dit is echter ook meteen de valkuil: omdat er geen narratief is, blijven de beelden zich herhalen. In het begin is dat interessant, maar halverwege de film prikkelt het niet meer. Het boeit niet van het begin tot het eind, terwijl het toch juist zulke diepgaande thema’s behelst. Het is een poging tot maar is het niet helemaal. Malick heeft een paar jaar geleden duidelijk zijn ‘wonder’ bereikt en daalt nu naar beneden.