Film / Serie

Een familietragedie

recensie: Monsters: The Erik and Lyle Menendez Story (2024) – Netflix

De Netflix-serie Monsters: The Lyle and Erik Menendez Story duikt in een van de meest schokkende strafzaken uit de Amerikaanse geschiedenis. De brute moord op het schijnbaar gelukkige echtpaar Menendez in hun Beverly Hills-woning in 1989 onthulde niet alleen de gewelddaad van hun eigen zonen, maar ook een duister familiegeheim dat jarenlang verborgen bleef. De vraag die de serie stelt, is hoe twee jongens, die ogenschijnlijk alles hadden wat hun hartje begeerde, tot zo’n gruwelijke misdaad konden komen.

Waar velen dachten dat Lyle en Erik Menendez hun ouders uit hebzucht hadden vermoord, werpt deze serie een ander licht op het verhaal. Het motief van hun daad is niet geldelijk gewin, maar een afschuwelijk verleden van seksueel misbruik. Vanaf jonge leeftijd werden de broers systematisch misbruikt door hun vader, Jose Menendez. Hun moeder, die van het misbruik afwist, deed niks en hield Jose de hand boven het hoofd. Deze traumatische ervaringen worden op aangrijpende wijze verteld door de broers. Vooral aflevering 5, waarin Erik tijdens een gevangenisverhoor openhartig vertelt over het misbruik, blijft bij. De minimalistische setting – slechts één scène in dezelfde ruimte – zorgt ervoor dat je als kijker, net als Erik, geen kant op kunt. Het claustrofobische gevoel versterkt de impact van zijn verhaal en dwingt je bijna om medelijden met de broers te krijgen.

Sterke cast

De casting van de serie is uitstekend. Javier Bardem schittert in de rol van de tirannieke Jose Menendez. Zijn performance als Jose maakt het begrijpelijk voor de kijker dat Erik en Lyle hun vader als grootste vijand zagen. Nicholas Alexander Chavez en Cooper Koch, die respectievelijk Lyle en Erik spelen, weten op indrukwekkende wijze de kwetsbaarheid en complexiteit van hun personages over te brengen. Vooral in de eerste afleveringen, wanneer de broers nog proberen hun onschuld te bewaren, slaagt de cast erin je op het verkeerde been te zetten. En ook naarmate de afleveringen vorderen, word je als kijker door de regisseur, maar zeker ook door het verhaal zelf steeds meer aan het twijfelen gebracht. Wat is er werkelijk gebeurd in huize Menendez en wat is slim geconstrueerd door de broers zelf? Zeker als blijkt dat Lyle en Erik bang waren om zelf vermoord te worden door hun ouders, vraag je je als kijker af waarom ze niet naar de politie zijn gestapt.

Meerdere perspectieven

Een van de sterke punten van de serie is de manier waarop het verhaal vanuit verschillende perspectieven wordt verteld. Deze aanpak zorgt ervoor dat je als kijker voortdurend wordt uitgedaagd om je eigen oordeel te vormen. Elke aflevering voegt een nieuwe laag toe aan het verhaal, waardoor je inzicht krijgt in de complexe dynamiek tussen de personages. Zo draait bijvoorbeeld aflevering 4 om Jose Menendez. De kijker ziet hoe hij als jonge man vanuit Cuba in Amerika werk zoekt en verliefd wordt op Kitty. In deze aflevering wordt ook duidelijk dat Jose, een paar weken voor zijn dood, wil proberen om het gezin te ‘fixen’ en om een goede vader te zijn. Dit gebruik van wisselende perspectieven maakt de serie niet alleen meeslepend, maar laat je ook stilstaan bij de subjectiviteit van waarheid. Het zorgt ervoor dat je je afvraagt welke versie van de gebeurtenissen je kunt vertrouwen, en wie er echt schuldig is.

Ryan Murphy’s signatuur

De serie is ontwikkeld door Ryan Murphy, bekend van Glee en American Horror Story. Met Monsters zet hij een volgende stap in zijn anthologieserie na het succes van Dahmer – Monster: The Jeffrey Dahmer Story. Murphy is bedreven in het vertellen van verhalen over menselijke monsters, en ook hier wekt hij bij de kijker de vraag op of moordenaars altijd als monsters gezien moeten worden. De serie maakt het moeilijk om Lyle en Erik simpelweg te veroordelen. In een aangrijpende dialoog zegt Erik: ‘Misschien zijn we sociopaten, maar kun je ons dat kwalijk nemen als je weet wat ons is overkomen?’ Het is deze ambiguïteit die de serie krachtig maakt. Door de diepgaande focus op hun traumatische jeugd, roept Monsters op tot reflectie: was er voor de broers nog een andere uitweg?

Toch blijft het goed om te onthouden dat bepaalde aspecten zijn gedramatiseerd. Voor wie op zoek is naar een volledig waarheidsgetrouw beeld, biedt de documentaire over de Menendez broers, ook beschikbaar op Netflix, een diepere inkijk. In die documentaire doen de broers vanuit de gevangenis hun verhaal en delen ze hun versie van de gebeurtenissen. Toch blijft de vraag hangen: is dit wel de echte waarheid? Zelfs wanneer je hun eigen woorden hoort, blijft er een gevoel hangen van onzekerheid.

 

Theater / Voorstelling

Boeiend in eenvoud

recensie: The Last Five Years
The Last Five Years - NANOEK 4Sjoerd Derine

Liefde is de inspiratiebron van veel musicals. Romantische verhalen waarbij de hoofdrolspelers elkaars hart nog moeten veroveren, een relatie die een moeilijke tijd doorgaat of families die ruzie hebben. Verhalen die vaak eindigen als het verliefde koppel eindelijk zonder problemen trouwt of bij elkaar is. De musical The Last Five Years gaat juist over de afgelopen vijf jaar van een relatie, maar is dat genoeg stof voor een hele musical?

Twee acteurs. Eén danser. Drie muzikanten. Zes spotlights. Dat is de musical The Last Five Years. In tijden van spektakelmusicals met grote ensembles, omgetoverde theaters en spectaculaire decors, valt deze musical juist op door zijn eenvoud. Deze show heeft weinig middelen nodig om een boeiend verhaal te vertellen.

The Last Five Years - NANOEK 6

© Sjoerd Derine

Turbulente relatie

The Last Five Years gaat over de relatie van musicalactrice Cathy (Jolijn Henneman) en schrijver Jamie (Timo Tembuyser). Jamie vertelt het verhaal in chronologische volgorde en Cathy vertelt het verhaal achterstevoren. Ze zijn dus nooit op hetzelfde moment in het verhaal, afgezien van de bruiloft, daar kijken ze elkaar even recht in de ogen.
Jamie is smoorverliefd en vertelt enthousiast over zijn relatie en zijn geluk kan niet op als zijn boek een succes wordt. Naarmate de jaren verstrijken wordt zijn enthousiasme echter minder en ziet hij vooral ook ándere vrouwen om hem heen. Cathy begint verdrietig over haar succesvolle vriend die haar niet meer ziet staan en haar musicalcarrière die blijft steken in het ensemble. Als ze terug in de tijd gaat wordt ze optimistischer over haar relatie én carrière.

The Last Five Years - NANOEK 2

© Sjoerd Derine

Het verhaal blijft boeien doordat het vanuit twee perspectieven en in twee volgordes verteld wordt. Het klinkt wat ingewikkeld, maar is prima te volgen. De musical is bijna doorgecomponeerd, de liedjes volgen elkaar in sneltempo op en er is nauwelijks dialoog. De twee acteurs zijn ijzersterk en blijven boeien, zowel in spel als in zang. Jolijn zet een sterke vrouw neer die gaat voor haar dromen en baalt van haar relatie. Timo zet vooral een enthousiaste en energieke Jamie neer. Af en toe is hij wat minder te verstaan door zijn Vlaamse intonatie. Wie echter écht de aandacht trekt is de danser, Cody Schuitenmaker. Zij beweegt mee tussen de twee verhaallijnen en ondersteunt zo met name de emoties in het verhaal. Af en toe zo goed, dat het moeilijk is om je aandacht bij de vertellende acteur te houden.

The Last Five Years - NANOEK 5

© Sjoerd Derine

Inventieve musicals

Stichting NANOEK viel vorig jaar al op met de nieuwe musical MELK die maar liefst vijf Musical Awards in de wacht sleepte. NANOEKs missie is: ‘Met brave new people maken wij brave new musicals’. The Last Five Years is iets minder ‘new’ dan MELK, want de Engelstalige productie ging in 2001 in Chicago in première en heeft verschillende adaptaties gehad, bijvoorbeeld in 2021 op West End en een verfilming in 2014. Bij het grote Nederlandse publiek is deze musical echter nog niet zo bekend.

Anouk Beugels en Suzanne Heijdra, de regisseurs, geven aan dat ze geprobeerd hebben het verhaal vanuit verschillende invalshoeken neer te zetten en een meer female gaze mee te geven. In eerdere versies vonden zij Cathy bijvoorbeeld een beetje overkomen als een zeikerd, nu wilden ze haar neerzetten als een sterke vrouw. Dat is gedeeltelijk gelukt, want Jolijn zet een sterke Cathy neer. Maar zoals vaker bij verhalen over succesvolle mannen die hun vrouw een beetje vergeten, rijst de vraag: waarom gaat ze niet weg bij haar man? Waarom kiest ze niet voor zichzelf en jaagt ze geen andere carrière na?

Simpel en intiem

De vertaling van Judith Boesen is sterk, de zang goed en de muzikale ondersteuning bijzonder mooi en dat met slechts een viool, cello en piano. Het is mooi hoe de melodieën in de gehele voorstelling over gaan van vrolijk naar somber. Het zou dan ook mooi zijn als van deze musical een (digitaal) castalbum komt.

De minimale opstelling op het podium klopt, de simpele zetting zorgt voor een extra intiem gevoel bij het inkijkje in deze liefdesrelatie. Het vergt enige verbeelding van de kijker, maar niet te veel want ook aan de muziek merk je wel waar je in het verhaal zit. The Last Five Years weet in al haar eenvoud indruk te maken en is daarom zeker een aanrader.

Boeken / Non-fictie

In je lichaam zijn

recensie: Marjoleine de Vos – Zo hevig in leven
Zo hevig in levenbol.com

Het boek Zo hevig in leven van dichter, essayist en columnist Marjoleine de Vos begint als een monoloog, uitgesproken vóór de gordijnen in een schouwburg omhoog gaan. Het is een gedicht over de ons uit De Vos’ dichtbundels al bekende Mevrouw Despina.

Hier leest mevrouw Despina een psalm. Over het leven, dat net zo kort duurt als het gras. Over lange middagen en angstige nachten aan de ene kant. Optimisme en een hevig in leven zijnde koolmees aan de andere kant. Een tekening van zo’n vogeltje van Chr. J. van Geel siert het mooie omslagontwerp van Christoph Noordzij.
Zó ambivalent sta je in het leven als je hoort dat je kanker hebt. Marjoleine de Vos schrijft erover, zoals meer schrijvers. Zij doet dat bijna een half jaar lang, van oktober 2022 tot en met maart een jaar later. In het Noord-Groningse Zeerijp, waar ze woont en waarover ze het al eerder had in bijvoorbeeld Je keek te ver. Toen rouwde ze over haar overleden echtgenoot, neerlandicus en dichter Ton van Deel. Nu komt daar haar eigen sterfelijkheid bij, en wat ze in het genoemde deeltje in de onvolprezen serie Terloops omschreef als ‘het echte leven’, de natuur.
Tussen die uitersten wordt ze, net als mevrouw Despina, heen en weer geslingerd. Met – natuurlijk – herinneringen aan de mooie momenten die ze samen met haar man beleefde in bijvoorbeeld een Frans weiland, met brood en kaas.

Merleau-Ponty en Leibniz

Associatief lopen de herinneringen daar en hier, toen en nu, in elkaar over. De binnen- en buitenwereld gaan in elkaar op. Dat laatste is bijvoorbeeld ook het geval in het recente boek Averij van Robbert Welagen, een auteur die in zijn hals een bobbel aantrof. Het kwaad komt van binnenuit. Ook Welagen werkt met tegenstellingen en vindt troost buiten, in de natuur. In zijn geval het bos met zijn wiegende bomen. Beide boeken zullen filosofisch geïnteresseerde lezers aanspreken die een verlies lijden in welke vorm dan ook; van gezondheid en/of een naaste.

De gemene deler is bij De Vos het lichaam (‘in je lichaam zijn’). Het lijkt dat de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty – die stelt dat we een lichaam zijn en door het lichaam de wereld kennen– over haar schouders meekijkt. Al noemt ze zijn naam niet, maar wel die van de zeventiende-eeuwse Duitse Verlichtingsdenker Leibniz. Hij vroeg zich af waarom iets er is en niet gewoon niets. Zoals in het geval van De Vos een bobbeltje onder de kaak, bij het rechteroor. Het blijkt een speekselkliertumor te zijn. Ze vraagt zich af, – ook met Leibniz in het achterhoofd – ‘waarom we er zijn, de aarde er is, de dagpauwoog en de spitsmuis bestaan’. En tegelijk waarom het zo lang moest duren voor ze werd geopereerd; het is ‘de werkelijkheid (…) van de overbelaste zorg (…), een aaneenschakeling van sloomheid, onverschilligheid en drukte [die] nu dus leidt tot een veel zwaardere ingreep met mogelijk blijvende schade, en in het ergste geval tot nog meer dan dat’. Over de operatie zelf is ze gelaten. Als lezer leef je mee en ben je benieuwd hoe ze uit de operatie komt.

Overgave aan het leven

Het levert een aparte leeservaring op. Aan de ene kant, door de bekende, zachtmoedige en zoekende toon van De Vos wil je langzaam lezen en alles rustig tot je nemen, en aan de andere kant wil je – haast voyeuristisch – weten ‘hoe het afloopt’. ‘Hevig lezen’ zou je het kunnen noemen, om het te zeggen met een variant op de titel van het boek.

De auteur begrijpt en voelt ‘dat wat er nu van mij gevraagd wordt niet zozeer verzet is, of dankbaarheid en feiten verzamelen, maar overgave. Niet aan de ziekte maar aan het leven’. Hoe indrukwekkend is dat – als iemand daarvoor zulke rake, soms ook nuchtere woorden vindt, op papier zet en met de lezer deelt. Een lezer die ze tot zich neemt met een knoop in de maag.
Dat het toch zo moge zijn, dat Marjoleine de Vos nog meer van zulke mooie, intieme, intense en troostrijke boeken en bundels met gedichten mag schrijven. Of vertalingen van het werk van Mary Oliver. In haar boek heeft ze al enkele gedichten van Oliver in een eigen vertaling opgenomen. Dat mag ook.

Theater / Voorstelling

De problematiek van landverhuizers overal ter wereld

recensie: Stepping Stones – Orkater/ Bijlmer Parktheater

Als je een Surinaamse Nederlander bent, bungel je onvermijdelijk tussen twee culturen. En vermoedelijk tussen nog meer, omdat de meeste Surinaamse Nederlanders ook oudere roots hebben: in Afrika, of in Azië. Hoe vind je desondanks je draai in Nederland – als dat al ooit echt lukt. Daarover gaat de meeslepende voorstelling Stepping Stones van Orkater.

Nederlanders met een Surinaamse achtergrond vertonen veel overeenkomsten met landgenoten met stokoude Nederlandse wortels: je hebt conservatieve en progressieve, je hebt ouderwetse en hippe, je hebt strebers en voorzichtigen, je hebt winnaars en losers.
Dat geldt ook voor de familie van de Surinaamse Oma Hedy (Manoushka Zeegelaar Breeveld). Die familie bestaat uit Orlando, de verweesde zoon van haar overleden broer, en uit Alyssia en Brian, kinderen van haar overleden dochter. Oma heeft ze opgevangen en opgevoed.

Zichzelf zijn

De drie ‘kinderen’ zoeken een weg om in Nederland zichzelf te mogen zijn. Modeman Orlando (Gery Mendes) zet vol in op het produceren van hippe sneakers. Alyssia is beeldend kunstenaar, op zoek naar een doorbraak als schilder. Brian heeft het ‘gemaakt’: hij is advocaat op de Amsterdamse Zuidas.

Orlando is nog het meest traditioneel. Spreekt alle talen door elkaar en vindt familie het belangrijkste wat er is. Alyssia is woke, ze tobt over belasting voor mens en milieu van supermarktproducten. Brian past zich aan aan het advocatenkantoor waarvoor hij werkt, ook als dat betekent dat hij zijn Surinaamse roots terzijde moet schuiven.
Zo denken alle personages vanuit een verschillend perspectief. Oma Hedy is de enige verbindende factor en zij ziet het allemaal fronsend aan.

Onafhankelijk

Stepping Stones verwoordt eigenlijk de geschiedenissen van vele Surinamers in Nederland: rond het onafhankelijk worden van deze kolonie in 1975 kozen velen ervoor te vertrekken naar Nederland. Vaak stak maar een deel van de familie de oceaan over en bleven familieleden, ouders, soms een aantal van de kinderen achter. Zo kwamen er veel onvolledige gezinnen aan, en zochten de immigranten hun toevlucht bij hier wonende familieleden, bij de gemeenschap. Ze moesten in het koude, lichtelijk wantrouwige Nederland hun weg zoeken.

De Stepping Stones uit de titel van het stuk is de naam van de band waarvan Oma Hedy zangeres was; maar het zijn ook de mensen, de bloedverwanten via wie je terecht bent gekomen op de plek waar je nu bent. Hoe doe je dat: je eigen identiteit behouden en toch aarden, functioneren in een totaal andere cultuur?

Laag na laag

Stepping Stones is het laatste deel van een drieluik waarin Orkater de problematiek van Surinamers in Nederland verbeeldt. De eerdere delen waren Woiski vs Woiski en De Gliphoeve.

Schrijvers Roziena Salihu, Geert Lageveen en Maarten van Hinte (winnaar van de Toneelschrijfprijs 2023 voor zijn Queen of Disco) zijn er met Stepping Stones in geslaagd een geloofwaardige, meeslepende tekst te maken over deze problematiek. Ze laten de veelheid van lastige keuzes zien door steeds een ander personage in de schijnwerpers te zetten. Uiteindelijk blijkt iedereen geheimen te hebben voor de anderen; en iedereen heeft meerdere dimensies. De schrijvers hebben personages bedacht waarin laag na laag na schuilgaat.

Dit alles wordt ondersteund door swingende live muziek van een uitstekende vierkoppige band, waarin ook Gery Mendes figureert. Het decor symboliseert eveneens de ‘stepping stones’: het is een inventieve stapeling van verspringende speelvloeren waarover de spelers zich verplaatsen en dansen (decor: Ruben Wijnstok).

Emotie

foto: Bas de Brouwer

Sterk is Romy Vreden als de schilderende kleindochter Alyssia. Vreden acteert veel met haar gezicht: ze kan letterlijk elke emotie neerzetten door van gelaatsuitdrukking te veranderen. Fjodor Jozefzoon als Brian – gehuld in blauw-wit gestreepte corpsballentrui – switcht naadloos van aangepaste Amsterdammer naar ras-Surinamer. Gery Mendes is een multitalent dat heen en weer springt van zijn gitaar naar het gladde personage van zakenman Orlando: ‘Het geld is ligit!’ De oma-rol van  Manoushka Zeegelaar Breeveld is het meest schetsmatig. Niettemin heeft zij een fraaie monoloog, waarin ze het land schildert waarin de Surinamers in de jaren 70 terechtkwamen, waarin Nederlanders ‘hun baantjes beschermden; hun zielen ommuurden.’

Zoetsappig

Hier en daar is de regie (Geert Lageveen) niet helemaal strak, of zijn acteurs niet goed te verstaan, maar dat zijn bescheiden uitglijdertjes. En het ‘wat houden we allemaal toch veel van elkaar’-einde is een beetje zoetsappig. Desondanks is Stepping Stones vooral een meeslepende voorstelling die verwijst naar de problematiek van landverhuizers overal ter wereld.

 

Tekst: Maarten van Hinte, Geert Lageveen, Roziena Salihu
Regie: Geert Lageveen
Spel: Fjodor Jozefzoon, Gery Mendes, Romy Vreeden, Manoushka Zeegelaar Breeveld
Muziek: Sophie Anglionin, Lito Mabjaia, Gery Mendes, Walther Muringen
Decor: Ruben Wijnstok
Kostuums: Arien de Vries
Lichtontwerp: Stefan Dijkman
Muzikale leiding: Gery Mendes
Fotografie: Bas de Brouwer

Theater / Voorstelling

Komische tekst komt niet goed uit de verf

recensie: Een man een man – Kobra Theaterproducties

Communicatie is een kunst apart. En al helemaal tussen ongelijkwaardige gesprekspartners. In Een man een man praten twee collega’s tijdens een etentje voortdurend langs elkaar heen. En omdat de een hoger in de pikorde staat dan de ander, heeft de superieur vanzelfsprekend gelijk. De tekst is geestig, maar komt onder regie van Kees Prins niet goed uit de verf.

Collega’s Van Wees (Peter Blok) en Burghardt (Peter Heerschop) ontmoeten elkaar tijdens een etentje, in een chique restaurant met een kristallen kroonluchter en linnen servetten. In een vorig leven gingen ze ooit samen met vakantie. Die trip resulteerde in een vriendschap waarvan nu alleen nog de echo over is. Van Wees heeft het verder geschopt dan Burghardt in het bedrijf waarin ze werken. Van Wees’ houding is daarom hautain, superieur. Hij schreeuwt over zijn collega heen, kleineert hem.

Comedy of errors

De gezelligheid is al meteen aan het begin van het stuk ver te zoeken: Burghardt (Heerschop) is naar de wc geweest, en is ondertussen vergeten waarover ze het voordien ook alweer hadden. Van Wees neemt hem zijn slechte geheugen enorm kwalijk. Dat is het startschot voor een comedy of errors waarin de personages elkaar voortdurend verkeerd begrijpen – of elkaar opzettelijk verkeerd begrijpen; dat zou ook kunnen. Ze stapelen misverstand op misverstand. Van Wees zuigt, pest zijn collega het bloed onder de nagels vandaan met wijsneuzigheid en arrogantie.

Van Wees is in alles een bullebak. De wijn is ook niet goed, natuurlijk niet – ongeacht welke dure fles wordt aangedragen. De serveerster (Jennifer Welts) wordt afgekat en de collega keer op keer in zijn hemd gezet. Van Wees denkt dat hij iedereen mag afzeiken omdat hij hoog op de maatschappelijke ladder staat.

Zelfde tekst

foto: Annemieke van der Togt

Een man een man (tekst: Kees Prins en Roel Bloemen) is in potentie een scherpe komedie over machtsverhoudingen, en over communicatie tussen twee mannen die gedoemd zijn elkaar niet te begrijpen. Het – toen nieuwe – stuk werd in 2018 onder regie van Gijs Scholten van Aschat gespeeld door Kees Prins, Pierre Bokma en Randy Fokke, onder de vlag van Hummelinck Stuurman Theaterproducties. Juist omdat die voorstelling sterk en hilarisch was, valt op dat diezelfde tekst in de huidige versie van Kobra Theaterproducties – de opvolgers van Hummelinck Stuurman – niet goed uit de verf komt.

Niet genoeg

Peter Blok als de bullebak is niet neerbuigend genoeg, en Peter Heerschop als de underdog is niet schlemielig genoeg. Bloks Van Wees is te weinig vilein, vals; daarvoor schmiert hij te veel. Zijn wijnproeverij mondt uit in een karikatuur die domweg te lang duurt.
En Heerschops Burghardt is te weinig onderdanig, niet gekwetst genoeg. Onder alle beledigingen blijft hij kalm. Heerschop gebruikt een lichaamstaal die verwijst naar die van Stan Laurel (de Dunne van De Dikke en De Dunne). Wat vooral jammer is, is dat Heerschops timing te wensen overlaat. Hij durft bijvoorbeeld geen echte stiltes te laten vallen, waardoor het zich-beledigd-voelen er onvoldoende uitkomt.
Jennifer Welts als de serveerster is dienstbaar. Ook haar rol krijgt weinig kleur, de ironie ontbreekt in dit personage.

De tekst van Een man een man is beslist komisch, maar deze voorstelling mist jammer genoeg de scherpte om hem echt bijtend en daardoor hilarisch te maken.

 

Tekst: Kees Prins en Roel Bloemen
Regie: Kees Prins
Spel: Peter Heerschop, Peter Blok en Jennifer Welts
Kostuums: Dorien de Jonge
Fotografie: Annemieke van der Togt

Theater / Voorstelling

Rauw discofeest in nieuw jasje

recensie: Saturday Night Fever de musical
Saturday Night Fever C Roy Beusker 3Roy Beusker

Wie nummers als ‘Stayin’ Alive’ of ‘Night Fever’ hoort, gaat vrolijk swingend de dansvloer op. De discohits van The Bee Gees zorgen altijd voor een feestelijke sfeer. Maar hoe feelgood en feestelijk is de musical met deze hits? De film met John Travolta, waarop de musical Saturday Night Fever gebaseerd is, is namelijk behoorlijk rauw.

De Graaf & Cornelissen Entertainment brengt dit theaterseizoen de vernieuwde versie van de musical Saturday Night Fever, met Buddy Vedder en Esmée Dekker in de hoofdrollen, naar verschillende Nederlandse theaters. Eerder was deze musical al te zien in 2001 en in 2012, toen was er zelfs een zoektocht op televisie naar Tony, de mannelijke hoofdrol. Deze vernieuwde versie onder regie van Martin Michel heeft een nieuwe vertaling, choreografie, ander decor en nieuwe kostuums.

DJ Monty (Barry Beijer) opent de show door het (jonge) publiek uit te leggen wat platen zijn en te vertellen hoe guur de straten van Brooklyn in het New York van de jaren ’70 zijn. De musical vertelt het verhaal van Tony Manero (Buddy Vedder) en zijn vrienden Bobby C (Michael Muyderman), Double J (Davy Reedijk) en Joey (Marvin Sikkema). Jonge jongens die hun dromen achterna willen gaan, maar ze komen uit een slecht milieu en krijgen weinig kansen. In het weekend dansen ze hun zorgen weg in de disco. Tony’s droom is om te dansen en als hij Stephanie (Esmée Dekker) ontmoet, weet hij dat zij zijn danspartner moet worden. Dit klinkt als een feelgood verhaal, maar ondertussen zitten de jongens vol woede en komen onderwerpen als abortus, zelfdoding, verkrachting en racisme aan bod.

Echte vrouwenverslinders?

De jonge jongens zijn grofgebekt en voelen zich echte vrouwenverslinders en hebben het idee dat de straten van Brooklyn van hen zijn. Ze komen eerder over als een stelletje onzekere jongens dat zich stoer voordoet, zeker Tony Manero. Het grote publiek kent Buddy Vedder natuurlijk van tv, waar hij het imago van ‘vriendelijke buurjongen’ heeft. Ondanks zijn goede looks, komt hij als Tony zeker niet over als een door zichzelf geobsedeerde vrouwenverslinder. Eerder als onzekere jongen die zich groter voordoet en zichzelf steeds overschreeuwt. Iets wat overigens prima in het verhaal past, want dat is natuurlijk ook gewoon wat Tony is.

Het stoere opgefokte gepraat tussen de vrienden komt niet altijd geloofwaardig over en is bij vlagen wat ongemakkelijk. De chemie tussen Esmée en Buddy (Stephanie en Tony) is daarentegen heel goed, ze zijn echt een droomkoppel. De sterke Stephanie walst zo over Tony heen. Esmée Dekker en Buddy Vedder zijn beide sterke dansers en zangers, al is Esmée vocaal beter en Buddy dansend iets sterker.

Saturday Night Fever C Roy Beusker

© Roy Beusker

Moderne versie

In deze nieuwe versie is de klassieke discovloer nergens te bekennen, toch wordt er een onmiskenbaar discofeestje neergezet. Op de achtergrond de wolkenkrabbers van New York en soms een gedeelte van de Brooklyn Bridge. Het decor is vrij abstract weergegeven. Zo spelen de klassieke eettafelscènes zich nu af op een geheel donker podium met alleen drie spotlights. Dit werkt goed en zo laat het ruziënde gezin meer indruk na. Ook wordt er inventief gebruik gemaakt van de grote spiegels van de dansschool. In diverse scènes draaien de grote spiegels om Tony heen, als hij opgefokt is en niet weet wat hij moet doen, of als hij zijn eigen spieren bewondert in de spiegel. Een goede vondst dus. Er zitten ook kleine grapjes in het weinige decor: acteurs vormen de schappen van de verfwinkel en twee acteurs zijn de platenspeler in de dansschool.

Noemenswaardige momenten zijn vooral de rustige nummers, zoals de solo van Esmée Dekker, en met name het nummer ‘Reddeloos’ door Michael Muyderman zorgt voor kippevel. Ook DJ Monty valt op, naast DJ lijkt hij een soort geweten van de jongeren, die hen enerzijds aanmoedigt om hun dromen na te jagen en anderzijds drugs aan hen probeert te verkopen.

Jukeboxmusical vertalen

Saturday Night Fever is een ‘jukeboxmusical’, een musical gebaseerd op bestaande liedjes, in dit geval gebaseerd op de muziek van The Bee Gees. Denk aan hits als ‘Stayin’Alive’, ‘Night Fever’, ‘Disco Inferno’ of ‘Tragedy’. Jukeboxmusicals zijn populair, want mensen luisteren graag naar populaire hits van bekende artiesten, denk aan musicals als Mamma Mia, TINA en The Bodyguard. Toch is er één groot dilemma: worden de pophits vertaald of niet? En zo ja, welke?

Opvallend is dan ook de keuze voor een geheel nieuwe vertaling door Florus van Rooijen. Dat het script moderner wordt gemaakt is logisch, maar wat was er mis met de liedvertaling van Daniël Cohen (2001 en 2012)? In die eerdere vertaling werden ‘onvertaalbare’ iconische woorden goed geïntegreerd in Nederlandse zinnen en werd ‘Stayin’ Alive’: ‘Leven in een ghetto is leven met het motto van Stayin’ Alive’. Nu is dit : ‘Ga het leven te lijf’, iets wat in de snelheid van de ensemblezang klinkt als ‘levende lijf’. Het indrukwekkende ‘Tragedy’ wordt van ‘Radeloos’ nu ‘Reddeloos’. De vraag is of dat echt nodig is.

Niet alle nummers zijn vertaald, zoals bij de meeste jukeboxmusicals worden de liedjes die het verhaal niet vooruitbrengen, niet vertaald. Dus het dansnummer van Tony en Stephanie ‘More than a woman’ blijft in het Engels. Grappig detail is dat op deze moment ‘de platenspeler’ wordt aangezet, dit is een duo acteurs dat steeds komt zingen. Bovendien is er aan het einde nog even een Engelstalige megamix, waarop het publiek mee mag swingen.

Al met al is Saturday Night Fever een musical die je gemengde gevoelens geeft, het is én een discofeestje én een rauw verhaal. De show heeft mooie, grappige en inventieve momenten én slaat af en toe de plank een beetje mis.

Boeken / Non-fictie

Gezond economisch verstand

recensie: De vrije markt bestaat niet – Irene van Staveren
Gezond_Economisch_Verstand_grootTirza van Hensbergen

Irene van Staveren schrijft al sinds 2017 columns voor dagblad Trouw. Haar professionele blik op actuele economische thema’s is ook voor leken erg verhelderend en de bijdragen zijn altijd prettig om te lezen. In De vrije markt bestaat niet (2024) zijn nu 89 van die columns gebundeld.

Wie snakt naar een constructieve, progressieve kijk op economie is bij Van Staveren aan het goede adres. Als hoogleraar pluralistische ontwikkelingseconomie aan het Institute of Social Studies (EUR), breekt ze al jaren een lans voor meer ethiek in de economie en alternatieven voor het neoliberale denken. Maatschappelijke verantwoordelijkheid, duurzaamheid, hergebruik en meer inkomensgelijkheid zijn terugkerende onderwerpen in haar werk. En natuurlijk ook in de columns die ze om de week voor Trouw schrijft.

Failliet van het aandeelhouderskapitalisme

Soms zegt een goed voorbeeld al genoeg. Neem Van Staverens column ‘Laat drinkwater niet aan de markt over’ (p. 249-251). Hierin beschrijft ze kraakhelder hoe onder Thatcher de Engelse drinkwatervoorziening werd geprivatiseerd en welke rampzalige gevolgen dit had. Zo kwam het cruciale Londense bedrijf Thames Water jarenlang in handen van een Australische bank. De balans anno nu? In 2023 zit het bedrijf diep in de schulden, is er veel te weinig geïnvesteerd in onderhoud en modernisering, maar is er wel tien miljard pond uitgekeerd aan de aandeelhouders. ‘Inmiddels vrezen Londenaren dat er op een ochtend geen druppel water meer uit de douche komt.’ Ook nog goed om te weten: Engelse huishoudens betalen momenteel twee keer zoveel voor hun drinkwater als Nederlandse.

Je hoeft geen geschoolde econoom te zijn om te beseffen hoe schrijnend het aandeelhouderskapitalisme in de praktijk kan uitpakken. Doorgeschoten privatisering en misplaatst vertrouwen in de werking van de ‘vrije markt’ staan maar al te vaak haaks op verantwoord economisch beleid. Van Staveren heeft het helemaal gehad met de neoliberale ideologie. Tegenover de focus op rendement – lees: particulier cashen – op korte termijn, pleit ze consequent voor keuzen die ook echt ten goede komen aan de samenleving en rekening houden met onze kwetsbare planeet.

Alternatieven en instrumenten zijn er

Een zure toon zul je overigens nergens tegenkomen in de columns. De econoom houdt het niet bij het hekelen van slecht beleid, maar presenteert graag zinnige en praktische alternatieven. Waar de ‘vrije markt’ in veel gevallen niet bestaat of niet goed werkt, ziet ze bijvoorbeeld een duidelijke rol voor de overheid. (De slingerbeweging tussen markt en staat is er natuurlijk ook altijd al geweest.) Een simpel voorbeeld. De kinderopvang is nu vaak in handen van buitenlandse private-equity fondsen. Als je dat zo houdt en kinderopvang voor ouders gratis maakt, zoals bepleit, blijft de crèche een (kwetsbaar) speeltje voor beleggers. ‘De oplossing op langere termijn is dat kinderopvang weer een publiek goed wordt, aangeboden door gemeenten, maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen’ (p. 242). Of neem de invoering van een ‘groene btw’, waarmee je meerdere vliegen in één klap slaat.

Daarnaast kunnen bedrijven en consumenten natuurlijk van alles doen om de economie gezonder te maken. Van Staveren wijst bijvoorbeeld op de good practices van ondernemingen als bierconcern Carlsberg en witgoedfabrikant Bosch. Die hanteren een ‘rentmeestermodel’ waarbij de meeste stemrechten verankerd zijn in een onafhankelijke stichting en een deel van de winst naar wetenschappelijke of mooie maatschappelijke projecten gaat. Zo kan het ook! En ook voor de consument zijn er allerlei mogelijkheden om de markt een (kleiner of groter) zetje te geven. Waar geven we ons geld het beste aan uit? Welke burgerinitiatieven zijn er allemaal niet denkbaar?

Oud papier en clusteren

Zonder iets af te doen aan de inhoud van de columns, die inhoudelijk altijd onderbouwd en informatief zijn, kun je je wel afvragen of het boekformat zich hier goed voor leent. Columns lees je vaak niet achter elkaar door, na drie of vier heb je wel weer even genoeg gedachtenvoer geconsumeerd. Een scheurkalender is misschien nog niet zo’n gek idee. De stukken die je niet hoeft te bewaren, kunnen dan bijvoorbeeld mooi bij het oud papier (over ‘circulaire columns’ gesproken!). Bovendien kun je ze dan zelf thematisch clusteren. Een stapeltje over de bankensector hier; over het falen van de vrije markt ernaast; een bundeltje over je mogelijkheden als consument daar… Zo kun je verwante stukken ook nog eens gericht doornemen. Bijvoorbeeld ter verbreding van je eigen inzicht of ter voorbereiding van een interessante discussie. Aan goede gespreksstof geen gebrek.

Theater / Voorstelling

Een oorlog kent alleen verliezers

recensie: Antigone – Het Nationale Theater

Een oorlog kent per definitie alleen verliezers. Van vermorzelde soldaten kun je niet eens zien of ze tot de ene of tot de andere partij hoorden. Zelfs als vechten in dienst van je land onvermijdelijk lijkt, sterven mensen uiteindelijk voor een twijfelachtige zaak. Aldus de anti-oorlogsvoorstelling Antigone van regisseur Nina Spijkers.

Een kinderschepje. Zo eentje waarmee kleuters in de zandbak spelen. Zo’n schepje is gevonden naast het verminkte lichaam van Polyneikes, prins van Thebe. Met dat schepje heeft zus Antigone haar broer symbolisch ‘begraven’: door zand over hem heen te strooien. Daarmee overtreedt Antigone de wet die Kreon, koning van Thebe, heeft ingesteld: het ‘zwarte schaap’ Polyneikes mocht niet begraven worden. Door dat tóch te doen, tekent Antigone haar eigen doodvonnis.

Twijfelachtige keuzes

Met zijn Antigone schreef de Fransman Jean Anouilh (1910-1987) in 1942, midden in de Tweede Wereldoorlog, een stuk dat ethische vraagtekens zet bij oorlogvoeren en de twijfelachtige keuzes die daarbij horen. Het stuk is gebaseerd op de klassieker uit 442 voor Christus van de Griek Sophocles.

Nina Spijkers maakt er bij Het Nationale Theater een anti-oorlogsstuk van; aangevuld met trekjes die doen denken aan het idealisme van Extiction Rebellion. Een voorstelling over onverzettelijke mensen die elkaar in de haren vliegen, met argumenten waar een kern van waarheid in zit, ongeacht wie aan het woord is. ‘Nee’ zeggen, je verzetten tegen zaken waarmee je het oneens bent is belangrijk, stelt Spijkers; maar sommige keuzes zijn ook nodig om de maatschappij aan de praat te houden. Ook al zijn die keuzes ethisch minder verantwoord.

Mythe

De oorspronkelijke, mythologische Antigone is de dochter van koning Oedipus van Thebe. Die wordt waanzinnig wanneer hij zich realiseert dat hij – zonder het te weten – zijn vader heeft vermoord en met zijn moeder is getrouwd. Na zijn dood vechten zijn zonen Eteokles en Polyneikes om de macht.

Op het slagveld slachten de broers elkaar af. Oom Kreon neemt de macht over. Omdat Eteokles vocht uit naam van Thebe, krijgt hij een staatsbegrafenis. ‘Landverrader’ Polyneikes wordt boven de grond achtergelaten als prooi voor de gieren. En Kreon verbiedt eenieder hem te bewenen of te begraven.

Maar de emotionele, rebelse Antigone negeert het verbod. Ze weet dat ze erom ter dood zal worden veroordeeld, maar ze ‘begraaft’ met haar kinderschepje het lichaam van haar gesneuvelde broer.

Pijnlijke keuzes

In handen van regisseur Spijkers levert deze vertelling onvermijdelijk een actuele voorstelling op over een dictatoriale machthebber die doet alsof hij er niks aan kan doen dat hij pijnlijke keuzes moet maken. Over tegenstanders die verwanten van elkaar zijn, maar elkaar desondanks naar het leven staan. Over nabestaanden – Antigone en haar zus Ismene – die volkomen wanhopig zijn, en die in hun wanhoop hun waardigheid proberen te bewaren.

De verbale strijd speelt zich af in een witte, geïsoleerde kamer, waarvan de wanden versierd zijn met lijsten: een paleis, of een chique kantoor. Op een groot rechthoekig blok dat middenin de ruimte staat, zit, loopt, ligt, knielt Antigone meestentijds. Het blok dient als tafel, bed, grafzerk – als catwalk zelfs. En als ‘altaar’, zoals dat voorkomt in Griekse tragedies: zolang je bij het altaar in de tempel blijft, mag je niet opgepakt of vermoord worden in die vertellingen.

foto: Bart Grietens

Emotioneel

De Antigone van Yela de Koning is een idealistische, kwetsbare jongvolwassene die de wereld probeert te verbeteren en die ingaat tegen het gezag, ten koste van zichzelf. De Koning zet een gelaagde rol neer. Ze speelt de vrouw emotioneel, gekwetst, koppig. Wanhopig en rustig tegelijkertijd.
Mark Rietman als de pragmatische Kreon trekt alle emotionele registers open. De ijzersterke Rietman praat zich de blaren op de tong tegen Antigone. Hij redeneert rustig sprekend, smeekt, wordt kwaad, is liefdevol, bang, vriendelijk, onhandig. En vooral: vol twijfel.

Betty Schuurman als Eurydice, de vrouw van Kreon, krijgt van Spijkers erg weinig ruimte om méér te zijn dan de tuttige tante van Antigone. Zo’n onuitstaanbare, onbuigzame vrouw die verjaardagen terroriseert.

Jammer is ook dat Sander Plukaard als Haemon, de verloofde van Antigone, op grote afstand wordt gehouden. Misschien komt dat door dat grote blok op het podium, dat toenadering lastig maakt; maar het ontbreekt tussen Antigone en Haemon aan daadwerkelijke chemie.

Vraagtekens

Spijkers meldt dat ze met deze voorstelling bedoelt te zeggen dat we mensen van allerlei pluimage nodig hebben. Maar Anouilhs teksten, over de slachtpartij tussen broers Eteokles en Polyneikes, over het niet willen toegeven, over de rede die nu eenmaal vraagt om lompe, ethisch onverantwoorde beslissingen – maken deze Antigone vooral tot een voorstelling die wanhopige vraagtekens zet bij het nut van oorlogvoeren.

 

Tekst: Jean Anouilh
Regie: Nina Spijkers
Spel: Yela de Koning, Mark Rietman, Betty Schuurman, Emma Buysse, Sander Plukaard, Mike Zanting, Ṣayọ Cadmus.
Scenografie: Studio Dennis VanderBroeck
Kostuumontwerp: Esmée Thomassen
Lichtontwerp: Tim van ’t Hof
Muziek: George Dhauw
Techniek: Paul in het Veld
Fotografie: Bart Grietens

Theater / Voorstelling

Jaha Koo brengt de kimchihype terug naar cultuur

recensie: Haribo Kimchi – Jaha Koo

Heb je de laatste tijd kimchi of gochujang gegeten, of misschien een glaasje soju gedronken? Dan is Haribo Kimchi, de nieuwste voorstelling van Jaha Koo, iets voor jou. In een tijd waarin Koreaanse gerechten steeds populairder worden in Nederland en je zelfs bij de Coffee Company een kimchitosti kunt bestellen, houdt Koo zijn publiek een culinaire spiegel voor. Hij laat hen kennismaken met kimchi als symbool van zijn ’thuis’ – een gerecht dat zowel nostalgie als ongemak oproept.

foto: Bea Borgers

Jaha Koo, zowel theatermaker als componist, heeft een kenmerkende stijl. Hij combineert film, pratende robots en elektronische muziek met verhalende scènes over zijn leven en zijn reis van Korea naar Europa. Zijn voorstellingen zijn kleurrijk, ritmisch en documentair, met veel zelfspot en humor. In 2017 maakte hij indruk met Cuckoo, waarin hij in gesprek met een pratende rijstkoker thema’s als eenzaamheid sterk invoelbaar maakte. In Haribo Kimchi voegt Koo de rol van chefkok toe aan zijn vertellerspositie, wat een nieuwe, iets afstandelijkere, dynamiek creëert tussen hem en zijn publiek.

De geur van thuis: tussen verlangen en verstikking

De geur van kimchi, geliefd in Europese restaurants, roept bij Koo gemengde emoties op. Deze geur achtervolgt hem, zowel fysiek als cultureel. Tijdens zijn reis van Korea naar Europa reist de geur letterlijk met hem mee, omdat zijn oma twintig kilo gefermenteerde kimchi in zijn koffer had gestopt. Die grote zak kimchi herinnert niet alleen Koo, maar ook de mensen om hem heen aan de afstand die hij heeft afgelegd. De geur wordt zo een fysieke herinnering aan zijn thuis, aan wat hij achterliet.

Maar zelfs als de geur afwezig is, blijft hij aan Koo kleven. Cultureel gezien symboliseert de geur onuitgesproken oordelen en vooroordelen, zoals blijkt uit een scène waarin hij vertelt over een ontmoeting op een Europees treinstation. Kort nadat hij in de trein beroofd is, vraagt hij hulp aan een medewerker, die kijkt hem aan vanachter een glazen wand en vraagt Koo zijn hoofd af te wenden vanwege zijn vermeende ‘knoflookadem’. Voor Koo is niet de belediging het meest pijnlijke, maar het voortdurende gevoel van ‘sorry’ moeten zeggen.

‘Thuis’ lijkt Koo te achtervolgen wanneer hij eraan wil ontsnappen, maar ongrijpbaar op de momenten dat hij ernaar verlangt.

De Chef als regisseur

Net zoals kimchi tijdens het fermenteren naar zuurstof snakt, zoekt Koo naar ademruimte in zijn omgeving. Zijn constante ‘sorry zeggen’ onthult een innerlijke strijd: de balans tussen jezelf aanpassen aan anderen en voldoende ruimte voor jezelf innemen. In Haribo Kimchi onderzoekt Koo dit spanningsveld door zijn rollen als chefkok en theatermaker te combineren.

Als kok in de pojangmacha draait alles om gastvrijheid. Gastvrijheid draait om het creëren van een gevoel van welkom, afgestemd op de wensen van de gast. Koo vervult deze rol perfect door herhaaldelijk aan zijn uit het publiek gekozen gasten te vragen of alles naar wens is en of ze nog iets willen drinken. Het lijkt alsof hij de kunst van bescheiden gastvrijheid moeiteloos beheerst, maar in deze theateropstelling speelt er meer.

De gerechten die Koo bereidt zijn hier niet alleen bedoeld om zijn gasten te plezieren, maar ook om zijn performance en verhaal kracht bij te zetten. Als theatermaker heeft Koo de gave om ruimte in te nemen zonder zichzelf als superieur te presenteren. In Haribo Kimchi toont hij zich zowel bescheiden gastheer als autonome, krachtige kunstenaar die met veel liefde en een kritische blik vertelt.

Haribo Kimchi maakt van de kimchihype weer cultuur. Op speelse, grappige en eerlijke wijze toont Jaha Koo zijn verhaal achter de hype en de culturele ladingen van dit heerlijke gerecht. Na deze voorstelling zal kimchi niet meer hetzelfde smaken.

Kunst / Expo binnenland

Kijken met twee paar ogen

recensie: Navid Nuur – When doubt turns into destiny

De Stichting Oude Kerk in Amsterdam nodigt al geruime tijd gerenommeerde kunstenaars uit om een contextspecifieke tentoonstelling te realiseren. Dit keer kreeg Navid Nuur (1976, Teheran) de eer. Maar wat is in dit geval contextspecifiek? De Oude Kerk is immers een museum én herbergt een kerkelijke gemeente. Het nodigt uit om te kijken met twee paar ogen.

Om te beginnen gaan we een stukje terug in de tijd en noemen we enkele voorbeelden. Germaine Kruip wilde in 2016 het onzichtbare zichtbaar maken: dit deed ze onder meer door een daglichtlamp die in een etmaal een cirkel draaide. Nauwelijks te zien dat er beweging in zat, maar toch. Ook bracht ze in de Sebastiaanskapel maar liefst tien spiegels aan. Marinus Boezem liet een jaar later vanuit de nok in de kerk een ellenlang gordijn naar beneden aanbrengen. Hij had ook een boodschap voor de bezoekers, die vond je op een ronde spiegel als je met een hoogwerker zo’n vijftien meter omhoog was gebracht. Een ander voorbeeld: Meredith Monk liet een trap of piramide de lucht in reiken. In het hoogkoor zette ze in een ovaalvorm zes stoelen neer binnen een cirkel van stenen. Sara Vrugt tenslotte, liet in de Sebastiaanskapel mensen met naald en draad werken aan een plattegrond van de kerk, die ze gedurende de looptijd van de tentoonstelling nooit af zouden krijgen. Net zoals de bouwers van de kerk het eindresultaat nooit hebben gezien.
Het lijken sjablonen waar het gebouw kennelijk om vraagt. Die sjablonen keren telkens terug. Ook bij Nuur, al brengt iedere kunstenaar – ook hij – een eigen accent aan. In het begeleidende boekje wordt hij omschreven als ‘een speelse alchemist’.

Navid Nuur

Het toeval wil dat al eerder werk van hem in de Oude Kerk te zien is geweest. In de doopkapel tijdens de tentoonstelling SALON/Big Bang. Het was een takje dat uit een steen groeide. Een kaal takje nadat de wereld is vergaan als een stille getuige van een slagveld? Of een loot zonder blad die was ontsprongen uit een rots, een steen als een bevroren traan? Beide.
Die bevroren traan komt ook in de recente tentoonstelling van Nuur terug. Dit keer in de Heilige Grafkapel als een projectie van een traan die hij liet opdrogen op een diaraam, een traan van vreugd of een traan van verdriet? Beide.

Een rondgang langs enkele van de veertien werken laat zien welke accenten Nuur legt op de van eerdere tentoonstellingen al bekende sjablonen.

Rondgang door de expositie

foto: Aad Hoogendoorn

Het eerste sjabloon is het onzichtbare zichtbaar maken. Nuur doet dat door een visdraad met reflectieverf te spannen die alleen bij een bepaalde lichtval even zichtbaar wordt. Het is om het even of dit nu de zon door de ramen is of het flitslicht van een mobiele telefoon.
Het tweede sjabloon zijn de twee spiegels in de doopkapel. Een is intact en de tweede is afgeschraapt tot alleen het kale glas is overgebleven. Het derde zie je meteen bij binnenkomst: Cloudsweat Corridor, een aan staalkabels opgehangen, leeggelopen heteluchtballon die als een gordijn naar beneden valt. Het is zoals Julian Barnes schrijft in zijn boek Hoogteverschillen: ‘De aeronaut daalde neer vanuit de hemel, zocht naar een landingsplek, trok aan het ventielkoord, wierp het anker uit, en stuiterde vaak nog een meter of tien, vijftien de lucht in voordat het anker houvast vond’. Een bode vanuit de hemel die houvast vindt in een kerk.

Wat bode en boodschap betreft – dit brengt ons bij het vierde sjabloon, waarmee we in het hoogkoor belanden. Waar Monk zes stoelen neerzette binnen een cirkel van stenen, nodigt Nuur de bezoeker uit een perk met ronde strandkiezels te betreden en naar een zuil aan het eind daarvan te lopen. Daarin liggen envelopjes opgestapeld met een boodschap van de kunstenaar erin. Je wordt uitgenodigd twee steentjes mee te nemen, de wereld in. Zoals zondag-aan-zondag op dezelfde plaats de kerkelijke gemeente na de dienst weer de wereld wordt ingezonden. Op dit moment staan de kerkgangers dus rondom dit bed van kiezelsteentjes.

NN XXX

foto: Aad Hoogendoorn

Het spraakmakendste werk van deze expositie is NN XXX dat een looptijd heeft tot 2125. Nuur en wij zullen dat eind niet beleven. De kunstenaar maakt gedurende de expositie een serie van honderd vazen. Daarvoor zijn een werkplaats, een droogkas en een maalkamer ingericht. Hij vermaalt klei met grondstoffen die hij overal in Amsterdam opdelft. Letterlijk brengt hij er indrukken in aan van de stad; hij doet dit door een onaffe vaas ergens tegenaan te drukken. Dit proces blaast volgens hem de vaas leven in, zoals in de Bijbel God wordt voorgesteld als pottenbakker die de mens adem inblaast. De vazen worden aan het eind van de tentoonstelling opgeslagen in de IJzeren Kapel, die eeuwenlang de stadskluis van Amsterdam was. Elk jaar zal een vaas worden geveild. In 2125 is de laatste aan de beurt.

Tenslotte komt het thema adem in verschillende werken op de tentoonstelling terug. Een ervan, Breath/Breeze/Box, wordt – net als de droogkas – dagelijks tussen 13.30-13.45, 14.30-14.45 en 15.30-15.45 uur in werking gesteld. Het is een tip om juist dán te zorgen als bezoeker in de kerk te zijn, tussen alle toeristen die er rondlopen en vermanend kijken als je twee steentjes opraapt en meeneemt… Het mag, het is onderdeel van deze ruimtelijk ingerichte, mooie expositie die zich voegt naar eerdere tentoonstellingen van kunstenaars die hun eigen accenten hebben gelegd. Je mag het ervaren als een seculiere en religieuze dubbelslag. In een museum dat tevens kerk is.