Muziek / Album

Klinkklare taal van De Kift

recensie: Niemandsland - De Kift

De aankondiging van een nieuw album van De Kift staat altijd garant voor een flinke dosis voorpret. De Zaanse band weet steevast te verrassen met een originele, handgemaakte vormgeving. En met een aantal nieuwe prachtnummers natuurlijk.

Een sigarendoos, een fotoalbum, gerecycled jute en een heuse ordner vormden de omlijsting van eerdere albums van De Kift. En Niemandsland is wederom een kunstig werkje geworden. Het album is verpakt in oude briefkaarten (o.a. uit Duisburg en Gorensjka), inclusief handgeschreven kattenbelletjes. Het nostalgische gevoel dat de vergeelde ansichtkaarten oproepen past De Kift, waar de weemoed nooit ver weg is, als een jas.

Al 35 jaar vaart de veelkoppige formatie uit Koog aan de Zaan haar eigen koers, met een aanstekelijke mix van fanfare, punk en theater. Van tijd tot tijd is er ruimte voor verstilling. Op Niemandsland gaat De Kift op zoek naar ‘het mooie en het schone in deze zorgelijke tijden, op politiek, maatschappelijk en klimatologisch gebied.’

Wereldliteratuur

Zanger van het eerste uur Ferry Heyne put voor zijn teksten uit de wereldliteratuur, onder het motto: ‘Waarom zou je zelf iets bedenken als er al zoveel moois is geschreven?’ Op dit album citeert hij uit het werk van o.a. Pablo Neruda, Sylvia Plath, August Strindberg, Armando en Marion Bloem. Het onheilspellende openings- en titellied is geïnspireerd op ‘Thirteen’ van Johnny Cash. Geheel toevallig zal het niet zijn dat Niemandsland (alweer) het dertiende album is van De Kift.

Erg vrolijk is het merendeel van de teksten niet die Heyne uit zijn ordners met mooie passages uit de literatuur heeft geplukt. Het is eenzaamheid, droefheid, dood en duisternis troef. De Belgische zangeres (en saxofonist) Roos Janssens zorgt met haar Vlaamse tongval voor wat licht in de duisternis. Het door haar gezongen vederlichte ‘Witte Vlinder’ (naar een tekst van Iosif Brodski) is prachtig. Ook mooi is het duet, of beter gezegd de dialoog, van Janssens met drummer/(koor)zanger/illustrator Wim ter Weele, ‘Vogels’, dat gebaseerd is op een treurige tekst van Cormac McCarthy, uit zijn roman The Road.

‘Er zijn geen vogels meer. Of wel?’
‘Nee.’
‘Alleen in boeken.’
‘Ja. Alleen in boeken.’

Vrolijke wals

Dat De Kift een verleden heeft in de punk, blijkt uit meer weerbarstige songs als ‘Dageraad’ en ‘Wereld, wereld’. In het oriëntaals getinte ‘De Nacht’ krijgt de band steun van de Amsterdam Klezmer Band. Mooi is ook het ingetogen, droeve ‘Kompanen’, met de tekst:

‘Ja, zo zouden we het graag hebben, dat we de kroon droegen en genoeg kregen van de wereld. Maar is het niet omgekeerd, dat de wereld genoeg krijgt van ons, en niet wij van haar?’ (Herta Müller)

Gelukkig schijnt er bij De Kift altijd ook licht door alle droefenis: op ‘Wals’ (‘Speel me een wals voor breekbare dromen’) kan vrolijk gedanst worden. Het slotakkoord is voor een melancholische trompet, voorafgegaan door de woorden: ‘Zoveel dingen die ik vergeten wil’. Ja, zo zouden we het graag hebben.

 

 

Muziek / Concert

Mozarts mooiste

recensie: Concert van het Nederlands Kamerorkest
Het Concertgebouw © Hans Roggen© Hans Roggen

Soms zijn er concerten die eruit springen. Door het programma, door de musici die optreden en/of door een bijzonder muziekinstrument. Of door de combinatie daarvan. Zo’n concert werd op 22, 23 en 24 november 2024 gegeven door het Nederlands Kamerorkest met aan de eerste lessenaar (concertmeester) en als een van de solisten violiste Liza Ferschtman.

Het programma was gemodelleerd naar wat in de tijd van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) een zogenaamd Akademie-concert werd genoemd en op 23 maart 1783 in Wenen werd uitgevoerd. Een beetje zoals sommige radiozenders programmeren, maar zoals je het in de concertzaal zelden hoort: allemaal losse delen uit werken van Mozart, zoals hij het zelf in zijn tijd op het podium bracht. Voor toen dus eigentijdse muziek, waarbij één werk in zijn geheel werd gespeeld, maar dan opgeknipt: de zogenaamde Haffner-symfonie. Dat werkte op deze manier apart uit, want de roffelende pauken in het slotdeel (gespeeld met stokken zonder vilt) kwamen pas op het eind, en de symfonie werd nu als het ware afgesloten met het vraagteken van het Menuet. Dat opknippen is niet zó raar overigens, want bij orgelconcerten worden een Preludium en Fuga ook regelmatig opgeknipt: de Prelude aan het begin en de Fuga aan het eind van het concert.

Waarschijnlijk heeft de programmeur van deze drie concerten gedacht: dan doen we er ook écht een stuk van nu bij. Dat werd een opdrachtwerk: Night Passage voor strijkorkest en glasorgel van de Amerikaans-Nederlandse Vanessa Lann (1968) dat in wereldpremière ging. Het enige niet door Mozart geschreven stuk dus. IJle wolken schoven voor de maan, met als ondergrond een passacaglia (doorgaande bas) in het glasorgel en een telkens terugkerende, mooie melodie in de altviolen. Het lichtontwerp van Desirée van Gelderen benadrukte het geheel. Gedurende dit werk brandden namelijk alleen de leeslampjes boven de lessenaars.

Glasorgel, zang en soloviool

Met deze compositie hebben we meteen het bijzondere muziekinstrument te pakken: een glasorgel, bespeeld en gebouwd door Rogier Kappers en geplaatst op een bakfiets. Dat wil zeggen: ruim 50 door hem gedraaide glazen, gevuld met water op zo’n manier dat ze elk een andere toonhoogte voortbrengen wanneer ze met natte vingers worden aangestreken. Naast het werk van Lann speelde Kappers daarop ook nog Mozarts Adagio voor glasorgel.

De tweede solist mocht er ook zijn: de Vlaamse bariton Leander Carlier. Hij zong drie aria’s uit Don Giovanni, waarbij de humor in de eerste (Madamina, il catalogo) niet ver weg was. De tweede aria werd gezongen op de trap die aan de voorkant van het podium de zaal in reikte: Deh vieni alla finestra. Afgesloten werd met Fin ch’han dal vino. Drie korte, kenmerkende gedeelten uit de opera, uitgevoerd in de vorm van een sonate: allegro – allegretto – presto.

Last but not least: Liza Ferschtman, in een dubbelrol als concertmeester en soliste. En ze sprak ook nog enkele toelichtende woorden. Wat opviel in zowel haar manier van leiding geven als in haar solorol in het Eerste vioolconcert in Bes, was dat er veel aandacht was voor dynamiek en contrasten. Het puik spelende Nederlands Kamerorkest liet samen met haar door de accenten en omspelingen horen waar Mozart vandaan kwam en niet zozeer waar de muziek heenging (de romantiek). Een stevige Mozart dus. Zo mogen we het horen.

Het mooiste?

En wat was nu het mooiste van Mozart? Zonder ook maar aan welk stuk dan ook tekort te willen doen, waren dat toch wel de twee delen voor blazers en contrabas uit de zogenaamde Gran Partita: de Romance en het Adagio. In die delen waren alleen de blazers en contrabas belicht, terwijl de rest van het podium en de zaal in het donker was gehuld. Verkapte opera-aria’s zijn het eigenlijk, zeker het Adagio met zijn hobo- en klarinetsolo. Nog meer soli – het kon niet op. Het publiek in de op zondagmiddag lang niet gevulde zaal, luisterde ademloos en beloonde de musici met een warm applaus. Terecht.

Film / Films

Futuristische fabel is meer schets dan blauwdruk

recensie: Megalopolis – Francis Ford Coppola
Megalopolis_st_1_jpg_sd-high_2024-Caesar-Film-LLC-All-Rights-Reserved2024 Caesar Film LLC All Rights Reserved

Over Megalopolis, de nieuwe film van meesterregisseur Coppola, is al veel gezegd en geschreven. In Nederland zal hij binnenkort ook in de theaters draaien. Wat kun je ervan verwachten? De film is beslist een bioscoopavondje waard, maar op een belangrijk punt schiet hij wel tekort.

Zoals misschien bekend heeft Coppola decennia lang met het idee rondgelopen om een film te maken over de analogie tussen de ondergang van het Romeinse Rijk en de dreigende teloorgang van de moderne westerse beschaving. Dit jaar kunnen we dan het resultaat van zijn hartenwens aanschouwen. In het groots opgezette en ambitieuze Megalopolis wordt ons een cruciale keuze voorgehouden. Gaan we verder op de ingeslagen weg en proberen we de boel nog maar wat aan de gang te houden, terwijl het vertrouwen en geloof in ons bestel alom afbrokkelt? Of kiezen we samen voor een geïnspireerde sprong vooruit, in het onbekende? Net als eeuwen geleden bevindt ‘onze republiek’ zich in een zeer kritieke fase, constateerde de regisseur op de première in Cannes. Inderdaad. Toespelingen op Caligula, de pathologische keizer, doen je bijvoorbeeld vrezen voor een land gerund door crimiclowns.

New Yorkse fabel

De film heeft als ondertitel meegekregen: een fabel. En dat is terecht, want in veel opzichten doet Megalopolis (bewust) erg artificieel aan. New York mag dan het deels realistische decor van de film vormen, je hebt continu het gevoel dat je naar een geënsceneerd theaterstuk kijkt. Dit zit hem niet alleen in de namen van de belangrijkste protagonisten – architect en design authority Cesar Catilina (Adam Driver) en burgemeester Franklyn Cicero (Giancarlo Esposito) – maar ook in de shakespeareaanse dialogen en fantasievolle beeldconstructies. Wagenrennen aan Times Square… Visueel maakt Coppola er zeker een indrukwekkend spektakel van.

De kern van de film bestaat uit Cesars utopische droom om New York om te toveren tot een ideale nieuwe stad. Tegengewerkt door de corrupte burgemeester Cicero en de opruiende loudmouth Clodio (Shia LaBeouf), dreigt de architect/ontwerper het onderspit te delven. Maar de film heeft een hoopvol verloop, waar Coppola in Cannes ook nog een interessante uitspraak over deed. Gevraagd op wie wij onze hoop moeten vestigen als ‘redders van de republiek’, wees de regisseur op kunstenaars. Wat we nodig hebben zijn nieuwe perspectieven, nieuwe dromen, en die vinden we zelden bij politici, was zijn duidelijke en niet te missen boodschap.

Megalopolis

© 2024 Caesar Film LLC All Rights Reserved

Dat Cesar in de eerste plaats een kunstenaar is, kan je moeilijk ontgaan. Zijn droom is gebaseerd op een wonderbaarlijk nieuw materiaal dat hij heeft uitgevonden (en waarvoor hij ook de Nobelprijs heeft ontvangen): megalon. In de loop van de film blijkt dit materiaal verschillende bijzondere eigenschappen te hebben, maar als bouwstof voor een nieuwe, organische architectuur is het in ieder geval ook revolutionair. Hail Cesar! Dat hij de tijd kan stilzetten – zoals al te zien in de mooie openingsscène bovenop het Chrysler gebouw – is natuurlijk ook een element dat naar de kracht van de kunstenaar verwijst.

Schetsmatig

Zwakker aan de film is helaas dat belangrijke ideeën en karakters te schetsmatig blijven. De regisseur van Megalopolis schotelt ons nergens een echt inspirerende, uitgewerkte visie voor. Hoe ziet Cesar een betere toekomst precies voor zich, afgezien van een grote architectonische vernieuwing? Wat beweegt hem? Welk antwoord heeft hij op corruptie en politieke en maatschappelijke verloedering? Mogelijk heeft Coppola dit soort vragen expres omzeild en zich geconcentreerd op de ‘symbolische’, ideële rol van zijn held, maar met veel symboliek maak je nog geen indringend meesterwerk. Met uitzondering misschien van de dolende Wow Platinum (Aubrey Plaza) – ex van Cesar – spreken ook andere, ‘ontworpen’ filmpersonages te weinig tot de verbeelding. De rollen die ze krijgen toegemeten in Coppola’s fabel zijn functioneel, maar niet erg bezield. Het had wel iets concreter en karaktervoller gemogen allemaal.

Maakt dit de film tot een mislukking, een gestileerd luchtkasteel, zoals regelmatig wordt geoordeeld? Nee, hoewel Megalopolis zijn gebreken heeft, is Coppola’s fabel visueel, als gedachtenexperiment en als theatraal spektakel zeker interessant voor filmfans. Verwacht alleen geen overrompelend verhaal.

 

‘Megalopolis’ draait vanaf 5 december in de Nederlandse bioscoop.

Boeken / Fictie

Een leven, magisch in zijn eenvoud

recensie: Hoe het groeide – Knut Hamsun

Er loopt een man door de wildernis, bergopwaarts. Hij kiest een plek waar de rivier niet te breed is, waar een broedend sneeuwhoen naar hem blaast, waar, kortom, dieren en vogels zijn, waar humus en moerasgrond in de bodem zitten, en hij denkt: ‘hier zal ik mij vestigen, ja, reken maar, dat zal ik doen’. Het is het begin van een leven dat in het teken staat van de natuur.

Hoe het groeide (1917) is een chronologisch verhaal, maar onder de oppervlakte (en dus bovenal) is het een verhandeling over de relatie tussen de mens en zijn natuurlijke omgeving, en over hoe de regels van de samenleving aan die relatie afbreuk doen. Onlangs verscheen van deze klassieke roman van Knut Hamsun een nieuwe Nederlandse vertaling, een goede aanleiding om het te herlezen.

Een eenvoudig leven

In de herfst bouwt Isak een plaggenhut en begint zichzelf te onderhouden door vademhout te kappen en in het naburige dorp te verkopen of te ruilen tegen bruikbare goederen. Maar al snel is hij zelfvoorzienend. Er komt een vrouw naar de ontginning, met wie hij een gezin sticht; in de loop der jaren verandert de ontginning in een heuse boerderij, met meerdere gebouwen en een grote veestapel.

Op Sellanraa, zoals de ontginning in de loop der jaren komt te heten, is het menselijk bestaan ondergeschikt aan de invloeden van de natuur. Het leven is er optimistisch en meegaand: als de weersomstandigheden het ze vergunt, gaat het de bewoners van de ontginning goed af, maar ook de slechte seizoenen worden goedwillig tegemoet getreden, zonder zich tegen de natuur te keren. De boerderij groeit, maar wordt nooit commercieel: alles is uitsluitend gericht op het in stand houden van het leven dat er al is.

Natuur en stad

Toch is het op Sellanraa niet alleen maar pais en vree – ook het leven op het land kent leed en tragiek. Maar we kunnen niet anders dan vaststellen dat de bewoners van Sellanraa zich alleen dan ongelukkig voelen wanneer de maatschappelijke standaarden tot de ontginning weten door te dringen en zich daar doen gelden: zo komen meerdere buitenechtelijke zwangerschappen in het veld, die door de buitenwereld als schandelijk worden bezien, tot een tamelijk verdrietig einde.

Inderdaad legt Hoe het groeide een tegenstelling bloot tussen het leven in de natuur en het leven in de stad. Op het land beschikt men niet over meer kennis dan nodig is om te overleven en is men volmaakt gelukkig. In de stad, daarentegen, gonst het van de roddels, de nieuwtjes, de technologische ontwikkelingen en grootse, bureaucratische ambities. Omdat er geen einddoel in het vooruitzicht wordt gesteld en de mensen dus geen vastigheid kunnen vinden, ondervinden zij een gebrek aan berusting en tevredenheid in het hier en nu. Oók de mensen die aanvankelijk de indruk wekken zich boven de sleur van het maatschappelijke bestaan te hebben gesteld, zoals mevrouw Heyerdahl, die met een verrassend moderne blik de toestand van de vrouwen in het vroeg-twintigste-eeuwse Noorwegen weet te duiden, blijken later niet minder gehecht aan de aardse, arbitraire richtlijnen dan de meest onbewimpelde boemannen.

Het bovennatuurlijke van de natuur

De tegenstelling tussen het romantiseren van de natuur aan de ene kant en het berispen van het stadse leven aan de andere kant doet wellicht wat clichématig aan. En ja, misschien is de boodschap van Hoe het groeide tegenwoordig wel niet meer zo vernieuwend. Maar het boek graaft een stuk dieper dan een oppervlakkig waardeoordeel over het leven in de natuur tegenover het leven in de stad: de diepzinnigheid van het boek zit in het onderzoek van de relatie tussen mens en natuur. Op Sellanraa worden de mensen een met de natuur, wat van een bepaalde spirituele benadering van de relatie tussen deze twee getuigt. Dat wordt duidelijk in de volgende passage:

‘Op Sellanraa hadden ze het geluk dat de grauwe ganzen iedere herfst en iedere lente in formatie over de wildernis vlogen en dat ze hun gegak hoog in de lucht konden horen, het was alsof ze ijlden. En het was alsof de wereld een ogenblik stilstond, tot de vlucht was gepasseerd. Voelden de mensen nu geen zacht gevoel door zich heen gaan? Ze pakten hun werk weer op, maar eerst haalden ze diep adem, er had van gene zijde iets tot hen gesproken.’

De eenwording van mens en natuur brengt ervaringen teweeg die mystiek kunnen worden genoemd, omdat de mensen in die ervaringen, zoals in bovenstaande passage, het mens-zijn overstijgen.

In Hoe het groeide speelt het leven op de ontginning zich van nature op een hoger plan af. Dat wordt duidelijk wanneer Isak de duivel ontmoet in het veld, hem wegjaagt door in Jezus’ naam op hem af te stappen en het voorval later in uiterst nuchtere bewoordingen aan zijn vrouw Inger vertelt. Een andere passage waaruit blijkt dat de eenwording met de natuur zich boven het aardse leven verheft, is die waarin Sivert, de zoon van Isak, waarneemt hoe twee eenden zich over het water verplaatsen en kwaken terwijl zij dat doen. Op dat moment trekt er een geluid door hem heen, ‘een zoetheid, hij bleef achter met een ragfijne herinnering aan iets wilds en heerlijks, iets wat hij vroeger had beleefd, maar wat was uitgewist. Hij loopt in stilte naar huis, vertelt er niet over, kletst er niet over, het liet zich niet vangen in aardse taal’. Uit deze citaten blijkt dat er onder de oppervlakte van de tekst van Hoe het groeide wel degelijk een spirituele opvatting van het leven op de ontginning schuilgaat.

Geleidelijke groei

Het leven op Sellanraa wordt in de loop van het verhaal steeds geavanceerder. Het bestaan op de ontginning wordt comfortabeler en standvastiger, en dat lijkt haast een natuurlijk gevolg van het harde werk van de bewoners van de boerderij te zijn. Die natuurlijke voortgang van de dingen wordt weerspiegeld in het schrijven van Hamsun: daarin voelt niets kunstmatig. De alwetende verteller legt een grote sympathie voor Sellanraa en nederigheid voor en overgave aan de natuur aan den dag, en zo wordt de lezer in staat gesteld met Sellanraa mee te leven en opluchting en spanning voor haar bewoners te voelen.

De onvolprezen klassieker Hoe het groeide is zo geschreven dat de magie die de bewoners van Sellanraa ervaren via de woorden en de pagina’s haast voelbaar wordt voor de lezer. Dat is een legendarische prestatie, die de lezer vast en zeker als dierbaar en onmisbaar zal beschouwen.

 

Theater / Voorstelling

Hemels gezang en humoristische nonnen

recensie: Sister Act de musical
0X5A7596-EditDanny Kaan

Wat is een goede onderduikplek voor een nachtclubzangeres die getuige is van een moord? Inderdaad, een klooster: de plek waar zangeres Deloris zelf liever ook niet is. De komische film Sister Act met Whoopi Goldberg was in de jaren ’90 een groot succes, maar is de nieuwe Nederlandse musicalversie net zo grappig?

In 1992 kwam deze komedie als film uit en kreeg later zelfs een deel 2. Nonnen rennend in een casino om een stel gangsters af te leiden, dit soort iconische scenes blijven grappig. Joop van den Ende en Whoopi Goldberg werkten samen aan de musicalversie van Sister Act die in 2009 op het Londense West End in première ging en later werden er over de hele wereld verschillende versies opgevoerd van Broadway tot Duitsland. De Nederlandse versie draaide in theaterseizoen 2013-2014 met Carolina Dijkhuizen en Simone Kleinsma in de hoofdrol. Nu, tien jaar later, brengen Medialane en de Theateralliantie weer een nieuwe versie van deze musicalkomedie naar het theater met April Darby als Deloris en Sanne Wallis de Vries als Moeder Overste.

Zingende nonnen

Nachtclubzangeres Deloris (April Darby) ziet haar vriend Curtis (Robert van den Bergh) iemand vermoorden en meldt zich geschrokken bij de politie. Agent Harry (Freek Bartels) overtuigt haar om te getuigen, zodat haar vriend, gangster Curtis, achter de tralies komt. In afwachting van het proces moet ze onderduiken in een klooster en dit zorgt voor veel ongemakkelijke en grappige situaties. Deloris gaat bij het vals zingende nonnenkoor en zorgt ervoor dat het koor een ware transformatie ondergaat en een ware hit wordt. Maar al die aandacht voor het koor en de kerk zorgt voor problemen, want de kans dat Deloris’ onderduikadres bekend wordt, wordt steeds groter.

De musical vertelt vrijwel hetzelfde verhaal als de film, alleen speelt het zich af in de jaren ’70 wat zorgt voor lekkere disconummers. Een goede oplossing, want de hits uit de film (bijvoorbeeld ‘I wil follow him’) mogen door een rechtenkwestie niet in de musical gebruikt worden. Gelukkig zijn nummers als ‘Ik wil genade’, ‘Fabulous Baby’ en ‘Zondagmorgenpassie’ ook heerlijk feestelijk en swingend.

Deze nieuwe musicalversie is gemoderniseerd, maar erg veel is er niet veranderd en dat lijkt ook niet echt nodig. Zo is ‘Natte Harry’ nu ‘Slome Harry’, maar voor het grootste deel is gewoon gebruik gemaakt van de vertaling van Martine Bijl.

Een echte komedie

Sister Act blinkt uit in zang én humor. April Darby zingt als Deloris moeiteloos de sterren van de hemel en ook het nonnenkoor heeft na de transformatie een aantal catchy nummers die je bijblijven. Bovendien is deze show een echte musicalkomedie en zit net als de film vol (woord)grappen en grappige situaties. Denk aan: ‘Hosti hamkaas’, ‘Het heilige beest’ en Deloris die iedereen maar ‘Gods rijke zegen’ blijft wensen. Grappen die op papier zo ontzettend flauw klinken, maar die op toneel tot leven komen en zorgen voor veel gelach.

Waar April Darby vooral indruk maakt door haar stemgeluid, doet Sanne Wallis de Vries dit met haar humor. Ze speelt een strenge, nukkige Moeder Overste die stiekem toch ook wel geniet van een goed zingend koor. Sanne weet met wat details, bijvoorbeeld een rare beweging hier en daar, de zaal aan het lachen te krijgen. Bovendien speelt ze ook goed in op de reactie van de zaal en lijkt er af en toe zelfs plaats voor wat improvisatie.

Ook een aantal bijrollen valt behoorlijk op met hun komische scenes, die ieder voor kleine hoogtepuntjes in het verhaal zorgen. Freek Bartels (alternate Harry, hij speelt deze rol afwisselend met Samir Hassan) is grappig en ontroert als slome Harry in het gelijknamige nummer. Robert van den Bergh, die vaak vriendelijke bijrollen speelt, blijkt een prima slechterik in zich te hebben schuilen als gangster Curtis met ‘Want ze blijft mijn meissie’. Het trio gangsterhulpjes is met ‘Hee, dame in het zwart’ ook zeker het noemen waard als sterk humoristisch nummer.

Kortom, voor deze versie van Sister Act geldt hetzelfde als voor de heropvoering van Saturday Night Fever: hadden we per se een nieuwe modernere versie van deze musical nodig? Nee, maar Sister Act zorgt voor een zorgeloze, grappige en feestelijke avond uit en dat escapisme is in deze tijd ook erg fijn.

Film / Films

Een magisch meesterwerk

recensie: Wicked: Part I - Jon M. Chu
Cynthia Erivo en Ariana Grande als Elphaba en GlindaUniversal Pictures

Menig musicalfan keek reikhalzend uit naar het moment dat Wicked eindelijk in de bioscoop zou verschijnen. Hele algoritmen op social media draaiden de laatste maanden alleen nog maar om deze langverwachte film van regisseur Jon M. Chu, met Ariana Grande en Cynthia Erivo in de hoofdrollen. En laten we het maar meteen zeggen: de film overtreft alle verwachtingen.

In een interview zei Jon M. Chu dat hij zich heeft voorgenomen om de ziel van de Broadway-musical zo nauwgezet mogelijk te vertalen naar het grote scherm, en dat is te merken in elke scène. De musical, die sinds zijn première in 2003 een wereldwijd fenomeen is geworden, draait om de vriendschap tussen de groene Elphaba en de blonde Glinda (of, zoals ze zichzelf graag noemt, Galinda). Dit verhaal over loyaliteit, identiteit en de dunne lijn tussen goed en kwaad blijft even krachtig en relevant als toen het voor het eerst op de planken verscheen.

Chu heeft er zichtbaar alles aan gedaan om dit complexe en magische verhaal recht te doen. Het opsplitsen van de film in twee delen is een slimme keuze geweest, omdat het hem de ruimte geeft om alle lagen van het verhaal gedetailleerd uit te werken. Het voelt als een liefdesbrief aan de fans en aan het origineel, zonder ooit in nostalgie te verzanden.

Waanzinnige sets en kostuums

Het Land van Oz is in deze film een waar visueel spektakel. Van de Smaragdstad tot de onheilspellende bossen en de Universiteit Shiz, elk decor ademt leven en magie. De aandacht voor detail is verbluffend; het is alsof de sets rechtstreeks uit je eigen verbeelding zijn geplukt. Je ziet en voelt de passie van de ontwerpers in elke scène, wat de positieve kijkervaring alleen maar versterkt. Ook de kostuums lijken direct uit de musical te zijn gehaald, met een perfecte balans tussen extravagantie en authenticiteit. Van Glinda’s schitterende jurken tot Elphaba’s iconische hoed en cape – elk ontwerp is doordacht en versterkt de karakters.

Uitblinkende cast

Cynthia Erivo en Ariana Grande overtreffen de hoge verwachtingen in hun vertolkingen van Elphaba en Glinda. Erivo brengt een rauwe emotie in haar zang en acteerwerk die je bij de keel grijpt, terwijl Grande een onverwacht komische kant van zichzelf laat zien in haar sprankelende uitvoering van ‘Popular’. Haar timing is onberispelijk, en vocaal weet ze moeiteloos te overtuigen.

Jonathan Bailey schittert als prins Fiyero en maakt van ‘Dancing Through Life’ een hoogtepunt van de film. Zijn charisma spat van het scherm, en hij laat zien dat hij veel meer is dan alleen die knappe man uit de serie Bridgerton, waar de meesten hem van zullen kennen. Jeff Goldblum als de tovenaar en Michelle Yeoh als Madame Morrible voegen extra klasse toe met hun krachtige prestaties. Ook het ensemble verdient lof; het vakmanschap en de chemie binnen de cast maken het een feest om naar ze te kijken.

Meeslepende muziek

De muziek van Stephen Schwartz is altijd al een belangrijk onderdeel van Wicked geweest, en Chu heeft besloten dicht bij de oorspronkelijke arrangementen te blijven. De nummers die fans al jaren kennen en liefhebben – van ‘Defying Gravity’ tot ‘What Is This Feeling?’ – klinken fris en vernieuwend, zonder hun essentie te verliezen. De orkestraties zijn groots en meeslepend, waardoor de emoties in de film nog sterker worden. Er werd vooraf gevreesd voor een ‘Lion King-scenario’, waarbij de liedjes zo zouden worden aangepast dat ze hun herkenbaarheid verliezen. Gelukkig is dat hier absoluut niet het geval. De muziek vormt een solide brug tussen het theater en de bioscoop, en vanaf de eerste noten van de opening ben je volledig ondergedompeld in de wereld van Wicked.

Die onderdompeling is zo krachtig, dat je nauwelijks in de gaten hebt dat de film eindigt. De laatste scène laat je snakken naar het tweede deel, maar helaas moeten we nog even geduld hebben. Dit verschijnt pas volgend jaar in november. Gelukkig kun je in de tussentijd het eerste deel zo vaak zien als je wilt.

 

Wicked: Part I is vanaf 4 december te zien in de bioscoop.

Theater / Voorstelling

Dwars door de angst heen

recensie: BANG - Hanneke van der Paardt

In de kleine zaal van Frascati geeft Hanneke van der Paardt haar voorstelling BANG. Het stuk, geschreven in de winter van 2022 toen ze deel uitmaakte van het ensemble in Theaterhaus Jena, werd in Duitsland goed ontvangen. Na diverse lezingen en een Duitse première in 2023, brengt Hanneke dit persoonlijke stuk nu naar Nederland. BANG is een monoloog over angst zonder dat Hanneke ook maar een seconde als een bang iemand overkomt. ‘Ik ben bang dat ik geen connectie kan maken met mensen,’ zegt Hannneke, terwijl ze het publiek recht in de ogen kijkt.

Het decor van de voorstelling toont een reconstructie van het kleine bovenkamertje in Theaterhaus Jena waar Hanneke de tekst van BANG schreef. Dit is de plek waar ze in haar eentje haar ervaringen met angst op papier zette. Het kamertje om haar heen biedt een veilige afscheiding van de buitenwereld, maar werkt ook isolerend: haar woorden lijken tegen de muren terug te kaatsen. Het decor fungeert daarmee als méér dan een fysieke ruimte. Het dient als een metafoor voor de echo’s die ronddolen in haar hoofd.

Timing, humor en charisma

Hanneke speelt in BANG geen personage; ze is zichzelf. Haar openheid werkt ontwapenend. Het maakt de voorstelling intiem, maar ook verrassend licht, als een gesprek met een goede vriendin. Ze deelt uiterst specifieke angsten, zoals het idee dat ogen haar aanstaren vanuit bloemenstengels, of de ongemakkelijkheid die ze voelt door de blikken van modellen op tijdschriftcovers. Hannnekes timing, gevoel voor humor en charisma maken de voorstelling ondanks het thema bovenal hilarisch, er klinkt steeds veel gelach uit de zaal.

De blikken van Lisa

Een diepere laag ontstaat wanneer Hanneke terugblikt op haar jeugd. Ze vertelt over haar onveilige thuissituatie en de psychische problemen van haar zus Lisa, die worstelde met schizofrenie en psychoses. ‘De blikken in Lisa’s ogen’, blijven Hanneke achtervolgen en duiken op in haar angsten: in bloemstelen, in de blikken van modellen, in anderen niet aan durven kijken.

Hanneke vergelijkt angst met asbest: iets wat je ongemerkt inademt en waarvan de gevolgen pas jaren later zichtbaar worden. Deze observatie maakt van angst iets dat niet plotseling verschijnt, maar iets dat zich langzaam en geniepig vastzet in een lichaam.

In het licht

Hanneke is bang voor veel dingen, maar zeker niet om zichzelf in de strijd te gooien en kwetsbaar op te stellen op het podium. Paradoxaal genoeg maakt haar openheid haar sterk: Hanneke durft op het podium te staan en kwetsbaar te zijn, iets waar veel mensen als de dood voor zijn. Opvallend is dat het publiek in het eerste deel van de voorstelling in zaallicht blijft zitten, Hanneke kijkt daardoor ook specifieke mensen uit het publiek in de ogen.

Cirkelgedachten

foto: Joachim Dette

De kracht van BANG ligt niet alleen in de inhoud, maar ook in de structuur van de voorstelling. Angst wordt niet lineair neergezet maar als een eindeloze cyclus. Bang zijn, frustratie over die angst, de wens om te verbeteren, de teleurstelling wanneer dat niet lukt, en dan weer terug bij de angst. Hanneke toont in haar lichaamstaal en spel de frustratie van deze cirkelgedachten, met als toppunt een stuk waar ze staand voor de microfoon schreeuwt en om zich heen slaat in tik-achtige bewegingen. Je voelt als toeschouwer de beklemming van gedachten die eindeloos rond blijven draaien. Dit wordt versterkt door het decor, dat Hanneke letterlijk gevangen houdt in haar eigen woorden. De dramaturgie van angst – de cyclische aard ervan – komt zo op meerdere niveaus tot leven.

Een venster naar buiten

Het einde van de voorstelling biedt een moment van verlichting. Terwijl een warm, oranje licht door het raam van het kamertje schijnt, een schril contrast met het TL licht van daarvoor, kijkt Hanneke erdoor naar buiten. Ze beschrijft momenten van rust, bijvoorbeeld als ze buiten een boom met kraaien ziet die wegvliegen als ze niest of wanneer ze tijdens een vakantie in haar maillot en met de warmte van een kachel tegen haar rug de krant leest. Ook zien we allerlei screenshots en foto’s van Hannekes telefoon op de achterwand voorbijkomen. Er is muziek. Gewoon zijn en ‘alles mogen laten schieten.’ Dit laatste deel ontroert na al die innerlijke strijd van daarvoor.

Jij

Ook spreekt ze in dat laatste deel voor het eerst een ‘jij’ aan.

‘Ik weet niet of ik bang blijf.

Ik heb in elk geval geen zin dat jij dat gaat zitten vrezen wie je dan ook bent.

Jij mag niet bang zijn over mij of voor mij.’

Het lukt Hanneke niet de angsten te stoppen, ‘morgen weer proberen’, zegt ze. Maar wat haar wel lukt is om door al die lagen en cirkels van angsten en gedachten tóch naar buiten te kijken, uit het venster, naar een ander, een ‘jij’.

 

Concept, tekst en spel: Hanneke van der Paardt
Regie: Gillis Biesheuvel
Decor- en lichtontwerp: Maarten van Otterdijk
Techniek: Martijn Huisman en Edo Stolk
Beeld en vormgeving poster/flyer: Marc Elisabeth
Trailer: Marte Bosma
Scènefoto’s: Joachim Dette
Met dank aan: Lizzy Timmers, Max Wind, Remy Meeuwsen en Jasper van der Pijl

In coproductie met: Theaterhaus Jena

Boeken / Non-fictie

De persoonlijke schatten van Miranda Hart

recensie: I Haven’t Been Entirely Honest With You – Miranda Hart

In I Haven’t Been Entirely Honest With You beschrijft cabaretière en actrice Miranda Hart haar persoonlijke reis door chronische ziekte en herstel. Door middel van haar kenmerkende humor en kwetsbaarheid deelt ze haar eigen ervaringen, lessen en inzichten, die een inspirerend perspectief bieden op het vinden van balans na een zware periode.

Miranda Hart is bij velen bekend als cabaretière, ster van de BBC-sitcom Miranda en actrice in Call the Midwife. Daarnaast schreef ze eerder humoristische boeken zoals Peggy and Me en Is It Just Me?, waarin haar absurde humor en gedachtegangen de boventoon voerden. Haar nieuwste werk, I Haven’t Been Entirely Honest With You, slaat echter een andere weg in. Hoewel de humor niet volledig ontbreekt, richt dit boek zich op een serieuzer thema: haar decennialange strijd met een chronische ziekte en het vinden van herstel en balans.

Harts schatkist

Hart kiest ‘the collapse’ als beginpunt van haar boek: een moment waarop ze letterlijk instortte en niet meer van de grond kwam. Ze beschrijft hoe het eigenlijk al slecht met haar ging, dat de artsen haar maar niet konden helpen en ze zichzelf te bezwaard voelde om haar naasten om hulp te vragen. Maar ze benoemt ook dat een dieptepunt vergezeld wordt met hoop. Ze besluit door te blijven aandringen bij artsen dat er iets mis is en beschrijft zo haar weg naar – eindelijk – een diagnose. Ze leert de onderliggende oorzaak kennen en leert hoe ze zichzelf moet aanpassen aan een leven met beperkingen. Hiervoor beroept ze zichzelf op een lading boeken die ze van verschillende psychologen en sociologen heeft gelezen, maar vooral ook op een lading zelfhulpboeken. Ze probeert daarin het kaf van het koren te scheiden en verwoordt haar lessen uit deze reis als ‘treasures’ met thema’s als zelfcompassie, rouw en het accepteren van jezelf.

Elk hoofdstuk draait om een specifieke ‘treasure’ – praktische lessen en inzichten verweven met persoonlijke anekdotes en reflecties. Hart wisselt serieuze momenten, zoals haar worsteling met medische onbegrip of rouw, af met luchtige intermezzo’s vol slapstickachtige humor en onhandige acties. Dit maakt het boek toegankelijk en verlicht de zwaardere thematiek. Tegelijkertijd kan de constante afwisseling de inhoud wat langdradig maken. De humor, hoe charmant ook, wringt soms met de diepere overdenkingen over ziekte en herstel, waardoor het boek op enkele punten onsamenhangend overkomt.

Dubbele boodschap voor chronisch zieken

Voor lezers met een chronische ziekte biedt dit boek zowel herkenning als mogelijke frustratie: Harts ervaringen met onbegrip van artsen en de impact van ziekte worden met pijnlijke eerlijkheid gedeeld, wat voor veel van hen kan aanvoelen als een wrang feest der herkenning. Anekdotes zoals die over de diagnose ‘TATT’ (Tired All The Time) zijn schrijnend herkenbaar: deze diagnose kreeg Hart van een arts, wat zijn manier was om haar klachten af te doen als onverklaarbaar of ingebeeld. Toen ze vroeg wat de term betekende, kreeg ze te horen dat het wordt gebruikt voor patiënten die weigeren te accepteren dat er niets mis is. Later bleek er wél een medische oorzaak, wat de pijnlijke realiteit blootlegt waarmee veel chronisch zieken te maken krijgen. Harts zoektocht naar betekenis en herstel, gecombineerd met haar openhartige verhalen, biedt zowel herkenning als troost, maar kan ook confronterend zijn.

Tegelijkertijd kan Harts suggestie dat herstel deels afhangt van het aanpassen van gedachtepatronen gevoelig liggen. Het boek kan daardoor voor chronisch zieken, die vaak te maken hebben met stigma en gaslighting door medische professionals, onbedoeld problematisch of zelfs triggerend zijn. Het boek is krachtig wanneer het wordt gelezen als een persoonlijke zoektocht, maar vraagt om nuance en begrip dat Harts ervaring niet universeel is. Voor wie deze balans kan waarderen, biedt haar verhaal een inspirerende en ontroerende kijk op ziekte, herstel en betekenis.

Herkenbaar en onderscheidend genre

I Haven’t Been Entirely Honest With You past naadloos in het genre dat mijn partner en ik grappend het ‘Depressieve Vrouwenboek’ zijn gaan noemen. Boeken in dit genre, zoals My Mess is a Bit of a Life (Georgia Pritchett) en I Want to Be Where the Normal People Are (Rachel Bloom), volgen vaak een vergelijkbare formule: persoonlijke verhalen, doorspekt met humor, waarin bekende schrijfsters vaak hun achtergrond in comedy en theater verweven met serieuze thema’s zoals mentale gezondheid en levenslessen. Hart sluit hier naadloos bij aan met haar hilarische en kwetsbare anekdotes en belangrijke inzichten. Toch onderscheidt dit boek zich door de focus op haar strijd met een chronische ziekte en de praktische lessen die ze uit zelfhulpboeken haalt.

Met I Haven’t Been Entirely Honest With You bewijst Miranda Hart dat ze meer is dan alleen een komiek. In dit boek laat ze haar kwetsbare kant zien en deelt ze de lessen die ze heeft geleerd uit haar persoonlijke ervaringen. Het blijft echter belangrijk om te benadrukken dat het gaat om háár verhaal – een persoonlijke reis, geen medisch handboek of universele handleiding. Voor wie meer zoekt dan een patiëntenperspectief met een humoristische insteek, biedt wetenschappelijker literatuur wellicht een betere basis. Dit boek is vooral een bron van troost en herkenning voor lezers die worstelen met soortgelijke uitdagingen en biedt ook waardevolle inzichten voor fans die haar van een nieuwe kant willen leren kennen. Kortom: een boek met een lach, een traan en genoeg stof tot nadenken.

Film / Films

Fluisterende rebellie

recensie: Small Things Like These - Tim Mielants

In het rooms-katholieke New Ross in Ierland werkt Bill Furlong (Cillian Murphy) hard om aan de kerstwensen van zijn vrouw en vijf dochters te voldoen. De stille man wordt geleefd door zijn werk en de mensen om hem heen, maar lijkt hier genoegen mee te nemen. Zijn barmhartigheid wordt op de proef gesteld wanneer hij in het lokale klooster ziet hoe de Magdalenazusters hardhandig omgaan met de jonge vrouwen die er worden opgevangen.

Vanaf een jonge leeftijd lijkt Bill zijn mond te hebben gehouden over potentiële ontucht, omdat hier simpelweg niet over gesproken dient te worden. De film toont hoe hij zijn innerlijke strijd voert terwijl hij geen teken van emotie wil laten zien aan de mensen om hem heen. We spreken met regisseur Tim Mielants, die ons meeneemt in het zeer persoonlijke verhaal dat in eerste instantie zo ver weg van hem lijkt te liggen.

Verfijnd filmwerk

De kijker wordt meegenomen in het ‘simpele’ leven van een koolhandelaar. We zien Bills werkzaamheden in zijn bedrijf. Wanneer hij in zijn auto stapt om de kolen te bezorgen, kijken we via de camera vanaf de achterbak van zijn rammelende wagen mee hoe hij van de ene naar de andere locatie rijdt. De grootste uitdagingen die Bill lijkt te hebben, zijn een plek aan zijn overbezette eettafel vinden en een gesprek met zijn scherp getongde vrouw Eileen (Eileen Walsh) doorkomen. De kleine momenten waarop we Bill diep zien nadenken, zonder te weten wat er precies achter zijn ogen schuilt, zorgen voor de meest sprekende scenes van de film.

‘Ik voelde onmiddellijk dat de stiltes belangrijker zijn dan de woorden’, zegt Mielants. Om de film tot zijn recht te laten komen heeft Mielants de gedachtesprongen die Bill maakt uitgetekend. Door terug te gaan in zijn eigen verleden en de pijn die daarbij hoort, heeft hij onderzoek gedaan naar hoe dit het beste in beeld gebracht kon worden, zonder hier teveel woorden aan vuil te maken.

Een van de eerste shots waarin de stilte het luidst spreekt, is wanneer Bill in de late avond een stoel pakt en deze voor het raam zet. Zijn uitzicht is niet veel meer dan een muur die slecht belicht wordt door een straatlantaarn. Er lopen wat figuren langs, maar deze krijgen van de camera weinig aandacht. We zien Bill met grote ogen en zonder een vin te verroeren. De pijn is direct voelbaar, maar nog niet volledig te begrijpen. De film zit vol met prachtige momenten zoals deze.

Een broederlijke samenwerking

Mielants beschrijft dat de motor van het verhaal rouw is. De Vlaamse regisseur herkende stukken van zichzelf toen hij het boek van Claire Keegan las waar de film op gebaseerd is. Als Vlaming begrijpt Mielants hoe het rooms-katholieke geloof een sterk deel uitmaakt van de maatschappij. Het is een belevingswereld die hij deelt met de hoofdpersoon Bill Furlong, waardoor hij de drang voelde om dit verhaal in film te vertellen.

Cillian Murphy as Bill Furlong and Zara Devin as Sarah Raymond in Small Things Like These. Photo Credit: Enda Bowe

Dat Cillian Murphy de hoofdrol zou spelen, was snel duidelijk. Mielants en Murphy kennen elkaar al van Peaky Blinders (zij zijn na de opnames van Small Things Like These ook direct aan de slag gegaan met het opnemen van de aankomende film Steve). Het was Murphy’s vrouw die Mielants wees op het boek van Keegan, waarna Mielants snel overtuigd was dat hij deze film moest maken. Murphy heeft tijdens zijn jeugd ervaren dat Ierse mannen zwegen over de Magdalenazusters. Over emoties werd überhaupt weinig gesproken. Mielants en Murphy hebben elkaar veel gesproken over hun eigen ervaringen met opzwellende emoties, wat voor een beter begrip van elkaar heeft gezorgd.

Mielants beschrijft dat hij en Murphy elkaars werelden hebben gedeeld. Samen hebben ze de locaties van de film bezocht, gesproken over persoonlijke ervaringen en als producent heeft Murphy meegedacht over de vertelwijze die Mielants had uitgetekend voor de film. ‘Ik heb hem uitgenodigd om heel diep te gaan’, vertelt Mielants. Voor deze kwetsbare rol, die niet te vergelijken is met die van de stoere Tommy Shelby van Peaky Blinders, wist Murphy direct wat er van hem gevraagd werd. ‘Ik denk dat Cillian altijd goed is. Hij is een onwaarschijnlijk talent.’

Zelfs buiten de set hebben de twee contact. Toen Mielants de eerste foto zag van Louis Kirwan, die de jonge Bill Furlong speelt, stuurde hij een bericht naar Murphy waarin hij grapte dat hij niet wist dat Murphy een bastaard rond had lopen. Kirwan en Murphy delen namelijk dezelfde melancholische en sprekende blauwe ogen, die in de film goed tot hun recht komen.

Een uitbarsting van emotie

Met beperkte dialogen en sterk audiodesign weet Small Things Like These de onderhuidse gevoelens van het hoofdpersonage haarfijn bloot te leggen voor de kijker. Mielants beschrijft het als de eruptie van een vulkaan, waarin de gevoelens dermate onderdrukt worden totdat dit niet langer mogelijk is. Ook al klinkt dit spectaculair, de film weet tot op het einde klein te blijven en het publiek te ontroeren door een lichtpuntje in de donkere straten van Ierland te bieden. Small Things Like These is vanaf 21 november 2024 te zien in de bioscoop.

Kunst / Expo binnenland

Nieuwe klanken voor een nieuwe toekomst

recensie: Femke Herregraven - DIALECT

Onder de oude watertoren in Delft bevindt zich een spiraalvormig ondergronds bassin. Dit is de plek waar het werk van Femke Herregraven tot leven komt. Bijna letterlijk, want de technologie die het werk omarmt ‘praat’ met de natuur van het stukje Delft.

Femke Herregraven is grafisch vormgever en onderzoeker. Haar werk richt zich onder andere op het uitpluizen van de financiële wereld en de huidige klimaatverandering. Haar werk in expositieruimte RADIUS richt zich op het ontwikkelen van een ‘taal’ op een verbeeldingsvolle manier. Herregraven ontdekt dat in een wereld die draait om geld, ook onze taal onderhevig is aan de grillen van onze economische uitwisseling. Herregraven wil samen met de directe natuur zowel binnen als buiten het gebouw waar de expositie in huist, een ruimte ontwikkelen waar een nieuwe taal kan ontstaan. De titel verwijst dus ook letterlijk naar een ‘dialect’ van onze taal. In tegenstelling tot een taal die het economisch systeem in stand houdt, wil dit werk een mogelijkheid bieden om aan deze gang van zaken te ontsnappen.

De geluiden

Femke Herregraven, Dialect (2024), foto Gunnar Meier, © RADIUS CCA

Bij binnenkomst ziet de bezoeker een grote zilveren bal. Een stukje verderop doemen kreunende bloemen op. Het lijkt wel alsof je door een duistere gulden snede loopt. Videofragmenten van wormachtige onderwaterwezens komen voorbij. De geluiden van kolkend en stromend water vullen de verschillende ruimtes. Het gebeuren mondt uit in een ruimte waar een soort apparaat staat; een druk tikkend toestel met een groene, lichtgevende bol. Af en toe klinkt er een piep. De ruimte lijkt de bezoeker haast weg te jagen met de doortastende, unheimische geluiden. Alles maakt de indruk ziek en angstig te zijn en het voelt onwennig om er dooreen te lopen. De ruimte en de werken roepen vragen op: wat is er gebeurd in deze ruimte? Wie of wat zijn de wezens die de bezoeker tegenkomt? Waar is het water gebleven dat te zien is op de fragmenten?

De tekst

Zonder achtergrondinformatie heb je als gemiddelde bezoeker geen idee waar je naar kijkt. Het advies luidt om pas ná het bezoek te lezen waar het werk over gaat. Hierdoor voelt de ervaring in de expositieruimte dieper en vreemder. De taal die wij normaliter gebruiken is geslaagd losgekoppeld van het werk. In de plaats huist een taal die op het moment zelf ontwikkeld wordt. Met behulp van sensors binnen en buiten het gebouw maakt de installatie nieuwe geluiden en ritmes. De omgeving spreekt en pas achteraf wordt duidelijk dat de vreemde wezens die de bezoeker zag eigenlijk de natuur voorstellen in een postkapitalistische wereld. Ondanks die ontdekking worden niet alle vragen kant en klaar beantwoord. Dit maakt het werk spannend en realistisch.

Na afloop is de informatie overweldigend en op het eerste gezicht erg associatief met veel losse haakjes. Het geschreven werk nodigt uit om zelf verder te reflecteren. Net als de sensors in het werk die de buitenwereld opvangen en ‘vertalen’ naar nieuwe klanken, is dit werk een uitnodiging om via de verbeelding te spelen met taal.