Muziek / Achtergrond
special: Sammy Walker

Een vergeten vanger in het graan

In het dorpje Hayesville in North Carolina woont een 61-jarige voetnoot bij de muziekgeschiedenis. Sammy Walker is zijn naam, en eens leek hij voorbestemd om in de roemruchte voetsporen van Woody Guthrie en Bob Dylan te treden.

~

Het is allemaal anders gegaan. Anno 2013 wordt Walker hoogstens nog herinnerd om zijn bijrol in het leven van de legendarische protestzanger Phil Ochs (1940-1976). De veelbelovende platen die Walker tussen 1975 en 1979 opnam verdwenen geruisloos uit zicht van het grote publiek, dat hem al gauw afdeed als Dylan-imitator. In latere jaren verscheen Sammy’s naam slechts nog sporadisch op albums voor obscure platenlabels, waaronder het recente Misfit Scarecrow (2008). Wat ging er mis? En hoe kijkt Sammy Walker terug op zijn carrière? Na decennia van radio- en internetstilte stemde hij in met een interview.

Zullen we even terug in de tijd reizen? Op 23-jarige leeftijd verscheen uw debuut Songs for Patty (1975). Hoe bent u de muziekindustrie ingerold?
Ik ben geboren en getogen in Georgia en speelde rond mijn twintigste in het clubcircuit. Folkartiesten als Woody Guthrie, Bob Dylan en Pete Seeger waren mijn inspiratiebronnen. Een demotape belandde bij een radiozender in New York, en daar mocht ik live optreden. Het toeval wilde dat Phil Ochs, een van mijn muzikale helden, mij op de radio hoorde. Hij zocht contact en niet veel later had hij me een platencontract bij Folkways Records bezorgd en produceerde hij mijn eerste album.

Hoe kijkt u terug op uw eerste stappen in de muziek, die samenvielen met het laatste levensjaar van Phil Ochs?
Ik heb veel aan Phil te danken. Zonder hem was mijn carrière misschien wel niet van de grond gekomen. Bij onze eerste ontmoeting was hij hoffelijk en vriendelijk. Later, tijdens de opnamesessies, bracht hij veel vrienden en drank mee, en leerde ik zijn andere kant kennen. Maar de verhalen over zijn geestelijke problemen en waanzin heb ik nooit zo geloofd. Veel daarvan was volgens mij aan de alcohol te wijten.

Hoe reageerde u op zijn zelfmoord in 1976? Ik weet dat Phils vriend Tom Paxton met veel verdriet en onbegrip reageerde in zijn nummer ‘Phil.
Zoals ik zei, ik ben Phil altijd dankbaar geweest. Bij mijn derde album Blue Ridge Mountain Skyline (1977) schreef ik het nummer ‘Legends‘ voor hem. Op dat nummer ben ik altijd trots geweest.

Na uw debuut kreeg u de kans om twee albums op te nemen voor Warner Brothers: Sammy Walker (1976) en Blue Ridge Mountain Skyline (1977). Hoe was het om meteen voor zo’n beroemd label te werken?
Die platen zijn allebei geproduceerd door Nick Venet. Hij zocht de muzikanten uit, en wist enkele van de beste van die tijd te strikken, zeker voor de westkust van de VS. Jim Gordon speelde drums, Waddy Wachtel guitar. Peter Jameson en Lyle Ritz deden mee. En James Burton speelde dobro op ‘Catcher in the Rye‘. Dat was het favoriete nummer van Phil Ochs.

Het is gebaseerd op het boek van Salinger, toch? Haalde u altijd al veel inspiratie uit literatuur?
Ik las Catcher in the Rye op mijn veertiende en nog eens op mijn eenentwintigste toen ik dat nummer schreef. Maar ik ben eigenlijk nooit zo’n grote lezer geweest. Ik was niet zoals Dylan, die zich in poëzie verdiepte en zo ideeën opdeed. Ik weet vaak niet waar mijn teksten vandaan komen. Bij een nummer als ‘Brown Eyed Georgia Darlin’ kan ik me zelfs niet herinneren hoe ik het schreef. Het is bijna alsof iemand anders mijn pen vasthield en de woorden op papier zette. Maar ik heb het altijd een goed nummer gevonden – wie het ook geschreven heeft!

En had u qua gitaarspel belangrijke voorbeelden? Er is veel ingenieuze fingerpicking op uw platen te horen, vaak in open stemmingen.
Ja, nummers als ‘Brown Eyed Georgia Darlin’, ‘Catcher in the Rye’ en veel liedjes op mijn eerste album voor Folkways speel ik in open stemmingen met een capo. Maar dat heb ik min of meer op eigen houtje uitgevonden. Begin jaren zeventig waren er nog maar weinig gitaristen die open stemmingen gebruikten, behalve misschien wat bluesmuzikanten. Een nummer als ‘Days I Left Behind’, in open E-stemming, heb ik al in 1971 geschreven.

Leidde de sterrencast die u bijstond op Sammy Walker en Blue Ridge Mountain Skyline tot uw grote doorbraak?
Om eerlijk te zijn: dat is er nooit echt van gekomen. De recensies waren positief en Sammy Walker werd het beste debuutalbum van 1976 genoemd. Maar ik werd ook veel vergeleken met andere folkartiesten, zoals John Prine en Bob Dylan. Prine kende ik op dat moment niet eens, maar Bob Dylan is een belangrijke inspiratiebron geweest. Toch is de vergelijking niet goed voor mijn carrière geweest. Als je eenmaal weggezet bent als Dylan-imitator, zijn er veel mensen die je muziek geen eerlijke kans meer geven. Bovendien werd ik nauwelijks gepromoot en werden er maar weinig goede optredens voor me geregeld. Dat was erg teleurstellend: ik had veel meer van die albums verwacht. Maar na Blue Ridge Mountain Skyline werd mijn contract met Warner Brothers ontbonden, en een paar jaar na mijn debuut bleek dat ik met mijn muziek niet genoeg geld kon verdienen.

En toen was het met je muziekcarrière gedaan?
Ik nam nog wel een album met liedjes van Woody Guthrie op voor Folkways Records, maar daarna was het heel lastig om weer een platencontract te krijgen. En ik kwam niet uit een rijke familie, zoals sommigen van mijn collega-muzikanten, dus kon ook nergens op terugvallen. Jarenlang heb ik in een winkel gewerkt om brood op de plank te krijgen. Muziek deed ik alleen nog als hobby. Eind jaren tachtig heb ik wel via een vriend nog in Italië opgetreden, en daar is het live-album Sammy Walker in Concert (1990) opgenomen. Dat verkocht wel aardig in Europa, en een paar jaar later mocht ik voor Brambus Records in Zwitserland het album Old Time Southern Dream (1994) opnemen.

Waarna we bij je recente album uitkomen, Misfit Scarecrow (2008), dat goed werd ontvangen. Heb je de laatste jaren ook weer meer opgetreden?
Alleen hier in de buurt in North Carolina. Maar ik ben blij dat ik dat album heb mogen opnemen. De oprichter van het platenlabel, Dolph Ramseur, is een goede vriend van mij en geeft nu albums uit van artiesten als de Avett Brothers. Zo ben ik ook bij zijn platenlabel terechtkomen.

En de laatste paar jaar zijn ook je oudere albums, die lang niet verkrijgbaar waren, weer te koop, via online muziekdiensten. Hoe kijk je tegen deze nieuwe ontwikkelingen aan?
Voor mij is het waarschijnlijk een zegen, omdat mijn muziek weer beschikbaar is voor mensen die er in geïnteresseerd zijn. Ze hebben de fysieke albums misschien niet, maar dat maakt niet zoveel uit. Helaas verdien ik er niets aan. Misschien de platenmaatschappij wel. Maar dat doet er uiteindelijk ook niet toe. Het gaat er mij om dat mensen mijn muziek weer kunnen horen, want ik denk dat sommige mijn nummers meer luisteraars verdienen.

En hoe zie je in bredere zin de muziekwereld anno 2013? Denk je dat er een toekomst is voor de sociaal bewogen folkmuziek die jij maakt, en mensen als Woody Guthrie en Phil Ochs voor jou?
Ik denk niet dat dat soort liedjes ooit weer zo populair worden als in de jaren zestig. Tegenwoordig is muziek als rap en hiphop het populairst in Amerika. Maar daar kan ik weinig mee. Ik hou van muziek met enig gevoel voor melodie. En soms lijkt het alsof veel mensen het verleerd zijn om echt naar de woorden van liedjes te luisteren. Ik weet niet hoeveel mensen nog stil kunnen zitten om naar de tekst luisteren en na te denken over de woorden. Gelukkig blijven er altijd uitzonderingen, die door dit soort muziek beïnvloed worden en blijven luisteren naar muziek die grotendeels om de woorden draait. 

Kunst / Expo binnenland

Een vage notie van gemeenschappelijkheid

recensie: Irwan Ahmet & Tita Salina, Maja Bekan, Zhana Ivanova, Jatawangi Art Factory, Maryanto, Papermoon Puppet Theater, Read-in, Dušan Rodic, Vincent Vulsma en Wok the Rock - Made in Commons

Volgens de zaaltekst is Made in Commons ‘een alternatief op het paradigma van het marktdenken’. Een nogal complexe doelstelling, die iets te hoog gegrepen lijkt. Het voornaamste wapenfeit van de tentoonstelling blijkt uiteindelijk het laten zien van de problematiek die komt kijken bij het delen van zaken.

Made in Commons komt voort uit een samenwerking tussen het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam (SMBA) en KUNCI Cultural Studies Centre, gevestigd te Yogyakarta en de deelnemers zijn dan ook een mix van in Indonesië en in Nederland gevestigde kunstenaars. De werken zijn voor het overgrote deel speciaal voor deze gelegenheid gemaakt, allemaal rond het onderwerp ‘commons’. Ooit was ’the commons’ een stuk land waar iedereen zijn vee mocht laten grazen. Made in Commons doet een poging te laten zien wat de term tegenwoordig betekent, nu bijna iedereen zijn melk en biefstuk uit de supermarkt haalt.

Een gedeeld verleden


In een Indonesisch-Nederlandse samenwerking is het logisch dat de gemeenschappelijke geschiedenis ter sprake komt. In het werk van Irwan Ahmett & Titia Salina worden illegale immigranten uit Indonesië in verband gebracht met het koloniale verleden. Terwijl op de achtergrond ‘luister’ wordt geroepen door een groep Indonesische immigranten, is te zien hoe voor een traditionele Indonesische geneeswijze nog steeds een gulden wordt gebruikt. De kunstenaars lijken te suggereren dat de Nederlandse onderdrukking nooit is opgehouden, iets dat de twee landen nog steeds met elkaar delen. Dit werk laat meteen het probleem van de tentoonstelling zien. Het is een mooie illustratie van het begrip ‘delen’ en dat delen ook problematisch of zelfs pijnlijk kan zijn. Het heeft echter niets te maken met de ambities van de curatoren om een nieuwe betekenis te geven aan ’the commons’ laat staan ‘een alternatief op het paradigma van marktdenken’.

Foto: Gert Jan van Rooij

Foto: Gert Jan van Rooij

Langs elkaar heen praten


Helaas geldt dit ook voor de video van Zhana Ivanova, hier wordt eveneens de problematische kant van delen getoond, zonder oplossingen of alternatieven. Het fascinerende werk laat zien wat er gebeurt als je een doel deelt, maar niet de middelen. By mutual agreement is een verslag van een gesprek over een spelletje tussen een man en een vrouw. Ze praten echter ieder over een ander spel. Tijdens het gesprek is er één regel waar beide gesprekspartners zich aan moeten houden: ze mogen het niet oneens zijn met elkaar. Het is interessant om te zien hoe de twee zich in allerlei bochten moeten wringen om het gesprek gaande te houden. In de versie die in het SMBA te zien is gaat het gesprek over roulette en trefbal, wat meteen problemen oplevert.

Vrouw (trefbal): ‘So, it`s outside, it has to be outside’

Man (roulette): ‘Yes, outside of your home’.

Foto: Gert Jan van Rooij

Foto: Gert Jan van Rooij

Raadselachtige kwinkslag


Een ander werk dat opvalt is 7 Nights van Vincent Vulsma – voornamelijk omdat het op geen enkele manier verband lijkt te houden met de tentoonstelling. Het werk bestaat uit zeven platen schuimrubber met inkepingen. De intervallen tussen deze inkepingen geven het slaap- en waakritme van een van de medewerkers van het SMBA weer. Een vrije interpretatie van een onderwerp kan zeer verfrissend zijn. Toch is dit minimalistische verslag van een zeer persoonlijke, individuele bezigheid binnen de context van deze tentoonstelling op zijn minst raadselachtig. Deze kwinkslag komt in de zeer kleine tentoonstelling van slechts tien werken niet tot zijn recht.

Het is een mooi gegeven om kunstenaars werk te laten maken voor een specifieke tentoonstelling. ‘Commons’ is door het verstrijken van de tijd zijn originele betekenis verloren, hiermee is de term volledig open voor interpretatie. Dit maakt de term en daarmee de tentoonstelling vaag. Veel werken hinten naar een notie van delen of gemeenschappelijkheid maar bieden nergens de maatschappelijke alternatieven waar de curatoren naar verwijzen. Wellicht hadden minder democratie en een strengere curatoriële vuist de tentoonstelling goed gedaan.

Boeken / Fictie

Op de vuist voor het meisje

recensie: Abdelkader Benali - Bad boy

Het is een verleidelijk verhaal om te vertellen: een kansarme jongen die opklimt tot wereldvermaarde vechtmachine om vervolgens neer te storten in de afgrond van niet te reguleren emoties. Losse handjes dus. Abdelkader Benali stapt nieuwsgierig de boksring in.

In interviews geeft Benali aan dat hij al aan dit boek werkte voordat ‘de affaire’ in het nieuws kwam. Het moest een verhaal worden over identiteit, over wie je bent als je tussen twee culturen leeft. En toen was daar opeens kickbokser Badr Hari. De kampioen zwaargewicht – met inmiddels wat smetten op het blazoen – die verdacht wordt van ernstige mishandeling van een zakenman in de Amsterdam Arena. Hari blijkt het perfecte karakter voor Bad Boy, een macho bokser met inmiddels zoveel dubieuze publiciteit aan zich gekleefd dat het, ongeacht de kwaliteit van deze roman, een uitstekende kruiwagen zal zijn voor de verkoop ervan.

Knock-out
Amir Salim, zoals de schrijver zijn hoofdpersoon doopt, verandert in no time van een moeizaam lerende puber waar niet veel van verwacht wordt in een getalenteerde topsporter. De Marokkaanse wortels raken snel uit het zicht als zijn luxe levensstandaard in sneltreinvaart toeneemt. Na de zoveelste gewonnen wedstrijd bezoekt hij met zijn vriendin Chanel een feest waar zij wordt lastiggevallen door een opdringerige gast die duidelijk onder invloed is van middelen en zich daardoor veel denkt te kunnen permitteren. Amir doet zijn ding, hij haalt uit en slaat de man knock-out.

Alles zou na vanavond anders zijn. Nooit meer zou er zomaar over hem gesproken worden alsof hij niks was. Zijn geweld was een uiting van liefde aan degenen die opmerkzaam genoeg waren om haar te voelen.

Pratend schaap
Natuurlijk is het Abdelkader Benali niet te doen om een geweldsdelict goed te praten, hij is er slechts om de zaken literair te duiden. Maar toch, in een Volkskrant-vraaggesprek: ‘Jullie snappen niet waar deze jongen vandaan komt. En als je dat niet begrijpt, is het makkelijk om de hink-stap-sprong te maken naar veroordeling’. Om vervolgens in eenzelfde beweging de wat potsierlijke racismekaart op tafel te werpen.

Ondertussen ligt er een aardige roman waarin Amir Salim na het heftige gebeuren even uit beeld moet verdwijnen en door zijn betrokken manager Fernandez naar Marokko wordt gestuurd. Daar kan hij in de luwte blijven en tegelijkertijd de met een reisgezelschap in de woestijn gestrande dochter van Fernandez opsporen.

Dat brengt Benali op zijn vertrouwde pad: de vernederlandste Marokkaan die in zijn vaderland verzeild raakt en zich daar probeert te handhaven in een mengeling van verbazing en vertrouwdheid – en plots is daar ook de gedachte aan Özcan Akyol, schrijver van Turkse afkomst die de door hem zo verfoeide migrantenliteratuur omschreef: ‘het is altijd hetzelfde, het gaat over een berg, een olijfboom en een pratend schaap…’

Krakkemikkig
Benali weet zich met Bad Boy te redden door zijn ervaring. Hij kan een niet alledaagse geschiedenis vertellen, in een taal die dromerig voortkabbelt om soms onderbroken te worden door een glasheldere dialoog. Enigszins krakkemikkige zinnen hier en daar zijn hem vergeven: ‘Aan de andere kant van de lijn brak een kakellach los’. Of: ‘De duisternis viel hier als een klap op tafel in’.

In de rol van sympathieke reisgids brengt Salim het verdwaalde reisgezelschap weer veilig naar de bewoonde wereld en schept daarbij voor zichzelf een eenvoudig open einde. Dat had niet anders gekund, want de afloop van deze affaire is ongewis, dus zelfs literair moeilijk in woorden te vatten. Er rest de schrijver niets anders dan in het hoofd van de bokser te blijven zitten, de Icarus uit Amsterdam-Oost die heeft geleerd zijn handen als wapens te gebruiken. Hij komt simpelweg op voor zijn meisje – want daar moeten ze vanaf blijven – en wendt zijn oerkracht aan om zijn verworven status te waarborgen.

Moet ik gestraft worden omdat ik het wurgende gevecht om mijn instinct in bedwang te houden heb verloren?

Film / Films

Ze zijn jong en willen maar een ding: elkaars moeder

recensie: Two Mothers

.

~

Het ongebruikelijke verhaal was voor Fontaine de reden om de novelle van Two Grandmothers van Doris Lessing te verfilmen. Fontaine moet de uitdrukking ‘het oog wil ook wat’ hoog in het vaandel gehad hebben staan. Dat slaat niet enkel op de extreem blauwe lucht en het parelwitte strand aan de Australische kust. Het zijn vooral de vier hoofdpersonages die een genot zijn om naar te kijken. De twee zoons (Xavier Samuel en James Frecheville) ogen als Abercrombie & Fitch modellen, daarnaast mogen Naomi Watts en Robin Wright als de twee moeders er ook zeker zijn. Fontaine weet de spanning tussen het viertal goed op te bouwen. Er hangt aan het begin meteen een bepaalde sensualiteit in de lucht die het signaal geeft dat het slechts een kwestie van tijd is voordat de handen niet meer thuis gelaten kunnen worden.

Origineel of ongeloofwaardig?


Originaliteit kan in dit geval ook vertaald worden naar ongeloofwaardig. Ze lijken met zijn vieren een geïsoleerd leven te leiden waarin werk slechts bijzaak is. Lil (Watts) is weduwe en Roz (Wright) en haar partner gaan aan het begin van de film uit elkaar. De man in kwestie zien we daarna zelden. Surfen, zonnen, wijn drinken en seks zijn steekwoorden die een goed beeld schetsen van hun dagelijks leven. In het leven van de jongens, die rond de twinig zijn, is ook niet veel plaats voor vrienden. Op die leeftijd wil je natuurlijk niets liever dan enkel met je moeder en de moeder van je vriend optrekken. Verder zijn er gedurende de film weinig vuiltjes aan de lucht te bespeuren, hoewel je zou verwachten dat de narratieve ontwikkeling de nodige complicaties met zich meebrengt. Op het moment dat Lil achter de affaire komt van haar zoon en Roz, is haar reactie: hetzelfde doen met de zoon van Roz. Moedergevoelens blijven daarbij buitenspel.

~

Fontaine heeft zich met name gefocust op de hartstochtelijke momenten tussen de geliefden, waardoor de personages wat vlak blijven. Ondanks dat, overtuigt de liefde tussen vooral Roz en Ian (Samuel) wel. Door het sterke acteerwerk van Wright en Watts en de chemie die zij als vriendinnen hebben, weten zij hun personages net dat beetje extra te geven. Het onconventionele verhaal zorgt ervoor dat de nieuwsgierigheid gedurende de film aangewakkerd blijft. Het moment dat beide dames denken dat de romances niet oneindig door kunnen blijven sudderen, brengt een plotwending met zich mee die het verhaal een zekere boost geeft. 

Boeken / Fictie

Be the monster

recensie: Walter van den Berg - Van dode mannen win je niet

Het is zijn schuld niet. Het is de schuld van het zoontje dat gaat zitten janken, van diens moeder die haar liefhebbende blik afwisselt met een van angst. Of toch de schuld van de drank. Maar niet zijn schuld, dat niet.

De verteller van Van dode mannen win je niet richt zijn verhaal tot het zoontje, Wesley, van een van de vrouwen die hij heeft versleten, Dimphy. Het is geen verhaal dat om vergeving vraagt, of uitleg biedt, hoewel hij wel aangeeft wat de vrouwen allemaal fout hebben gedaan. Toch is vooral Wesley bij hem blijven hangen, staart hij nog steeds naar Wesley’s vroegere schoolplein en koopt hij elk computerspel dat Wesley jaren later maakt. Deze lijken allemaal gebaseerd te zijn op hem, met titels als ‘Be the monster’. Van den Berg, zo stelt de achterflap, heeft zelf in zijn jeugd te kampen gehad met een gewelddadige stiefvader, dus deze roman is zijn ‘Be the monster’.

Ik heb je gelukkig gezien
Dimphy heeft hem te snel aan Wesley voorgesteld. ‘Dat is niet hoe het hoort.’ Hij bleef langer bij Dimphy en Wesley voor hem – of door hem, beter gezegd. ‘…godverdomme, Wes, alles wat er later is gebeurd, als jij niet had zitten janken…  Ik bleef voor jou.’ En toch heeft hij geprobeerd goed te doen, dat laat Walter van den Berg’s roman ook zien. Hij koopt een caravan en ze gaan naar de camping zodat Wesley de deur uit komt. Ze gaan varen. Hij koopt cadeaus. Er zijn momenten van geluk en hoop. ‘Je was gelukkig, Wes. Een mens onthoudt nooit alles, maar dat heb ik voor jou onthouden; ik heb je gelukkig gezien.’

De manier waarop de roman is geschreven – gericht aan Wesley – is soms vervelend. Je deed dit, je deed dat, ik zei dit en jij zei dat. Toch werkt het wel, want die manier van schrijven voelt aan als de manier waarop de dronkenlap in het café praat, wat geheel van toepassing is op de verteller. Simpel taalgebruik, veel herhaling, veel zogenaamde wijsheden en bevelen. ‘Ze koos voor mij. Dat weet je, toch?’, vraagt hij Wesley. Dat is haar fout geweest, dat is eigenlijk wat hij Dimphy het meest kwalijk neemt. ‘En ik vroeg het haar toen: wat ben je voor moeder als je mij in je gezin toelaat? Wat ben je voor moeder?’

Een ongemakkelijke leeservaring
Het geweld zelf wordt ingeleid, maar hij neemt je nooit helemaal mee. Je ziet het aankomen, en dan gaat als het ware de deur dicht. Wesley was er zelf dan ook nooit bij als het zwart werd voor de ogen van de man zijn moeder sloeg. Deze manier van spanning opbouwen en er dan overheen stappen maakt van het lezen van de roman een ongemakkelijke ervaring. Je weet wat er telkens weer gaat gebeuren, en het voelt bijna gemeen naar de vrouwen toe om door te lezen, omdat ze door jouw verder lezen weer dat geweld moeten beleven. Die ongemakkelijke leeservaring heeft Walter van den Berg knap gecreëerd.

De verteller maakt geen persoonlijke groei door. De man komt niet tot inkeer, het enige wat verandert is dat hij telkens een nieuwe vrouw zoekt. Er is geen zelfreflectie, geen zielzoekerij. Maar toch zijn er genoeg momenten waaruit blijkt dat hij het anders had willen zien, dat hij er vooral voor Wesley had willen zijn. ‘Ik probeerde het nog, weet je? Ik probeerde nog sorry te zeggen (…). Ik begreep je niet, Wes. Ik deed m’n best voor je, maar ik begreep je niet.’ Wij begrijpen hem niet, en de vrouwen die bij hem blijven ook niet. Toch blijven we zelf ook, door verder te lezen. Misschien toch uit dezelfde hoop dat het beter wordt, of op z’n minst om te zien waar dit verhaal eindigt. Wat we in elk geval begrijpen is dat Walter van den Berg een knap staaltje schrijverschap heeft afgeleverd.

Muziek / Concert

Stand-in ‘St. Nicholas’ William Fitzsimmons pakt Bitterzoet in

recensie: William Fitzsimmons

.

Dat je genoeg kan hebben aan een baggy overall, een goede baard en een akoestische gitaar bewijst de eigenzinnige William Fitzsimmons. De link met Sinterklaas is door de immense baard vlot gelegd (dat merkt hij zelf ook op). Alleen heeft deze Sint geen zak met cadeautjes meegenomen, maar een uitgebreide set met prachtige nummers.Het einde van de show nadert en Fitzsimmons gooit er nog de nieuwe liedjes ‘Lions’ en ‘Sister’ in. Het zijn beide prachtige nummers, maar de laatste track op de setlist is de echte afsluiter: het passende ‘So This is Goodbye’, een – voor Fitzsimmons’ begrippen – wat meer uptempo nummer. Ook dit lied weet hij vol gevoel tot achter in Bitterzoet over te brengen. Hoewel het eigenlijk het laatste nummer van de set is en het publiek een kreet slaakt van teleurstelling, schudt Fitzsimmons de mensen even wakker: “Come on, you all know how this goes. I am leaving for one minute, but then I will be back for a couple of more songs, that’s how it goes!”.

Voor de toegift staan er wat oudere songs op de lijst, “a sort of Greatest Hits, haha”, geeft hij toe. Hij start met ‘Beautiful Girl’ op het podium, maar besluit de laatste twee nummers ‘After All’ en ‘Passion Pit’ midden in het publiek te doen, zonder enige versterking. De dromerige, zachte stem van Fitzsimmons is zo misschien wel op zijn mooist. Achter die grote mond en vooral grote baard blijkt toch een gevoelig ventje te zitten, wanneer hij tot slot zonder enige grappen of grollen het publiek van harte bedankt: “I am so glad that you’re all here on, for you, a celebration day. Drive home safe and happy St. Nicholas”. Voor een show als deze willen we Sinterklaas zeker even aan ons voorbij laten gaan. Pepernoten eten doen we later wel.

Muziek / Concert

The seventies revisited

recensie: Jonathan Wilson

.

Een paar jaar geleden was hij in Utrecht het voorprogramma van Wilco, nu is hij zelf de hoofdact. In een uitverkocht Tivoli de Helling neemt Jonathan Wilson ons mee terug in de tijd, zo lijkt het. De jaren zeventig revisited. Compleet met wierook, kralenkettingen, kapsels en brillen uit die tijd.

Omar Velasco, gitarist uit de band van Wilson, neemt nu het voorprogramma voor zijn rekening. Meteen wordt de toon voor die avond gezet. Goede zangstem en mooi gitaarspel. Helder klinken zijn melodieuze songs door de zaal, het publiek is muisstil. Over dit laatste is ook Velasco zelf verbaasd. Zijn optreden krijgt een warm applaus. We worden dan een half uur verder opgewarmd door opnames van psychedelische muziek die een kruising lijkt tussen het werk van Grateful Dead, The Electric Flag en Pink Floyd. Een zoekactie met Shazam levert echter niets op.

Ingetogen belichting
Wanneer alle wierookstokjes branden, komt Wilson met zijn band op het podium. Ze beginnen meteen met ‘Lovestrong’ van het nieuwste album Fanfare gevolgd door ‘Illuminations’. Praten is niet zijn sterkste kant, hetgeen ruimschoots wordt goedgemaakt door prima muziek. Pas bij het vierde nummer wordt de eerste aankondiging gedaan, ‘Dear Friend’, en maakt hij melding van zijn laatste album. Een ingetogen belichting maakt de show compleet, met kleuren die passen bij de muziek. Nooit krijgt het licht de overhand, het is de muziek waar het om gaat.

Naast muziek van Fanfare speelt Wilson ook diverse nummers van zijn eerste album, Gentile Spirit. Mooie songs, waarin veel ruimte genomen wordt om te improviseren. Breed uitgesponnen, maar geen moment is het saai of duurt het te lang. Live klinkt het nog beter dan op cd; nog dynamischer en helemaal af. Veel invloeden zijn te horen. Soms lijken Crosby, Stills, Nash en Young mee te zingen, dan weer hoor je de gitaar van David Gilmour en het orgel van Richard Wright. Maar nooit wordt het een kopie  Wilson maakt zijn eigen muziek.

West coast
Eén cover wordt vanavond gespeeld: ‘Angel’ van Fleetwood Mac, een nummer uit 1974. Ook nu is er weer veel ruimte voor improvisatie, dit keer voor Jason Borger op Hammondorgel, ondersteund door percussie van de andere bandleden. Volgens Wilson is de mooiste muziek gemaakt in de west coast in de periode 1967-1975. Op Fanfare doen veel iconen uit die tijd mee, zoals David Crosby, Graham Nash en Jackson Brown. Ook is hij bezig de eens zo vermaarde muziek scene in Laurel Canyon nieuw leven in te blazen. Waar dit alles toe leidt, hebben we vanavond kunnen horen.

Boeken / Non-fictie

Wat is er gebeurd en waardoor?

recensie: Frank Westerman - Stikvallei

Kameroen, 1986. Uit een groot meer rijst zo’n massa gif op dat niets rondom in leven blijft. Vele honderden dode mensen en dieren, maar zonder dat er sprake is van schade die zichtbaar is toegebracht. In Stikvallei zet Frank Westerman op een lange rij wat er sindsdien allemaal te berde is gebracht over mogelijke oorzaken en wat de feitelijke gevolgen waren.

Grote vraag voor de wetenschap was of er een vulkanische uitbarsting had plaatsgevonden of een ontploffing door kooldioxide die zich onder water verzameld had. De twee kampen, wetenschappers uit IJsland en VS versus uit Frankrijk, bleven onverzoenlijk tegenover elkaar staan. Van heel andere, ronduit mythische ordes is dat het water door evangelisten vergiftigd zou zijn, dat er sprake was van een aanslag of een biologische dan wel chemische wapentest, dat een naburige stam afgodsbeelden aanbeden had. Ook zou niet uit te sluiten zijn dat de Kameroense president, die liefst de hele ramp verdoezeld had, de Engelstaligen in zijn land had willen uitroeien. Weer anderen namen voor zeker aan dat de god Mawes door het stukslaan van een pythonei op de bodem van het meer een dodelijke stank verspreidde omdat er niet meer aan hem geofferd werd.

Natuur of mens?            
Mythisch van aard zijn ook de verbanden te noemen die gelegd werden met mogelijk soortgelijke rampen die eerder hadden plaatsgevonden, zoals de ontploffing in 1984 in een naburig meer en de uitbarsting van de Indonesische vulkaan Tambora in 1815. In 1979 waren op het Javaanse Dieng-plateau ook gave doden aangetroffen. Is de natuur in deze gevallen haar eigen gang gegaan of zit de mens erachter?

Omdat de toedracht van de gebeurtenissen in de vallei niet kon worden opgehelderd, tot op de dag van vandaag niet, worden er slagen naar geslagen van wel zeer uiteenlopende aard. Overlevenden van diverse komaf en religie, rivaliserende wetenschappers, journalisten, politici en missionarissen doen vanuit een variëteit van achtergronden en oogmerken hun duit in het zakje. De wirwar van feiten en veronderstellingen wordt in Stikvallei ongeveer letterlijk op de voet gevolgd. Westerman heeft er in de loop van de jaren heel wat voor afgereisd en tientallen mensen het naadje van de kous gevraagd.

Leentjebuur     
We zijn van Westerman al allesbehalve gortdroge non-fictie gewend, maar niet eerder speelde hij zo graag leentjebuur bij de literatuur. Her en der schieten stijlbloempjes op, waaronder jongensboekachtige cliffhangertjes en sfeertekeningen als ‘Jaap schonk koffie uit een thermoskan, ik kreeg er een krakeling bij.’ Het leest prettig dat hij zo’n beetje overal in persoon bij lijkt geweest te zijn. De fragmentarische opbouw zorgt voor een goed tempo en per hoofdstukje wordt lenig van locatie en periode gesprongen. Ook verleden en tegenwoordige tijd wisselt hij af naar willekeur. De vele dialogen doen je half in een roman wanen. Vooral in het begin zuigt de stijl je de raadselachtige gebeurtenissen binnen.

Vervolgens vallen minder sterke punten in het oog. Westerman heeft al te volledig willen zijn in het aandragen van gevonden, soms ook wat dun materiaal. Zijpaadjes brengen hem om de haverklap van het hoofdpad af. Dat maakt het boek wat aan de volle kant, ook al omdat niet ieder hoofdstukje even sterk bijdraagt aan zijn oogmerk om duidelijk te maken hoe werkelijkheid en mythen zich tot elkaar verhouden. Die intentie laat zich enigszins mistig afleiden uit de titels van de drie grote hoofdstukken: Mythedoders, Mythebrengers, Mythemakers. Hij maakt er, vertellend en ook theoretiserend, veel werk van. De lezer kan zich intussen afvragen of Westerman niet wat al te moeilijk doet. Is het niet sinds onze taligheid nogal algemeen menselijk om sterke verhalen op te dissen waar feiten zich niet laten doorgronden? Vraagtekens blijken nu eenmaal vervelend om mee te leven. Alle mythologieën en godsdiensten laten daarover aan duidelijkheid niets te wensen over.

Wat de spanning ook enigszins vermindert, is dat Westerman niet heeft kunnen verheimelijken dat er geen ontknoping als kers op de slagroom voorhanden is. Zoiets kan in een roman een voortdrijvende kracht zijn. Die kracht mist de lezer gaandeweg in Stikvallei steeds meer.

Muziek / Achtergrond
special: Grasnapolsky Festival

Namen voor het nieuwe Grasnapolsky Festival

.

Festivals blijven tegen elkaar opboksen. Hoewel er in Nederland al tientallen muziekfestivals zijn, blijven er jaarlijks nieuwe festivals bij komen. Zo hadden we dit jaar de eerste editie van Where The Wild Things Are in Center Parcs Eemhof, en het veelbelovende en uitverkochte Best Kept Secret Festival in vakantiepark de Beekse Bergen. Voor het komende jaar staan onder andere twee nieuwe aanwinsten op het programma: Down The Rabbit Hole, wederom in een vakantiepark in Nijmegen, en het Grasnapolsky Festival op de Veluwe, dat terug is van weggeweest. Hoe kan een festival als Grasnapolsky slagen in dit toch al drukke festivalprogramma?

Het Grasnapolsky Festival is een intiem winterfestival dat op 15 en 16 februari 2014 plaats zal vinden. In 2010 is er in Bunnik in het StayOkay-hostel reeds een kleinere editie van Grasnapolsky geweest. De 2014-versie zal echter op een wat grotere schaal worden aangepakt, want deze keer zal het op een wel heel bijzondere locatie worden georganiseerd, namelijk: het monumentale gebouw van Radio Kootwijk op de Veluwe. Vooral de locatie wekt nieuwsgierigheid op, daar je normaal gesproken alleen op afspraak of tijdens excursies het gebouw mag betreden. Hoewel er nog maar enkele namen bevestigd zijn voor het festival, waaronder Moss, Kim Janssen, Afterpartees, Nuno dos Santos, Weval en Most Unpleasant Men, gonst het Grasnapolsky Festival langzaam maar zeker over het wereldwijde web, met name op de sociale media. Op Twitter en Facebook brachten ze eerder al de namen naar buiten in morse code een knipoog naar de bijzondere locatie en een originele manier om mensen even flink te laten puzzelen.
 Radio_Kootwijk.jpg
Juist de sociale media is voor opkomende festivals een van de beste manieren ooit om goed te kunnen promoten. Met behulp van onder andere Facebook en Twitter wordt het nieuws over nieuwe festivals op een gemakkelijke en vooral snelle manier verspreid. Mede hierdoor was het toen nog opkomende Best Kept Secret Festival binnen aanzienlijke tijd uitverkocht… en dat terwijl het de allereerste editie was! Ook dit jaar is het rond de voorverkoop van Best Kept Secret op 7 december weer ‘lekker’ druk op media als Twitter en Facebook. Mensen willen zo snel mogelijk een kaartje regelen voor dat festival waar iedereen het vorige zomer over had, ook al zijn er nog amper namen bekend. Down The Rabbit Hole doet het anders. Dit kleine zusje van Lowlands start de voorverkoop zonder line-up; pas op 9 december komen de eerste (en wat voor!) namen op de poster te staan. Ook na dit bericht is het haast onmogelijk om over de timeline van Twitter te scrollen zonder iets te lezen over het nieuwe festival.

Fear Of Missing Out

De nieuwe festivals werken als een soort verslaving. Steeds meer mensen hebben last van ‘Fear Of Missing Out’, afgekort ook wel FOMO genoemd. Het is de angst die je kunt hebben om leuke dingen te missen. Juist met de komst van sociale media kun je er niet omheen wat je (online) vrienden allemaal doen. Als zij naar die vette nieuwe festivals gaan, vind jij het vast ook leuk, dus koop je een ticket. Veel festivals zijn de laatste paar jaar binnen de kortste keren uitverkocht. Kijk maar eens naar Lowlands: waar je in 2008 nog een maand voor het evenement een kaartje kon scoren, mag je nu al blij zijn als je er een te pakken krijgt op de dag van de voorverkoop.

Welnu, Grasnapolsky. Wat dit nieuwe festival anders maakt dan bijvoorbeeld Down The Rabbit Hole of Best Kept Secret, is dat het in hartje winter wordt georganiseerd. Een erg slimme zet, aangezien het merendeel van de festivals in de lente of zomer plaatsvindt. In de winter zijn er amper tot geen meerdaagse festivals, dus dat is voor de organisatoren van Grasnapolsky een enorme impuls. Daarnaast kan de bijzondere locatie een interessante publiekstrekker zijn. Radio Kootwijk heeft altijd iets mysterieus gehad; om daar twee dagen naar binnen te kunnen in combinatie met fijne muziek zal een mooie ervaring zijn. Ook heeft de organisatie van dit festival het via de sociale media op slimme wijze aangepakt. Ze hebben een indrukwekkende site weten op te bouwen en heel veel gepromoot via Facebook en Twitter. Al deze elementen, in combinatie met de drang van jongeren om overal bij te moeten of te willen zijn, zullen we hoogstwaarschijnlijk terugzien in de kaartverkoop van het festival. Wij zijn in ieder geval erg benieuwd naar dit nieuwe winterfestival!

Grasnapolsky zal 15 en 16 februari plaatsvinden in het monumentale pand van Radio Kootwijk op de Veluwe. Line-up tot nu toe: Moss, Kim Janssen, Town of Saints, Weval, Klarälven, Douglas Firs (BE), Nuno Dos Santos, Most Unpleasant Men, The Future’s Dust en Afterpartees.
Kaartverkoop via de officiële website.

Boeken / Fictie

Een kat in het nauw

recensie: George Saunders (vert. Harm Damsma en Niek Miedema) - Tien december

.

De personages in Tien december hebben altijd goede bedoelingen, maar worden door externe factoren gedwongen of verleid het slechte te doen. Zo beschrijft Saunders in ‘Ereronde’ een jongetje dat er alles voor over heeft zijn buurmeisje te beschermen, in ‘Al Roosten’ een man die uit frustratie een streek levert aan de plaatselijke makelaar die alles perfect voor elkaar heeft en in ‘Mijn ridderlijk fiasco’ een man die uit een ridderlijk gevoel van rechtvaardigheid in het openbaar verkondigt met wie zijn baas vreemdgaat.

Verontrustend
Saunders praat de acties van zijn personages niet goed, maar wil de lezer wel laten begrijpen dat mensen die het gevoel hebben geen kant op te kunnen soms rare dingen kunnen doen. Saunders toont in tien indringende verhalen wat sociale ongelijkheid en onderdrukking, maar ook wat intense emoties — zoals in het geval van liefde of verlies — met een individu kunnen doen. Het maakt Tien december tot een relevante en urgente verhalenbundel.

Die urgentie komt het duidelijkst naar voren in de langere verhalen ‘Ontsnapping uit de Spinnenkop’ en ‘De Semplicadagboeken’. Beide verhalen lijken zich in de nabije toekomst af te spelen en zijn op z’n zachtst gezegd verontrustend. In ‘Ontsnapping uit de Spinnenkop’ worden gevangenen blootgesteld aan verregaande experimenten met verschillende nieuwe soorten drugs. Wanneer de ik-persoon te horen krijgt dat hij het gedrag van mensen onder invloed van Darkenfloxx — een drug die een ongebreidelde neiging tot zelfdestructie veroorzaakt — moet beschrijven, neemt hij een ingrijpend besluit om te voorkomen dat de proefpersonen het destructieve goedje toegediend krijgen.

Variatie
In ‘De Semplicadagboeken’ beschrijft een vader het schuldgevoel dat hij tegenover zijn kinderen heeft, omdat hij en zijn vrouw niet veel te besteden hebben. Wanneer hij tienduizend dollar wint, besluit hij niet zijn schulden te betalen, maar een nieuwe tuin aan te laten leggen voor zijn jarige dochter zodat ze het gevoel krijgt niet onder te doen voor haar vriendinnetjes. Er worden zelfs een aantal S-jes aangesleept, arme kinderen van over de hele wereld die betaald worden om als statussymbool in tuinen van rijke mensen te prijken.

Het zijn deze verhalen die de meeste indruk maken, maar wat de bundel vooral sterk maakt, is de afwisseling waardoor de lezer scherp gehouden wordt. Sommige verhalen beslaan minder dan tien pagina’s en lezen meer als sfeerschetsen, terwijl in de langere verhalen Saunders’ visie op de samenleving vorm krijgt. Tel daarbij op de fascinerende personages die in uiteenlopende contexten gesitueerd worden en je hebt de gevarieerde, indrukwekkende bundel die Tien december heet.