Film / Films

Ze lijken sprekend!

recensie: Dawn of the Planet of the Apes

Dawn of the Planet of the Apes is een topper in de serie, in het genre en in de effecten, maar het is nog altijd net niet de beste film die deze serie zou kunnen voortbrengen.

Tien jaar na de apenopstand en de uitbraak van een dodelijk virus begint de ‘planet of the apes’ al aardig vorm te krijgen. Zo zijn de steden overwoekerd met bomen en planten en bouwen de apen aan een gemeenschap in de jungle. Het geringe aantal, voor het virus immune, mensen hebben het in deze wereld lastig om te overleven door een groot gebrek aan energie. Een confrontatie tussen de twee groepen lijkt onvermijdelijk, waarbij de keuze tussen oorlog of vrede gemaakt dient te worden.

Vocabulaire


~

Visueel is het weer een prachtwerk geworden. De apen (onder andere chimpansees, gorilla’s en orang-oetans) zien er hyperrealistisch uit en kunnen allerlei subtiele emoties in hun gezichten en prachtige ogen leggen. Aan de basis hiervan ligt wederom uitstekend acteerwerk met motion-capture topartiest Andy Serkis (Gollum in The Lord of the Rings) als Caesar. Ditmaal krijgen de apen echter ook letterlijk meer te zeggen. Na de vier woordjes die Caesar kon spreken in Rise of the Planet of the Apes (2011)  is het vocabulaire inmiddels sterk uitgebreid en beginnen de andere apen ook langzaamaan te praten. Dit voelt in het begin nogal jammer aan – de manier waarop Serkis en anderen de emoties en gedachten van de apen non-verbaal konden overbrengen was immers fantastisch in het eerste deel – maar na verloop van tijd stoort het steeds minder. Wel blijft het vreemd hoe de apen onderling willekeurig schijnen te wisselen tussen gebarentaal en gesproken taal.

Met de mensen is het verhaaltechnisch een stuk treuriger gesteld. Jason Clarke (

~

Daar moet vervolgens wel bij worden gezegd dat er met deze actie en sensatie weinig mis is. De eerste gewelddadige confrontatie tussen apen en mensen is een fantastische actiescène die de toon zet voor alles wat ons als toeschouwer in het verloop van de film te wachten staat. De aanleiding hiertoe ligt in een vrij standaard subplot over een machtslustige vertrouweling dat weinig origineel, maar goed uitgevoerd is. De actie en uitstekende opbouw en tempo staan in contrast met de dialogen, die (zowel bij de apen als de mensen) vooral in het begin erg onnatuurlijk en onnodig uitleggend zijn en tegen het einde aan weinig doel of impact hebben buiten het voortduwen van het plot.

Dawn of the Planet of the Apes is vooral visueel een goed gemaakte film. Een film die de thema’s en sociale commentaren van de oude reeks uit de jaren ’70 op deze manier zou uitwerken, zou een ongeëvenaarde bioscoopervaring zijn. Wat dat betreft is er – nu er twee films zijn gewijd aan het introduceren van deze nieuwe wereld – veel potentie en goede hoop voor het volgende vervolg (gepland voor 2016). Tot die tijd kunnen we genieten van een film die ondanks af en toe wat simplistische elementen een fantastische rit is.

Boeken / Fictie

Het doel heiligt de middelen

recensie: Robin Sloan (vert. Jacques Meerman) - Het geheim van Penumbra's boekwinkel

Een queeste die van een stoffige boekhandel in San Francisco leidt naar het state of the art onderzoekscomplex van Google. Traditionele print ontmoet digitale vooruitstreving. Daaruit voortgekomen is een heerlijk boek.

Clay Jannon, vormgever, marketeer en semiprogrammeur, heeft een baan nodig. Hij wordt aangenomen bij boekwinkel Penumbra – voor de nachtdienst, want deze winkel is 24 uur per dag open. Penumbra is geen gewone boekhandel. Een selecte groep klanten komt regelmatig een versleuteld boek lenen, waarvan de inhoud al even cryptisch en nietszeggend is als de titel. ‘Gewone’ boeken worden nauwelijks verkocht. Is het een sekte, een uit de hand gelopen hobby, een eewenoud geheim genootschap?

De kracht van de digitalisering
Het geheim van Penumbra’s boekwinkel is een 007-waardige speurtocht met vervalsingen en gadgets, maar dan zonder de wereldvernietigende schurken. De superhelden zijn onvertrouwd en eigenaardig, maar zeer sympatiek. En werkelijk briljant, ieder op zijn of haar eigen manier, met een eigen set uiteenlopende vaardigheden en trucjes. Vriendinnetje Kat doet datavisualisatie bij Google, Neel heeft supersonische borstensoftware ontwikkeld, en Mat maakt levensechte miniatuurbouwerken. Clay is eigenlijk nog het normaalst van het stel en moet het vooral hebben van zijn doortastendheid en socialiteit. De personages zijn nerdy en geniaal, maar niet ‘onvolgbaar’. Het boek gaat dan wel over de Grootse Mogelijkheden van de computer, maar technische nitwits hoeven zich geen zorgen te maken het verhaal niet te kunnen volgen.

Penumbra’s boekwinkel is een cultboek in uitvoering, maar dan wel een heel toegankelijk, voor ieder wat wils verhaal. Excentriek en absurdistisch, maar ook fris, positief, enerverend en zo ontzettend geloofbaar. Bijzonder voor een boek dat eigenlijk een mix is tussen een avonturenroman, een feelgoedboek en een fantasyverhaal. Sloan schrijft beeldend en heeft een groot gevoel voor detail. Het boek leest alsof je naast Clay staat achter de kassa, achter hem aankimt de ladder op. De auteur heeft ook een subtiele humor waar je snel overheen leest: ”Hoe dan ook, volgens mij kunnen we over een week of twee klaar zijn. Twee weken vanaf nu.’ Ze knikt energiek. […] werkt hier al vijf eeuwen aan. Nu zetten we het voor een vrijdagochtend op de agenda.’ Ga daarom niet als een dolle de ontknoping tegemoet, hoe verleidelijk dat ook is.

Het maakt niet uit hoe je het leest
Het boek is een kreet om de vooruitgang toe te juichen, om technologie voor je te laten werken. Maar het oude wel te blijven eren. Google heeft bijvoorbeeld een big box waarin een kopie van het hele wereldwijde web wordt gehuisd. Toch is een megagroot deel van de menselijke, traditionele, oude kennis (nog) niet gedigitaliseerd. En wat is de digitale gigant jaloers op die kennis. De kracht van het conventionele en traditionele is nog steeds sterk. Sloan leidt je dan ook in sneltreinvaart langs de geschiedenis van het boek: van het begin van de boekdrukkunst tot digitale ontwikkelingen die nog in de prototypefase zitten. Maar in Het geheim van Penumbra’s boekwinkel speelt veel meer: geloof. En een vleugje magie. En dromen en ideeën. Meer kun je als lezer niet wensen. Hoe deze emoties de lezer bereikt – vanaf papier of een scherm of op een andere manier – maakt dan bepaald niet uit.

Film / Films

Intiem ongemakkelijk

recensie: Fading Gigolo

Het is geen complete ramp, maar een slecht geschreven script en ongemakkelijk acteerwerk limiteert Fading Gigolo in de potentiële impact.

Fioravante (John Turturro; Barton Fink) is een doodgewone man die een baan heeft in een bloemenwinkel. Tenminste, dat is zo tot op het punt dat hij het gigolobestaan inrolt omdat zijn oude vriend Murray (Woody Allen) hem aanbeveelt bij zijn dermatologe. Dit bevalt hen vrij goed totdat Fioravante een Joodse weduwe ontmoet en Murray onder scherp toezicht staat door de lokale Joodse wijksurveillance.

Woody Allen

~

De grootste attractie van deze film is de casting van filmlegende Woody Allen, die bijna nooit in films van andere regisseurs verschijnt. Het is echter geen uitzonderlijke toevoeging. Allen kan acteren en weet humor in zijn spel te leggen, maar het wordt snel duidelijk dat zijn diversiteit gelimiteerd is. In zijn eigen films speelt Allen vaak de Joodse, ietwat ongemakkelijke intellectueel die hij in het echte leven ook is. Dit werkt goed als hij ook zijn eigen dialogen schrijft. Maar wanneer hij wederom datzelfde typetje speelt met andermans werk komen de beperkingen daarvan naar voren en voelt het meer alsof we naar Woody Allen kijken dan de pooier Murray. Daarnaast speelt hij een hoofdrol terwijl zijn personage beter geschikt zou zijn als bijrol en kan hij de dialogen niet goed laten klinken.

Dat is een probleem dat meer voorkomt. Het script bestaat uit een reeks onnatuurlijke teksten die altijd net de plank misslaan om poëtisch of verklarend te zijn. De acteurs kunnen hier niet goed mee omgaan, waardoor elke scène ongemakkelijk aanvoelt en elke emotie maar ten dele overkomt. Het zijn de enkele stille momenten die de meeste indruk maken. Deze kunnen echter ook niet een diepe indruk achterlaten aangezien er constant tussen drie verhaallijnen wordt gesprongen, die uiteindelijke alledrie op niets uitlopen. Aan het eind van de film is het niet direct duidelijk welke reis de hoofdpersonen hebben doorgemaakt en wat de bedoeling was van alle voorgaande gebeurtenissen.

Mooie vrouwen

~

Verder weet Fading Gigolo de personages nauwelijks een achtergrond te geven. Turturro (naast acteur ook regisseur en scriptschrijver) springt direct het verhaal in, waardoor Fioravante en Murray nogal nietszeggend zijn wanneer de eerste plotpunten voorbij komen, wat vooral voor ongeloof of verwarring zorgt. Hoe is Murray – een oude boekverkoper – zo succesvol als pooier? Waarom is Fioravante zo’n succes bij de vrouwen? Het is immers op zich geen lelijke, maar niet bijster knappe man die in zijn gigolobestaan op de een of andere manier alleen de heetste stoten ter wereld tegenkomt, zoals Sofia Vergara (Modern Family) en Sharon Stone (Basic Instinct).

Toch heeft Fading Gigolo een bepaalde charme. Turturro legt in zijn gigoloverhaal de nadruk op intimiteit in plaats van seks, wat een veel sterkere impact heeft. Zo af en toe sluipt er wat humor of een leuke monoloog door het script heen (vaak van Allen) en de film weet het verhaal in een setting vol Joods-orthodoxe gebruiken te plaatsen die toch voor iedereen begrijpelijk blijft. Fading Gigolo is dan ook geen uitstekende film, maar weet zich als eigenzinnig kunstprojectje best te verkopen.

Film / Films

Muzikaal prachtwerk

recensie: Begin Again

Begin Again is een heerlijke film waarin sfeer, muziek en acteerwerk samenwerken om een opliftende muziektocht door New York te creëren, wat levensplezier inspireert bij zowel de personages als het publiek.

Dan (Mark Ruffalo; de Hulk in The Avengers) en Gretta (Keira Knightley; Pirates of the Caribbean) zijn twee eenzame mensen in New York op een punt in hun leven waar alles tegenzit. Hij is zijn baan kwijt en kan moeilijk contact leggen me zijn dochter; zij is net gedumpt door de mooie jongen met wie ze hiernaartoe was gekomen. Maar zij komen elkaar tegen en besluiten samen een muziekalbum op te nemen waardoor ze beiden weer de zin in hun leven terugvinden.

Acteerplezier en goede muziek

~

Het is niet correct om te zeggen dat het acteerwerk deze film draagt; daarvoor zijn de andere aspecten te sterk uitgewerkt. Maar Ruffalo en Knightley spelen met zichtbaar plezier fantastische rollen. Vooral Ruffalo als viezige, alcoholische platenbaas speelt een luchtige, humoristische rol die perfect wordt aangevuld door Knightley’s Britse muziekmeisje. De bijrollen worden capabel ingevuld door onder andere Hailee Steinfeld (True Grit) en Adam Levine (zanger van Maroon 5). De enige die een beetje buiten de boot valt is zanger Cee Lo Green, wier acteerwerk op zich niet slecht is, maar zijn rol voegt buitengewoon weinig toe aan de film en voelt meer aan als een ongeïnspireerde cameo in een muziekfilm.

Naast het acteerwerk neemt de muziek een belangrijke plaats in. Knightley blijkt een verrassend aangename stem te hebben die perfect past bij de singer-songwriter-achtige muzieknummers die ondanks een overkoepelende stijl allemaal verschillend klinken en heerlijk zijn om naar te luisteren. Regisseur John Carney (Once) weet de uitvoeringen hiervan zo in beeld te brengen dat ze bovendien ook visueel niet vervelen. Elk optreden voelt aan als een goed gemaakte videoclip of concertregistratie, waarbij beeld en geluid elkaar aanvullen en versterken.

Eigenzinnig goed uitgevoerd

~

Het script zit uitstekend in elkaar. De film neemt de tijd om gebeurtenissen en de achtergronden van personages uit te leggen, maar blijft het geheel in balans houden met het overkoepelende verhaal; nooit voelt het alsof er een zinloos zijweggetje is ingeslagen. De dialogen zijn fris en het verhaal speelt als een eigenzinnige kijk op het romcom-genre, waarbij stereotiepe verhoudingen tussen personages zijn vervangen door meer genuanceerde en meer realistische weergaven van volwassen relaties.

Het uitgangspunt van Begin Again – een luchtige komedie over muziekproductie – is niet nieuw, maar zelden werd het zo goed en effectief uitgevoerd als hier. Met uitstekende casting, script, cinematografie, soundtrack en acteerwerk wordt een uiterst charmante sfeer gecreëerd waar andere films in het genre soms slechts van kunnen dromen.

Boeken / Fictie

Ervaar de wereld als nieuw

recensie: K. Schippers - Fijn dat u luistert

.

Alleen al de titel van de bundel, Fijn dat u luistert, is typerend voor K. Schippers, zo wordt duidelijk uit het titelgedicht waarin de ik-figuur naar de radio luistert: ‘”Fijn dat u luistert!”, zegt de omroepster.’ Een uitspraak ontleent aan de radiowereld: hier herkennen we de door Schippers veelvuldig gebruikte readymade. Maar, een dichtbundel wordt toch niet beluisterd? Het gedicht vervolgt: ‘Je hoort het niet, ik ook niet. De radio staat niet aan.’ Tussen deze regels klinkt de volgende vraag door: bestaan de woorden wel als ze niet gelezen/gehoord worden?

Geen zekerheid, geen samenhang

Schippers zet vraagtekens bij alles wat als vanzelfsprekend wordt gezien. Elke zekerheid wordt de lezer ontnomen, elk houvast onschadelijk gemaakt. Een treffend voorbeeld hiervan is te vinden in het gedicht ‘Wat er niet is’:

Dit is helemaal geen doos, het
is iets anders dat zich voor
doet als een doos. Er zit

Niet eens iets in. Gras ziet
er soms uit of het de rol
speelt van gras.

Het stelt zich aan en is
misschien iets onbekends
of zelfs dat niet.

Door elke vanzelfsprekendheid op te heffen, wordt ruimte gecreëerd voor een nieuwe kijk op de wereld. Het is een oproep aan de lezer om de dingen te zien zoals ze zijn, zonder veronderstelde betekenis, om ongestoord te kunnen zien. Hoewel dat natuurlijk onmogelijk is, geeft Schippers ook toe in het gedicht ‘Nuttige dingen’. Maar: ‘de wens blijft’.

De blik van een kind

Dit verlangen naar het kijken met ongestuurde blik is typisch Schippers. Dit thema mag dan niet bepaald vernieuwend zijn in zijn poëzie, de gedichten zelf zijn dat wel – wat misschien ook niet heel verwonderlijk is met een dergelijk thema, indien goed uitgevoerd. En dat is het: niet zelden roept deze poëzie twijfels op over de wereld zoals we hem denken te kennen en slaagt er daarmee in de lezer wakker te schudden. Het is alsof je de wereld weer voor het eerst ziet. Hiermee is Schippers’ poëzie bij vlagen kinderlijk te noemen, maar zeker niet kinderachtig: het zijn juist de kinderlijke inzichten die onze vastgeroeste ideeën op losse schroeven zetten, zoals in het gedicht ‘1e pers. enk.’:

Ze wijst naar een stapel van
dezelfde boeken.

En ze denkt dat die stuk voor stuk
door iemand zijn geschreven.

Alles is anders, zonder meervoud,
van niets bestaat een kopie.

K. Schippers lijkt de visie dat alles anders is, te willen delen. Hij probeert de werkelijkheid te beschrijven, maar omdat die niet te benoemen is en altijd verandert, lijkt zijn inspiratiebron onuitputtelijk. Vanwege deze veranderlijke blik is de poëzie van K. Schippers na vijftig jaar nog altijd een succes te noemen en daarom kan zijn poëzie een uitstekende helpende hand bieden voor wie een poging wil doen de wereld als nieuw te ervaren.

Film / Films

Onderhoudende thriller wil te veel vertellen

recensie: Zwei Leben

De onderhoudende thriller Zwei Leben verbindt twee beruchte tijdperken uit de Duitse geschiedenis: Nazi-Duitsland en de DDR. Uitgangspunt voor de film is het mysterieuze Lebensborn-project.

~

SS-leider Heinrich Himmler richtte in 1935 de Lebensborn-vereniging op, om de geboorte van zoveel mogelijk Arische kinderen te stimuleren. Alleenstaande moeders konden in goede omstandigheden in de speciale klinieken hun kinderen baren. Niet alleen Duitse moeders en hun baby’s waren welkom. Er was ook veel vraag naar kinderen van Noorse vrouwen en Duitse soldaten. In het belegerde Noorwegen kwamen romances met de bezetter veelvuldig voor. Na de oorlog kregen deze Noorse vrouwen en hun ‘kinderen van schaamte’ het zwaar te verduren.

Een kijkje in het verleden
Katrine Evensen (Juliane Köhler) uit Zwei Leben is zo’n Lebensborn-kind, voortgekomen uit de romance tussen de Noorse Ase Evensen en een Duitse soldaat. Na haar geboorte werd ze van haar moeder gescheiden en naar Duitsland gestuurd. Pas toen ze meerderjarig was ontdekte ze haar ware identiteit. Ze ontvluchtte de DDR naar Noorwegen om haar moeder te vinden en werd daar herenigd met Ase (Ingmar Bergman-actrice Liv Ullmann). De film start in 1990, als Katrine en haar moeder al vele jaren een goede band hebben. Katrine heeft zelf een fijn gezin en lijkt de zaken goed op orde te hebben. Het verleden wordt echter weer opgerakeld als de jonge advocaat Sven Solbach opduikt, die de Noorse regering inzake de Lebensborn-praktijken wil vervolgen. Katrine weigert om mee te werken, maar daar heeft ze een andere reden voor dan dat de confrontatie met het verleden te pijnlijk is.

~

Al snel blijkt dat Katrine er een verborgen agenda op nahoudt. Wat betekenen haar uitstapjes naar Duitsland, en waarom vermomt ze zich? Juliane Köhler speelt de mysterieuze en ongrijpbare Katrine mooi ingehouden. Toch leef je als kijker met haar mee, ook al zijn haar beweegredenen niet altijd helder of sympathiek. En dat is knap.

Goed opletten
Zwei Leben springt heen en weer tussen heden en verleden. Zeker tijdens de eerste helft van de film zit de vaart er goed in en moet de kijker opletten om geen aanwijzingen te missen. Langzamerhand ontvouwt zich een web van leugens, verpakt in een combinatie van een spionagethriller en een familiedrama. Geen van de verhaallijnen komt echter goed tot zijn recht; daarvoor wil de film te veel vertellen.  De verschillende verhaallijnen concurreren met elkaar in plaats van dat ze elkaar aanvullen tot een mooi geheel. Het intrigerende spel van Köhler en het tot de verbeelding sprekende onderwerp maakt Zwei Leben echter tot een onderhoudende film over de gevolgen van dubieuze praktijken uit het Duitse verleden. 

Boeken / Non-fictie

Fijn op stap met Bou

recensie: Boudewijn Büch - Rond de wereld in 160 eilanden

.

Terwijl schrijfster Eva Rovers gestaag doorwerkt aan de biografie van Boudewijn Büch, brengt ze als opwarmertje alvast een bundel eilandverhalen van de vermaarde boekenreiziger. Een feest om te (her)lezen maar hier en daar ook weer even stevig doorbijten.

Met de zekerheid veel liefhebbers op hun ziel te trappen, toch eerst in alle oprechtheid: Boudewijn Büch (1948-2002) was geen begenadigd fictieschrijver. Het succes van zijn romans – met name De kleine blonde dood (1985) – is vooral te danken aan een tranentrekkende sentimentaliteit. En aan het feit dat het ‘op waarheid berustende’ verhaal achteraf volledig uit de fabuleuze geest van een fantast bleek te zijn ontsproten. Qua schrijftalent heeft Büch weinig te zoeken in de wereld van de bellettrie en ook zijn poëzie is soms niet zonder kromme tenen te lezen.

Nee, het fenomeen Büch floreert met name in de beschrijvende literatuur. Zodra hij een favoriet onderwerp vastpakt, is de geest uit de fles en weet hij zijn publiek met bezieling te boeien. Of het nu gaat om Goethe, de dodo, de Amerikaanse Burgeroorlog, Rolling Stones, Napoleon, pinguïns, Robert Louis Stevenson, Andy Warhol, de Eerste Wereldoorlog of Gerrit Achterberg: álles waar zijn interesse naar uitgaat is doelwit van zijn onbegrensde kennisvergaring. Zo ook eilanden.

Morbus insulae
De flamboyante schrijver – die zichzelf graag afficheert als islomaan, eilandist, nesofiel en lijdend aan de ziekte morbus insulae – reist zijn halve leven de wereld rond om eilanden te bezoeken. Niet om de schoonheid van exotische stranden of de rust van dunbevolkte streken, Büch wordt gegrepen door de onbereikbaarheid die tegelijk eenzaamheid inhoudt, de aantrekkingskracht van haast vergeten plekken. Het is vooral de mythevorming die menig eiland omgeeft waar hij met ongeremde energie achteraan jaagt.

Dat hier prikkelende literatuur uit ontstaat, bewijst het verhaal Duivelseiland over de onschuldig veroordeelde Alfred Dreyfus die in 1895 gevangen zat op dit eiland voor de kust van Frans Guyana. Of over de laatste jaren van Napoleon op zijn verbanningseiland St. Helena. Ook de stukjes over de uitgestorven dodo op Mauritius en Réunion tonen Büchs meeslepende pen als het gaat over onderwerpen die hem na aan het hart liggen. Met een onbevangen spontaniteit strooit hij zijn wetenschap over ons uit; het is informatief, amusant en bij wijlen emotioneel.

Begrensde overzichtelijkheid
Toch laat Boudewijn Büch ook een andere kant zien, bijvoorbeeld in verhalen als Het ijspaleis: een stroperige verhandeling die uitentreuren doorzeurt over het al dan niet bestaan van het arctische eilandje Bouvet. Hier is de bibliothecaris annex landmeter aan het woord. Tientallen pagina’s over de exacte positie van het eiland, hoe dat in de literatuur is weergegeven en wat de juiste naamgeving is. De schrijver exposeert vol overgave zijn belezenheid en enorme boekenbezit en probeert de lezer te boeien met een overdaad aan oninteressante details.

Daarmee werpt hij zelf de vraag op in hoeverre Boudewijn Büch nu écht om eilanden geeft. Zijn passie lijkt zich vooral te concentreren op favoriete personages en onvergetelijke gebeurtenissen op desbetreffende eilanden. Zou het Griekse eiland Skyros voor Büch enige betekenis hebben gehad zonder het graf van dichter Rupert Brooke? En de Cook-eilanden zonder het bestaan van de dertienjarige schrijfster ‘Johnny’ Frisbie? Het is de begrensde overzichtelijkheid van menig steenklomp in een onmetelijke oceaan, door Büch naar de oppervlakte gehaald omdat het genoemd is door zijn helden en een rol speelt in zijn bibliotheek. Alleen zo kan de bibliofiel zich met recht een ontdekkingsreiziger voelen.

Bloody Ibiza
‘Every man is an island, and I’m bloody Ibiza’ beweert Hugh Grant in de film About a boy (2002). Een uitbarsting van masculiene onafhankelijkheid die Büch op het lijf geschreven zou zijn. Bou was een eiland waar niemand werkelijk op kon doordringen. Zowel in zijn tv-programma’s als in zijn boeken – die meestal een uitvloeisel waren van zijn reizen voor tv – trad hij op als een lichtelijk neurotische, zéér onderlegde en overenthousiaste kluizenaar.

Ik heb zelden de neiging iets ongezien te laten of slechts te willen kennen uit verhalen van anderen.

Rond de wereld in 160 eilanden is een ode aan een ondoorgrondelijk avonturier. De verhalen zijn een genot om te lezen, maar ook – net als de schrijver zelf – van een sympathieke betweterigheid en in een enkel geval irritant te noemen. Juist die ingrediënten maken het boek tot een fraai testament van een hartstochtelijk mens. Hij wordt gemist.

Film / Films

Bloed aan de paal

recensie: Goal of the dead

Na ruim een maand WK nog niet genoeg voetbal gezien? Liefhebbers van een pittig potje schuiven dan ter afsluiting Goal of the dead in de dvd-speler.

Deze Franse griezelkomedie geeft voetbaltermen als ‘kopbal’, ‘sudden death’, ‘gevaarlijk spel’ en ‘dode spelmomenten’ een nieuwe betekenis. De titel verraadt het al een beetje. Goal of the dead knipoogt hevig naar horrorklassiekers als Night of the living dead en Dawn of the dead én naar de meesterlijke Engelse parodie op de zombiecyclus van George A. Romero: Shaun of the dead. Dat niveau haalt Goal niet, maar net als het Franse elftal komt de film best een eind.

~

Traptechniek


Het draait allemaal om de verwende voetbalsterren van Olympique de Paris die denken het provinciale team van Caplongue wel even op te rollen. Een besmette dopinginjectie geeft de tegenstander echter onvermoede krachten. Het spul verandert de provinciaaltjes én de voetbalfans in een razende horde bijtgrage zombies. Het verslaan van deze levende doden vraagt nogal wat van de traptechniek.

Luis Suárez


De grapdichtheid in Goal of the dead ligt hoog en vooral de verwende sterspelers moeten het ontgelden. Het bloed sproeit de hele film kwistig in het rond. Toch is een lengte van twee uur wat veel van het goede voor deze moderne variant op de actie Bloed aan de paal. Een dergelijke slachtpartij moet te beslissen zijn binnen de reguliere speeltijd. En een vriendelijk verzoek: nooit aan Luis Suárez laten zien, deze film.

Boeken / Non-fictie

Oordeel Zelf!

recensie: Georg Wilhelm Friedrich Hegel (vert. Willem Visser) - Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie

Na de vertaling van de Phenomenologie des Geistes (1807) is een jaar later nu ook Hegels Grundlinien der Philosophie des Rechts (1821) voor het eerst integraal beschikbaar in het Nederlands. Deze keer probeert uitgever Boom de lezer te verleiden in Hegel te duiken door het boek ‘opvallend toegankelijk’ te noemen.

In een lang vergeten recensie van dr. L.W. Nauta die op 26 november 1966 verscheen in Vrij Nederland staan waardevolle woorden die anno 2014 in deze Hegel-bespreking met genoegen in herinnering worden gebracht. Nauta (1929-2006), die vanaf 1971 hoogleraar filosofie werd aan de Rijksuniversiteit in Groningen, bespreekt de eerste uitgebrachte Nederlandse vertaling van Emmanuel Levinas’ Totalité et Infini:

Belangrijke filosofen van deze eeuw als Husserl en Wittgenstein, Carnap en Heidegger zijn niet in het Nederlands vertaald. Het loont de moeite niet. Wie ze wil lezen, begrijpt ze ook wel in hun eigen taal. Het is daarom merkwaardig dat ‘totalité et Infini’, een filosofisch vakwerk dat men niet maar even op een achternamiddag uitleest, in het dialect van onze provincie vertaald is. Een gebeurtenis om trots op te wezen, hoorde ik iemand al zeggen. Die trots kan echter zo groot niet zijn, want men heeft, merkwaardig genoeg, voor deze ene, unieke gelegenheid niet naar een vertaler gezocht die behalve van Frans ook iets van filosofie begreep.

De vertaling van Grundlinien der Philosophie des Rechts door Willem Visser laat nu een mooi contrast zien tussen waar Nauta zich in 1966 mee geconfronteerd zag, en waar wij in 2014 ons bevinden: in het midden van een verregaande filosofische vertaalevolutie.

Het is de taak van de filosofie…
Er is wel eens beweerd dat het vertalen van ingewikkelde filosofische klassiekers eenvoudiger is dan het vertalen van filosofisch toegankelijke teksten. De redenen daarvoor zouden gevonden worden in het feit dat complexe filosofie (zoals die van Hegel) veeleer bestaat uit technische termen die in hun abstractie niet door de vertaler hoeven te worden geduid, terwijl de subtiliteit van een ogenschijnlijk begrijpelijke wijsgerige tekst een veel groter beroep doet op de subjectiviteit van de vertaler(s). Wie echter ook maar een blik werpt op de vertalingen van bijvoorbeeld Heideggers Sein und Zeit, Kants Kritik der reinen Vernunft of in dit geval Hegels  Grundlinien gevoelt dat er ontegenzeggelijk een buitengewone intellectuele inspanning voor nodig is geweest om deze teksten naar hedendaags Nederlands om te zetten.

~

Het is daarom een geruststelling dat Hegels rechtsfilosofisch puzzelboek niet alleen is vertaald door iemand die het Duits meester is, maar ook door iemand die wel wijsgerig is onderlegd. Willem Visser is namelijk naast vertaler ook filosoof. In 2010 ontving hij samen met Jabik Veenbaas de vertaalprijs van het tijdschrift Filter voor hun vertaling van Immanuel Kants Kritiek der Urteilskraft en Visser was bovendien ook verantwoordelijk voor het vorig jaar verschenen Fenomenologie van de geest, dat door velen, waaronder Marc De Kesel is omschreven als een prachtige vertaling. Dat er telkens scherp en uitvoerig wordt gespard met een commissie van deskundigen, geeft aan hoe professioneel deze vertaling tot stand gekomen is.

Om datgene wat is te begrijpen…
Hoezeer echter het vertaalwerk ook aan vakmanschap voldoet en hoezeer uitgeverij Boom het werk opvallend toegankelijk noemt, Hegel lezen vereist net als het vertalen ervan een buitengewone inspanning. Dat de Hoofdlijnen van de rechtsfilosofie inderdaad toegankelijker is dan de Fenomenologie van de geest, is op zich natuurlijk geen verwonderlijke prestatie.

De Rechtsfilosofie is opgedeeld in drie delen (het abstracte recht, de moraliteit en de zedelijkheid) met tal van korte paragrafen die uitnodigen tot lezen, maar die schijn bedriegt toch. Ook dit boek is vrijwel onleesbaar zonder de nodige voor- en achtergrondkennis. Allereerst is kennis van Kants zedenleer (waar Hegel zonder het met veel woorden te benoemen erg veel aandacht aan besteedt) essentieel. Sociale en politieke opvattingen van onder meer Rousseau, Montesquieu en Burke helpen bovendien. Daarnaast is kennis van de tijd waarin Hegel leefde onontbeerlijk. Veel van wat Hegel namelijk schrijft in de Rechtsfilosofie is enkel te verstaan tegen de achtergrond van de Franse revolutie, de Pruisische staat (die feitelijk zijn werkgever was) en opkomende spanningen tussen de kapitalisering van de samenleving en de communistische antwoorden daarop. Het was niet voor niets Karl Marx die ruim vier jaar studie besteedde om te komen tot een kritiek op de Rechtsfilosofie.

En wat de talrijke kritiek op Hegel betreft, spant ongetwijfeld Karl Popper de kroon die in zijn De open samenleving en haar vijanden (1945/2007) Hegel inclusief diens Rechtsfilosofie met de grond gelijk maakt. Nieuwsgierige lezers zouden een blik moeten werpen op het vermakelijke hoofdstuk 11 van dat boek waarin Hegel er goed van langs krijgt als een der voornaamste wegbereiders van de totalitaire staat met als centrale opvatting dat de Staat zelf bepaalt wat objectieve waarheid is, en die met alle middelen mag verdedigen (p. 280 ev.). Wie dat eenmaal gelezen heeft, zal met moeite Hegel nog ‘objectief’ kunnen lezen en niet telkens een marionet zien schutteren in ijdelheid, hoogmoed en filosofisch gezwam. Wat dat aangaat kan men beter zijn toevlucht zoeken tot meer neutralere inleidingen als het eveneens bij Boom verschenen Hegel of de serie Kopstukken filosofie waar Peter Singer in het derde hoofdstuk ingaat op Hegels inhoudelijke opvattingen van de Rechtsfilosofie. Dat ook deze inleidingen een zekere complexiteit bezitten en veel woorden nodig hebben om te duiden waar Hegel heen wil, is precies de reden waarom hier geen poging wordt ondernomen om inhoudelijk weer te geven wat Hegel precies voor ogen heeft. Is het een verdediging van de moderne vrijheid of juist het definitieve einde ervan? Is het een pleidooi voor individualiteit of heft Hegel deze juist voorgoed op? Gaat het over oorlog of gaat het over vrede? Gelukkig zijn er op het internet inmiddels verschillende pennenvruchtjes te vinden die voor de doorzetters iets van de Rechtsfilosofie inhoudelijk inzichtelijk maken.

Want wat is, is de rede…
Dat we niet meer in een tijd leven waarin we verstoken zijn van goed vertaalde klassiekers, is een prettige gedachte en een werkelijke vooruitgang. Met Nederlandse vertalingen van Kant, Wittgenstein en Heidegger en in het najaar van 2016 zelfs het verschijnen van Oswald Spenglers De ondergang van het Avondland is inmiddels een flinke boekenplank te vullen. In het geval van Hegel echter blijft het de vraag wat de werkelijke meerwaarde van een goede vertaling is. Het blijft een duister werk dat jaren aan studie vereist waarna het nog niet te zeggen is of men dan door het leven gaat als hegeliaan of anti-hegeliaan, als verdediger van Hegels opvattingen en stijl of als fervent tegenstander.

Dat bovengetekende er na een kleine 40 uur studie van het werk en zijn achtergronden de brui aan gaf, is een eerlijke, doch noodzakelijke bekentenis, die niets af doet aan de historische waarde van dit werk die algemeen wordt erkend. Misschien is de werkelijke meerwaarde van deze vertaling dan ook dat Hegel op universiteiten voor studenten politicologie, geschiedenis, filosofie, recht en sociologie benaderbaar wordt en docenten Hegel op deze manier verantwoord in hun curriculum kunnen aanbieden, door een paar bladzijden op te nemen in een syllabus. Want nu de student het Duits al lang niet meer machtig is en hij ook bij Engelse teksten haastig op zoek gaat naar een vertaling, kan een Nederlandse vertaling in psychologische zin toch de weg openen naar een van de meest spraakmakende en ingewikkelde denkers uit de geschiedenis van de wijsbegeerte. Of dat ingewikkelde uiteindelijk vooral onzin is, deugdzaamheid, toegankelijk, begrijpelijk, humoristisch of gevaarlijk, is een zaak van vrije overweging waarin ieder voor zich het zelf mag bepalen.

Film / Films

Ze lijken wel erg veel op elkaar

recensie: Twin sisters

Twin sisters is een documentaire in de categorie ‘de waarheid verzin je niet’. We kennen allemaal wel verhalen over de bijzondere band tussen tweelingen. Deze Noorse docu geeft daar een treffend en ontroerend voorbeeld van.

 

De film volgt een Noors en een Amerikaans echtpaar dat in China onafhankelijk van elkaar een adoptiekind gaat ophalen. De Noorse man wordt echter ziek waardoor de procedure even vertraging oploopt. Wanneer ze met hun nieuwe dochter Alexandra alsnog een overdrachtsceremonie meemaken, ontmoeten ze het Amerikaanse echtpaar met hun nieuwe dochter Mia.

Toeval


De twee stellen hebben geheel toevallig voor de meisjes hetzelfde kledingstuk in hun thuisland gekocht en raken aan de praat. Nog meer toeval: de meisjes lijken wel erg veel op elkaar. De Chinezen ontkennen dat Mia en Alexandra zusjes zijn, maar bij thuiskomst blijkt uit een DNA-test dat de meisjes wel degelijk een tweeling zijn.

~

Twin sisters laat met behulp van veel home video materiaal zien hoe de zusjes onafhankelijk van elkaar opgroeien in twee totaal verschillende werelden en culturen. Mia geniet een zeer beschermd leven in het Amerikaanse Fresno en wordt overspoeld met dure cadeaus. Alexandra woont in een piepklein dorp in het Noorse fjordengebied en heeft daar alle vrijheid om in de overweldigende natuur haar gang te gaan.

Enorme verschillen


De Noorse regisseur Mona Friis Bertheusen maakte met Twin sisters een ontroerende verkenning van de nature-nurture discussie. Want ondanks de totaal verschillende opvoeding, de flinke taalbarrière en de enorme afstand tussen de zussen, gaan Mia en Alexandra volstrekt harmonieus met elkaar om wanneer ze elkaar uiteindelijk ontmoeten. Alsof ze hun hele leven al bij elkaar zijn.

Na een heerlijke, gezamenlijke zomervakantie in Noorwegen houden de meiden wekelijks contact. Hoe het verder met ze gaat houdt de film open, maar de documentaire roept wel de vraag op of deze adoptiekinderen eigenlijk niet bij elkaar horen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.