Film / Films

Dromerige puberwereld

recensie: Nena

Twee belangrijke Gouden Kalveren en een prijs op de laatste Berlinale. Nena, de debuutfilm van Saskia Diesing, was een van de grote artistieke successen van het afgelopen jaar.

Nena vertelt een verhaal dat in het buitenland ongetwijfeld als typisch Nederlands getypeerd zal worden. Op ogenschijnlijk luchtige wijze worden zware thema’s als zelfmoord en euthanasie behandeld, waarbij vooral het liberale standpunt ten opzichte van het zelfgekozen levenseinde opvalt. Simon was de grote voorganger in dit genre.

Rebelse meid

We beleven het verhaal door de ogen van de zestienjarige Nena, een rebelse meid die in 1989 worstelt met de scheiding van haar ouders, haar eerste grote liefde en de terminale ziekte van haar gehandicapte en depressieve vader.

Het zijn onderwerpen die niet zouden misstaan in de gemiddelde Carry Slee-film. Maar Nena heeft net wat meer talent en verbeeldingskracht aan boord. Hoofdrolspeelster Abbey Hoes is een ware ontdekking. Ook de rest van de cast acteert naturel en dat is prettig. Bovendien staat de soundtrack vol lekkere eighties-klanken en weet het inventieve camerawerk mooi de dromerige puberwereld te vangen.

Gymnasiumklanten

Toch valt er ook wel iets op dit veelbejubelde debuut af te dingen. De dialogen van schrijfster Esther Gerritsen komen niet altijd los van het papier. Te vaak denk je: ‘zo praten mensen niet’. En de jaren tachtig setting is wel heel nadrukkelijk doorgevoerd in nieuwsberichten en aankleding.

Ook stoort het dat vrijwel iedereen Algemeen Beschaafd Haarlems spreekt, terwijl de film zich toch nadrukkelijk diep in Groningen afspeelt. Nena lijdt zo een beetje aan het ‘Kinderen voor kinderen’-syndroom, waarmee de indruk wordt gewekt dat heel Nederland bevolkt wordt door keurig articulerende gymnasiumklanten. Dan hebben ze het in de recente Limburgse films zoals Gluckauf en Hemel op aarde toch beter begrepen. Bij authentieke verhalen kun je immers ook altijd nog de ondertiteling aanzetten.

Boeken / Fictie

Volwaardig romandebuut van een popjournalist

recensie: Leon Verdonschot - Alles van elkaar

Zijn grote passie – muziek – speelt slechts een bescheiden rol in de debuutroman van popjournalist Leon Verdonschot. Alles van elkaar verhaalt over een mannenvriendschap die onder hoogspanning staat.

‘Ze weet het.’
‘Sorry?’
‘Ze weet het.’
‘Ze weet wát?’
‘Alles.’
‘Hoe bedoel je álles?’
‘Ze weet alles. Ze heeft mijn mails gelezen.’

Het staccato intro van Alles van elkaar roept de nodige vraagtekens op bij de lezer, maar omvat tevens (in een notendop) de kern van het relaas dat volgt: bij toeval (?) leest de geliefde van de beste vriend van de ik-persoon een omvangrijke mailwisseling tussen beiden, hetgeen hun vriendschap danig onder druk zet. Al leek de entree van deze vrouw in het leven van de twee al eerder gevoelig te liggen: ‘”Vertel eens over die Kaat.” “Ze is heel bijzonder.” “Bijzonder? Mijn god. Dat woord gebruiken ouders van een mongooltje voor hun kind.”‘ Wat er zoal besproken kan zijn tussen de twee vrienden in de gehate e-mails wordt in een kleine tweehonderd pagina’s uit de doeken gedaan.

Kemphanen

De puntige dialoog waarmee de roman opent vindt plaats vlak voor het vertrek van de twee vrienden, samen met een derde jeugdvriend (die net genezen is van kanker), naar Thailand. Daar, in Chaweng op het eilandje Koh Samui, wil het drietal hun dertigjarige vriendschap opluisteren met een bezoek aan een concert van hun jeugdheld: Robert Tepper. Midden jaren tachtig had deze zanger een hit met (het enigszins protserige) ‘No Easy Way Out’, de soundtrack voor een van de Rocky-films.

Tijdens het verblijf in het verre oosten wordt middels flashbacks meer en meer duidelijk hoezeer de levens van de twee hartsvrienden, bijna op het roekeloze af, met elkaar zijn verweven: ‘We schudden elkaars hand, op ons zoveelste geheim.’ De derde kameraad fungeert als een soort buffer tussen de twee wedijverende kemphanen; hun branievolle leven gaat grotendeels aan hem voorbij, iets wat hem ogenschijnlijk koud laat. Wel wordt hij regelmatig ‘bijgepraat’ door de twee.

Gênant en amusant

Uit de flashbacks blijkt dat de twee dertigers tijdens hun jarenlange vriendschap in een soort van wedloop verzeild zijn geraakt, waarbij ze elkaar steeds verder uitdagen. De dialogen tussen het tweetal zijn vaak messcherp en bij vlagen erg geestig; voortdurend trachten ze elkaar af te troeven in snedigheden, wat de ik-persoon op een gegeven moment, in een vlaag van pardoes opwellende zelfkennis, doet verzuchten: ‘Soms wil ik gewoon zo graag gevat zijn dat ik me niet eens afvraag of ik meen wat ik zeg. Als het maar goed klinkt.’

Ze delen een voorliefde voor films (Rocky, Star Wars), politiek (links activisme), sport (marathon) en – met name – seksuele uitspattingen: Dat aspect wordt door Verdonschot (die eerder in Volkskrant Magazine al openhartig sprak over zijn seksverleden) uitgebreid en weinig verhullend opgetekend: wat begint met onschuldig internetdaten (waarbij de twee vrienden als motto aanhangen: ‘Mens op zoek naar anekdote ontmoet mens op zoek naar anekdote’) leidt via prostitutiebezoek en parenclubs uiteindelijk naar een nogal ranzige seksboerderij, alwaar het een en ander resulteert in een even gênante als amusante climax.

Medley

De trip naar Thailand wordt voor de drie vrienden niet het feestje waarop vooraf gehoopt was. De door zijn vriendin ‘betrapte’ vriend is er met zijn hoofd niet bij en probeert op afstand zijn relatie te redden, de ik-persoon vreest voor het voortbestaan van hun vriendschap, en als klap op de vuurpijl valt het optreden van hun jeugdheld ronduit tegen: er komt nauwelijks publiek opdagen en een ongeïnspireerde, bozige Tepper vermaalt zijn grootste hit in een slappe medley, hetgeen zelfs leidt tot een hilarische knokpartij na afloop van het concert.

Alles van elkaar van muziekliefhebber en –kenner Leon Verdonschot is een rauw en bijzonder vlot geschreven romandebuut over een mannenvriendschap en loyaliteit. Verdonschot beschikt over een scherpe pen en schrijft zonder opsmuk en met veel vaart, humor en zelfspot in kernachtige, rake zinnen. De vele dialogen in het boek zijn meestens  bijzonder gevat. Alles van elkaar is een hilarische, soms schrijnende, maar altijd eerlijke weergave van een fnuikende kameraadschap.

Boeken / Fictie

Tragisch en hoopvol tegelijk

recensie: Alex Boogers - Alleen met de goden

Wat bijvoorbeeld tragisch en hoopvol tegelijk is: dat het schrijven van zijn nieuwe roman zoveel van Alex Boogers vroeg dat hij tot twee keer toe in het ziekenhuis belandde, en dat de kranten nu hoogstwaarschijnlijk zullen koppen: ‘Boogers in optima forma’.

Bij de boekpresentatie van Alleen met de goden leek de schrijver zich niet minder ongemakkelijk te voelen dan de stille, verlegen lezers in de zaal. Naast de verlegenheid delen de schrijver en zijn lezers ook de strijdvaardigheid. Liefhebbers van Boogers lijken het een voor een als hun persoonlijke missie te beschouwen deze schrijver aan de man te brengen. De barricaden op, naar een publiek dat niet groot genoeg kan zijn. Dit is het verhaal van een van hen.

Stemmen
Alleen met de goden beschrijft zo’n 15 jaar uit het jonge leven van Aaron Bachman. Hij groeit op in een flat in een ‘naamloos gat’ nabij Rotterdam, met een moeder die altijd boos is en om de haverklap roept dat hij voor het ongeluk is geboren. Ook zijn vader, ‘papa Leeuw’, hanteert geen zachtzinnige opvoedmethode: “Er is niemand met je bezig. Niemand bekommert zich om je, niemand geeft om je. Je moet het helemaal alleen doen. Ik weet dat het een kloteboodschap is, maar wen er maar aan.”

Geduldiger dan ooit en tegelijkertijd in moordend tempo beschrijft Boogers hoe juist de woorden van je ouders onder je huid kruipen, in je gedachten doorklinken alsof het je eigen stem is. Die in het geval van Aaron Bachman zegt dat je niets waard bent, voor een dubbeltje geboren, een tumor die in je moeders buik groeide. De achterstand, de inhaalslag die Aaron daardoor moet maken, maar die hem tegelijkertijd kracht geeft en op een wrange manier: voorsprong.

Tegenstemmen
Er zijn ook andere stemmen: er is een leraar die in Aaron een kunstenaar ziet, een trainer die van Aaron een kickbokskampioen maakt en uiteindelijk is er zelfs een meisje dat door alle gehardheid heen kan kijken. Toegeven aan de drang om te schrijven – die hem al zijn hele leven kwelt – blijkt voor Aaron een grotere opgave dan de ring in te stappen en klappen te incasseren, het woord ‘au’ komt niet voor in dit boek. Het woord pijn vermoedelijk ook niet. Maar de worsteling, de strijd die opgroeien voor Aaron is, staat op elke bladzijde.

Prachtig voorbeeld ook van wat een roman kan: het beeld dat een onwetend VWO-meisje van de wondere wereld van het kickboksen heeft (kortgezegd: wat een idioten) doen kantelen. Tot met ingehouden adem bladzijden vol ‘ringgedachten’ lezen, met ontzag voor de schoonheid van het naakte gevecht en de duizend verschillende redenen die twee mensen daar tegenover elkaar kunnen doen belanden – hoe tegenstanders die redenen in elkaar herkennen.     

Nog één ronde
In Alleen met de goden komt de bekende thematiek van Boogers, voor wat om de nietsontziendheid van deze roman de laatste keer lijkt, in alle hevigheid terug. Als een naschok die eenmaal weer uit de kelders gekropen tot de hoofdschok wordt benoemd. Woede, vechten, zoeken, onzekerheid, gekweldheid, minderwaardigheid. Een toegift waar alles in zit, het meest pure en kwetsbare lied.

Boogers die niet ‘die schrijvende vechter’ wil zijn, maar bij wie het vechten en het schrijven onlosmakelijk verstrengeld zijn. Alleen met de goden is als Boogers’ laatste ronde in de ring. “Je hebt nog één ronde! Nog één ronde. Je kunt hier niet op punten winnen, Aaron!” En dat doet hij niet, dat zou nu eenmaal niet bij hem passen. Hij wint met een knock-out.

Boeken / Non-fictie

Goed onderzoek, conclusie van niks

recensie: Joris Luyendijk - Dit kan niet waar zijn

De City in Londen vormt het financiële inferno waarvan de vlammen naar alle windstreken kunnen uitslaan. Daar en in de VS ontbrandde de nog steeds na-ijlende economische crisis. Voor The Guardian voelde Joris Luyendijk tweehonderd anonieme betrokkenen aan de tand die dubieus met ons geld bezig waren. We dachten over de crisis van a tot z doorgezaagd te zijn, maar Dit kan niet waar zijn levert toch nog een apart inkijkje.

Uit de titel spreekt ongeloof en verbijstering. De crisissen komen en gaan, net zoals eeuwenlang oorlogen en andere rampzaligheden. Machteloos zien we toe hoe werk, geld en huis in lucht kunnen opgaan. Op een haar na had de samenleving veel dieper ontwricht kunnen zijn, beweert Luyendijk, en ook dat de lont ontstoken is door een bancaire minderheid van zo’n twee procent. Daarbinnen en -buiten werd niet of nauwelijks van elkaar geweten door wie wat precies werd uitgespookt. Dat bemoeilijkt beantwoording van de schuldvraag. De misdaad is bekend, maar er zijn te veel daders met bloed aan hun handen. En de misdaad werd nota bene gepleegd  terwijl accountants, toezichthouders, centrale banken en politici glazig toekeken, of een andere kant uit.

Hebzucht en angst   
Van hoog tot laag gingen daders ervan uit met hun praktijken slim weg te komen en hadden ze een stekeblinde vlek voor de maatschappelijke gevolgen. Zolang het goed ging werd je immers niet afgedankt en kon je in ieder geval je eigen hypotheek en nog veel meer betalen. Bekend was ook hoe die enkele ‘domme’ klokkenluider van bovenaf secuur werd afgebrand. Hebzucht en angst vormen een hecht duo. Gewetenloosheid wordt samen met je succesvolle collega’s in stand gehouden.

Na zijn doortastende visite aan het front wil Luyendijk opbeurend eindigen. Eerder beweerde hij dat de financiële producten met riskante complexiteit herzien en veiligheidsmaatregelen getroffen zijn, en ook dat banken keihard werken aan een cultuurverandering. Toch laten banken na voor flink hogere kapitaalbuffers te zorgen. De gekozen politiek krijgt onvoldoende greep op het systeem. Politici maken na gedane zaken in parlement of bestuur graag deel uit van dat lucratieve systeem. Voorbeelden te over. Bovendien is het binnen dat globaal uitgespannen systeem schier onhaalbaar dat afzonderlijke landen, instellingen of werknemers zich als heilige boontjes gaan gedragen.

Beste kans   
Toch vindt Luyendijk het democratisch bestel

de beste kans van gewone burgers om op vreedzame wijze de macht te heroveren op de mondiale financiële sector. Het is ook de beste kans voor de sector zelf om zich te hervormen.

Slavernij is toch ook afgeschaft? En vrouwen zijn toch geëmancipeerd? Alsof er geen kinderarbeid meer bestaat en vrouwen maatschappelijk dezelfde kansen hebben als mannen.

Een krachteloze conclusie helaas. Historische wantoestanden draaiden indirect stuk voor stuk om zelfverrijking van kleinere en grotere topcats. Maar bij vermogensbeheer, banken en verzekeringen draait het réchtstreeks om geld, om maximalisatie van geld zélf, op wat voor manier dan ook. Is democratie het tovermiddel voor de gewone burger om op vreedzame wijze (!) zijn slag te winnen, en voor de sector om zich braaf te hervormen? Luyendijk lijkt zelf door twijfel bevangen als hij zich afvraagt ‘of globalisering eigenlijk wel samengaat met nationale democratie’. Want: ‘Hoe krijg je zonder een mondiale regering de mondiale financiële sector weer onder controle?’ Juist ja.

Kennelijk uitgeput van zijn expeditie in de City stuurt de journalist, waakhond van de democratie, de gewone burger met een kluitje het riet in. Het slotdeel van het boek, het kortste, is onder de titel ‘Gaan we het oplossen’ magere mosterd na een smakelijke maaltijd in het hol van de leeuw.

Muziek / Album

Valt dankzij Bill Cosmiq niet tegen

recensie: Cannibal Ox - Blade of the Ronin

.

Het jaar 2001: de ‘bling era’ viert hoogtij, en hoewel hiphop steeds groter wordt in de mainstream, verliest een groeiende groep liefhebbers aansluiting bij deze populaire hiphopvariant. Als reactie schieten in de underground eigenzinnige labels en artiesten uit de grond die zich hier zowel muzikaal als tekstueel tegen afzetten en tegelijkertijd de grenzen van het genre verleggen. In de schaduw van glimmende grills en halfnaakte dames bloeit de underground, met labels als Definitive Jux en Anticon. In deze periode brengt rapduo Cannibal Ox, bestaande uit Vast Aire en Vordul Mega, een van de hoekstenen van deze stroming uit: The Cold Vein.

Alles aan die plaat is volslagen uniek, vernieuwend en trendsettend, van de chaotische, futuristische producties van El-P (die het complete album produceerde), tot de poëtische, beeldende teksten over het straatleven in New York en de onorthodoxe flows van beide heren. Nog altijd vergaart het album met het jaar een fermere klassiekerstatus.

Godsonmogelijke tweede

Vast Aire krijgt echter gedonder met El-P, labelbaas van Definitive Jux, terwijl Vordul Mega een drugs- en drankprobleem zou hebben. Hierdoor zien we de undergroundlegendes slechts terug op wisselvallige soloalbums en andere projecten en lijkt een vervolg op The Cold Vein er niet in te zitten. Tot 2012. Dan maakt het duo bekend weer een album te gaan maken, gevolgd door een EP in 2013. En nu, bijna vijftien jaar na de legendarische voorganger, kunnen we ineens luisteren naar Blade of the Ronin. Een godsonmogelijke tweede. En dan ook nog zonder El-P.

Is het Vast Aire en Vordul Mega gelukt The Cold Vein te evenaren? Nee, natuurlijk niet. Maar dat zegt verder weinig. Blade of the Ronin is namelijk wel degelijk een sterk album. Dat zit ‘m allereerst in de producties van Bill Cosmiq, de onbekende, getalenteerde beatbakker die vrijwel het hele album produceerde. In zijn donkere, spacy beats gebeurt weinig wereldschokkends, gezien de rechttoe-rechtaan boombapdrums en de weinige ontwikkeling binnen de nummers. Elke productie biedt echter boeiende, memorabele melodieën en draagt bovendien bij aan een dystopisch sfeertje dat het album bij elkaar houdt.

Tekstueel onsamenhangend

Sterker nog, als Vast Aire en Vordul Mega hun niveau van The Cold Vein hadden benaderd, had dit een behoorlijk fantastisch album kunnen worden. Dat is echter niet het geval. Goed, beiden kunnen nog altijd een flink potje rappen, maar scoren vergeleken met vijftien jaar geleden ondermaats. Vordul Mega haalt zijn tekstuele niveau wel aardig (‘Learning origami when folding paper into Ferraris’) en komt met enkele prachtige beelden, zoals in ‘Carnivorous’, waar hij een opgejaagde katachtige als metafoor gebruikt voor iemand met de politie op de hielen. Hij brengt het echter wel met heel weinig energie, waardoor zijn teksten ondersneeuwen door zijn maatje.

Vast Aire heeft namelijk wel een gedreven delivery en zijn nog altijd aparte stemgeluid, maar hij heeft tekstueel juist gigantisch ingebonden. Er komen nog regelmatig vermakelijke zinnen langs, maar deze zijn op onsamenhangende wijze bij aan elkaar gegooid. Neem het eerder genoemde ‘Carnivorous’: behalve het noemen van ‘Hounds in Brooklyn / Wolves in Harlem’ houdt hij zich, in tegenstelling tot Vordul, op geen enkele manier aan het concept.

Wat we krijgen zijn dus brag & boast-verses met een twist van Vast Aire, terwijl Vordul Mega nog wel sfeervolle plaatjes schildert. Daarbinnen valt zat te genieten, maar het album mist op tekstueel gebied de focus die het op muzikaal gebied wel heeft. Jammer, want doordat het nooit écht ergens over lijkt te gaan mist het diepte; een enorm contrast met zijn voorganger, die juist als geheel een krachtig beeld van een ijskoud New York neerzette.

Meer dan verwacht
Wat de beide heren laten horen is echter wel vermakelijk; de flow van Vast Aire is geregeld smullen en de gastverses van onder meer Kenyattah Black, Elzhi en MF DOOM zijn vrijwel stuk voor stuk goede toevoegingen. Aangezien dit alles gebeurt onder uitstekende begeleiding is dit simpelweg een sterk hiphopalbum dat een duidelijke, eigen sfeer uitademt en daardoor alle bestaansrecht heeft. Met ‘Harlem Knights’, ‘Carnivorous’ en ‘Water’ bevat het zelfs enkele flinke hoogtepunten. Bovendien staan er, een vervelend refreintje op ‘The Fire Rises’ daargelaten, geen echte dieptepunten op. Op tekstueel gebied had er dus meer in gezeten, maar dankzij Bill Cosmiq slaagt Blade of the Ronin toch nog. En dat is stiekem al meer dan verwacht.

Kunst / Achtergrond
special: Krištof Kintera, Parra, Hidde van Schie, Armando e.a. - Museumnacht010

Nieuwe kunstnacht in Rotterdam

Het haast revolutionaire cultuurklimaat in Rotterdam heeft ervoor gezorgd dat er op de valreep toch nog een Museumnacht plaatsvond. Weliswaar minder druk bezocht, maar daardoor juist des te aangenamer voor de ongeveer 5.000 bezoekers. Gewoon back to basic tijdens het museum-hoppen.

Toen de grote kunstinstellingen een bom legden onder de jaarlijks terugkerende organisatie van de Museumnacht – de verdeling van de inkomsten dekte de hoge kosten niet meer – trok de Stichting Rotterdamse Museumnacht demonstratief de stekker eruit. Een aantal weken later werd door dezelfde instellingen (Museum Boijmans van Beuningen, Kunsthal en Het Nieuwe Instituut) een Museumnacht-nieuwe-stijl aangekondigd. Niet zo netjes misschien, maar wel een effectieve manier om een boven het hoofd groeiend evenement af te stoppen en terug te keren naar de culturele kern.

Kunsthal, Krištof Kintera

Kunsthal, Krištof Kintera

Post-pop

En dat is te merken, want bij alle deelnemende musea en galeries gaat het puur om de lopende tentoonstellingen die voor dit evenement opgefleurd worden met muziek, dans en speciale performances. Zonder een overkoepelend thema, maar met een prima verbinding tussen de deelnemers is het aangenaam rondwandelen in het Rotterdamse cultuurlandschap. Het centrum ligt als vanouds in het Museumpark waar zes grote instellingen binnen een straal van tweehonderd meter bereikbaar zijn.

De Kunsthal heeft een aantrekkelijke programmering met de absurdistische installaties van de Tsjechische kunstenaar Krištof Kintera. De dynamiek van de bewegende objecten zorgt voor een geanimeerde stemming bij het rondlopende publiek. Daarnaast is in de galerijzaal een groots overzicht van de Nederlandse ‘post-pop’ kunstenaar Parra te zien. Parra heeft een herkenbare en speelse stijl die hij al jarenlang en op veel verschillende manieren aan de man brengt. Hij beweegt zich in vormgeving, mode, muziek en beeldende kunst. Speciaal voor de Museumnacht010 treedt Parra op met zijn eigen band LE LE, waarbij de kunstenaar als videojockey het grote scherm in zijn specifieke stijl voltekent.

Natuurhistorisch Museum

Natuurhistorisch Museum

Taxidermisten


Meteen naast de Kunsthal ligt de ingang van het Natuurhistorisch Museum, waar in een verduisterde zaal een aantal deskundigen bezig is dode dieren te prepareren. Het is een bizar schouwspel dat mooi samengaat en tegelijkertijd contrasteert met de kunstwerken die elders in deze Nacht worden gezien. In het naastgelegen kabinet speelt muzikant Niek Hilkmann met zijn band – voor de gelegenheid de Taxidermisten gedoopt – verrassend opbeurende liedjes over de andere levenloze onderwerpen die in het museum getoond worden.

In Museum Boijmans van Beuningen wordt de dood bezworen in de expositie La La La Human Steps. Het ‘menselijk tekort’ is hier in vele uitingen tot beeld gevormd en in een overweldigende samenhang in de ruimte geplaatst. In het midden van de zaal wordt de dansvloer bezet door studenten van de dansopleiding Codarts die in live performances de omliggende kunstwerken verbinden met hun geïmproviseerde bewegingsvormen. Het museum gebruikt de Museumnacht010 ook om flink te lobbyen voor het nieuw te bouwen Collectiegebouw: bezoekers kunnen op de foto met het iconische maar nog altijd virtuele bouwwerk.

Galerie Christian Ouwens

Galerie Christian Ouwens

Armando


Tentoonstellingsruimte TENT wordt ondertussen gevuld met een ‘wall of sound’ van kunstenaar/muzikant Hidde van Schie. Als onderdeel van de tentoonstelling New Romantic Spirit bespeelt Van Schie zijn zelfgebouwde gitaarobjecten en vestigt zo de aandacht op zijn overige werk en dat van popart-legende Woody van Amen. Vanuit de bruisende Witte de Withstraat is nog het charmante Chabot Museum te bezoeken om daarna in Het Nieuwe Instituut ondergedompeld te worden in de tunes van dj/vj-formatie Strange Boutique.

Na een zelfgebrouwen biertje bij de speciaal geïnstalleerde Buitenbrouwerij is er nog een adres waar niet aan voorbijgegaan mag worden. Aan de Eendrachtsweg opent binnenkort de nieuwe Galerie Christian Ouwens waar nu alvast een preview van de komende tentoonstelling gezien kan worden. Tegen de vers gestuukte muren staan de grote schilderijen van Armando achteloos te wachten, klaar om opgehangen te worden voor de nieuwe show. Een mooi vooruitzicht om deze heldere Nacht mee af te sluiten.

Museumnacht010 • 7 maart 2015, Rotterdam

 

Kunst / Expo binnenland

Mens, durf te leven!

recensie: o.a. Joost Conijn, Cindy Sherman, Bruce Nauman, Van Lamsweerde & Matadin - La La La Human Steps

Met een stevige greep uit de eigen collectie heeft Museum Boijmans van Beuningen weer een fabelachtige tentoonstelling samengesteld. André Malraux’ La condition humaine staat model voor een ontdekkingsreis langs ‘het menselijk tekort’ dat op veel manieren, in veel uitdrukkingen en door veel kunstenaars is verbeeld.

De verduisterde Bodonzalen van het museum zijn gevuld met menselijk leven en lijden, met liefhebben en verwerpen, met schoonheid en verderf. Het is de spiegel die ons wordt voorgehouden, een doorlopende confrontatie met de tweestrijd tussen ratio en passie: hoe om te gaan met de ander én met onszelf. Door de eeuwen heen hebben kunstenaars zich het hoofd gebroken om deze thematiek in een vorm te gieten: in schilderijen, objecten, installaties, foto’s en film.

Cindy Sherman, Untitled (no 96 - orange shirt, tile floor), 1982

Cindy Sherman, Untitled (no 96 – orange shirt, tile floor), 1982

Cindy Sherman


De alom oplichtende kunstwerken – film lijkt hier het meest getoonde medium – geven de tentoonstelling een zinderende atmosfeer. Het begint goed met Auto op dak (1996) van constructiekunstenaar Joost Conijn. De avonturier vormt met zijn gestrekte lichaam tussen twee sets wielen en een losse motor het chassis van een auto die, met zijn gehele fysiek bestuurd, rondjes over een plat dak rijdt. Een letterlijke ‘deus ex machina’ die de natuurwetten met zijn lijf en verbeeldingskracht weet te bedwingen.

Na de motoriek van het menselijk lichaam volgt de dramatische verstilling. Cindy Sherman heeft met haar fotowerk Untitled (no 96 – orange shirt, tile floor) uit 1982 een van haar vele personificaties uit imaginaire B-films verbeeld. Zoals in al haar rollen toont Sherman, naast vorm en kleur, vooral een scène die het midden houdt tussen intense schoonheid en het verschrikkelijke drama dat zich heeft afgespeeld of nog te gebeuren staat.

Bruce Nauman, Pulling Mouth, 1969

Bruce Nauman, Pulling Mouth, 1969

Bruce Nauman


Het is vooral de menselijke kommer en kwel die in vele vormen de tentoonstelling beheerst. Ultieme schoonheid en liefde – als onbereikbaar verlangen ook een tekort te noemen – is hier nauwelijks te vinden: alle werken zorgen voor een pijnlijke, afstandelijke of zelfs afstotelijke nasmaak. Dat ongemak is goed te voelen in de video’s van Bruce Nauman. Met zijn Pulling Mouth (1969) geeft hij de meest directe vorm van onbehaaglijkheid weer: handen die in close-up een mond wijd opensperren. De vervreemding van dit confronterende beeld maakt het vrijwel onmogelijk hier langer dan een paar seconden naar te kijken.

Dat langer kijken gaat vanzelf in de video-installatie van Yang Fudong. In een afgesloten ruimte vertoont zijn The Revival of the Snake (2005) op tien verschillende schermen het verhaal van een anonieme man in ellendige omstandigheden. De scènes lopen door elkaar heen en laten geen begin of einde zien, de man lijkt een vluchteling die probeert te overleven in een ongenaakbaar landschap. De verwarring is groot: de kijker leeft mee en voelt zich betrokken, maar blijft in het duister tasten over oorzaak en gevolg.

Inez van Lamsweerde & Vinoodh Matadin, Kirsten Star, 1996

Inez van Lamsweerde & Vinoodh Matadin, Kirsten Star, 1996

Van Lamsweerde & Matadin


Dat de schoonheid hier toch een plek heeft gekregen, blijkt uit de fotowerken van Inez van Lamsweerde & Vinoodh Matadin. Echter is hun menselijke verschijning zodanig geperfectioneerd en gemanipuleerd dat de vermeende esthetiek doorslaat naar een bizarre lelijkheid. Het mensbeeld lijkt herkenbaar, zoals perfecte foto’s uit de ons omringende modewereld, maar is bij nadere bestudering verworden tot een eigentijds monster van Frankenstein.

La La La Human Steps wordt aangevuld met een aantal live opgevoerde dansvoorstellingen die, midden in de zaal, de dynamiek van de omringende kunstwerken versterken. Deze performances, naderhand geprojecteerd op vrijhangende schermen, vormen een eigentijdse verbinding met het thema van de expositie. Samen met eeuwenoude schilderijen, de oplichtende beelden en het doorlopende gemurmel van de vele projecties krijgt de toeschouwer een inkijkje in de ondoorgrondelijke menselijke ziel. De loutering na afloop is evident: het is geen leedvermaak waarmee we kijken naar andermans ellende, het is de simpele worsteling met onszelf.

Muziek / Album

Het zelfvertrouwen druipt ervan af

recensie: Siskiyou - Nervous

Dat Colin Huebert (ex-lid van Great Lake Swimmers) mooie liedjes kan schrijven, was al bekend. Dat wordt wederom duidelijk op Nervous, alweer het derde album van de Canadese folkrockband. Toch vormt het album een nieuwe stap voor de groep: nog nooit orkestreerde die zo rijk en ambitieus als op dit album.

Onder meer strijkers, (kinder)koren, stuwende bassen, elektrische gitaren, een saxofoon, een piano, en zelfs wat elektronica komen langs in de veelgelaagde nummers. Opvallend, omdat Siskiyou er in het verleden juist een veel kaler, intiemer geluid op nahield. Daar blijft het niet bij, want ook de productie is veel helderder en beter uitgebalanceerd dan ooit. In deze nieuwe werkwijze schuilt echter een groot gevaar: het vervallen in plat bombast en gladheid, waardoor de oorspronkelijk mooie liedjes en emotie totaal verloren gaan in het opgeklopte en gladgestreken geluid. Het is een valkuil die Siskiyou gelukkig ruimschoots omzeilt.

Laat deze groep de trukendoos maar opengooien. Elk instrumentale laagje en elke gitaaraanslag lijkt met zorg binnen de compositie geplaatst, en wordt door de smaakvolle productie dan weer perfect uitgelicht. Er zijn immers ook voldoende rustpunten, en naar de vollere gedeeltes wordt altijd zorgvuldig opgebouwd. Geslaagde toevoegingen, zoals een saxofoonsolo van Colin Stetson in opener ‘Deserter’, zorgen verder voor verrassende wendingen en maken de nummers nog interessanter. Sowieso is de band, dat hier een over het algemeen toegankelijk album aflevert, niet bang voor enig avontuur. Zo mondt het sinistere ‘Jesus in the 70’s’ uit in een ronduit griezelige kakofonie met indringende schreeuwen. In deze muzikale rijkdom valt dan ook veel meer te ontdekken dan bij je gemiddelde folkrockgroepje.

Verdomd compleet plaatje

Dat de liedjes niet verdrinken in de prominente begeleiding is mede te danken aan Colin Huebert, wiens krachtige zang (die stevig doet denken aan die van Arcade Fire-zanger Win Butler) er moeiteloos voor zorgt dat de sterk geschreven songs altijd centraal staan. Als iemand een dergelijke instrumentatie aankan, is hij het. Met zijn geregeld overslaande stem geeft hij het album bovendien de nodige emotionele diepte mee. Vrolijk is dit immers niet; er ligt constant een licht melancholisch, donker randje om de muziek heen, hoe uitgelaten, bijna euforisch die af en toe ook klinkt. Dus ja, ook ‘sfeervol’ mogen we optellen bij het rijtje goede punten.

Het zal je vast al duidelijk zijn geworden dat dit een verdomd compleet plaatje is. Memorabele melodieën, emotie, sfeer, sterk geschreven liedjes, afwisseling, zelfs avontuur… Het is allemaal te vinden op ‘Nervous’. Nervositeit over hun muziek zal niet de bron voor deze titel zijn, want het muzikale zelfvertrouwen druipt werkelijk van dit ambitieuze werkje af. En terecht.

Boeken / Fictie

Het genot van de kleine precisie

recensie: Marie Kessels - Brullen

Eens in de drie, vier jaar kunnen we ons verheugen op een nieuw boek van Marie Kessels. Nu is er Brullen, waarin een lawaaineurose aanleiding is voor een mooi, ingetogen verhaal.

Marie Kessels’ romans en essays over menselijk contact zijn hoogst sensitief. Veer, de verteller van De God met de gouden ballen (1995), is gefascineerd door hoe het daglicht de stationshal van Den Bosch binnenvalt. De essayistische stukken die samen Het nietigste (2002) vormen, gingen over de pijn die mensen kunnen voelen. In Ruw (2009) verkent de recent blind geworden Gemma de wereld op de tast, en ook in de prachtige scènes in Het lichtatelier (2012) waarin de rouwende Iris papier schept, staat dat zintuig centraal. In het pas verschenen Brullen heeft Kessels de aandacht verlegd naar het gehoor.

Marie Kessels (1954) is een teruggetrokken auteur, die geen interviews geeft en er op lijkt te vertrouwen dat haar romans en essaycollecties hun weg naar het publiek vanzelf vinden. In onze hedendaagse, diep gemedialiseerde samenleving levert dat misschien niet de hoogste verkoopaantallen op – al heeft Kessels over kritische belangstelling weinig te klagen. Ruw, dat een voorzichtige doorbraak genoemd kan worden, won in 2009 nog de F. Bordewijkprijs. Desalniettemin omringt haar relatieve obscuriteit elke uitgave met het aura van een onontdekte parel.

Tegen het papier geschreeuwd

Brullen – het is een lelijk, overdreven woord. Het is een titel die perfect past bij deze roman, waarin Dana vertelt over haar lawaaineurose. De geluiden rondom haar flat hebben haar bijna gek gemaakt, en zeker in het eerste deel van de roman, waar we de ‘patiënt’ leren kennen, is haar taal gezwollen, hyperbolisch, opgeblazen door de overdaad aan prikkelingen:

Wie zoals ik (Dana, fotograaf en soms ook drukker, letterontwerper, huisschilder) jarenlang getergd en langzaam maar zeker zowat tot waanzin gedreven is door geluidsoverlast in haar huis en daarom tijdelijk is uitgeweken naar een stiller huis in een andere stad, zal wel niet hetzelfde op brullende voetbalsupporters reageren als andere mensen die niets om voetbal geven.  

De taal lijkt tegen het papier geschreeuwd. Telkens gebruikt Dana het grotere woord, zet ze haar gevoelens aan, raakt ze aan de overdrijving. Dit is de kracht van Marie Kessels, de reden waarom haar sensitieve romans zo boeiend zijn: haar overgave aan het woord, het in de huid kruipen van personages die constant aangesproken worden op één zintuig. Hier is dat Dana, op wier leefwereld continu allerlei geluiden inbeuken, een proces dat in de romantekst is verwerkt; in Ruw was dat de tast, sloot Kessels je op in het perspectief van een blinde vrouw.

Niet alleen de taal is perfect verzorgd. Brullen, dat is onderverdeeld in vijf delen die elk een ander stadium in Dana’s gevecht met het lawaai beschrijven, is gevuld met korte essaytjes. Dat is een stijl die niet iedere lezer zal liggen, maar Kessels serveert hier via Dana wel een keur aan interessante en boeiende inzichten. Dana’s observaties ontleden wat ze ziet. Het is een paradoxaal proces van zowel haat als liefde: haat aan de geluiden die haar leven moeilijk maken, liefde voor de taal waarin ze het leven wil vangen.

Het genot van literatuur

In Brullen is Marie Kessels taal nog net zo precies geformuleerd als in eerdere romans, maar heeft zich naar buiten gekeerd – de hyperbool van het geluid. Niet het zorgvuldig aftasten van het innerlijk staat hier centraal, maar de manier waarop een harde buitenwereld op een sensitieve binnenwereld binnendringt. In haar werk laat Kessels telkens weer zien wat een genot literatuur kan zijn, wat een rijkdom er in de kleine precisie te vinden is. Natuurlijk wens je Marie Kessels lezers toe, maar nog meer wens je de lezers Marie Kessels toe.

Kunst / Achtergrond
special: TEFAF 2015

TEFAF 2015: Het mooiste van alle werelden bij elkaar

Ruim 51 miljard euro werd er in 2014 wereldwijd aan de verkoop van kunst verdiend. Een nieuw record dat niet voor niks bekend werd gemaakt op de grootste en belangrijkste kunstbeurs ter wereld. Want ook dit jaar tonen galeries en handelaren van over de hele wereld hun mooiste kunstschatten weer op de TEFAF in Maastricht. Antiek, juwelen, schilderijen, moderne en hedendaagse kunst, alles is terug te vinden op de TEFAF en met een groot aantal verkopen in het openingsweekend is de beurs nu al van succes verzekerd.

Kees van Dongen, <em>Lailla</em>, 1908, olie op doek. Bij Dickinson.

Kees van Dongen, Lailla, 1908, olie op doek. Bij Dickinson.

Ondanks het feit dat een kunstbeurs draait om de handel en verkoop van kunst, gebeurt er veel meer op de TEFAF. Het is een plek waar kwaliteit voorop staat, waar wereldwijde culturele netwerken zich verzamelen en waar altijd een kunstwerk te vinden is dat zal inspireren. Immers vormen alle verschillende disciplines bij elkaar een jaarlijks terugkerend hoogtepunt en is ook kijken zonder te kopen een hele goede tijdsbesteding.

Zoals altijd zijn het de vooraf aangekondigde ‘highlights’ die de aandacht trekken, zoals een editie van Le grand atlas uit 1663 door Johannes Blaeu bij Crouch Rare Books, het schilderij Laila uit 1908 van Kees van Dongen bij Dickinson en een Mae West Lip Sofavan Salvador Dali bij de? Patrick Derom Gallery. Daarnaast zijn er echter altijd verrassingen die de openingsdag compleet maken. Een goed voorbeeld daarvan is het kunstwerk van Jan Asselijn uit 1651, te zien bij Haboldt & Co., waarop de dijkdoorbraak van de Sint Anthonisdijk in Amsterdam te zien is. Het formaat en de intens blauwe lucht in combinatie met de dreigende stormachtige wolken maken het werk indrukwekkend. Dat vond ook het Rijksmuseum, wat zaterdag bekend maakte dit werk te hebben aangekocht.

Nieuw dit jaar is NIGHT FISHING, een toevoeging aan TEFAF Modern. Het idee is dat hedendaagse kunstwerken geïnspireerd zijn op objecten die terug te zien zijn op de beurs en een verbinding met elkaar aangaan. Curator Sydney Picasso koos voor deze editie de herontwikkeling van sculptuur als kunstvorm en selecteerde naoorlogse en hedendaagse kunstenaars. Het werk van de Nederlandse Mark Manders is hier onder andere te zien.

Johannes Blaeu,<em> Le Grand Atlas (12 volumes)</em>, 1663. Bij Crouch Rare Books.

Johannes Blaeu, Le Grand Atlas (12 volumes), 1663. Bij Crouch Rare Books.

TEFAF Paper wordt dit jaar verrijkt met een extra tentoonstelling. Onder de naam Teyler’s Legacy toont het Haarlemse museum achtentwintig bijzondere tekeningen uit de museumcollectie. Het betreft tekeningen van de zestiende eeuw tot nu. Met topstukken van Michelangelo, Rafael, Rembrandt, Goltzius, maar bijvoorbeeld ook Marlene Dumas, is het absoluut een hoogtepunt om langs te gaan. Kortom, er is genoeg moois te zien en voor iedereen wat wils. De TEFAF is dan ook zeker een bezoek waard.