Theater / Voorstelling

Het feminisme voorbij

recensie: De getemde feeks

.

~

De Getemde Feeks staat bekend als één van de moeilijkste stukken van Shakespeare. Niet dat het nu zo’n ingewikkelde verhaallijn heeft, of dat het taalgebruik zo onbegrijpelijk is. Integendeel. Het probleem van dit stuk is dat het eigenlijk helemaal niet in deze tijd past. En dat doet het al een paar eeuwen niet.

Antifeministisch

Het verhaal van de dwarse Katharina die door de edelman Petruchio wel even getemd zal worden is zeer amusant, maar het is op het eerste gezicht een zeer antifeministisch stuk. Katharina wordt getemd en adviseert aan het einde van het stuk de vrouwen in het publiek wel even hoe zij zich tegenover hun man dienen op te stellen.

Als regisseur kun je daar op bepaalde manieren mee omgaan. Je kunt besluiten je aan Shakespeare aanwijzingen te houden en het stuk te spelen zoals het 400 jaar geleden geschreven is. Of je vertaalt het naar nu, en vertelt het verhaal zo dat de eindscene, waarin Katharina haar eindmonoloog over gehoorzaamheid geeft, in feite een spel is tussen haar en Petruchio met de andere karakters en hun echtgenotes als slachtoffer. Zo heb ik het in Engeland gezien, tot groot succes.

Corps

Deze versie van het NNT is zeer trouw aan Shakespeare, met slechts enkele wijzigingen in taalgebruik. Het feit dat Shakespeare nooit veel aanwijzingen over hoe iets moet worden gespeeld geeft blijkt met name in de eerste scènes van het stuk. Het begint vrij statisch en het duurt even voor alles op gang komt. Maar als publiek wordt je wel meteen in de actie gestort. Het is meteen duidelijk dat Katharina de feeks uit de titel is, en de mannen (Hortensio, Lucentio en Gremio) lijken zo uit een willekeurig studentencorps weggelopen te zijn; het type sigarenrokende, sherrydrinkende bankiers.

Gedurende het grootste deel van de voorstelling is De Getemde Feeks een succesvolle komedie die met name gedragen wordt door Yorick Zwart (Tranio en Grumio), Loek Peters (Gremio) en Ludo Hoogmartens (Petruchio). Kleine details, zoals het overdreven nette accent van Tranio als hij voor edelman moet spelen, en Petruchio’s gezichtsuitdrukkingen veranderen de karakters in zeer komische figuren.

Breken

Maar, ongeveer halverwege het stuk, als Petruchio en Katharina daadwerkelijk getrouwd zijn, wordt het grimmiger. De focus verschuift van het komische hofmaken van Lucentio en Bianca naar het harde breken van Katharina. Tegen die tijd begint het bij het publiek ook te knagen; dit is niet grappig meer. Goed, Katharina is een feeks, maar waar is die Lucentio nu eigenlijk mee bezig? En tegen de tijd dat Katharina haar monoloog geeft, zit het publiek een beetje ongemakkelijk te lachen. Katharina, gespeelt door Lotje van Lunteren, richt zich tot het publiek in die monoloog, en is nog alleen met Petruchio op het toneel. Petruchio, die goedkeurend, sigaarrokend, staat toe te kijken hoe Katharina zich in het stof werpt voor hem.

Is Karina Kroft erin geslaagd een snel, hard stuk te regisseren dat eerder de onderbuik dan het intellect aanspreekt? Ja. De Getemde Feeks is zeer geslaagd, zeker als je in aanmerking neemt dat het in slechts drie weken in elkaar is gezet. Ik kon niet aan de gedachte ontkomen dat dit dicht in de buurt komt van hoe Shakespeare’s stukken oorspronkelijk op de planken werden gebracht; een korte repetitietijd, spelers die een tweede rol op zich nemen door het opzetten van een maskertje, en de kleine vergissingen die daar bij horen. De Getemde Feeks is snel, komisch, en zelfs vertederend, en de paar foutjes zijn eigenlijk allemaal terug te brengen naar de tekst van Shakespeare.

De Getemde Feeks wordt nog tot en met 8 november gespeeld in de Machinefabriek. Meer informatie: www.nnt.nl

Film / Films

Charlton Heston overleeft de toekomst

recensie: The Omega Man & Soylent Green

Aaaah, de jaren zeventig: voor veel filmliefhebbers vormen de jaren tussen 1968 en 1979 nog steeds de bloeiperiode van de cinema. Easy Rider was de definitieve nagel in de doodskist van het studiosysteem en het begin van de Amerikaanse auteurcinema, waarin talenten als Martin Scorsese, Francis Coppola en vele andere goden zeer persoonlijke films maakten die ook nog eens goed werden bezocht. Zelfs de komst van de blockbuster in 1975 veranderde weinig aan de kwaliteit van de films: Jaws of Star Wars zijn oneindig veel beter dan moderne tegenhangers als Anaconda of The Phantom Menace.

~

Het leukste aan al die bekende en onbekende film uit de zeventiger jaren is de sfeer, waarvoor de Engelse taal het woord gritty heeft. Of het nu komt door de kwaliteit van het gebruikte filmmateriaal of de relatief vaak lage productiebudgetten, vrijwel elke film ziet eruit of hij zo van de straat is geplukt. Dat is ook zeker het geval met deze twee toekomstfantasieën die gelijktijdig door Warner op dvd zijn uitgebracht, en geheel terecht, want Soylent Green en The Omega Man vertonen nogal wat overeenkomsten. Zo speelt Charlton Heston in beide films de hoofdrol en spelen beide films zich af in de toekomst, hoewel er nergens een ruimteschip is te zien. In de trant van Huxleys Brave New World laten de twee films een pessimistische blik zien op een dystopische samenleving.

Godsdienstwaanzinnige albino’s

~

In The Omega Man uit 1971 speelt Heston Neville, een oud-militair die na het uitbreken van een wereldwijde epidemie de enige levende man op aarde denkt te zijn. Maar al gauw wordt duidelijk dat er sommigen zijn die door het virus zijn veranderd in een soort godsdienstwaanzinnige albino’s die alleen ’s nachts tevoorschijn komen. (Klinkt bekend? Dat kan kloppen, want het recente 28 Days Later volgt eenzelfde stramien.) Neville is een harde man die ondanks alles probeert te overleven in een nietsonziende maatschappij; zonder pardon maait hij iedereen neer die hem voor de voeten durft te lopen. The Omega Man is een prima film die profiteert van een paar goede hoofdrollen (naast Heston valt vooral Anthony Zerbe op als leider van de groep albino’s) en een boeiend verhaal (naar Richard Mathesons boek I Am Legend, dat momenteel opnieuw verfilmd wordt met Will Smith in de hoofdrol).

Levend archief

Maar Soylent Green, twee jaar later door Richard Fleischer gemaakt met opnieuw Heston in de hoofdrol, is nog beter. De titel is de naam van een soort voedsel dat van plankton gemaakt wordt, in een bomvol New York ergens in de nabije toekomst. Dieren en planten zijn vrijwel uitgestorven en voor rundvlees wordt op de zwarte markt grof geld betaald. Heston is de corrupte politieagent Thorn die tijdens het onderzoek naar de moord op een directielid van het bedrijf Soylent stuit op enkele duistere geheimen van de wereldwijde voedselproducent. Het mooie aan de film zijn de kleine details waarmee de toekomstige maatschappij wordt geschetst: de zwarte voedselmarkten, de totale onverschilligheid voor mensenlevens (relschoppende menigtes worden letterlijk opgeruimd met grote shovels), de zeldzame status van papier (waardoor sommige bejaarden bij justitie in dienst zijn als levend archief) en de uitvaartcentra waar je inslaapt onder het genot van natuuropnamen en je favoriete muziek van vroeger.

Honderd-en-een films

Twee prima films dus, die op dvd nog worden opgesierd door een paar boeiende extra’s. The Omega Man bevat de klassieke documentaire The Last Man Alive en een inleiding door drie van de medewerkers aan de film, terwijl Soylent Green vergezeld gaat van een audiocommentaar van regisseur Richard Fleischer en actrice Leigh Taylor-Young en een korte documentaire gemaakt rond de release van de film. Ook zijn er beelden te zien van het feestje dat MGM gaf voor acteur Edward G. Robinson omdat Soylent Green zijn honderd-en-eerste film was. Geen tot de rand gevulde special editions dus, maar wel twee bijna vergeten pareltjes uit die rijke periode van dertig jaar geleden.

Film / Films

The Lion King

recensie: The Lion King

Het was december 1994 en je zat in een donkere bioscoopzaal. Het Disneylogo kwam voorbij en toen werd het zwart. Je hoorde en zag niets. Maar net op het moment dat je je begon af te vragen of de film soms stuk was, werd je opgeschrikt door de eerste kreten Afrikaanse muziek en een roodgele zonsopgang. The Lion King was begonnen.

~

Er valt bijna niet over te twisten: The Lion King is de beste Disney-animatie ooit. En dat terwijl de film eerst als extra project gepland stond en Pocahontas alle prioriteit, de beste tekenaars en het meeste budget kreeg. Pocahontas faalde jammerlijk, maar The Lion King werd een enorm succes. Waarom?

Visueel hoogstandje

In de eerste plaats is de animatie natuurlijk geniaal. De openingsscène, met alle dieren die naar Pride Rock trekken om daar de nieuwe koning te aanschouwen, geeft je kippenvel. Details als water, mist, zonlicht, normaal heel moeilijk te tekenen, zijn strelingen voor het oog. Zelfs dingen die je alleen met een echte camera zou kunnen doen, zoals focussen, over de steppe vliegen en rond een obect cirkelen zijn in deze animatie verwerkt. Technisch ziet The Lion King er perfect uit.
De dieren in de film zijn voor het eerst in de geschiedenis van Disney echt als dieren getekend, niet als menselijke karakters met vier poten en een staart. Tegelijkertijd zijn deze dieren menselijker dan ooit, waarschijnlijk juist omdat ze er zo natuurlijk uitzien. Ze hoeven ook geen menselijke dingen te doen als rechtop lopen, in de handen klappen of iets met een poot optillen: hun menselijkheid is beperkt tot wat ze zeggen en denken.

De zin van het leven

~

Maar naast die visuele overdaad is het verhaal ook voor een groot deel verantwoordelijk voor het succes van The Lion King. Het verhaal werd (zeer) losjes gebaseerd op Hamlet en bevat elementen als verantwoordelijkheid, moed en hoop, thema’s die iedereen (bijvoorbeeld het kabinet Balkenende) aanspreken. Maar wie verder kijkt ziet dat ook zwaardere thema’s als dood en de zin van het leven behandeld worden: Koning Mufasa komt bij een “ongeluk” om het leven en zijn zoon Simba voelt zich schuldig. Hij vlucht en zou het liefst sterven, maar komt dan een tweetal tegen dat de oppervlakkige zijde van het leven vertegenwoordigt: Timon en Pumbaa, het duo dat het motto “Hakuna Matata” (“geen zorgen!”) eerbiedigt. Het blijkt niet genoeg voor Simba en hij worstelt met de vraag wat hij er nog toe doet. Op die vraag is gelukkig een antwoord te geven: Simba heeft wel degelijk een plaats in de kringloop van het leven, die hij uiteindelijk ook zal opeisen.

Toonbeeld van balans

Je kunt er lang of kort over uitweiden, maar één ding is zeker: The Lion King is het toonbeeld van balans: veel humor maar ook ernst, prachtige animatie en een goed verhaal, muziek die misschien wat al te gemakkelijk in het gehoor ligt maar zeker heel goed is. Feit is in ieder geval dat Disney die balans na The Lion King niet meer heeft kunnen evenaren. Pocahontas zat eveneens vol visuele overdaad, maar was te serieus, net als The Hunchback of the Notre Dame. Hercules was juist weer te luchthartig en commercieel, Mulan en Dinosaur waren te zoet en Tarzan werd veel te serieus aangepakt. Atlantis was enkel voor volwassenen. Het blijft kwakkelen.

Morning Report

Voor deze dvd-release heeft Disney weer een nieuwe scène in de film geplakt, net zoals ze dat eerder deden bij de SE van Beauty and the Beast. Wie zit daar op te wachten? Denken ze daar in Los Angeles soms dat niemand de film wil kopen als er niet iets nieuws op te vinden is?
Maar goed, de nieuwe scène heet Morning Report en hij is naadloos in de bestaande animatie gepast. Het is een humoristisch liedje en de animatie is niet te onderscheiden van de rest, maar het woord “overbodig” zingt harder door je hoofd dan Zazu. Het nieuwe stuk is echt geen verbetering van de bestaande film. Wanneer je de film opstart, krijg je trouwens automatisch de versie met nieuwe scène. Voor de originele versie moet je eerst via het setup-menu.

Extra’s

Beeld en geluid zijn vlekkeloos. The Lion King was voor Disney de eerste film die ze in Dolby Surround (5.1) uitbrachten, en dat spoor is via deze dvd te beluisteren, naast een speciale “home version”. Het beeld is opgepoetst en de kleuren en details spatten van het beeld.
Het audiocommentaar, van regisseurs Roger Allers en Rob Minkoff met producent Ron Hahn, is heel informatief en erg leuk. De drie mannen bespreken een flink aantal aspecten van de film: hoe het verhaal tot stand is gekomen (er is tot het laatst in geschoven en geknipt), technische details zoals computerprogramma’s en handmatige animaties, de stemmen van de acteurs en andere problemen. Een heel waardevolle track.

Doolhof

Op de eerste disc staan verder nog een drietal gesneuvelde scènes en een paar hele korte making-of-filmpjes. Er is nog een tweede disc, met daarop een karrevracht aan extra’s.
Die tweede disc is een doolhof. Onder de namen van de werelddelen vind je korte featurettes zonder play-all functie. Enige ordening op thema is nauwelijks te ontdekken. Onder de lijst met werelddelen staan kopjes als “Film”, “Verhaal”, “Toneel”, en “Muziek”. Het is raadzaam om die aan te klikken, want hier krijg je opnieuw de featurettes uit de werelddelen, maar dan wèl geordend. De filmpjes zijn veel te kort en bevatten te veel uitspraken als: “deze film was een fantastische ervaring was die zonder dit geweldige team niet was gelukt”. Je wordt er wee van. Een flink aantal spelletjes met Timon en Pumbaa moet ook het kinderspeelplezier verhogen, maar zijn slechts opvulling voor volwassenen. Onder het kopje “Toneel” zijn overigens een aantal zeer interessante (maar op MTV-tempo gemonteerde) beelden te zien van de musicalversie van The Lion King, die in Nederland in 2004 op de planken komt. Gaat die zien!

Dus?

De extra’s blijven steken aan de oppervlakte door hun geringe lengte en de versnippering. Een aantal lange documentaires hadden deze mijlpaal in de filmgeschiedenis veel beter tot zijn recht laten komen. Maar ondanks alles is deze special edition van The Lion King een absolute must-have. Prop die disc in je speler, doe de gordijnen dicht en draai de volumeknop van je surround-set helemaal open. Kies de originele bioscoopversie en laat je opschrikken door die eerste kreten Afrikaanse muziek en een roodgele zonsopgang. The Lion King zal je altijd kippenvel blijven bezorgen.

Boeken / Fictie

Voorbij de laatste woorden

recensie: Yves Petry - De laatste woorden van Leo Wekeman

Het is niet leuk een personage te zijn in een boek van Yves Petry. Zoveel mag na drie romans wel duidelijk zijn. De laatste woorden van Leo Wekeman, de laatste van de drie, is hier weer een mooi voorbeeld van. De westerse wereld draait door en Petry geeft haar nog een laatste zetje.

~

De laatste woorden van Leo Wekeman is het relaas van de ondanks zijn betrekkelijk jonge leeftijd van 35 jaar, al zo goed als uitgerangeerde journalist van het progressieve dagblad De Stem, Leo Wekeman. Het zit Wekeman niet mee. Na vijf jaar huwelijk is zijn vrouw vertrokken en tot overmaat van ramp heeft hij zijn werk dermate verwaarloosd dat zijn status als Amerikadeskundige (hij had per slot van rekening eens een lange reis ondernomen) op de tocht is komen te staan. De jonge goddelijke journalist Xavier Kingston (half Amerikaan, half Belg) bedreigt deze status en krijgt ook daadwerkelijk een interview met de president van de Verenigde Staten toegewezen. Dit heeft hij te danken aan hoofdredacteur en vierde schakel in het boek, Karel Schurmans: gescheiden, latent homofiel en zeer gecharmeerd van zijn beeldschone nieuwe werknemer.
Als ook Muriël, secretaresse van Schurmans en slachtoffer van Kingstons eigenwaan haar intrede doet, dan zijn alle ingrediënten voor het drama dat zich zal ontvouwen aanwezig. Want een drama zal het worden. In vijf hoofdstukken, die telkens door een ander personage worden verteld, wordt de ondergang van de Westerse beschaving pijnlijk duidelijk.

Idealen en intriges

Welk belang dient de moderne Europeaan immers? Werk? Schoonheid? Liefde? Ze komen er allemaal niet echt goed af in de visie van Petry. Wekeman slaat een aantal weken slaap over om zich zo in te werken in de materie, zodat het interview met de president van de VS alsnog naar hem zal móeten gaan. Zijn inzet wordt echter niet beloond. De schoonheid van Kingston lijkt te overwinnen, maar in het door de jonge god zelf vertelde hoofdstuk blijkt ook zijn schoonheid niet garant te staan voor een simpel en gelukkig leven. Liefde dan? Eva, Wekemans vrouw, lijkt dit ideaal boven alles te verheffen, maar vindt ook daar geen voldoening in. Het resultaat is een onophoudelijke stroom van intriges, want het enige haalbare ideaal is de macht over een ander. Het lukt iedereen: Eva denkt het morele gelijk aan haar kant te hebben in haar geschil met Wekeman, Schurmans oefent zijn hiërarchische macht uit, Kingston baat zijn schoonheid uit en Leo Wekeman denkt zijn collega’s te kunnen overbluffen met kennis en levenswijsheid. Maar iedereen mislukt. Het meest schrijnende geval is dat van Leo Wekeman. Hij belandt via een list alsnog op het interview met de president en probeert er een daad te stellen, maar schopt zo’n herrie dat hij regelrecht afstevent op zijn fin de carrière.

~

Wat blijft er na de mislukking over? Kennelijk moeten we tot de conclusie komen dat de mens een trieste soort is. Schijnbaar gelukkige huisvaders zoeken vluchtig seksueel genot op homoparkings en de vrouw die zo naarstig op zoek was naar de vurige, passievolle liefde blijkt best in haar oude lot te kunnen berusten, zolang er maar een zwangerschap in het verschiet ligt.

Pijnlijk

Yves Petry slaagt er – in dit door de Bezige Bij zeer slordig geredigeerde boek – wederom in om de keerzijde van de Westerse beschaving te laten zien. De constructie van zijn roman – het wisselde perspectief – zorgt ervoor dat je af en toe geconfronteerd wordt met een verrassende zienswijze, maar deze opzet is niet overal even geloofwaardig uitgewerkt. Zo drijven de hoofdstukken die verteld worden door Eva, Schurmans en Kingston vooral op de – op zich interessante – filosofietjes van Petry. Pas in het relaas van Leo Wekeman wordt het beeld echt pijnlijk. Na zijn laatste woorden is hij namelijk met stomheid geslagen en laat hij alles over zich heenkomen. De klanken van zijn ‘daad’ zijn dan al lang vervlogen.

8WEEKLY

Enough

Artikel: Joop Swart Masterclass 2003

Dit jaar organiseert World Press Photo voor de tiende keer de Joop Swart Masterclass (JSM). Tijdens deze JSM krijgen twaalf talentvolle internationale fotografen de kans om het één en ander op te steken van enkele prominenten in het vak. De Masterclass loopt van 1 tot en met 6 november. Hieruit vloeit een tentoonstelling voort met als thema: Enough.

~

De masters van de JSM zijn als gezegd prominenten uit de journalistieke fotografie. Zo is daar MaryAnne Golon, de beeldredacteur van Time Magazine. De andere Masters zijn: Peter Bialobrzeski, François Hébel, Roberto Koch, Manoocher, Nicole Robbers en Tom Stoddart. Tot de uitverkoren fotografen behoort onder andere Erik Refner, de winnaar van de World Press Photo in 2001.

Uiteenlopend

~

Ter voorbereiding op de masterclass maakten de studenten een foto-essay rondom het thema Enough. Het resultaat is een reeks zeer uiteenlopende reportages van bijvoorbeeld de Nederlandse Ilse Frech over moslimjongeren in de buitenwijken van Parijs en Marseille. Aan de hand van de reportages heeft François Hébel, directeur van het fotografiefestival Rencontres D’Arles, de tentoonstelling samengesteld. Over zijn concept zegt Hébel het volgende:

“The form in which the work is presented at Foam is an interactive exhibition where the visitor is placed in the position of a magazine editor. By allowing visitors to choose the material for five magazine spreads from 12 photographs, they are confronted with the difficulties of editing and with the subtleties and restrictions of what the images mean. It is possible at this final stage to either muffle or amplify the photographer’s voice.”

De tentoonstelling zal op 6 november 2002 om 17:30 worden geopend in het Fotografiemuseum Amsterdam (Foam). De opening wordt verricht door Gerrit Jan Wolffensperger, de voorzitter van World Press Photo. De tentoonstelling is open voor het publiek vanaf 7 november en duurt nog tot en met 11 januari 2004. Je hebt dus nog even de tijd.

Dagboek

Meer weten over de Masterclass? Op deze site zal elke dag een dagboek worden bijgehouden. Neem er eens een kijkje!

Locatie

Foam, Fotografiemuseum Amsterdam
Keizersgracht 609
Amsterdam

Data en openingstijden

7 november 2003 tot en met 11 januari 2004
Dagelijks geopend van 10:00 tot 17:00 uur
Donderdag en vrijdag tot en met 21:00 uur

Toegangsprijzen

Toegangsprijs Foam: € 5,00
Amsterdam pas/ museumjaarkaart: gratis
NS/Rabobank MJK/Stadspas/CJP: € 2,50

8WEEKLY

Nieuw in de eredivisie

Artikel: Ajax Club Football

Het is weer ouderwets oorlog in voetbalspelletjesland. FIFA en Pro Evolution Soccer staan elkaar als vanouds naar het leven, en TIF van Sony probeert de aansluiting bij de top te behouden. Dit jaar wordt de strijd nog interessanter omdat er een nieuwe speler in het veld in wil: Codemasters loopt zich langs de zijlijn warm. Ajax Club Football wil proberen de strijd met de toppers aan te gaan.

~

Mocht je naast Ajax Club Football in de winkels ook bijvoorbeeld Manchester United Club Football zien liggen, kijk dan niet raar op. Er zijn namelijk 17 versies op de markt! Op deze manier kunnen Man Utd of HSV-fans hun eigen versies kopen, en is de game voor elke Europeaan even aantrekkelijk. Want zeg nou zelf, zou jij als Nederlander per se Celtic Club Football gaan spelen? Een slimme zet dus van Codemasters. Als Feyenoord fan zou ik natuurlijk een heleboel grappen kunnen maken over Ajax in dit stukje, maar dat laat ik even achterwege.

Echte spelers

Qua verzorging kan Ajax Club Football met de beste mee. De spelers zijn uiterst herkenbaar, en de Amsterdam Arena is heel natuurgetrouw in de game geplaatst. Een groot pluspunt ten opzichte van bijvoorbeeld Pro Evolution Soccer is dat we eindelijk weer eens echte club en spelersnamen zien. Voor een voetbalgame vind ik het gewoon prettig als je met bestaande clubs en spelers kunt spelen, het geeft extra realisme. Naast de Nederlandse competitie kan je ook nog in een supercompetitie spelen, hierin zitten de andere Club Football-teams, en ook de bekendste stadions van Europa. Kijk, dat geeft de burger moed.

Een voetbalgame moet echter naast uiterlijk realisme ook een goede gameplay bieden. Dit kan op twee manieren. Je kunt net als FIFA voor de no-nonsense manier gaan en gewoon een simpele game met een hoog pick-up-and-play gehalte maken. Hiermee spreek je vooral de casual gamer aan, en dat is de belangrijkste (grootste) afnemersgroep van games. Je kunt ook grossieren in trucjes, special moves en realisme zoals PES, maar dan bereik je alleen de hardcore gamer. Ajax Club Football probeert de besturing van PES te combineren met de simpelheid van FIFA. Dit lukt echter niet helemaal.

Zweten

~

Het grootste probleem van de game is namelijk dat passeren nogal een opgave is. Bij zowel FIFA als PES zijn daar knopjes en foefjes voor, maar in Ajax Club Football heeft men dat een beetje over het hoofd gezien. Overspelen gaat gelukkig wel prima, en met een beetje oefening weten je spelers al snel de weg naar het doel te vinden. Toch is het erg jammer dat de gameplay een beetje onaf aan doet, net als de A.I. van de tegenstander. Het ene moment lijkt de tegenstander blindelings elke bal goed te spelen, om ‘m vervolgens een beetje knullig over de achterlijn te lopen.

Wie niet springt die is een…

Wel erg goed is het commentaar en supportersgeluid in de game. Wedstrijdcommentaar is altijd een tricky iets in een spel, en met name bij PES is het soms janken. Ajax Club Football heeft prima Engels commentaar, maar het is vooral het supporters gezang dat eruit springt. Men heeft goed onderzoek naar de diverse supportersgroepen gedaan. Op gezette tijden hoor je het publiek bijvoorbeeld zingen: “Ajax één wordt kampioen!” of “en wie niet springt die is een…”. Men was bij Codemasters wel zo slim om de laatste zin niet af te maken, maar wat ze er achter hebben geplakt kon ik niet helemaal opmaken. Het werkt in elk geval zeer sfeerverhogend.

Ajax Club Football moet je zien als een soort promovendus. Ze doen net een jaar op het hoogste niveau mee, en daarom mag je niet verwachten dat men direct mee doet voor de prijzen. Ondanks een niveau verschil met de grote twee (FIFA en PES) laat de nieuwkomer enkele leuke staaltjes voetbal zien. De presentatie is erg goed, de game ziet er gelikt uit, en ruikt en proeft echt naar Ajax.
Bovendien zit er een prachtige editor in het spel, waardoor je jezelf zeer realistisch kunt namaken. Eerlijk gezegd is dit de beste editor die ik tot nu toe in een voetbalgame zag. Jammer genoeg kun je geen complete teams editen, misschien een idee voor deel twee? Dat de gameplay ietwat achterblijft op PES en FIFA is duidelijk, maar ik heb me toch prima vermaakt met Ajax Club Football, ook al ben en blijf ik een Feyenoordfan.

Muziek / Album

Remedie tegen negatieve gevoelens

recensie: Belle & Sebastian - Dear Catastrophe Waitress

.

~

Of het Murdoch’s bedoeling was, is maar de vraag. Het album biedt echter voldoende prachtige momenten om de eventuele last op de schouders van de luisteraar aanzienlijk te verlichten. Wat een heerlijke feelgood-popplaat. Belle & Sebastian bracht sinds het debuut Tigermilk uit 1996 een aantal prachtalbums uit, die samen met een hemelse live-reputatie bij hebben gedragen aan een cultstatus van jewelste. Kijk alleen al naar de enorme toeloop bij het optreden van Belle & Sebastian op Motel Mozaique 2002 in Rotterdam, waar mensen naar verluid stonden te huilen omdat ze er een uur voor aanvang niet meer in mochten.

Verhaaltjes

Het door Trevor Horn (de man achter Frankie Goes To Hollywood) geproduceerde Dear Catastrophe Waitress vormt een nieuw hoogtepunt in de reeds indrukwekkende geschiedenis van de band. De twaalf liedjes zijn stuk voor stuk bloedmooi, zowel qua compositie als tekstueel. Murdoch neemt je mee in zijn gedachtenwereld en vertelt kleine verhaaltjes, bijvoorbeeld over het de serveerster en over een jongen die anders is dan anderen en daarmee wordt gepest in het ontroerende Lord Anthony.

Ook al zijn de teksten niet altijd even vrolijk, de liedjes hebben stuk voor stuk een opbeurende ontertoon. Zelfs een van de hoogtepunten van het album, I’m A Cuckoo, bestaat uit een zeer persoonlijke tekst over verlies gemiste kansen, en meer van dat alles, terwijl het liedje zó opbeurend klinkt dat je er meteen dolgelukkig van wordt: “There’s something wrong with me, I’m a cuckoo.”

Geluk

~

Hiermee kom ik op de belangrijkste kwaliteit van Dear Catastrophe Waitress. Het album heeft nog meer dan voorgangers The Boy With The Arab Strab (1998) en Fold Your Hands Child, You Look Like A Peasant (2000) de eigenschap om gelukkig te maken. Veel mensen, inclusief mijzelf, nemen in ongelukkige tijden een toevlucht tot depressievere muzieksoorten, zodat zij lekker kunnen meelijden met bijvoorbeeld Eddie Vedder in Black of Thom Yorke in Exit Music. Ik denk echter dat Dear Catastrophe Waitress een zachtere remedie is tegen negatieve gevoelens. Overigens ook zeer geschikt voor happy people. Oordeel zelf:

When the half light makes for a clearer view
Sleep a little more if you want to
But restlessness has seized me now, it’s true
I could watch the dreams flicker in your eyes
Lying here asleep on a sunbeam
I wonder if you realise you fascinate me so

Think about a new destination
If you think you need inspiration
Roll out the map and mark it with a pin
I will follow every direction
Just lace up your shoes while I’m fetching a sleeping bag, a tent…
Another summer’s passing by
All I need is somewhere I feel the grass beneath my feet
A walk on sand, a fire I can warm my hands
My joy will be complete

(tekst van het nummer: Asleep On A Sunbeam door Stuart Murdoch)

Link:

http://www.belleandsebastian.com

Muziek / Concert

Iceland Airwaves 2003

recensie: Iceland Airwaves 2003

Het jaarlijkse Iceland Airwaves is een van de meest afgelegen muziekfestivals ter wereld. Voor de IJslanders is het dan ook een van de weinige gelegenheden om buitenlandse acts te zien, maar dit jaar waren er geen grote namen, en wat er van buitenaf kwam was nu niet direct indrukwekkend. Het driedaagse muziekfestijn trekt echter ook hordes muziektoeristen, journalisten en mensen uit de muziekbusiness, want Airwaves is ook een showcase voor talent van eigen bodem. En daar was er meer dan genoeg van. Er speelden ongeveer in totaal 120 bands en artiesten, en het hele festival vindt dit jaar prettig genoeg plaats in een aantal podia in het centrum van Reykjavik, die allemaal op loopafstand van elkaar gelegen zijn. Op die manier kun je heel gemakkelijk overstappen naar een ander concert. Bovendien is er voor de liefhebber een uitgebreid club-programma met buitenlandse DJ’s. Het enige nadeel is eigenlijk dat je niet zoveel bands kunt zien als je zou willen, want zijn altijd zo’n vijf of zes concerten tegelijk aan de gang. Zo hebben we bijvoorbeeld een uitvoerig Hollands-IJslands multimediaproject, een hiphop-avond, de rocksensatie Mínus en tientallen bandjes moeten missen, maar daar stond wel een onvergetelijke hoeveelheid goede concerten tegenover. Hoe dan ook is het Airwaves festival een unieke belevenis, al was het maar om te zien hoe ongeëvenaard inventief, levendig en gevariëerd het muziekmilieu is dat de IJslanders cultiveren.

~

16 oktober

~

Búdrýgindi

Een bescheiden begin van het festival, op het ruime podium van de club Nasa, vlak naast het stadhuis van Reykjavik. De IJslandse band Tristian speelt er gedreven gitaarmuziek met gecompliceerde structuren. Af en toe heeft het wel wat van Muse weg. Soms is die drang naar het ingewikkelde een beetje teveel van het goede, maar het is wel een veelbelovende band die een degelijk concert aflevert. Een paar uur later betreedt de jonge Eivør Pálsdóttir het toneel. Eivør woont tegenwoordig in IJsland maar komt eigenlijk uit de Faerøer, die obscure eilandengroep die doorgaans niet eens op de Europese kaart voorkomt. Er wonen nog geen 50.000 mensen, maar het volk heeft wel een interessante muziekcultuur. Eivør is daar een vaandeldrager van: ze combineert folk, pop, jazz en baseert haar muziek vaak op traditionele liederen. Ze is een muzikaal wonderkind met een ongelofelijk stembereik, en bovendien is ze deeltijd-zangeres van de fascinerende Faeroerse rockband Clickhaze, die dit jaar helaas niet op het festival spelen. Op het concert wordt ze begeleid door sessiemuzikanten en hanteert ze zelf de gitaar, en speelt voornamelijk nieuw werk dat op haar binnenkort te verschijnen CD komt. Het is dramatische muziek, uitstekend gespeeld, en een prima concert. De kelder van een van de theaters in Reykjavik is een chique bar die eruitziet als een nachtclub. Vanavond is die gereserveerd voor de meer zachtzinnige muziek. Het IJslandse Ampop nemen het begrip mellow ter harte: lome, trieste electronica met zang, keyboard en bas. Voor sommigen waarschijnlijk slaapverwekkend, maar voor wie zich erdoor laat meeslepen zijn het mooie, breekbare, sfeervolle liedjes. De band Ske is doorgaans een stuk opgewekter, maar vanavond weten ze dat niet bepaald over te brengen. Ze doen wel hun best, maar het optreden is nogal een rommeltje en van de vrolijke, multi-instrumentale popmuziek die we van hun CD kennen blijft helaas weinig over.

17 oktober

~

Jóhan Jóhannsson

Jóhan Jóhannsson, een muzikale duizendpoot die ook deel uitmaakt van het bizarre gezelschap Apparat Organ Quartet, voert vanmiddag zijn electro-klassieke composities uit in de (voor IJslandse begrippen) kolossale Hallgrimskerk. Voorzien van electronica en een strijkkwartet. Aanvankelijk is dat nogal een ontoegankelijke en abstracte voorstelling, maar na een tijdje blijkt het inventieve en boeiende muziek te zijn. Jóhannsson combineert melodieuze electronica met klassieke arrangementen, en het resultaat klinkt uniek en bij vlagen schitterend. Deze muziek is uitgebracht onder de naam Englabörn, de begeleiding van een gelijknamig toneelstuk, maar veel van wat vandaag gespeeld wordt verschijnt binnenkort op een nieuw werk, dat dan ook veelbelovend lijkt.

Hilarisch

Wie Fríðrik Þór Fríðrikssons jaren 80-documentaire Rock in Reykjavik heeft gezien, zal zich ongetwijfeld de twaalfjarige, lijmsnuivende punkkoters herinneren die tijdens een optreden een gitaar met een bijl te lijf gaan. IJsland heeft een rijke geschiedens van heftige jeugdige bands, en bewijst dat vanavond maar weer eens met een optreden van het gezelschap Búdrýgindi, op de bovenverdieping van het oubollige café Grand Rokk. Deze jongens zijn een jaar of zestien, en maken sinds een paar jaar verbazingwekkend energieke muziek, die punk, pop en rock combineert en voorziet van teksten over bijvoorbeeld jackpotverslaving. Het is hilarisch, maar ook uitstekende, levendige muziek die in je hoofd blijft hangen.

In een van de grotere en populairdere rock-podia in Reykjavik, Gaukur á Stöng, oftewel de papagaai op een stokje, speelt Maus. Deze IJslandse band zing tegenwoordig in het Engels, en dat is nogal te betreuren, want hun zanger is bepaald geen ster in de uitspraak van deze taal. Als je dacht dat Björk een dik accent had, heb je deze kerel nog niet gehoord. Maar goed, hun basale, opvallende en gedreven gitaarpop, voornamelijk van hun nieuwe CD Musick, mag er wel wezen.

Stoïcijnse retro-rock

~

Kimono

Ook boeiend is het optreden van de IJslands-Canadese band Kimono, twee straten verderop in Nasa, het grootste podium van het festival. Kimono heeft wel wat van Sonic Youth, en maakt bijzondere, onorthodoxe gitaarmuziek, maar steunt veel te veel op het virtuoze en ingenieuze gitaarspel van de zanger/gitarist. Het is wel indrukwekkend om hem gitaar te zien spelen, maar hij loopt er zo zeer mee te pronken dat het de nummers soms de das omdoet. Echt zingen kan hij ook niet, dus de muziek is op zijn best als hij instrumentaal blijft. En wanneer het technische vernuft binnen de perken blijft, is het ongelofelijk mooie, spannende muziek zoals je die je niet vaak hoort. Terug in Gaukur speelt ondertussen Brain Police, een van de weinige stonerrockbands van IJsland. Deze band heeft geen greintje originaliteit, maar blinkt wel uit binnen de beperkingen van het genre. Dat komt ook door de geweldig rauwe strot van hun zanger. Een heftig concert, wat niet gezegd kan worden van de New Yorkse Prosaics, die muziek maken in het verlengde van bijvoorbeeld Placebo en Interpol. Inmiddels is er bijna een einde gekomen aan het optreden van Singapore Sling, die voor een behoorlijke menigte in Nasa spelen. Deze zeskoppige formatie speelt lome, stoïcijnse retro-rock die live veel beter tot zijn recht blijkt te komen dan op CD. Na deze band valt de beurt aan The Kills. Dit Britse duo werkt met hun pretentieuze, oppervlakkige lawaai nogal op de zenuwen, dus het is hopen dat er vanavond nog wat beters te zien is.

~

Úlpa

En zowaar, nog geen honderd meter verderop, in het kleine, propvolle en benauwde café Vídalín, speelt het best bewaarde geheim van muzikaal IJsland. Dit is de band Úlpa (anorak), een kwartet dat nog maar sinds een paar jaar bestaat, maar een inventiviteit en eigenzinnigheid heeft die je doorgaans alleen in bands van het kaliber van Radiohead terugvindt. Úlpa maakt lang uitgesponnen nummers met een verslavend duister, dromerig en jazzy geluid, maar dan op een manier die als geen andere klinkt. De band speelt wat nummers van hun prachtige debuutalbum Mea Culpa, maar het is vooral nieuw materiaal wat vanavond gepresenteerd wordt. Dat ligt in het verlengde van hun eerdere muziek, maar de band maakt veel meer gebruik van keyboards, geschreeuw en bizarre structuren, en bovendien eindigen de meeste nummers bijzonder abrupt. Fascinerend, hier en daar geniaal, maar nogal ontoegankelijk. Hopelijk is dat een kwestie van wennen, want het materiaal is bedoeld voor een tweede CD die binnenkort moet verschijnen.

Saaie boel

In Nasa komt nu, om 1 uur ’s nachts, het concert van Quarashi ten einde: hun combinatie van hiphop, nu-metal en Beastie Boys is vermakelijk, maar al te mainstream en radiovriendelijk geworden om echt te bekoren. De band –die een internationale platendeal aan het allereerste Airwaves-festival te danken heeft– is inmiddels behoorlijk populair in Amerika en Japan, en daar zullen hun commerciële concessies ongetwijfeld toe bijgedragen hebben. Ze hebben er wel veel plezier in, en hun enthousiasme is aanstekelijk. De Dáðadrengir (de knapen die goed werk verrichten, of iets dergelijks) mogen het daarna nog eens dunnetjes overdoen. De heren zijn gemiddeld een jaar of 18, en Björk’s zoon speelt bas. Het is een uiterst vrolijke combinatie van rap (in het onverstaanbare IJslands), rock en electronica. De Audio Bullys zijn in IJsland niet echt aangeslagen, getuige de opkomst voor hun DJ-act twee straten verderop, in Gaukur á Stöng. Hun optreden zal daar weinig aan veranderen, want een duo dat platen draait voor een nog niet halfvolle zaal en een sfeer die ver te zoeken is nogal een saaie boel.

18 oktober

~

Trabant

Ensími, de band die twee leden van Jet Black Joe oprichtten toen die band ter ziele ging, maakt alweer een jaar of 6 gedreven, hoekige rock die mechanisch maar toch melodieus klinkt. Het klinkt een beetje als Placebo, maar dan toegankelijker, directer en heftiger. Zanger Hrafn Thoroddsen (de man achter het orgel bij Jet Black Joe!) is vanavond niet zo goed bij stem, maar dat is het enige minpuntje aan een solide concert, met bovendien nieuw materiaal, waaronder een heuse ballad. Ensími is een van de vele bands die zonder de barrières van hun thuisland heel wat succes zou kunnen genieten. De Noorse Ricochets maken er vervolgens nogal een show van: extravagante, patserige rock, die wel heel erg veel op Nick Cave lijkt. De zanger is straalbezopen, maar het publiek, dat in dat opzicht niet voor hem onderdoet, vind het allemaal prachtig. 8WEEKLY niet, en besluit een kijkje te nemen aan de overkant van de straat (Reykjavik is een kleine stad, zul je inmiddels wel begrepen hebben), waar een van de vele musea van de stad gehuisvest is. Voor de gelegenheid heeft het kunstmuseum een podium in een zaal opgericht, waar vanavond het IJslandse Tenderfoot als eerste mag spelen. Tenderfoot speelt zachte, melancholieke akoestische gitaarmuziek, die sfeervol en technisch indrukwekkend is, maar een uur lang wel heel erg voorspelbaar blijft. Een groter contrast met de band Trabant is nauwelijks denkbaar: dit electro-gezelschap levert even later in Nasa de meest vermakelijke vertoning van de hele Airwaves. Met onder meer een Johnny Cash-cover en een kinky uitvoering van hun hilarische Nasty Boy, inclusief bodyglitter, tepelornamenten en gesimuleerde gaysex. Trabant is buiten IJsland en Engeland niet bepaald bekend. Als je de band live ziet, denk je dat daar wel verandering in moet komen, want hun opgewekte, heftige electro-pop is zo aanstekelijk, vol zelfspot en goed gemaakt dat het op den duur overal wel aan moet slaan. Wie van de Moog Cookbook houdt, zal aan Trabant ook veel plezier beleven.

Schunnig visitekaartje

Terug naar Gaukur. Als de Ricochets eindelijk verdwenen zijn is de beurt aan Botnleðja (slib), een trio dat tegenwoordig heftige, humorvolle pop/rock maakt. De IJslandse pony schijnt het kleinste paard ter wereld met het grootste geslachtsdeel ter wereld te zijn, en dus is Botnleðja’s mascotte een IJslandse pony, met een gigantische piemel. Afgezien van zulke meligheid speelt de band ingenieuze, punkige muziek met geweldig grappige teksten (shove your head / down my throat / I’ll bite it off / and burn your coat), en een zanger die, je raad het al, een enorme keel op kan zetten. Het materiaal komt van hun laatste CD, Iceland National Park, een schunnig, alternatief visitekaartje voor hun thuisland. Deze CD is niet zo goed als hun vorige (Douglas Dakota), maar zeker aan te raden- en bovendien, als het goed is, niet al te moeilijk te vinden in Nederland.

Gevoelig oor

Alsof drie uitstekende concerten op een avond nog niet genoeg waren, is er in het museum ook The Album Leaf. Sigur Rós werd wereldberoemd toen Radiohead hen meenam op tournee, en met de Album Leaf lijkt het dezelfde kant op te gaan, want Sigur Rós vonden de muziek van de brit Jimmy LaValle zo goed dat ze hem mee op sleeptouw namen. De man is de laatste tijd vaak in IJsland, bezig een nieuwe CD op te nemen in de studio van Sigur Rós, van wie de drummer en toetsenist hem vanavond ook bijstaan. Het is sfeerrijke instrumentale muziek, die heel veel wegheeft van een soort kruising tussen Múm en de nieuwere Mogwai. Virtuoos LaValle heeft een gevoelig oor voor fijne melodieën, die hij weet om te toveren in uitvoerig gearrangeerde nummers. Met behulp van de helft van Sigur Rós, een violiste en een bassist klinkt het live allemaal heel mooi.

Chaotische herrie

Dit was wel zo’n beetje het hoogtepunt van de laatste dag van het festival, maar na middernacht is er ook nog Sign, een glamorrock-band die met klassieke hardrock-riffs, hardrock-oogschaduw, leren hardrock-broeken en hardrock-schreeuwzang nogal anachronistisch aandoet. Ware het niet dat hun uitermate sexy frontman/zanger/gitarist nog maar net 17 jaar oud is, en dat de band al twee uitstekende CD’s op haar naam heeft staan! Sign maakt memorabele, melodieuze rock op de leest van Kiss geschoeid. Nogal een prestatie voor jongens die volgens de strenge IJslandse leeftijdsgrenzen niet eens hun eigen concert zouden mogen bijwonen. Het zijn uitstekende musici, ze leveren een flitsende show, met een handvol prima nieuwe songs, maar technisch is het nogal een zooitje. Het geluid is vreselijk slecht (een ooverdovende bas verdrinkt de rest van de muziek), er zijn nogal wat problemen met de zanglijnen, en de plotselinge toevoeging van een toetsenist is ook nogal overbodig. Bovendien was het charmante van Sign altijd dat de teksten in het IJslands waren; helaas is de band inmiddels overstag gegaan voor het Engels. Niet alleen het nieuwe materiaal is in het Engels, ook de oudere hits zijn vertaald. Ongetwijfeld ten bate van het buitenlandse publiek- niet dat dat er was, want er zijn nauwelijks 20 mensen op de bovenverdieping van het oubollige café Grand Rokk. We nemen na afloop nog even een kijkje in het inmiddels afgeladen Gaukur, waar een band met de onmogelijke naam Eighties Matchbox B-Line Disaster een bezopen menigte teistert. Het is snoeiharde en chaotische herrie die met stroboscooplicht en een maniakale, stagedivende zanger nogal heftig overkomt.

Airwaves is een uniek muziekfestijn, en ook deze editie van het festival bewijst maar weer dat de buitenlandse acts in het niet vallen bij het inheemse talent op het afgelegen IJsland. Iedere serieuze muziekliefhebber doet er dan ook goed aan om hier eens een kijkje te komen nemen, en een betere aanleiding daarvoor dan de volgende editie van Airwaves is moeilijk denkbaar.

Links:

Airwaves

Bands:

The Album Leaf

Ampop

Botnleðja

Brain Police

Eighties Matchbox B-Line Disaster

Eivør Pálsdóttir

Ensími

The Kills

Kimono

Maus

Prosaics

Quarashi

Ricochets

Sign

Úlpa

Film / Achtergrond
special: Enge filmtips voor 31 oktober

Wat te zien met Halloween?

.

1) Halloween

In een Halloween-filmlijst kan deze klassieker natuurlijk absoluut niet ontbreken. Michael Meyers zette zijn eerste stapjes op het seriemoordenaarpad, en maakte van Jamie Lee Curtis een onvervalste Scream-Queen. De film was een enorme hit, en was het startschot voor een flink aantal vervolgen. De film is niet alleen erg spannend, maar heeft ook nog eens een prima soundtrack. De door schrijver en regisseur Carpenter zelf gecomponeerde score is één van de bekendste horrormuziekjes uit Hollywood. De film is voor sommigen zo’n 25 jaar na dato misschien een tikje gedateerd, maar zelf vind ik het nog steeds een prima zit.

~

2) Friday the 13th

En als we het toch over klassiekers hebben, laten we dan maar gelijk die andere serie van stal halen. Net als Halloween is Friday the 13th een absolute topper in het genre, gevolgd door een hele rits sequels van redelijke tot bedenkelijke kwaliteit. De eerste film is echter prima vermaak en bied alle benodigde ingrediënten; een afgelegen kamp met een duister verleden, een stel geile vrolijke tieners, en een geheimzinnige moordenaar. Een nog piepjonge Kevin Bacon laat zich op een heerlijk knullige manier afslachten. Friday the 13th heeft een hoog ‘wie is daar?’ gehalte, en is daardoor een blauwdruk voor het genre geworden.

3) Scream

Wes Craven laat in de jaren ’90 zien dat het slashergenre nog altijd kijkers naar de bioscoop kan trekken.

~

Nadat het genre eind jaren 80 officieel lijkt doodverklaard tovert Craven Scream uit de hoge hoed, en het bloed vloeit weer rijkelijk over het witte doek. In deze film neemt Craven min of meer het hele genre op de hak doordat de moordenaar een filmfreak blijkt te zijn die zijn methoden baseert op ‘scary movies’. Alle stereotypen passeren de revue, en zorgen ervoor dat de slasherliefhebber echt aan zijn trekken komt. Hierna volgden nog twee delen en een hele rits aan na-apers zoals Urban Legends en I Know What You Did Last Summer.

4) The Texas Chainsaw Massacre

Als we het over smerig hebben, dan hebben we het over deze film. The Texas Chainsaw Massacre is absolute cult. De kettingzaag verloor met deze titel definitief zijn goede naam bij het grote publiek.

~

Een echte ouderwetse redneckfamilie neemt een groepje jonge hippies op uiterst bloederige wijze te grazen. Niet alleen is men moordlustig, met heeft ook nog eens kannibalistische neigingen. Ook The Texas Chainsaw Massacre kon rekenen op enkele sequels die geheel in de traditie van het genre echt te slecht voor woorden waren. Momenteel is het wachten op een heuse remake die binnenkort in de bioscoop gaat draaien. The Texas Chainsaw Massacre is de oudste van de hier genoemde films, en dat is te zien. Zit je op glad en bloederig vermaak te wachten, huur dan gewoon Scream. Wil je echter absolute cult uit de jaren 70, dan kan je niet om deze titel heen.

5) Cherry Falls

~

Misschien is Cherry Falls niet de meest logische keuze in dit rijtje. De eerder genoemde films hebben een legendarische status, en dat kunnen we van deze high school slasher niet zeggen. Cherry Falls heeft echter wel alle benodigde ingrediënten. Een moordenaar vermoordt de tieners uit het afgelegen dorpje Cherry Falls. Alle slachtoffers hebben één ding gemeen, ze waren nog maagd. De lokale jeugd besluit massaal te gaan seksen om zo te voorkomen dat ze een gruwelijke dood sterven. Tijdens een groot seksfeest valt de moordenaar echter binnen en begint wild om zich heen te slachten. De seks is naar Amerikaanse traditie behoorlijk suggestief, de hilarische slachtscène aan het einde is dat niet. Heerlijk bot en over de top. Cherry Falls kan zich wat mij betreft prima meten met de andere hier genoemde slashers.

Muziek / Album

Een eeuwigheid

recensie: The Strokes - Room On Fire

Deze zomer was ik samen met mijn vriendin bezig haar kamer op te knappen. Bijna altijd klonk Is This It? van The Strokes keihard door de luidsprekers, voor de broodnodige arbeidsvitaminen. Dit debuut van de vijf jonge New Yorkers zorgde in 2001, samen met bijvoorbeeld White Blood Cells van The White Stripes, voor een ware hype. De invloeden van de met name Amerikaanse underground uit de jaren zestig en zeventig werden verwerkt in een hedendaags geluid dat toch wel heel erg aan vroeger deed denken. Is This It? is een 21ste-eeuwse klassieker in wording en klinkt zó intens en opzwepend dat de werking tijdens het afkrabben van het behang sterker was dan koffie en Red Bull bij elkaar.

~

Arme Julian Casablancas. Als songwriter van The Strokes zal hij het zeker niet gemakkelijk hebben gehad. Zoveel aandacht van de pers en van de fans moet de lat wel heel hoog hebben gelegd voor de opvolger van het gevierde debuut. En wat moet je doen wanneer je een schijnbaar onovertrefbare standaard hebt gezet, binnen een genre dat het niet echt moet hebben van drastische vernieuwing. Wat moet je doen wanneer de critici op de loer liggen om jouw nieuwe stap af te doen als een kopie van het origineel? Want wees eerlijk, een kopie is zelden interessant genoeg voor veel positieve publiciteit. Room On Fire klinkt helaas als een album van een band die het allemaal niet meer wist en toch maar heeft gekozen voor een benadering van het debuut.

Jonge-hondengeluid

~

In beginsel is er weinig mis met de nieuwe plaat. Met name de eerste paar liedjes zijn weer ijzersterk en liggen in het verlengde van Is This It?. The Strokes hebben toch wel een heel er kenmerkend en superstrak gitaargeluid en ook de stem van Casablancas is uitermate geschikt voor het passionele soort garagerock dat deze jongens voortbrengen. Na een aantal nummers is de spanning echter voor het grootste deel verdwenen. Waar dit aan ligt? Misschien aan het gebrek aan spontaniteit van Room On Fire. Over deze plaat lijkt veel teveel te zijn nagedacht. Waar Is This It? nog een erg jonge-hondengeluid herbergde, klinkt Room On Fire als een bedachtzamer album, wat zich vooral vertaalt in een gebrek aan snelheid en energie.

Funest

Het album is, met hetzelfde aantal nummers, korter dan zijn voorganger en telt daarmee slechts 33 minuten (tegenover 36 en een halve minuut). Toch lijkt Room On Fire een eeuwigheid te duren in vergelijking met Is This It?. Het is dan ook funest voor een plaat met zo’n korte speelduur om een paar nummers te bevatten waar je niet echt warm of koud van wordt. Helaas is dit wel het geval.

Drieëneenhalve ster

Niet dat dit werkstuk zijn mannetje niet staat ten opzichte van de enorme hoeveelheid albums die zo in een jaar uitkomen. Wanneer dit het debuut van The Strokes zou zijn geweest, waren we allemaal veel terughoudender geweest met ons commentaar. Dan zou dit album toch wel drieëneenhalve ster hebben gekregen binnen de in de bladen veel gehanteerde beoordelingsmethode. Is This It? kreeg echter een dikke vijf sterren. Wanneer ik weer ga klussen gaat die laatste dan ook weer in de cd-speler, dan schiet het tenminste een beetje op.

The Strokes staan op 12 december in de Heineken Music Hall te Amsterdam

Links

Officiële site