Film / Films

Uit als een nachtkaars

recensie: Revolutions is iets beter dan deel 2, maar dat kon ook gauw

Een jaar of twee geleden dook er op internet opeens een alternatieve versie op van The Phantom Menace, de eerste episode in de Star Wars-sage. Een handige jongen was zo ontevreden over de beruchte prequel dat hij met behulp van een dvd en wat montagesoftware een nieuwe versie maakte, waarin het politieke geneuzel tot een minimum werd gereduceerd en het grootste deel van de scènes met de irritante Jar Jar werden geschrapt. Het resultaat was een verbluffend coherente film, die wereldwijd de nodige opschudding veroorzaakte. Het wachten is nu op een snelle jongen die de schaar zet in de laatste twee Matrix-films.

~

The Matrix Revolutions begint enige uren na het einde van voorganger Reloaded, zonder enige samenvatting van die film. Neo (Keanu Reeves) lijkt in coma te liggen, maar bevindt zich ondertussen in een klinisch wit metrostation dat een verbinding vormt tussen de Matrix en de echte wereld. Als hij weer bijkomt, hoort hij dat het nog maar een paar uur zal duren voor Zion, het laatste bolwerk van de mensen, vernietigd zal worden door de meedogenloze Machines. Zal Neo de mensen redden? Zal Zion standhouden? Is Revolutions een even saaie en pretentieuze draak als Reloaded?

Stoplappen

~

Voor het eerst sinds de originele film kun je je tijdens het zien van Revolutions andere dingen afvragen dan “Wanneer is dit gezeik eindelijk afgelopen?”, zoals bij deel twee het geval was. De actiescènes doen er weer toe, en fungeren niet meer alleen als peperdure stoplappen. De aanval van de Machines op Zion is bij tijden zelfs echt spannend en bevat enkele prachtige beelden. Desalniettemin duurt het wel minstens een uur vol nodeloos pseudo-filosofische dialogen voor het eindelijk zo ver is. In hun debuut Bound en de originele Matrix lieten de Wachowski’s zien dat ze meesters waren in het visueel vertellen van een verhaal. In de twee vervolgdelen geven ze de voorkeur aan het woord, en dat is bij deze films een doodzonde.

Karige ontwikkelingen

Gelukkig kun je tijdens de spannende stukken in Revolutions weer meeleven met de personages, al is het maar een beetje. Je voelt je als bioscoopbezoeker echter goed op je tenen getrapt als je merkt dat veel van de karige ontwikkelingen uit Reloaded (er zijn meerdere versies van de Matrix geweest, en ook verlossers als Neo hebben eerder geprobeerd de mensen te redden van de ondergang), in Revolutions niet meer ter zake lijken te doen. Natuurlijk redt Neo de mensheid, maar was daarvoor echt dat vreselijke tweede deel nodig geweest?

Remastered

Het grootste raadsel uit de hele Matrix-sage is dan ook hoe de Wachowski’s de studio hebben overtuigd van het feit dat ze voor hun magere vervolgverhaal twee films nodig hadden in plaats van één. Twee films betekent meer werk, maar ook een dubbel salaris. De makers van deze films zijn daarom de enige winnaars van deze ronde. Maar dat kan veranderen: ik daag hierbij alle Matrix-fans met Adobe Premiere of Final Cut Pro uit een coherent verhaal te smeden van de beide laatste Matrix-films. Sloop alle overbodige dialogen eruit en kort de actiescènes in met veertig procent. The Matrix Remastered is het enige echte vervolg op het klassieke eerste deel. Wie durft?

Muziek / Album

Van punk naar allemansmuziek

recensie: Streetcore

Er zijn heel goede musici die niet zo heel erg belangrijk zijn. Elvis Costello is een goed voorbeeld: fantastische artiest, maar een wereld zonder Elvis Costello ziet er niet zo gek veel anders uit dan eentje mét. Van Joe Strummer kun je precies het tegenovergestelde beweren. Dat Strummer en The Clash eind jaren zeventig samen met andere punkbands de populaire muziek een beslissende draai om de oren hebben gegeven zal niemand bestrijden.

~

Maar zoals zoveel punkartiesten raakte ook Strummer na het uitdoven van de punkvlam en het ontbinden van The Clash in een diep gat. De wereld zat net zo min op Strummer te wachten als op die andere punkgrootheid, Sid Vicious. Maar waar Vicious de gemakkelijke uitweg koos besloot Strummer zichzelf opnieuw uit te vinden met The Mescaleros, een band die op een onmiskenbaar Clash-achtige manier veel verder kijkt dan het punk-genre.

Dat leidde tot twee platen en wisselend succes, hoewel Global a Go-Go wel degelijk bewees dat zo’n aanpak geslaagd kon zijn – met een mix van ska, punk en verschillende vormen van wereldmuziek. Streetcore is nummer drie, opgenomen vlak voordat Strummer op 22 december vorig jaar volledig onverwacht het loodje legde.

Op Streetcore wilden Strummer en The Mescaleros een wat toegankelijker geluid laten horen, maar geef mij Global a Go-Go maar. Waar die plaat The Mescaleros nog een smoel gaf, probeert Streetcore wat te veel een allemansvriend te zijn: een beetje Clash, een Reggae-cover (Redemption Song nota bene), iets voor de Blur-crowd, etcetera. Het maakt allemaal een twijfelende en zeker geen verrassende indruk – je krijgt de indruk dat Strummer er zo nog wel vijftig had kunnen maken als hij niet zo vroeg zou zijn overleden.

~

Dat wil niet zeggen dat er geen variatie in Streetcore aanwezig is, maar vaak heeft dat meer van een pastiche dan van een origineel idee: dat geldt voor Arms Aloft (Strummer op zijn Britpopst) maar ook voor het Midnight Oil-achtige Burnin’ Streets of het Pogues-nummer Silver & Gold.
Een deel van het probleem ligt er ook in dat Strummers stemgeluid niet gevarieerd en genuanceerd genoeg is om tien nummers de aandacht vast te houden (iets dat op platen als Sandinista! ook nogal duidelijk zijn kop opsteekt). Iets meer inspiratie had dat misschien nog een beetje goed kunnen maken, maar dat wordt ons jammer genoeg niet gegeven.

Een onverwacht hoogtepunt op de plaat is tegelijkertijd het minst Strummeriaanse nummer van allemaal maar daarom (?) wellicht het meest interessante. In Midnight Jam blikt Strummer terug op de toernee met de groep die hij net achter de rug heeft, een beetje zoals Jackson Browne in Nothing but Time). Beginnend met de voor Clash-liefhebbers bekende zin ‘London calling’, werken de Mescaleros een instrumentaal nummer af op een manier die nog het meest weg heeft van een loungende Johnny Marr. Maar het gebruik van gitaren en citaten van een nu sprekende Strummer werken buitengewoon goed, temeer daar de voorspelbaarheid die de meeste van de overige nummers kenmerkt hier ontbreekt. Als ik dan toch een vaarwel aan Joe Strummer wil noemen, dan dit maar.

Streetcore is zeker geen slechte plaat: er wordt vakkundig gemusiceerd en de productie is eersteklas, Strummer probeert – zij het beperkt – zijn grenzen te verleggen en is zich duidelijk bewust van zijn tijd. Maar onwillekeurig kom je terug op die ene vraag: zou ik ook maar de geringste interesse in deze plaat hebben gehad als hij *niet* door Joe Strummer, maar door een verder anonieme Brit was gemaakt? Het antwoord op die vraag valt bij Streetcore in het nadeel van Joe Strummer uit.

Boeken / Fictie

Spelletjes op de plee

recensie: Toiletten

.

~

De titel van de roman van Niels ’t Hooft doet niet meteen een breuk vermoeden met schrijvers als Giphart. Toiletten heeft een fel roze voorkant, die pijn doet aan de ogen en er staan twee poppetjes op in ondergoed. Maar dan de inhoud. Toiletten is een liefdesgeschiedenis, geschreven als een soort memoires. Studente Loes en de ik-figuur kennen elkaar een paar dagen wanneer ze gaan samenwonen op een kleine verdieping met twee wc’s. Loes is een idealist en schrijft, terwijl de ik-figuur computerspelletjes speelt op zijn Super Nintendo. Het lijkt nooit meer te eindigen en dit is voor altijd. Totdat er irritaties ontstaan, Loes hem begint te negeren en na ongeveer een maand woont de ik-persoon weer bij zijn ouders.

De roman is geschreven vanuit de ik-persoon als een soort verhaal voor Loes. Het ge-ik en ge-jij wordt erg consequent door gezet. Dit werkt soms wat op de zenuwen, want de varatie is ver te zoeken wanneer opnieuw een gedachte of een citaat van de hoofdpersoon wordt ingeleid met ‘ik bedacht me’ of ‘ik zei:’. Omdat de hoofdpersoon het liefst alles wil onthouden of opschrijven, zijn de gedachten soms wel wat oninteressant. Voor hem is het een dierbare herrinnering, dat de koelkastdeur de tafel net niet raakt als deze helemaal openstaat, maar voor de lezer is het dat niet. De zinnen zijn kort en de observaties zijn soms wat kinderlijk. Het grappige gegeven van de twee wc’s die later twee fronten worden, is mager uitgewerkt.

De opscheplepel oogde ouderwets. Het rook naar gesmolten kaas in het huis van de mevrouw van benenden. Er waren kleedjes en andere frutsels,precies zoals ik had verwacht, maar geen foto’s van kleinkinderen.In een glazen stolpstond een gekunsteld elfje en boven de tv hing Jezus. Hij was kleiner dan de Jezus in de kerk.

~

Niels ’t Hooft schrijft veel over videogames en speelt ze en in Toiletten kun je ook wel kenmerken vinden van computerspelletjes. De fantasieën van de hoofdpersoon zijn vaak afgeleid van computerspellen en ook de opbouw van de roman doet aan een computerspel denken. Er zijn verschillende scenes, levels, die elkaar in sneltreinvaart afwisselen en niet altijd op een logische manier met elkaar verbonden zijn, maar die allemaal deel uitmaken van het overkoepelende verhaal of het computerspel.

Het boek is, zoals ik al opmerkte, geschreven als verzameling memoires. Het is een persoonlijk document. Hoewel sommige gedachtes of belevenissen niet nieuw lijken voor de lezer, zijn ze dat wel voor de hoofdpersoon. Voor hem zijn deze uniek, het is zijn liefdesgeschiedenis en hij heeft die zo compleet mogelijk willen weergeven, met de soms knullige observaties of voor de handliggende of quasi-filosofische gedachtes. Dat maakt de hoofdpersoon wel vertederend. Een wereldvreemde jonge man, die ineens met een mens in aanraking komt.

Een jonge schrijver zorgt ook voor vragen. Is dit boek echt goed? Is er een breuk met voorgangers? Dit maakt misschien dat je een roman te veel wilt toedichten. Met Toiletten heeft Niels ’t Hooft een leuk boek geschreven. Er zitten wel wat puntige zinnen in, de situatie is grappig. En het computerthema maakt het ook nog modern. De schrijftstijl spreekt me alleen niet zo aan en voor een dunne roman als dit is dat nog geen probleem, maar als deze observerende toon van korte zinnen een hele roman gaat vullen, zal de aandacht zeker van het verhaal worden afgeleid. Hierbij spreek ik dan ook de hoop uit dat dit niet een nieuwe schrijftrend is voor de jonge schrijvers.

Link:

Controllerboy – het weblog van Niels ’t Hooft

Theater / Voorstelling

Psychologische thriller voor het hele gezin

recensie: Het bewijs

Met een fles champagne in haar hand en in een groen shirt zit ze daar op de veranda van haar ouderlijk huis. Ze is jarig, maar blij kan ze er niet van worden. Ze denkt na over het leven, over haar vader die ze pas heeft verloren en waar ze niet los van komt. Zij, de 27-jarige actrice Carice van Houten, is de held van deze psychologische familie-thriller Het Bewijs (Proof).

~

Het hele toneelstuk draait om Catherine (Carice van Houten), de 25-jarige dochter van een wiskundeprofessor die ooit geniaal was. Ze heeft een nauwe band met haar vader en lijkt erg op hem. Niet alleen zijn fascinatie voor cijfers heef ze geërfd, ook zijn persoonlijkheid en angsten. De dood van haar vader doet veel stof opwaaien. Oudere zus Claire komt over om de erfenis te regelen en zich met het leven van Catherine te bemoeien. En Harold, een favoriete student van haar vader, komt in de boeken snuffelen in de hoop een uniek wiskundig bewijs te vinden. Als dat bewijs gevonden wordt, is het alleen de vraag of dat geniale stuk wel afkomstig is van Catherines vader.

Carice van Houten krijgt, na bijrollen in Hedda Gabler en Een Meeuw, eindelijk de kans om te laten zien wat ze daadwerkelijk in haar mars heeft. Deze eerste dragende toneelrol is haar buitengewoon goed op het lijf geschreven. Ze huilt, ze lacht, ze schreeuwt, ze is bang, ze is cynisch en ze zet zich af. Ze trekt de kar prima in haar eentje. De scènes die ze met haar vader (Jules Hamel) speelt zijn mooi en gevoelig. De andere rollen stellen niet veel voor; zijn bijzaak. De zus (Sandra Mattie) en de student (Joost Claes) zijn jammer genoeg te vet aangezet, waardoor het natuurlijke dat Van Houten in zich heeft bijna teniet wordt gedaan. Bijna, want wegcijferen kunnen de andere spelers haar niet.

~

En dan het verhaal: het heeft niet veel om het lijf. In zeven chronologische scènes, onderbroken door twee flashbacks, wordt het verhaal verteld op het simpele decor: de veranda van het huis. Het verhaal komt langzaam op gang en werkt pas kort voor de pauze toe naar het Bewijs, waar het hele stuk om draait. Het verhaal an sich klopt, maar de uitwerking had zoveel beter gekund. Je mist nog wat diepgang, wat meer psychologische elementen. Je kunt zelf nog genoeg vragen bedenken waar je geen antwoord op hebt gekregen in het stuk. Op zich hoeft dat ook niet, want je kan het stuk slikken zoals het is, maar er zit gewoon veel meer in dan dat er is uitgekomen. Zonde dat Amerikaanse schrijver David Auburn dat zelf niet heeft ingezien.

Proof (Het bewijs) werd in New York twee jaar lang onafgebroken gespeeld en was het daarmee het langst lopende toneelstuk op Broadway in twintig jaar. Het stuk heeft al een aantal prijzen (Tony Awards, Pullitzer Prize) in de wacht gesleept. Dat wil niet altijd meteen zeggen dat het een geweldig stuk is. Integendeel. Toch is Het bewijs, ondanks het dunne verhaal, de moeite waard om gezien te worden. En dat is te danken aan – een kei in het weergeven van emoties – Carice van Houten.

Het Bewijs toert tot en met 8 februari 2004 door Nederland.
Voor meer informatie: www.toneel.nl

Muziek / Album

Een lange herfst

recensie: Audiotransparent

Het illustere Living Room Records moet handenwrijvend hebben toegekeken toen Audiotransparent een aantal maanden geleden bij hun tekende. Fier moet het hebben staan kijken hoe de band het voorprogramma van de Tindersticks in de Oosterpoort en in 013 verzorgde. Trots moet het zijn geweest toen de band bij de VPRO-radio te gast was. Verrukt moet het zijn geweest toen de band in Simplon het debuut aan eigen publiek presenteerde. Een klein label komt met Audiotransparent groots naar buiten.

~

Audiotransparent is een uitvloeisel van jaren samenspel van een aantal jongens uit Assen en het maakt al tijden deel uit van de bruisende underground in Groningen. Het sterke aan deze scene is de diversiteit in het geluid en de internationale klank ervan. Hoogstaande muziek, waarbij je niet meteen kunt zeggen welke band er met kop en schouders bovenuit steekt. Audiotransparent is misschien wel het meest ingetogen van allen. Het klinkt integer, melancholisch, desolaat, maar vooral mooi. Audiotransparent heeft de triestheid van een herfstachtige dag. Referenties als Low, Timesbold en Madrugada schieten door mijn hoofd en ik plaats ze in het schitterende rijtje van Lullaby for the Working Class en Windsor for the Derby.

Omdat Audiotransparent het nummer Your God had aangedragen voor de sampler But You Don’t Really Care For Music, Do You? van Living Room Records, was de basis van de samenwerking gelegd. Met behulp van Your God speelde Audiotransparent zich behoorlijk in de kijker bij muziekminnend Nederland. Het optreden op de afgelopen editie van Eurosonic en een plekje op de enerverende Silent Minority sampler zou je kunnen zien als resultaten daarvan. Living Room Records besloot Audiotransparent een ‘home’ voor deze ‘hometapers’ te bieden.

Klagend en vragend

~

Your God is ook op de cd van Audiotransparent gezet. Het is het laatste nummer en is een eruptie van de spanning die tijdens de plaat wordt opgebouwd. En die spanning begint al bij de opener Turn Over. In dit nummer wordt de toon van de plaat meteen gezet. Droevig, klagend en vragend wordt er gezongen over verloren liefde. Zanger Wouter Touw, die de wanhoop soms nabij lijkt te zijn, klinkt overtuigend. Na de intrigerende opener weet de band de spanning echter vast te houden. Al gaat dit niet zonder problemen. De spanning ondervindt hinder van het nummer Nothing All Around. Door een dissonante samenzang met Chantal Acda in het refrein wordt deels de overtuiging onderuit geschoffeld. Maar ondanks dit euvel wordt de luisteraar er snel weer bij getrokken en wordt er, zonder verdere storingen, richting de climax gewerkt.

Audiotransparent is erin geslaagd een boeiende, maar vooral een enerverende plaat aan de luisteraar te tonen. De songs zitten pienter in elkaar en de band heeft vooral geen moeite de luisteraar kippenvel te bezorgen. Wie nu nog durft te beweren dat Groningse popunderground op sterven na dood is, heeft het mis. Audiotransparent is niet voor het grote publiek. Het is een band om te koesteren. Het wordt een lange herfst.

Link:

www.audiotransparent.com

Muziek / Album

Goin’ down South

recensie: Love Unbolts The Dark

Een politiewagen achtervolgt een rode sportwagen met een Confederacy-vlag erop. De rode wagen springt over een diepe afgrond en landt wonderwel op haar wielen aan de overkant. De politiewagen niet. Die belandt roemloos in de greppel. Het is al de derde wagen. Gelukkig kruipen de twee inzittenden ongedeerd uit de auto. Een corpulente man gekleed in een wit pak scheldt de bestuurder uit: ‘You have got the IQ of a water melon and seeds for brains!’. Sheriff Rosco P. Coltrane laat het over zich heenkomen: ‘Th..Th..Those damn Duke-boys!!’.

~

Dit beeld laat me maar niet met rust bij het beluisteren van het derde album van de Immortal Lee County Killers II genaamd Love Unbolts The Dark. Het is een terugkerend tafereel uit de (jeugd)serie The Dukes of Hazzard. Chetley ‘El Cheetah’ Weise en J.R.R. The Tokien One, de twee Killers, lijken rechtstreeks afkomstig uit de groep schurken rond Boss Hogg. Op jacht de broertjes Duke, Daisy en Uncle Jesse een hak te zetten.

Dit is niet zo heel erg vreemd. De ILCK II (de ‘II’ staat er omdat er bij het eerste album nog een andere drummer achter de kit zat) zijn afkomstig uit Auburn, Lee County, Alabama. Men identificeert zich sterk met de staten down South:

‘Which are solely responsible for soul music, blues, rock’n’roll, Martin Luther King Jr., William Faulkner and more tragedy and jubilation than any people deserves.’

Fucked up Blues

~

En Rock’n’Roll/Rhythm’n’Blues is wat ILCK II brengen. Waren de eerste twee albums, The Essential Fucked Up Blues en Love is a Charm of Powerful Trouble, nog home recordings, het nieuwe album brengt zes studio opnamen en zes live-opnames.

De ILCK II gebruikten ook voor het eerst een producer voor hun opnames. Dit doet echter niets af aan de heerlijk sleazy klinkende r’n’r/bluesnummers. Dit verbaast weinig als je weet dat producer Lynn ‘Doc’ Bridges eerder achter de knoppen zat bij de Quadrajets, Hellacopters en Tim Kerr. Blues from the Delta dus, covers en eigen materiaal. Maar allemaal rock’n’roll zoals die wat mij betreft is bedoeld.

Slechte grappen

De band draagt haar steentje bij in het groeiende leger tweepersoonsformaties. De man die zijn ziel heeft verkocht aan de duivel heet ‘El Cheetah’, en is verantwoordelijk voor gitaar en zang, J.R.R. The Tokien One voor de drums. En voor slechte grappen, zo bleek een jaar terug bij het concert van ILCK II in Vera, Groningen. De Killers hadden nogal veel materiaalpech en tijdens het herhaaldelijke oponthoud begon J.R.R. moppen te tappen, in een manmoedige poging wat merchandise te verkopen.

(Met zijn Dukes of Hazzard accent):
“When I look in the audience tonight, I see a whole lot of handsome people. But let me tell you this: you’d be looking a rootin’ tootin’ lot better in one of those Immortal Lee County Killers t-shirts you can get overthere.”

Waarmee hij binnen de kortste keren de lachers op zijn hand kreeg. Love Unbolts the Dark bevat een live-opname van dat concert in Vera genaamd Never Get Out of These Blues Alive, plus twee opnames van hun John Peel-sessie. Het album eindigt met een live-versie van Skip James’ klassieker Devil Got My Woman, nog gebruikt in de film Ghost World, op de vinyl blues-verzamelaar die Steve Buscemi aan Thora Birch verkoopt. Bij dit laatste nummer ben ikzelf allang om; zowel live als op plaat een aanrader. We better stamp our feet and light a match for this music, goddammit!

Link:

http://www.leecountykillers.com/

Film / Achtergrond
special: Pixar Animation Studios

Het onwaarschijnlijke levensecht gemaakt

Een kleine bureaulamp, Luxo Jr. genaamd, speelt met een klein balletje tot de bal lek gaat. Het bureaulampje duikt ineen van verdriet. En net als de grote bureaulamp denkt dat Luxo Jr. nu wel rustig zal blijven staan, vindt de kleine een bal die wel tien keer zo groot is.

~

~

Het leek onwaarschijnlijk dat een koud en rationeel apparaat een warm en emotioneel filmpje kon maken, maar het lukte de maker van het beroemde filmpje Luxo Jr. John Lasseter in 1986. Met deze en een andere eerder gemaakte digitale vingeroefening, namelijk The Adventures of Andre and Wally B. (1984) liet Lasseter zien wat de mogelijkheden van computers waren en dat het mogelijk was leven uit een computer te halen.

Bureaulamp

De bureaulamp kennen we nu als het introductielogo van Pixar Studios, een animatiebedrijf dat het maken van volledig computergeanimeerde films inmiddels tot een kunst heeft verheven. Wat ooit begon als een technologietak van LucasFilm in 1979 is uitgegroeid tot een van de meest vooraanstaande animatiebedrijven, dat zich kan meten met de grootsten.

Toen het voormalig hoofd en oprichter van Apple Computers Steve Jobs samen met John Lasseter in 1986 de technologieafdeling van LucasFilm kocht, gokte hij erop dat specialisatie in computertechnologie en animatie hem rijk zou maken. Hij gokte goed. Pixar Studios zou de oude manier van animatiefilms maken, namelijk het intensieve handmatig tekenen, verdrijven van zijn monopoliepositie. De handgetekende animatietekeningen zouden plaatsmaken voor volledig door computers gemaakte animaties, waardoor Disney-klassiekers als Snow White and the Seven Dwarfs (1937) eindelijk eens achter in de kast belanden, waar ze tot in de eeuwigheid stof kunnen verzamelen.

Toy Story

~

Na een aantal jaren kleine filmpjes, te weten Red’s Dream (1987), Tin Toy (1988) en Knickknack (1989), en reclames te hebben gemaakt, lanceerde Pixar in 1995 in samenwerking met Disney zijn eerste lange film Toy Story. De 3D-animatiefilm ontketende een ware revolutie op het gebied van computeranimatie. Of het nu voor volledig geanimeerde films of voor goede special effects was, een beetje filmstudio moest een goede computeranimatieafdeling hebben om zich te kunnen meten met zijn concurrenten. De Woodies en de Buzz Lightyears – “To Infinity and Beyond!” – waren niet meer aan te slepen. De animatietechnieken deden Pixar in een klap in de top van de lijst van animatiebedrijven belanden.

Stil zitten

Sinds die tijd heeft Pixar niet stil gezeten. In samenwerking met Disney is het vermogen tot het produceren van kaskrakers onverminderd gebleven,. Achtereenvolgens werden A Bug’s Life (1998), Toy Story 2 (1999) en Monsters, Inc. (2001) grote kaskrakers. Ook op het gebied van de korte film blijft Pixar actief.

Als eerste is er het door critici gelauwerde Geri’s Game (1997), die samen met de grote kaskrakers Pixar tot animatiegigant bombardeerde. Geri’s Game is een prachtige korte film over een oude man en zijn schaakwedstrijd met zichzelf. Twee jaar daarvoor waren Woody en Buz nog gladde poppen. Een oud gezicht, oude handen en verfrommelde kleding laten zien dat Pixar het animeren van huid en kleding goed onder de knie heeft.

~

De andere korte animatiefilm is For the Birds (2000). Dit filmpje laat een aantal kleine vogeltjes op een electriciteitskabel zien, die een grote vogel niet in hun gezelschap willen hebben. De grote vogel wil vriendjes zijn met de kleine vogels en landt in hun midden. Doordat de vogel zwaar is, buigt de kabel door. De grote vogel laat los en de kleine vogeltjes worden als raketten aan de kabel gelanceerd. In deze animatiefilm is het de animators gelukt digitale veren te creeëren die de echte situatie proberen na te bootsen.

Toekomst

Pixar is nog lang niet uitgeanimeerd met titels als Finding Nemo (2003), The Incredibles (2004) en Cars (2005?). De Amerikaanse kaskraker Finding Nemo komt over twee weken, op 27 november, in Nederland uit. Het is een komische animatiefilm over de avonturen van de kleine clownvis Nemo en zijn vader. Volgend jaar oktober verschijnt The Incredibles, waarin ingezakte superhelden gedwongen worden hun oude beroep weer op te pakken om de wereld te redden. Cars moet een film worden over auto’s die hun kicks krijgen op de bekende Amerikaanse Route 66.

Alle films van Disney/Pixar hebben een sterke moraal, waar je je mateloos aan zou kunnen irriteren. Maar het gaat helemaal niet om de moraal. Die kennen we nu zo onderhand wel: wees lief en aardig voor elkaar, heb respect voor elkaar, en nog meer van dat soort softe gebazel. Wat belangrijk is, is de groep mensen die voor Pixar bezig zijn met de animaties. Het is toch geweldig om te zien hoe het Pixar lukt om toch iedere keer weer een lui-achterover-op-de-bank animatiefilm voor het hele gezin te produceren, die alle records breekt. En de strijd tussen de verschillende filmmaatschappijen is een lust voor het oog, vooral omdat deze op het filmscherm wordt uitgevochten.

Links

Voor meer informatie over de verschillende films van Pixar neem je een kijkje op hun website.

Film / Films

Sprookjesachtig schouwspel van Japanse meester

recensie: Spirited Away

Van Pokémon en Dragonball Z weten we alles, maar er zijn weinig grote Japanse films die doordringen tot op het Europese – laat staan het Nederlandse – witte doek. Spirited Away geeft echter een unieke blik op een andere cultuur, en een andere manier van filmmaken. Over vliegende draken en Stinkgoden in een badhuis.

~

In Azië is de Japanse regisseur Miyazaki beroemder dan Disney. De films van de Japanner worden beter bezocht én hoger gewaardeerd dan die van de Amerikaanse concurrent, en dit is Disney niet ontgaan: ze hebben de gehele film van Miyazaki overgekocht, nagesynchroniseerd en onder eigen vlag uitgebracht. In Japan werd Spirited Away de best bezochte film ooit. Maar ook internationaal kreeg de film het afgelopen jaar alle erkenning: Miyazaki schreef het filmfestival van Berlijn (Gouden Beer voor beste film) op zijn naam en is nu kanshebber op een Oscar voor beste animatiefilm.

Meer karakter

De kwaal waar de meeste grote animatiefilms van dit moment aan lijden is een totaal gebrek aan een goed verhaal. Met name Disney gaat daar keer op keer de mist in. Juist daarom zijn de Japanse speelfilms van Miyazaki zo verfrissend: eindelijk zijn er prachtig geanimeerde speelfilms waarin het verhaal iets gecompliceerder ligt dan bijvoorbeeld “het goede tegen het kwade”. De personages hebben meer karakter, en een voorgeschiedenis die vaak hun handelen bepaalt en verklaart.

Goddelijk badhuis

~

Ook in Spirited Away is dit het geval. Het tienermeisje Chihiro raakt verstrikt in een wonderlijke geestenwereld als ze met haar vader en moeder een verlaten pretpark betreedt. Haar ouders raken betoverd na het eten van magisch voedsel, en Chihiro staat voor de zware taak om hen én zichzelf te bevrijden. Ze weet een baantje te veroveren in een enorm badhuis, waar geesten en goden komen voor een verkwikkend bad (voor liefhebbers van de
Japanse cultuur: de figuren zijn Mononoke en Kami, goddelijke wezens uit de Sjintoïtische cultuur).

Geen echte schurk

Chihiro’s belevenissen in het badhuis doen het meest denken aan de avonturen van Alice in Wonderland. Het geestenrijk blijkt een prachtige, kleurrijke en soms griezelige wereld met eigen wetten en creaturen. En zoals gezegd bestaan puur “goede” of “kwade” wezens niet. De tovenares Yubaba is weliswaar een chagrijnig mormel, maar geen echte schurk.

Ongebreidelde fantasie

Spirited Away gaat – zoals veel films – over de moed, vriendschap en doorzettingsvermogen van een tienjarig meisje. Maar Miyazaki bekritiseert ook de strijd van de mens tegen de natuur – een terugkerend thema in zijn films. De echte kracht van de film ligt echter in de ongebreidelde fantasie van de makers. Het zal voor de meeste westerlingen even slikken zijn, maar als je bereid bent goed te kijken is Disney voorgoed verleden tijd.

Extra’s

Wat je ook van de film vindt, de dvd-release is zonder meer een teleurstelling te noemen: deze schijf bevat geen documentaires, geen audiocommentaar en geen schetsen, voorontwerpen of ander beeldmateriaal. We moeten het doen met slechts een paar Franse tv-spotjes en de Amerikaanse trailer. Een gemiste kans.

Boeken / Achtergrond
special:

Het fenomeen Duck

Donald Duck is misschien wel één van de meest essentiële iconen uit de Nederlandse jeugdcultuur van de vorige eeuw. En dat terwijl de eigenwijze eend uit de VS afkomstig is! Toch staat het vrolijk weekblad Donald Duck in 1952 aan de wieg van de jeugdemancipatie. Ruim 50 jaar later is het blad niet meer weg te denken: kinderen lezen ‘m letterlijk stuk, en studenten gaan wel op kamers wonen, maar blijven stiekem lid. Voor de één is Donald vermaak, voor de ander een jeugdliefde, en voor velen gewoon cult.

~

In 1952 geeft de uitgever van het damesblad Magriet het eerste nummer van Donald Duck uit. De strips worden gratis verspreid onder de jongeren. Zodra deze koters verslaafd zijn geraakt aan de avonturen van de eend, begint men voor de volgende nummers geld te vragen: 15 cent per stuk. Donald Duck is al snel ongelofelijk populair bij de jongeren, en dat kan natuurlijk niet. Ouders en leerkrachten trekken aan de bel, en proberen het grote publiek te waarschuwen voor de verderfelijke invloed die strips op onze jeugd hebben. Het mag niet baten. De oplage stijgt binnen een jaar van 150.000 naar 200.000. De jeugd ontworstelt zich aan de ijzeren greep van de volwassenen, en de geboorte van de jongerencultuur is een feit.

Tijdloos

~

In de Donald Duck verschenen in het begin hoofdzakelijk de avonturen van Donald Duck en de Grote Boze Wolf. Het blad werd deels in kleur en deels in zwart-wit uitgegeven, en zag er voor die tijd behoorlijk flashy uit. Niet alleen was het een zegen dat jongeren eindelijk openlijk strips konden lezen, in die tijd verschenen ook nog eens de beste verhalen over Donald ooit. Deze verhalen komen uit de koker van Carl Barks, de Duck-tekenaar bij uitstek. Zijn verhalen laten een fraai beeld van de samenleving midden twintigste eeuw zien, maar zijn tegelijkertijd tijdloos.

Eigen wereld

Door de jaren heen is de Donalds wereld steeds groter geworden. Hij woont met zijn neefjes in het door Cornelis Prul gestichte Duckstad. Al die jaren rijdt hij in hetzelfde autootje, heeft hij ruzie met buurman Bolderbast, is hij verliefd op Katrien, jaloers op Neef Guus en hoopt hij op de erfenis van Oom Dagobert. Naast zijn oude vrienden Mickey en Goofy heeft hij in Duckstad een eigen wereldje weten op te bouwen, met inwoners als de immer luie Gijs Gans, de verwarde uitvinder Willie Wortel en Oma Duck. Maar naast vrienden heeft Donald ook een hoop vijanden, zoals Govert Goudglans, Zwarte Magica en de immer ontsnappende Zware Jongens.

Het universum dijt uit

Door de jaren heen verschijnen er steeds meer vaste gasten in het blad. Naast de Boze Wolf maken we ook kennis met Broer Konijn, Tokkie Tor, Douwe Dabbert, Tom Poes en Hiawatha. Het zijn maar een paar namen uit een lange lijst. Verder verschijnen bijna alle Disney-tekenfilms in stripvorm in het weekblad. Ook zien we in de jaren ’80 de prachtige strip Van Nul tot Nu, waarin de geschiedenis van ons kikkerlandje wordt behandeld. In de jaren ’90 tekent Dick Matena stripversies van beroemde jeugdverhalen zoals Kruimeltje, Dick Trom en Pietje Bell.

Drie-eenheid

Hoewel de strip Donald Duck in eerste instantie voor kinderen bedoeld lijkt, blijven veel jongeren, al dan niet stiekem, de avonturen van de eend tot ver na hun tienertijd volgen. Donald Duck heeft een heerlijk simplistisch no-nonsense karakter over zich. Je weet vaak wel wat je kunt verwachten van een Duck-avontuur. Bovendien houdt de Nederlandse redactie van het weekblad strak vast aan de continuïteit van Carl Barks. Dit is in andere landen wel anders: zo is men in Italië op het compleet onzalige idee gekomen om van Donald een soort superheld te maken. Maar in Nederland blijft alles hetzelfde. Donald draagt immer zijn matrozenpakje (zelfs Suske en Wiske dragen tegenwoordig andere kleding), en de neefjes spreken nog altijd als een drie-eenheid. Laten we hopen dat dat nog lang zo zal blijven.

8WEEKLY

Mijn laatste…

Artikel:

Met dit stukje schrijf ik definitief mijn laatste Gossip. Het leek allemaal erg leuk: beetje roddelen over beroemdheden, maar al gauw bleek er niet zoveel aan. Er wordt naar mijn mening namelijk al meer dan genoeg gezeverd over de kneuzenkaravaan van Endemol, de wannabe-rotary uit Hilversum en de veel te veel verdienende sporters. Al snel had ik het gevoel dat het geven van mijn mening over beroemdheden net zo veel toevoegde als spugen in de Noordzee. Water zat.

~

Voor mijn allerlaatste Gossip heb ik besloten daarom een bekende Nederlander naar voren te halen die net als ik ook graag met grijzende vinger naar andere beroemdheden wijst: Jack Spijkerman. Voor ik dit ga doen wil ik even stellen dat ik al jaren een vaste kijker ben van zijn programma. De formule van Kopspijkers laat zien dat je nog steeds hoge kijkcijfers kunt halen zonder seks, zingende wannabe-idolen, voetbal of miljoenen prijzen. De publieke omroepen beschikken helaas veel te weinig over dergelijke goede programma’s en daar mag Jack best een pluim voor hebben.

Die pluim hebben Jack en zijn cabaret inmiddels via diverse prijzen gekregen. En of deze bevestiging van het succes de oorzaak is weet ik niet, maar de kwaliteit van het programma is dit jaar ruimschoots achteruit gegaan. De fragmenten en bloopers die Jack nomineert voor ‘de gouden knuppel’ zijn soms nog wel leuk, maar vaak ook een beetje gezocht. Hij moet soms erbij vertellen wat volgens hem fout gaat, anders valt het niet op. Het trieste dieptepunt was wel toen hij Maurice de Hond nomineerde. De Hond had een enquête afgenomen, en vertelde hoeveel procent op zus of op zo had gestemd. Als je die procenten zou optellen, dan zou je ruim boven de 100 uitkomen. Aangezien 100% het maximum is kon de Hond volgens Jack niet tellen. Het publiek reageerde tot verbazing van Jack nogal lauw op deze nominatie. Logisch, want iedereen weet dat je bij veel enquêtes ook meerdere antwoorden kan geven. In dat geval zouden de percentages van De Hond prima kunnen kloppen, en was er geen sprake van een fout of blooper.

Veel mensen hebben kennelijk hierop een mailtje gestuurd naar de redactie van Kopspijkers, want Jack kwam de daarop volgende uitzending met een zwak verweer. De antwoorden die je op de enquête van De Hond kon geven gaven toch wel aan dat meerdere antwoorden niet mogelijk waren? Hij gaf één voorbeeld, antwoorden A en B waren bijvoorbeeld niet compatibel. Dat antwoorden A en C wel weer samen gingen, daar ging Jack voor het gemak maar even aan voorbij. Vervolgens vertelde hij dat ze bovendien ‘een medewerker’ van De Hond hadden gesproken, en dat het toch echt om een foutje zou gaan. Dit zei Jack er de vorige keer nog niet bij, en dus heeft het publiek nog steeds gelijk dat het fragment van vorige week onzin was. Bovendien had Maurice zelf ook een mailtje gestuurd om te zeggen dat hij geen fout had gemaakt. Als ik de afweging moet maken wie ik moet geloven, De Hond of ‘de medewerker’ die Jack zou hebben gesproken, dan geef ik De Hond het voordeel van de twijfel.

Dit zo lezende zal Spijkerman waarschijnlijk denken; ach, dat is maar één voorbeeldje, zeikerd! Maar helaas, Ik heb er veel meer. Het onderdeel Kopspijkeren is verworden tot een ‘kijk eens hoe goed Jack de spijkers wel kan raken’. Het originele idee dat twee bekendheden tegen elkaar zouden spijkeren werkt niet. Diegene die de meeste hulp van Jack krijgt, wint. Het cabaret is vooral leuk dankzij Paul Groot, de andere leden komen steeds vaker niet uit de verf met hun typetjes. De door Jack aangekondigde Gouwe Ouwe-hits voor het muzikale intermezzo zijn vaker niet te zien dan wel. Meestal vindt Jack weer een reden om een uitzondering te maken en weer iets vaag muzikaals de bühne op te sturen.

Conclusie: de scherpte is er af. Youp van ’t Hek zei ooit eens dat als een feestje leuk is, je niet te lang moest blijven. Dan houd je de mooie herinneringen over. Hoe langer je voortborduurt op dezelfde formule, hoe saaier en voorspelbaarder iets wordt. Misschien is het beter om binnenkort te stoppen met Kopspijkers in zijn huidige formule, en dat Jack en zijn mensen weer met een fris nieuw programmaidee komen. Het is de hoogste tijd. Het doek moet vallen.