Boeken / Strip

Ziekenhuismanga

recensie: Syuho Sato - Say Hello to Black Jack 1

Het is eindelijk zover: er worden weer Japanse comics in het Nederlands uitgegeven. Na maandenlang uitstel bijt uitgever Glénat het spits af met twee titels: Say Hello to Black Jack 1 en Alice 19th. Van beide reeksen liggen vanaf heden de eerste delen in de winkels. Glénat heeft grote plannen op dit gebied, en heeft naast de internationaal populaire meisjesmanga Alice 19th ook voor een gewaagdere titel gekozen.

~

Say Hello to Black Jack (de verwijzing naar de manga van Osamu Tezuka, de stripgod die we van Astro Boy en Metropolis kennen, ligt alleen in de titel) is een recente strip die in thuisland een ongekend succes was. Naast een verkoopcijfer dat in de vele miljoenen schijnt te liggen, gaf hij naar verluidt zelfs aanleiding tot een uitgebreid maatschappelijk en politiek debat. Dat

~

is gezien het onderwerp en de zeer gereguleerde en van taboes en traditionele machtsverhoudingen doordrenkte Japanse samenleving niet zo verwonderlijk. De strip stelt namelijk de vaak schrijnende omstandigheden in de zorgsector aan de kaak, en windt nergens doekjes om. Zaken die je in het ziekenhuiswezen van een welvarend land als Japan niet zou verwachten, zoals bespottelijk lage salarissen, financiële motivaties bij het toekennen van opname en operaties, voorkeursbehandelingen, corruptie en bureaucratie, komen allemaal aan de orde. Aangezien het scenario van de doorlopende reeks wordt geschreven onder toezicht van een medisch specialist, mag je enig realiteitsgehalte verwachten.

Realistisch

Maar onrecht en corruptie in de Japanse zorgstelsel is voor de westerse lezer een thema van beperkte interesse. De dramatische verwikkelingen rond de hoofdpersoon, een net afgestudeerde en onzekere arts met gewetensbezwaren, zijn erg eenvoudig en bieden weinig stof tot nadenken. Verdere kwaliteiten heeft het boek gelukkig wel. De illustraties zijn, hoewel niet vernieuwend of heel bijzonder, van hoge kwaliteit, aangenaam en zorgvuldig. De harde, van franje ontdane tekenstijl van Sato is, afgezien van de soms karikaturale gezichten, redelijk realistisch en doeltreffend. Hij heeft aandacht voor de kleinste details en vooral de vele verwondingen en aandoeningen van de patiënten zijn, net als in de betere ziekenhuisserie op tv, gruwelijk gedetailleerd in beeld gebracht. Het boek leest vlot en gaandeweg word je door het thema en de tekenstijl toch meegesleept in het verhaal en krijg je sympathie voor de personages.

Proefproject

Het eerste deel is met zijn inleidende karakter en 180 pagina’s niet geschikt voor een uitgebreider oordeel, maar stelt wel aardig hooggespannen verwachtingen voor de komende uitgaven. Met een prijskaartje van bijna negen euro is het een dure aanschaf, maar wel met een aantal kleurenpagina’s en een nette kaftomslag. Het is een proefproject voor Glénat, die bij positieve verkoopcijfers nog een aantal andere mangatitels op de markt hoopt te brengen. Zolang ze ongewoon kwaliteitsmateriaal als Say Hello to Black Jack op het programma hebben staan, is dat ze van harte gegund.

Theater / Voorstelling

Wrede bloedwraak

recensie: Thyestes (Epicentrum)

De familie van de broers Thyestes en Atreus wordt al generaties lang getekend door wraak, moord, doodslag, jaloezie en intrige. En dat zijn de perfecte ingrediënten voor een meeslepend grimmig toneelstuk. Theatergroep Epicentrum speelt de tragedie Thyestes van Seneca in een bewerking van Hugo Claus met duidelijk veel enthousiasme en lef. Een gruwelijk maar fascinerend verhaal over de kracht van de bloedband en het niet leren van fouten uit het verleden. Een verhaal over de mensheid in hun meest slechte en wrede aard.

~

Amateurvereniging Epicentrum is een Westlandse toneelclub die regelmatig nieuwe voorstellingen brengt. Zij doen huisvoorstellingen, zoals ook deze, in een tot theatertje omgebouwde container genaamd De Zolder. Het is er superknus, met plaats voor een man of vijftig. Ook geven ze regelmatig voorstellingen in Theater De Naald in Naaldwijk. De toneelgroep is sterk in de serieuzere werken. De zeven acteurs spelen geloofwaardig met intensiteit, ernst en een vleugje humor. Ik werd zelfs een beetje angstig voor de blik in Atreus’ ogen. De voorstelling is meeslepend en spannend.

Wraak en kwelling

De tragedie vindt plaats in het land van Argos waar het huis Tantalus heerst, ook wel het huis van de ram genoemd. Wie de ram met de Gouden Vacht bezit, regeert. De kleinkinderen van Tantalus strijden om de macht. De voorstelling gaat verrassend van start met een videoprojectie op de witte achterwand, een wat langdradige monoloog van Tantalus. Toch wordt het verhaal indrukwekkend en vol kwelling verteld. Er heerst een vloek op deze man. Hij heeft zijn zoon als maaltijd aan de goden voorgeschoteld en als straf moet hij voor eeuwig kijken naar heerlijk voedsel en zalige dranken, maar als hij zijn hand er naar uitstrekt verdwijnen deze: de welbekende Tantaluskwelling. Deze wraak zet zich dus van generatie tot generatie voort, zo ook naar zijn kleinkinderen Thyestes en Atreus.

Hartverscheurende gulzigheid

Thyestes steelt de ram en de vrouw van zijn broer Atreus, maar de goden grijpen in en bezorgen Atreus de Gouden Vacht weer terug. Atreus doet zijn broer in de ban, maar op een goede dag zint hij op wraak, bloedwraak. Met een list van een zogenaamde verzoening lokt Atreus Thyestes terug naar zijn rijk. Op die dag valt er een grote duisternis over het land van Argos. Nadat Thyestes in het huis van zijn broer zijn maag heeft gevuld met wijn en vlees en vraagt waar zijn kinderen zijn, antwoordt Atreus dat ze vlak bij hem zijn. De hartverscheurde vader hoort van zijn broer dat hij zojuist zijn eigen vlees en bloed heeft opgegeten en –gedronken. Hij smeekt om zijn kinderen te mogen begraven. Maar door zijn gulzigheid is hij zelf het graf van zijn zoons geworden.

Bloed aan de muur

Het decor waarbinnen dit wrede verhaal zich afspeelt is simpel en smetteloos. Er staat een lange tafel met aan weerzijde twee stoelen. Deze zijn met de muren en de vloer in wit plastic verpakt. Als het verhaal over de moord begint, sijpelt er bloed uit de muren. Dit draagt uiterst effectief bij aan de toch al morbide donkere sfeer. Van kostuums is niet echt sprake, alleen de ram is verkleed. Atreus loopt in zijn badjas rond en het koor is een pittige dame (ja, het koor is één persoon) met mantelpak en hippe bril. Dus deze keer geen witte Griekse gewaden en sandalen.

Vergeslagen

Theatergroep Epicentrum bewijst dat een oud verhaal heel goed tot nieuw theater bewerkt kan worden. Na afloop blijf je enigszins verslagen achter, starend naar de met bloed besmeurde muren. Vreemd genoeg vond de rode wijn, bij ondergetekende incluis, gretig aftrek bij de bar. Tja, we leren het ook nooit.

Thyestes is alleen deze week nog te zien.

Muziek / Album

Verplichte kost

recensie: Brand Nubian - Fire In The Hole

Brand Nubian is een legendarische hiphopgroep uit New York, die deze status ook meer dan verdiend heeft. In 1990 debuteerden de mc’s Grand Puba, Sadat X, Lord Jamar en dj Alamo met het album One For All. “If you hear it, you will slam it a thousand times,” schreeuwt Sadat X, toen nog onder de naam Derrick X, ergens op het album. En hoe waar is dat! Alles klopt aan dit inmiddels meer dan klassieke album: positivieve raps met dito beats die tegenwoordig nog steeds recht overeind staan. One For All is onlangs opnieuw uitgebracht, maar de heren hebben ook een spiksplinternieuw album: Fire In The Hole.

~

Op Fire In The Hole staan maar twaalf tracks, die grotendeels geproduceerd zijn door Lord Jamar. Het is de eerste keer dat Jamar de productie voor zijn rekening neemt en hij drukt daarmee eindelijk ook zijn stempel op de groep. Voorheen stond hij altijd wat in de schaduw van zowel Grand Puba als Sadat, maar nu treedt hij dan toch echt meer en meer op de voorgrond. De beats die hij maakt zijn degelijk, maar nergens – om in hiphop-termen te spreken – banging.

Brand nu

De beste beat van Lord Jamar zit waarschijnlijk direct in de openingstrack Who Wanna Be A Star?, een track die ook zo op het vorige album Foundation uit 1998 had kunnen staan. Het nummer raakt verder sociale onderwerpen aan als prostitutie en armoede. Who Wanna Be A Star is tevens een typisch voorbeeld van een ‘vergeet-ons-niet-track’, getuige de zinsnede “It’s brand nu baby!” dat regelmatig voorbij komt.

Vaderlijk advies

Een van de hoogtepunten van Fire In The Hole is Young Son, gebouwd rond een loop van The Hurt van Cat Stevens uit 1973. De rappers geven in het nummer wat vaderlijk advies aan de jeugd van tegenwoordig. Zo rapt Puba:

Now don’t get caught up by the corner
You know these blocks be hotter than a sauna
Don’t let them peers put the pressure on ya
And when ya make moves, make moves cause you wanna
Don’t get caught up on some monkey-see, monkey-do
Stay focused, and understand the thug in you

De leden van Brand Nubian zijn duidelijk ouder aan het worden, maar dit werkt niet tegen ze. Ook op andere tracks tonen ze hun volwassenheid. Goede voorbeelden hiervan zijn Whatever Happened…?, Momma, Coming Years en Just Don’t Learn. Hoewel Puba op de laatstgenoemde track het ook niet kan laten om de volgende tekst te rappen: “Time out, put all that killing to a drought… and shorty stop stumbling around with all those dicks in your mouth.” De heren zijn dan wel ouder en wijzer geworden, maar kunnen het blijkbaar niet laten om af en toe wat te ouwehoeren in de nummers. Goed zo!

Missers

Helaas is kent het album ook een aantal missers. Tracks als Got A Knot en Ooh Child hadden beter op de plank kunnen blijven liggen. Got A Knot heeft een vreselijke beat en Ooh Child is een overbodige remake van het gelijknamige nummer van The Five Stairsteps. Mede omdat het ook al te vaak gesampled is, is het niet bijster origineel.

Flows

De grootste kracht van Brand Nubian blijven de flows van de rappers. Grand Puba heeft nog steeds een van de beste flows ooit, op de voet gevolgd door Sadat X, die altijd indruk maakt met zijn nasale stem. Ook Lord Jamar, die met de jaren steeds meer on point lijkt te klinken, doet goed mee.

Fire In The Hole is geen instant classic, zoals One For All en Grand Puba’s soloplaat Reel To Reel dat wel waren, maar het album is zeker de moeite waard om vaker te luisteren. De produktie van Jamar heeft nog wel wat rijping nodig, maar het steekt desondanks torenhoog uit boven de gemiddelde hiphop van tegenwoordig. Brand Nubian blijft verplichte kost.

Film / Films

Elf cafeïneshots

recensie: Coffee and Cigarettes

Twee mensen ontmoeten elkaar, drinken koffie, praten wat, roken een sigaret en vertrekken weer. Meer gebeurt er niet in Coffee and Cigarettes, de nieuwste film van Jim Jarmusch. De film is een oude jukebox met elf filmplaatjes erin die zich langzaam voor je ogen afdraaien in de typische zwart/wit tinten die Jarmusch zo vaak gebruikt. Zoals we dat van hem gewend zijn, levert dit een relaxte en aangename sfeer op waarin wel wat te lachen valt.

~

Tussen 1986 en 2003 heeft Jarmusch elf korte filmpjes opgenomen waarin twee of drie kettingrokende en koffiezuipende personen met elkaar in gesprek raken in een café, bar of hotellobby. Al deze filmpjes heeft hij nu samengevoegd in een overkoepelende film. In deze compilatie van cafémomenten komen nogal wat oude bekenden uit Jarmusch’ eerdere films tegen, zoals Tom Waits en Roberto Benigni, die beiden te zien waren in Down By Law (1986). Verder zien we Steve Buscemi uit Mystery Train (1989) en Isaac de Bankolé, die in Ghost Dog: The Way of the Samurai (1999) meespeelde.

Triviale momenten

Jarmusch hanteert in zijn films een ietwat ongebruikelijk methode. Als hij een gebeurtenis filmt, geeft hij vooral de schijnbaar onbelangrijke en triviale momenten weer. Het beste is dit te zien in Stranger Than Paradise, een prachtige ode aan het alledaagse die zowel stilistisch als thematisch verwantschap vertoont met de films van de Japanse regisseur Yasujiro Ozu. Daarnaast schept Jarmusch zijn personages altijd met het oog op een bepaalde acteur, zoals Forest Whitaker in Ghost Dog en Johnny Depp in Dead Man (1995). Beide kenmerken zijn terug te vinden in Coffee and Cigarettes, waarin triviale ontmoetingen centraal staan en de acteurs zichzelf spelen.

In een van de weinige saaie momenten van de film zien we hoe Renée French een catalogus vol wapens en ammunitie doorbladert en ondertussen wordt lastiggevallen door een niet al te snuggere, verliefde ober. Het gedrag van de ober is te voorspelbaar om leuk te kunnen zijn en Renee is niet fotogeniek genoeg om sensatie te kunnen opwekken door enkel en alleen op haar stoel te zitten. In koffietermen gesproken is dit filmpje niets meer dan slootwater. Al iets beter maar nog niet helemaal perfect van smaak, is de discussie van Jack en Meg White van de White Stripes over de Teslaspoel. Een oraal gevecht met als wapens enkele hoogdravende natuurkundige termen.

~

Gelukkig staan hier enkele krachtige cafeïneshots tegenover. Zoals het filmpje waarin Alfred Molina zijn grote idool Steve Coogan ontmoet en vol trots onthult dat ze verre neven zijn. Steve moet niet zoveel hebben van Alfreds idolate gezwam en weigert hem beleefd zijn privénummer te geven. Zijn houding verandert echter volkomen als Alfred met Spike Jonze bevriend blijkt te zijn. Een hilarisch, to the point en sympathiek relaas. Ook de ontmoeting tussen Iggy Pop en Tom Waits levert enkele boeiende momenten op. Terwijl beide muzikanten net met roken gestopt zijn, steken ze er met de onnavolgbare logica van de verslaafde toch nog eentje op. Ondertussen komen beide ego’s pijnlijk met elkaar in botsing in de vele stiltes die vallen en gaan ze uiteindelijk uiteen zonder een fatsoenlijk gesprek met elkaar te hebben kunnen voeren.

Effectbejag

Geen van de filmpjes is slecht, maar toch had je van Jarmusch meer mogen verwachten. Op enkele positieve uitzonderingen na zijn de filmpjes toch te veel uit op effectbejag om echt te kunnen overtuigen. Als Bill Murray bijvoorbeeld rechtstreeks uit de koffiepot drinkt is dat, ondanks dat het ergens ook heel grappig is, zo overduidelijk bedoeld om de lachlust op te wekken dat de lach een wrange nasmaak krijgt. De subtiliteit die Stranger Than Paradise zo mooi maakte, ontbreekt op zulke momenten volkomen.

De kracht van Jarmusch ligt vooral in zijn onnavolgbare en paradoxale humor. Tegelijkertijd ligt daarin echter ook zijn grootste zwakte, aangezien de scheidslijn tussen uiterst subtiele humor en betekenisloze flauwiteiten maar heel dun is. Hoewel Coffee and Cigarettes absoluut de moeite waard is, wordt deze lijn te vaak overschreden om de film werkelijk te doen slagen.

Boeken / Strip

Het monster in de burgerman

recensie: Pieter de Poortere - Kak

In de voor hem zo typerende tekenstijl heeft Pieter de Poortere wederom een opmerkelijk album aan zijn oeuvre toegevoegd. In Kak maken we kennis met een doorsnee familie: vader, moeder, kinderen, hond en oma in rolstoel. Aan het begin van het verhaal volgen we de familie over Gods wegen op weg naar hun vakantiebestemming. Tot zover niets aan de hand. Als inktzwarte parels met daarin de weerschijn van sociale verloedering, xenofobie en vooroordelen, rijgen de gebeurtenissen zich daarna in rap tempo aaneen tot een wurgsnoer rond de nek van onze dierbare samenleving.

~

Zo zijn we er getuige van dat een groep allochtonen in een tankwagen vol mest België wordt binnengesmokkeld om daarna, met de hulp van de ‘vriendelijke’ inlanders, direct weer per vliegtuig te worden uitgezet. Uiteraard nadat er flink is betaald voor valse paspoorten. Over beschaving gesproken.

Dutroux

~

Dat de vader grote gelijkenis vertoont met Marc Dutroux, is geen toeval. De auteur lijkt ons duidelijk te willen maken dat dit monster van België niet zo veel afwijkt van de burgerman die ons op straat beleefd groet. Onder de goedkeurende blik van deze vader wordt een allochtoon die hij betrapt tijdens een intiem moment met oma, door de politie met bloedig machtsvertoon buiten de landsgrenzen gedumpt, verblind als hij is door de woekerende vooroordelen die in zijn brein hebben postgevat. Want zijn deze wildemannen niet enkel uit op een schijnhuwelijk ter verkrijging van een geldig paspoort, om zich daarna op gruwelijke wijze te ontdoen van hun echtelijke last?

Het juiste evenwicht

Pieter de Poortere bedient zich niet voor het eerst van de hyperbool als stijlinstrument. De lezer is hierdoor snel geneigd de avonturen van ons vrolijk gezinnetje als een absurdistische hersenspinsel weg te gniffelen. Maar op hetzelfde moment komt het besef dat ook hij deel uitmaakt van dit gezin en de wereld waarin deze personages leven. Het is bewonderenswaardig dat de auteur het juiste evenwicht heeft weten te bewaren tussen engagement en vrijblijvendheid.

Met Kak bewijst Pieter de Poortere wederom dat hij als stripauteur in staat is grote thema’s te vangen in humoristische maar tegelijkertijd verontrustende en aangrijpende beelden.

Film / Films

Afwisselender en evenwichtiger

recensie: De Kurosawa Collectie: volume 2

Deze maand verschijnt het tweede deel van de dvd-serie waarin een overzicht wordt gegeven van het belangrijkste werk van Japans beroemdste regisseur Akira Kurosawa. De eerste box richtte zich met name op de samoeraifilms (waaronder de ultieme klassieker Seven Samurai), maar deze tweede box is wat uitgebalanceerder. En, ongetwijfeld vanwege de verkoopcijfers, deze box bevat ook weer één van zijn beroemdste films. Maar net zoals in de vorige box zijn de iets minder bekende films minstens zo goed.

Rashomon

~

Net zoals in de eerste box is de eerste film de bekendste. Rashomon is een van de beroemdste films aller tijden en wordt door veel filmkenners als een origineel en inventief hoogtepunt in de wereldwijde cinema beschouwd. Het verhaal is simpel: in de bossen wordt op brute wijze een samoerai vermoord en een jonge vrouw verkracht. Uiteraard gaat men al snel op zoek naar de dader. Vier mensen komen aan het woord en alle vier geven ze een heel ander verhaal. Was de vermoorde samoerai zelf geen schurk? Was er wel sprake van verkrachting?

Het meest opvallende aan deze film is de manier waarop het verhaal verteld wordt. Als kijker krijg je vier verschillende visies op het verhaal voorgeschoteld: vier keer zie je wat er gebeurd zou kunnen zijn. Er is geen centrale detective in de film, dat is de kijker zelf. Je moet zelf zien uit te vinden welke van de vier flashbacks de waarheid weergeeft. Of is er geen enkele waar? Veel bekende films leunen zwaar op de door Kurosawa geïntroduceerde vertelstructuur, met The Usual Suspects en Reservoir Dogs als bekendste volgelingen. Samen met Ran en Seven Samurai behoort Rashomon tot de absolute hoogtepunten van de Japanse regisseur.

Drunken Angel

~

Wanneer gangsterbaas Matsunaga bij dokter Sanada komt om een kogel te laten verwijderen, blijkt tijdens het onderzoek dat Matsunaga ook aan tuberculose lijdt. Dit betekent het begin van langdurige relatie tussen beide mannen, die in het begin niet bepaald vloeiend verloopt. Maar na enige tijd ontstaat er een vreemd soort vriendschap tussen beide heren. Wanneer Okada, een andere gangsterbaas, na vier jaar gevangenschap vrijkomt, levert dit niet alleen een gevaar op voor de positie van Matsanuga, Okada heeft ook nog een appeltje te schillen met Miyo, Sanada’s assistente.

Het is een genot om te kijken naar het spel van Takashi Shimura, die zijn rol als harde, tactloze, schreeuwerige, iets te veel van drank en vrouwen houdende Sanada met veel kracht speelt. Maar zoals zo vaak bij schreeuwerige types heeft ook Sanada een klein hartje en durft hij eigenlijk niet eerlijk te zijn. Over Matsanuga zegt hij: “Niet alleen zijn lichaam, ook zijn ziel is ziek. Hij doet wel stoer, maar hij is eigenlijk eenzaam. Zijn geweten knaagt aan hem en dat doet hem pijn. Dat laatste restje goedheid, dat kan hem redden.” Maar heeft Sanada het hier niet eigenlijk over zichzelf? De vraag stellen is hem beantwoorden, lijkt me. Maar ook de macho Matsunaga, die te stoer is om te accepteren dat hij ernstig ziek is, is een personage dat je niet snel zult vergeten. Behalve het sterke karakterspel heeft Drunken Angel niet zo veel te bieden en het is zeker niet de sterkste film uit deze box.

The Hidden Fortress

~

Na de hevige strijd tussen twee koninkrijken moeten twee krijgsgevangen knullige boerensoldaten in opdracht van de Yamana-clan, de overwinnaar, op zoek naar het goud van de verslagen partij, Akizuki. Wanneer ze ontsnappen gaan ze zelf op zoek naar het goud en naar de prinses van Akizuki, op wiens hoofd een beloning staat. Tijdens hun speurtocht stuiten ze op de geheimzinnige samoerai Rokurota die zich met een jong boerinnetje schuilhoudt op een nabijgelegen verborgen fort. Het blijkt dat hij het goud heeft en met z’n vieren gaan ze op reis naar een veilig nabijgelegen koninkrijk om daar het goud te verkopen. Wat de twee domme maar erg vermakelijke boeren echter niet weten is dat het jonge meisje in feite de prinses van Akizuki is.

Zoals bij veel films van Kurosawa kan het goed zijn dat het verhaal je erg bekend voorkomt van een andere film. In het geval van The Hidden Fortress is dat ook goed mogelijk aangezien George Lucas het verhaal voor Star Wars gebaseerd heeft op de plot van deze film. Het is geen wonder dat Lucas juist dit verhaal vertaalde naar een sciencefiction-setting. The Hidden Fortress heeft alles wat ook Star Wars zo aantrekkelijk maakt: een meeslepend verhaal, een spannende tocht, politieke spanningen tussen verschillende partijen, interessante personages, apocalyptische landschappen, en ga zo maar door. Combineer dit met de fantastische beeldkwaliteit in prachtig breedbeeld en je kunt je opmaken voor ruim twee uur cinema van de bovenste plank.

High and Low

~

De laatste film uit deze box is een politiethriller die in feite uit twee delen bestaat. In het eerste deel volgen we zakenman Gondo (Toshiro Mifune), die zojuist genoeg geld heeft verdiend om een bedrijf over te nemen als zijn zoontje wordt ontvoerd en hij dat geld als losgeld moet betalen. Wanneer blijkt dat de ontvoerder abusievelijk het zoontje van Gondo’s chauffeur heeft ontvoerd maar toch wil dat Gondo betaalt, komt Gondo voor het dilemma te staan: is het zoontje van de chauffeur net zoveel losgeld waard als zijn eigen zoontje? In het tweede deel van de film zien we hoe de politie jacht maakt op de ontvoerder, een speurtocht die leidt langs treinstations, zeekusten en drugspanden.

High and Low is niet alleen een erg intelligente en spannende politiethriller, maar de film stelt ook vragen van morele aard. Ook worden algemenere thema’s over de verhouding tussen arm en rijk aan de kaak gesteld. Naast deze inhoudelijke rijkdom zitten er enkele visueel onvergetelijke scènes in de film; met name die in de junksbuurt en de laatste scène in de gevangenis zijn van cinematografische wereldklasse.

In vergelijking met de eerste dvd-box, is deze box wat afwisselender en daardoor ook evenwichtiger. Waren in de eerste box drie van de vier films samoeraifilms, deze box bevat een klassieker, een sociaal drama, een samoerai-/avonturenfilm en een politiethriller. Net zoals in de eerste box zijn er films met fantastische beeldkwaliteit (Hidden Fortress en High and Low) maar dat gaat helaas niet op voor Drunken Angel. En net zoals bij de eerste box staan er ook ditmaal geen extra’s op de dvd’s en dat zal bij de derde en laatste box wel niet anders zijn. Maar opnieuw is dit een uitgave die in geen enkele dvd-kast misstaat.

Kunst / Expo binnenland

Sandberg terug in het Stedelijk

recensie: Sandberg Nu: Ode aan een museumdirecteur

De voorbijgaande aard van tentoonstellingen is, hoewel noodzakelijk, soms heel spijtig. Bij het vertrekken van de tentoonstelling Het Russisch landschap uit het Groninger Museum voelde ik een kleine pijn in het hart. De expositie Sandberg Nu: Ode aan een museumdirecteur laat je wensen de vele, vaak spraakmakende tentoonstellingen die Willem Sandberg tussen 1945 en 1962 in het Stedelijk Museum maakte eens zelf te kunnen zien. Met mij lijkt de hele Nederlandse kunstwereld met weemoed terug te kijken naar die tijd waarin we nog een internationale faam hadden, en die vooral aan Sandberg te danken was. Gelukkig laat de huidige expositie over Sandberg naast de successen ook zien waar er op zijn beleid wat aan te merken is.

Tentoonstellingsaffiche ontworpen door Sandberg

Sandberg (1897-1984) wordt geroemd om zijn avant-gardisme, zowel op het gebied van kunststromingen als op het gebied van exposeren en educatie. Zo is hij lang gezien als de ‘ontdekker’ van CoBrA, die hij al in 1949 ruimte gaf voor een groepstentoonstelling, met een heus relletje tot gevolg. Ook omstreden waren zijn tentoonstellingen uit 1961 en 1962, met bewegende kunstwerken en installaties. De bezoekers keken hun ogen uit, maar velen (ook critici) ontging de artistieke waarde. De vleugel die aangebouwd werd onder Sandberg getuigt van zijn vooruitziende blik waar het exposeren betreft. Hij maakte een gebouw dat door grote ramen in contact stond met de straat en flexibel was in te richten door het gebruik van losse schotten. Ook vernieuwend was zijn aandacht voor kinderen, die op zolder zelf tekeningen, schilderijen en beeldjes konden maken. Deze creatieve uitingen werden zo nu en dan zelfs in het museum geëxposeerd.

Sandberg als verzamelaar

De tentoonstelling over Sandberg gaat echter grotendeels in op zijn verzamelbeleid. Aanleiding vormde onder andere een recent verschenen boek over de aankopen van Sandberg, Expressie en ordening. Het verzamelbeleid van Willem Sandberg voor het Stedelijk Museum, 1945-1962, door Caroline Roodenburg-Schadd. Dit boek geeft een analyse van de aankopen van een directeur waarvan lang – onterecht – te horen was dat hij zelden iets voor het museum aankocht. Ondanks vele hiaten in de collectie en gemiste kansen leverde Sandbergs beleid een collectie op van hoge kwaliteit. De tentoonstelling is derhalve een opeenvolging van grote namen en topstukken, maar verwacht op dat gebied niet veel meer te zien dan gebruikelijk al in het Stedelijk hing. In het nieuwe, tijdelijke gebouw is geen plaats ingeruimd voor de vaste collectie, dus deze expositie dient mede om topstukken van het museum te kunnen tonen. Zo komen de museumstukken die al vaak te zien waren in het oude gebouw ook eens in een ander licht te staan: dat van de collectieopbouw. Het beleid hiervoor was opgesteld door Sandberg, in nauwe samenwerking met Hans Jaffé, adjunct-directeur en kunsthistoricus. Jaffé, theoretischer ingesteld dan Sandberg, gaf de beleidslijn structuur.

Opstelling

Max Ernst, De Horde, 1927

Helaas staan de objecten ook letterlijk in een ander licht. De onaffe sfeer in het museum is een prettige afwisseling van andere, gelikter ingerichte musea, maar er zijn nu wel heel veel schilderijen die verlicht zijn met een tl-buis, waardoor ze niet goed te bekijken zijn en waardoor zelfs de krachtigste schilderijen een bijkomstigheid lijken. Ook de aanduiding van de looproute had beter gekund. Zo is de introductietekst bij binnenkomst niet zichtbaar. Overigens voegt de indeling, eenmaal uitgedokterd, wel iets toe. De expositie is in tweeën gedeeld in een Apollinische en een Dionysische kant, oftewel een ‘koude’ en een ‘warme’ kant. De ‘koude’ kant is gericht op evenwichtigheid, ordening en ideale schoonheid, de ‘warme’ kant is meer gericht op uitbundigheid, vrijheid van expressie en originaliteit van het individu. Zo zijn aan de Apollinische zijde bijvoorbeeld Piet Mondriaan, Kazimir Malevich en Paul Cézanne te zien en aan de Dionysische zijde Jackson Pollock, CoBrA en Max Ernst. Deze tweedeling verwijst naar een fundamenteel verschil tussen Sandberg, die met name geïnteresseerd was in expressionisme (‘warm’) en Jaffé, die meer voelde voor de Apollinische, (‘koude’) kunst van bijvoorbeeld De Stijl. Dit soms willekeurig overkomende onderscheid, erg populair in de jaren ’60, is inmiddels achterhaald, maar in de context van deze tentoonstelling een goede manier om het toenemende spanningsveld tussen Sandberg en Jaffé zichtbaar te maken.

Het beste beeld van het Stedelijk in de tijd van Sandberg is te krijgen door de helaas onverstaanbare, maar toch boeiende films die getoond worden. Daarin komen de lang voorbije tentoonstellingen nog het meest tot leven.

Theater / Voorstelling

Rennen Acda en de Munnik te ver?

recensie: Ren Lenny Ren (Acda en de Munnik)

.

~

Thomas Acda en de Paul Munnik waren vast al een tijd bezig zich voor te bereiden op deze stap, want op de cd Groeten uit Maaiveld stonden al nummers die de voorzet gaven voor deze rockcomedy. De heren moesten er zelf alleen nog een goed verhaal omheen bedenken en de Liedjes voor Lenny uitbrengen. En over dat verhaal hebben ze misschien te licht gedacht.

Rockt

~

Sowieso heeft het stuk even nodig om op gang te komen en iedereen te introduceren, want mijn god, konden die twee cabaretiers het niet met wat minder achterban af!? In totaal staan er dertien mensen op het toneel. Dan tel ik ook de band mee, die een perfecte rol vervult in dit stuk. Het rockt echt enorm en de liedjes van de cd liggen toch ineens prettiger in het gehoor en zijn beter verteerbaar met het verhaal erbij.

Rocksoap

Thomas en Paul spelen ‘zichzelf’ in het stuk, twee succesvolle liedjesschrijvers die volgens hun manager in een impasse zitten. Daarom wordt Lenny geïntroduceerd, een jongen van niks die het moet gaan maken. Thomas en Paul moeten de liedjes voor deze groeiende ster schrijven en daardoor komen ze terecht in een wereld van illusie en ambitie. Lenny gaat het maken met zijn achtergrondzangeressen en gaat er vandoor met de vriendin van Paul. En dan is er ook nog die roddeljournalist. Je zou bijna zweren dat je naar een rocksoap zou kijken.

Raken

~

Gelukkig wordt het stuk gaandeweg steeds interessanter op psychologisch niveau en weten vooral Acda en de Munnik, die nu eens niet op de voorgrond blijven staan, je te raken. De mannen zijn bang te verliezen, bang om op te bouwen, te klimmen naar de top om vervolgens misschien weer naar beneden te donderen. Ze weten het publiek met de juiste blikken en liedjes kippenvel te bezorgen. En eigenlijk door simpelweg zichzelf te blijven, scoren ze het best. De overige acteurs doen te veel hun best een serieuze karikatuur neer te zetten. Vooral Lenny zelf (Ross Curry) zorgt wel eens voor kromme tenen. De personages weten niet goed genoeg te overtuigen en je mee te nemen in hun ‘versie’ van het verhaal.

Oude draad

Voor een comedy is Ren Lenny Ren te serieus gebracht en hoewel Acda en de Munnik een behoorlijke vinger in de pap hebben gehad, zijn zelfs de teksten zo nu en dan te poëtisch en zweverig voor hun doen. Maar eerlijk is eerlijk: uiteindelijk raakt het stuk je wel. Acda en Munnik laten zien dat ze meer kunnen dan alleen maar de grappenmakers uithangen en liedjes zingen. Als ze deze koers willen doorzetten, zullen ze nog wel behoorlijk kritisch naar de verhaallijnen moeten kijken. En als ze na deze tournee besluiten de oude draad weer op te pakken, is het ook goed. Dit was een moedige stap, maar soms moet je ook durven toegeven dat de stijl van vorige theatershows nog zo slecht niet was.

Ren Lenny Ren toert nog tot en met 16 mei 2005 door Nederland.

Theater / Voorstelling

Vergeefs verlangen naar liefde

recensie: Oom Wanja (Toneelgroep Amsterdam)

Je kunt het werk van Anton Tsjechov laten spelen in een realistische setting, met als figuranten oude vrouwtjes die emmers vol aardappels schillen in een kneuterige keuken. Je kunt ook besluiten dat we dat realisme van Tsjechov nu onderhand wel kennen en alleen je eigen hang-up met de tekst uitspelen. Voor die laatste aanpak kiest Olivier Provily (1970), aanstormend regietalent. Hij regisseert bij Toneelgroep Amsterdam Oom Wanja. Niks keuken, niks melancholisch Russisch platteland. Het enige houvast voor de acteurs zijn wat stoelen. Verder is er niets dan een toneel-brede groene wand met bloemetjes, een verticale weide. De aandacht ligt daardoor volledig op de personages. Mensen die ondanks elkaars gezelschap verschrikkelijk eenzaam zijn. Voor Provily gaat Oom Wanja over de hunkering, het verlangen naar liefde en geluk. Maar zoals dat gaat bij Tsjechov hunkeren en verlangen de mensen tevergeefs.

~

Provily kiest voor leegte. Een leeg podium en lege mensen, met lege levens. Het enige waarvan ze vol zijn, is een onbestemd verlangen naar liefde en genegenheid. Alle personages zijn eenzame individuen, op hun eigen eilandje leven ze vooral langs elkaar heen. Ze kijken elkaar vrijwel niet aan, maar voor zich uit, de zaal met publiek in. Ze benaderen elkaar nauwelijks, alleen de oude bediende krijgt nu en dan een aai over haar bol.

Zootje

~

Oom Wanja is het verhaal van een ingedutte plattelandsfamilie, die bruut wordt wakker geschud door de komst van een bejaarde professor met stadse gewoonten. Die professor is de zwager van Wanja en de vader van Sonja. Hij is na de dood van zijn vrouw hertrouwd met de mooie, veel jongere Jelena. Sinds het paar op het familielandgoed woont, is niets meer zoals het was, constateert de oude bediende. Etenstijden, slaaptijden, het werk: het is een zootje, iedereen is in de war. Wanja is smoorverliefd op Jelena, en na aanvankelijke reserves is ook Sonja dol op haar stiefmoeder. De vrouw laat zich Wanja’s adoratie aanleunen, en vervolgens die van de lokale dokter. Maar Jelena beantwoordt in feite geen enkele liefde. Het enige wat ze doet, is zich te pletter vervelen.

Wellustig oog

Iedere uiting van affectie of ontroering ontbreekt. Wanja (Leon Voorberg) hangt wat rond, al zegt hij dat hij enorm van Jelena houdt. Jelena (Saskia Temmink) is niet in beweging te krijgen. De dokter (Barry Atsma) zuipt alleen maar, al heeft ook hij een wellustig oog laten vallen op de onbenaderbare schone. Deze mensen weten niet hoe je liefde moet geven en evenmin hoe je hem moet aannemen. Eenzaamheid is het sleutelwoord. Maar daarvoor neemt Provily wel erg veel tijd, want dat weten we na een half uurtje wel, en het duurt tot ruim na de pauze voordat hij een andere koers kiest.

Deksel van de kookpot

Want dan knapt er opeens iets in al die verveelde mensen. Als de professor meldt dat hij het landgoed wel eens even zal gaan verkopen, wordt Wanja eindelijk wakker. Hij ontploft. En daarmee vliegt in deze voorstelling eindelijk het deksel van de kooppot, opeens zijn alle remmen los. Alsof alle opgepotte gevoelens zich een weg naar buiten banen uit die geknotte zielen. Dan krijgt de voorstelling vaart, krijgt de vertelling een warm kloppend hart. Barry Atsma is van het begin af aan de ‘echtste’ mens die hier rondloopt, hij geeft de dokter schwung en vaart. In de tweede helft wordt dit definitief de Barry Atsma-show: zijn dokter is warm, levendig, gepassioneerd, gedreven.

Ontroerend

Waarschuwing vooraf: deze Oom Wanja is zo’n voetbalwedstrijd die pas na de rust echt spannend wordt. Het venijn zit hem in de staart. Dat is dan ook meteen de belangrijkste kritiek op deze voorstelling: het duurt wel erg lang voordat het verhaal je echt bij de kladden grijpt. Maar als het uiteindelijk zo ver is, dan is dit ook een oprecht ontroerende voorstelling.

Oom Wanja is nog tot en met 15 januari 2005 te zien.

Boeken / Fictie

Een bundel als een reusachtig museum

recensie: Leonard Nolens - Laat alle deuren op een kier: verzamelde gedichten

Al jarenlang druppelt gestaag de ene na de andere poëziebundel uit het brein van de Belgische dichter Leonard Nolens. Al deze bundels zijn nu bij elkaar gekropen in Laat alle deuren op een kier: verzamelde gedichten, een vergaarbak waarin zo’n achthonderd gedichten liggen te gisten. Het nadeel van zo’n verzamelbundel is zijn ongeremde overdadigheid die doet denken aan de kunstcollectie van een reusachtig museum. Kenners zullen er verrukt doorheen slenteren, maar nieuwkomers kunnen zich beter tot een afzonderlijke bundel wenden.

~

Leonard Nolens (Bree, 11 april 1947) begon zijn dichterschap met twee behoorlijk experimentele bundels, die hem kennelijk niet langer konden bekoren en niet zijn opgenomen in Laat alle deuren op een kier. Hij nam afstand van deze vroege, naar eigen zeggen gekunstelde poëzie na een verblijf aan de Universiteit van Iowa, waar hij voor het eerst met de Amerikaanse literatuur in aanraking kwam. In deze literatuur ontdekte hij hoe spreektaal een rol in zijn poëzie kon spelen. In bundels als Hommage (1981) en De gedroomde figuur (1986) is dit samen met een toegenomen zakelijkheid terug te zien. In latere dichtbundels als En verdwijn met mate (1996), Manieren van leven (2001) en Derwisj (2003) wordt zijn toon melodieuzer en verdwijnt het zakelijke weer wat naar de achtergrond.

Boshut

Terwijl de wereld steeds vaker wordt overspoeld met zogenaamd geëngageerde poëzie die inhaakt op de actualiteit en even snel weer verdwijnt, blijven de gedichten van Nolens daar gelukkig verre van. Hij schrijft zijn poëzie in een boshut op het landgoed Missemburg dat in zijn bundel meermaals onder de naam ‘Missenburg’ opduikt. Daar leeft Nolens de poëzie en dat is voor hem het leven, meer niet. Hij neemt zijn poëzie zeer serieus en dat levert in veel gevallen doodernstige gedichten op. Al zijn gedichten zijn kundig gemaakt en op een bepaald niveau ook erg mooi, maar toch mis je als lezer vaak de ironie die ervoor kan zorgen dat de ernst ervan niet aan zijn eigen zwaarte ten onder gaat.

Een mond op een voetstuk

Persoonlijk vind ik Nolens’ poëzie vooral mooi worden op de momenten dat deze een bijna primitieve lading krijgt. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de gedichten die hij in elk van zijn laatste vier bundels heeft opgenomen onder het kopje Bres. In de eerste serie, Bres I, staat een groep op drift geraakte mensen centraal. Ze zijn op reis of, nog waarschijnlijker, op de vlucht. Bres II gaat over de chaos van de moderne mens die in vertwijfeling zijn dagen slijt en zijn dromen heeft ontmaskerd. “Vroeger was onze mens een mond / Op een voetstuk een hoogstaand gat.” Niet de mens is veranderd, maar de manier waarop hij tegen zichzelf aankijkt. De mond is van zijn voetstuk gevallen en blijkt niets meer dan een vergissing te zijn, een speling van het lot. De moderne mens kan zichzelf niet langer als de koning van de schepping zien en huivert.

Het boek

De derde serie, Bres III, gaat over het perfecte boek dat in de gedachten van de schrijver rondspookt, maar nooit geschreven zal worden. Het boek is niet alleen prachtig maar ook “een dagblad van louter graniet” dat bloedt en doet bloeden. Het is de meetlat van alle andere boeken en vergiftigt hen met zijn afgrondelijke perfectie:

Het is een prachtig boek
Het rolde zich op tot een trechter
Om ons te aanroepen, ons murw
Te slaan met zijn stilte voorwerelds.

Het boek bestaat niet, kan niet bestaan. Om die reden is het in essentie een stilte, een voorwereldse stilte die schreeuwt naar de dichter en met al zijn gewicht op hem drukt. Bres IV gaat over generatie van de jaren zestig. Het ‘wij’ van de babyboomers die God onthoofdden en de wereld uit haar voegen sloegen. “Wij bekleedden de verdwenen positie van God / In al zijn vormen.” Een god echter die in het rond stuiterde en erop los werd geleefd.

Verdwaald

Een ander hoogtepunt uit de bundel is wat mij betreft de serie gedichten die onder het kopje Onderduikadres gebundeld zijn. Deze gedichten stellen de vraag naar het waar, wanneer, waarom, hoe en wie om ze daarna meteen op paradoxale wijze te beantwoorden. Een prachtige reeks waarin wanhopig een poging wordt gedaan om een verloren liefde te bezweren.

Maar wie dan ook, kom, het ben ik
Aan de rand van de stad, in de langzame
Bocht van een straat in december
Verdwaald. Jij bent mijn adres.

Het adres is bekend, maar de dichter is verdwaald in de bocht van de straat en bereikt zijn bestemming niet. Niet alle gedichten van Nolens halen dit niveau, maar in deze verzamelbundel valt er desondanks genoeg te genieten om er wekenlang in rond te bladeren.