Film / Films

Begrafenis op stelten

recensie: Death at a Funeral

Tijdens de geanimeerde openingssequentie van Death at a Funeral zien we een doodskist over een plattegrond rijden. Onderweg worden afslagen gemist, de kist rijdt een paar keer de verkeerde kant op en maakt enorme omwegen, maar uiteindelijk vindt het toch nog de juiste bestemming: het huis van de overledene. De film begint dan echt, en we zien hoe de doodskist door doodgravers op z’n plek wordt gezet. Als deze geopend wordt, blijkt echter dat de verkeerde persoon erin ligt. De toon is gezet voor Death at a Funeral.

Het is een typerend begin van een dag waarin alles mis lijkt te gaan voor Daniel (Matthew Mcfadyen), een zoon van de overledene. Zo zeurt zijn vrouw de hele tijd aan zijn hoofd omdat ze eindelijk wel eens wil verhuizen uit het huis van haar schoonouders. Ondertussen arriveren steeds meer familieleden en aanhang voor de herdenkingsdienst. Hieronder nicht Martha en haar verloofde Simon (Alan Tudyk), die bloednerveus is omdat zijn toekomstige schoonvader hem absoluut niet ziet zitten. Onderweg hebben zij neef Troy opgehaald, die redelijk bedreven is in het maken van designerdrugs.

~

Natuurlijk gaat ook daarmee het een en ander mis, maar de situatie loopt pas echt uit de hand als de mysterieuze bezoeker Peter (Peter Dinklage) zijn ware bedoelingen kenbaar maakt. In ruil voor een flink geldbedrag van de broers wil hij op de begrafenis zijn mond wel houden over een geheim van hun overleden vader.

Zwarte komedie

De setting en de situaties in Death at a Funeral lenen zich uitstekend voor een zwarte komedie. Een begrafenis is altijd een ongemakkelijke aangelegenheid, en in deze film worden aan dat ongemak drugs, een groot geheim, meerdere personages met ieder hun eigenaardigheden, en allerlei familieverwikkelingen toegevoegd. Goede ingrediënten dus, maar die worden door scenarist Dean Craig en regisseur Frank Oz (de man die voor eeuwig met de Muppets vereenzelvigd zal worden) niet ten volle benut. De dialogen zijn weinig verrassend of sprankelend, en alles is vlak in beeld gebracht. Als zwarte komedie (noch als klucht) overstijgt de film het niveau van de middelmaat. Het is allemaal net wat te braaf en de situaties die grappig zouden moeten zijn, zijn te schaars.

Ensemble

~


Dat de film toch nog wel enigszins aardig is om naar te kijken is voornamelijk op het conto van het, grotendeels Britse, ensemble te schrijven. Zij doen erg hun best, waarbij het opvallend is dat het juist twee Amerikanen zijn die de meeste aandacht naar zich toe trekken. Alan Tudyk (Firefly) kan al trippend qua mimiek alle registers open trekken, en blijkt daar erg bedreven in te zijn. Peter Dinklage (de dwerg uit Living in Oblivion en The Station Agent) speelt zijn chanterende personage alsof hij eigenlijk zelf ook verbaasd is over de positie waarin hij zich gemanoeuvreerd heeft. Een bijzondere vermelding ten slotte verdient de onuitstaanbare filmmuziek. Wat begint als een soort slapsticksalsa ‘ontwikkelt’ zich gaandeweg de film tot een Mediterraan-achtige muzak. Werkelijk verschrikkelijk.