Boeken / Fictie

Wetenschappelijk gekonkel

recensie: Joke J. Hermsen - De profielschets

.

Is daar zuiverheid te vinden? Is men daar in staat het slijk der aarde te ontstijgen? Of is het niet meer dan een lopende band waarop de ene na de andere tekst naar buiten rolt? Een grote kopieermachine die de grote filosofische woorden voortdurend herschikt en zo eindeloos varieert op de reeds vele malen herkauwde gedachten van anderen? De profielschets, de nieuwste roman van Joke J. Hermsen, geeft een inkijkje in de ernstig vervuilde fabriekshallen van de academische filosofie en steekt ironisch de draak met de opgeklopte pretenties van de wanna be-intellectuelen.

Macht

Joke J. Hermsen kent het filosofische klimaat door en door. Ze promoveerde aan de universiteit van Utrecht en was jarenlang onderzoekster in Tilburg, maar na jaren verliet ze haar vakgroep. De beschrijvingen in De profielschets zullen ongetwijfeld geïnspireerd zijn door haar eigen ervaringen. Net als in haar vorige twee romans, Het dameoffer en Tweeduister, draait het ook in haar nieuwste boek om de relatie tussen mannen en vrouwen die door macht en verlangen bepaald wordt. Van haar hand verscheen tevens de essaybundel Heimwee naar de mens, die in 2003 werd genomineerd als het beste filosofische boek van het jaar.

Iemand die zo gek is filosofie te gaan studeren, kun je moeilijk verdenken van een opportunistisch verlangen naar status en macht. Met filosofie valt immers geen droog brood te verdienen. Toch weet ook daar de lange arm van de aanlokkelijke pecunia en het lonkende succes in de ziel van de gedoodverfde werklozen te peuren en ze op te wekken tot kritiekloze aanbidding van het eigen ego. Voor een wetenschappelijke carrière zijn de borrels met ‘joviale’ collega’s en het balboekje van de hoogleraar dan ook veel belangrijker dan de inhoudelijke kwaliteit van het onderzoek. Voor mannen is dat al zo, maar voor vrouwen lijkt nog het meer te gelden. In De profielschets wordt een weinig flatteus beeld geschetst van al dit wetenschappelijke gekonkel.

Synopsis

De roman speelt zich af op een grauwe vrijdag in januari. In de ironische opening zien we de weinig succesvolle pogingen van de hoogleraar Bernt Brakhoven om een fatsoenlijk synopsis van zijn lezing in elkaar te flansen. Als hem dit niet op tijd lukt kan hij de deelname aan het aanstaand congres Postmodernism and Ethics wel vergeten. Maar:

de pakweg twintig zinnen die hij uit vroegere samenvattingen heeft weggeplukt, door elkaar heeft gehusseld en in betrekkelijk willekeurige volgorde opnieuw onder elkaar heeft gezet, zijn niet bepaald geniaal te noemen. Sommige zinnen heeft hij al zo vaak gerecycled dat hij ze niet zonder een knagend gevoel van schaamte kan lezen.

Ondertussen dringt de tijd, want hij moet ook nog bedenken welke strategie hij moet hanteren om de vergadering over de profielschets voor een nieuwe hoogleraar in zijn voordeel te beslissen. Over die profielschets wordt al drieëneenhalf jaar zonder succes gedebatteerd en daar moet nu echt verandering in komen. Bernt, die de vergadering in goede banen moet leiden, boekt een grandioze overwinning en weet het juiste profiel voor ‘zijn’ kandidate erdoor te slepen. ’s Avonds blijkt hij echter met open ogen in de val te zijn gelopen. ‘Zijn’ kandidate is allang niet meer de zijne.

Gekrakeel

Bernt Brakhoven is een van de drie personages die in het boek worden gevolgd. De andere twee zijn Ella Theisseling en Det van Vliet. Ella is de echtgenote van Bernt, ze is ooit begonnen aan een proefschrift dat echter al jaren onaangeroerd in de kast ligt. Op aanraden van haar man, die zich verder weinig om haar bekommert, gaat ze naar een psychiater. Daar gooit ze tot haar eigen verbazing alles eruit. Det van Vliet is een jonge onderzoeker die het al jaren met tijdelijke aanstellingen moet doen. Ze wil hier eindelijk verandering in brengen en zichzelf kandidaat stellen voor de openstaande hoogleraarplaats. Tijdens de vergadering over deze kwestie wordt ze echter zo moe van al het gekrakeel dat ze besluit het spelletje niet langer mee te spelen en vervolgens vertrekt. Weg van de universitaire kliek.

Freudiaanse complexen

Een van de mindere punten van deze roman is de ietwat stereotiepe karakterisering van het verleden van de personages. Bernt kon zich vroeger niet uiten en zijn jeugd werd overschaduwd door de voortdurende angsten van zijn paniekerige moeder. Ella’s jeugd werd beheerst door haar gewelddadige vader, aan wie ze nooit heeft durven vertellen dat ze is aangerand. Dit riekt maar al te zeer naar de Freudiaanse complexen die onderhand wel genoeg zijn uitgemolken. Gelukkig komt de nadruk hier niet al te veel op te liggen en blijft de psychoanalytische kolder redelijk op de achtergrond.

Medelijden

De profielschets is een vrij boeiende, satirische roman waarin de academische wereld flink onder de loep wordt gehouden, zonder dat het een morele afrekening wordt. Het mikpunt van alle spot, de hoogleraar Bernt Brakhoven, wordt niet zomaar als een doortrapte schurk neergezet. Je krijgt zelfs bijna medelijden met hem als hij aan het eind de ene tegenslag na de andere krijgt te incasseren. De problematiek van de personages wordt niet teruggebracht tot een simplistische strijd tussen de seksen. Ieder personage heeft zijn of haar eigen perspectief op de werkelijkheid. Per hoofdstuk wisselt het perspectief, wat de vaart in de roman houdt en ervoor zorgt dat geen van de perspectieven tot een absolute waarheid uitgroeit.

Muziek / Album

Op de drempel van verandering

recensie: Low - The Great Destroyer

Vaak vallen te hoge verwachtingen tegen. Soms komt het onverwachte zo hard binnen dat je moeite hebt alles te bevatten. De nieuwe van Low zou je kunnen aanmerken als onverwacht goed. Hoewel, onverwacht. Wie Canada van het vorige album Trust tot zich had genomen, kon vermoeden dat de ruige gitaren het voortouw zouden nemen. Desondanks heeft The Great Destroyer iets van diezelfde inslag die R.E.M.’s Monster tien jaren geleden had of wat My Morning Jacket met It Still Moves vertoonde. Net als deze albums staat de nieuwe van Low boordevol met gruizige, fuzzy, dissonante en vervormde gitaren en sterke, melodieuze songs. The Great Destroyer is gelijk een olifant die door het traditionele geluid van Low heen dendert.

~

Al vanaf 1993 timmert het duo Mimi Parker en Alan Sparhawk met een fluwelen hamer aan de weg en maakt bijna jaarlijks desolate, serene, maar bovenal steeds hoogwaardiger albums. Het koppel, met elkaar getrouwde jeugliefdes, versterkte zich met bassist Zak Sally en vormen al jaren de voortrekkers van de zogeheten ‘slowcore’, een genre dat je ook zou kunnen kennen van bands als Idaho en Lullaby for the Working Class. Al vanaf het begin kenmerkt Low zich door de hoge mate van melodie in de soms tergend langzame liederen. Daar is op The Great Destroyer verandering in gekomen.

Afstand van geluid

De ommezwaai wordt vanaf het uiterst groovy en fuzzy Monkey aangegeven en geeft het album, samen met het andere grote pronkstuk Step, een fijn gezicht. In het sterk op Sebadoh geinspireerde Just Stand Back recenseert Low Monkey zelf het beste: “It’s a hit, it’s got soul, steal the show with your rock n’ roll.” The Great Destroyer betekent niet alleen een ander geluid, ook probeert Low een verandering in stemming aan te brengen. Bijvoorbeeld in California, waar ze het koude van Duluth, in Minnesota, willen verruilen voor de warmte van Californië. In Everybody’s Song nemen ze een beetje afstand van hun anders dromerige geluid met de woorden: “You can’t sleep forever” en “Nothing stays together”.

In de traditie

Toch is het niet allemaal anders dan voorheen. Low twijfelt nog en wil blijkbaar geen overhaaste beslissingen nemen. Ze staan beter gezegd nog op de drempel van hun gedaanteverwisseling te twijfelen welke kant ze op willen gaan. Soms twijfelen ze zelfs binnen een nummer, zoals in Cue the Strings, waar ze bijna hoopvol zingen: “Here comes that cold sunrise”. Daarnaast laten ze de gitaren menigmaal in de hoek staan. Het lijkt alsof ze aan het begin van The Great Destroyer stevig aanzetten en dan als de boel op gang is ze zich laten uitvieren, zoals ze dat bijvoorbeeld doen in When I go Deaf en in Pissing. Dan klinkt Low vertrouwd en fijngevoelig. De combinatie van twijfels, veranderingen en harde gitaren op The Great Destroyer geeft het trio uit Duluth de nodige kleur en maakt zichzelf daardoor onsterfelijk. Daarom: handen op elkaar voor Low.

Muziek / Achtergrond
special: De vergeten muziek van Cornelis Dopper

Eigen muziek laatst?

In december 1940 speelde het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg een concert met daarin onder meer Cornelis ‘Kees’ Doppers zevende, ‘Zuiderzee’symfonie. De Duitscher had het land net opgerold, het Wilhelmus was subiet in de stortkoker gegooid en in Amsterdam werd één van de meest uitbundige odes aan Nederland gespeeld. En daarbij nog een werk dat nadrukkelijk tegen de oorlog was gericht. Ik hoop dat ik niets hoef uit te leggen over de emotionele lading die ook nu nog over die opname hangt en die duidelijk wordt uit het bulderende applaus na afloop.

~

Overigens was dat niet de eerste keer dat de Zuiderzeesymfonie de gemoederen verhitte. In november 1918 dirigeerde Dopper zijn eigen werk, kort na de revolutiepoging van Troelstra. Telegraaf-recensent en Miskend Genie Matthijs Vermeulen meende toen dat een goed idee zou zijn om Dopper tegen de schenen te schoppen door luidkeels ‘Lang leve Sousa’ te roepen (Sousa was een bekend Amerikaanse componist van militaire tsjingboem-marsen). Dat veroorzaakte nogal wat oproer, niet in de laatste plaats aangezien het merendeel van de toeschouwers ‘Leve Troelstra’ verstond en zo dacht dat Vermeulen tot de revolutie opriep. Het meest tragische is dat de mars uit de zevende waar Vermeulen aanstoot aan nam, juist een reflectie is op de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. In de controverse die op het incident volgde, werden de functies van Dopper door het Concertgebouwbestuur danig teruggeschroefd – een klassiek staaltje bestuurdersmoed.

Impressionisten

Kees had beter verdiend, want de starre conservatief waar Vermeulens aanhangers hem voor uitmaakten was hij zeker niet. Integendeel: Dopper wierp zich op als suikeroom voor met name Franse impressionisten als Debussy en Ravel. Ook in muzikaal opzicht leerde hij van hen en van anderen. De eerste symfonie kent impressionistische trekjes, in de finale van de zevende zit een heuse Mahleriaanse toeterfanfare en je hoort in de derde duidelijk flardjes Strauss (Richard, niet Johann).

Maar wat Dopper echt bijzonder maakt is zijn gebruik van Nederlandse volksmotieven. De boerendans in de tweede en het Wilhelmus (toen overigens nog geen Nederlands volkslied) in de finale van de zesde symfonie zijn een paar voorbeelden van melodieën die nog steeds ergens in ons collectieve geheugen rondkruipen. Merkwaardig genoeg is dat één van de argumenten die tegen Dopper is gebruikt. Merkwaardig, omdat we zulke geluiden nooit horen over bijvoorbeeld Bartók, Grieg of Dvorák, om maar een paar willekeurige exploitanten van volksmuziek te noemen.

Zelfhaat?

~

Want wat mankèèrt ons eigenlijk? Waarom lijken we zo’n bloedhekel te hebben aan onze muzikale erfenis? Waarom zijn het Duitsers, Zweden en Engelsen die series met Nederlandse romantici programmeren? Alle lof voor een klein Nederlands label als NM Classics, maar dat kan niet opwegen tegen de oorverdovende afwezigheid van deze mensen in de Nederlandse concertzalen. De reactie van de vaderlandse klassieke muziekpers op de Chandos-serie met Nederlandse componisten was ook tamelijk negatief – een opvallend contrast met bijvoorbeeld Britse en Duitse recensies.

Het meest magistrale voorbeeld van Neerlandse symfonische componeerkunst is momenteel niet eens meer op CD te krijgen. Bernard Zweers’ derde symfonie met de subtitel ‘Aan mijn vaderland’ is misschien wel het meest in het oog springende stuk Nederlands muzikaal nationalisme en kan zich zonder veel problemen meten met soortgelijke werken van bijvoorbeeld Smetana en Tsjaikovski.

Lawaai

~

Maar dat geldt eigenlijk ook voor veel Dopper en dan vooral zijn werk rond de Eerste Wereldoorlog. De zevende symfonie, beide Päâns (op Chandos) en de Ciaconna Gotica misstaan zeker niet in het internationale muzikale landschap van die tijd. Op de soms wel heel erg lawaaiierige zesde heb ik het wat minder, maar de herkenning maakt ook daar veel goed. Want luisterend naar Kees Dopper snap je hoe een Tsjech naar Dvorák luistert, of een Noor naar Grieg.

Balletmuziek

De eerste symfonie, een jeugdwerk uit 1896 dat op 11 november werd uitgevoerd door het Noord Nederlands
Orkest, begon haar leven als balletmuziek. Het ballet, gebaseerd op Heinrich Heines Diana, kent een opbouw in scènes waarbij elk karakter zijn eigen motief meekrijgt – een beetje zoals in Prokofjevs Peter en de wolf.

Dilemma

En nu kom ik bij een dilemma. Moet ik nu een programmeur loven vanwege zijn keuze om eindelijk weer iets van Dopper uit te laten voeren, of vervloek ik hem vanwege zijn onwil om met iets beters op de proppen te komen? Want eerlijk gezegd maakt Diana de vertaling van ballet naar symfonie niet zo heel erg geweldig. Ballet mag, moet zelfs, fragmentarisch zijn, omdat elke scène een nieuwe dramatische handeling kent. Maar een symfonie stelt heel andere eisen aan de muziek: interne samenhang en evenwicht. En daaraan ontbreekt het bij Doppers symfonische eersteling vaak. De melodische schoonheid en originaliteit compenseert veel, maar het blijft lastig om je te oriënteren.

Dat het NNO zich van haar lelijkste kant liet zien, hielp ook niet. Vooral de hoornisten hadden zo hun eigen ideeën over de uitvoering. Net nu ik dacht dat de kopersectie van het orkest zich had leren gedragen moest die met een zeperd komen die onwelkome herinneringen opwerkte aan het NNO van tien jaar geleden. De rest van het orkest vloeide overigens ook niet over van inspiratie: de uitvoering van Beethovens vijfde pianoconcert na de pauze verliep niet veel beter. Dirigent Jürgen Kussmaul mag hopen dat de overige concerten in deze serie beter verlopen.

Tragiek

De tragiek is, dat iemand die nu voor het eerst met Dopper wordt geconfronteerd, met de indruk naar huis kan gaan dat hij naar een doorsnee derderangs componist heeft geluisterd. En Kees verdient beter. Net zoals veel tijdgenoten, overigens. Peter van Anrooys Piet Hein Rapsodie is een briljant stuk muzikaal entertainment, Johannes Wagenaars Frithjofs Meerfahrt of Johannes Verhulsts Gijsbrecht-ouverture zouden talloze opnamen kennen als ze in Duitsland waren gecomponeerd. De Nederlandse nationaliteit is absoluut geen garantie voor kwaliteit, maar zeker ook niet voor het gebrek eraan.

De uitvoering van ons muzikale erfgoed wordt nog steeds gehinderd door een nationaal minderwaardigheidscomplex, een moeilijk te begrijpen Mahlerobsessie en een catastrofale minachting voor alles wat geen onbetwist meesterwerk is. Want als we alleen naar meesterwerken willen luisteren wordt het leven wel heel erg saai. Ook gewoon goede en soms zelfs matige muziek verdient het om gehoord te worden, want buiten ons gehoor bestaat muziek domweg niet. En veel van deze muziek is heel goed – met hier en daar, echt, een meesterwerk. Nu nog luisteren. Maar even niet meer naar het NNO.

Noord Nederlands Orkest – Cornelis Dopper: Symfonie Nr. 1, Diana. Gezien in Leeuwarden, De Harmonie, 4 februari.

Genoemde opnamen:

Dutch Overtures. Werk van Van Bree, Verhulst, Wagenaar en Van Gilse. Nederlands Radio Symfonieorkest o.l.v. Jac van Steen. NM Classics 92090. Prijs: ca. € 20.
Cornelis Dopper: Symfonie Nr. 2 / Päân I / Päân II. Residentieorkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 9884. Prijs: ca. € 20.
Cornelis Dopper: Symfonie Nr. 7 / Ciaconna Gotica; Alexander Voormolen: Sinfonia. Concertgebouw o.l.v. Willem Mengelberg. Opname december 1940 (Symfonie). Audiophile Classics APL 101-554. Prijs: ca. € 6.
Cornelis Dopper: Symfonie Nr. 7 / Ciaconna Gotica; Peter van Anrooy: Piet Hein Rapsodie. Nederlands Radio Symfonieorkest o.l.v. Kees Bakels. NM Classics 92060. Prijs: ca. € 20.
Bernard Zweers: Symfonie Nr. 3, ‘Aan mijn Vaderland’. Residentieorkest o.l.v. Kees Bakels. Olympia OCD 530 (niet meer verkrijgbaar).

Film / Films

Tegenpolen in zwierig Montmartre

recensie: Modigliani

De Italiaanse schilder Amadeo Modigliani liet een indrukwekkend maar eenvormig oeuvre achter. Hij schilderde vrijwel alleen portretten en naakten en geldt als één van de grootste en meest originele portretschilders van de twintigste eeuw. Zijn werk is zeer persoonlijk en herkenbaar: slanke dames met lange nekken en amandelvormige, meestal pupilloze ogen. Zijn leven zou kunnen dienen als model voor de tragische kunstenaarsbiografie bij uitstek: hij was tuberculeus, richtte zichzelf ten gronde door drugs en alcohol (“als u zo doorgaat, sterft u voor het einde van het jaar,” zegt een dokter tegen hem in deze film) en stierf na een kort maar heftig leven, berooid, op 36-jarige leeftijd.

~

Het grootste deel van zijn kunstenaarscarrière bracht Modigliani door in Parijs, in een tijd dat die stad een enorme aantrekkingskracht had voor beroemde en aankomende kunstenaars, die je dan ook overal in en om de cafés van Montparnasse kon aantreffen. Die wereld, en dan met name het Parijs van de jaren 1919 en ’20 (nagebouwd in Roemenië), is door de Schotse regisseur Mick Davis weer tot leven gebracht in zijn film Modigliani. Andy Garcia speelt de titelrol met verve: een bruisend maar egocentrisch mens met kinderlijke trekjes. Het kleine joodse jongetje uit Livorno dat hij ooit was heeft hij nooit helemaal achter zich gelaten en blijft hem ook als imaginaire schim volgen; een concept dat overigens wat kunstmatig aandoet.

Rivaliteit

~

De film opent in het Café Rotonde, ontmoetingsplek voor de vele kunstenaars die Parijs rijk is. Middelpunt is Pablo Picasso met zijn hofhouding. Hij geeft een rondje voor de hele zaak en betaalt met een tekening van zijn hand. “Maar Monsieur Picasso,” zegt de eigenaar, “deze is niet gesigneerd!” “Ik zei dat ik het eten voor iedereen wilde betalen, niet dat ik je zaak wilde kopen,” is Picasso’s antwoord.

Tegenpolen

Dan komt Modigliani binnen. Onmiddellijk is de spanning tussen de twee mannen te snijden. “Hé Pablo, hoe vrij je met een kubus?” Picasso en Modigliani worden hier voorgesteld als twee rivalen die elkaar voortdurend in de haren zitten, maar toch een innige band hebben. (De aftiteling vermeldt dat, toen Picasso vele jaren na zijn grote rivaal stierf, de naam Modigliani op zijn lippen was.) Waar die rivaliteit vandaan komt wordt nergens duidelijk. In elk geval waren de twee als kunstenaar elkaars tegenpolen: de verfijnde Italiaanse stilist en de Spaanse geweldenaar annex alleskunner. Picasso was uitermate succesvol, Modigliani verdiende te weinig met zijn kunst om zijn vrouw te kunnen onderhouden. (Uiteraard gaan zijn doeken nu voor vele miljoenen het kunstcircuit rond).

Geld als water

In een schitterende scène, de mooiste van de hele film, neemt Picasso zijn collega mee in zijn auto naar het platteland. “Wie woont hier?,” vraagt Modigliani als ze de oprijlaan oprijden van een kapitaal buitenhuis. Het blijkt de schilder Renoir te zijn, reumatisch en gekluisterd aan een rolstoel. Modigliani wil wel weten wat zo’n huis nu kost. “Twee schilderijen,” zegt Renoir. “Er staan twee auto’s in de garage; die hebben me een tekening per stuk gekost.” Voor mensen als Renoir en Picasso is schilderkunst een lucratieve bron van inkomsten, de poort naar een weldadige manier van leven. Picasso, die zelf geld als water verdient, begrijpt niet dat zo veel kunstenaars in Parijs in armoede leven en verhongeren op tochtige zolders.

Liefdesgeschiedenis

Het brengt ons bij de tweede lijn van dit verhaal, dat naast een portret van een kunstenaarswereld ook een tragische liefdesgeschiedenis is. Jeanne Hebuterne was het jonge meisje op wie Modigliani verliefd werd; zeer tegen de zin van haar vader, een fanatieke katholiek, die niets moest hebben van de onconventionele bohémien die nog joods was bovendien.

Kunstenaarsmilieu

Het aantrekkelijkste aspect van deze film is echter de schildering van het Parijse kunstenaarsmilieu, wat verrukkelijke karakteriseringen en prachtige danwel ontroerende scènes oplevert. Modigliani die samen met Chaim Soutine en Maurice Utrillo in een abattoir inbreekt om het bebloede karkas van een os te stelen dat als model moet dienen voor het beroemde schilderij van Soutine. De krankzinnigheid van Utrillo. Een bezoek aan de gezette, taartjes etende mecenas Gertrude Stein (fantastische rol van Miriam Margoyles). Picasso die Jean Cocteau tekent als een stier met een mensenhoofd.

Arrogant genie

Garcia en de Franse actrice Elsa Zylberstein zijn uitstekend als Amadeo en Jeanne, die ondanks de moeilijke uiterlijke omstandigheden en het bepaald niet gemakkelijke karakter van Amadeo (die in zijn neiging tot zelfdestructie ook anderen meesleept) tot aan het voor beiden zo tragische einde bij elkaar blijven. Picasso wordt gespeeld door de Engels/Iraanse acteur Omid Djalili; de gelijkenis met de jonge Picasso is opvallend (hoewel Djalili aanzienlijk corpulenter is) en hij zet de schilder neer als een arrogant genie dat wel het hart op de goede plaats heeft.

Toch wordt de film in sommige scènes wel heel dik aangezet. Bovendien is de vertelling hier en daar wat rommelig en onduidelijk. Als liefdesgeschiedenis is de film als geheel echter behoorlijk aangrijpend te noemen en als kunstenaarsbiografie zeker geslaagd. Een ruime voldoende.

Kunst / Expo binnenland

Kunst en architectuur

recensie: No.250 An Exhibition

In het NAI is momenteel de tentoonstelling No. 250 An Exhibitionte zien, over het Zwitserse architectenduo Herzog & de Meuron. De inmiddels wereldberoemde architecten gunnen ons daarmee een blik achter de schermen van hun bureau. De tentoonstelling laat van een aantal van de meest prominente ontwerpen zien hoe deze tot stand zijn gekomen. Het levert een interessante kijk in het werk van twee van de meest toonaangevende architecten van deze tijd.

Olympisch Stadion, Beijing

‘No. 250’ staat voor het 250ste project van het bureau van Jacques Herzog en Pierre de Meuron. De architecten, beiden afkomstig uit Basel, hebben sinds de start van hun bureau in 1978 geweldige opdrachten gerealiseerd, zoals het Tate Modern Museum in Londen, de Prada-shop in Tokyo en misschien wel het toekomstige icoon van dit bureau, het in 2008 verwachte Olympisch Stadion in Beijing. In Nederland zijn Herzog & de Meuron nog niet zo bekend, waarschijnlijk omdat zij hier nog niks hebben gerealiseerd, maar in de rest van de wereld worden ze in één adem genoemd met namen als Frank Gehry, Rem Koolhaas en Norman Foster. Reden genoeg voor een kennismaking.

Afval

Prada shop, Tokyo

Jacques Herzog omschrijft de tentoonstelling in het NAI als een architectuurtentoonstelling van afval. Het is geen tentoonstelling waar de kant en klare ontwerpen worden gepresenteerd, maar een tentoonstelling waar juist het proces is uitgestald. Er zijn tal van modellen, vorm- en materiaalstudies te zien die zijn gebruikt om tot het uiteindelijke resultaat te komen. Tafels staan vol met maquettes en verder zien we oa. veel schetsmodellen (van de kleinste schaal tot aan grote gevelfragmenten), allen gebruikt om tot een definitief ontwerp te komen. Dit is meteen het meest indrukwekkende deel van de tentoonstelling, omdat hier duidelijk is te zien wat het bureau karakteriseert, namelijk een gedreven zoektocht naar perfectie. Een ander deel bestaat uit een galerij met talloze kleine foto’s van allerlei gedocumenteerde projecten, wat een indruk moet geven van het zogenaamde digitale ‘bronboek’, maar in werkelijkheid niet meer is dan een simpele verzameling foto’s aan de wand. Verder een aantal kunstenaarsprojecten en grove ontwerpschetsen van projecten die een leuk beeld leveren maar weinig waarde bevatten. Overigens heeft Jacques Herzog zelf de indeling van de tentoonstelling uitgetekend.

Vorm en materiaal

Dominus Winery, Napa Valley, Californië

Het werk van Herzog & de Meuron kenmerkt zich in sculpturale vormen en bijzonder materiaalgebruik. Ze proberen de maximale kwaliteit uit elk ontwerp te halen door elke opdracht op een specifieke manier te benaderen, waarbij de omgeving en de functie van het gebouw belangrijke issues zijn. Dan volgt er een uitgebreid proces van studies die leiden tot het ultieme resultaat in vorm, materiaal en textuur. De keuze van materialen is iets wat hoog in het vaandel staat en ook uit de tentoonstelling blijkt dat hier veel op gestudeerd wordt. In de Dominus Winery, een wijnmakerij in Californië, zijn bijvoorbeeld basaltstenen die in de omgeving werden aangetroffen geplaatst in een soort gazen containers voor de gevel van het gebouw, waardoor een duidelijke relatie met de omgeving wordt aangegaan. Daarnaast heeft deze gevel ook nog een actieve functie: ze fungeert namelijk als een thermische muur die de extreme temperaturen in de Napa Valley weet af te vlakken. Zo is de architectuur van Herzog & de Meuron niet alleen prachtige poëzie, maar wordt er ook wel degelijk aandacht aan de functionele eisen besteed.

Kunst en architectuur

De architectuur van Herzog & de Meuron wordt in hoge mate beïnvloed door de beeldende kunst, niet alleen als inspiratiebron maar ook omdat er vaak kunstenaars worden benaderd in een project. Zo ontwierp Thomas Ruff gevelpanelen bedrukt met historische foto’s voor een universiteitsbibliotheek in het Duitse Eberswalde. De samenwerkingen schijnen de architecten goed te bevallen en het is duidelijk een toegevoegde waarde aan hun architectuur.

Een van de fascinaties van Herzog & de Meuron gaat uit naar het gebruik van geuren. Daarom is er speciaal voor de gelegenheid een geur ontwikkeld die Rotterdam moet vertegenwoordigen, een geur die ruikt naar Rijnwater, hasj, hond, algen, bont en mandarijn. De context wordt hier niet duidelijk, maar beschouw dit maar gewoon als een ‘leuke’ toevoeging. 1000 Flesjes zijn er speciaal gemaakt voor de verkoop bij de tentoonstelling. Voor de liefhebber, zo lang de voorraad strekt.

Film / Films

Slagroom op Streisands borsten

recensie: Meet The Fockers

In 2000 bracht Meet The Parents een bedrag van $300.000.000,- op. Het was niet meer dan logisch dat er een vervolg zou komen. Ben Stiller en Robert de Niro gingen voor een goede gage en een percentage van de opbrengst opnieuw de studio in om samen met Dustin Hoffman en Barbara Streisand Meet The Fockers te maken. Dustin en Barbara zijn pa en ma Focker, de ouders van Ben. In Meet The Parents maakte Ben kennis met zijn schoonouders. In Meet The Fockers ontmoeten zijn ouders ’the parents’. Natuurlijk zijn de verschillen tussen de echtparen groot en is dat de voedingsbodem voor een aantal grappen. Meet The Fockers is een film die ongetwijfeld veel geld zal opbrengen. Grote namen garanderen niet onmiddellijk een goede film, wel vaak een grote opbrengst.

~

Gaylord Focker (Ben Stiller) werkt als verpleegkundige in een ziekenhuis. Hij doet zijn eerste bevalling. Schoonpa Jack Byrnes (Robert de Niro), ex-CIA, noemt hem ‘nurse’ en kan het niet laten denigrerende opmerkingen te maken over zijn aanstaande schoonzoon. Jack heeft zijn kleinzoon Little Jack voor een periode in huis en probeert deze op te voeden met gebarentaal en volwassen waarden en normen. Kleine Jack krijgt de opvoeding die Gaylord niet heeft gehad.

Perikelen

~

In huize Byrnes regeert de angst voor pa. Moeder is er aan gewend geraakt om slechts op feestdagen aandacht te krijgen, de kat heeft geleerd om het toilet door te drukken en dochterlief is de enige die nog enigszins gezond reageert op haar vader. Bij de Fockers gaat het er anders aan toe. Bernie Focker (Dustin Hoffman) is huisman geworden, Roz Focker (Barbra Streisand) werkt aan huis, het toilet is bijna altijd verstopt en het hondje rijdt tegen alles en iedereen op. The Fockers zijn trots op hun zoon. En ze zijn daarbij precies zo flauw als de woordspeling in hun naam. Ma Focker is sekstherapeute, geeft les in standjes aan bejaarden, gelooft in de seksuele werking van slagroom op haar borsten en laat zich graag bespringen door pa Focker. Bernie Focker is advocaat geweest, dol op slagroom en bespringt zijn vrouw nog een aantal malen per dag. Hij houdt zichzelf fit door aan capoeira te doen op een grasveld voor het ouderlijk huis.

Kinderachtig

Door de tegenstellingen tussen de ouders is er een verhaal mogelijk vol grappen en grollen tussen de echtparen. En er gebeurt iets met de kat, er gebeurt iets met het hondje, er is sprake van een huishoudster, er is misschien wel sprake van een zwangerschap, Little Jack huilt en lacht en zo kabbelt de film van scène naar scène. Af en toe te kinderachtig voor woorden, zo nu en dan tenenkrommend slecht, maar ook een aantal malen leuk en goed voor een echte glimlach.

Sprakeloos

Ma Focker ziet de spanning bij pa Byrnes en gaat aan het werk. Natuurlijk moet deze niets hebben van de fysiek en seksueel getinte opmerkingen en aanwijzingen. En toch belandt ma bij pa op zijn rug. Het is een van de voorbeelden, waarbij de toeschouwer van gène de haren uit het hoofd wil trekken en tegelijkertijd merkt dat het grappig is. Streisand bij De Niro op zijn rug (!), om ervoor te zorgen dat hij van bil wil.

Slagroom

Meet The Fockers is zo’n film waar alleen met stijgende verbazing naar gekeken kan worden. Hoe is het mogelijk dat spelers van de klasse Hoffman en De Niro meedoen aan een film, die een aantal smakeloze pies- en poepgrappen bevat? Waarom doen acteurs die Oscars hebben opgehaald mee aan tenenkrommende flauwiteiten? Meet The Fockers is zo’n film waarin precies voldoende goede grappen zitten om een trailer te vullen. De film levert bijna zeker een veelvoud aan miljoenen op. En voor een percentage van dat bedrag maakt Dustin Hoffman zich graag belachelijk op een grasveld, laat Barbara Streisand haar borsten met plezier onder spuiten met slagroom en loopt De Niro glimlachend met een neptiet op zijn borst om zijn kleinzoon de borst te geven. Geld vergoedt blijkbaar veel, zo niet alles.

Film / Films

Vechten voor je idealen

recensie: The Edukators

Jongeren van tegenwoordig vechten niet meer voor hun idealen. Tenminste, dat is wat veel mensen beweren. Zeker zij die in hun jonge jaren met grote regelmaat meeliepen in demonstraties tegen, ja, waartegen eigenlijk? De consumptiemaatschappij, kernenergie, kinderarbeid en al het andere onrecht in de wereld. Vroeger… toen waren de tijden nog goed voor idealisten met zendingsdrang. Dat ook de huidige generatie jongeren zich nog bezighoudt met grootse idealen laat de film The Edukators zien.

~

Er komt tegenwoordig heel wat bij kijken wanneer je actief wilt strijden voor je idealen. Waar in de jaren zestig het dragen van lang haar en hippiegewaden al werd gezien als een daad van verzet, is het voor de jongeren van nu nog een heel gepuzzel. Een afwijkende kledingstijl bestaat nauwelijks nog; iedereen draagt toch waar hij of zij zich het prettigst in voelt, en ook grootst opgezette demonstraties zijn beslist niet meer aan de orde van de dag.

Geïmproviseerde galg

~

Jan en Peter, de hoofdrolspelers uit The Edukators, hebben zo hun eigen manieren om hun anti-kapitalismeboodschap uit te dragen. Samen vormen ze de ‘opvoeders’ uit de titel. ’s Nachts gaan de vrienden op onderzoek in dure villawijken om een geschikt pand te vinden om in te breken. Eénmaal binnen nemen ze niets weg, maar reorganiseren ze wel het één en ander. Zo verdwijnt een stereo in een koelkast, eindigt een buste aan een geïmproviseerde galg en wordt het meubilair in het midden van de kamer vakkundig opgestapeld.

Materialistisch leven

“We zijn geen ordinaire inbrekers. Het gaat ons niet om het geld,” zo verklaart Jan hun inbraken. Waar het wel om gaat is het bang maken van de bewoners. Door een briefje achter te laten met een tekst als ‘Die Fette Jahren sind vorbei’ (tevens de oorspronkelijke Duitse titel van de film) hopen ze dat mensen zich bewust worden van hun materialistische leven. Dat ze zich niet meer vanzelfsprekend veilig voelen in de gouden kooi die ze voor zichzelf hebben gecreëerd.

Enorme schuld

Maar met alleen twee jonge idealisten heb je natuurlijk nog geen verhaal. De persoon die de jongens echt met hun neus op de feiten drukt is Jule, de vriendin van Peter. Doordat ze met haar (onverzekerde) auto tegen een dure wagen is aangereden, moet ze de rest van haar leven elke maand een flink bedrag afbetalen aan de eigenaar van de geruïneerde dure wagen, de succesvolle zakenman Hardenberg. Omdat ze dankzij deze enorme schuld de huur van haar appartement niet meer kan betalen, trekt ze bij Jan en Peter in, onwetend van hun nachtelijke uitstapjes.

Wanneer Peter een paar dagen weg is wordt het contact tussen Jan en Jule steeds beter. Als Jan haar vertelt over de Edukators, besluiten de twee tot een spontane actie: ze breken in bij de man voor wie Jule haar hele leven zal moeten kromliggen, Hardenberg. Niet alleen gooien ze hier het hele interieur om in edukatorstijl, maar ze ontdekken ook dat ze meer voor elkaar voelen dan ze dachten.

Afgelegen berghut

Wanneer de volgende dag blijkt dat Jule haar mobieltje in de villa heeft laten liggen, moeten ze terug om ontmaskering te voorkomen. Helaas worden ze hierbij betrapt door Hardenberg. In paniek halen ze Jan erbij om hen uit de brand te helpen en samen beslissen ze overhaast de man te ontvoeren naar een afgelegen berghut. Hier is het waar het eigenlijke verhaal zich afspeelt. Want hoe ver ga je voor je idealen? En vanaf welk punt overstijgen je individuele wensen en verlangens je ideaal op wereldniveau?

Linkse extremist

Regisseur Weingartner heeft met The Edukators een film gemaakt die veel mensen zal aanspreken. De drie hoofdrolspelers zijn sympathiek en ontroerend in hun allesoverheersende idealisme. De dialogen zijn vrijwel zonder uitzondering boeiend. Zeker vanaf het moment dat de drie vrienden in gesprek gaan met Hardenberg, de personificatie van alles waar ze tegen zijn, en erachter komen dat hij in zijn jeugd een linkse extremist was. Dat Weingartner daarbij ook het visuele aspect niet uit het oog is verloren is een uitzonderlijke verdienste. Een verdienste die niet ongemerkt is gebleven: zowel op het filmfestival van Cannes als tijdens het Filmfestival in Rotterdam werd de film met veel enthousiasme onthaald.

Theater / Voorstelling

De catwalk van Nausica

recensie: Catwalk (Cosmic Theater)

“Er was eens een meisje. Op een dag stond ze in een ijssalon en werd ontdekt door de fashion tycoon Ares. Hij wilde het meisje als bruid voor zijn nieuwste show.” Catwalk begint en eindigt als een verhaal uit een sprookjesboek. Voorspelbaar, vol clichés en zonder verrassende wendingen. Alle vooroordelen over de modewereld zijn erin verwekt. De modellen zijn cokesnuivende jongens en meisjes die het de klanten op feestjes wel erg letterlijk naar hun zin moeten maken. De jongeren doen er alles voor om de top te bereiken.

~

Waarom zou een voorstelling die zich in de modewereld afspeelt, juist geen gebruik maken van alle vooroordelen over haat, nijd, geilheid en snuivende modellen? Is het niet zo dat het publiek bij veel stukken ook eigenlijk wel weet hoe het eindigt, omdat ze zo voorspelbaar zijn? En is het niet zo dat veel voorstellingen op clichés gebaseerd zijn? De clichés zijn in dit stuk niet misplaatst – al hadden ze op sommige momenten nog meer aangedikt kunnen worden voor nog meer schwung. De makers hebben misschien voor de makkelijkste weg gekozen, maar aan de andere kant zit waarschijnlijk niemand te wachten op een hoogintellectueel stuk over de modewereld.

Teksten

~

Aan de oppervlakkigheid van het wereldje probeert schrijfster Paulette Smit met bijna poëtische teksten nog enige diepgang te geven. Een op het eerste gezicht vreemde combinatie met de laagdrempeligheid van het wereldje. Toch vormen de schoonheid van de poëzie, de haute couture en de modellen een geheel. Alles draait in de modewereld immers om schoonheid. De teksten versterken deze gedachte en voegen net iets extra’s toe om te voorkomen dat het stuk wel heel plat wordt. Ineens blijkt onder het laagje oppervlakkigheid nog veel meer te zitten. Door de teksten wordt het publiek uitgedaagd om verder te kijken dan de mooie waas die over dit wereldje heen hangt.

Begeren

Alles draait in het stuk om een droomwereld en om verlangen. Het verlangen om begeerd te worden, weten dat er van je gehouden wordt. Chanella Hodge speelt de wees Nausica als een Alice in Modeland. Naïef en onbevangen treedt ze de oppervlakkige wereld binnen. Ze speelt een meisje dat met iedereen vrienden wil zijn en in korte tijd de catwalk tot haar domein weet te maken. Hodge weet deze naïviteit en onbevangenheid tot het einde vol te houden. Waar Hodge het publiek overtuigd dat zij Nausica is, komt Jules Croiset als modetycoon Ares niet verder dan een knorrige oude man. Geen enkel moment voel je zijn bewondering voor zijn ontdekking Nausica; de belichaming van puurheid en schoonheid. In tegenstelling tot Hodge blijft hij op de oppervlakte in zijn spel.

Gehyped

Nog voor er waarschijnlijk maar één letter op papier stond, werd Catwalk twee jaar geleden al gehyped. Vers van de modeacademie werd modeontwerper Hamid Ed-Dakhissi, winnaar van de Robijn Fashion Award 2002, gevraagd om de kleding voor het stuk te ontwerpen. De schoonheid van de modewereld komt terug in de ontwerpen van Ed-Dakhissi. In de kleding die hij ontwierp, zie je zijn Marokkaanse achtergrond terug. De gewaden zijn theatraal en romantisch. Soms een beetje over de top.

Vierluik

Catwalk is de eerste productie in een vierluik van grote-zaalproducties die zich afspeelt in de arena’s van mode, sport, muziek en transit. Arena’s die sterk cultureel divers zijn en als metafoor gezien kunnen worden van onze maatschappij. Met dit soort producties proberen de makers opnieuw een jong publiek naar de theaters te krijgen. Gezien het onderwerp, mode en mooie mensen, moet dit gaan lukken. Het sluit aan bij hun belevingswereld. Jongeren zien de nieuwste merken tenslotte als statussymbolen. Het is alleen te hopen dat de schrijvers voor de producties over sport, muziek en transit niet opnieuw de gemakkelijkste weg kiezen van de clichés en de vooroordelen, maar met een origineel verhaal komen. De rest van het vierluik leent zich veel beter dan mode voor een verhaal met meer diepgang.

Catwalk is nog tot en met 21 juni 2005 door het hele land te zien.

Theater / Voorstelling

Diepvriesversie van gepassioneerd verhaal

recensie: Bedrog (Toneelgroep Amsterdam)

Vreemdgaan, overspel, buitenechtelijke liefde: het is van alle tijden. Waarom hangt Toneelgroep Amsterdam dan toch uitdrukkelijk bij elke scène het jaartal waarin die speelt naast het podium? Want daarmee maken ze van Bedrog van Harold Pinter ten onrechte een gedateerd stuk. Alsof je in 1977 je geliefde wel kwetste door hem te belazeren, terwijl wij zulke kleingeestige gevoelens heden ten dage groothartig ontgroeid zijn. Als je die tekst woord voor woord beluistert, is die namelijk nog even sterk als toen Pinter hem in 1978 schreef. Maar Toneelgroep Amsterdam haalt de angel eruit door er een te klinische, koele, ongepassioneerde voorstelling van te maken.

~

Bedrog werd mede beroemd omdat de tijd van achter naar voor loopt. Het verhaal begint als de buitenechtelijke relatie al is afgelopen, en het eindigt negen jaar eerder, bij de eerste liefdesverklaring. Die omgekeerde volgorde geeft ruimte voor een sterke dramatische opbouw: de ex-geliefden staan aanvankelijk met bekoelde passie tegenover elkaar, al is er nog wel een weemoedige zindering voelbaar. In de loop van de stuk wakkert het vuurtje onontkoombaar aan. Bij Toneelgroep Amsterdam proosten Emma en Jerry, de vroegere geliefden, in de eerste scène over een tafel heen die bijna te groot is om elkaars glas te kunnen aanraken. De afstand tussen hen is niet te overbruggen.

Waarheid

~

Emma meldt dat ze zojuist aan haar man Robert heeft bekend dat zijn beste vriend Jerry en zij zeven jaar lang een verhouding hebben gehad. Vervolgens spreekt Jerry Robert, en komt de ex-minnaar er achter dat Robert al jarenlang wist van die relatie. Emma heeft dus tegen hem gelogen. Deze mensen belazeren elkaar over en weer, is zo al snel duidelijk. Het onverwachte slachtoffer in deze plot is aldoor Jerry. Terwijl de buitenechtelijk minnaar wordt geacht degene te zijn die liegt en bedriegt, krijgt hij in werkelijkheid de ene pijnlijke waarheid na de andere om de oren van de beide andere spelers. Iedereen liegt, behalve hij. Eenzaam en hulpeloos staat hij op het podium.

Onflatteus

Regisseur Peter van Kraaij laat zijn acteurs feitelijk nauwelijks contact maken. Van warmte is geen sprake, laat staan van gepassioneerde liefde. Iedereen wacht secondenlang tot de ander is uitgesproken, en mag dan eindelijk iets terugzeggen. Het decor is een onpersoonlijk strak ingericht speelveld met kale transparante schermen als begrenzing, beschenen door onflatteus wit, witter, witst licht. Op dat podium staan niemand minder dan acteergrootheden Han Kerckhoffs (Robert), Marieke Heebink (Emma) en Barry Atsma (minnaar Jerry). Maar regie, vormgeving en belichting geven hen geen kans te schitteren. Het is een raadsel waarom regisseur Van Kraaij deze keuze maakt, waarom die mensen persé niks met elkaar te maken mogen hebben. Ze staan daar maar en zeggen hun tekst. Terwijl het geheel volgens het programmaboekje vijf kwartier duurt, is dit een langdradige voorstelling.

Erotisch

Een enkele scène geeft een indruk van hoe de sfeer ook had kunnen zijn. Dat is wanneer Robert en Emma samen in Venetië zijn, en Robert het bedrog doorziet van zijn echtgenote. Hij zet haar onder druk om te bekennen in een soort sm-achtige erotische paardans, terwijl hijzelf zichtbaar lijdt. Een soortgelijke spanning hier en daar door de voorstelling gestrooid, en dit was een zinderende Bedrog geweest. Maar zoals het er nu aan toegaat tussen deze drie geliefden, hebben ze allemaal volop reden om hun vertier buiten de deur te gaan zoeken.

Bedrog is tot en met 23 april 2005 te zien.

Theater / Voorstelling

Kinderlijke speelsheid

recensie: Klam (Schudden)

Een wasserette. Een muur van acht gestapelde wasmachines en een droger. Dit vormt het decor van theaterprogramma Klam. Het wordt door het duo Schudden, ofwel Noël van Santen en Emiel de Jong, inventief gebruikt bij het visualiseren van hun amusante verhaaltjes. Klam bestaat uit meerdere korte scènes die elkaar in een rap tempo opvolgen. Schudden maakt geen stand-up comedy of maatschappijkritisch en op actualiteiten gebaseerd cabaret. De mannen vertellen daarentegen leuke, komische en soms ontroerende beeldende verhalen. Het is meer theater dan cabaret.

~

In oktober 1994 won Schudden de jury- en publieksprijs op het Groninger Studenten Cabaret Festival en behaalde de tweede plaats op het Camerettenfestival. Nu tien jaar en vijf shows verder is het duo, ondanks hun succesvolle programma’s, nog redelijk onbekend. Ze zijn dan ook niet zo mediageil als een hoop andere cabaretiers en dus niet in ieder televisieprogramma te zien. Het is jammer dat veel mensen niet bekend zijn met dit duo, want Schudden zorgt voor een leuke en aparte theateravond. De twee mannen blinken uit in leuke en knappe vondsten met behulp van allerhande attributen, decor en rijke expressieve lichaamstaal. Het minimale gebruik van teksten wordt gecompenseerd door een verscheidenheid aan fysieke uitbeeldingen. De verbeeldingskracht van Schudden is zo groot dat je dankzij hun inlevingsvermogen direct in hun fantasiewereld gelooft.

Lullo en het baasje

De twee mannen verschillen qua karakters duidelijk van elkaar. De één, Emiel, is duidelijk de lullo, de zwakkere van de twee, de loser die steeds aan het kortste eind trekt. Noël is sluwer en beter gebekt, de meest overheersende van de twee. Emiel delft dan ook steeds het onderspit. Zo wordt hij als hond flink aangepakt door baasje Noël en al bij de eerste scène krijgt hij er hard met een mattenklopper van langs. Qua spel en timing gaan de twee samen op. Het is een hecht duo. De mannen zijn uitstekend op elkaar ingespeeld. Alhoewel dit wel allemaal van te voren ingestudeerd is, want improvisatie komt er niet bij kijken. Sterker nog, als er aan het eind van de show een oortje zoek is en Noël alleen op het podium achterblijft, staat hij zoals hij zelf zegt “met een bek vol tanden”.

Niet klam van het lachen

Hoe amusant of grappig en bovenal knap het ook allemaal gevonden is, ik was nooit echt klam van het schudden van het lachen zeg maar. Een aantal mensen in het publiek lachte wel uitbundig, maar zo erg kreeg ik het niet te pakken. Wel heb ik mij ontzettend vermaakt en ben erg onder de indruk van alle vondsten. Want lachen of ontroeren, wat ze brengen is altijd bijzonder clever. De voorstelling heeft ook een flinke vaart met veel decor- en kostuumwisselingen. De show vliegt echt voorbij.

Geniale ideeën

Ik vraag me soms echt af hoe ze op de vaak geniale ideeën komen. Met behulp van het simpele decor en wat attributen bevind ik mij steeds op een andere plek met steeds een andere sfeer. Een wasmand wordt bijvoorbeeld een vogelnest of hondenmand, een droogrek wordt een spinnenweb, de wasmachines worden een onderzeeër of een peepshowcabine waarin een paaldansshow afspeelt. Een strakgespannen laken wordt het decor voor een spookspel met gezichtsafdrukken. In wastobbes wordt aan wakvissen gedaan en ga zo maar door.

Schudden is niet pretentieus en komt prettig en ontwapend over. Je wilt dit avontuur met ze delen en meegaan in hun kinderlijke speelsheid. De mannen bezitten een enorme dosis fantasie en aanstekelijke energie om dit te kunnen klaarspelen. Een leuke verrassende avond. Ik ben benieuwd wat Schudden de volgende keer weer verzint.

Klam is nog te zien tot en met 3 juni 2005.