Film / Films

De man met het slechte hart

recensie: L'Intrus

In Filmmuseum Vondelpark te Amsterdam en Plaza Futura te Eindhoven is van 27 oktober t/m 16 november een retrospectief te zien van de Franse regisseuse Claire Denis. Dit in verband met de Nederlandse première van haar laatste film L’Intrus. De film, gebaseerd op de gelijknamige roman van Jean-Luc Nancy, werd vorig jaar genomineerd voor een Gouden Leeuw op het Filmfestival van Venetië.

Geheimzinnig

~

Het verhaal gaat over de hartpatiënt Louis (Michel Subor), die een teruggetrokken leven leidt samen met zijn twee honden. Na een geheimzinnige, illegale harttansplantatie komt hij er tijdens een bezoek aan zijn vervreemde zoon in Tahiti achter dat de prijs voor zijn nieuwe hart toch een stuk hoger is dan hij dacht. L’Intrus is een film die vanaf de eerste scène een beklemmend gevoel oproept. Je ziet Louis, naakt in het bos door de ogen van iemand die hem bespiedt. De scène daarop, waarin Louis een hartaanval lijkt te hebben, krijg je het als kijker nog benauwder, omdat je gaat meeleven met de voyeur die waarschijnlijk wel wil helpen, maar zich niet kenbaar durft te maken. Dat ongemakkelijke gevoel blijft de hele film lang. Dit komt onder andere doordat Louis een geheimzinnige persoon is en blijft. Op momenten dat hij in gedachten voor zich uit zit te staren, vraag je jezelf af wat er in godsnaam door zijn hoofd gaat en wat hij op zijn kerfstok heeft.

Vragen

~

Niet alleen Louis’ karakter is schimmig. De hele film roept talloze vragen op. Zoals: waar en wanneer werd hij geopereerd? (Dat de operatie heeft plaatsgevonden, weet je alleen omdat hij op een gegeven moment een litteken op zijn borst heeft). Gebeurt datgene wat je ziet in het echt of in zijn droom/verbeelding? Wat is Louis’ historie met de man op Tahiti en wat deed zijn Franse zoon op het eiland? Om te voorkomen dat deze onbeantwoorde vragen je gefrustreerd de filmzaal doen uitlopen, is het belangrijk te weten dat Claire Denis een regisseuse is die zich weinig van de geldende filmconventies aantrekt. De beste manier om L’Intrus te bekijken is je gewoon mee te laten voeren door de beelden en je fantasie de lege plekken in te laten vullen. Alleen op deze manier krijgt het verhaal vorm en betekenis.

Intrigerend

Omdat het verhaal zich in verschillende landen afspeelt, zie je de meest uiteenlopende landschappen en vergezichten voorbijkomen. Van uitgestrekte sneeuwvlaktes in het Jura-gebergte tot het strand van Tahiti aan de Stille Oceaan. Doordat op laatstgenoemde locatie ook gefilmd is tijdens slechte weersomstandigheden (storm en naderend onweer), lijkt het in weinig op het Bounty-eiland zoals we het kennen. Het is nu eerder verworden tot een plek des onheils, wat het unheimische karakter van de film alleen maar versterkt. Ook het dreigende muziekje dat in een loop door de hele film gaat, wakkert de onrust flink aan. Zelfs wanneer na 130 minuten de aftiteling verschijnt, zit je in spanning te wachten op wat nog komen gaat. Veel mensen zullen L’Intrus misschien bestempelen als vaag. Ik kies voor intrigerend.

Boeken / Fictie

Inhoudsloos pakje papier

recensie: Erick Overveen - Maansverduistering

Eind 2003 verscheen Maansverduistering van radiomaker Erick Overveen, een roman over een wannabe-diskjockey die ‘de laatste deejay’ wil worden. In zijn ogen is radio ten prooi gevallen aan commercie en aan zielloze platencomputers: de echte ‘platenruiter’ is bijna uitgestorven. Het boek veroorzaakte een kortstondige rel in radioland vanwege het pamflettistische karakter, en her en der heet het nu een cultboek. Maar dat is een schromelijk overdreven betiteling voor een vrij inhoudsloos pakje papier.

Maansverduistering is het verhaal van David, die denkt dat hij een hippe deejay is die het helemaal gaat maken in Amsterdam. Hij gaat in de zomer van 1992 op kamers in Amsterdam en daar begint een rommelig verhaal over het meisje India dat zijn muze moet zijn. Het is liefde op het eerste gezicht, maar alleen van zijn kant, want India ziet hem niet staan. Wanneer hij haar dagboek in zijn bezit krijgt en leest over Jericho, een underground-deejay die vanuit verlaten metrotunnels een zender beheert, trekt hij de stoute schoenen aan: als hij deejay wil worden moet hij toch ergens beginnen.

Brij

~

Literair gezien stelt Maansverduistering helemaal niets voor. Pamflettistisch in de zin dat het boek protesteert tegen de formattering van de radio is ook een overdreven typering, want hoewel David een paar keer herhaalt dat deejays vrij moeten kunnen zijn, verdrinkt die stelling in een plotloze brij van ongefundeerde en halfbakken karakterontwikkelingen die een paar pagina’s later weer vergeten lijken te zijn, waarna de hele ontwikkeling ergens anders opnieuw begint en opnieuw strandt in hulpeloze omschrijvingen die geen seconde overtuigen.

David de deejay heeft talent, vindt hij. Maar niemand ziet dat. Het wrange is nu dat de lezer dat ook niet ziet. Hoeveel superlatieven David zichzelf ook opplakt, hij blijft een kneus die nergens in slaagt. Hij kan de lezer er niet van overtuigen dat hij werkelijk een talentvolle deejay is. Dat komt mede doordat dit een boek is dat alleen toegankelijk is voor mensen die niet weinig van popmuziek weten. Die een hele popencyclopedie uit hun hoofd kennen en daar bijzonder trots op zijn. Kijk maar:

Ik cuede Living Colours Love rears it’s ugly head, dat ik vervolgde met The Happy Mondays en het swingende Step on you en sloot het drieluik af met Eton Crops Noisy Town, dat in de laatste minuut jammer genoeg bleef hangen. Dankzij Stenders maakte ik een zware progressie door en ontwikkelde ik me steeds verder naar de kant van de rock-‘n-roll en obscure jazz.

Stel je voor dat je geen van de genoemde nummers kent. Wat blijft er dan nog over? Overveen laat het zijn alter ego David zelf zeggen:

Maar ik wist ook dat er maar heel weinig mensen waren die iets van muziek begrepen. Dat muziek iets is wat je niet ‘hoort’, maar wat je ‘voelt’. En dat er over schrijven meestal tot banale, pretentieuze literatuur leidt.

David slaat de spijker op zijn kop. Want banaal en pretentieus is Maansverduistering zeker. Geweldig grote woorden moeten omschrijven welk een geweldig grote verandering David doormaakt, maar zijn taalgebruik lijkt op het egocentrische geneuzel van een gedrogeerde hippie: een ‘zware progressie doormaken’ en je ‘naar een kant ontwikkelen’ klinkt meer als uitgekauwde zelfhulp dan als een trefzekere en goed gevonden omschrijving. Zelfs woordjes als ‘echt’ en ‘heel’ schuwt Overveen niet: de zwakste woorden die er zijn om iets overtuigend te maken: ‘Heel beklemmend’.

Het lijkt erop dat Maansverduistering geen enkele redactie heeft gehad, want zodra je het boek open doet vallen de taalfouten eruit. Het wordt bijna vermakelijk wanneer je ‘schrijdde’ tegenkomt, een ‘grill van de beurs’, ‘bezitte’ en ‘God mocht verhoeden wat’ (hij bedoelt: Joost mocht weten wat). Zelfs songtitels en namen van regisseurs (‘Quintin Tarantino’) zijn niet veilig.

Zogenaamd pittig

Maansverduistering is een brij, een soep waarin je talloze vieze en lelijke zinnen tegenkomt. Gekruid is het boek wel, met enkele passages waarin harde porno bedreven wordt en wat zogenaamd pittige opmerkingen over Hitler, homo’s, aids en meer van dat soort controversiële onderwerpen, maar de specerijen hebben hun kracht tijdens het koken reeds lang verloren. Wat overblijft is een reeks gebeurtenissen waartussen het enige verband is dat ze na elkaar op de bladzijden staan.

Het boek schijnt een cultstatus te hebben. Dat kan, zoals ook sommige slechte artiesten dankzij een select gezelschap aan ‘liefhebbers’ op cynische successen kunnen rekenen. Als je met een vork op tafel trommelt maak je al muziek. Voor het schrijven van een boek zul je echter wat meer kwaliteiten in huis moeten hebben.

Film / Films

Waardige verfilming zonder risico’s

recensie: Oliver Twist

Oliver Twist, het wereldberoemde verhaal van Charles Dickens over de weesjongen die opgenomen wordt door een bende van straatrovers, is niet de eerste literaire klassieker waar Roman Polanski zich in zijn lange carrière als regisseur aan waagde. Hij maakte eerder verfilmingen van onder andere Ira Levins Rosemary’s Baby en Shakespeares Macbeth. Polanski kiest uit het literaire werk de personages en decors die hij nodig heeft, en probeert met die elementen de sfeer uit het boek te evenaren, of soms zelfs te overtreffen.

~

Er is echter een belangrijk verschil tussen Oliver Twist en de klassiekers die Polanski eerder verfilmde. Met Oliver Twist heeft de regisseur een familiefilm willen maken, geschikt voor jong publiek – ook al is hij in Nederland voor 12 jaar en ouder gekeurd – terwijl zijn eerdere boekverfilmingen vaak gekenmerkt werden door een geweldadige sfeer. Het geweld uit het boek en uit Polanski’s eerdere werk is geheel verdwenen: een overduidelijke concessie van de regisseur aan de gevoelige zielen van een jonger publiek. Gewelddadige aspecten van het boek worden netjes weggepoetst, kindertranen worden zeer betrokken gefilmd. Blijft over een risicoloze maar zeer atmosferische bewerking van Dickens’ meesterwerk.

Adembenemd

~

De acteurs in Oliver Twist zijn werkelijk briljant gecast: soms lijkt het alsof Dickens’ prachtige karikaturen het papier voor het witte doek verruild hebben. Hetzelfde kan gezegd worden van de adembenemende decors: mistige Londense straten worden bevolkt door ratten, ratelende wagens en menselijke figuren van zeer divers, maar onbetwist negentiende-eeuws, pluimage. De sfeer die uit de beelden spreekt, is zo betoverend dat het Engeland van Dickens tijd even heel dichtbij lijkt.

Keuze

Met deze verfilming wijkt de regisseur op veel punten af van het oorspronkelijke verhaal; het zal liefhebbers van het boek ongetwijfeld opvallen dat vele kleurrijke personages en zelfs volledige verhaallijnen in de film niet terugkomen. Polanski heeft behoorlijk gesneden in de originele tekst. Maar de keuze hiervoor wordt goedgemaakt door de werkelijk formidabele wijze waarop de passages die Polanski koos tot leven worden gewekt. Bovendien hebben de geweldige Dickensiaanse karakters die wèl terugkomen op deze manier alle ruimte om maximaal tot hun recht te komen. Dankzij de prachtige atmosfeer en de bijzonder overtuigende personages blijft een waardige verfilming van Dickens’ meesterwerk over.

Boeken

De aanstaande bijbel van de Britse cinema?

recensie: Alexander Walker - Hollywood England / National Heroes / Icons in the Fire

Hier in Nederland weten we niet zo veel van de Britse cinema, laat staan de geschiedenis ervan. De meesten van ons zullen niet veel verder komen dan acteurs als Hugh Grant of Kate Winslet en films als Trainspotting of de James Bond cyclus. Mensen die een ietwat verhoogde interesse in films hebben, komen misschien nog aan met Ken Loach of Stephen Frears maar dan houdt het wel ongeveer op met onze kennis van de films van onze westerburen. Deze leemte laat zich gemakkelijk opvullen met Alexander Walkers onlangs opnieuw uitgebrachte driedelige geschiedenis van de moderne Britse filmindustrie.

Alexander Walker was een beroemde filmcriticus die vanaf 1960 tot aan zijn dood in 2003 voor de Londense Evening Standard schreef. Walker is tijdens de British Press Awards driemaal tot ‘criticus van het jaar’ verkozen, zat in veel filmjury’s (Cannes, Berlijn) en heeft talloze recensies, kritieken, essays en boeken over cinema geschreven. Hij kan met recht een autoriteit op het gebied van de Britse cinema genoemd worden.

Woelig decennium

~

Hollywood England: The British Film Industry in the Sixties is het eerste boek uit de serie. Het boek begint eind jaren vijftig met de opkomst van de in Engeland invloedrijke stroming Free Cinema (licht vergelijkbaar met de Franse New Wave). Walker grijpt dit aan als startpunt voor de ontwikkelingen in het landschap van de Britse cinema in de jaren zestig en beschrijft vervolgens alle relevante gebeurtenissen van dit woelige decennium. Uiteraard behandelt hij een actrice als Vanessa Redgrave, een film als Antonioni’s Blow Up uit 1966 en ‘the man of the decennium‘, James Bond. Naast deze galerij der iconen beschrijft Walker ook minder bekende maar minstens zo belangrijke en interessante films als Room at the Top (1959). De seksuele revolutie, die volgens Walker de belangrijkste factor in de ontwikkeling van de film in de jaren zestig was, wordt uitgebreid behandeld. Hollywood England eindigt een beetje in mineur: Walker concludeert dat er in de hele jaren zestig geen enkele Britse regisseur was die zich kon meten met Godard, Bergman of Fellini en hij schrijft dat Hollywood aan het einde van de jaren zestig 95% van de Britse filmindustrie in handen had.

Monthy Python

Het tweede deel uit deze trilogie, National Heroes: British Cinema in the Seventees and Eighties, laat op eenzelfde wijze de ontwikkelingen in de Britse filmindustrie van de jaren zeventig en tachtig zien. Hierin komen onder meer de opkomst van Monthy Python, de groeiende rol van de televisie en de Oscarzege van Chariots of Fire in 1982 aan bod. Opnieuw toont Walker ons de grootste sterren, belangrijkste films en ontwikkelingen bij de grote studio’s. En, net zoals in Hollywood England, heeft hij ook voldoende aandacht voor minder grote namen; niet alleen Sean Connery maar ook de rol van iemand als Ken Russell wordt beschreven. Ook beschrijft Walker de ongunstige fiscale omstandigheden in die jaren en hoe dit veel regisseurs, acteurs en producenten naar het buitenland dreef.

Opleving

~

Het sluitstuk is Icons in the Fire: The Rise and Fall of Practically Everyone in the British Film Industry 1984 – 2000. Hierin komen de meer bekendere namen aan bod: regisseurs als Ken Loach en Michael Winterbottom en acteurs als Hugh Grant en Daniel Day-Lewis. Een ijkpunt in de Britse cinema is Four Weddings and a Funeral, een film waar Walker uitgebreid bij stilstaat. Uiteraard krijgt ook Trainspotting veel aandacht en Walker beschrijft hoe deze film de hele Britse filmindustrie aan het denken zette. Met films als Trainspotting, The Full Monty en Snatch vertoont de Britse filmindustrie de laatste tien jaar een aardige opleving. Deze kwalitatief goede films worden door het grote internationale publiek omarmd, maar blijven tegelijkertijd binnen de sfeer van de cultfilm. Ondanks deze (tijdelijke?) opleving ziet Walker er echter geen heil in en blijft zijn zoektocht naar kenmerkende eigenschappen van de echte Britse filmindustrie vruchteloos.

Vleugje humor

De eerste indruk die de drie werken achterlaten, is saaiheid. Het grootste deel van de boeken bestaat uit lange lappen tekst zonder tussenkopjes, opsommingen, witregels. Hierbij komt nog dat er in het boek bijna geen afbeeldingen staan, iets dat je bij een filmboek zelden ziet. Slechts in het midden vinden we steeds een paar pagina’s met wat schamele plaatjes. Maar als je met de boeken bezig bent, is er van onleesbaarheid geen sprake. Walkers goed gedocumenteerde teksten zijn een stuk appetijtelijker dan de vorm doet vermoeden. Walker schrijft mooi; echt Brits met prettige volzinnen en hier en daar een vleugje humor. Ook inhoudelijk verdient Walker een pluim, zijn boeken zijn erg compleet. Niet alleen het handjevol voor ons bekende films wordt behandeld, ook de minder bekende films en acteurs komen zogezegd aan bod. In veel beschrijvingen van de ontwikkeling van een bepaald genre of land gaat de aandacht voornamelijk uit naar regisseurs, maar Walker laat ook heel duidelijk de rollen van verschillende producenten, schrijvers, componisten en anderen zien.

Twijfel

Al met al geeft Walker een goed geschreven, compleet beeld van de ontwikkeling van de Britse cinema in de laatste vijftig jaar. Nou ja, Britse cinema, als we Walkers verhaal goed lezen, merken we dat hij zelf erg kritisch is over de Britse filmindustrie. Bestaat deze wel? Wat blijft hier van over wanneer we de buitenlandse investeringen weghalen? Zijn er echt zo weinig kenmerkende eigenschappen? Misschien is dat wel de kern van Walkers boeken: de twijfel of de Britse filmindustrie eigenlijk wel echt bestaat. Maar of deze deprimerende visie nou klopt of niet, Walker geeft in zijn boeken een schat aan informatie, vooral voor degenen die iets minder bekend zijn met de Britse filmindustrie. Dit zou wel eens kunnen uitgroeien tot de bijbel van de Britse cinema.

Alexander Walker • Hollywood England: The British Film Industry in the Sixties • Uitgever: Orion Publishing Group (import: Van Ditmar) • 493 bladzijden • Prijs: € 20.50 (paperback) • ISBN: 0752857061

Alexander Walker • National Heroes: British Cinema in the Seventies and Eighties • Orion Publishing Group (import: Van Ditmar) • 296 bladzijden • prijs: € 20.50 (paperback) • ISBN: 075285707x

Alexander Walker • Icons in the Fire: The Rise and Fall of Practically Everyone in the British Film Industry 1984-2000 • Orion Publishing Group (import: Van Ditmar) • 328 bladzijden • prijs: € 20.50 (paperback) • ISBN: 075286484x

Film / Films

Fargo voor beginners

recensie: The Big White

.

~

Paul Barnes (Williams) is de eigenaar van een bijna failliet reisbureau in het hartje van Alaska. Hij wil dolgraag zijn schulden aflossen zodat hij met zijn vrouw, die lijdt aan Gilles de la Tourette, naar warmere oorden kan vertrekken in de hoop dat zij hier zal opknappen. Als Barnes op een koude ochtend een lijk in een vuilcontainer vindt, besluit hij het lichaam door te laten gaan als dat van zijn vermiste broer Raymond om zo een miljoen dollar aan verzekeringsgeld op te strijken. Waar hij echter geen rekening mee heeft gehouden, is de overijverige verzekeringsagent Ted Waters (Giovanni Ribisi), die met de ontmaskering van Barnes zijn promotie wil veiligstellen. Als vervolgens twee criminelen de vrouw van Barnes ontvoeren omdat ze hun lijk terug willen hebben en bovendien de vermiste broer Raymond (Woody Harrelson) weer opduikt in Alaska, moet Barnes heel wat in het werk stellen om weg te komen met zijn oplichtpraktijken.

Fargo deel twee?

Een afgelegen dorpje in een ijzig wit sneeuwlandschap, inktzwarte humor, een man met idioot plan om veel geld te krijgen, twee incompetente criminelen en een ontvoerde echtgenote… waar kennen we dat van? Het klinkt allemaal wel erg als Fargo, de weergaloze film uit 1996 van de gebroeders Coen. Dat is geen probleem als je Fargo nog niet eerder hebt gezien, maar als je wel bekend bent met de Coen-brothers film dan is The Big White een stuk minder vermakelijk. Je ontkomt er namelijk niet aan te vergelijken en dan wint Fargo glansrijk op de punten originaliteit, zwarte humor en geschifte karakters.

Sterke cast

~

Wat The Big White dan toch leuk maakt, zijn de acteurs. Robin Williams is sterk en maakt van Paul Barnes een ingetogen man die alleen maar handelt uit liefde voor zijn vrouw. In de loop van de film krijg je als kijker zelfs begrip voor zijn oplichting. Ook Woody Harrelson is sterk als de doorgedraaide Raymond, die te dom is om te snappen waar hij precies mee bezig is. De ster van de film is echter Holly Hunter als de aan Gilles de la Tourette-lijdende echtgenote van Paul Barnes. Uiteraard wordt geen kans onbenut gelaten om grappen te maken over haar aandoening, maar Hunter zorgt ervoor dat Margaret Barnes ook een gevoelige kant meekrijgt. De liefde tussen Paul en Margaret Barnes is zo lief en gemeend, dat je ze het gunt om de één miljoen dollar in hun zak te steken.

IJzig vermaak

Behalve de sterke cast zit The Big White ook vol met subtiele en wat minder subtiele grappen, en heeft de film een lekkere soundtrack met een aantal goede nummers van Eels. Alhoewel Fargo in dit genre sterker is, blijft The Big White een leuke film voor zowel liefhebbers van inktzwarte komedies als voor fans van Robin Williams en Holly Hunter. Doe een dikke sjaal om en bereid je voor op wat ijzig wit vermaak met een paar grote zwarte vlekken.

Film / Films

Religie en seksualiteit zonder hoogtepunt

recensie: La Niña Santa

In 2001 brak regisseuse Lucrecia Martel door met haar film La Ciénaga (Het Moeras). Daarin schetst ze het dagelijks leven van twee families in Argentinië, die ieder op hun eigen manier ongelukkig zijn. Er heerst grote futloosheid, en de spanning tussen de twee families blijft stijgen tot de film dramatisch eindigt.

~

La Niña Santa (Het Heilige Meisje) lijkt in vele opzichten op zijn voorganger. Ook deze film speelt zich af in het Argentijnse stadje La Ciénaga. In de film La Ciénaga tonen absurde situaties de lamlendigheid van het dagelijks leven. Seksualiteit is een belangrijk ingrediënt en ook het katholieke geloof wordt behandeld. In La Niña Santa is religie de belangrijkste bouwsteen, met seksualiteit als goede tweede. Ook dit verhaal is niet altijd even realistisch, maar vooral symbolisch. Dit uit zich bijvoorbeeld in schoonmaaksters die de lucht verfrissen met spuitbussen: als je een frisse geur spuit, ís het nog niet fris, oftewel, als je niet over seks praat, betekent dat niet dat die niet bedreven wordt.

~

Het heilige meisje uit de titel is Amalia (Maria Alché), die samen met haar gescheiden moeder Helena (Mercedes Morán) en haar oom Freddy in een door henzelf gerund, afgeleefd hotel woont. Samen met haar vriendin Josefina gaat ze naar de plaatselijke kerk voor koorrepetities en discussies over het geloof. Als ze een obsessie ontwikkelt voor de getrouwde dokter Jano (Carlos Belloso) wordt haar geloof danig op de proef gesteld.

Fragmentarisch geheel

La Niña Santa is een interessante dramafilm die op een duidelijke manier afrekent met de katholieke hypocrisie, maar die nergens echt aantrekkelijk wil worden. De film heeft wel mooie scènes, maar de verhaallijn is wat wankel. Er wordt namelijk teveel met details gewerkt, waardoor het verhaal als geheel niet goed wordt belicht. Je valt midden in een verhaal en het wordt maar niet duidelijk waar je je precies bevindt. Dit komt doordat er veelvuldig gebruik wordt gemaakt van close-ups en je nooit een goed overzicht krijgt: geen overzicht van plaats, maar ook geen overzicht van tijd. Van het hotel zie je alleen fragmenten van kamers waardoor je je geen beeld kunt vormen van het gehele hotel, en ook van het dorpje krijg je maar één straat te zien. Hoe lang de medische conventie duurt en wat er wordt besproken weet je ook niet. Dat zorgt ervoor dat je blijft uitkijken naar een hoogtepunt, dat maar niet komt.

Film / Achtergrond
special:

De kunst van de minifilm

Een lage stem, opbouwende muziek, de beste beelden uit de film. Je zou het misschien niet zeggen, maar vandaag de dag zijn filmtrailers big business. Niet alleen zijn filmstudio’s bereid grof geld te betalen voor een goede trailer, de macht van de filmpreview is inmiddels zo groot dat hij een film kan maken of breken. Het is een wereld op zich, compleet met eigen prijzen en sterren. Welkom in de verborgen wereld van de filmtrailer.

Ze zijn bijna niet meer weg te denken van het witte doek, maar toch wordt hun macht nog vaak onderschat. Wie zou immers zeggen dat achter die leuke voorfilmpjes in de bios een miljoenenbusiness schuilt die steeds vaker het succes van een film bepaalt? Een filmtrailer is immers het visitekaartje van een nieuwe release. De preview moet het publiek lekker maken. Lukt dat niet, dan gaat niemand naar de film. En dat betekent een flop. Inmiddels heeft de filmwereld ook wel door dat een trailer meer is dan een reclamespot of informatieve impressie van een uiteindelijk product, en zijn er zelfs de Golden Trailer Awards die sinds zes jaar in Los Angeles worden uitgereikt. Want vergeet niet: een trailer mag dan wel van groot commercieel belang zijn, bovenal is het een kunst. Een kunst waarbij in twee minuten een publiek zo enthousiast, geboeid of zelfs geroerd moet raken dat hij nog maar een ding wil: die film in zijn geheel zien!

Minifilm

~

Een trailer is dus een beetje een minifilm waarin een idee wordt gegeven van het uiteindelijke geheel. Beeld, geluid, muziek, timing en montage zijn allemaal net zo belangrijk als bij een speelfilm. Er zijn twee soorten trailers: de teaser trailer (kortweg teaser) en de trailer. In een gewone trailer hebben de makers, vaak filmstudio’s of speciale advertentiebureaus, gemiddeld tussen de twee en drie minuten de tijd om het publiek te overtuigen. Een teaser duurt vaak korter, gemiddeld een à twee minuten. Een teaser is bedoeld – de naam zegt het al – om het publiek te verleiden: je krijgt net genoeg te zien om je nieuwsgierigheid te wekken en voor je het weet is het alweer voorbij. Vaak wordt er dan ook niet veel aandacht besteed aan het plot, maar aan beelden of geluiden die de nieuwsgierigheid van de kijker wekken.

Hypes

Vaak zijn het die teaser trailers die het meest bijdragen aan hypes rondom een film. Uiteraard spelen aandacht van de pers en promotiecampagnes ook een grote rol, maar met een goede teaser ben je al een heel eind. Een teaser wordt namelijk vaak al ver voor de première van een film uitgegeven, om het publiek klaar te stomen en op te hitsen. Een zeer extreem voorbeeld is de teaser trailer van The Da Vinci Code. Deze werd ruim een jaar van tevoren online gezet, toen er zelfs nog geen scène van de eigenlijke film, die in mei 2006 in de bios verschijnt, was opgenomen…

Fanbase

~

Vaak is het voor een studio makkelijker een hype te creëren rond een film die al voor de release een aardige fanbase heeft. Voorbeelden zijn Spiderman, War of the Worlds en Star Wars Episode I: The Phantom Menace. Elk van deze teasers pakt het op een andere manier aan. Voor de teaser van Spiderman is een geweldig, op zichzelf staand filmpje geschoten dat precies de goede reactie opwekt: cool! In de teaser van War of the Worlds is geen enkel lid van de cast te zien, maar wel drie zinnen: Cruise – Spielberg – War of the Worlds. De kwaliteit van de film wordt dus eigenlijk opgehangen aan het succes van Tom Cruise en Steven Spielberg. “Als zij meedoen moet het wel goed zijn”, wil de studio dat je denkt. Star Wars Episode I: The Phantom Menace laat een iets traditionelere trailer zien. Deze teaser moet het echt hebben van de smachtende verwachting die na zestien jaar wachten was ontstaan. Want zeg nou zelf: Every generation has a legend.. Every journey has a first step.. Every saga has a beginning.. Tegen de tijd dat het orkest losbarst staat zelfs de niet-Star Warsfan op zijn stoel te juichen.

Parodie

Door de jaren heen is er een soort succesformule in de trailerwereld ontstaan. Zo doet “In a world…” het nog altijd erg goed. Dit soort zinnen worden inmiddels zo veel gebruikt, dat sommige trailers bijna karikaturen van zichzelf zijn, mede dankzij het diepe stemgeluid van voice-overartiesten als Don LaFontaine en Hal Douglas. Uiteraard zijn er ook trailers die zich juist afzetten tegen de doorsnee trailers en deze compleet belachelijk maken. Leuk voorbeeld daarvan is de trailer van de documentaire Comedian. Hierin zien we Hal Douglas in actie die alle vaakgebruikte traileruitspraken op een hoop gooit, met een hilarisch resultaat. Een ander, meer recent, voorbeeld is de internettrailer van The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy. Mocht het je nog niet helemaal duidelijk waar ik het nou de hele tijd over heb, bekijk deze dan even. Het liftershandboek geeft hierin de definitie van een filmtrailer, terwijl de trailer zelf alle aanwijzingen braaf opvolgt. Gewaagd, grappig en precies in de stijl van de film. Briljant!

Favorieten

Zoals gezegd spelen, net als in een ‘echte film’, ook bij trailers beeld, muziek en timing een belangrijke rol. Twee voorbeelden van mijn persoonlijke favorieten, die me zonder moeite elke keer weer enthousiast maken:

~

Kill Bill Vol. 1: De teaser van Kill Bill Vol. 1 is nog steeds één van mijn all time favorites. Het feit alleen al dat er een nieuwe Tarantino aankwam en de teaser online stond, was al reden voor feest. Maar dat die teaser ook nog eens zo strak, zo verschrikkelijk goed was… Ik heb hem talloze keren bekeken en nog steeds kan ik geen foutje ontdekken. De muziek, de snelle vechtscènes afgewisseld met slow motion, het kraken van hout, het ronken van motoren en om alles af te maken: Uma Thurman die een trapleuning oprent en iemand neerhaalt met haar samoeraizwaard. Cooler kan bijna niet.

Six Feet Under: Een hele mooie, bijzondere trailer, zeker als je bedenkt dat het hier gaat om het vijfde seizoen van een televisieserie. Niet vaak wordt er zo veel werk van gemaakt om een serie te promoten. De muziek in combinatie met de beelden maakt deze trailer bijna ontroerend, zelfs als je de personages uit de serie niet kent. Een hele prestatie.

Wil je trouwens meer trailers zien? Kijk dan op verzamelsites als Apple.com (actueel) of Yahoo! Movies (goed archief) of bezoek officiële filmsites. Hoor je goede muziek in een trailer en weet je niet precies wat het is? Zoek het op SoundtrackNet.com.

Muziek / Album

Next big thing?

recensie: Sally Skunk - Love is Boring

De voorgaande twee EP’s – Go faster, Daddy en Igor is the Pilot – van het Utrecht/Amsterdamse Sally Skunk hebben het in het clubcircuit behoorlijk goed gedaan. De debuut-CD Love is Boring – een titel die wijst op hartzeer – is dan een logisch vervolg. Zanger/gitarist Dries Twijnstra schreef de dertien nummers inderdaad in de periode nadat zijn vriendin de relatie had verbroken. Het levert een fraai album op, vol dwarse en melancholische pop/rock. Wat mij betreft het bewijs voor de stelling dat creatieve zielen gebaat zijn bij ellende. Alles wijst erop dat de felbegeerde nationale doorbraak niet lang meer zal uitblijven. Zo waren ze afgelopen maand al te gast bij zowel de nationale als de Utrechtse variant van VPRO’s Club3voor12 en lijken ook onze Zuiderburen voor de bijl te gaan.

Foto: Sipke Visser
Foto: Sipke Visser

Het succesverhaal van Sally Skunk begint zes jaar geleden, als ze met hun ‘powerpop’ de vijfde plaats behalen in de finale van de Popslag van Radio 3. Het levert ze onder andere een plek op in het voorprogramma van het Rotterdamse Handsome 3some – de band die drie jaar geleden in het nieuws kwam toen bassist Matteo Kranenburg de overstap maakte naar Kane – en Dyzack. In 2000 gaat Sally Skunk tijdens de Pythische Spelen in Enschede – het grootste culturele studentenfestival van dit land – aan de haal met de gouden plak in de categorie Popmuziek en inmiddels prijkt ook de Kunstbende op de erelijst. Voor de collegae van Oor reden om te spreken van ‘één van de best bewaarde popgeheimen van het land’. Met het debuut Love is Boring zou die anonimiteit wel eens verleden tijd kunnen zijn. Het album is uitgebracht in eigen beheer en wordt gedistribueerd door het onafhankelijke label Pink Records uit Drachten, dat zich heeft gespecialiseerd in het soort Nederlandstalige muziek waar wij van 8WEEKLY niks van moeten hebben. Sommige wegen zijn ondoorgrondelijk.

Typisch Excelsior

De springerige jonge-honden-‘powerpop’- van Sally Skunk schurkt af en toe opvallend dicht tegen de dwarse Belgenpop van, zeg, dEUS en Das Pop aan, maar heeft ook veel te danken aan de Beatles-composities van Paul McCartney. De melancholische ondertoon kennen we van Nederlandse Excelsior-bandjes als Daryll-Ann en Scram C Baby. Daarmee zitten ze ongeveer in dezelfde hoek als het hippe doch ietwat brave LPG, dat in tegenstelling tot Sally Skunk al wel is gecontracteerd door Excelsior. Toch heeft Sally Skunk wat ons betreft de beste papieren. Op Love is Boring worden up-tempo rockers als Cheer-up song, Just Fine en het Queens of the Stone Age-achtige 1-4-5 afgewisseld met het postrock magnum opus Blue Time en een pianoballade als High Five. Helaas vinden we ook ‘kleine’ niemendalletjes, zoals Touching ground, Envelope en Ordinary recipe. Het tekent de grilligheid van de drie jonge knapen. Volgende keer graag beperken tot datgene waar je goed in bent – de ‘Belgische’ up-tempo rockers en psychedelica -, en we zien een grote toekomst in het verschiet. Deze jongens komen er wel!

Boeken / Fictie

De mythen: Karen Armstrong – Mythen // Margaret Atwood – Penelope // Jeanette Winterson – Zwaarte

recensie: De mythen: Karen Armstrong – Mythen // Margaret Atwood – Penelope // Jeanette Winterson – Zwaarte

Afgelopen week werd op de Frankfurter Buchmesse de nieuwe, internationale serie De mythen gepresenteerd. In dit project geven verschillende internationaal erkende schrijvers hun eigen versie van een bekende mythe. Deze week verschenen de eerste drie delen – geschreven door Karen Armstrong, Margaret Atwood en Jeanette Winterson – simultaan in vijfentwintig landen.

Karen Armstrong staat bekend om haar goedverkopende geschiedenissen over religieuze fenomenen. Ze verlaat de vertrouwde paden niet en schrijft dit keer een beknopte geschiedenis van de mythen. Margaret Atwoord hervertelt het verhaal van de terugkeer van Odysseus vanuit het perspectief van zijn vrouw Penelope, die haar dagen in de onderwereld slijt. Jeanette Winterson biedt een modern perspectief op de mythe over Atlas, die op zijn rug de kosmos met zich mee torst.

Het verschijnsel mythen

Karen Armstrong – Mythen

~

De hoogste dichtheid aantoonbare flauwekul per vierkante centimeter kom je steevast tegen bij Karen Armstrong. Ook haar nieuwe boek, een inleiding over het verschijnsel mythen, bevat weer louter onzin. Armstrong gelooft – en dat werkwoord staat daar niet per ongeluk – dat mythen waarde hebben, dat het niet zomaar verhalen zijn van primitieve beschavingen, zoals ieder weldenkend mens weet. Dat ze iets zeggen over de werkelijkheid, die zij ‘de schepping’ noemt. Weten we ook meteen waar zij zelf evolutionair staat.

Iets zeggen over de zielenroerselen van mensen die in voorbije tijden leefden is een hachelijke zaak, zelfs als we schriftelijke bronnen hebben. Over de prehistorie spreken we helemaal met vele slagen om de arm. Niet Armstrong. Die weet zelfs wat er omging in het hoofd van de paleolithische mens (‘de paleolithische mens had de jacht beschouwd als een heilige handeling’).

Dat komt, omdat zij de bijzonder schaarse resten die uit het verleden tot ons zijn gekomen niet op hun intrinsieke waarde beoordeelt, maar inpast in haar eigen religieuze gedachtegoed – of wat daarvoor door moet gaan. Zo zijn prehistorische grotten bij haar ‘kathedralen’, waar ‘pelgrims’ op afkwamen. In de serieuze archeologie is daar geen enkel bewijs voor, maar ja, dat is dan ook echte wetenschap en daar heeft Armstrong geen kaas van gegeten.

Hemeltergend

De redeneringen die Armstrong aan haar gammele kennis ophangt rammelen geweldig. Iedere pagina bevat minimaal één, en vaker meerdere enormiteiten. Je kunt wel aan de gang blijven. Zo schrijft ze ergens dat mythen over hemelreizen uit het begin van de menselijke geschiedenis stammen. Vervolgens stelt ze met veel ongefundeerde aplomb:

Dat betekent dat de wens om ‘boven’ de menselijke staat uit te stijgen een van onze wezenlijke verlangens is.

Geen idee wat dat is, ‘boven’ de menselijke staat, maar wat we bijvoorbeeld wel zeker weten, is dat de vroege mens waar Armstrong op doelt geen centrale verwarming had. Om daaruit dan weer de conclusie te trekken dat ‘ons wezenlijk verlangen’ naar een tochtige hut uitgaat, is waarschijnlijk toch net even een stap te ver.

En zo blundert ze maar door, van de ene naar de andere misser. Boeken die ze aanhaalt heeft ze niet gelezen. Wat ze over Luther beweert is te idioot voor zelfs maar een parafrase. De zeer bijgelovige, we zouden haast zeggen mystieke, Newton wordt bij haar een toonbeeld van rationaliteit. Ze denkt dat het politieke compromis dat de Drievuldigheid opleverde, met een vooropgezette mystieke bedoeling is bedacht. Het is hemeltergend, zoveel moedwillige stompzinnigheid.

De basis voor haar al te stellige beweringen blijft flinterdun. Hier en daar een verwijzing naar een boek, maar meest baseert zij zich op ‘wijzen’ (sic!) die dingen ‘beweren’, en ‘geleerden’ die op hun beurt weer iets ‘menen’, en anders denkt ‘men’ wel iets, of hebben we ‘aanwijzingen’. Zonder dat duidelijk wordt wie die ‘wijzen’ en ‘geleerden’ en ‘men’ dan wel zijn, en wat de waarde van die ‘aanwijzingen’ is. Slordig taalgebruik (‘een psychotische zenuwinstorting’ – dit uiteraard in tegenstelling tot een psychotische beenbreuk) maakt de ellende compleet. Conclusie: dit boek is alleen geschikt als onderzetter.

‘Tot hij terugkeerde naar zijn vrouw Penelope’

Margaret Atwood – Penelope

Tien jaar lang bevocht de listige Odysseus de Trojanen, tot de stad door zijn Houten Paard verslagen werd. Tien jaren spendeerde Odysseus aan zijn thuisreis, jaren waarin hij monsters versloeg en met godinnen sliep, tot hij terugkeerde naar zijn vrouw Penelope, die al die jaren op hem had gewacht. Penelope probeerde ondertussen wanhopig de vrijers die naar haar hand dongen van zich af te houden. Odysseus wist met zijn listen de vrijers te verslaan, hing twaalf overspelige dienstmaagden op, en leefde verder met zijn vrouw.

Aldus Homerus, de schrijver van de alom bekende Odyssee. En toen kwam Margaret Atwood, die de taak had het derde boek uit de serie De mythen te schrijven.

Twaalf gehangen dienstmaagden

~

Atwood koos voor een hervertelling van de mythe van Odysseus vanuit het perspectief van Penelope en de twaalf gehangen dienstmaagden. De Odyssee is weliswaar de bekendste versie van het verhaal over Penelope en Odysseus, maar mythen waren oorspronkelijk verhalen die mondeling werden doorgegeven. Atwood putte daarom veel uit andere bronnen dan de Odyssee, waardoor ze een verhaal neer kon zetten dat inderdaad een heel andere kant laat zien dan Homerus’ versie. Bij Atwood vertelt Penelope haar verhaal vanuit de onderwereld, met alle kennis die ze over haar leven bezit, zodat de ingetogen Penelope van Homerus is vervangen door een mondige vrouw die met rake streken haar leven weet neer te zetten.

Toen en nu

De hoofdstukken waarin Penelope aan het woord is worden afgewisseld door liederen en teksten van de twaalf gehangen dienstmaagden, wat doet denken aan het Oud-Griekse toneel, waarin een koor de scènes van elkaar scheidde. Aangezien veel zinnen rijmen, rijst wel de vraag in welke mate die liederen in de vertaling zijn aangepast. Ook de vele verwijzingen naar de Onderwereld versterken de mythische sfeer. Tegelijkertijd is het hier en nu sterk aanwezig: Atwood, die zelf behoorlijk feministisch is, geeft Penelope juist die trekken mee, waardoor haar personage niet overkomt als iemand van duizenden jaren oud. De toon van het boek is modern, en omdat Penelope zich al eeuwenlang in de Onderwereld bevindt, heeft ze de mogelijkheid om zich tot de lezer te richten met zinnen als:

Onlangs heb ik op een avond een kijkje genomen in uw wereld via de ogen van een medium dat in trance verkeerde. Haar klant wilde in contact komen met haar overleden vriendje om te vragen of ze hun flat moest verkopen, maar in plaats van hem kregen ze mij.

De mythe van Odysseus is nog wel in het verhaal herkenbaar, maar Penelope geeft zeker een hele andere kijk op deze mythe. Over de vraag of de mythe baat heeft bij een benadering vanuit hedendaagse perspectieven, valt echter te twisten.

Tussen de schouders van Atlas

Jeanette Winterson – Zwaarte

“Mythen en sagen van de Griekse wereld blijven hun aantrekkingskracht behouden, ook voor de moderne mens in een wereld van ruimtevaart”, schreef dr. S. Ramondt in het overzichtboek Mythen en sagen van de Griekse wereld. Ramondt probeerde hier vooral een tegenstelling aan te wijzen, maar in een hervertelling als Zwaarte. De mythe van Atlas en Herakles van Jeanette Winterson ontmoeten beide werelden elkaar juist. Zo vindt het doodgewaande ruimtehondje Laika een nieuwe plaats in de kosmos tussen de schouders van Atlas.

~

Zwaarte gaat over Atlas, de man die volgens sommige lezingen het hemelgewelf, maar volgens Wintersons lezing de kosmos, op zijn rug droeg. Samen met zijn broers, allemaal Titanen, probeerde Atlas de heerschappij van de jonge goden terug te veroveren door de Olympus te bestormen. Zeus bestrafte hem door hem voor eeuwig met de aarde te laten rondzeulen. Onderdeel van de hervertelling is de ontmoeting met Herakles, de held die belast is met de vloek van Hera en in opdracht van zijn zwakke neef Eurystes twaalf opdrachten uitvoert. Een daarvan is het plukken van drie gouden appels die zich in de tuin der Herspiraden, de dochters van Atlas, bevinden. Herakles neemt de last van Atlas een tijdje over, zodat deze laatste de gouden appels kan gaan plukken.

Zelfstandige helden

De hervertelling gaat verder dan een opsomming van gebeurtenissen, zoals je ze in overzichtswerken vindt. Winterson maakt van de figuren weliswaar wat karikaturale types – zo is Herakles een doldwaze held die vooral van vrouwen houdt – maar het interessante is dat ze Herakles en Atlas gedachten geeft, existentialistische gedachten zelfs. Herakles vraagt naar de zin van het leven en naar het ‘waarom’ van wat ze doen. Hoewel Atlas minder existentieel ingesteld is, spelen deze gedachten ook in zijn hoofd, getuige het verrassende einde. Deze gedachten en de manier waarop Winterson het verhaal vertelt, maken van de twee godenzonen personages, die niet alleen ter meerdere glorie van Zeus en Hera worden opgevoerd, maar die zelf een belangrijke rol spelen.

Lagen van verhalen

Dan is er ook de link met het heden, waarin het idee voor de hervertelling ontstond. Winterson schrijft dat ze meteen wist welk verhaal ze wilde vertellen. Hoewel niet helemaal duidelijk wordt waarom, wordt in een soort epiloog een ik-figuur opgevoerd die een grote fascinatie heeft voor de globe, die als een lamp op haar tafel staat. Het is de bol waarover ze reist, maar die ze ook met zich meedraagt, die deel van haar uitmaakt. Net zoals er onder het aardoppervlak verschillende lagen verborgen liggen die elk hun eigen verhaal vertellen, zijn onder haar huid gedachten en gevoelens verscholen die enkel door beroeringen opgewekt kunnen worden, als verborgen verhalen die ze opnieuw wil vertellen.

Karen Armstrong • Mythen: Een beknopte geschiedenis • Vertaald door: Karina van Santen en Martine Vosmaer • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 14,90 (gebonden) • 128 bladzijden • ISBN 9023418018.

Margaret Atwood • Penelope: De mythe van de vrouw van Odysseus • Vertaald door: Tjadine Stheeman • Uitgever: De Bezige Bij • Prijs: € 14,90 (gebonden) • 160 bladzijden • ISBN 9023418026

Jeanette Winterson • Zwaarte. De mythe van Atlas en Herakles • Vertaald door: Maarten Polman • Uitgever: De Bezige Bij • 112 bladzijden • Prijs: € 14,90 (gebonden) • ISBN 9023418034

Kunst / Achtergrond
special: Noise Map

Justin Bennett brengt geluid in kaart

Het lawaai op straat. Gegrom van het verkeer, jongeren die op knarsende mobieltjes naar hun mp3 speler luisteren, piepende trams. De één ergert zich er dood aan en verschuilt zich in de stiltecoupé van de trein, de ander filtert het ongewilde geluid weg met de muziek op zijn i-Pod. Justin Bennett wijdt zijn werk en leven aan allerlei geluid, ook lawaai, misschien wel juist lawaai.

Niet dat Bennett zo’n herriemaker is, hij is simpelweg gegrepen door de verregaande mogelijkheden van het geluid dat meestal lawaai wordt genoemd. “Er gebeurt niets interessants als er geen lawaai is” citeert Bennett de theoreticus Jacques Attali, door wie hij beïnvloed zegt te zijn. Attali beschouwde het lawaai in de maatschappij als een vervelend bijproduct, maar ook als een fenomeen waar men niet omheen kan. Om de storende effecten ervan te beperken, moet er iets mee worden gedaan. Muziek is een vorm van lawaai die deze energie weet te vertalen in iets dat acceptabel is. Evenementen als festivals kanaliseren de behoefte om lawaai te maken; door zulke gebeurtenissen op geplande tijdstippen en locaties te laten plaatsvinden, kan de rest van de samenleving deels ontlast worden.

Sound and the city

Hoewel Bennett wel degelijk geïnspireerd is door de ideeën van Attali, ziet hij de gevolgen van lawaai zelf niet zo somber in. Van Bennett mag lawaai best doordringen in de stad, graag zelfs. Hij ervaart lawaai als de basisenergie van de stad en verkiest de Engelse term ‘Noise’. Toch blijft het een lastig fenomeen, iedereen is zich bewust van het rumoer van de stad en toch is niet zo makkelijk te benoemen wat er precies gehoord wordt. In Bennetts huidige serie Sundials probeert hij de geluidsidentiteit van een aantal verschillende steden vast te leggen. Het werk is op te vatten als een reeks auditieve weergaven van de stedelijke handtekening.

~

De Sundials zijn 24-uurs geluidsopnames, gecomprimeerd tot 12 minuten. Van elk uur nam Bennett twee minuten geluid op, waarna elke opgenomen minuut wordt teruggebracht tot blokjes van een aantal seconden om zo tot een – zo natuurgetrouw mogelijke – geluidsweergave van die stad te komen. “Maar hoe hard je ook je best doet, het is natuurlijk onmogelijk om een stad objectief te beluisteren”, geeft Bennett toe. “Ik betrap mijzelf er ook op dat ik geluidjes toevoeg om het leuker te laten klinken, ik ben wat dat betreft geen purist”.

“Juist mijn specifieke gevoelens ten opzichte van elke stad liggen ten grondslag aan de verschillen tussen de Sundials“, aldus Bennett. “Een groot deel van het resultaat hangt ook samen met de gekozen locatie in een stad. In Parijs heb ik twee opnames gemaakt, omdat er overal waar ik kwam weer een totaal ander geluid te horen was. Nu is er een Sundial met het onophoudelijke geluid van verkeer, zelfs de hele nacht door, en een andere die meer huiselijke geluiden laat horen”. Deze laatste opnames geven weer waar het Bennett om gaat; hij poogt een bepaald ritme van de stad vast te leggen. Parijs, Rome en Den Haag zijn al aan de beurt geweest, Bennett heeft Gwangzhou (China) al in de planning staan en hoopt ook een Arabische stad aan te kunnen ‘doen’. “Bij voorkeur Beiroet, je kunt daar horen wat voor invloed de jarenlange avondklok heeft gehad. Een tijd terug was ik daar en dan valt op dat zodra het donker wordt, het doodstil is, er is geen kip meer op straat. En dat terwijl het vroeger een ongelofelijke feeststad moet zijn geweest”.

Ruimtelijk geluid

~

De Nederlandse variant van de Sundial is op dit moment te beluisteren in het GEM in Den Haag. Maar het is meer dan luisteren, eerder: beleven. Pas in de donkere installatie waar het Haagse etmaal aan je voorbij schiet, wordt je je bewust van hoezeer geluid een driedimensionale ervaring is. Zo in de duisternis kun je de vorm van het geluid bijna voelen. Ook in andere werken van Bennett valt juist die ruimtelijkheid van het geluid op. Eén van zijn meest recente werken Beirut Story maakt gebruik van een bijzondere opnametechniek waarbij het geluid driedimensionaal wordt opgenomen. De geluidsband duurt ongeveer zes minuten en bevat geluiden van een krakende transistorradio, voetstappen en constructiebouw. Hoewel je bewegingloos voor een dia zit, voel je dat de ruimte wordt afgetast. Dan klinkt de stem door de radio verder weg – dan weer dichterbij. De toegepaste techniek geeft niet alleen de afstand van het geluid weer, maar ook de richting. Je wordt door het werk opgeslokt in een auditieve wereld. “Door een omgeving van geluid bovenop een andere – of de werkelijke – omgeving te leggen, kun je een soort hyperrealiteit opwekken. Omdat men niet gewend is om op deze manier naar geluid te luisteren voelt het haast alsof je in een film speelt”.

Naast het creëren van een alternatieve ruimte door middel van geluid, is Bennett geïnteresseerd in de manier waarop het geluid zich in de ruimte voortplant. In schetsen tekent hij de richtingsvectoren uit waarlangs het geluid zou kunnen reizen. De kleine pijltjes die een gestructureerde chaos vormen, zijn een terugkerend element in zijn visuele werk. “Niet altijd hangt het visuele werk samen met mijn geluidswerken, soms teken ik uit wat ik hoorbaar wil maken en soms ontstaan de werken los van elkaar. Ik heb altijd al een nogal visuele en ruimtelijke opvatting van geluid gehad”. Volgens Bennett komt de vorm van geluid grotendeels overeen met die van licht; het straalt uit vanaf een bron. Deze gelijkenis vinden we terug in Crystal Radio. In dit werk gaat het Bennett vooral om de manipulatie van de vorm van het geluid.

Noise Map

Ook architectuur heeft een sterke invloed op de vorm, en daarmee de klank van geluid. Dat is een van de redenen dat Bennetts werk zoveel met de stad te maken heeft. Murray Schafer, grondlegger van theorie over soundscapes, spreekt in dit verband van hifi en lofi omgevingen. In zijn optiek zijn stedelijke omgevingen lofi, doordat ze wel veel geluid bevatten, maar aangezien dit allemaal ‘bovenop elkaar is gestapeld’, is het effect veel vlakker en minder gedifferentieerd. Dit zorgt ervoor dat het geluid voor de waarnemer lastiger te ontrafelen is. Voor Bennett is dit nu juist de grote uitdaging, door middel van zijn werk probeert hij de talrijke geluiden in kaart te brengen. Hij bestudeert geluid en legt het vast in een Noise Map.

De tentoonstelling Noise Map is nog tot 27 november te zien in het GEM, Museum voor Actuele Kunst in Den Haag. Hier zijn, naast Sundial, Crystal Radio en Beirut Story ook andere werken te bewonderen die Bennett in de afgelopen 15 jaar vervaardigde.