Theater / Voorstelling

Jago verslaat Othello niet

recensie: Jago, de Wraak (Growing up in Public)

Wat betekent Shakespeare nog in onze huidige tijd? Weinig, op het eerste gezicht. Natuurlijk, zijn teksten zijn mooi poëtisch, zijn stukken goed doordacht en vrolijk lyrisch. Maar veder…? Paul Feld van de Utrechtse theatergroep Growing up in Public schreef met Jago, de Wraak een actueel toneelstuk, gebaseerd op Shakespeares Othello. Zo brengt hij cultuurgoed samen met moderne kwesties.

“Volstrekt overbodig”, zou de Britse essayist Theodore Dalrymple ongetwijfeld oreren als hij hoorde van de onderneming. Voor hem is Shakespeare het mooiste en het wijste uit de Westerse geschiedenis. In zijn recentste boek Beschaving, of wat er van over is wijst hij hedendaagse kunstenaars en politici geregeld terecht met stukken Shakespeare. De vraag bij Jago, de Wraak is of Feld er goed aan heeft gedaan een nieuwe tekst te schrijven, of dat Dalrymple toch gelijk heeft en dat vierhonderd jaar oude sonnetten meer zeggen dan moderne dichtregels.

~

Inspiratie

Hoewel dat niet altijd even goed lukt, probeert Growing up in Public in zijn opvoeringen vragen op te roepen en onverwachte gezichtpunten op de actualiteit te tonen. Daarom ook schrijven de Utrechters altijd hun eigen stukken; nooit wordt klakkeloos een reeds bestaande tekst opgevoerd. Inspiratie daarvoor vinden ze vaak in religie (Mozes, de musical, The Buddha family), sprookjes, fabels, en nu dus ook in reeds bestaande toneelteksten.

Cowboy

In Shakespeares Othello, de moor van Venetië, speelt intrigant Jago zijn bevelhebber Othello en diens geliefde Desdemona sluw uit elkaar. Ook in de moderne variant is Jago intrigant, alleen zet hij hier een gekleurde feministische rechter (Mona) en haar liefje, de moslim-immigrant Noah, tegen elkaar op. Met een moslim, een gekleurde vrouw met onblusbare ambitie, gemodelleerd naar de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice, en een van oorlogsmisdaden verdachte Jago (hij verhoorde moslims ietwat hardhandig), zijn de politieke en maatschappelijke implicaties en verwijzingen weer volop aanwezig. Verwarren doet het stuk echter geen enkel moment. De commando Jago wordt trefzeker geportretteerd als een stoere en eigengereide cowboy. Maar naast deze, door Marcel Faber voortreffelijk gespeelde rol, zijn de overige rollen en scènes vooral vlak, voorspelbaar, en niet altijd even goed gespeeld. Zo schreeuwt Dennis Költgen nogal overdreven zijn wartaal, als hij het als Noah allemaal niet meer ziet zitten. Dat gaat in de kleine zaal volledig over de hoofden van publiek heen en zodoende wordt de twijfel van Noah nergens invoelbaar. En ook de afgelopen jaren vaak zo uitmuntende Daphne de Bruin weet haar Mona onvoldoende van scherpe randjes te voorzien.

~

Vervolg

Haalt daarmee Dalrymple zijn gelijk? Is Shakespeare onovertroffen, en heeft de oude meester nog altijd iets te zeggen over onze huidige samenleving? Dat zou de Britse essayist wel willen, maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Feld is beduidend minder dan zijn zestiende-eeuwse voorganger en daar zal hij zelf (hopelijk) ook niet van opkijken. Maar de originele Othello van Shakespeare zegt toch ook verdomd weinig over de huidige cultuur. Als de vergelijking toch moet worden getrokken – en dat roept Feld over zich af –, dan is Jago, de Wraak in ieder geval geen succesvol “vervolg op Othello”, zoals de club het zelf noemt. Wel is het een aardig stuk, dat helaas te veel minpunten kent om óf te beklijven, óf te verwarren.

Het stuk speelt nog tot 25 maart. Klik hier voor de
speellijst.

Theater / Voorstelling

Liefde is niet te koop

recensie: Platform (NTGent)

Onverwacht en met een knal vallen het decor en de acteurs letterlijk naar beneden. De puinhoop die daar ligt is het gevolg van een zelfmoordaanslag op de boulevard aan een Thais strand. Met deze spectaculaire openingsscène maakt Platform van NTGent ons meteen duidelijk dat de personages in het stuk letterlijk en figuurlijk op een tijdbom leven.

Regisseur Johan Simons kan maar geen genoeg krijgen van het werk van de Franse auteur Michel Houellebecq. Na Elementaire Deeltjes en Dragelijk is Platform het derde stuk dat hij op toneel brengt dat gebaseerd is op een boek van deze – omstreden – schrijver.

Puinhoop

~

Uit het puin komen de acteurs te voorschijn voor hun bijdrage om vervolgens weer tussen de brokstukken neer te vallen. In de vorige productie van Simons, De asielzoeker, moesten de acteurs zien te overleven op een luchtkussen. Dit keer moeten zij zich staande zien te houden tussen de restanten van deze vorige productie en de brokstukken die ze ter plekke maken. Al dwalend en zoekend tussen de puinhopen van kapotte tuinmeubelen, matrassen, plastic frisdrankflessen en kleding vinden de halfnaakte acteurs hun verschillende outfits.

Tikkende tijdbom

Met alles wat de mensen in het Westen doen, creëren ze hun eigen tijdbom, lijkt Simons zijn toeschouwers te zeggen. Daarmee weerspiegelt hij de hedendaagse toestand in de wereld en met name de gevolgen van onze onkunde om onvoorwaardelijk lief te hebben. We zijn, zoals hoofdpersoon Michel zegt, “niet meer in staat zijn om echt lief te hebben of om ons vol overgave over te geven aan seks. We verlangen er wel naar, maar zijn er tegelijk ook als de dood voor.”

~

In Platform zijn we getuige van de excessen van die onkunde: anonieme seks in sm-huizen, prostitutie en de luxe seksvakanties naar Zuidoost-Azië en Zuid-Amerika die hoofdpersoon Valérie, een rol van Els Dottermans, en haar baas Jean-Yves organiseren. Simons legt zo de nadruk op de afstandelijkheid tussen de mensen in het Westen en hun zoeken naar genot zonder verdere morele of sociale verplichtingen.
Zonder te weten creëren we hiermee tikkende tijdbommen. De ontsteker is in deze voorstelling een moslimextremist die het hedonisme van het Westen veracht en de Islam als het enige juiste geloof ziet. Tot de extremist zijn bom tot ontploffing brengt, valt hij niet op tussen de mensen op het toneel. De man is in verschillende gedaantes aanwezig langs de zijlijn, zonder direct een grote rol te spelen. Pas aan het eind laat hij zijn echte gedaante zien als hij in vale kleuren en helemaal rein de boulevard in de Thaise badplaats komt oplopen. Om te zien hoe dicht de visie van Simons bij de werkelijkheid ligt, hoef je niet meer te doen dan een willekeurige krant open te slaan.

Uitzondering

De hoofdpersonen Valérie en Michel (Steven van Watermeulen) zijn duidelijk de tegenhangers van de grote anonimiteit waarin het Westen zich wil hullen. In bijna iedere scène geven ze zich met overgave aan elkaar, alleen spatten de rauwe onderhuidse spanningen niet van het toneel af. Terwijl je dat bij hen juist verwacht. Het liefdespaar is immers de grote uitzondering op de rest van de westerse liefdesrelaties. Hun relatie is begonnen en gebaseerd op seksuele aantrekkingskracht. Maar uitgegroeid tot ‘een Grote Liefde’.

Nachtkaars

~


Het is jammer dat de voorstelling nergens piekt of – wat meer bij de thematiek past – een interessant dieptepunt bereikt. De scènes slepen zich voort. De scherpte van het cynisme wordt afgezwakt door de steeds herhaalde zwarte kijk op het leven in het Westen. Daardoor werd het stuk soms iets te langdradig. De zogenaamde extreme seksscènes bleven hangen in een beschrijving van huis-, tuin- en keukenseks. In combinatie met de truttige bermuda’s die Michel en Valerié aanhebben kwam het beeld niet van de grond. En zo ging de heftig begonnen voorstelling uiteindelijk uit als een nachtkaars.

Platform is nog te zien t/m 19 februari. Kijk hier voor de speellijst.

Muziek / Album

Kloten gezocht

recensie: Solo - Solopeople

Misschien heb je de afgelopen weken de single Come Back To Me van Solo al eens voorbij horen komen op de radio? Deze single was recent onder meer ‘Theme from Kink FM’. Een lekker in het gehoor liggend popliedje van deze Nederlandse band, opgebouwd rondom het singer/songwriterduo J Perkin en Simon Gitsels. De twee heren staan gezamenlijk in een soort narcistische godenpose voorop hun tweede CD Solopeople.

~

Solopeople verschijnt, net als debuutalbum Songs and Sounds uit 2003, bij Excelsior Recordings. Dit Amsterdamse label is voor de liefhebber van mooie popliedjes een fenomeen. Menig klassieker van Nederlandse bodem is al op dit platenlabel verschenen, onder andere Pergola van Johan en Trailer Tales van Daryll-Ann. De kenner kijkt, bewust of onbewust, met een zekere verwachting uit naar de platen die verschijnen op Excelsior. Solo bevindt zich immers in zeer concurrerend gezelschap.

Pure popliedjes

De cd staat vol met pure popliedjes, met een hoofdrol voor piano/keyboard en akoestische gitaar. Naast het eerder genoemde duo bestaat Solo ook nog uit drummer Rowin Tettero en bassist Reyer Zwart (die wél vermeld staan op de CD-hoes, maar vervolgens niet met hun smoelen op de voorkant mogen). Af en toe is er een heerlijke vrouwenstem op de achtergrond te horen (onder meer op Over the country en Onandon) die de broodnodige extra bevlogenheid meegeeft aan deze plaat.

Verrassende keuze

Solopeople start veelbelovend met het nummer Satie. Opvallende keuze, dit openingsnummer, want het is het meest gewaagde van de plaat. Satie doet denken aan Coldplay en even vrees je met een zoveelste adept van deze Engelse band te maken te hebben (zware piano aanslagen, etcetera); een onterechte en voorbarige conclusie, want de rest van het album roept geen herinneringen op aan Chris Martin en consorten.

Bij het tweede nummer, Opportunities, doet de stem van J Perkin (de artiestennaam van Michiel Flamman) vooral in de lagere regionen denken aan Jelle Paulusma van Daryll-Ann. Een gedachte die keer op keer terugkomt, ook bij composities als Everything goes, The vanity of our affairs,en Better man. De stem van J Perkin heeft overigens een hoger bereik dan die van collega Paulusma. Perkins stem, drager van alle songs, is gevoelig en mierzoet. Zo zoet, dat je er weeïg van neigt te worden.

Gezapig

Want hoewel Solopeople sterk begint, gaat na de eerste helft van de plaat het kaarsje gaandeweg uit. Liedjes als Don’t change of Wonderboy, wiseman, prophet zijn echt slaapverwekkend. Het totaalresultaat is een plaat met veel popsongs die lekker voortkabbelen, máár kloten missen. Het swingt of rockt nauwelijks, het is helaas nergens uitbundig of experimenteel. En daarom zijn het vooral de liefhebbers van Excelsiorbandjes als Daryll-Ann, Johan of Caesar die Solo te gezapig zullen vinden.

Film / Achtergrond
special: deel 1

IFFR 2006

.

Overzicht verslag IFFR 2006

31 januari

Havana biedt meer
Habana Blues – Time & Tide
Benito Zambrano, 2005

~

Achter de muziek in Habana Blues gaat een dagelijks leven vol frustraties en gebreken schuil. Voor boezemvrienden Ruy en Tito lijkt hieraan een eind te komen als ze kennis maken met twee Spaanse producenten, op zoek naar nieuw talent. De droom het elders te gaan maken ligt ogenschijnlijk voor het oprapen. De mannen staan voor keuzes die hun vriendschap op scherp zet. Ruy’s kinderen bij zijn ex-geliefde Caridad en Tito’s oma doen hen realiseren wat het prijskaartje van vertrek is. Het spiegelt een Havana dat alle toeristische façades doet vergeten; er is geen weg terug. Als in een roadmovie worden de dilemma’s van Cuba en van vriendschap verfrissend en overtuigend versmolten met muziek en herkenbare intimiteit. Sterke hoofdrolspelers en humor, je waant je op Cuba zelf. De kritische teksten van de ijzersterke soundtrack wekken verbazing en blijven lang hangen. Regisseur Benito Zambrano maakt een helder statement: underground Havana heeft meer te bieden dan de muziek van de beroemde Buena Vista Social Club. (Antoinette van Oort)

Curieus en onbegrijpelijk
The Piano Tuner of Earthquakes – Kings & Aces
Brothers Quay, 2005

~

The Piano Tuner of Earthquakes is een draak van een film. Het geheel oogt theatraal, de acteurs spelen alsof ze acteren in een aflevering van As The World Turns en het verhaal is onbegrijpelijker dan de meest onbegrijpelijke David Lynch film. De film is curieus, maar de kijker wordt eigenlijk nergens verrast. Naast curieus is deze film ook desastreus. Scènes worden herhaald, omdat ze kennelijk belangrijk zijn voor het verhaal of omdat ze er mooi uitzien. Na het zien van de film was ik ze al vergeten. De film ontsnapt op een gegeven moment aan de kijker en wil aan het eind toch iets vertellen. Een Griekse tragedie? Oh, dus vandaar dat theatrale? Ik hoef niet op alle vragen een antwoord, maar ik zou toch wel willen weten waar ik naar kijk. Volgens mij ging de film over een pianostemmer die erachter komt dat de kwaadaardige Dr. Droz een voornemen heeft om dankzij een operazangeres een ‘duivelse opera’ op te voeren. Het is jammer dat het Filmfestival in Rotterdam een film als deze vertoont. Voor filmliefhebbers heeft deze film niets te bieden, en dat is teleurstellend voor een festival dat zich artistiek wil onderscheiden. (Matthijs Rijpma)

30 januari

Met een tractor op weg naar het geluk
Tractors / Tractor Drivers 2 – Cinema Regained
Gleb Aleynikov en Igor Aleynikov, 1987/1992

Tractoren zijn ‘hot’. Afgelopen jaar was A short history of tractors in the Ukraine een onverwachte bestseller, en steeds vaker worden tractoren gesignaleerd in films. In De Poolse bruid was de tractor de achtergrond voor toenadering tussen boer en bruid en in The Straight Story reist een man per grasmaaier (een hele kleine tractor, zoals blijkt uit de proloog) door heel Amerika. Het IFFR lijkt niet te kunnen achterblijven en vertoont twee films over tractoren van de broers Gleb en Igor Aleynikov.

Scène uit <i>Tractors</i>
Scène uit Tractors

De site van het IFFR beschrijft de tractor als ‘het meest imponerende symbool voor het vreugdevolle Sovjetleven, vreedzame arbeid en overvloedige oogst’. De gebroeders Gleb en Igor Aleynikov nemen in hun korte film Tractors op inventieve wijze dit symbool onder de loep. 12 minuten lang spelen zij met beeld, geluid en onderwerp. In de opening van de film wordt de toon gezet: langzaam glijden tekeningen van tractoren voorbij terwijl technische uitleg over de verschillende onderdelen wordt gegeven. Het lijkt saai, maar het zwart-witte beeld is onrustig, overbelicht en dan weer donker, het trilt en er spreekt, ondanks de klinische tekst, gevoel uit. Dit is een bijzondere machine. Dan wordt het beeld rustiger en laten de broers de tractor in actie zien. De stem die uitlegt wat er gebeurt (de tractor graaft een gat; de Russen kunnen dit simpele gegeven echter oprekken tot een uitleg van anderhalve minuut) raakt naarmate hij verder in zijn verhaal komt, steeds geëmotioneerder. De woorden zijn kil, maar de intonatie en de hoek waaronder de tractor gefilmd worden laten duidelijk zien dat het graven van een gat niet zomaar iets is; dit is een machtsvertoon. Zo wordt een niet heel aantrekkelijke landbouwmachine op vakkundige wijze getoond in alle glorie die het ooit zou kunnen bezitten, en laten de gebroeders Aleynikov zien tot welke virtuoze hoogstandjes film in staat is.

Klunzige komedie

Sommige elementen van de korte film komen terug in het hoofdprogramma, de speelfilm Tractor Drivers 2. De gebroeders Aleynikov hebben een remake gemaakt van de succesvolle Russische komedie Tractor Drivers (1939) van Ivan Pyriev. Al in de openingsscène – een met wodka doordrenkt gesprek over de toekomst tussen drie ex-soldaten – wordt duidelijk gemaakt dat de tractor symbool staat voor vrede en voorspoed. Niet Moskou is het beloofde land, maar de boerengemeenschap, waar de mooiste meisjes wonen en het leven goed is. De ex-tanker Klim besluit dan ook daar het geluk te zoeken. Al snel blijkt dan dat niet alles goud is dat blinkt; twee boerendorpjes zijn in staat van oorlog met elkaar, het mooie meisje heeft al een (soort van) verloofde en de mannen accepteren niet zomaar elke nieuwkomer. Dit zijn de ingrediënten van een kluchtige en klunzige komedie, waarin voortdurend doden vallen en vele flessen gin gedronken worden.

Scène uit <i>Tractor Drivers 2</i>
Scène uit Tractor Drivers 2

Niet alleen het plot mist de nodige verrassing en samenhang, ook het spel van de acteurs nodigt niet uit tot lachen. De mimiek van de hoofdrolspelers had niet misstaan in een Charlie Chaplin-film, ook hun overtuigingskracht laat te wensen over. Nu kan dat de bedoeling zijn geweest: de film is niet geclassificeerd als komedie maar als parodie. Het nadeel van een parodie is echter dat daar, zonder kennis van het origineel, weinig van overblijft. Af en toe duikt er een prachtig beeld op dat voldoet aan de verwachtingen die Tractors gewekt had, zoals de bird’s eye view van het mooie meisje en haar pseudoverloofde als ze een shot gin nemen op de nepverloving in haar open jeep. Zulke juweeltjes zijn een verademing tussen de overdreven en onlogische, soms zelfs inconsequente voorvallen: halverwege de film bespioneert een groep mannen vanuit een kaal en besneeuwd bos Klim, die naakt ronddartelt op een voorjaarsweide.

De combinatie van de lange en de korte film is wel goed gevonden. Door de verheerlijking van de tractor en de ideologie die daarbij hoort in de eerste film, wordt een deel van de ironie in de tweede film bloot gelegd. Het boerenbestaan is niet vredig en de tractor is niet zaligmakend. Integendeel: een deel van de hatelijkheden tussen de dorpen wordt veroorzaakt door de tractoren en het daaruit voortvloeiende brandstofgebrek. Het maakt tegelijkertijd ook pijnlijk duidelijk dat Tractor Drivers 2 niet zonder enige bagage begrepen kan worden. (Katrijn de Ronde)

29 januari

Rijk debuut met armzalige acteerprestaties
Reflections – Sturm und Drang
Yao Hung-i, 2005

Als Mi en Jin samen op een brommertje door de grote stad rondrijden, lijken ze net op de Chinese uitvoering van ‘onze’ Rutger en Monique in Turks Fruit.

Ze zijn verliefd, en in wat voor soort scène kan je dat beter tot uiting laten komen dan ze met z’n tweeën op een voertuig door een drukke stad te laten rijden. Toevalligerwijs duikt een dergelijke scène vaker op in Chinese films (in oud Tiger-award winnaar Suzhou River bijvoorbeeld). Zo origineel is de Chinese film Reflections van debutant Yao Hung-i dus niet, eerder afgezaagd.

~

Mi en Jin hebben een lesbische relatie. Deze wordt op de proef gesteld als één van hen een verhouding krijgt met een jongen. Het ene moment rijden ze samen op een brommertje en het andere moment zien we Mi met een jongen scharrelen. Als kijker heb je dan het gevoel of je wat gemist hebt. De meiden acteren ook niet overtuigend genoeg, waardoor dat onbehaaglijke gevoel ontstaat. We krijgen nooit echt hoogte van Mi en Jin. Het lijkt soms wel alsof ze afstand nemen van hun rol als twee biseksuelen, omdat ze zich er niet gemakkelijk bij voelen. Raar natuurlijk, maar ze kijken de hele film lang zo chagrijnig naar elkaar. De jongen uit de driehoeksverhouding helpt daar ook een handje aan mee. Hij loopt de hele film lang verdwaasd rond en weet niet goed om te gaan met de twee meisjes Mi en Jin. Als kijker word je er moedeloos van.

Losjes maar zelfverzekerd

Dat de acteurs slecht acteren, doet weinig af aan het feit dat Reflections mooi ingetogen wordt verteld. De hand van meesterfilmer Hsiao-hsien Hou (waarvan de nieuwe film Three Times ook in Rotterdam te zien is) lijkt hierbij nooit ver weg. Dat klopt ook wel: hij heeft de film geproduceerd en Hung-i is jarenlang als vaste hulp bij zijn films werkzaam geweest, en beschouwt hem als zijn mentor. De stijl is lekker losjes, maar zeker zelfverzekerd. De film kent veel rustieke momenten waaraan Hsiao-hsien zijn faam te danken heeft. Zoals wanneer de meisjes het hebben over gewone, dagelijkse dingen: bij een van die gesprekjes is de camera gericht op de blauwe lucht, waar heel in de verte heel langzaam een vliegtuig zich voortbeweegt, een witte streep achterlatend. Een prachtig beeld dat de vergankelijkheid van het leven perfect aantoont. Een betere verbeelding van het vergaan van tijd en ruimte bestaat er niet: in één beeld wordt in korte tijd door het vliegtuig een afstand van tientallen kilometers overbrugt, terwijl de meisjes ondertussen maar een paar zinnen tegen elkaar hebben gezegd, in ‘dezelfde’ ruimte. Subliem! De mise-en-scène is vaak zo knap gekozen dat het lijkt alsof Hsiao-hsien zelf in de regisseursstoel heeft plaatsgenomen.

Een enkele keer werkt het niet: als een meisje helemaal in verwarde toestand gebeld wordt, terwijl ze naar het water staart waar ze zelf in staat, weet je gewoon dat het mobiele toestel in het water terecht zal komen. Die voorspelbaarheid is – net als de scène op de brommer – een cliché waar Hung-i van af moet, maar dat hij geen gebrek heeft aan filmtalent is met dit debuut wel bewezen. Alleen jammer van sommige keuzes, waaronder dus die voor de cast. (Matthijs Rijpma)

De band gaat voor alles
Linda Linda Linda – Sturm und Drang
Yamashita Nobuhiro, 2005

Voor zijn nieuwe film Linda Linda Linda heeft regisseur Yamashita Nobuhiro weer een paar innemende personages gecreëerd. Maar anders dan in zijn veelgeprezen Hazy Life (2001) hebben ze nu wel een doel in hun leven.

Son bijvoorbeeld doet er alles aan om een begenadigd vocalist te worden. Ze oefent thuis op haar karaoke-apparaat en ze wordt er inderdaad beter door. Toen ze zich net bij de band aansloot zong ze nog vals, maar op het schoolfeest aan het eind van de film zingt ze het dak eraf. Oefening baart dus zeker wel kunst voor Son. Ze stelt daarvoor haar prioriteiten bij en vindt haar band zelfs belangrijker dan een date met een leuke, verlegen jongen.

~

De titel van de film is vernoemd naar een hitsong van een Japanse punkband. Het liedje wordt in de film een paar keer ten gehore gebracht, waardoor de catchy sound ervan lange tijd in je hoofd blijft hangen. Hierdoor wordt de film vrolijk en ontspannen. De meiden uit de band zijn dat ook. Ze fantaseren natuurlijk wel over jongens en over sterrendom, maar hun onderlinge gesprekken gaan over koetjes en kalfjes. Daardoor wordt Linda Linda Linda ook nog eens heel authentiek. We kijken naar onzekere highschool-meisjes die weinig met Nederlandse pubers gemeen hebben en dat komt niet alleen door het eenvormige schooltenue dat ze allemaal dragen (we zien een van de meisjes welgeteld één keer in haar gewone kleren rondlopen). Waar de Jeugd van Tegenwoordig in het Westen al op jonge leeftijd in aanraking komt met seks en niet gauw op zijn mondje gevallen is, hebben deze meisjes een uitermate verlegen en ingetogen karakter.

Gapen en neuriën

De Japanse levensstijl komt heel mooi tot uitdrukking in deze film. Als Son een date heeft met een jongen, staan ze eerst minuten lang tegenover elkaar in de gymzaal voordat het eerste woord gezegd wordt. Ze kijken naar de grond in plaats van naar elkaar en in de grote ruimte tussen hen in passen wel tien schooltafels. Het levert een hele mooie, schattige scène op, waarmee Nobuhiro zijn uitgesproken talent – levensechte cinema maken die diep ontroert – bewijst. Hij wordt daarbij goed geholpen door het knappe acteerwerk van de meiden uit de band, in het bijzonder van degene die de rol van Son vertolkt (Doona Bae). Als zij haar kleine oogjes sluit en langzaam gaapt, gaap ik met haar mee. Als zij Linda Linda Linda ten gehore brengt, neurie ik met haar mee. (Matthijs Rijpma)

Een zware bevalling
Analife – Sturm und Drang)
Goda Kenji, 2005

‘Een slechte film die in het geheugen gegrift blijft staan’, zo zou ik de Japanse film Analife in één zin willen beschrijven.

Het is zo zonde dat de film niet de belangrijke universele gedachte – dat de wereld ten onder gaat aan massaconsumptie – bij de kijker weet op te roepen. Hoe dat komt is moeilijk aan te geven. Misschien wel door de zenuwachtige maar knap geconstrueerde stijl? Of door de constante voice-over in de vorm van Engelstalig gedubde monologen, die na een tijdje gaan irriteren? Of door de muziek met een te hoge piep, die door merg en been gaat? In ieder geval is Analife een gemiste kans en een film die vooral te veel overdrijft. De stijl wordt belangrijker dan de boodschap.

~

Een tip voor de kijker: doe tijdens de film gewoon je ogen dicht en luister naar de monologen van de verschillende hoofdpersonen. Het zijn er drie (A, B en C genaamd) en ze spreken tot ons over hun obsessies, misdaden, eenzaamheid en angsten. Door de clipachtige montage, waarbij beelden ondersteboven, cirkelend of heel snel achter elkaar voorbij komen, wordt een stijl gehanteerd die de moralistische boodschap in één keer weer belachelijk maakt. ‘Alle waarden worden overspoeld door de beeldenvloed’, zo luidt de tagline van het debuut van Goda Kenji. Maar waarom overspoelt hij de kijker dan met zijn beeldenvloed? Een ingetogen vertelstructuur zou meer effect hebben gehad. De spraakmakende stijl geeft weinig waarde aan de boodschap en draait de film zelfs de nek om. Analife is zeker interessant en uitermate knap gemaakt door iemand die duidelijk veel weet van computers. Hij houdt echter weinig rekening met de kijker, die met Analife een zware bevalling moet verwerken, zonder het kind gezien te hebben.

Hopelijk wordt dit niet de ‘Cinema of the Future’, het programma waarin deze film in Rotterdam is opgenomen. Gedenkwaardig is en blijft Analife zeker, al is het alleen maar door een paar hallucinerende beelden, waarin mensen vervormen tot impressionistische schilderingen. Of door teksten als: “Mensen zijn als bomen in een bos en het geluid dat ze maken is het geluid van de blaadjes in de wind”. Mooi, maar zinloos. (Matthijs Rijpma)

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Illusive Tacks / A Home at the End of the World / Mysterious Skin // Dear Wendy / The Hitchhiker's Guide to the Galaxy

.

Illusive Tracks (Skenbart)
(Peter Dalle, 2003 • Total Film)

Illusive Tracks van de Zweedse acteur/regisseur Peter Dalle is een in gestileerd zwart-wit (met af en toe een kleurtje) vormgegeven film vol bizarre situaties, zoals alleen Scandinaviërs die kunnen maken. Een stuntelige recensent

~

reist af naar Berlijn om aldaar mee te helpen aan de wederopbouw en zo eindelijk ‘iets echt belangrijks’ te doen. Zijn goedbedoelde hulp aan de minderbedeelden in de trein getuigt van zijn goede intenties, helaas is de resultaat van deze hulp veelal desastreus. Hij geeft buikpuinverwekkende chocolade aan uitgehongerde vluchtelingen, struikelt over gehandicapten en probeert met weinig succes zelfmoord te plegen. Parallel met deze dik aangezette slapstick a la Laurel & Hardy, speelt zich een detectiveverhaal af in de beste traditie van Agatha Christie’s Murder on the Orient Express (verfilmd door Sidney Lumet in 1974). Het geheel is uiterst vermakelijk, alhoewel de film tegen het einde steeds onevenwichtiger wordt. Iets teveel slapstick en iets te weinig drama. De vele ongelukjes van voornoemde recensent zijn op de duur te flauw om nog leuk te kunnen zijn, maar dat neemt niet weg dat Illusive Tracks verder een inventief en verassend staaltje filmkunst is. (Martijn Boven)

 

A Home at the End of the World
(Michael Mayer, 2004 • Paradiso)

Deze verfilming van de gelijknamige roman van Michael Cunningham begint aardig, maar verzandt zodra de vlotte retro-flashbacks voorbij zijn in een hopeloos drama over een driehoeksverhouding tussen een snelle jongen

~

(Colin Farrell in zijn allerslechtste rol tot nu toe), een homoseksuele vriend en diens vriendin. Van zo’n licht sentimenteel drama gaan er in Amerika dertien in een dozijn, en de debuterende regisseur Mayer biedt geen enkel pluspunt. De filmversie van Cunninghams The Hours was een groot succes; ditmaal adapteerde hij zelf zijn boek, wat een fatale fout blijkt. Zijn scenario heeft geen focus, en de dialogen zijn nooit overtuigend, hoe erg sommige acteurs (vooral Sissy Spaceck en nieuwkomer Dallas Roberts) ook hun best doen. Killer Films – immers het producententeam achter een aantal van de grootste indie-successen van het afgelopen decennium – had beter kunnen weten. (Paul Caspers)

 

Mysterious Skin
(Greg Araki, 2004 • Total Film)

Twee jongetjes worden door een sportcoach misbruikt; de een houdt zichzelf voor dat hij door aliens ontvoerd werd, de ander wordt een nonchalante manhoer. Beide blijken echter even ernstig getraumatiseerd.

~

Beroepsprovocateur en pionier van de Amerikaanse homocinema Greg Araki levert met Mysterious Skin zijn visueel mooiste film af, vol droomachtige scènes met schoenstaarmuziek. Dat het onderwerp van kindermisbruik nu juist het meest afschuwelijke is, is geen toeval: Araki is er de man niet voor om een voor de hand liggende aanpak te kiezen. Aanvankelijk is de regisseur overduidelijk aan het provoceren, maar al gauw blijkt dat het hem ditmaal ernst is: hij toont het aangrijpende lot van de jongens met meer zorg en liefde dan we van hem gewend zijn.

Zijn provocaties en een onnodige subplot maken het resultaat niet minder onevenwichtig dan Araki’s andere films, maar wel fascinerender. Mysterious Skin shockeert, maar juist in de meest droevige scènes en in één ondraaglijke waarin hoofdpersoon Neil bruut wakker geschud wordt uit zijn droomwereld. Zo’n scène zit door het subjectieve camerawerk dan weer op het randje van exploitatie, waardoor Araki’s film nog ongemakkelijker wordt en een ambivalente lading meekrijgt. Mysterious Skin wankelt, maar is in ieder geval onvergetelijk. Dat komt niet in de laatste plaats door een adembenemende hoofdrol van Joseph Gordon-Levitt (de kindster uit 3rd Rock from the Sun), die zijn lichaamstaal boekdelen laat spreken. Naast trailers bestaat de enige extra uit nauwelijks interessante promotie-interviews met de regisseur en acteurs. (Paul Caspers)

Lees hier onze uitgebreide bioscooprecensie.

 

Dear Wendy
(Thomas Vinterberg, 2005 • A-Film)

Wat krijg je als je een scenario van Von Trier laat verfilmen door een andere regisseur? Een mislukt product, zo bewijst Dear Wendy. Von Triers Dogma-collega Thomas Vinterberg (Festen) tekende voor de regie, maar was niet in staat om het script op geloofwaardige wijze te

~

verfilmen. Dear Wendy is een hybride film geworden. Enerzijds is het een fabel over de slechte invloed die wapens uitoefenen, ook al worden ze met de beste intenties gedragen. Anderzijds is het een kostuumdrama waarin clichés uit bekende genres als de western gekopieerd worden. Vorm en inhoud zijn niet op elkaar afgestemd, waardoor het geheel niet werkt. Om beter tot z’n recht te komen had het script van Von Trier veel abstracter uitgewerkt moeten worden. Het script gaat uit van een gedachte-experiment: wat gebeurt er als een overtuigd pacifist wapens gaat dragen met als doel ze juist niet te gebruiken om zo de nodige zelfrespect te verkrijgen? De uitkomst laat zich raden: dat gaat faliekant fout. En zo gebeurt het ook, met als resultaat een dodelijke schietpartij.

Een dergelijk gedachte-experiment leent zich niet voor de ‘over the top’ aanpak van Vinterberg, het levert een ietwat slap verhaal op met weinig beklijvende inzichten erin. Op zichzelf is de wapenproblematiek niet oninteressant, maar de clichéverhalen die er over de ronde doen zullen eerst radicaal uitgezuiverd moeten worden wil er een overtuigende film kunnen ontstaan. Het script van Von Trier biedt wel enkele aanknopingspunten voor deze uitzuivering, maar het blijft gissen of het er genoeg zouden zijn geweest voor een betere verfilming dan die van Vinterberg. De distributeur heeft er bij deze prijzige dvd helaas voor gekozen vrijwel al het uitvoerige (en grotendeels Engelstalige) extra materiaal dat de Deense versie siert, achterwerge te laten, zoals een audiocommentaar van de regisseur en zijn cameraman. (Martijn Boven)

Lees hier onze uitgebreide bioscooprecensie.

 

The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy
(Garth Jennings, 2005 • Buena Vista)

Hobnobs and tea, daar draaide het allemaal om tijdens de opnames van de sci-fi comedy The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy, verfilming van het wereldberoemde boek van schrijver Douglas Adams. Tijdens het audiocommentaar met regisseur Garth Jennings,

~

producent Nick Goldsmith en acteurs Martin Freeman (Arthur Dent) en Bill Nighy (Slartibartfast) blijkt dat de makers achter de schermen net zo Brits zijn als ervoor. Op de dvd halen ze herinneringen op, zoals het vermogen van Mos Def – Ford Prefect in de film – om overal in slaap te vallen. Ook was de Amerikaanse rapper blijkbaar dol op een bepaald soort koekje genaamd Hobnobs, die hij zelfs onder de neus van Jennings vandaan jatte. Degenen die op zoek zijn naar een iets serieuzer commentaar kunnen terecht bij producent Robbie Stamp en Sean Solle, collega van de inmiddels overleden Adams. Buiten deze commentaren, een making of en wat verwijderde scènes doen de extra’s helaas geen recht aan The Hitchhiker’s Guide – zonder twijfel een van de leukste en stijlvolste films van 2005. Wel origineel is de ‘improbability drive’: selecteer deze optie en de dvd kiest een willekeurige extra. (Jenny Hoogeboom)

Lees hier onze uitgebreide bioscooprecensie.

Muziek / Album

Dromerige indietronica

recensie: Electric President - S/T

Schurken, het liefst zo dicht mogelijk tegen bekende maar ook mooie voorbeelden aanhangen, dat is het wat het debuut van het Amerikaanse Electric President doet. Het zijn in eerste instantie vooral de vlagen van herkenning die de kop op steken tijdens elke luisterbeurt. Maar dat geeft helemaal niets, omdat Electric President er telkens een eigen gezicht aan weet te geven. Dat maakt het gelijkgetitelde debuut tot een prachtplaatje.

~

De drieëntwintigjarige Ben Cooper is het grote brein achter Electric President en hij werkt samen met zijn twee jaar jongere kameraad Alex Kane. Met niet meer dan een enkel instrument en een laptop maakten ze tien schitterende liedjes, die qua sfeer en sound nauwelijks voor elkaar onder doen. Enkele keren stijgt het tempo, zoals in Metal Fingers, maar dat is dan ook de grootste uitzondering. Denk vooral aan het moois dat Mice Parade, het oude Pinback, Lali Puna of the Notwist maken. Kane en Cooper zitten echter het dichtst bij het geluid van The Postal Service, het hobbyproject van Death Cab For Cutie voorman Ben Gibbard.

Knisperelektronica

Het album begint met het subtiele en warme Good Morning, Hypocrate. De toon is meteen gezet. Het is deze met gave knisperelektronica ingevulde gitaarpop die het geluid van de plaat bepaalt. Daarover heen komen de bescheiden, zo nu en dan zeurderige, maar steeds melodische zanglijnen van Cooper. Tijdens het schitterende Insomnia vult een dromerige tweede stem het basisgeluid aan en in Ten Thousand Lines komt een gillende gitaar het geheel versterken.

Met uitschieters, als het al even aangehaalde Metal Fingers en het hele mooie met postrock-invloeden gevulde We Were Never Build to Last weet het duo uit Jacksonville net op tijd de kans op verveling te vermijden. Hierdoor blijft de dromerige indietronica op het debuut heel goed overeind en zijn de vergelijkingen wel steeds daar, maar treden die nergens te sterk op de voorgrond. Al is het alleen al de wetenschap dat Cooper sympathieker oogt, eerlijker klinkt en meer indie in zijn donder lijkt te hebben dan het steeds aangehaalde voorbeeld Gibbard. Dat spreekt voor deze jongen.

Film / Films

Wisselvallige cult

recensie: Director's Choice

Als er in de winkel voor een zacht prijsje de director’s finest van grote namen als Tarantino, Peckinpah of John Woo in de schappen ligt, gaat er bij de weldenkende filmfanaat een belletje rinkelen: voor kwaliteit moet je immers meestal diep in de buidel tasten. Veel soeps is het grootste deel van de reeks dan ook niet, een paar boxen zijn echter goede aankopen.

Straw Dogs van Peckinpah
Straw Dogs van Peckinpah

De meeste van de cultfilmmakers van de nieuwe reeks regisseursboxen van Dutch Filmworks opereren in het schemergebied tussen pulp en filmkunst; hoe groot dat gebied is, is lang niet altijd duidelijk. De Italiaan Tinto Brass bijvoorbeeld regisseerde een overweldigende hoeveelheid dubieuze erotiek, maar werkte wel met Ennio Morricone en de cameraman van Fellini. Ook filmmakers die hun sporen bewezen hebben zijn niet altijd consequent: zo tref je Abel Ferrara’s filosofische vampierfilm The Addiction aan naast zijn smerige genreklassieker Driller Killer en een typisch staaltje jaren tachtig-pulp, Fear City. Ferrara’s doorbraak Bad Lieutentant en zijn moderne klassieker The Funeral ontbreken, maar al met al vormen de New York-films een prima overzicht van zijn carrière.

Mislukking

Zo representatief is niet iedere box, en bovendien ontbreken meestal de beste films. Zo ontbreekt in Peckinpah’s box The Wild Bunch, terwijl je opgescheept wordt met een Steve McQueen-vehikel en het mislukte The Osterman Weekend. Het beruchte Straw Dogs is van hogere klasse, maar schreeuwt om een betere uitgave. Voor Wes Cravens A Nightmare on Elm Street en Scream moet je ook elders wezen, maar de Craven-box geeft met zijn baanbrekende eerste twee gruwelfilms en de obscure tv-film Summer Fear een uitstekend beeld van zijn vroege carrière. Ook de Jesus Franco-collectie biedt met drie typische jaren zeventig horrorfilms een aardige introductie op het lijvige oeuvre van de Spaanse veelfilmer. Een grotere mislukking is daarentegen de Tarantino-box (de zoveelste), waarop de welbekende Reservoir Dogs en Tony Scotts True Romance (scenario van Tarantino) aangevuld zijn met Sleep with Me, een volstrekt onbeduidende film waarin Tarantino een bijrol speelt – een overbodige toevoeging aan een zwakke collectie.

Kop en schouders

Bullet in the Head van John Woo
Bullet in the Head van John Woo

De enige box die met kop en schouders boven het gezelschap uitsteekt is die van John Woo, wiens beste drie films zijn opgenomen: met deze box haal je drie kleine meesterwerken in huis. Het verpletterende melodrama Bullet in the Head (1992) is duidelijk Woo’s meest persoonlijke film. Het was ook een van zijn minst succesvolle, die nooit gemaakt had kunnen worden zonder het succes van twee oudere films die in de box zijn opgenomen: A Better Tomorrow uit 1986, het prototype voor een nieuw soort misdaadfilm, en een hommage aan Scorsese en Melville, het zinderende The Killer (1989). Woo’s technisch meest hoogstaande Hard Boiled (1990) ontbreekt, maar wie een juist beeld van de hoogtijdagen van deze actiekunstenaar wil krijgen (en wie geen geld heeft voor de superieure Hong Kong Legends-uitgaven), doet er goed aan de collectie aan te schaffen.

Iedere regisseur is met drie films vertegenwoordigd in een vrolijk gekleurde box met begeleidend boekje. De variërende kwaliteit van de films geldt evenzeer voor de uitgaven: sommige films zijn voorzien van fraaie extra’s, andere zijn in beeldvullend formaat op een kale schijf gedumpt. De verpakking is niet van noemenswaardige kwaliteit; verzamelaars slaan de boxen dan ook over, maar gezien de relatief zachte prijs van 14,95 euro vormen de beste uit de reeks een prima en betaalbare introductie.

Boeken / Non-fictie

Weemoedig essayist verrijkt conservatief denken

recensie: Theodore Dalrymple - Beschaving, of wat er van over is

Interessante ideeën over de maatschappij worden sinds enkele jaren vooral in rechtse hoek geformuleerd. Links is nog altijd op zoek naar een nieuwe ideologie, terwijl de conservatieven het ene boek na het andere de wereld in sturen. De Brit Theodore Dalrymple voegt met zijn tweede boek Beschaving, of wat er van over is een interessante polemiek toe aan die waslijst. Met prikkelende gedachten en scherpe – op zijn eigen ervaringen gebaseerde – observaties ontleedt Dalrymple de westerse cultuur op alle mogelijke vlakken.

Dalrymple (1949) werkte als arts en psychiater in vele warme en verre landen – maar ook dichter bij huis in Britse achterstandswijken en gevangenissen. In zijn werk refereert hij graag en veel aan zijn overal opgedane ervaringen. Zo zette hij in zijn vorige boek, Life at the Bottom (in Nederland uitgegeven als Leven aan de onderkant), aan de hand van vele voorbeelden helder uiteen dat de moderne, progressieve mentaliteit van hulpverleners de onderklasse gevangen houdt. Criminelen zien zichzelf niet langer als dader, maar als slachtoffer – en ze worden daarin gesteund door de elite die volgens Dalrymple steevast beweert dat armoede de veroorzaker van crimineel gedrag is. In Beschaving, of wat er van over is gaat hij op de ingeslagen weg voort, alleen verbreedt hij in dit boek zijn filosofie met een analyse van de kunsten.

Neergang

~

Beschaving, of wat er van over is kent twee delen; de eerste 175 pagina’s zijn verzameld onder het kopje Kunsten en letteren, de rest is gerubriceerd als Samenleving en politiek. Oppervlakkig bezien staan die twee delen los van elkaar; in het eerste deel geeft Dalrymple af op alle kunst die modern, jong en flitsend is, terwijl het tweede deel over de dreiging van de islam, de seksualisering van de samenleving en – alweer – het verdwenen verantwoordelijkheidsgevoel gaat. Toch is er een gemene deler, en dat is het allesoverheersende gevoel dat het helemaal misgaat met de samenleving. Politiek-sociaal gezien begonnen de problemen met de vrijheidsrevolutie van eind jaren zestig, terwijl de verloedering op het gebied van de kunsten al eerder inzette. Het functionalisme van architect Le Corbusier en het proza van Virginia Woolf zijn de auteur doornen in het oog. Liever ziet hij de Victoriaanse bouwstijl (die hij als opvoedend bestempelt), en qua literatuur is er sinds Shakespeare eigenlijk nooit meer iets fatsoenlijks op papier gezet.

Fetisj

Met Waarom Shakespeare tijdloos is en Seks en Shakespeare besteedt hij twee hoofdstukken aan de zestiende-eeuwse dichter. Verder haalt Dalrymple zijn sonnetten te pas en te onpas aan. Gevolg is dat je als lezer wel erg nadrukkelijk het idee krijgt dat de auteur met weemoed terugkijkt naar lang vervlogen tijden. Dat hij zich bewust is van de risico’s die dat met zich meebrengt, blijkt als hij in het hoofdstuk Als de islam instort Shakespeares werk vergelijkt met de koran:

Maar als we van Shakespeare een fetisj zouden maken (volgens mij is hij veel rijker en diepzinniger dan de koran), als hij het enige onderwerp van studie zou worden en de enige leidraad in ons leven, zouden we snel gaan achterlopen en zelfs stil blijven staan.

Naar mijn overtuiging maakt Dalrymple echter wel degelijk een zogenaamde fetisj van Shakespeare. En als het eens niet de dichter is waarnaar hij verlangt, dan is het wel de sfeer van de jaren vijftig. Nooit ziet hij iets positiefs; alles was beter toen intellectuelen kwaliteit in de kunsten en fatsoen in omgangsvormen nog herkenden en bijgevolg predikten.

Beschavingsoffensief

~

De verloedering van de samenleving komt volgens Darlymple voort uit een algemene acceptatie van, en zelfs waardering voor de zogeheten lage cultuur. In Nederland uit zich dat in een programma als de Tokkies, dat door alle lagen van de bevolking als grappig wordt ervaren, terwijl het helder is dat asociaal gedrag zodoende alleen maar gestimuleerd en zelfs beloond wordt – en de slachtoffers van de terreur blijven ondertussen in de kou achter. En met de SBS-productie Probleemwijken is het net zo triest gesteld: volstrekt achterlijk volk wordt tot held gebombardeerd.

In zijn cultuurkritiek lijkt Dalrymple op de conservatieve filosoof Roger Scruton; MTV, popcultuur en doorgeschoten vrijheden verpesten de samenleving. Alleen een hernieuwd beschavingsoffensief kan de Westerse wereld, en met name de volstrekt verloederde Britse steden, nog redden. Hoe triest het er volgens Dalrymple voorstaat, kunnen we lezen in zijn polemische essay De woede van Virginia Woolf:

Maar als mevrouw Woolf nog in onze tijd had geleefd, zou ze in ieder geval het genoegen hebben gesmaakt om te zien dat haar instelling – oppervlakkig, oneerlijk, rancuneus, jaloers, snobistisch, egocentrisch, triviaal, barbaars, en uiteindelijk gewelddadig – bij de elites van de westerse wereld had gezegevierd.

Geen verantwoordelijkheidsgevoel

Het is geen flatteus beeld dat Dalrymple schetst. Hoewel hij te weinig oog heeft voor al het mooie en goede van de moderne tijd, zijn zijn sociaal-politieke analyses wel steekhoudend. Zo hebben de mensen die hij in en buiten zijn werk ontmoet totaal geen verantwoordelijkheidsgevoel. Alles wordt afgeschoven, van moord (daders zeggen eerder “het mes ging er in” dan “ik stak het mes er in”; ze proberen hun eigen handelen te verdoezelen), tot de eigen gezondheid (waar mensen zichzelf vroeger nog ongelukkig noemden, is de tegenwoordige klacht depressie; daaruit volgt dat de arts kan ingrijpen, in plaats van dat de ‘patiënt’ zijn eigen ongeluk moet bestrijden).

Dienende overheid

Die lijdzaamheid volgt uit een dienende overheid, meent Dalrymple. Uitkeringen worden volop verstrekt, zonder dat daar eisen aan worden verbonden. Ondertussen verloedert de moderne cultuur, waardoor ook zedelijkheid achterwege blijft. Het gevolg: een zootje onverantwoordelijke en gedegenereerde Britten bevolkt de wijken, neukt er daar lustig op los, en verlaat de vrouwen doorgaans tijdens of vlak na de zwangerschap. En juist daar gaat het Dalrymple om: het is meer regel dan uitzondering dat alleenstaande moeders kinderen van twee of meer verschillende mannen opvoeden, zonder daar enige financiële of andere steun van de mannen bij te krijgen. Die kinderen groeien doorgaans op voor galg en rad, aldus Dalrymple, wat de problemen alleen nog maar erger maakt. Als bestrijdingsmiddel pleit Dalrymple er voor die mannen te korten op hun uitkering, opdat zij de gevolgen van hun handelen merken, en de vrouwen het iets ruimer kunnen krijgen.

Dalrymple is in het deel Samenleving en politiek doorgaans scherper dan wanneer hij over de kunsten oreert. Maar met die maatschappelijke polemieken en essays voegt hij, mede dankzij zijn persoonlijke ervaringen, wel echt iets toe aan het rijke conservatieve denken.

Muziek / Album

De Vos huilt als een hongerige wolf

recensie: Gorki - Homo Erectus

Adem maar eens diep in en uit. Homo Erectus, zo heet de nieuwe vrucht van Luc de Vos en zijn kompanen en het mag duidelijk zijn dat Gorki met deze plaat heel hoog mikt. Als thema koos de Vlaamse volksheld immers voor de ruimte en meer specifiek voor zijn held Joeri Gagarin, de eerste mens in de ruimte. De mythe gaat dat Gagarin omkwam met de fles wodka aan zijn zijde, toen hij met zijn straaljager neerstortte. Gesneden koek voor De Vos wiens teksten steevast van melancholie doordrongen zijn.

Het einde van Gagarin wordt beschreven in het mooie Joeri dat niet toevallig de eerste single is. Het is een pakkend nummer waarin De Vos de tijdgeest in drie regels treffend samenvat: “Ik sta hier voor de hemelpoort // nergens is een God te zien // volgens mij bestaat hij niet.” Homo Erectus blinkt uit door zijn degelijkheid. In het refrein van Sneller dan Joeri vergaloppeert Gorki zich even, In de wolken is dreigender dan de doorsnee banlieue in Parijs en Winternacht doet je snakken naar een straaltje zon.

Admiral Freebee

Opener Adem in en uit zal elke fan ongetwijfeld doen jubelen dat ‘Gorki from Belgium’ weer terug is. Live belooft dit een knaller van formaat te worden, net als Morse en Wees eens stil jongens, dat een vette knipoog bevat richting Welcome to the jungle van Guns n’ Roses. De gitaren scheuren op deze plaat als nooit tevoren en producer Jean-Marie Aerts levert net als op de vorige plaat Plan B een adembenemende bijdrage. Het kippenvel moet voornamelijk van de titeltrack komen, dat opgeluisterd wordt door het mondharmonicaatje van Tom van Laere alias Admiral Freebee en Mijn oude hart, dat aan het einde helemaal openbarst en zo de perfecte afsluiter vormt van een knap album. De Vos, Bosteels, Van Biesen en Heyvaerts bewijzen zich opnieuw als de beste Nederlandstalige popgroep.

Gorki zorgt ook alweer voor een verrassing: je krijgt twee cd’s voor de prijs van één. Alvorens je er een gebruikt als hondenvoer, moet je ze beiden eens goed beluisteren. Op een van de twee vind je nog twee ghosttracks. De die hard Gorkifans zullen Ria ongetwijfeld herkennen, al draagt ze niet bepaald een feestjurk. Het kleedje dat haar aangetrokken is, flatteert haar absoluut niet. De andere bonustrack, Wij houden stand, is dan weer Gorki op zijn best: een ontroerende song die je bij je nekvel weet te grijpen. Zo heeft die dekselse De Vos, die opnieuw huilt als een jonge, hongerige wolf, het toch weer voor mekaar gekregen! Chapeau!

Muziek / Achtergrond
special: Een interview met Belle & Sebastians Bobby Kildea

The life pursuit

Belle and Sebastian heeft een dertien songs tellende schoonheid aan het oeuvre toegevoegd en de wereld moet het weten. Daarom werd de band voor de promotie versnipperd over de aardbol. Op het moment dat gitarist Stevie Jackson in Barcelona de Spaanse pers te woord stond, zat zanger en brein achter de band Stuart Murdoch in Tokyo om daar de Japanse pers te vertellen over The life pursuit. 8WEEKLY sprak in Amsterdam met gitarist en bassist Bobby Kildea over de nieuwe plaat en over Glasgow.

Wanneer we de hotelkamer binnenkomen is er nog een cameraploeg bezig. Bobby verontschuldigt zich voor het laten wachten; Richard Colburn komt met een grote glimlach op zijn gezicht naar ons toe en buigt zich als een Japanner voorover als hij ons de hand schudt. Het karakter van beide mannen heeft niet merkbaar geleden onder het feit dat ze de mooiste popmuziek van de laatste jaren hebben gemaakt. Het interviewschema verraadt meer, want Richard wordt meegenomen naar een andere kamer, waar een collega hem zal ondervragen. Wij schuiven aan bij Bobby.

~

Even daarvoor wist niemand bij de receptie van het pompeuze Victoria Hotel te vertellen waar we moesten zijn. Laat staan dat bij de naam Belle and Sebastian een lichtje ging branden bij de receptioniste. En dat is misschien wel typerend voor de band, die in bepaalde kringen op nummer één staat, terwijl ze anderen helemaal niets zegt. Dankzij het voorgaande Dear catastrophe waitress wist Belle and Sebastian zijn naamsbekendheid enigszins uit te breiden, waardoor er volgens velen een tipje van de mysterieuze sluier was opgelicht. Nu is er The life pursuit en dat album heeft alles in zich om de band definitief door te laten breken.

Dat klinkt allemaal een beetje raar. Zeker met de wetenschap dat The life pursuit de zevende plaat van de band is, het collectief steevast in uitverkochte zalen speelt en al jaren favoriet is bij een groot deel van de critici. Daarbij kent Belle and Sebastian een uiterst trouwe fanschare die de band het liefst voor zichzelf wil houden. Er wordt echter gesuggereerd dat de band op een tweesprong zou staan en gedwongen zou worden een keuze te maken. Ook Bobby begrijpt het verhaal van doorbreken en veranderen niet zo goed: “Is dat niet iets typisch Indie? Zo van ‘dit is mijn band en ik houd het geheim’? Maar wij houden ons daar niet mee bezig, we maken onze muziek en we willen dat zoveel mogelijk mensen onze muziek horen. We hebben nooit gepoogd iets te maken voor een select gezelschap. We zijn immers een popband. Dat zijn we altijd geweest.”

Tony Hoffer

Op The life pursuit klinkt de band heel vertrouwd, maar de sound is wel diverser geworden. Het klinkt zo hier en daar wat meer Amerikaans, bijvoorbeeld in het soulvolle Song for sunshine. De band trok voor de opname naar Los Angeles om aldaar met sterproducer Tony Hoffer samen te werken. Volgens Bobby hebben de Amerikaans aandoende klanken daar nauwelijks iets mee te maken. “We hebben het opgenomen in LA, maar we hadden de voorbereidingen gedaan in Glasgow. Tony kwam naar Glasgow, waar we voor het eerst een eigen oefenruimte hadden gehuurd. Het was behoorlijk klein, maar erg gezellig. Tony wilde de nummers live opnemen en omdat we de songs al in Glasgow hadden geschreven, verbleven we ongeveer anderhalve maand in Amerika. We hadden niet genoeg geld om lang in Amerika te zitten. Stuart bleef wat langer om samen met Tony te mixen. Ook Stevie bleef langer, want die moest een soort van balans spelen.”

In de studio van Hoffer werd op een nauwgezette manier gewerkt aan het bepalen van het geluid. De microfoons werden secuur geplaatst, de bandleden stonden rondom het drumstel en iedereen speelde live. Zelfs Stuart Murdoch zong de boel live in. Dat alles heeft het album een organische draai gegeven. Volgens Bobby leenden de nummers zich daar ook voor. “Zeker vergeleken met het laatste album, Dear catastrophe waitress, waar toch veel strijkers- en blazersarrangementen de sound van de songs bepaalden. Op deze plaat hebben we nauwelijks arrangementen. Er is maar één nummer waar een viool in zit; de rest klinkt als het werk van ons allemaal. Het was niet zozeer het idee om iets compleet anders te doen, want we hadden geen vooropgezet plan. Het lag meer aan de songs; die kwamen langzamerhand tot stand en we voelden dat ze geen strijkerpartijen nodig hadden. Ze stonden al op zichzelf. Daarnaast wilden we het geluid live neer kunnen zetten.”

The Life Pursuit

~

Het album gaat meerdere kanten op. Het kent de rust van Fold your hands child, you walk like a peasant en heeft het up tempo-gehalte van zijn voorganger. Eén van de hoogtepunten op het nieuwe album is Act of the apostle deel I en II, waarin duidelijk diverse muzieksoorten tot inspiratie dienden. Bobby legt uit: “De verschillende stijlen hebben te maken met de stemming waarin de band verkeerde. Zo hadden we bij het maken van Act of the apostle een sterke progrock-mood. Het was vroeger een hele song, maar we hebben hem doormidden geknipt. Daarom klinkt het eerste deel van Act of the apostle II totaal anders. Toch zat het al in het origineel. Het was in het begin veel langer, maar we hebben het ingekort.”

Als de vraag valt wat The life pursuit volgens Belle and Sebastian is, glimlacht Bobby vriendelijk. “Het is niet iets pretentieus ofzo, het is gewoon de naam van een liedje, dat de plaat niet heeft gehaald. We hebben vijf songs meer geschreven dan er op plaat zijn gekomen. We willen deze nummers later uitbrengen op ep of als b-kantje van een single. Dat duurt nog even, want we hebben een paar songs waar we nog naar moeten kijken.”

Op dit moment is de fijne single Funny little frog regelmatig te horen op de radio – en dat is een nieuw verschijnsel voor een band die vóór Dear catastrophe waitress nooit singles uitbracht. Bobby legt uit dat het te maken heeft met het veranderen van platenlabel: “We gingen naar Rough Trade en die gaven aan dat ze meer van ons verwachtten dan dat we in het verleden hadden gedaan. Dat had deels te maken met het veranderen van de muziekwereld in de laatste jaren. Over een paar jaar koopt misschien niemand meer platen en mede daardoor wilde Rough Trade singles van het album en niet extra ep’s die waarschijnlijk niet meer gekocht zouden worden.”

Glasgow

De single krijgt ook in Engeland veel airplay en wordt, net als het album, over het algemeen positief ontvangen. Dat heeft ook te maken met het feit dat – vooral sinds Franz Ferdinand – de Londense muziekpers Glasgow zeer nauwgezet bekijkt. Glasgow is immers hot. Bobby ziet de band nog steeds als iets uit Glasgow. “Ik kom uit Ierland en Sarah [Martin, 8WEEKLY] uit Engeland, maar we hebben elkaar allemaal leren kennen in Glasgow. En op Richard na wonen en werken we er. En vanuit daar werkt Belle and Sebastian. Dat is het leuke aan Glasgow. Het is niet eens zo’n heel erg grote stad; je kunt iedereen tegenkomen.”

Bobby zat zowel in V-Twin als The Reindeer Section, een gelegenheidsformatie die de vitaliteit van de scene bewees. Nu is diezelfde scene, mede door het succes van Franz Ferdinand, overgenomen door Londen. Veel mensen zoeken naar the next big thing, maar het gekke is dat mensen nog steeds hun eigen ding doen. De aandacht is volgens Bobby goed voor alle bands, zowel met als zonder een platencontract. Maar niemand duikt in het gat. “Heel veel bands klinken heel authentiek en er gebeurt genoeg. We hebben Mogwai, Franz Ferdinand, Belle and Sebastian en alles klinkt anders. Nog steeds is er ruimte voor een project als The Reindeer Section. Gary [Lightbody, 8WEEKLY] wil heel graag nog een plaat maken. Hij is op dit moment druk bezig met de plaatopname van zijn Snow Patrol, maar er komt als het goed is nog één aan.”

Toernee

Op de vraag waarom Belle and Sebastian zo weinig speelt in Nederland, antwoordt Bobby dat het niet aan Nederland ligt. “We zijn een band met een groot aantal leden. We kunnen in eerste instantie niet op elk podium staan. Daarnaast moeten de grote zalen ruimte hebben in hun agenda op de dagen dat wij door Nederland zouden kunnen trekken. We toeren sowieso niet zoveel, omdat het met zo’n grote band en veel gastmuzikanten heel veel geld kost. Maar als we toeren willen we ook graag in Nederland spelen. Zo zullen we ook deze tour waarschijnlijk weer in Vredenburg spelen.”

Vanaf 6 februari kun je genieten van het schitterende The life pursuit, een dertien nummers tellende parel.