Muziek / Album

Wat goed is komt snel!

recensie: the Gasoline Brothers - Hm!

The Gasoline Brothers is een exponent van de bloeiende Utrechtse indiescene, waar de band zich in het goede gezelschap bevindt van bijvoorbeeld Taxi to the Ocean, de positieve verrassing van het afgelopen najaar. De vier muzikanten, die net als The Ramones allemaal luisteren naar dezelfde achternaam, blijken inmiddels de nodige ervaring te hebben opgedaan in bands als Sandusky, The Yearlings, Paper Moon en Gloricz Jim. In 2004 wonnen ze met hun hobbyproject, want zo mag The Gasoline Brothers toch worden genoemd, schijnbaar vanuit het niets de lokale Uur U wedstrijd. Het leverde de vier broers een optreden op tijdens het Utrechtse Zinin-festival en voorprogramma’s voor The Posies, Racoon en One Star Hotel. Wat goed is komt snel, zullen we maar zeggen.

~

Onlangs verscheen dan eindelijk het langverwachte debuut op het My First Sonny Weismuller Recordings-label van Aldo Perotti. Het album is geproduceerd door Martijn Groeneveld (Solo, At the Close of Everyday) en opgenomen in diens Mailmen studio’s te Utrecht. Een debuut dat veel belooft voor de toekomst! Vooral als je bedenkt dat Jack, Jef, Jim en Joe Gasoline er voor Hm! een vrij onorthodoxe werkwijze op nahielden; in een relatief kort tijdsbestek werd elke dag plichtsgetrouw één nummer geschreven en opgenomen. In no time hadden ze op die manier een repertoire bijeen gesprokkeld, waarvan uiteindelijk elf nummers de plaat haalden. En het moet worden gezegd: het resultaat mag er wezen! De combinatie van americana, spacerock en pop leidt rechtstreeks naar Pavement en Wilco maar verraadt tegelijkertijd de invloed van bands als The Beach Boys, Guided by Voices, My Morning Jacket en The Jayhawks.

40 jaar muziekgeschiedenis

In de hardere regionen – met name in het dynamische Sleeping Pills and astroids – klinkt af en toe zelfs het Zwitserse Favez door. In Recorder, waarin de naam van rockchick Kim Deal valt, wordt gememoreerd aan Blur’s Parklife; en met de ingetogen gitaarballade Code 4 wordt een ode gebracht aan David Bowie. Veertig jaar muziekgeschiedenis samengevat in perfect gearrangeerde gitaarpop met een kwinkslag, kan dat? Ja, dat kan. Mooi ook hoe Valentine’s day en Brian Wilco – waarom ook moeilijk doen over je helden? – in elkaar overgaan!

Niet alles is even geniaal. Zo bezorgt de psychedelische trip, waarmee het op de Pavement sound geschoeide Taste besluit, vooral hoofdpijn; en valt het melancholische, maar daarom niet minder imposante Valentine’s day, waarin tevergeefs wordt gewacht op post van de geliefde, enigszins uit de toon. Maar door de bank genomen hebben we hier te maken met een alleraardigst debuut. Een debuut vol krachtige popmelodieën die zich al na één luisterbeurt een plekje in ons geheugen hebben bemachtigd. Laten we hopen dat het niet bij een hobbyproject blijft!

Boeken / Achtergrond
special: 9. Hollands Maandblad

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer negen: Hollands Maandblad.

~

Hollands Maandblad is een van de grootste literaire tijdschriften van Nederland. En dat ben je al snel, aangezien de meeste literaire tijdschriften ontroerend kleine oplages kennen; denk eerder aan honderd- dan aan duizendtallen. Het blad werd op 20 mei 1959 opgericht door K.L. Poll, die later vooral bekend zou worden als chef kunstredactie van de NRC, waar hij in 1970 het Cultureel Supplement begon. Bijna elke zichzelf respecterende schrijver heeft wel voor het blad geschreven, van W.F. Hermans tot Beatrijs Ritsema, en nog steeds maakt menig schrijver er zijn debuut. Ook politici als Frits Bolkestein mogen er in schrijven. Zoals de meeste literaire tijdschriften werd het blad in eerste instantie gesubsidieerd. In 1997 trok het Literair Produktiefonds de subsidie echter weer in omdat het Hollands Maandblad ’te journalistiek’ en ‘niet spraakmakend genoeg’ zou zijn. Het blad besloot op eigen kracht verder te gaan onder het motto ‘vrij en ongesubsidieerd’.

Op eigen kracht

NRC-medewerker Hans den Hartog Jager, die het blad op 2 juni 1997 in de NRC besprak, was het niet eens met het oordeel van het Literair Produktiefonds. Als het Hollands Maandblad te journalistiek zou zijn, dan is dat juist te prijzen, meende hij:

Het blad brengt literatuur en poëzie, maar mengt zich ook in actuele discussies, geeft commentaar en polemiseert, meestal op een essayistische manier. Daarmee onderscheidt Hollands Maandblad zich nadrukkelijk van de andere literaire tijdschriften.

Acht jaar later zou redacteur Bastiaan Bommeljé de doelstelling van het blad als volgt samenvatten: “De intellectuele kitsch bestrijden.” Naar zijn smaak wordt er in ons domineesland – ik chargeer – teveel geleuterd en te weinig nagedacht.

Variatie

Hoewel de kwaliteit per nummer sterk wisselt, is het Hollands Maandblad een lust voor het oog. De verhalen zijn op mooi papier gedrukt, in een prettig leesbare letter, en de omslag is van stevig karton. Steven Boland bedacht de vormgeving. Het is een mooi tijdschrift, dat je voor je plezier leest, met veel variatie. De artikelen en verhalen worden afgewisseld met prenten en gedichten. Die variatie geldt ook voor de inhoud: politiek, verhalen over het literaire wereldje, satire en essays – het komt allemaal aan bod.

Het aardige van een literair tijdschrift is dat je nog eens een auteur ontdekt. Zo viel mij Bas van Putten op. Voor nummer 6/7 van 2005 schrijft hij geestig en vlot over zijn bijna dierlijke passie voor auto’s. Om die passie te kunnen bevredigen, maakt hij testritten voor een autoblad. “Het is niet niets,” zo stelt hij, “al voor je dood het paradijs te mogen binnenrijden.”

Geheim verslag

~

Het zomernummer van de afgelopen jaargang opent met een politiek verhaal van redacteur Bastiaan Bommeljé, die zich erover verbaast dat de Nederlandse media nagenoeg geen aandacht besteden aan een geheim verslag van het Britse kabinet, dat via de Sunday Times is uitgelekt. Uit dat verslag moet blijken dat Blair & Co de oorlog tegen Irak sowieso wilden voeren en dat ze enkel een excuus zochten. Hoewel ik de verontwaardiging daarover niet kan delen – alsof Saddam zo’n lekkerdje was – is het aardig dat Bommeljé het geheime kabinetsverslag integraal afdrukt. In een blad als Hollands Maandblad is daar ruimte voor.

Eén van de hoogtepunten uit het nummer is een veertien pagina’s lange reportage van Rob van Scheers over de Russische ruimtevaart. Hij beschrijft een lancering in Kazachstan en haalt onder meer herinneringen op aan de Russische kosmonaut Joerie Gagarin. Van Scheers lardeert zijn artikel met stukjes dialoog tussen Joerie in zijn ruimtecapsule en de vluchtleiding op aarde. Dat levert een boeiend artikel op dat in een opinieblad niet zou misstaan. Het artikel bevat ook enkele aardige anekdotes. Zo moet Gagarin op zijn reis door de ruimte zijn persoonsbewijs meenemen; je weet immers maar nooit.

Publieke omgangsvormen

Het zomernummer bevat ook een aantal mindere verhalen, waarvan het pleidooi van Sebastien Valkenberg om bij oppervlakkige contacten vooral over koetjes en kalfjes te beginnen, nog het best te pruimen is. Volgens Valkenberg hebben Nederlanders nog wel eens de neiging om eerlijk antwoord te geven op de vraag: “Hoe gaat het met u?” En dat schijnt niet de bedoeling te zijn. Al die emoties.. Bovendien kun je beter niet meteen je mening ventileren, want dat kan weer tot meningsverschillen leiden. En tot ruzie. Valkenberg constateert dat de ‘publieke omgangsvormen’ in Nederland op dit moment ‘verhit’ en ‘onberekenbaar’ zijn, wat nieuwsgierig maakt naar de publieke kringen waarin zij verkeert. Haar verhaal leest in ieder geval als één groot pleidooi om je te bekwamen in de kunst van het converseren. “De ware wereldburger loopt niet met zijn mening te koop, maar weet zich te redden op feestjes en recepties.”

Markies De Sade

~

Nummer 11 is duidelijk minder sterk. Bas van Putten mag de eer verdedigen met een schitterend verhaal over een masterclass, waarin een oude maestro bibberende kandidaat-dirigenten genadeloos afslacht. En Cathelijn Schilder schrijft op onderhoudende wijze over een taxirit waarbij de taxichauffeur maar doorratelt en doorratelt. Psychiater Antoine de Kom komt met een lezenswaardig verhaal, waarin hij de markies De Sade niet als een libertijn opvoert, maar als een narcistische, gekrenkte man, die zoveel slachtoffers maakt dat je hem graag achter slot en grendel zou zien.

Maar dan is de koek wel zo’n beetje op. Historicus Wim Berkelaar beschrijft de vriendschap tussen twee collega’s van hem, Lou de Jong en Pieter Geyl, maar het verhaal is niet echt interessant genoeg om ook niet-historici te kunnen boeien. Margriet de Koning Gans maakt het echter helemaal bont door vier pagina’s vol te schrijven over een ontdekking die ze heeft gedaan: op schilderijen, maar ook in toneelstukken, komt het goede van rechts, en het kwade van links. Na afloop denk je ‘goh’. Maar meer ook niet.

Ondergang van de wereld

Nummer 12 opent met een verhaal van de beroemde econoom Jap Pen, die herinneringen ophaalt aan een andere beroemde econoom: Jan Tinbergen. Pen maakt begin jaren zeventig, samen met Tinbergen, deel uit van een commissie die tegengas gaf nadat het inktzwarte rapport van de Club van Rome verscheen. Dat rapport waarschude ervoor dat de natuurlijke energiebronnen snel op zouden raken, reden voor weekblad Haagsche Post om – bij monde van hoofdredacteur W.K. Burgsma – week in week uit de ondergang van de wereld te verkondigen. Zo’n stukje eigentijdse geschiedenis is aardig om te lezen, maar voor de rest is het meer een verhaal voor economen.

Interessanter vind ik het verhaal van Pieter Waterdrinker, die onder de grappige titel Mijn uren met Nabokov vertelt over zijn vluchtige ontmoetingen met de vrouw en de zoon van de beroemde Russische schrijver. Héél vluchtige ontmoetingen weliswaar – Eva Nabokov knikt hem alleen vriendelijk toe in het Zwitserse hotel waar Nabolov tot aan zijn dood woont – maar toch, Waterdrinker kan mooi vertellen. En Maria Staal kan spannend schrijven, in dit geval over een vrouw, vriendin van een Chinese wapenhandelaar, die buiten medeweten van haar vriend gaat onderhandelen met de grote jongens uit de wereld van de internationale wapenhandel. Het duurt even voordat je begrijpt in wat voor verhaal je bent beland, maar dan lees je ook geboeid verder.

Maar Allard Hoogland heeft vooral mijn hart gestolen, want hij maakt gehakt van NRC-columnist Johan Schaberg, die van mening is dat moslimterreur een terechte reactie is op ‘schaars geklede Nederlandse meisjes’, die in Turkse badplaatsen op het strand liggen te zonnen. Het stuk is een verfrissende analyse van een onafhankelijke denker, van wie ik best meer wil lezen.

Hollands Maandblad
– Losse nummers: € 5,95
– Abonnement: € 59,76 (Docenten en studenten € 42,20)
– Uitgever: Nieuw Amsterdam
Hollands Maandblad verschijnt 12 maal per jaar, en is verkrijgbaar in de betere boekhandel of te bestellen via tel. nr. 017 20476085.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.

Boeken / Non-fictie

Een atleet van de wil

recensie: Biografie: Friedrich Schiller

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre met een reeks over de biografie. Dit keer: Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme van Rüdiger Safranski.

Wie de feiten uit het leven van de Duitse schrijver Friedrich Schiller (1759-1805) zoekt, moet er maar even een encyclopedie bij pakken. In zijn lijvige biografie plaatst Rüdiger Safranski zijn onderwerp vooral in een uitgebreid umfeld, waarin de filosofie een prominente plaats krijgt. Zoveel interessants maakte Schiller overigens ook weer niet mee. Hij groeide op onder het benauwende bewind van de hertog van Würtemberg, maar dat gaf hem wel de kans een prestigieuze opleiding te volgen: tot dokter, hoewel hij eerst eigenlijk dominee wilde worden. Al vrij vroeg koos hij voor het schrijven, dit tot groot ongenoegen van zijn almachtige broodheer. Het gevolg was dat Schiller via slinkse wegen aan diens greep moest zien te ontkomen, wilde hij zelfstandig verder in de letteren.

Neiging tot overdrijven

Friedrich Schiller
Friedrich Schiller

Zoals we uit de geschiedenis weten, is hem dat behoorlijk goed gelukt, al ging zijn schrijvende leven niet over rozen. Wat we ook weer met enkele korrels zout moeten nemen, want geld en medestanders heeft hij altijd gehad. In ieder geval raakte hij nooit geheel en al aan lager wal, en verder was hij wat betreft zijn gevoelsleven nogal geneigd tot overdrijven. Wat we in brieven en andere beschouwende geschriften lezen klinkt dus soms nogal naar, maar viel in de praktijk reuze mee – vooral nadat hij in Weimar de oudere Goethe had ontmoet en tot genie was uitgegroeid. Goed, hij kreeg een akelige ziekte waaraan hij vrij jong overleed, maar zo is er altijd wel wat.

In iedere biografie van Schiller wemelt het van de beroemde namen. Naast Goethe komen we mensen tegen als Wieland, Herder, Fichte, Hölderlin en Kant – en Beethoven, die van Schiller diens Ode an die Freude leende voor zijn negende symfonie. Bij Safranski is dat niet anders, maar bij hem heeft het ook een functie. Parallel aan het leven van zijn onderwerp, schetst hij de geestesontwikkeling van de Duitse intelligentsia in de achttiende eeuw. Een interessante periode, omdat je enerzijds de hyperromantische Sturm und Drang had, maar tegelijk ook een vooral door buitenlandse denkers als d’Holbach en Hume geïnspireerde materialistische stroming, en natuurlijk de altijd met twee voeten op de aarde vertoevende Kant.

Verleidelijke valkuil

Safranski – die eerder schreef over onder meer Heidegger en Nietzsche – heeft vrijwel geen belangstelling voor Schiller de dichter of (toneel)schrijver. Hij verlaagt zich nog wel tot het samenvatten van enkele werken, maar over bijvoorbeeld stijl of verwantschap met andere auteurs horen we praktisch niets. Voor Safranski is Schiller in de eerste plaats een denker en een belangrijke speler in de intellectuele ontwikkeling van zijn volk.

Veel ruimte besteedt hij dan ook aan het uiteenzetten van al die merkwaardige wijsgerige zaken waar Schiller en de zijnen zich druk over maakten. Daarbij bewaart hij soms wel erg weinig afstand tot zijn onderwerp, bijvoorbeeld als hij het gedachtengoed van Schiller doortrekt naar onze eigen tijd. Dat is net weer een stap te ver, want hoe invloedrijk indertijd misschien ook, het serieus nemen van de even vage als abstracte begrippen waar deze Duitsers zo druk over deden, is inmiddels in vooruitstrevende kringen ruimschoots achterhaald:

Schiller wist, dat hij met zijn definitie schoonheid is vrijheid in de verschijning (…) een objectief criterium voor de ervaring van schoonheid had verkregen en daarmee Kant was voorbijgestreefd.

Met dit soort zinledige opmerkingen scheert Safranski op sommige momenten wel heel erg dicht langs de peilloze afgronden van de totale onzin:

Er is inmiddels in het onderzoek van de neurofysiologische processen veel vooruitgang geboekt; men kent het systeem van de schakelingen, het netwerk, men heeft uitgevonden hoe de verschillende hersenregionen functioneel met elkaar zijn verbonden, maar het blijft altijd nog raadselachtig hoe een meetbaar materieel proces in een heel andere dimensie als ‘bewustzijn’ beleefd kan worden. Ik beleef immers geen schakelingen en neuroprocessoren, maar bewustzijn. Ongetwijfeld heeft elk geestelijk proces zijn materiële pendant, er gebeurt terwijl ik denk altijd iets fysiologisch in de hersenen. Maar het denken en gewaarworden is als beleving iets anders dan wat vanuit neurofysiologisch perspectief te zien is. Je kunt ook niet beweren dat de neurofysiologische processen de oorzaak zijn van het denken en gewaarworden.

Dat kan natuurlijk heel goed, het is nog steeds een vrij land, maar ook verder snijdt de redenering die Safranski hier ophangt geen hout. Dat komt vooral doordat hij begrippen postuleert als ‘dimensie’ en ‘bewustzijn’, zonder daarvoor adequate definities aan te dragen. Het is zo langzamerhand wel duidelijk, ook in de neurofysiologie, dat onze gewaarwordingen wel degelijk gewoon voortkomen uit chemische en fysische processen en dat het befaamde bewustzijn, hoe je dat ook zou willen omschrijven, niet meer is dan een wat vervelend bijprodukt van de stevige groei die onze hersenen de afgelopen pakweg zes miljoen jaar hebben doorgemaakt.

Het is dezelfde valkuil als waar Schiller en met hem zo ongeveer alle filosofen uit de wereldgeschiedenis enthousiast zijn ingetuimeld: zuig een probleem uit je duim, problematiseer wat niet problematisch is, en doe daar vervolgens verschrikkelijk gewichtig over. Met de werkelijkheid heeft dat verder weinig te maken, maar het levert wel smakelijk leesvoer op en is nog leerzaam ook.

De vertaling van Mark Wildschut is voorbeeldig, op een enkele uitglijder (‘bijtel’) na. Maar waarom Don Carlos zijn –c heeft moeten inwisselen voor een –k is mij een compleet, dan wel kompleet raadsel. Nog gekker: Schillers schoonzus Caroline heet hier ineens Karoline. Net zoals zijn dochter Caroline. Wonderlijk.

Goethe/ Schiller – Briefwisseling

Johann Wolfgang Goethe
Johann Wolfgang Goethe

Wie Schillers denkbeelden het liefst van binnenuit benadert, kan zijn toevlucht nemen tot de uitgebreide briefwisseling die Schiller met Goethe onderhield. Onlangs verscheen deze briefwisseling in een goed leesbare, maar niet briljante vertaling. Zowel de brieven van Schiller als die van Goethe zijn opgenomen. Hierbij is een selectie gemaakt uit het totaal van 1015 overgeleverde brieven, met als doel de lezer “een beeld te geven van de ideeën die de schrijvers bezielden, van hun letterkundige activiteiten en van het culturele klimaat waarin zij zich bewogen.” Kattebelletjes en korte zakelijke brieven zijn daarbij gesneuveld.

De correspondentie en daarmee de vriendschap begint in 1794 met een brief van Schiller aan Goethe, waarin hij deze laatste vraagt of hij zijn medewerking wil verlenen aan het door Schiller op te richten tijdschrift Die Horen. Goethe stemt toe en zo komt dan eindelijk de door Schiller zo vurig gewenste vriendschap tot stand. Dit leidt over en weer tot enkele brieven vol exuberante lof, om vervolgens uit te monden in een intelligente, maar altijd ietwat afstandelijke dialoog die pas verstomt met Schillers vroegtijdige dood in 1805. Echte intimiteit ontbreekt veelal in de brieven. Ze gaan voornamelijk over het werk en denkbeelden van beide schrijvers, waarbij uiteenlopende onderwerpen aan de orde komen als het onderscheid tussen epische en dramatische poëzie, de kunst van de Grieken, en het schrijverschap van Homerus en Shakespeare. De brieven bevatten zowel aanmoedigingen als hevige kritiek, waarbij met name de filosofie van Kant een voortdurend terugkerend thema is. Goethe stond vrij kritisch ten opzichte van Kant, terwijl Schiller hem vaak veel positiever benaderde en in veel dingen door hem beïnvloed werd. Het geheel vormt een fascinerende ontmoeting tussen twee belangrijke boegbeelden van de vroege Duitse romantiek.

Rüdiger Safranski (vertaling: Mark Wildschut) • Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme • Uitgever: Atlas • Prijs: € 39,90 • 592 bladzijden • ISBN: 90 450 1321 5

Goethe / Schiller (vertaling: Aart J. Leemhuis) • Briefwisseling
Uitgever: Damon • Prijs: € 34,00 • 507 bladzijden • ISBN: 90-5573-605-8

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Theater / Voorstelling

Om te janken zo mooi

recensie: Barmhart (Maarten van Roozendaal)

Het valt niet mee om een theaterconcert van zanger Maarten van Roozendaal in woorden te vatten. Zijn nieuwste show Barmhart is zo veelzijdig in muziek en tekst, dat het niet eenvoudig is de voorstelling in enkele zinnen te duiden. In ieder geval is Van Roozendaal een andere weg ingeslagen dan met zijn laatste programma Verzamelt werk van vorig jaar. Dat bestond uit een compilatie van zijn beste materiaal, terwijl in Barmhart voornamelijk nieuw werk van de zanger te horen is. Bovendien heeft Van Roozendaal in zijn nieuwste theaterprogramma muzikale versterking gekregen in de persoon van gitarist Marcel de Groot. Tezamen met oudgediende Egon Kracht op de contrabas zorgt het drietal voor een enerverende avond.

Vanaf het eerste moment word je meegezogen in het passionele optreden van het drietal. Met overtuiging en vooral vuur weten ze het publiek te ontroeren, aan het lachen te brengen en misschien vooral wel aan het denken te zetten. De manier waarop Van Roozendaal zijn voorstelling glans geeft doet je denken aan mensen als Jacques Brel – vooral als Van Roozendaal staande op het toneel met zijn lange armen staat te zwaaien en zijn mond volledig opentrekt – of Bram Vermeulen in de wijze waarop Van Roozendaal met een rauwe stem zijn emoties onder woorden brengt. Zijn muzikanten eisen ondertussen geen hoofdrol op, maar weten de prachtige nieuwe liederen van Maarten van Roozendaal het juiste cachet mee te geven. Het is – zoals de zanger-pianist het in één van zijn liederen bezingt – soms bijna “om te janken zo mooi”.

~

Barmhartigheid

De voorstelling Barmhart is opgebouwd rondom de zeven werken van Barmhartigheid, zoals die in de bijbel beschreven staan. “Laaf de dorstigen, spijs de hongerigen, verzorg de zieken, herberg de vreemdelingen, bezoek de gevangenen, kleed de naakten, begraaf de doden”. Van Roozendaal stelt hiermee in zijn programma een essentiële kwestie aan de kaak: hebben we in onze tijd en onze samenleving nog mededogen voor elkaar? Dit thema keert steeds op lichtvoetige wijze terug in zijn liederen. Zo maakt hij in een nummer de vergelijking tussen het idealistische van vroeger en het individualistische van nu, om vervolgens erin te berusten: “En nu haal ik mijn schouders op, ik zing mijn tijd wel uit.” Het zet je als publiek even aan het denken, net als bij de terugkerende vraag tussen de liederen door: “Heb ik jullie vanavond al verteld hoeveel ik van jullie hou?”

Veelzijdigheid

Het knappe van Van Roozendaal is dat hij zijn theaterconcert niet te zwaar maakt. Tussen de verwijzingen naar de zeven werken van Barmhartigheid door, weet de zanger opeens met een kwinkslag, een cynische opmerking of een dronkemanslied zijn show een andere wending te geven. Zo drijft hij tussen de liederen door de spot met religie: “Als je geen christen bent, dan heb je een prachtig leven” om uiteindelijk via het jodendom en de islam uit te komen bij zichzelf en met veel zelfspot concludeert: “Als je geen Maarten van Roozendaal bent, dan heb je een prachtig leven.”
En vervolgens weet de zanger je weer te ontroeren met een lied over het “te late einde” van een oude man en een oude vrouw of in het prachtige nummer over een jongen, die bij het sterfbed van zijn vader zit. Om nog maar niet te spreken over zijn loflied aan het leven met de woorden “Dit is mooi, het is om te janken zo mooi.” Het zijn prachtige teksten, die je keer op keer nog eens wilt horen. Om nog eens tot je vezels door te laten dringen.

Barmhart van Maarten van Roozendaal is in ieder geval nog tot en met 17 maart 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je op de site van Maarten van Roozendaal of de site van Kik Productions

Theater / Voorstelling

Komische kakker

recensie: Van huis uit (Martijn Oosterhuis)

Na een goed ontvangen eerste programma, Echt, brengt Martijn Oosterhuis (die we eerder zagen op de cabaretavond Hard gelach) nu een tweede voorstelling op de planken. Daarin volgen persoonlijke en actuele verhalen en anekdotes elkaar in hoog tempo op. Zijn jeugd in de kakbuurt van Amstelveen, zijn vader de tandarts, de politie en pesterijen op school zijn onderwerpen die hij aansnijdt. De voorstelling van de oud-Amstelvener ging op 24 januari in première in de plaats waar hij opgroeide. De titel Van huis uit is dan ook erg toepasselijk.

~

Tijdens een bezoek aan een open-podiumavond in de Amsterdamse Engelenbak in 1994 besloot Oosterhuis zelf het publiek te vermaken. De volgende dag belde zijn eerste opdrachtgever. Vanaf dat moment is Martijn Oosterhuis als cabaretier en stand-upcomedian actief. Anders was hij misschien wel tandarts geworden, net zoals zijn vader. Als tandartszoon heb je het niet makkelijk, zo vertelt Oosterhuis. Op school moest hij zijn klasgenootjes trakteren op doosjes rozijnen en thuis werd hij dagelijks geconfronteerd met de boorgeluiden uit zijn vaders praktijk. En dan groeide hij ook nog eens op in de dure buurt van Amstelveen, in een echte ‘kakfamilie’.

Geweigerd laafje

Martijn Oosterhuis is zelf ook een echte kakker geworden en hij is er trots op. De gangstarap waarop hij opkomt past dan ook niet echt bij deze 33-jarige ‘lullo’ met zijn oranje v-halstrui, rode ribbroek en trendy bril met zwart montuur. Kakkercabaretiers schijnen volgens Oosterhuis een kleine doelgroep te hebben, maar over gebrek aan aandacht mag Oosterhuis niet klagen, hij staat immers voor een uitverkochte zaal.

Hij praat over vroeger, over ervaringen uit zijn huidige leven en hoe hij tegen alledaagse zaken aankijkt. Hij overdrijft lekker en maakt van gewone situaties, absurde voorvallen. Daarbij vertelt hij makkelijk en zelfverzekerd, zonder attributen of verkleedpartijen nodig te hebben. Wel is hij erg bewegelijk en maakt hij veel gebaren om situaties te visualiseren. Oosterhuis is wat je noemt een echte spraakwaterval. Via verhalen over Shakespeare (“Shakey Spears van zijn tijd”), postduiven (de voorloper van de mobiele telefoon), politiemannen met lasers en Lactacyd belandt hij bij verhalen over zijn jeugd. Hij was vroeger een echt kneusje, of zoals hij het zelf noemt: “een Laafje dat de Efteling niet in mocht”, dat verstandige traktaties uitdeelde, en een bril met jampotglazen en gezondheidsschoenen droeg (“goed voor je voeten, maar je komt thuis met twee blauwe ogen”).

Grappige alledaagse verhaaltjes

Oosterhuis is snel, neemt geen adempauzes, schakelt vlot tussen grappen en vertelt duidelijk en boeiend zijn grappige alledaagse verhaaltjes. En dit is misschien ook wel zijn zwakte. Er is weinig ruimte voor reflectie of om de verhalen te laten bezinken. Het gaat misschien allemaal wel iets te snel en gehaast. Af en toe krijg je het gevoel dat hij het een beetje afraffelt. Maar Martijn Oosterhuis weet als stand-upcomedian toch anderhalf uur te boeien, en zo zijn er niet veel. Het is dan ook terecht dat hij na een carrière in Comedy Cafés nu de grote podia in het land afreist. Een kakker om in de gaten te houden!

Van huis uit speelt nog tot en met 31 mei 2006. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Boeken / Strip

Origineel, gek, geslaagd

recensie: Paul Wright - Smelling a Rat

.

Groen gestipte rat

In Smelling a Rat maken we kennis met de familie Gristle, en dan met name met zoon Trevor. Deze niet al te aantrekkelijke jongen wordt grotendeels genegeerd door zijn familieleden en daar zit hij erg mee. Om hun aandacht te trekken vertelt hij voortdurend de gekste verhalen – over zijn ontmoetingen met een reuzenwesp, een mammoet, de grootste krokodil ter wereld en allerlei andere vreemde wezens – maar niemand gelooft hem. Totdat hij op een dag thuiskomt met Ratman. Deze reusachtige met groene stippen bezaaide rat is het eerste vreemde beest dat Trevor daadwerkelijk aan zijn familieleden kan laten zien. Na de kennismaking tussen de familie Gristle en de reuzenrat volgt een avontuur dat ons langs een enorme verzameling rare figuren en situaties sleept.

Parodie

Het verhaal is behoorlijk over the top: naast de reusachtige rat maken we ook nog kennis met een Tibetaanse sekte, een uit slangen bestaande magiër en nog allerlei andere rariteiten. Bij vlagen is het verhaal door alle absurde situaties lastig te volgen, maar over het algemeen houdt Wright het binnen de perken. Ook wordt het gaandeweg duidelijk dat Wright bepaalde dingen uit het dagelijks leven parodieërt. Opa Gristle leeft het leven van een televisiejunk, de vader van Trevor is redacteur van het plaatselijke sufferdje, dat op het moment dat alle andere kranten het over wereldnieuws hebben met nieuws over kattenvoer komt. Al met al leest het allemaal lekker weg, en bij vlagen komt er ook een lach naar boven. Een nadeel is de belettering: in tegenstelling tot veel andere strips wordt hier van een standaardlettertype gebruik gemaakt en dat leest niet prettig.

Kinderboek?

Als je Smelling a Rat bekijkt, is het in eerste instantie alsof je met een kinderboek te maken hebt: Wrights tekeningen lijken met potlood te zijn uitgewerkt en vormen een bont geheel, dat vooral als je van strakke tekeningen houdt even wennen is. Na een tijdje merk je dat Wright een uitgesproken persoonlijke stijl heeft die niet te vergelijken is met enig ander stripboek, maar die prima past bij het absurde verhaal. Soms is het even gek om te zien wat er nu weer getekend is maar over het algemeen gezien vormt het een sterk geheel. Bovendien zijn alle speciale aspecten, zoals rode randjes om de ogen, consequent doorgevoerd, wat ervoor zorgt dat je er aan went en het zelfs gaat waarderen. Ook is het knap dat Wright allemaal verschillende personages weet te presenteren, want in eerste instantie lijkt de tekenstijl heel beperkt.

Origineel verhaal

Deze strip is in alles onconventioneel, en als de tekenstijl je niet aanspreekt zal het vervelend lezen zijn. Een stuk beter te verteren is het zeer originele verhaal, dat een absurd gegeven gebruikt om bekende situaties belachelijk te maken. Het een klassieker noemen gaat wat te ver, maar het is toch minstens een aanrader, ook voor mensen die normaal geen graphic novels lezen.

Boeken / Fictie

Twee opvallende Vlaamse debutanten

recensie: Dimitri Casteleyn - Omgekeerd // Jess de Gruyter - I Thought We Just Left That Party

Om te vieren dat het Vlaamse PoëzieCentrum 25 jaar bestond, zijn er gedurende 2005 vijf bundels uitgebracht van debuterende dichters. Dimitri Casteleyn beet met Omgekeerd het spits af en Jess De Gruyter sloot de rij met I Thought We Just Left That Party.

Casteleyn en De Gruyter lijken op alle vlakken elkanders tegenpolen te zijn. Alleen de covers van de bundels verschillen al als dag en nacht. Op Casteleyns bundel in gebroken wit prijkt enkel een stemmig en rustig vormgegeven titel. Jess de Gruyters bundel is gestoken in een felrode omslag met op de voorkant een foto van een stoere man met zonnebril, stoppelbaard en peuk in de mond. Verder liggen zowel de onderwerpskeuze als het taalgebruik van de twee dichters mijlenver uit elkaar.

Omgekeerd

~

Casteleyns Omgekeerd is te zien als een multimediaal poëzieproject. Bij het boekje is een cd-rom gesloten, waarop negen ‘bewegende gedichten’ te zien en te lezen zijn. Wanneer je de titel van een gedicht aanklikt, bouwt het zich als vanzelf op het beeldscherm op. Soms regel per regel, af en toe woord voor woord. Er zijn vallende, schuivende en verdwijnende woorden. Hierdoor wordt je gedwongen je volledig op de gedichten te concentreren en lees je dingen, die je anders misschien niet eens opgevallen zouden zijn. Daarnaast lanceerde Casteleyn gelijktijdig met zijn bundel een website. Hier wordt meer uitleg over het project gegeven, zijn enkele ‘bewegende gedichten’ te lezen en is onder andere informatie te vinden over waar deze dichter optreedt.

Het gedicht Omgekeerd is te zien als het uitgangspunt van Casteleyns op het eerste gezicht toegankelijke debuutbundel.

Stel je voor dat je niet meer ziet wat voor ellendigs een ander alsmaar overkomt
dat je niet meer blij bent omdat het met die ander en niet met jou gebeurt.
Maar omgekeerd dat je blij bent met wat jou iedere keer te beurt valt
zo dat je zou willen dat het ook die ander toekomt.

Veel van Casteleyns gedichten schuren tegen het clichématige aan. In zijn omgekeerde universum passeren melancholie, nostalgie, een gevoel van verbondenheid, liefde, verwondering, hoop en verslagenheid allemaal de revue. Het zijn emoties die door vele dichters, schrijvers en andere kunstenaars besproken of verbeeld zijn. En ook het stijlmiddel van de omkering kan in de historie van de dichtkunst beschouwd worden als een platgetreden pad. Opmerkelijk genoeg slaagt Casteleyn erin om juist dankzij deze eigenschappen boven het cliché- en middelmatige uit te stijgen. Omdat hij in de meeste gevallen niet expliciet aangeeft welke gebeurtenis voorafgegaan is aan het gevoel dat hem overkomt, blijft er voor de lezer een zee van ruimte over voor eigen interpretatie.

Je schreef met licht in de wolken
toen je afscheid nam
een moment maar.
Men stelde me gerust
dat je geweten had
de hele nacht lang
wegen uitstippelde
nooit ophoudend.

Hoewel gedichten natuurlijk regelmatig persoonlijke herinneringen opwekken, lijkt het of Casteleyn wil dat je de dichter compleet vergeet en teruggaat naar je eigen momenten van verdriet, wanhoop of afscheid. In deze bundel lijkt de lezer hierdoor in eerste instantie inhoudelijk de bepalende factor. Doordat de meeste van Casteleyns gedichten zich zo goed lenen voor een zeer persoonlijke interpretatie, zijn ze makkelijk verteerbaar en halen ze emoties naar boven, die toch al aan de oppervlakte liggen. Wellicht is dit de reden van de populariteit van de bundel: al binnen het jaar was hij toe aan zijn derde druk.

Dit betekent echter niet dat Casteleyn fast poetry schrijft, waarin hij zichzelf volledig wegcijfert. Op enkele plaatsen in de bundel manifesteert hij zich expliciet. Dit doet hij het duidelijkst in de dichtregels die niet direct refereren aan collectieve menselijke gevoelens en die qua onderwerpskeuze niet meteen te vatten zijn.

Op Golden Gate Bridge zag ik een tegenvoeter bidden
ingetogen, dan weer luid op; een windbries stak op
dat het een Pacifische was, deed er niet toe
het was een Aziaat duidelijk op weg

Deze regels sluiten niet zo eenvoudig aan bij ons aller ervaringen, waardoor Casteleyn als dichter ineens veel duidelijker aanwezig is. Hiermee draait Casteleyn de rollen om: waar hij de lezer in eerste instantie de mogelijkheid gaf de gedichten te kleuren met eigen ervaringen, schildert hij een gedicht als bovenstaand met zijn individuele palet. Als lezer kun je op dit soort momenten alleen maar proberen om de dichter in zijn gedachtengang te volgen. Door de aanwezigheid van een paar van dit soort gedichten, confronteert Casteleyn de lezer, die tot dan toe zijn eigen leven centraal geplaatst heeft, met zijn egocentrisme. De vraag wie er de touwtjes in handen heeft wanneer het gaat om de betekenisgeving van een vers, komt hierdoor centraal te staan.

Alhoewel Casteleyn geen duidelijk antwoord op deze vraag geeft, maakt dit de bundel interessant voor een grote variatie aan lezers. Degene die via gedichten zijn eigen ervaringen probeert te herleven, knijpt maar al te graag een oogje dicht wanneer Casteleyn ten tonele verschijnt en blijft net zo tevreden achter als degene die tot denken aangezet wil worden. Casteleyn, die met zijn cd-rom en internetsite meer mensen de gelegenheid en handvatten wil bieden om van zijn gedichten te genieten, bedient uiteindelijk vooral door de inhoud van zijn boek een breed publiek.

I thought we just left that party

~

Geen cd-rom of website voor debutant Jess De Gruyter, die naast dichter ook fotograaf en cineast is. Wel maakt de bundel I Thought We Just Left That Party deel uit van een groter geheel: het is namelijk het eerste deel van een trilogie. Ook maakte De Gruyter bij de bundel een film, die de gedichten uit de bundel uitbeeldt. Kwamen bij Casteleyn melancholie en liefde aan bod, bij De Gruyter gaat het om seks en humor. De stortvloed aan zinnen is in het begin even wennen, maar wanneer je er eenmaal het levendige ritme in weet te ontdekken, wordt al snel duidelijk dat De Gruyter het voorzien heeft op de standaarddichter. De Gruyter draagt zijn bundel op aan Emanuelle-actrice Sylvia Kristel, door de bundel te beginnen met ‘voor Sylvia Kristel’.

Een tirannieke moeder
had me verweten
je denkt aan geen ander dan jezelf
en ik kan het weten

[…]

en ik heb genoten van Sylvia Kristels open benen
‘voor Sylvia Kristel’
het had een mooi en betekenisvol
begin kunnen wezen

Het taalgebruik van De Gruyter is niet suggestief of gezocht, maar juist helder, zonder opsmuk. Niet alleen het prototype dichter, die overal een symbolische lading aan geeft, koketteert met zijn slechte jeugd, problemen met vrouwen en met eenzaamheid, wordt aangepakt. Ook de initiatieflozen en gevoellozen (waar hij zichzelf toe lijkt te rekenen) komen aan bod. De Gruyters gedichten hebben allemaal een bepaalde agressie in zich, waardoor het lijkt alsof hij ze allemaal gedurende een bui van wilde woede op papier heeft gezet.

Lotte lag in bed te rotten
Jurian had heus wel zijn best gedaan
Kurt en Eva hielden het angstvallig verborgen
Yves zou stoppen met drinken en roken
Fanny beging dezelfde fout
met een nog grotere lul
en ik was vader geworden
maar van niets raak ik tegenwoordig nog aangedaan.

Hoewel in een heleboel opzichten verschillend, is er ook een duidelijke overeenkomst tussen de bundels van Casteleyn en De Gruyter. Met beide bundels wordt geprobeerd een groter publiek te bereiken dan alleen de poëzieliefhebbers pur sang. Casteleyn doet dat met behulp van de inhoud van zijn gedichten, de cd-rom met ‘bewegende gedichten’ en een site, De Gruyter doet dat door een opvallende cover, een bijbehorende film, humor en door zich te distantiëren van het algemene beeld dat van de dichter bestaat. Een goed streven, dat bij Casteleyn – gezien de verkopen – de gewenste gevolgen heeft. Of hetzelfde met Jess De Gruyters bundel, die pas sinds oktober 2005 uit is, ook gaat gebeuren is nog even de vraag.

Jess de Gruyter • I Thought We Just Left That Party • Uitgever: PoëzieCentrum • Prijs: € 15,00 • 55 bladzijden • ISBN 90-5655-203-1

Dimitri Casteleyn • Omgekeerd • Uitgever: PoëzieCentrum • Prijs: € 17,50 • 48 bladzijden • ISBN 90-5655-132-9

Muziek / Album

De platenkast herbekleed

recensie: José González - Veneer

De Zweed José González. Neen, da’s geen oud Jiskefet-typetje; deze naam hoort bij een nieuwe ster aan het internationale popfirmament. Alhoewel nieuw, de 26-jarige singer-songwriter (met Argentijnse ouders) is in z’n eigen land toch al weer een tijdje als muzikant bekend. Vooralsnog is hij in Nederland echter nog zo iemand ‘waarvan ’t liedje bekender is dan de artiestennaam’. Het nummer Heartbeats, want daar gaat het in dit geval over, hoort bij die kleurrijke stuiterballenreclame van Sony. Dit wonderschone pareltje staat op het sfeervolle debuutalbum Veneer (fineer). In Zweden al in 2003 uitgebracht, in Nederland pas eind vorig jaar verschenen – en wat 8WEEKLY betreft het bespreken alsnog meer dat waard. Al was het alleen maar omdat Heartbeats momenteel hoog in de hitlijsten staat, al was het alleen maar omdat González rond april/mei een tourtje langs onze nationale zalen gaat doen. Beter laat dan nooit dus. Noem het een recentelijk aangebracht, mooi laagje fineer op de cd-kast die Muziekjaar 2005 heet.

~

Even ter nadere informatie en voor de goede orde, Heartbeats is niet een nummer van González zelf. Jammer, daar scoort ’ie niet echt mee, wat mij betreft. Hij heeft het van de Zweedse band The Knife geleend. Edoch, het moet me, na wat researchen op het internet, even van het hart; een oerlelijk disconummer is door deze versie wél verworden tot zeer sfeervolle song. Alle andere nummers op Veneer (gelukkig wel van González) herbergen een zelfde sfeer en karakter.

En dat zo’n debuutalbum helemaal niet lang hoeft te duren, bewijst González’ (ervoor schreef hij twee EP’s) ook. De cd klokt welgeteld 30 minuten en 50 seconden. Toch kun je in die korte tijd veel moois horen. Nick Drake lijkt een inspirator te zijn. Maar het is té gemakkelijk om hen zomaar op één muzikale hoop te gooien. Zo dubbelt González z’n eigen stem in bijna ieder nummer. Iets dat Drake vrijwel nooit deed. Verder laat Veneer een iets vrolijkere, iets opgewektere, iets frivolere toon horen door een optimistischer aandoend stemgeluid. Toegegeven, het maakt dat het daardoor wellicht allemaal minder gevoelig en intiem klinkt dan bijvoorbeeld Pink moon (1972) van Drake. Maar daarmee wordt het niet per definitie slechter, begrijp me goed. We hebben het enkel over een ander totaalgeluid.

Groots in zijn eenvoud

González’ debuut bevat dertien nummers, stuk voor stuk zeer tot de verbeelding sprekende composities. Lovestain verenigt een weliswaar akoestische maar toch Tool-iaans aandoende (!) riff met zeer prettige handklapjes. Het mooi gezongen Crosses is groots in zijn eenvoud. Remain grijpt qua gitaargetokkel direct terug naar González’ Zuid-Amerikaanse roots en in het prachtige sluitstuk Broken arrows komt onverwacht een prettige trompetpartij tevoorschijn. Luister je naar Veneer, dan luister je niet naar een kopie van een andere artiest. Neen, je vliegt van rustieke folk, via verstilde flamenco-riedels naar de sixties-simpliciteit van bijvoorbeeld akoestische Simon & Garfunkel-liedjes. Dan luister je naar het breekbare, delicate geluid van José González. Dan luister je naar een bijzonder laagje fineer uit je cd-kast die staat voor Goede Muziek.

Film / Achtergrond
special: Hong Kong in Holland anno 2006

De gloriedagen voorbij

De gloriedagen van de goede grote-publieksfilm uit Hong Kong zijn al lang voorbij. Tien jaar geleden trakteerde het land cultfans nog op een niet aflatende stroom formulefilms vol kung fu, corrupte politiemannen, halsbrekende stunts en actiewerk. Nu wordt er in ons land slechts af en toe een film (her)uitgegeven. Een overzicht van de recente dvd’s.

New Police Story
New Police Story

New Police Story, een veelbelovende film die superster Jackie Chan (inmiddels 51) in zijn thuisland draaide, is een grote teleurstelling. Geldt de originele Police Story (1985) als een onbetwiste klassieker en waren het tweede en officieuze derde deel inferieure maar niettemin vermakelijke actiefilms, de nieuwste versie is een amalgaam van Chans typische capriolen en een standaard hedendaagse politiefilm. Zijn vroeger werkelijk adembenemende stunt- en vechtwerk heeft aan overtuigingskracht ingeboet, en de genrefilm van tegenwoordig is een uitgemolken pulpformule. De briljante oude Chan, met zijn tomeloze energie, zijn feilloze timing en halsbrekende toeren heeft plaatsgemaakt voor een sobere actieheld die slechts sporadisch uit de band springt. Bovendien is de goedmoedige slapstick van het origineel vervangen door wrede, cynische actie en ongepast melodrama, waardoor er van New Police Story nog minder te genieten valt. Chans fans moeten een vol uur wachten op de eerste stunt (een aftreksel van de fameuze bus-scène uit het origineel), en zich door bijna twee uur aan hopeloos clichéwerk heenworstelen. Dit is geen Jackie Chan-film, dit is een derderangs politiethriller waar toevallig een uitgebluste ster in meespeelt.

Slapstick

Dragons Forever is een van de vele actiekomedies die Chan met zijn makkers Sammo Hung en Biao Yuen maakte, maar niet de beste. In 1988 (voor zijn revival en doorbraak in het westen met Rumble in the Bronx en First Strike) was Chan dan ook eigenlijk al over zijn hoogtepunt heen. De film heeft om te beginnen een typisch zwak verhaal en bevat slechts middelmatige slapstick en vechtwerk, weinig spectaculaire actie en seksistische humor. Tegenwoordig treedt Chan af en toe op als producent of geldschieter voor films, zo ook bij Enter the Phoenix (2004), waarin hij tevens een cameo heeft. Deze komedie parodieert niet alleen genreklassiekers als Infernal Affairs (2002) en A Better Tomorrow (1986), maar haalt daarnaast westerse toppers als The Godfather door de mangel. Helaas is de meligheid weinig verheffend en koos regisseur Stephen Fung (zelf een populaire komiek) voor een grote dosis politiek incorrecte homo-humor. Een avondje ongegeneerd lachen is alleen gegarandeerd met enige kennis van de voorgangers en een erg melige bui.

Infernal Affairs
Infernal Affairs

Spetterend

Infernal Affairs is zo’n belangrijke film in de recente geschiedenis van de Hong Kongse film, dat de film nu al als een klassieker geldt. Het was een groot kassucces in een tijd waarin de nationale cinema ten dode leek opgeschreven. De oorzaak van de populariteit is duidelijk: het is een intelligente variant op het genrewerk waarmee het land wereldberoemd is geworden. De mafia-versus-politie-film was anno 2002 een uitgemolken formule, die de regisseurs (Andrew Lau en Alan Mak) een nieuwe impuls gaven door verschillende elementen toe te voegen. Ten eerste is Infernal Affairs visueel spetterend: de film heeft met zijn strak geklede mannen en metalen wolkenkrabbers het uiterlijk van een Michael Mann-film. Het duo voorzag de film bovendien van een ijzersterke melancholie door de twee hoofdpersonen aan elkaar te spiegelen, wat een subtiele dramatische ondertoon geeft. Ten derde is de film het resultaat van gedegen vakwerk, en geen haastklus, zoals het gros van de misdaadfilms die nog altijd in Hong Kong aan de lopende band worden geproduceerd. De plot is weliswaar niet erg origineel, maar de scènes sluiten naadloos op elkaar aan, er zijn geen noemenswaardige plotgaten, en geen gehaaste opnames. De spanning die zo gecreëerd wordt is geloofwaardig, iets wat doorgaans niet het geval is.

Zoals dat in Hong Kong altijd gebeurt, werd het succes van de film direct geëxploiteerd: er werden in rap tempo twee opvolgers achter elkaar geproduceerd. Gelukkig was dat geen gemakkelijke herhalingsoefening, maar de films hebben ook weer niet dezelfde klasse als de Godfather-vervolgen. Weet het tweede deel nog te boeien door de uitdieping van de karakters uit het origineel, het derde deel is een postmoderne pastiche die zich nauwelijks serieus laat nemen. Achter elkaar bekeken is het een fascinerend drieluik, maar de indruk dat de laatste delen overbodig zijn is onontkoombaar: het origineel is, zoals dat vrijwel altijd het geval is, superieur.

Wisselende kwaliteit

A Chinese Ghost Story
A Chinese Ghost Story

Ondanks een succesvolle topfilm als Infernal Affairs lijkt Hong Kong zijn malaise op filmgebied nog lang niet teboven- afgezien van unieke regisseurs als Kar-wai Wong en Fruit Chan. Het enige wat we zo nu en dan in het westen mogen vernemen is al dan niet pretentieus pulpwerk van routinefilmers als Hark Tsui en Johnnie To, dat meestal geen beste indruk maakt. Een fraai voorbeeld van genrecinema uit de betere dagen is A Chinese Ghost Story (1987), een spectaculair historisch spookverhaal, dat imponeert met zijn gedateerde maar nog altijd enerverende combinatie van komedie, horror, vechtwerk en ongegeneerd spektakel. De twee vervolgen zijn uiteraard zwakker (in het derde deel is de koek op en was hoofdrolspeler wijlen Leslie Cheung zelfs al vertrokken), maar beide zijn niet minder fantastisch en spectaculair.

De dvd-uitgaves zijn van wisselende kwaliteit: New Police Story verdient geen special edition, een benaming die bovendien veel teveel eer is gezien de zeer magere extra’s op deze uitgave. Chan draait nog altijd bloopers en outtakes onder de aftiteling van zijn films, dus wie zit er te wachten op een making of? A Chinese Ghost Story is in een foeilelijke plastic doos verzameld en moet het, net als de kale Enter the Phoenix, zonder extra’s doen. Daar staat een zachter prijskaartje tegenover dan die van de Infernal Affairs-reeks, die nu verzameld is in een fraai metalen doosje en voorzien van hetzelfde, uitstekende extra materiaal dat ook op de losse schijven stond. Het best verzorgd van allemaal is Dragons Forever, die de befaamde Hong Kong Legends-behandeling heeft ondergaan. Dit houdt zoals altijd een facelift in en veel extra secundair materiaal (met minutieus audiocommentaar). De film verdient het misschien niet, maar voor de verzamelaar is het een feest.

~

New Police Story (San ging chaat goo si)
Benny Chan, 2004 • Dutch Filmworks

Infernal Affairs Trilogy (Moh gaan dou)
Wai Keung Lau en Siu Fai Mak, 2002-2003 • A-Film

A Chinese Ghost Story Trilogy (Sinnui yauwan)
Siu-Tung Ching et.al, 1987 / 1990 / 1991 • House of Knowledge

Enter of the Phoenix (Daai lo oi mei lai)
Stephen Fung, 2004 • House of Knowledge

Dragons Forever (Fei lung maang jeung)
Sammo Hung et.al, 1988 • House of Knowledge / Hong Kong Legends

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Jeroen Steehouwer

‘Het hart is mijn graadmeter’

Stripauteur Jeroen Steehouwer kwam op de Stripdagen in Houten met zijn eerste literaire stripboek, Waarvan leeft de mens. In dit boek worden drie, nogal moralistisch aandoende, verhalen van Lev Tolstoj verstript. In onze recensie toonden wij enige verbazing over de keuze voor juist deze verhalen. Hierop reageerde Steehouwer op zijn weblog met een lange repliek. Een goede reden om de auteur een aantal vragen te stellen over zijn achtergrond en natuurlijk zijn nieuwe boek.

~

Eind jaren ’80 was het stripwerk van de destijds nog piepjonge Jeroen Steehouwer voor het eerst te zien in Sjors en Sjimmie Weekblad: de strips Fanteasy met een scenario van Fred Julsing en Roy Bellevue met een scenario van Hanco Kolk. In 1992 was hij een van de oprichters van stripblad Razzafrazz. Daarin publiceerde hij enkele verhalen met een door hem zelf geschreven scenario, en het verhaal Ereschuld, met tekst van Martijn Daalder en Peter van Dongen. Vanaf 1997 publiceerde Steehouwer regelmatig in het blad Zone 5300. Hij begon met een aantal autobiografische verhalen, waarna de vervolgstrip WOK en vanaf 2001 korte verhalen naar Tolstoj volgden. Vanaf 1994 publiceerde hij de weekstrip Katja en de vervolgserie Pelle in het Belgische Suske & Wiske Weekblad. In dat jaar richtte hij ook Hildebrand Comix op, een samenwerkingsverband met illustrator Wilma de Bock. Tussen dit alles door leefde Steehouwer van illustratie- en reclameopdrachten en maakte hij scenario’s en tekenwerk voor Walt Disney.

Volwassen

~

Veel strips die Steehouwer eerder maakte, waren bedoeld voor een jong lezerspubliek. Hoe kwam hij op het idee om strips voor volwassenen te maken? Steehouwer: “Ik ben zelf volwassen geworden. Ik was éénentwintig toen ik voor het eerst in de Sjors en Sjimmie stond. Vijf jaar daarvoor las ik nog wekelijks voor het slapengaan de Eppo. Daarnaast maakte mijn jeugdheld Fred Julsing jeugdstrips, of eigenlijk: strips voor alle leeftijden – een omschrijving waar ik nog erg van houd. Mijn Tolstoj-verhalen willen dat ook zijn. En ik was nog te jong en te ongeschoold om te maken wat me voor ogen stond. Daarom ben ik voor Walt Disney scenario’s en strips gaan tekenen, Hiawatha en Winnie de Poeh, waarbij ik vooral veel naar een andere liefde keek, de oorspronkelijke Poeh-tekenaar Sheppard.”

“Daarnaast hield ik niet van de nieuwe lichting cynische en afzeikerige strips die destijds het Nederlandse stripland bevolkten. Nadat Sjors & Sjimmie failliet ging was het logisch om uit te wijken naar België, waar ik tien jaar voor Suske & Wiske Weekblad heb gewerkt. Toen die ook over de kop ging kwam er heel veel ruimte vrij. Een godgeschenk. Ik ging leven van illustratiewerk voor schoolboekuitgeverijen en werd zo goed betaald, dat ik in de tijd die vrij kwam aandacht kon geven aan interesses die daarvoor geen rol speelden in mijn werk. Zoals mijn liefde voor Tolstoj.”

Tolstoj

~

Steehouwer koos ervoor om een drietal nogal moralistische verhalen van Tolstoj te verstrippen. Deze keuze wekt bevreemding, omdat dit werk niet als het beste van deze schrijver te boek staat. Steehouwer: “Het is maar net wat je zoekt in het leven. Juist zijn volksverhalen sloten prefect aan bij mijn behoefte: communiceren over het leven op een eenvoudig niveau. Daarnaast vind ik de verhalen niet moralistisch, tenminste niet in oubollige zin. Laatst hoorde ik een redacteur van een toonaangevende krant op tv zeggen: “Ik geloof niet in God en Allah, dus geloof ik in de Nederlandse wet.” Een heel gewone uitspraak voor deze tijd zou je zeggen, maar ik word er somber van. Ik geloof ook niet in God en Allah, maar ook niet in de Nederlandse wet. De mens is in zijn diepste wezen gelovig. Je kan de oude godsdiensten wegdoen, maar achterblijven met ‘de Nederlandse wet’ vind ik wel erg karig. Het is ook niet de weg naar de vrijheid waar we allemaal zo naar verlangen. Ik geloof in een innerlijk weten. Het hart is mijn graadmeter en de volksverhalen over het leven en naastenliefde zijn voor mij eenvoudige wijsheden waar velen in onze maatschappij het contact mee verloren hebben. De menselijke moraliteit is niet cultureel bepaald en dient er niet toe om ons ‘eronder’ te houden. Het zijn de eenvoudige spelregels waarbinnen we onze vrijheid beleven. Deze boodschap is het kind dat met het badwater, de dood van God, werd weggegooid. En het valt me op dat veel mensen kribbig worden als je ze daar op wijst. Een bevestiging van mijn idee dat Waarvan leeft de mens uiterst actueel is.”

Herriman

De stijl die Steehouwer heeft gehanteerd in Waarvan leeft de mens, is voor Nederland vrij uniek. Een van zijn leermeesters is de Amerikaanse tekenaar George Herriman, de tekenaar van oerstrip Krazy Kat: “Herriman is in mijn ogen de beste en meest authentieke striptekenaar ooit. Alle striptaal zoals we die kennen, en verder is ontwikkeld en esthetisch gemaakt door bijvoorbeeld Hergé en Franquin, heeft hij uitgevonden – hij was de eerste. Zoals met alle authentieke kunstenaars is hij niet erg bekend bij het grote publiek, maar elke striptekenaar is schatplichtig aan hem. Daarnaast vind ik dat de geschiedenis van de strip eigenlijk ophield toen de invloed van de populaire film en de reclame het beeld ging bepalen. Dus nog ver voor de Tweede Wereldoorlog. Ik probeer die draad weer op te pakken. Ik hunker naar ‘klassiek'”.

~

De voorkant van Waarvan leeft de mens is geschilderd, terwijl de tekeningen aan de binnenkant met de computer zijn ingekleurd. Steehouwer dacht er echter niet aan om deze schilderachtige inkleuring in heel het werk toe te passen, zoals bijvoorbeeld Guido van Driel doet. Steehouwer vertelt hierover: “Een striptekening is vooral dienstbaar aan wat het wil doen: vertellen. Een geschilderde plaat verplaatst de aandacht naar iets anders, dat vind ik onwenselijk. De cover heeft wel als doel aandacht te trekken, dus dan is het weer logisch om het te schilderen.” Steehouwer wil mensen bereiken die niet gewend zijn om een stripboek te lezen: “Ik voel het als mijn plicht ze in aanraking te brengen met de eigenheid van het medium. Dat is mijn echte doel, want mijn liefde voor het medium overtreft al mijn andere bedoelingen.”

Toekomst

Steehouwer heeft dit boek naast zijn dagelijkse illustratiewerkzaamheden weten in te plannen. Toch stelt hij dat het lastig is om dit soort werk ernaast te doen. Vooral omdat de stijl – ‘het handschrift’ – van deze strip anders is dan van zijn illustratiewerk. Daarom heeft hij al drie keer subsidie aangevraagd, maar dat nog nooit gekregen. Hij gaat het nog een keer proberen. “Maar als het deze keer ook niet lukt, nooit meer. Ik geloof erg in wat ik doe, maar zo vaak afgewezen worden is niet goed voor je eigenwaarde.”

Het is niet verbazingwekkend dat de toekomst voor Steehouwer nog vol met ideeën zit. Zoals de verstrippeing van twee werken uit Tolstojs moeilijker literatuur, namelijk de boeken Vader Sergei en De dood van Iwan Iljits. “En Geluk is geen vrouw, een héél erg dikke roman over de romantische liefde, en ik heb een heel leuk scenario klaarliggen voor alle leeftijden.”