Boeken / Non-fictie

Weemoedig essayist verrijkt conservatief denken

recensie: Theodore Dalrymple - Beschaving, of wat er van over is

Interessante ideeën over de maatschappij worden sinds enkele jaren vooral in rechtse hoek geformuleerd. Links is nog altijd op zoek naar een nieuwe ideologie, terwijl de conservatieven het ene boek na het andere de wereld in sturen. De Brit Theodore Dalrymple voegt met zijn tweede boek Beschaving, of wat er van over is een interessante polemiek toe aan die waslijst. Met prikkelende gedachten en scherpe – op zijn eigen ervaringen gebaseerde – observaties ontleedt Dalrymple de westerse cultuur op alle mogelijke vlakken.

Dalrymple (1949) werkte als arts en psychiater in vele warme en verre landen – maar ook dichter bij huis in Britse achterstandswijken en gevangenissen. In zijn werk refereert hij graag en veel aan zijn overal opgedane ervaringen. Zo zette hij in zijn vorige boek, Life at the Bottom (in Nederland uitgegeven als Leven aan de onderkant), aan de hand van vele voorbeelden helder uiteen dat de moderne, progressieve mentaliteit van hulpverleners de onderklasse gevangen houdt. Criminelen zien zichzelf niet langer als dader, maar als slachtoffer – en ze worden daarin gesteund door de elite die volgens Dalrymple steevast beweert dat armoede de veroorzaker van crimineel gedrag is. In Beschaving, of wat er van over is gaat hij op de ingeslagen weg voort, alleen verbreedt hij in dit boek zijn filosofie met een analyse van de kunsten.

Neergang

~

Beschaving, of wat er van over is kent twee delen; de eerste 175 pagina’s zijn verzameld onder het kopje Kunsten en letteren, de rest is gerubriceerd als Samenleving en politiek. Oppervlakkig bezien staan die twee delen los van elkaar; in het eerste deel geeft Dalrymple af op alle kunst die modern, jong en flitsend is, terwijl het tweede deel over de dreiging van de islam, de seksualisering van de samenleving en – alweer – het verdwenen verantwoordelijkheidsgevoel gaat. Toch is er een gemene deler, en dat is het allesoverheersende gevoel dat het helemaal misgaat met de samenleving. Politiek-sociaal gezien begonnen de problemen met de vrijheidsrevolutie van eind jaren zestig, terwijl de verloedering op het gebied van de kunsten al eerder inzette. Het functionalisme van architect Le Corbusier en het proza van Virginia Woolf zijn de auteur doornen in het oog. Liever ziet hij de Victoriaanse bouwstijl (die hij als opvoedend bestempelt), en qua literatuur is er sinds Shakespeare eigenlijk nooit meer iets fatsoenlijks op papier gezet.

Fetisj

Met Waarom Shakespeare tijdloos is en Seks en Shakespeare besteedt hij twee hoofdstukken aan de zestiende-eeuwse dichter. Verder haalt Dalrymple zijn sonnetten te pas en te onpas aan. Gevolg is dat je als lezer wel erg nadrukkelijk het idee krijgt dat de auteur met weemoed terugkijkt naar lang vervlogen tijden. Dat hij zich bewust is van de risico’s die dat met zich meebrengt, blijkt als hij in het hoofdstuk Als de islam instort Shakespeares werk vergelijkt met de koran:

Maar als we van Shakespeare een fetisj zouden maken (volgens mij is hij veel rijker en diepzinniger dan de koran), als hij het enige onderwerp van studie zou worden en de enige leidraad in ons leven, zouden we snel gaan achterlopen en zelfs stil blijven staan.

Naar mijn overtuiging maakt Dalrymple echter wel degelijk een zogenaamde fetisj van Shakespeare. En als het eens niet de dichter is waarnaar hij verlangt, dan is het wel de sfeer van de jaren vijftig. Nooit ziet hij iets positiefs; alles was beter toen intellectuelen kwaliteit in de kunsten en fatsoen in omgangsvormen nog herkenden en bijgevolg predikten.

Beschavingsoffensief

~

De verloedering van de samenleving komt volgens Darlymple voort uit een algemene acceptatie van, en zelfs waardering voor de zogeheten lage cultuur. In Nederland uit zich dat in een programma als de Tokkies, dat door alle lagen van de bevolking als grappig wordt ervaren, terwijl het helder is dat asociaal gedrag zodoende alleen maar gestimuleerd en zelfs beloond wordt – en de slachtoffers van de terreur blijven ondertussen in de kou achter. En met de SBS-productie Probleemwijken is het net zo triest gesteld: volstrekt achterlijk volk wordt tot held gebombardeerd.

In zijn cultuurkritiek lijkt Dalrymple op de conservatieve filosoof Roger Scruton; MTV, popcultuur en doorgeschoten vrijheden verpesten de samenleving. Alleen een hernieuwd beschavingsoffensief kan de Westerse wereld, en met name de volstrekt verloederde Britse steden, nog redden. Hoe triest het er volgens Dalrymple voorstaat, kunnen we lezen in zijn polemische essay De woede van Virginia Woolf:

Maar als mevrouw Woolf nog in onze tijd had geleefd, zou ze in ieder geval het genoegen hebben gesmaakt om te zien dat haar instelling – oppervlakkig, oneerlijk, rancuneus, jaloers, snobistisch, egocentrisch, triviaal, barbaars, en uiteindelijk gewelddadig – bij de elites van de westerse wereld had gezegevierd.

Geen verantwoordelijkheidsgevoel

Het is geen flatteus beeld dat Dalrymple schetst. Hoewel hij te weinig oog heeft voor al het mooie en goede van de moderne tijd, zijn zijn sociaal-politieke analyses wel steekhoudend. Zo hebben de mensen die hij in en buiten zijn werk ontmoet totaal geen verantwoordelijkheidsgevoel. Alles wordt afgeschoven, van moord (daders zeggen eerder “het mes ging er in” dan “ik stak het mes er in”; ze proberen hun eigen handelen te verdoezelen), tot de eigen gezondheid (waar mensen zichzelf vroeger nog ongelukkig noemden, is de tegenwoordige klacht depressie; daaruit volgt dat de arts kan ingrijpen, in plaats van dat de ‘patiënt’ zijn eigen ongeluk moet bestrijden).

Dienende overheid

Die lijdzaamheid volgt uit een dienende overheid, meent Dalrymple. Uitkeringen worden volop verstrekt, zonder dat daar eisen aan worden verbonden. Ondertussen verloedert de moderne cultuur, waardoor ook zedelijkheid achterwege blijft. Het gevolg: een zootje onverantwoordelijke en gedegenereerde Britten bevolkt de wijken, neukt er daar lustig op los, en verlaat de vrouwen doorgaans tijdens of vlak na de zwangerschap. En juist daar gaat het Dalrymple om: het is meer regel dan uitzondering dat alleenstaande moeders kinderen van twee of meer verschillende mannen opvoeden, zonder daar enige financiële of andere steun van de mannen bij te krijgen. Die kinderen groeien doorgaans op voor galg en rad, aldus Dalrymple, wat de problemen alleen nog maar erger maakt. Als bestrijdingsmiddel pleit Dalrymple er voor die mannen te korten op hun uitkering, opdat zij de gevolgen van hun handelen merken, en de vrouwen het iets ruimer kunnen krijgen.

Dalrymple is in het deel Samenleving en politiek doorgaans scherper dan wanneer hij over de kunsten oreert. Maar met die maatschappelijke polemieken en essays voegt hij, mede dankzij zijn persoonlijke ervaringen, wel echt iets toe aan het rijke conservatieve denken.