Theater / Voorstelling

Kort en cryptisch

recensie: Banden (Theatergroep Carver)

De acteurssamenstelling van theatergroep Carver is altijd een verrassing. Hun nieuwste voorstelling Banden wordt gespeeld door artistiek leider Beppie Melissen, Jim van der Woude (die al vaker bij Carver speelde) en gastspeler Martin Hofstra. De voorstelling is ritmisch, muzikaal, maar vooral abstract en vaag. Een typische Carver dus, en daar moet je maar net van houden.

~

In een armoedig huisje woont een vrouw (Melissen) met haar broer (Van der Woude) en haar zoon (Hofstra). Als ze zich niet opwindt over het eten, ruzie maakt met haar broer of in bad wordt gestopt door haar zoon, slaapt ze. Naast het huis ligt een grote stapel fietsbanden, daar is de zoon des huizes te vinden als zijn oom en zijn moeder ruzie maken. Reden voor ruzie is er genoeg: de broer van de vrouw is dronken, hitsig en onnozel. Het is zo’n armoedige familie waar je ieder moment Frans Bromet aan de deur verwacht.

Ergernissen

De plot is duidelijk: de spanningen tussen de broer en zus lopen op, en de zoon kan niet tegen het geschreeuw en geruzie. Hij uit zijn frustraties met acrobatische capriolen en reageert zich af door de inboedel te slopen. De moeder vloekt en tiert dat het een lieve lust is. Ze windt zich op over kleine dingen, maar dan wel op zo’n manier dat je helemaal mee gaat in haar irritatie. Zo ergert ze zich bijvoorbeeld aan de hond, die altijd haar eten opvreet als ze even niet oplet. En vooral aan het feit dat hij het, wanneer ze zich verstopt om hem te betrappen, expres niet meer doet. Om haar te treiteren natuurlijk. Futiliteiten lijken het, maar zo belangrijk in het leven van deze vrouw.

Melodie en ritme

~

Melissen is degene die in deze voorstelling voor de lach zorgt, dankzij de vermakelijke rol die ze speelt. Hoewel de scène waarin de broer zijn seksuele lusten botviert op de hond, behalve walgelijk onsmakelijk, óók hilarisch is. Verder zit de humor ‘m vooral in de herhaling van dingen. Er wordt nauwelijks gesproken in Banden (de zoon zegt zelfs helemaal geen woord), maar dit wordt wel weer ruimschoots gecompenseerd door de vele melodieën en de ritmes die het verhaal illustreren. Op een knappe manier bewegen de personages zich ritmisch ten opzichte van elkaar en maken ze gebruik van allerlei voorwerpen om geluid te maken. In alle gebruiksvoorwerpen in huis lijkt wel muziek te zitten..

Kort

Zoals wel vaker bij Carver is deze voorstelling erg abstract en is niet alles te verklaren. Je moet het verhaal, dat maar een uurtje duurt, gewoon over je heen laten komen, en genieten van het volle decor en de fysieke foefjes. Want een echte clou is er niet. Maar dat is dan ook meteen de essentie van het stuk: het troosteloze en sneue leven van de mensen blijft sneu en troosteloos. Je moet echt van deze typische Carver-stijl houden om Banden leuk te vinden. Al blijft het ook dan de vraag of je je niet bekocht voelt, als je vijftien euro voor zo’n korte, vluchtige voorstelling hebt neergelegd.

Banden is nog te zien tot en met mei 2006 te zien. Klik hier voor de speellijst.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Boy Meets Girl Stories // Lemming // God Is My DJ

.

Boy Meets Girl Stories
(Mark de Cloe, 2005 • Total Film)

~

Twee doodgewone puberjongens met vleugels en een camera dromen in de proloog van Boy Meets Girl Stories van de grote hemelbestormende liefde die ze uit boeken en films kennen, “zoals in Franse films met driehoeksverhoudingen enzo.” Een typisch eenzijdig tienerideaal, dat in contrast staat met de vele vormen van liefde zoals Mark de Cloe het in 34 korte filmpjes laat zien. Want hoe gaat het nu echt? Dat je niet meer haar gezicht precies kunt herinneren, en haar alleen daarom al opnieuw moet zien. Dat je hetzelfde alledaagse gesprekje telkens herhaalt in je hoofd, en daarbij alles op een andere manier interpreteert. Of dat je samen wandelt door het bos, met eenzame twijfel. Of ruziet, waarbij je schreeuwend je matras naar beneden sleept. De Cloe werd geïnspireerd door het boek Fragments d’un discours amoureux van de Franse filosoof Roland Barthes. Net als Barthes behandelt De Cloe in elk ‘fragment’ een ander thema in de liefde: van de eerste blik tot de eerste twijfel tot het liefdesverdriet. Zijn liefdevolle observaties zijn, ondanks de herkenbaarheid, telkens een verrassing. Dat ligt ook aan de vorm waarin hij ze giet: het ene moment kijk je naar een klassiek drama, het volgende naar een abstract beeldgedicht. De regisseur experimenteert met camerawerk en wisselt dialoog af met monologue interieur. Tegelijkertijd voelt het alsof je telkens een korte blik gegund wordt in het leven en zo prikkelen de fragmenten de fantasie en het romantisch dagdromen.

Terecht belandde Boy Meets Girl Stories – dat integraal in de bioscoop werd vertoond – hoog op lijstjes ‘beste film van 2005’ van filmcritici. Tegelijkertijd is dat ook vreemd, omdat De Cloe juist optimaal gebruik maakt van het medium dvd. Doordat je zelf de volgorde kunt bepalen waarin je de korte films bekijkt, is het een aangename zwerftocht langs alle facetten van de liefde. Naar gelang je stemming kies je wat je wilt zien. Sterker nog: alles achter elkaar zien en dan terug naar de videotheek voelt als het achter elkaar wegsnoepen van een dure doos bonbons; toch zonde. (Floortje Smit)

Lemming
(Dominik Moll, 2005 • Total Film)

~

De Fransmannen Dominik Moll en Gilles Marchand (Qui a tué Bambi?) haalden het trucje vijf jaar eerder al uit met Harry, un ami qui vous veut du bien: het bezoek van een met argwaan geaccepteerde vriend, die het wel en wee van een middenklassenfamilie wreed verstoort. Deze keer is het het leven van een jong, gelukkig stel dat overhoop gehaald wordt door de baas van de man en zijn vuil spuiende vrouw. Je vraagt je voortdurend af waar het verhaal heen gaat, en Moll drijft zijn bizarre vertelling steeds meer door dan je durft te vermoeden. De regisseur speelt (opnieuw) op slinkse wijze leentjebuur bij Hitchcock, en levert wederom een buitengewoon sterke film af. Lemming biedt evenveel gitzwarte humor als zijn voorganger, maar Moll ging deze keer een stapje verder richting Lynchiaans surrealisme. De film bevat dan ook een reeks heerlijk bizarre scènes, maar het geheel is, net als bij enkele van Lynchs films, niet helemaal bevredigend. Wel tot op het einde intrigerend, dankzij een ijzersterke regie en uitstekende rollen van Laurent Lucas (Harry, Calvaire) en Charlotte Gainsbourg als het koppel, en Carlotte Rampling, die er nog nooit zo morbide uit heeft gezien, als de intrigant. Geen extra’s, behalve een kort interview met de maker. (Paul Caspers)

God Is My DJ
(Carin Goeijers, 2006 • A-Film)

~

Duncan Stutterheim is de zoon van de zeer succesvolle zakenman Cor Stutterheim. Die wilde wel een paar guldens investeren in een partijtje van Duncan en vrienden Irfan en Theo (de initialen inspireerden tot ID&T). Het feestje sloeg aan –12.000 bezoekers – en Duncan organiseerde nog een paar feestjes en voordat iemand er erg in had was ID&T marktleider in de dancewereld. In de documentaire God is my DJ wordt Duncan de acht maanden tot Sensation 2005 gevolgd. Het zijn zware maanden: ID&T dreigt failliet te gaan en Slam FM – de verliesdraaiende radiozender die door Duncans inmiddels overleden broer Miles was opgericht – moet worden afgestoten. Ook krijgt de kijker een ontslag- en bezuinigingsronde binnen het bedrijf voorgeschoteld, iets wat Duncan niet heel subtiel aanpakt. Met de financiële problemen en het terugkijken op Miles’ dood lijken voldoende tragische momenten aanwezig, maar toch zijn de ruim negentig minuten die de film duurt niet erg boeiend. Het belangrijkste probleem is de gebrekkige journalistiek – toch opvallend, aangezien de film is gemaakt voor de Ikon. Er worden vooral ogenschijnlijk willekeurige beelden achterelkaar geplakt, zonder dat er een duidelijke lijn ontstaat. Interviews zijn wel aanwezig, maar minimaal. Ook komt de kijker niet te weten hoe de crisis in het bedrijf zich ontwikkelt – het is Duncan die wordt gevolgd, en goede journalistieke eigenschappen als doorvragen en onderzoeken zijn naar de achtergrond verdwenen. Als de film eindigt met een stoere waterskiënde Duncan is de deceptie compleet. Duncan wordt niet altijd positief geportretteerd, maar het laatste kwartier lijkt welhaast een heiligenverhaal. (Jan Auke Brink)

Boeken / Fictie

Het menselijke gedoe door de ogen van Armando

recensie: Armando - Gedoe

Gedoe is alweer de derde bundel korte verhalen die de afgelopen drie jaar van de hand van de Nederlandse dichter en schilder Armando (1929) is verschenen. Het grootste gedeelte van zijn artistieke en literaire werk vindt zijn oorsprong in de ervaringen die hij als jongen had in de Tweede Wereldoorlog. De daders en slachtoffers die hij vanaf de jaren vijftig in zijn schilderijen en teksten tot leven wekte, leven in een sombere wereld waarin macht en geweld de drijvende krachten zijn.

In de gevoelswereld van Armando’s scheppingen staat schuld centraal. Sinds zijn grote autobiografische roman, De straat en het struikgewas (1988), heeft hij de oorlogsthematiek naar eigen zeggen achter zich gelaten. Hoewel de oorlog inderdaad naar de achtergrond is verdrongen, blijft in de korte verhaaltjes die Armando sindsdien optekent een gedeelte van de vertrouwde thematiek in stand.

Zoeklichten

Armando werd in 1929 geboren in Amsterdam, halverwege de jaren dertig verhuist hij naar Amersfoort. Hier brengt hij, niet ver van de plaats waar in 1941 het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort zou verschijnen, zijn jeugdjaren door. Tijdens de oorlog zag hij vanuit zijn schoollokaal hoe de gevangen van en naar het concentratiekamp werden gedreven. Vanuit zijn huis was het geluid van geschreeuw en geweerschoten te horen, de zoeklichten van het kamp schenen ‘s nachts op de verduisterde ramen van zijn slaapkamer. Armando is jarenlang getuige geweest van geweld en machtsuitoefening. De waarnemingen uit zijn jeugd maken een onuitwisbare indruk op hem. Zijn leven en latere werk zouden er sterk door beïnvloed worden. Zijn vroege schilderijen, tekeningen en gedichten kenmerken zich door een sterke identificatie met het geweld, de kracht en de machtsuitoefening van de daders uit zijn jeugd.

In een tijd waarin veel mensen liever vooruit kijken probeert Armando, door provocerend werk te maken, zijn publiek te herinneren aan de gruwelijke kanten van het recente verleden. In zijn werk uit de jaren zeventig en tachtig ontstaat steeds meer ruimte voor reflectie op zijn eigen oorlogservaringen. Toch houdt Armando ook nu niet op met het tonen van de gewelddadige dierlijke krachten in de mens.

Beobachter

Armando beschouwt zichzelf als Beobachter, iemand die met een open blik de wereld om hem heen bekijkt. Tijdens de oorlog heeft hij naar eigen zeggen de mens gezien zoals hij achter de façade van burgerlijkheid en beschaving in feite werkelijk is. Door de extreme omstandigheden waren mensen niet langer in staat te schipperen, ze werden gedwongen te zijn zoals ze werkelijk waren. Armando zag de meeste mensen veranderen in zelfzuchtige klootzakken, slechts een enkeling was in staat boven zichzelf uit te stijgen. Deze weinig optimistische observaties tasten bij Armando niet zijn zelfverkozen positie van waarnemer aan. Waar de meeste mensen om hem heen zich laten verleiden tot een ethisch systeem waarin alleen plaats is voor goed en fout, kiest Armando ervoor om niet te oordelen, maar de werkelijkheid slechts te tonen. Ondanks het relatief onschuldige karakter van de verhalen in Gedoe, wijkt Armando ook hier niet af van dit standpunt. De verteller is hiertoe in staat door naar de wereld te kijken zoals een kind dat doet: onbevooroordeeld, naïef en fantasierijk. In sommige verhalen probeert de verteller iets te begrijpen van de betoverde wereld om hem heen. Over koeien vertelt hij:

Men neemt aan dat ze met elkaar spreken. Ik heb ze nooit zien spreken, maar dat zegt niets. En als ze met elkaar spreken, waar hebben ze het dan over. Dat weet ik toevallig. Over het huizentekort, over het ontroerend goed, over de prijzenslag en enkele dingen meer.

Spiegel

Gedoe bevat veel korte verhalen die niet wezenlijk verschillen van het bovengenoemde voorbeeld. Sommige van deze verhalen ontstijgen nauwelijks het niveau van flauwe, onbeduidende sprookjes voor volwassen. In andere fragmenten is Armando wel in staat met mysterieuze verhalen te intrigeren of met weemoedige bespiegelingen te emotioneren. De verhalen die thematisch bij de rest van zijn oeuvre aansluiten, zijn ook in staat de onbenulligheid van veel fantasierijke verhalen te ontstijgen. Als de verteller op een kinderlijke manier naar zaken als ideologie, idealisme en oorlog kijkt, omzeilt hij daarmee de gangbare perspectieven op deze grote thema’s.

De Beobachter signaleert en de naïeve verteller presenteert. Hier is Armando op zijn best, hij ontrukt zijn lezers de vertrouwde kijk op hun wereld, hij durft de meest basale zaken ter discussie te stellen. Dankzij het amorele, naïeve perspectief weet Armando hierdoor zijn lezers een spiegel voor te houden waar niet iedereen altijd even graag in kijkt. Dit gebeurt onder andere in Kinderen:

De ouders werden verzameld, en toen ze allen bijeenstonden, werden hun kinderen tevoorschijn gehaald en voor hun ogen doodgeschoten. Dat was dat. Natuurlijk heeft bovenstaand gebeuren plaatsgevonden, en het vindt nog steeds plaats. Jij hebt liever dat het niet gebeurd is, nu, dan is het niet gebeurd. Ik zal er niet meer over spreken. Dat wil je toch?

Muziek / Album

Equivalent van elevator music

recensie: Dave Matthews Band - Stand Up

Eigenlijk is het onzin, die nieuwe, of liever gezegd, laatste plaat van de Dave Matthews Band nog te bespreken. Stand Up kwam bijna een jaar geleden al uit in Amerika en verschijnt nu pas hier in Nederland. En dat in een tijd dat iedereen toch wel aan zijn gewenste muziek komt via het internet of via de import. Voor iedere liefhebber van Dave Matthews was het al maanden mogelijk Stand Up aan te schaffen en menigeen zal dat ook zonder meer gedaan hebben. Alleen ik niet.

~

En dat komt eigenlijk omdat ik het niet meer aandurfde. Dave Matthews stelde de laatste jaren eigenlijk alleen nog maar teleur. De laatste officiële Dave Matthews Band-plaat Everyday (2001) wordt algemeen beschouwd als ‘verneukt’ en ‘doodgepolijst’ door producer Glenn Ballard, je herinnert je misschien nog het mierzoete en intens tergende The Space Between van die telefoonreclame – nou, dat nummer kwam van die plaat. Verder verschenen nog wel het uitstekende Busted Stuff (prachtig materiaal dat nota bene bijna op de plank was blijven liggen) en het soloalbum Some Devil, waarop Dave Matthews liet horen dat hij zijn Band toch echt wel nodig had. OK Mark, je vindt er dus al jaren niets aan, waarom begin je er dan nog steeds over?

Met kop en schouders

Omdat ik hoopte dat er op het nieuwe album weer een glimp te zien zou zijn van de bijzonder inspirerende en geïnspireerde Dave Matthews ten tijde van Under the Table and Dreaming(1994), Crash(1996) en Before These Crowded Streets(1998). Stuk voor stuk platen die hem met recht een van de grootste Amerikaanse artiesten van zijn tijd maakten. Matthews was een briljant songwriter die met kop en schouders boven het ‘college‘-maaiveld uitstak. Prachtige liedjes, soms lekker zoetsappig (als Jack Johnson avant la lettre) en geregeld intens boos en agressief, af en toe kort maar vaak lang uitgesponnen en vol spanning. Daar heb je dan ook een fantastische band voor, met een (letterlijk) imposante violist, een evenzogoede eenmansblazerssectie en uitstekende percussie, bass en laten we niet het uiterst kenmerkende akoestische gitaargeluid van Matthews zelf vergeten. De man is een sensationeel gitarist. Ik was fan.

Allemaal hetzelfde

Maar met Stand Up is deze band weer flink gezakt in de zelf ingezette neerwaartse spiraal. Het is een slappe plaat die maar voortkabbelt zonder dat er iets opzienbarends of noemenswaardigs gebeurt, een logisch vervolg op Everyday en Some Devil. Natuurlijk kent ook Stand Up wel weer een paar mooie liedjes, maar die maken op dit niveau eigenlijk weinig meer goed. Wel knap trouwens dat je met een mix van zoveel verschillende stijlen – van Afrikaanse invloeden (à la Paul Simon) tot oude country en blues – zo weinig interessants of spannends doet. Dan helpt het ook niet dat alles zo intens gladproduceerd is. Al was de band altijd al smooth en glad, maar eerder kwam Matthews er met glans mee weg. Nu klinkt het allemaal hetzelfde: saai en belegen.

Je zou een ultiem cliché als: “Stand Up ligt lekker in het gehoor en is vooral goed te beluisteren in je hangmat” van stal kunnen halen, want zo’n plaat is het. “Lekker met een glaasje rosé in de zon”. Nou dat is allemaal prima, maar vroeger wist Dave Matthews Band je daarbij ook nog eens flink te raken. Dat je onder indruk van de schoonheid van de liedjes en arrangementen eens goed uit die hangmat lazerde en dat de koude rillingen je over de rug liepen. Zelfs hangmatmuziek komt niet weg met de oppervlakkigheid van elevator music. Of misschien ook wel, maar Dave Matthews heeft dan de pech van een in artistiek opzicht bijzonder geslaagd verleden, waarin hij me wél wist te raken.

Boeken / Non-fictie

De zondvloed deel 1

recensie: Boeken in de boekenweek

Vandaag, 15 Maart, gaat de boekenweek van start. Het thema BOEM PAUKENSLAG – schrijvers en muziek heeft heel wat stukjesschrijvers ertoe verleid om hun verhalen of artikelen in een boek te verzamelen. Met als gevolg dat we in die ene week overstroomd worden met een ware zondvloed aan boeken. 8WEEKLY zal de komende week proberen enige orde in de chaos te scheppen. Dit keer nemen we de pennevruchten van Adriaan Jaeggi, Joost Zwagerman en John Schoorl onder de loep.

Adriaan Jaeggi – Tromboneliefde

Onlangs attaqueerde Joost Zwagerman in NRC-Handelsblad Adriaan Jaeggi voor het initiëren van de Gouden Doerian – de prijs voor het slechtste literaire werk van het afgelopen jaar. Voornaamste kritiekpunt van Zwagerman luidde dat Jaeggi geen recht heeft zo hoog van de toren te blazen. De huidige stadsdichter van Amsterdam werd als een rancuneuze b-schrijver weggezet.

~

Zonder je in deze bescheiden polemiek te willen mengen, kan je aan de hand van het handzame boekje Tromboneliefde vast stellen dat Jaeggi niet wars is van zelfspot. Zonder zich in te houden schildert hij hierin de pijnlijke afwijzingstocht langs vier conservatoria. Zijn grootste wens – trombonist zijn – wordt verhinderd door een gebrek aan talent. Zelfs als hij reeds vele jaren ouder is en met jazzbands in het hele land heeft opgetreden, wordt hij toch weer met de neus op dat vervelende feit gedrukt. Als Jaeggi zijn gehavende schuiftrompet naar de reparateur brengt, is de laatste ontstemd over diens onwetendheid inzake het schoonmaken van het instrument. ‘Er zijn maar weinig mensen die iets van trombones begrijpen’, zucht de reparateur. Wat keihard moet aankomen bij een man die hopeloos verslingerd is aan diezelfde trombone.

Jammer aan Tromboneliefde is dat Jaeggi niet uitlegt waarom het opvallende geluid van de schuiftrompet hem zo boeit. Hij verklaart de liefde voor het instrument slechts vormelijk: ‘De smetteloze gladheid van de buizen, de spartaanse eenvoud van de S-vorm uitlopend in de uitdagende, sexy flare van de beker, het doet niet onder voor het erotisch geladen lijnenspel van een Lamborghini of een Angelina Jolie.’ Het samengeraapte en onvolledige karakter van dit anekdotenboekje zorgt ervoor dat Tromboneliefde een hap-slik-weg-tussendoortje is. Ternauwernood een introductie op de trombone, en/of op Adriaan Jaeggi zelf. (Jurgen Tiekstra)

Uitgever: Nieuw Amsterdam • Prijs: € 14,50 (gebonden) • 144 pagina’s • ISBN 90 468 0039 3 • incl. cd met drie nummers

Joost Zwagerman – Perfect Day en andere popverhalen

Joost Zwagerman (1963) grijpt zijn kans. Als groot liefhebber van popmuziek schrijft hij al een aantal jaren korte essays en artikelen over Nederlandse en internationale muzikanten. Die stukken verschenen onder andere in het inmiddels opgeheven popliterair tijdschrift Payola, maar ook in de Volkskrant en NRC-Handelsblad. Het thema van de boekenweek biedt hem de uitgelezen mogelijkheid om al deze essays te bundelen. Het resultaat: Perfect Day, een soort greatest hits met bonustrack.

Joost Zwagerman tijdens <i>Het voorwoord</i>, foto: Ro Halfhide
Joost Zwagerman tijdens Het voorwoord, foto: Ro Halfhide

Perfect Day bevat een bonte verzameling van essays en interviews over popmuziek. De keuzes van Zwagerman zijn niet altijd even verassend. Aan de hand van de grootheden Madonna en Prince schetst hij de ontwikkelingen van de popmuziek en de popfotografie wordt besproken aan de hand van de foto’s van Anton Corbijn en Annie Leibovitz. Ook de interviews met grootheden uit de Nederlandse rock, zoals Huub van der Lubbe van De Dijk en Barry Hay van Golden Earring, verrassen niet echt. Maar een essay over De Jeugd van Tegenwoordig, waarin Zwagerman parallellen trekt met H.J.A. Hofland en Michel Houellebecq, heeft bijvoorbeeld wel weer een interessante insteek. Perfect Day leest als een naslagwerk, wat nog eens versterkt wordt door het uitgebreide register. Deels heeft dit ook met de ‘gedateerdheid’ van sommige essays te maken.

Liefhebber

Hoewel Zwagerman veel van muziek af weet, zijn de essays vooral geschreven door een liefhebber. Popmuziek is voor hem belangrijk en natuurlijk geeft hij aan wat hij wel goed vindt en wat niet, maar op hele grote uitspraken zal je hem niet betrappen. In zijn essay Tussen High Fidelity en popfundamentalisme geeft Zwagerman duidelijk aan wars te zijn van het elitarisme dat sommige popliefhebbers/-kenners kenmerkt. In zijn essay beschrijft hij vermakelijk en herkenbaar hoe sommige liefhebbers er, net als in het boek High Fidelity van Nick Hornby, een dagtaak van maken om lijstjes te maken met muziek voor de maandagochtend; of hoe deze liefhebbers de mensen om hen heen verketteren op grond van hun muzieksmaak. Zulke liefhebbers houden zich tegenwoordig veel op het internet op. Hun liefde voor de muziek is misschien wel gemeend, maar ze slaan volledig door in de fundamentalistische wijze waarop ze de hoge waarden die popmuziek zou vertegenwoordigen, verdedigen.

Hier distantieert Zwagerman zich van. Hij heeft het ‘puberale luisteren’ achter zich gelaten. Perfect Day is daardoor geen muziekbijbel waarin alleen het onderscheid maken van belang is. De essays zijn vooral geschreven vanuit het grote plezier ontstaan bij het beluisteren van een plaat of bij de ongebreidelde interesse naar een persoon. Dan blijft een liefhebber over. Zwagermans blik wordt niet vertroebeld door het ijzeren oordeel, maar hij geeft een helder en scherp beeld van popmuziek (Wytske Visser)

Uitgever: Arbeiderspers • Prijs: € 18,50 (paperback) • 364 pagina’s • ISBN 9029563303

John Schoorl – Een soulman in de Achterhoek

Een soulman in de Achterhoek van de Volkskrant-verslaggever John Schoorl is volgens de inleiding “een rondrit door het Nederland van muzikale dromen en nachtmerries.” Van Reli-rapper tot hardcore hardrock, van Achterhoekse soul tot Limburgse levensliederen, het passeert allemaal de revue. Schoorl laat de vreugde zien die muziek kan brengen, maar toont ook de leegte die zij soms achterlaat. De verhalen zijn doordrenkt met melancholie en een haast ontastbaar lijden. Veel verhalen gaan over one-hit-wonders en eenzaam gestorven vedettes.

In achttien prachtige miniatuurtjes worden Kaapverdische grootheden, drummende vuilnismannen en bejaarde soulzangers in hoog tempo aan de lezer voorgesteld. Binnen enkele pagina’s wordt er een beeld geschetst van de muzikale loopbaan van de artiest en het daarbij behorende verhaal. Schoorl heeft weinig woorden nodig om een artiest of band te portretteren. Daarbij weet hij je zo voor de verschillende musici te interesseren dat je onmiddelijk meer over hen wil weten.

Een mooi voorbeeld is het verhaal Twee meter pijn over Backfire! Drummer Richard Bruinen. De tragiek van een ruige, twee meter lange, kale, getatoeëerde rocker die zelfmoord pleegt omdat zelfs de muziek hem niet kan redden van zijn innerlijke verdriet, is ronduit aangrijpend. De strijd tussen de vreugde van het muziek maken en de pijn van het verleden is liefdevol opgetekend en laten de lezer met een brok in de keel achter. (Erik Meijers)

Uitgever: Uitgeverij 521 • prijs € 15,90 (paperback) • 128 pagina’s • ISBN 9049970036

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht

Muziek / Album

Nieuwe Soda P valt tegen!

recensie: Soda P - Hits the City

De trage, slepende melodieën en dynamische songstructuren waar het uit Beverwijk afkomstige trio Soda P bekend om staat; ze schitteren op nieuweling Hits the City door afwezigheid. Terwijl Soda P’s eerste twee ep’s en debuutalbum Downbuilt (2003) nog getuigen van liefde voor interessante, experimentele gitaarrockbands uit de jaren tachtig en negentig zoals Sonic Youth, Blonde Redhead, Dinosaur Jr en Sebadoh en de daaropvolgende postrock golf, doet de compacte poprock van Hits The City vooral denken aan bands als Death Cab for Cutie, Nada Surf en Pinback. Persoonlijk vond ik hun oudere materiaal een stuk interessanter.

Hits the city blijkt net als zijn voorganger geproduceerd door Corno Zwetsloot, en gemastered door diens nieuwe ‘vaste partner’ Alan Ward in de Electric Studio’s in Brussel. Het album is verschenen op het Amsterdamse Zabel label, waar bijvoorbeeld ook de Utrechtse postrockers van We vs Death en het Rotterdamse Mono zijn te vinden.

Knieval richting het grote publiek

~


Volgens de website van Soda P zou Hits the City niet alleen een reactie zijn op de lange intro’s en dito nummers van Downbuilt, maar ook op de veranderde maatschappij. Het klinkt cryptisch, maar waar het op neer komt is zoiets als dit: we hebben onze sound aangepast omdat `postrock met indie invloeden’ nou eenmaal voor geen meter aanslaat bij het grote publiek. Of zoals ze het zelf zeggen “we moesten verder”. Na twaalf jaar ploeteren in de marge wil je wel eens iets anders. Vanuit commercieel oogpunt een goede zet. Zo was het trio onlangs nog te gast bij VPRO’s Club3voor12, werd de eerste single Message gedraaid op Kink FM en was het album te beluisteren op de 3voor12 luisterpaal. En toch is Hits the City beduidend minder interessant dan Soda P’s oudere werk.

Wanneer houdt hij zijn mond

Het eindeloos voortkabbelende Speak Up, de misplaatste break in Not Dead Yet, het pretentieuze, in het Frans gezongen Sans Cesse, de veel te brave emopop van When I, When You… Nee, erg vrolijk word ik niet van deze plaat. Met als dieptepunt de vlakke, krampachtige zanglijnen van zanger/gitarist Jeremy Jongepier. Je kijkt uit naar het moment dat hij zijn mond houdt.

Het spannendst zijn nog de nummers waarin de oude Soda P-sound doorschemert, zoals het ingetogen Live It in One Day (waarvan het intro doet denken aan één van Soda P’s inspiratiebronnen: Karate) en afsluiter Star, waarin wel de tijd wordt genomen om een sfeer op te bouwen. Helaas maken een paar zwaluwen nog geen zomer. Voor indie-begrippen is deze nieuwe Soda P niet spannend genoeg, voor het grote publiek is Hits the city ongetwijfeld te moeilijk. Vlees noch vis dus. De liefhebber van Nederlandse indiepop doet er goed aan zijn geld te bewaren voor het nieuwe album van Zoppo.

Boeken / Fictie

Japin, Japin, Japin, Japin, Japin, Japin, Japin, Japin, Japin, Japin, Japin

recensie: Arthur Japin - De grote wereld / De klank van sneeuw

Voor wie het nog niet wist of had begrepen: Arthur Japin is de grote man in de boekenweek. Niet alleen schreef hij het geschenk, ook verscheen een bundel met twee novellen van Japin en een boekje over Japin, met foto’s uit het foto-album van Japin, een gesprek met Japin en een Japin-quiz, waarin de Japinlezer zijn kennis over Japin kan testen en daarmee aardige Japinprijzen kan winnen, naast diverse andere Japin-uitgaven en andere Japin-activiteiten. Met het geschenk kun je dan ook nog gratis in de speciale Japintrein naar Deventer, waar Japin zijn muzikale kunsten vertoont.

Japin is al hot sinds het enorme succes van zijn roman De zwarte met het witte hart, en toont zich ook in het boekenweekgeschenk De grote wereld een liefhebber van het aparte en merkwaardige. Zijn twee helden zijn ditmaal ‘gewoon’ blank, hoewel Joods, maar klein – hoe zeg je dat tegenwoordig netjes in het Nederlands, wat de Amerikanen vertically challenged noemen: mensen die op een gegeven moment niet meer groeien. Vroeger zouden we dan hebben gesproken over lilliputters of dwergen, maar dat mag niet meer (gnomen of kabouters zijn helemaal uit den boze). Buitenstaanders zijn het in ieder geval, zoals vrijwel alle helden van Japin, die zichzelf uiteraard ook als zodanig beschouwt.

Ethische bespiegelingen

~

Hoofdpersoon Lemmy – kort voor Lemuel, zoals in Lemuel Gulliver – groeit in het begin van de vorige eeuw op in een pretpark in New York, in een familie die de kost verdient met de eigen afwijking. De vraag is dan natuurlijk of dat wel kosjer is, want zijn zij eigenlijk niet ook een soort mensen, maar dan anders? Aan ethische overwegingen geen gebrek, vooral wanneer de handeling zich verplaatst naar nazi-Duitsland. De nationaal-socialisten gedoogden in eerste instantie de rondtrekkende artiesten, maar sloegen al snel op de bekende wijze toe. Voor Lemuel en zijn partner Rosa voltrekt zich een drama, ze worden op zichzelf teruggeworpen en zien zich geconfronteerd met existentiële vragen:

“Waarom is dat toch,” vraagt Lemmy, “dat iedereen ons altijd maar geanimeerd wil zien? Liever niet zoals we zijn, maar alsof wij uit uw fantasie komen.”
“Ach, uw werkelijkheid kunnen wij ons toch niet voorstellen,” antwoordt de arts zacht, “niet echt. Alleen door haar te verluchtigen kunnen we er nog enigszins mee omgaan.”

Die vragen komen ook aan bod in De klank van sneeuw, waarin twee novellen van Japin werden gebundeld, met een erg grote letter, zodat het een echt boek is geworden. Opnieuw zijn het entertainers die reflecteren op hun eigen rol. In het eerste verhaal strandt een klassieke zangeres in een hotel, waar zij nadenkt over leven en werk, terwijl zij zich bespied weet door de onbekende bewoner van de naastgelegen kamer. In het tweede verhaal repeteert een actrice, wat ook weer aanleiding is voor veel bespiegelingen. Reuze diepzinnig allemaal, zoals we dat van Japin gewend zijn.

De wereld van Japin

~

Net als het geschenk wortelen beide verhalen in de werkelijkheid van Japin. Aanleiding voor het mensen-met-een-alternatief-groeigebeurenverhaal waren prentbriefkaarten die hij vond bij het leegruimen van zijn ouderlijk huis. Het verhaal van de zangeres werd geïnspireerd door zijn eigen ervaringen als operafigurant en voor het toneel putte hij uit de tijd dat hij optrad in een openluchttheater in Amsterdam – waar anders – en hij meedeed aan Onderweg naar morgen. Niet zo vreemd trouwens, dat laatste, want Japin is van professie oorspronkelijk acteur.

Wie na al dat verbale geweld nog niet genoeg heeft van Japin kan terecht bij een klein boekje, met foto’s van Japin, een interview met Japin, plus beschouwingen over het werk van Japin en zelfs een potloodtekening van Japin, met als uitsmijter een quiz over het werk van Japin. De winnaar mag persoonlijk een vraag aan Japin stellen en krijgt daarop ook antwoord, van Japin. De tweede prijs bestaat uit boeken van Japin, de derde heeft niets met Japin te maken. Verder ter gelegenheid van de boekenweek nog meer uitgaven van Japin. Je zou er jeuk van krijgen.

Arthur Japin • De grote wereld • Uitgever: CPNB • Gratis • ISBN: 9059650271

Arthur Japin • De klank van sneeuw • Uitgever: De Arbeiderspers • Prijs: € 11,50 • 119 bladzijden • ISBN: 9029563362

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht

Film / Films

Voluptueus en toch te mager

recensie: U-Carmen e-Khayelitsha

Kijken naar de meiden en hun konten cijfers geven: in Gouden Beer-winnaar U-Carmen e-Khayelitsha (2005) is dat het tijdverdrijf van de politiemacht van Sevilla. Niet Sevilla, Spanje, maar Sevilla, Khayelitsha: de grote Zuid-Afrikaanse township, 40 kilometer buiten Kaapstad. De film is een bewerking van Georges Bizets Franstalige opera, naar Prosper Mérimées boek Carmen. En in Zuid-Afrika spreken ze geen Frans, laat staan dat ze het zingen, dus het is in Xhosa, een Afrikaanse kliktaal, dat de politieagenten hun verveling op snaakse wijze vocaliseren.

~

Pas als in een sigarettenfabriek de werkneemsters met elkaar op de vuist gaan, hebben de ordetroepen wat te doen. Allereerst moet oproerkraaister Carmen (Pauline Malefane) naar het hoofdbureau worden gebracht. Haar bewaker, de kuise sergeant Jongikhaya (Andeline Tshoni), zwicht echter voor haar geflirt en de voluptueuze ondeugd ontsnapt. Van daaruit ontwikkelt zich het reeds bekende verhaal over verboden liefde, jaloezie en vrijheid versus plichtsbesef. Die geschiedenis wordt door regisseur Mark Dornford-May (de echtgenoot van Malefane) gekleurd door eigentijdse Zuid-Afrikaanse thema’s te belichten, zoals politiegeweld en aids. Carmen in Zuid-Afrika, zou de cynicus kunnen opmerken.

Goede intenties

Maar voor een gimmick alleen krijg je op het festival van Berlijn geen Gouden Beer, toch? In ieder geval doet zo’n samenvatting aan Dornford-Mays intenties geen recht. Allereerst heeft de voormalig opera- en theaterregisseur geprobeerd zijn verleden thuis te laten: behalve het feit dat de film een operabewerking is, herinnert weinig nog aan het toneel. De handheld camera zit de acteurs flink op de huid. Verder knipt Dornford-May nogal in het verhaal, en de hiaten die daar het gevolg van zijn, probeert hij op te vullen met flashbacks en veelzeggende beelden. De Xhosa teksten op Bizets muziek en de verplaatsing naar hedendaags Zuid-Afrika werken wonderwel. Wanneer de muziek opbeurend genoeg is, en de acteurs op stoom komen, is de film bij vlagen zelfs charmant.

Mager en zuinig

~

Maar voor goede intenties kopen we niets. De zogenaamd veelzeggende beelden zijn vaak lelijk of onbegrijpelijk. Giulio Bicarri’s cinematografie is zo los en het camerawerk soms zo schokkerig dat je er zeeziek van wordt: het wekt de indruk dat Dornford-May het theater heel hard probeert te vergeten. Door het gezwabber met de camera gaan de emoties en persoonlijke ontwikkeling van Carmen en Jonghikhaya totaal aan je voorbij. Dornford-Mays zuinige interpretatie van de karakters helpt ook niet echt. De prachtige, voluptueuze Malefane is vooral een erg sensuele Carmen. Haar legendarische opstandigheid en eigenzinnigheid blijven onderbelicht. En Andile Tshoni’s Jonghikhaya is zo strikt en zedig, dat nooit duidelijk wordt wat die twee nu precies in elkaar zien.

Gejongleer

Het voornaamste probleem is echter het gejongleer met stemmingen en prioriteiten. Ironische scènes, zoals die met de vleeskeurende politieagenten, worden afgewisseld met zware emotionele momenten, zoals wanneer de van zijn familie verwijderde Jonghikhaya een brief krijgt van zijn moeder. Dergelijke scènes hoeven elkaar niet in de weg te zitten. Maar Dornford-May brengt het nooit in balans. Bij lachwekkende scènes durf je niet te lachen, en bij trieste scènes wacht je tevergeefs op de climax. En dat is jammer, want het is zo’n sympathieke poging. Bieden dan de extra’s soelaas? Voor die stille Nederlandse meerderheid die volgens de distributeurs blijkbaar snakt naar trailers: ruimschoots.

Boeken / Fictie

Wakker worden naast witte fuckende konijnen

recensie: Els Moors - Er hangt een hoge lucht boven ons

In Er hangt een hoge lucht boven ons heeft debutante Els Moors verzen geschreven die een haast zinnelijk genot opleveren. De eenvoud en de doeltreffendheid van woord en beeld, maar ook de speelsheid van haar verbeelding zuigen je in de speels-dwaze en soms explosieve wereld waarvan de alledaagse werkelijkheid het fundament vormt.

In haar verzen transformeert Moors deze werkelijkheid tot een lichtelijk absurdistisch schouwspel, hoewel ze nooit helemaal wordt losgelaten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het titelloze gedicht dat Moors geschreven heeft toen ze in een restaurant naar een kind aan tafel zat te kijken:

misschien zien ze me hier wel zitten ha!
terwijl ik wacht

ik leg de explosieven onder
de cappuccino of de koffie verkeerd

met een sigaret in de hand
houden ze het kind met de donkere ogen

aan een kartonnetje fruitsap vast

ik wil het hoofd op tafel leggenik steek de lont aan
het kind draat in de stoel
de stoel schommelt

zo meteen valt hij
of wurgt hij zijn vader

Moors’ poëzie tekent als vanzelf een glimlach op je gezicht, ze bezit een aanstekelijk en gezond soort dwaasheid waarvan we het bestaan dreigen te vergeten in een leven dat door allerhande doelstellingen gedomineerd wordt. Ze verleidt je ertoe de werkelijkheid zelf ook vaker te ‘kantelen’ om tot verwonderende waarnemingen te komen. Dat Moors’ poëzie echter niet louter een spel is, blijkt onder meer uit het gedicht over een begrafenis waarin Moors het bord op de koffietafel met “de kaas de salami / het plakje achterham dat niet meegeeft / eerste keer prikken met een vork” naar voren haalt om vervolgens op slapstickachtige wijze het geklungel met het plakje achterham te beschrijven: “het blijft liggen / tweede keer prikken / drie keer prikken / sta op! ga zitten!”. Waarna ze de beklemming beschrijft hoe ze zich aan de koffietafel geen houding weet te geven:

kent er iemand de dode
zal ik hem op het hoofd slaan
wat heb ik gedaan

ik ben rechtop gaan zitten
ik ben recht gaan staan

~

Eenvoud van woord en beeld

De kracht van de poëzie van Els Moors zit niet alleen in de (vrolijk-)vervreemdende manier waarop ze de werkelijkheid beschrijft, maar ook in de eenvoud waarmee ze de dingen benoemt. Vaak voorkomend zijn woorden die een lichaamsdeel aanduiden: hoofd, lippen, hand, enkel, elleboog, schouder, billen. Het gaat bijna altijd om die delen van het lichaam die voor het oog goed zichtbaar zijn. Niet onbelangrijk is het feit dat het oog zelf ook vaak wordt genoemd en dat Moors in een poëticaal gedicht het belang van het zien benadrukt.

Hoewel Moors de werkelijkheid een licht absurde twist geeft, benoemt ze de zaken zo naakt mogelijk. Hierdoor, alsmede door herhaaldelijk gebruik, krijgen de woorden een grote suggestieve kracht. Naast lichaamsdelen treffen we dieren (honden) en planten (bomen) aan, maar ook voorwerpen (muur, raam, auto) en natuurlijke elementen (zon, lucht, zee, water, veld). Deze twee laatste groepen laat Moors flink met elkaar botsen: terwijl de voorwerpen het menselijk bestaan domineren en begrenzen, bieden de natuurlijke elementen wijdsheid en vrijheid. Deze tegenstelling tussen begrenzing en vrijheid, en Moors afkeer van het eerste en verlangen naar het tweede, komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het volgende gedicht:

zij staat met een groen t-shirt
tegen een groene achtergrond

dit is een foto
dit is een pose
dit is het licht
dat een rand vindt
in de lens

een kind dat in het water springt

een auto die op zondagochtend vroeg
met een doffe klap
tegen een muur aan knalt

Het beeld van het kind dat uit plezier in het water springt, staat in groot contrast met het destructieve beeld van de auto die op zondagochtend tegen een muur knalt. Het lijkt alsof Moors de ziel uit de voorwerpen ‘auto’, ‘muur’ en ‘zondagochtend’ – dag van God en van verplicht familiebezoek – heeft gehaald. Het eerste beeld is dynamisch, vol beweging en rondspattende druppels, niet destructief maar scheppend. De zich lineair voortbewegende auto levert een statisch beeld op, ook omdat de beweging slechts in gang gezet is vanwege de dodende verplichting van de wekelijkse zondag.

Bovendien is de confrontatie tussen de auto en de muur destructief en niet scheppend zoals die tussen het kind en het water. Dezelfde tegenstelling, tussen de vrijheid van het natuurlijke en de beperking van de menselijke materiële verworvenheden, vinden we terug in de eerste versregels over de groene achtergrond en het vrije (buiten)licht. Dat licht vindt zijn begrenzing in de lens van het fototoestel evenals het meisje dat, hoewel ze met haar groene t-shirt een eenheid lijkt te vormen met de achtergrond, poseert waardoor de potentiële vrijheid van het buiten-zijn aan banden wordt gelegd.

Els Moors zoekt de waarschijnlijk voor haar zo noodzakelijke en heilzame vrijheid op door de alledaagse werkelijkheid vanuit een vervreemdend perspectief te beschouwen. Maar ook door de vrijheid zelf op te zoeken, zoals in het gedicht waarin ze de beperking van muur, raam en auto ontvlucht door in een boot over het water te varen, ontspannen met de benen over de rand. Het levert heerlijke versregels op als “er staat een boom op een vlakte achter me / er hangt een hoge lucht boven ons”. Zij, de boom en voor de rest geen mens. Of zoals ze in de afdeling over witte fuckende konijnen schrijft: “als ik op een ochtend wakker word / dan naast de witte fuckende konijnen in het gras”. Laat mij ook maar ontwaken in het gras, maar dan met konijnen van papier die grappig in je geest blijven rondscharrelen.

8WEEKLY had in december een interview met Els Moors voor het VPRO-programma Nachpodium.

Boeken / Achtergrond
special: Het voorwoord

De proloog van de boekenweek

BOEM PAUKESLAG. Deze dichtwoorden van Paul van Ostaijen zijn betekenisvol: muziek en literatuur hebben veel met elkaar gemeen. Onder deze slogan is muziek dit jaar niet alleen het thema van de boekenweek, het zette ook de organisatoren van enkele grote Nederlandse festivals aan tot het organiseren van nieuwe festivals rond de boekenweek.

De organisatie van Crossing Border verzorgde de aftrap: zondagmiddag en –avond werd in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag de eerste editie van Het Voorwoord gehouden. Het zou de symbiose van melodie en letter moeten worden, maar hoewel er van alles te zien en te beleven was, bleef de complete synthese, op een paar optredens na, uit.

Leon Verdonschot
Leon Verdonschot

Wah Wah

In één van de kleine foyers van de schouwburg presenteerde het kersverse literaire rocktijdschrift Wah Wah zich. De voordrachten van de redactieleden volgden elkaar snel op. In de stampvolle foyer (intiem is de meest welwillende omschrijving) zong Jaap Boots een lied over zijn legendarische ontmoeting met ‘Broes’ Springsteen op de Albert Cuyp markt. Daarna kwam Thomas Verbogt met een korte column over de oudere popliefhebber, waarna Leon Verdonschot de plek op het podium overnam en zo ging het in hoog tempo door. Kortom: snel, vaak vermakelijk en nooit saai. Het waren weliswaar boeiend uitgesproken teksten over muziek, maar literatuur was het ook weer niet. Hindert dat aan het begin van de avond? Je kunt ook te snel murw zijn natuurlijk.

In de Damesfoyer kwamen in een half uur tijd vijf schrijvers hun verhaal vertellen. Eerst was het de beurt aan twee Spunkers, Oscar Kocken en Iris Koppe. Kocken wist zijn publiek beter visueel te vermaken, maar het verhaal van Koppe was grappiger. Ze las een deel van de feuilleton voor die ze wekelijks voor de NRC schrijft. Beide jonge talenten deden echter niets met het muzikale thema. Dat was anders bij Onno te Rijdt. Met trillende handen las hij voor uit zijn gloednieuwe boek Naar Paradiso. Het was een humoristisch stuk over voorvallen tijdens concerten waar niemand met hem naar toe wilde. Alexis de Roode droeg drie gedichten voor, waarvan er één een aanval was op dichters die denken te kunnen rappen.

Snelheid leek het adagium deze avond: vele schrijvers en dichters hielden een voordracht van slechts vijftien minuten. Daartoe behoorden onder andere Tonnus Oosterhof, Hafid Bouazza en Abdelkader Benali. Wij zagen Gerrit Komrij die, verdrinkend in een bijna lege grote zaal, een subversief verhaal over poep hield zonder het p-woord zelf te noemen.

Barry Hay
Barry Hay

Interview met Barry Hay

Een grote opkomst was er bij het interview met Barry Hay door Joost Zwagerman. Rocker Hay, compleet met zonnebril, biertje en zijn tattoo’s duidelijk zichtbaar, vertelde over zijn jeugd in India. Eerlijk sprak hij over de valse voorwendselen waaronder zijn moeder hem na de scheiding van zijn ouders naar Nederland haalde en hem dus voor zijn gevoel ontvoerd heeft. Zelf was hij op dat moment liever in India gebleven. We kwamen door de vragen van Zwagerman veel te weten over de persoon Hay, maar natuurlijk werd er ook over muziek gepraat. De tournee door Amerika, zijn bewondering voor Herman Brood, de financiële catastrofes van de band… Het geheel leverde een vermakelijk gesprek op.

Muzikant annex schrijver Rik de Leeuw vertelde uit de losse pols (zo leek het in ieder geval) anekdotes en las gedichten voor uit zijn bundels. Er was veel interactie met het publiek. Hoewel De Leeuw een goede verteller is, konden de verhalen niet beklijven en waren z’n grapjes hier en daar zelfs flauw. Wel weer leuk dat zijn kleine zoontjes in de zaal om hun vader stonden te gniffelen en bij sommige gedichten al aankondigden: ‘O ja, deze is leuk!’

Voordragen op muziek – twee interpretaties

Heel anders ging het er aan toe bij het optreden van Wilfried de Jong met saxofonist Benjamin Herman. De muzikant voorzag twee verhalen van De Jong van melodie maar illustreerde deze ook met een komische noot. Samen spatten ze van het podium af en de chemie tussen de twee was goed voelbaar in de veel te kleine foyer. Ademloos luisterde het publiek naar de verhalen van De Jong en naar de ‘sexy sax’ van Herman. Een zeldzaam goed optreden waar muziek en literatuur werkelijk samenvielen.

P.F. Thomése sloeg een heel andere toon aan dan Herman en De Jong. Hij droeg stukken voor uit zijn novelle Schaduwkind bijgestaan door Joost Lijbaart en Wolfert Brederode op piano en drums. De combinatie van het zware thema, Schaduwkind gaat over de dood van Thoméses pasgeboren dochter, en de ingetogen muziek werd nergens kleverig of sentimenteel. Wel was het heftig: zowel schrijver als publiek verlieten de zaal met waterige ogen.

Gerrit Komrij
Gerrit Komrij

Muziek zonder literatuur

Tijdens dit festival waren er ook diverse concerten, waarvan die van de blinde zangers Amadou & Mariam het meest swingende was. Ruim een uur lang wisten zij met hun ritmische en vooral dansbare muziek uit alle hoeken en gaten van de schouwburg mensen naar de grote zaal te trekken. Ze kregen iedereen aan het dansen, klappen en juichen Het slotconcert van Hooverphonic was wat dat betreft een stuk rustiger en ingetogener, maar niet minder goed. Bij deze optredens viel nog meer op hoe scheef de verdeling van de zalen eigenlijk was: de schouwburg heeft één echt grote zaal en drie kleinere foyers. En waar het in de foyers stampvol zat, was de grote zaal regelmatig maar half gevuld. Wat overigens niets af deed aan de enthousiaste sfeer die er heerste.

Literatuur en muziek hebben misschien meer met elkaar gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken, maar het blijkt lastig om de twee echt bijeen te brengen. Het Crossing Border festival beoogt min of meer het zelfde, maar daar ligt de nadruk steevast meer op muziek dan op literatuur terwijl dat bij Het Voorwoord precies andersom was. Desondanks was het een goed en gebalanceerd festival, met muziek, literatuur en enkele sterke optredens waar de twee wel samenkwamen. Maar oh, oh, Den Haag! Moet zoiets echt om half elf ’s avonds eindigen?

Lees ook: Boekenweek 2006 – een overzicht