Kunst / Achtergrond
special: Een ontmoeting met Andrea Martinelli te Prato

Tussen afstand en intimiteit

In het Frisiamuseum, Museum voor Magisch Realisme in Spanbroek, is tot en met 25 juni de tentoonstelling Andrea Martinelli. Het gezicht en zijn schaduw te zien. Het is voor het eerst dat het werk van de zeer getalenteerde Italiaanse realistische schilder/tekenaar Andrea Martinelli (1965) in Nederland te zien is. Hoog tijd om deze kunstenaar eens op te zoeken in zijn atelier in Prato.

“Vroeger vond ik het moeilijk om te praten, ik heb met de jaren geleerd om er mee om te gaan”, vertrouwt Andrea Martinelli me tussen de bedrijven door toe. Hij staat bekend om zijn gesloten karakter en geïsoleerde bestaan. Als dit
waar is, weet hij het uitstekend te camoufleren. Openhartig vertelt hij tijdens het interview over zijn leven, zijn werk, zijn familie en zijn religie. “Ik voel me, in tegenstelling tot de meeste mensen, erg op mijn gemak in mijn isolement”, vertelt hij verder. Zijn atelier past goed bij dit beeld. Een lange trap leidt naar een besloten atelier en doet denken aan het archetypische beeld van de ‘kunstenaar in de ivoren toren’, die vanuit zijn eigen wereld een blik werpt op de omgeving om hem heen.

Martinelli in zijn atelier te Prato
Martinelli in zijn atelier te Prato

Het atelier doet verrassend huiselijk en levendig aan. De perfect afgewerkte, gedetailleerde schilderijen doen een meer klinische ruimte vermoeden. Op zijn bureau liggen talloze potloden, staan jampotten waar ooit heerlijke Toscaanse marmelade inzat, nu gevuld met penselen en trekt een berg met potloodslijpsel de aandacht. Een gezellige open haard siert de hoek waarnaast een ezel met daarop een immens portret staat. Een geschilderde grijsaard staart ons aan met een blik die het midden houdt tussen desinteresse en vermoeidheid. Alle rimpels en imperfecties claimen hun aanwezigheid door hun opgeblazen formaat en geprononceerde uitwerking, zonder daarbij opdringerig te zijn. Ze zeggen ‘ik ben hier en
ik blijf hier’ en dat is een geruststellende gedachte.

Hier zwoegt een kunstenaar die zich tien uur per dag, zes dagen in de week in zijn atelier ophoudt en als een bezetene werkt aan zijn portretten en daarnaast echtgenoot en vader is. “Ik heb het gevoel dat ik een gave heb gekregen
en dat ik geen tijd te verliezen heb. Tekenen is altijd mijn grote fascinatie geweest. Omdat ik zo verlegen was, was dit de enige manier om me te presenteren aan anderen. Ik hoop dat tekenen nog lang mijn dagelijkse gebed mag zijn”.

Martinelli is zoals de meeste Italianen katholiek en werkt daarom niet op zondag. Vol trots laat hij zijn parochiekerk zien en gaan we op een bankje zitten dat uitkijkt over een terras vol met ‘interessante koppen’. “Ik vind hier veel gezichten die me aantrekken. Soms sla ik de mensen hier gade en ga ik zitten schetsen.”

'Het gezicht van de grote opa I', 2004, gemengde techniek op paneel
‘Het gezicht van de grote opa I’, 2004, gemengde techniek op paneel

“…Ik denk dat kunstenaars nog steeds iets belangrijks kunnen zeggen met het schilderen van de mens…”

Il volto, ‘het gezicht’, heeft een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de Pratese kunstenaar. Op de vraag waar een ‘interessante kop’ aan moet voldoen, kan hij geen direct antwoord geven. Een snelle blik op zijn portretten leert ons dat het vooral om oudere mannen gaat, die een trieste indruk maken. Een enkele keer zien we een jonge vrouw, maar met
een uitdrukking op het gezicht, waar frustratie van af te lezen valt. De gezichtsuitdrukking wordt versterkt door het formaat en een weergaloos oog voor detail, waar geen porie aan ontkomt. “Oude gezichten vertellen een verhaal. Anders dan jonge mensen, kunnen ze geen masker opzetten, omdat hun emoties gedurende hun leven vastgelegd zijn in hun gelaat. Mijn doel is altijd om achter het masker te komen… de schaduw te ontdekken van een karakter. Bij vrouwen is dit
moeilijker.” Het ontwaren van een interessant gezicht, is iets dat de kunstenaar overkomt, terwijl hij de dagelijkse weg van zijn huis naar zijn atelier loopt. Tijdens een reconstructie van deze wandeling passeren we talloze winkeltjes; de
tijdschriftenwinkel, de ijzerwarenhandel, de boekhandel en de stoffenwinkel. In ieder van deze, vaak ambachtelijk aandoende winkels, kan een nooit vermoede bron van inspiratie schuilen.

De krantenverkoper komt naar buiten als hij zijn vriend Andrea voorbij ziet lopen en vertelt hoe diep geroerd hij was toen de keuze van een portret op hem viel. Hij steekt een aandoenlijk relaas af: “Ik ben ontroerd dat een van de
grootste kunstenaars van Italië heeft besloten om uitgerekend mij na te schilderen. Niet het natuurgetrouwe of de schoonheid hebben mij versteld doen staan, maar het feit dat hij een portret van mijn ziel heeft gemaakt”. Een
schijnbaar toevallige voorbijganger vult het duo aan. Onherkenbaar tot hij zijn gezicht plooit tot een geluidloze schreeuw; het is il Filosofo. De bekende geleerde van Prato heeft een onopvallend en zachtaardig gezicht als hij niet zijn vereeuwigde pose aanneemt. Martinelli’s kunstenaarsoog zag blijkbaar iets heel anders. “Ik heb hem in een schreeuw laten poseren voor de camera, omdat hij een heel markant gezicht heeft, dat een nooit geslaakte schreeuw op zich geschreven had. Ik had het gevoel dat er iets binnen in hem omging wat nooit naar buiten kon komen. Ik zei tegen hem “schreeuw en gooi je woede eruit!” Zo ontstond het portret l’Urlo del Filosofo – ‘De Schreeuw van de Filosoof’. Deze kunstenaar probeert iets te ‘geven’ aan de mensen uit zijn geliefde Prato en het is duidelijk dat dit hem in
dankbaarheid wordt afgenomen. Naar zijn idee moet de interesse in de mens weer op de eerste plaats komen en daarmee schaart hij zichzelf in de traditie van Leonardo da Vinci, Michelangelo, Holbein en Dürer, maar ook hedendaagse kunstenaars zoals Lucian Freud en Stanley Spencer. Volgens hem hebben musea ten onrechte gedacht dat de menselijke figuur als onderwerp te
veel in het verleden lag en kunst verzameld waarin de mens afwezig is. “Ik denk dat kunstenaars nog steeds iets belangrijks kunnen zeggen met het schilderen van de mens. Schilderen, dat wil zeggen op de klassieke manier, betekent moeite doen en je inzetten. Dit wordt geboren uit de liefde voor het leven en grotendeels hebben we dit verloren. Toch zie ik om me heen een herwaardering van het vak. Ik merk het op de academies, waarbij er weer meer contact is met het materiaal.”

'Gezicht - Schaduw II (of Betta)', 2005, gemengde techniek op paneel
‘Gezicht – Schaduw II (of Betta)’, 2005, gemengde techniek op paneel

De schilder-tekenaar duikt in karakters door gezichten tot in de kleinste details te onderzoeken. Heeft er ooit iemand beter naar een gezicht gekeken dan hij? Ieder onderdeel heeft tien uur bewerking nodig; voor de neus, een oog,
nog een oog. Dan rijst de vraag over de relatie van de modellen tot de kunstenaar. Het kan haast niet anders dan dat er een intieme sfeer moet zijn geweest gedurende de tientallen uren dat de ‘uitverkorenen’ model hebben gezeten om het
beoogde effect te bereiken. Hoe kan een man die zo gesteld is op zijn isolement, mensen zo lang toelaten in zijn ivoren toren? Hoe kunnen de geportretteerden op hun beurt het lef opbrengen om zich al die tijd bloot te geven aan de
onderzoekende blik van de kunstenaar? De portretten kijken de toeschouwer en dus ook de kunstenaar direct aan! Ronduit een intieme situatie. Het beeld van de situatie neemt een verrassende wending als duidelijk wordt, hoe het er echt aan toeging. Het antwoord schuilt in de fotografie. “Om zo diep op iemand in te gaan, moet ik eerst afstand nemen. Ik kan het model niet natekenen in mijn atelier. Ik maak een serie foto’s en daar kies ik er dan een van. Ik wil een
momentopname schilderen. De lens ziet meer dan het blote oog. Het fotografische middel maakt het mogelijk om het specifieke beter te ontwaren.” Slechts enkele minuten hoefde er geposeerd te worden.

‘Schilder-tekenaar’ is in principe de enige juiste benaming die op hem van toepassing is. Weliswaar worden zijn werken aangeduid als ‘schilderijen’, zijn geheel eigen techniek maakt duidelijk dat er meer potloden dan penselen aan te pas komen. De intensieve bewerking bestaat uit verschillende fasen die elk veel tijd in beslag nemen. Het hele proces begint in de werkplaats van zijn schoonvader, waar hij zelf opgeleid is tot lijstenmaker. “Hier ben ik geboren als kunstenaar en had ik mijn eerste kennismaking met het materiaal. Ik heb hier tien jaar lang gewerkt als ambachtsman en decorateur. Ik heb de techniek meegenomen als bagage in mijn huidige werk.” Zware houten panelen worden met tientallen lagen gesso bewerkt. De gesso heeft als hoofdbestanddeel konijnenlijm en moet goed verwarmd en regelmatig aangebracht worden. Als dit na enkele dagen opdroogt, zijn ze klaar om de vele trappen opgedragen te worden naar de studio. Een zware klus, gezien het formaat van de panelen.

'De Tweelingschaduw', 2004-2005, gemengde techniek op paneel
‘De Tweelingschaduw’, 2004-2005, gemengde techniek op paneel

“Ik verdwijn dan te diep in het personage en moet afstand nemen…”

De schilder van de trieste gezichten mengt hier olie met pigment en soms ook wat as van de open haard om tot tinten van grijs en bruin te komen. Tot op dit punt, is er qua techniek geen verschil met die van de oude meesters. Na een paar dagen begint hij een tekening op te zetten met pastelpotlood. Met een donkere en een lichte kleur ordent hij de schaduwrijke en de oplichtende vlakken, zodat er een driedimensionaal gezicht te voorschijn komt. Er is in deze fase geen ruimte voor details. Na een tweede laag olie, begint hij wederom te tekenen om de dieptes en hoogtes meer te prononceren. Schrijnend langzaam werkt hij centimeter voor centimeter aan het landschap met heuvels en dalen dat voor hem opdoemt; ‘landkaarten’ noemt hij ze. Het gekras van het potlood op het paneel en een ademhaling die concentratie verraden, vormen dan de enige geluiden. De laatste fase is een bewerking met tempera, een traditionele verfsoort op basis van ei, waarin de glans op het voorhoofd, de haren van een snor of een verdwaalde moedervlek vorm krijgen. Het is niet moeilijk voor te stellen dat deze kunstenaar de wereld om zich heen vergeet als hij aan het werk is. “Meestal werk ik aan drie of vier schilderijen tegelijk, omdat ik mezelf anders letterlijk los moet rukken van mijn werk. Ik verdwijn dan te diep in het personage en moet afstand nemen. Dan begin ik aan een ander schilderij.”

Op het bankje bij de parochiekerk neemt zijn zoontje naast hem plaats. Met een smekende uitdrukking zegt hij: “Wil je mij ook naschilderen…?” “Goed, dan beloof ik dat, maar ik wil het helemaal niet. Je bent veel te mooi om na te schilderen.” Zelden heeft hij iemand geschilderd die dicht bij hem staat. Hij kan namelijk moeilijk afstand nemen en objectief kijken naar een dierbaar persoon.

Het interview eindigt in het atelier met de lange trap. Het is een hartelijk en echt Italiaans ‘addio’. Toch kan ik me niet anders voorstellen dan dat hij opgelucht is dat hij weer in zijn vertrouwde isolement is. Terwijl we de lange trap aflopen, hebben we de ruimte om afstand te nemen van wat we van zo dichtbij hebben gezien; Andrea Martinelli de mens en de kunstenaar.

Theater / Achtergrond
special: Toneelschrijflente in Amsterdam

Twintig nieuwe theaterteksten in twee weken

~

De maand mei is dé maand voor Nederlandse toneelschrijvers. Heel toneelminnend Amsterdam is in de ban van nieuwe Nederlandse theaterteksten. Het Platform Onafhankelijke Theaterauteurs, De Balie, Het Zuidelijk Toneel en Theater Gasthuis besteden ieder op hun eigen manier aandacht aan onze toneelschrijftraditie en aan nieuw schrijftalent. 8WEEKLY doet op deze plek verslag van De Toneelschrijflente in Amsterdam.

Toneelschrijfdagen

Van 10 t/m 13 mei vonden in De Balie in Amsterdam De Toneelschrijfdagen plaats. Deze vierde editie, georganiseerd door het Platform Onafhankelijke Theaterauteurs, had als thema Opdracht & Gevolg. Liefhebbers van toneelschrijfkunst konden hun hart ophalen, want deze avonden stonden geheel in het teken van de Nederlandstalige theatertekst in zijn meest pure vorm. Vanaf ’s middags tot laat in de avond kon de bezoeker zich onderdompelen in de rijkdom en uniciteit die nieuwe en bestaande theaterteksten te bieden hebben.

Sinds 2002 zet het Platform Onafhankelijke Theaterauteurs zich actief in voor de Nederlandstalige toneelschrijfkunst en haar beoefenaars. Het Platform organiseert publieke en besloten bijeenkomsten, werkdagen voor auteurs en het verstrekt jaarlijks tien vrije schrijfopdrachten aan talentvolle auteurs. Tijdens de vierdaagse Opdracht & Gevolg werden de resultaten van de schrijfopdrachten 2005 aan het publiek getoond en de schrijvers van 2006 voorgesteld. Daaromheen werd een prikkelend programma samengesteld met onder andere Verse Waar/Oud Repertoire en Het Overblijfmenu. (Maaike van Geijn)

Vrijdag 12 mei

Fotografie: Sophie Janssen
Fotografie: Sophie Janssen

Het Port uur op de derde dag van De Toneelschrijfdagen was een wereld van verschil met dat van de dag daarvoor. Het onderwerp van gesprek was engagement in het theater en dat lokte enthousiaste reacties uit bij de geïnterviewden. Aanwezig waren dramaturgen en regisseurs van verschillende gezelschappen uit Nederland en België zoals Het Toneel Speelt, Het Paleis, Het Zuidelijk Toneel en Het Syndicaat, en een aantal onafhankelijke auteurs. Punt van discussie was onder andere de definitie van geëngageerd theater. Is het nu politiek theater, maatschappelijk theater of krijgt een theaterstuk al de stempel geëngageerd als het direct verwijst naar de actualiteit? Is het noodzakelijk dat theater een morele boodschap overdraagt aan het publiek? De theatermakers konden er uren over doorpraten, maar toen was het al weer tijd voor het avondprogramma.

Het vaste onderdeel Verse Waar/Oud Repertoire werd uitgevoerd door acteurs van Dood Paard en Tg Monk. Ook dit gedeelte van de avond viel meer op z’n plek dan de avond ervoor. De nieuwe teksten van Caroline Ligthart en Dirk van Pelt waren goed te volgen. Met name de monoloog van Ligthart over paniek, gelezen door Maartje van den Brink zorgde voor een hoop gegrinnik in de zaal. Evenals het fragment uit De dagen van Leopold Mangelmann van Arnon Grunberg.

Fotografie: Sophie Janssen
Fotografie: Sophie Janssen

Toen was het tijd voor Boy’s Night! De mannen Emanuel Muris, Bas Beerendonk en Marcel Lensen, die in 2005 een opdracht ontvingen, bedachten samen de opzet voor hun presentatie. De grote zaal werd omgetoverd tot kroeg, compleet met kleine tafeltjes, tientallen sfeerlampen en Perzische tapijten. Voorafgaand aan de lezing van hun compleet verschillende teksten werden de schrijvers geïnterviewd door journalist Frits Visser. Als eerste was het de beurt aan Muris. Hij had acteur Rafaël Troch gevraagd zijn stuk Herman te lezen en dat deed hij met veel overtuiging. In Herman voert de hoofdpersoon Herman een dialoog met zichzelf. De tekst zit vol met woordspelingen en kan gezien worden als een taalfilosofische theatertekst.
Bij Beerendonk ging het er een stuk minder diepzinnig aan toe. Van regisseur Paul Knieriem kreeg hij de opdracht om een realistisch huiskamerdrama te schrijven. Compleet met vijf bedrijven en een ontknoping aan het eind. Hoor wie klopt daar kinderen gaat over een ongelukkig echtpaar dat een asielzoeker in huis heeft genomen en zoon Oscar op bezoek krijgt met Sinterklaasavond. Het stuk hangt van clichés aan elkaar, maar werkt toch enorm op de lachspieren.
Het laatste deel van de avond was voor Lensen. Hij las zijn persoonlijke Vaderliefde 2005 zelf voor. Zijn theatertekst bestaat uit een verzameling brieven aan zijn ongeboren kind. Deze vader vol van twijfel, liefde en bezorgdheid wist op de valreep de zaal te ontroeren. (Sophie Janssen)

Donderdag 11 mei

Fotografie: Sophie Janssen
Fotografie: Sophie Janssen

De tweede dag van de Toneelschrijfdagen stond in het teken van de beeldende kunst. Iedere dag concentreert zich namelijk rondom verschillende inspiraties die de toneelschrijver beïnvloeden. Tijdens het dagelijks terugkerende Port uur, waarin de auteurs die in 2006 een schrijfopdracht kregen worden voorgesteld, kwamen schrijvers aan het woord die zich laten beïnvloeden door de beeldende kunst. Ook waren er kunstenaars uit andere disciplines uitgenodigd die naast hun beeldende werk schrijven. De middag werd geopend met een monoloog van fotograaf Hans Aarsman (de Volkskrant) voorgelezen door de acteur met de mooiste stem van Nederland: Tom Jansen. De voordracht verliep vlekkeloos en was erg amusant. Vervolgens vertelden beeldend kunstenaar Arnoud Holleman en beginnende auteurs Hiekelien van den Herik en Shishunk Ighes over hun specifieke manier van werken. Het lukte gespreksleider Gerrie van der Linden helaas niet om een spannende discussie aan te wakkeren. Het verder nogal chaotische interview bleef daardoor erg aan de oppervlakte en liet een onbevredigd gevoel achter.

Zoals elke avond vond er voorafgaand aan het avondprogramma een lezing van nieuwe en oude theaterteksten plaats; dit keer door acteurs van ’t Barre Land. Fragmenten uit nieuwe stukken van Bo Tarenskeen en Jannika van Wijk en scènes uit ‘oud repertoire’ van Albert Blitz en Wanda Reisel werden door elkaar gehusseld en voorgedragen. Zoals de acteurs zelf ook al aangaven was het af en toe lastig om een beeld te krijgen van een mogelijke enscenering van de teksten. Maar de wat langere dialogen gaven toch een aardig beeld van de ingezonden teksten.

Na een korte pauze begon de live geïllustreerde lezing van Panamarenko en de konijntjes, een toneeltekst van Ditte Pelgrom. Beeldend kunstenaar Marjolijn Kommer had de taak om de voorgedragen tekst live te voorzien van illustraties. In een handomdraai toverde zij met wit krijt konijntjes op de muren van de grote zaal. De tekeningen gaven een originele dimensie aan de verder nogal abstracte tekst. Het stuk heeft geen concreet plot. De vier personages: De Boze, De Nieuwe, de Zwijger en Ding zijn in een constante discussie verwikkeld over ogenschijnlijke onbelangrijke onderwerpen. Zo gaan dialogen over het wassen van wol en de verschillen tussen natuurlijke en synthetische materialen. Afgezien van de tekeningen resulteerde dat in een vrij droge presentatie. Wat maar weer aangeeft dat een theatertekst geen eindproduct is en absoluut gebaat is bij een goede enscenering. Hopelijk krijgt Panamarenko en de konijntjes die kans nog en worden de dieper liggende lagen van de tekst dan beter zichtbaar. (Sophie Janssen)

Woensdag 10 mei

Fotografie: Maaike van Geijn
Fotografie: Maaike van Geijn

De eerste dag werd feestelijk geopend met de presentatie van Boekwerk N°I. In dit prachtig vormgegeven boek zijn alle teksten en essays die werden geschreven in opdracht van het Platform gebundeld. Marian Boyer, artistiek leider van Platform en zelf een van de auteurs, overhandigde een eerste exemplaar aan personen die belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van de Nederlandstalige theatertekst; schrijfster Esther Gerritsen, dramaturge Marianne van Kerkhoven – waarvan overigens ook een prachtig essay in de bundel is opgenomen – producent Frans Lommerse en Balie directeur Ellen Walraven.

Met een glas champagne en een exemplaar van het boek bij de hand kon er vervolgens in het restaurant van de Balie gegeten worden. Geen gewone maaltijd, want tijdens de Toneelschrijfdagen staat ook het diner in het teken van de theatertekst. Tijdens het Het Overblijfmenu kun je als volwassene eindelijk weer eens worden voorgelezen, door professionele acteurs wel te verstaan. Een charmant en leuk initiatief.

Na de pauze was het de beurt aan een aantal acteurs van Toneelgroep Amsterdam. Onder de noemer Verse Waar/Oud Repertoire lazen zij een compilatie voor van nieuwe teksten en bestaand werk. In overtuigend Vlaams las Hans Kesting samen met Alwin Pulinkx (een echte Vlaming) scènes uit het nieuwe stuk Schaakmat van Eva Schram. Een hilarische tekst, zeker in de vertolking van Kesting en Pulinckx. Frida Pittoors vertolkte op overtuigende wijze een vrouw die plastisch het chirurgenvak beschrijft, afkomstig uit Iets over liefde …, een tekst uit 2005 van Peter De Graef.

Daarna las Henriette Koch een prozafragment uit Eigenlijk ben ik iemand anders van Sandra Tromp Meesters, een van de auteurs die een schrijfopdracht kreeg van het Platform. Videoprojecties van een verweerde muur, gemaakt door Roy Peters, begeleidden Meesters verhaal, een spitsvondige en humoristische tekst over hoe mensen heel anders kunnen zijn dan je op het eerste gezicht zou denken. Echter, hoe mooi de beelden van Roy Peters ook waren, de bedoeling en toegevoegde waarde in relatie tot de tekst van Meesters werden niet helemaal duidelijk.

De avond werd afgesloten met een lezing van de complete tekst Altijd Februari van Marian Boyer, eveneens een opdracht van het Platform. Boyer’s tekst is geïnspireerd op het waargebeurde verhaal van de drieling Wagner. Deze drieling (drie zusjes) uit de Haarlemmermeer ging na ruzies met medeleerlingen een jaar niet naar school. Hun oude school adviseerde andere scholen om de drie meisjes niet tegelijk aan te nemen. Boyer’s tekst bestaat uit verschillende gesprekken tussen meisje A, B en C, gisteravond vertolkt door Marjon Brandsma, Wendell Jaspers en Daphne de Winkel. Tussen de verschillende scènes werden er muziekfragmenten van David Sylvian gedraaid, dat goed werkte. Altijd Februari laat op een intrigerende en spannende manier zien wat er zich in de besloten wereld tussen een drieling afspeelt. Een tekst die het zeker verdient om door gezelschappen ‘geadopteerd’ en gespeeld te worden. (Maaike van Geijn)

Donderdag 4 mei

Gastschrijvers

Fotografie: Annette Kamerich
Fotografie: Annette Kamerich

Al voor het derde achtereenvolgende seizoen organiseert theaterwerkplaats Gasthuis in Amsterdam het project Gastschrijvers. Drie schrijvers kregen de opdracht om in nauwe samenwerking met elkaar, ieder een eigen toneeltekst te schrijven. Jonge schrijfsters Anouk Saleming en Annemarie Slotboom, beiden afgestudeerd aan de schrijfopleiding van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, deden al eerder mee; Evianne Lamme komt van de Filmacademie en levert dit jaar voor het eerst een bijdrage. Het resultaat van Gastschrijvers 2006 is deze week te zien in Gasthuis als onderdeel van De Toneelschrijflente.

De avond begint met de enscenering van een deel van de tekst van Het Zeehuis van Anouk Saleming. Haar stuk speelt zich af rond een vakantiehuisje en vertelt het verhaal van een zestal mensen dat op een of andere manier met elkaar verbonden is. Dramatische ironie, de toeschouwer weet meer dan de personages zelf, is hierbij heel belangrijk en zorgt voor humor in het stuk. Dialogen, enkele epische monologen en een voortstuwend spannend plot dragen er toe bij dat het publiek de personages goed leert kennen.

De tekst van Evianne Lamme, Sweet sweet lullaby is, in vergelijking met Het Zeehuis, surrealistischer van toon. Zo is één van de hoofdpersonen een man die over licht en donker beslist. De enscenering van Marjan Barlage is verder erg bepalend voor het stuk. In een maquette worden de handelingen door één van de personages met poppetjes nagespeeld. Het resultaat daarvan wordt geprojecteerd op een doek. Dit heeft weliswaar een komisch effect, maar leidt de aandacht erg af van de taal.

Ten slotte zien we een gedeelte van Voorbij mijn tuinhek van Annemarie Slotboom. Zij behandelt daarin als enige een actueel thema: de dreiging van terrorisme en de manier waarop de burger daarmee omgaat. In een aaneenschakeling van monologen laat ze vier verschillende mensen aan het woord over angst en ergernis. De voorstelling is niet alleen maar ernstig. Door de groteske speelstijl wordt er ook een hoop gelachen in de zaal.

Op 4 mei vond tevens het Groot schrijversinterview plaats. De drie gastschrijvers vertelden over het achterliggende werkproces bij dit project en het verschil met de gebruikelijke werkwijze bij het schrijven van een stuk. Meestal wordt in opdracht van een regisseur geschreven of is er tenminste een beperking in thema of vormeis. Het werd duidelijk dat de auteurs zich, als Gastschrijvers, in een luxepositie bevinden. Zij kunnen schrijven wat ze willen, hebben de mogelijkheid om te overleggen met elkaar en met andere ervaren schrijvers. De regisseurs staan voor de verandering in dienst van hen in plaats van omgekeerd. Dus ook wat de schrijvers zelf betreft: op naar Gastschrijvers 2007! (Sophie Janssen)

Speelperiode Gastschrijvers: tot en met 6 mei 2006.

Woensdag 3 mei

Walhalla

Fotograaf: Phile Deprez
Fotograaf: Phile Deprez

Gisteravond vond de Amsterdamse première plaats van de voorstelling Walhalla. Peter De Graef, Erik-Ward Geerlings en Marijke Schermer schreven ieder een tekst voor dit eerste deel van een reeks locatieprojecten van Het Zuidelijk Toneel. In deze driedelige reeks staat steeds een actueel thema uit de samenleving centraal. Het resultaat: drie splinternieuwe, frisse en politieke teksten die perfect passen binnen het kader van De Toneelschrijflente.

Regisseur Matthijs Rumke gaf de schrijvers de opdracht een stuk te schrijven met als centrale vraag: “Is er nog plek voor idealisme?”. Alledrie zijn ze erin geslaagd een vorm voor hun tekst te vinden waarin personages vrijuit kunnen spreken over deze en andere vragen die onze samenleving aangaan. Met als basis voor deze dialogen en monologen natuurlijk de visie van de schrijver.

Als eerste is het de beurt aan Maatkamer van Erik-Ward Geerlings. Het stuk vertelt het verhaal van meneer Maatkamer die uit idealisme besluit mee te doen aan een wetenschappelijk experiment. Hij komt er als een mentaal wrak uit.
Na een korte pauze begint D’r was daar ook een hond van Peter De Graef. Zijn toneelstuk gaat over een conceptuele kunstenaar die een aantal psychiaters ervan moet overtuigen dat hij niet gek is.
De avond wordt afgesloten met Laat de Arabieren binnen van Marijke Schermer. Hierin zien we een elfjarig meisje dat probeert te begrijpen waarom haar vader, een schrijver, wordt bedreigd.

De teksten nemen een belangrijk deel van de voorstelling in. De acteurs en dan met name Bert Luppes, die in ieder stuk de hoofdrol voor zijn rekening neemt, hebben zich behoorlijke hoeveelheden tekst eigen moeten maken. Maar het is ze gelukt. Ze weten de tekst goed over te brengen en daardoor blijven ook na de voorstelling nog flarden hangen. De drie toneelstukken zijn uitgebracht in boekvorm zodat iedereen deze confronterende, maar ook grappige, teksten nog eens rustig na kan lezen. (Sophie Janssen)

Lees hier ook een een uitgebreide recensie van Walhalla.

Maandag 1 mei

De aftrap

~


Gisteravond vond vond de opening van De Toneelschrijflente plaats. In een klein zaaltje in politiek-cultureel centrum De Balie waren een aantal betrokkenen bijeengekomen om het glas te heffen op de Nederlandse toneelschrijfkunst. De nieuwe artistiek leider van de Balie, Ellen Walraven, gaf de aftrap met een fragment uit Mei van Herman Gorter en een stukje Ramsey Nasr. Daarna was het de beurt aan acteurs. Zij droegen een gesprek tussen drie toneelschrijvers voor: Ger Thijs, Judith Herzberg en Frans Strijards. Het was alsof de tekst voor deze avond geschreven was: het werd een discussie over de Nederlandse toneelschrijfkunst met onderwerpen als gebrek aan aandacht en traditie.
Vervolgens was het de beurt aan publiekstrekker Gerardjan Rijnders. Hem was gevraagd een column te schrijven voor deze avond en die voor te dragen. Na wat uitweidingen over Reve en de Nobelprijs voor de literatuur kwam hij uiteindelijk tot de conclusie dat het goed gaat met de Nederlandse toneelschrijfkunst.
Als afsluiting van de avondje en als opwarmertje voor de komende twee weken lazen tien acteurs van Toneelschool Arnhem een splinternieuw toneelstuk van Youri Vos. De tekst was een beetje rommelig en daardoor moeilijk te volgen. Maar het enthousiasme spatte er vanaf en de toon werd gezet. Dat belooft wat voor de komende weken!

Een voorproefje

Van woensdag 3 t/m zaterdag 13 mei staat Het Zuidelijk Toneel in de Storkfabriek in Oostenburg met het locatieproject Walhalla. Erik-Ward Geerlings, Peter De Graef en Marijke Schermer schreven alle drie een stuk over een wereldverbeteraar. Matthijs Rümke tekent voor de regie.

In Theater Gasthuis vindt van woensdag 3 t/m zaterdag 6 mei de derde editie van De Gastschrijvers plaats. Iedere avond worden er drie nieuwe theaterteksten gepresenteerd in ensceneringen van drie regisseurs. De schrijvers zijn Anouk Saleming, Annemarie Slotboom en Evianne Lamme.

Ten slotte is er de vierde editie van De Toneelschrijfdagen. Van woensdag 10 mei t/m zaterdag 13 mei staat De Balie in het teken van het project Opdracht & Gevolg, een samenwerking van het Platform Onafhankelijke Theaterauteurs & De Balie. Iedere dag heeft een ander thematisch accent, met presentaties en montages van nieuw en oud materiaal, voorgelezen door bekende acteurs. Daarnaast heeft het Platform Onafhankelijke Theaterauteurs tien vrije opdrachten gegeven aan opvallende schrijvers, tijdens Opdracht & Gevolg worden de resultaten gepresenteerd. (Sophie Janssen)

Film / Films

De grenzen van interpretaties

recensie: Palindromes

Met films als Welcome to the Dollhouse, Happiness en Storytelling ontpopte de Amerikaanse indie-regisseur Todd Solondz zich tot een horzel die onvermoeibaar de zeepbel waarin veel Amerikanen leven lek prikt. Zijn films neigen naar cynisme en misantropie, maar blijken telkens ook een kritische en zelfs humanistische ondertoon te hebben. Solondz plaatst delicate onderwerpen als pedofilie, sociale ongelijkheid en raciale spanningen in een verontrustend, maar ook verfrissend perspectief. In het bizarre Palindromes (2004), zijn nieuwste film, gaat hij op de ingeslagen weg verder.

~

Palindromes is een krankzinnig en duister sprookje waarin een bonte stoet aan personages voorbij komt. Centraal staat de dertienjarige Aviva Victor die niets liever wil dan moeder worden. Hiervoor frunnikt ze wat met haar volumineuze buurjongen en ‘boem’, het is direct raak. Tot groot verdriet van mama die de vrucht vakkundig laat afdrijven (“It’s not a baby just yet. It’s like it’s just a tumour”). Nou ja vakkundig, de abortusarts maakt er een zootje van, wat ertoe leidt dat de baarmoeder van de naïeve Aviva verwijderd moet worden. Ze wordt hier zelf niet van op de hoogte gebracht en slaat op de vlucht, vastbesloten alsnog moeder te worden. Hierna belandt ze onder andere in een evangelische ‘familie van verschoppelingen’ die onder leiding staat van de kordate Mama Sunshine.

Gimmick?

Solondz past in Palindromes een eigenaardig formeel principe toe. De film bestaat uit negen hoofdstukken, waarin Aviva telkens door een andere acteur wordt gespeeld: twee vrouwen, vier meisjes (13–14 jaar oud), een twaalfjarige jongen en een wichtje van zes. In een interview met The Guardian vertelt Solondz hierover:

I have a certain faith in audiences that if you set up a series of rules, even if they are very strange rules, if you adhere to them, people will accept it. At first, they might not understand why Aviva is a little black child and then she is Dominican, then she becomes a redhead. But you see there is a pattern and you just have to go with the experience, because the narrative is very straightforward, very traditional and very conventional in many ways.

Dat mag zo wezen, maar hiermee is nog niet verklaard waarom hij het eigenlijk nodig achtte om deze formele regel toe te passen. Het lijkt een ietwat flauwe gimmick, toch is dat niet helemaal waar. De veranderingen in acteurs zegt iets over het kameleonachtige karakter van Aviva. Ze heeft geen eigen levensvisie, maar past zich moeiteloos aan bij de veranderde omstandigheden. Verder werkt het vervreemdend als een klein blank wurm ineens in een omvangrijke zwarte vrouw verandert. Deze vervreemding versterkt het totaaleffect van de film, die er maar al te duidelijk op uit is om de gebruikelijke interpretatiekaders uit hun voegen te laten barsten.

~

De titel van de film is niet voor niets gekozen. Een palindroom is een woord of zin die achterstevoren gelezen kan worden, waarbij de betekenis ofwel verandert (kat/tak) ofwel gelijk blijft (parterretrap). Deze laatste variant kan gezien worden als een metafoor voor Aviva’s bestaan. Aan het eind van de film is ze nog exact hetzelfde personage als aan het begin ervan. Ze wordt gekenmerkt door een onvermogen om te veranderen, om een visie op het leven te ontwikkelen aan de hand van wat haar overkomt. Zo blijft haar absurde obsessie voor het moederschap onveranderd aanwezig. Ze denkt dat ze zichzelf via het moederschap kan ontplooien, dat het haar tot een autonoom en bijzonder mens maakt. Ze is niet in staat om zich te bevrijden van deze fictie die eerder destructief dan opbouwend is. Zelfinzicht is voor Aviva niet weggelegd, haar blik op de wereld blijft die van een onschuldige tiener.

Pedophiles love children

Aviva’s onschuld komt voort uit het feit dat ze de wereld slechts bekijkt vanuit een op hol geslagen kinderfantasie; morele kaders ontbreken daarbij volledig. Ze kijkt niet op van de moordplannen op een abortusarts, integendeel: als het moment daar is spoort ze de huurmoordenaar alleen maar aan (“Do it, do it, do it.”). Over een cynische buurjongen die van pedofilie verdacht wordt, zegt ze zonder blikken of blozen: “He’s not a pedophile — pedophiles love children.” Tot deze vorm van liefde acht ze de cynicus niet in staat.

~

Solondz plaatst Aviva in verschillende uitvergrote milieus die allemaal typisch Amerikaans zijn. De belangrijkste daarvan zijn het progressieve, blanke en rijke milieu uit de suburbia en het behoudende, gemengde en sociaal bewogen milieu van de evangelicals. In deze uitvergrotingen toont hij de contradicties die ontstaan in de verlammende strijd tussen de voor- en tegenstanders van abortus. Een strijd die in Amerika veel grotere proporties aanneemt dan in de rest van de wereld. Het ene kamp veroordeelt abortusartsen als massamoordenaars, het andere propageert een lichtzinnige en doorgeslagen vorm van het volledige zelfbeschikkingsrecht. In beide kampen ontstaan er contradicties als hun principes in botsing komen met de werkelijkheid. Solondz toont ons een vrijgevochten familie die heilig in het zelfbeschikkingsrecht gelooft, maar hun dochter Aviva een abortus opdringt. Tevens laat hij de ‘familie’ van Mama Sunshine zien die radicaal pro-life is, maar niet aarzelt om een abortusarts te laten vermoorden. Vanuit de onschuldige ogen van Aviva zien we beide kampen zowel in hun waardigheid als in hun verderfelijkheid.

Boeken / Fictie

Waarheden als een koe

recensie: Julian Barnes - Arthur & George

Julian Barnes werd geboren in Leicester, Engeland in 1946. Hij studeerde moderne talen en werkte onder meer als recensent en literair redacteur voor verschillende Engelse bladen. Barnes heeft talrijke prijzen gewonnen voor zijn werk waaronder de Somerset Maugham Award (Metroland 1981), twee Booker Prize nominaties (Flaubert’s Parrot 1984 en England, England 1998), de Prix Medicis (FP 1986) en de Prix Femina (Talking it Over 1992).

Bovendien werd hij achtereenvolgens tot Chevalier, Officier en Commandeur benoemd in l’Ordre des Arts et des Lettres. (1988, 1995, 2004). Hij schreef tien romans, twee boeken met korte verhalen, twee collecties met essays en een collectie met schrijfsels over koken. Tevens vertaalde hij boeken uit het Frans en Duits en schreef onder het pseudoniem Dan Kavanagh vier misdaadromans. De auteur woont en werkt in Londen.

Arthur Conan Doyle
Arthur Conan Doyle

Vreemde mengeling van genres

Dat Julian Barnes kan schrijven staat buiten kijf, je wordt immers niet zomaar een Commandeur. Met Arthur & George heeft hij ditmaal een in het Victoriaanse Engeland gesitueerde historische roman geschreven, die gebaseerd is op de levens van twee historische figuren. De ene figuur is de schrijver Arthur Conan Doyle, de schepper van de beroemde Sherlock Holmes. De ander is George Edalji, die door zijn onterechte veroordeling de aandacht trekt van Doyle die hem vervolgens tracht te rehabiliteren.

Barnes heeft grondig research gedaan voor deze roman. Zo heeft hij het leven van Arthur Conan Doyle bestudeerd alsmede de ietwat onbekendere en minder plezierige gangen van George Edalji; alle losse einden heeft hij opgevuld, zoals alleen goede schrijvers dat kunnen. Wat overblijft is een roman die een ietwat vreemde mengeling is van een detective met Arthur Conan Doyle in de rol van zijn eigen Sherlock Holmes, een biografie van een van de bekendste schrijvers van begin vorige eeuw en een gefictionaliseerd verslag van een onterechte veroordeling.

Sluipend rascisme of toeval?

George Edalji wordt als vreemde eend in de bijt van kindsbeen af gepest, gediscrimineerd en buitengesloten. Zijn vader is een Indiër, zijn moeder een Engelse. Dat feit maakt van hem een makkelijk slachtoffer in de burgerlijke atmosfeer van het Engelse platteland en het duurt dan ook niet lang voor de pesterijen beginnen. Eerst zijn het obscene brieven, dreigbrieven en pesterijtjes. Dit gaat jarenlang zo door. Dan worden er in de omgeving een aantal dieren gruwelijk verminkt en George, inmiddels afgestudeerd in de rechten, wordt hiervan beschuldigd en alle redelijke argumenten ten spijt wordt hij er ook voor veroordeeld.

Drie jaar van zijn leven brengt hij door in een gevangenis, zijn reputatie is naar de maan, een loopbaan als advocaat kan hij wel vergeten. Ondertussen lezen we, in een ander deel van Engeland, over de successen van de jonge schrijver Arthur, die met zijn creatie Sherlock Holmes meer losmaakt dan hij aanvankelijk had gedacht (of zelfs maar gehoopt). We lezen over zijn verliefdheid op Jean, de vrouw die niet zijn wettige echtgenote is en de innerlijke tweestrijd die zijn verliefdheid veroorzaakt. Daarnaast is er de dood van Holmes waarna Doyle door overweldigend succes gedwongen is de speurder weer in een van zijn boeken tot leven te wekken, als een schaduw waar hij maar niet vanaf kan komen.

Gevaar op de loer

De aanloop van de roman is wat traag. Zo leest het begin, jeugd en adolescentie van beide mannen, als een biografisch funderen dat een beetje teveel gebruikmaakt van feitjes en weetjes. Barnes heeft duidelijk moeite gehad met de schikking van de twee ingewikkelde verhalen. Vaak balanceert de auteur op de grens tussen interessant en langdradig. De afwisseling in hoofdstukjes tussen de twee figuren helpt daarbij, maar het verhaal tilt zichzelf nauwelijks uit dit gevaarlijke moeras en, mede als gevolg van de ‘werkelijke’ feiten en de uitkomst van de ‘zaak’, zakt het er ook enigszins als geheel in weg.

Desalniettemin zijn de karakterschetsen van de personages fenomenaal. Met een groot psychologisch inzicht en droge humor worden we voorgesteld aan twee totaal verschillende mannen die elkaar door omstandigheden leren kennen. De zelfverzekerdheid die aan arrogantie grenst van Arthur Conan Doyle, zijn optimisme en spirituele inslag staan in schril contrast met de nette, puur rationele, onzekere, flegmatieke George Edalji. Dit contrast is een van de krachten van dit verhaal, alsmede de sterke psychologische schetsen die ook het moraal van die tijd goed doen uitkomen.

Lof voor de wol

Barnes heeft zoals gezegd veel proberen te verwerken in deze roman, zo is er bijvoorbeeld de moord op een jonge vrouw die steeds weer opduikt. Het lezen van dit boek is als het ontwarren van een kluwen wol, terwijl je niet weet of al die draden ergens aan vastzitten of juist niet. Hier moet je van houden, als alles een hoger doel moet dienen of je bent op zoek naar een conventioneel goed einde, dan ben je bij deze roman wellicht niet aan het goede adres.

Bewondering voor Barnes is in ieder geval op zijn plaats. Dit project verdient alleen al vanwege zijn omvang alle lof. Barnes’ stijl is vlot en erg humoristisch, mede hierdoor lijkt de roman minder lijvig en lukt het hem een op zichzelf niet bijster interessant verhaal boeiend te maken. “Maak de waarheid doorzichtig en de moraliteit komt vanzelf,” zo schrijft Barnes. En ergens anders in het boek zegt een boer, een van de personages in het boek: “Ik kijk de hele dag tegen de kont van een koe, daar word je in ieder geval niet erg intelligent van.” Alleen al vanwege zulke zinnen moet je van de man houden.

Theater / Voorstelling

Teatro vertilt zich aan Edward II

recensie: Edward II (Teatro)

Voor de tweede maal dit theaterseizoen wordt Christopher Marlowe’s klassieker Edward II gespeeld door jonge theatermakers. In februari was het aan de jonge honden van NTGent om met Edward II, Ed is dead forever, Yours een indrukwekkende, ontroerende performance neerzetten. Nu heeft de jonge Nederlandse groep Teatro het stuk onder handen genomen. Na twee prachtige moderne klassiekers eerder dit jaar (De Val, naar Camus en Crave van Sarah Kane) zijn ze toe aan het echte, zware werk. Althans, dat pretenderen ze. Regisseur Marcus Azinni en acteur Stefan Rokebrand bewerkten Edward II voor zes spelers, maar vertilden zich eraan.

~


Het publiek gaat aan weerszijden van een eenvoudige, T-vormige catwalk van wit tapijt zitten. Aan de ene kant een eenvoudige draai- annex lichttafel, een paar simpele stoeltjes en tafeltjes en een stuk of wat opgestapelde matrassen. Aan de overkant twee tafels met stoelen erachter. Uitgelicht in een hard, wit licht. Geen opsmuk, what you see is what you get. De spelers kletsen tijdens de inloop lekker ongedwongen met elkaar en het publiek. Ze hebben er zin in. Van de worsteling die hen, en met hen het publiek, de komende uren te wachten staat, valt nog niets te bespeuren.

Koningsdrama

Het oorspronkelijke toneelstuk is indringend. Koning Edward II is smoorverliefd op zijn vriend Gaveston en wil in alle vrijheid een relatie met hem hebben. Maar ja, zelfs een koning kan niet zomaar alles maken. Machten aan het hof, de koningin, graaf Mortimer en zelfs Edwards eigen broer, proberen de relatie tussen de twee geliefden te verbreken. Gaveston wordt verbannen, weer teruggehaald en vermoord. Dit alles eindigt in een oorlog om de troon, waarbij de koning het onderspit delft. Zijn zoon, een speelpop van de koningin en Mortimer, volgt hem op. Aan het einde zegeviert het goede, als de jonge Edward III toch niet zo onnozel blijkt en wraak zweert. Een heerlijk koningsdrama waarin het grote dilemma van de intense maar onmogelijke liefde meesterlijk is uitgewerkt.

Eendimensionaal

~


En aan dit zwaargewicht in de theatercanon heeft Teatro zich nu helaas vertild. De voorstelling loopt niet lekker, en dat ligt aan de tekstbewerking en aan het spel. De liefde tussen de twee mannen is over de top en daardoor hilarisch, maar raakt je niet echt. Stefan Rokebrand (Edward II) is als altijd, vooral in zijn monologen, stevig en zorgvuldig in zijn spel. Hendrik Aerts bruist als de verliefd ronddartelende faun Gaveston. Maar tussen die twee is er geen ‘klik’. Er is hooguit wellust, geen echte liefde. En wie gelooft nou dat wellust genoeg kan zijn om een heel koninkrijk op het spel te zetten?

Ook Lotje van Lunteren als koningin laat doorschemeren dat ze als actrice heel wat in huis heeft. In haar monologen is ze bij vlagen echt ontroerend. Maar vooral in de scènes met haar minnaar Mortimer verbleekt ze. Koen Wouterse zet Mortimer neer als eendimensioneel personage. Hierop ketst het goedbedoelde tegenspel van zijn collega’s onverbiddelijk af.

Marcus Azzini heeft dit probleem niet op kunnen lossen. Maar hij had dan ook zijn handen vol aan de tekst. Hij probeerde, door gedichten van Gorter en Tellegen toe te voegen, er meer emotie in te brengen. Ook probeerde hij door onverwachte uitbarstingen en hilarische momenten de aandacht van het publiek vast te houden. Het is allemaal veel te veel en de kunstgrepen werken juist averechts. Azzini’s eerste poging om een klassieker te ensceneren is daarmee niet geslaagd. Volgend seizoen hopelijk een herkansing.

Klik hier voor de speellijst.

Muziek / Album

Muziek spreekt voor zich

recensie: Dysrhythmia – Barriers and Passages

Wie ’s zomers wel eens in het park heeft gelegen heeft misschien wel het geluk gehad een eekhoorntje te zien. Zo niet, stel het je dan toch eens even voor; je bent een klein schuchter beestje en wil eigenlijk niet gezien, laat staan gepakt, worden. Wanneer het grasveld jouw boom scheidt van de boom waar je naar toe wilt zul je moeite moeten doen. Goed, we hebben het eekhoorntje voor ogen? Mooi, hoe pakt zo’n beestje dan de oversteek aan? Veelal zal het gepaard gaan met korte stukjes sprint, zonder slippen halt houden, een zijsprongetje maken vanwege die hond die het ineens zag langsschieten, weer doorsprinten en al springend en buitelend uiteindelijk heelhuids de beoogde boom bereiken en omhoog schieten.

Vanwaar nu dit volkomen irrelevant lijkende verhaal? Wel, om de doodeenvoudige reden dat je je rot kunt zoeken naar de juiste woorden om de muziek van Dysrhythmia te omschrijven, maar het eigenlijk onbegonnen werk is. De bewegingen die de eekhoorn maakt op zijn oversteek komen nog het meest overeen met de muzikale sprongen die dit Amerikaanse trio maakt in zowel ruimte als tijd.

Zonnesteek

~

Buiten de kris-krasse buitelingen van de eekhoorn heeft de muziek ook op het nieuwste album Barriers and Passages verder weinig met dit diertje van doen. Dit is namelijk helemaal geen muziek die je op je hoofdtelefoon zet wanneer je in het betreffende park ligt. De dissonante gitaarlijnen en ratelende baspartijen vliegen je om de oren in de meest bizarre ritmes. Deze muziek vraagt erom aandachtig beluisterd te worden, en wie daarmee in de zon blijft lopen krijgt geheid een zonnesteek omdat de ze je volledig opzuigt en pas uren later weer verward uitspuugt (mits je het album op repeat zet).

Eigenlijk was met de kritieken op voorganger Pretest (2003) niet anders te verwachten; Metalhammer noemde het album één van de tien beste mathcore albums ooit terwijl Revolver het tot de twintig beste albums van het jaar rekende. En dat is knap voor een band die metal, fusion, jazz, rock, postrock en nog enkele andere varianten in één enkel jasje giet om er vrij bizarre eclectische nummers van te maken.

Metal…?

Nu is positieve kritiek doorgaans geen garantie voor een goede opvolger, maar met het aantrekken van een nieuwe bassist na het vertrek van Clayton Ingerson, werd in Colin Marston (Behold…The Arctopus) een sterke vervanger gevonden. Wellicht dat hij ook de lichte versterking van de metalinslag teweeg heeft gebracht binnen de muziek. Ondanks het feit dat de muziek namelijk nog steeds onmiskenbaar Dysrhythmia is, klinken sommige passages toch wat steviger dan voorheen. Er wordt ook betrekkelijk weinig gas terug genomen; eigenlijk vormt alleen afsluiter Will the Spirit Prevail? een welkom rustmoment. Kortom, voor iedereen die eens goed wil freaken en zowel van progressieve rock/metal houdt als van postrock, is deze plaat absoluut het uitproberen waard!

Muziek / Album

Onmiskenbaar Tool

recensie: Tool – 10,000 Days

.

Iets wat me echter nog erger tegen de borst stuitte dan het continue verschuiven van de releasedatum was de recensie in de Volkskrant toen het album er eenmaal echt was. 2 uit 5 sterren; een onvoldoende dus. FOEI!… Meer woorden wil ik er niet aan vuil maken.

Momentje…

~

Gezeur over vullertjes op het album, een band die de weg kwijt zou zijn, er wordt nogal wat kritiek gegeven op dit album. Nu was ik na het horen van de eerste single ook niet direct onverdeeld enthousiast; maar goed, iedereen zou moeten weten dat je een Tool-album niet zomaar even beluistert. Waar het rauwe Aenima me eigenlijk direct omverblies duurde het bij bijvoorbeeld Lateralus toch zeker enkele luisterbeurten om het album op waarde te schatten. Dat een oordeel over 10,000 Days dus niet zomaar even geveld kan worden mag duidelijk zijn. Voordat ik dus deze recensie (na welgeteld één luisterbeurt en met een zeker niet ontevreden glimlach op mijn gezicht) verder schrijf neem ik dus even afstand van u, de lezer, om de plaat nog een fiks aantal malen op me te laten inwerken.

Interessante combi

Goed, daar zijn we weer, ik weet niet hoeveel luisterbeurten later en verdomme, wat een lekkere plaat. Ik moet eigenlijk al mijn sarcasme van de tafel vegen. Dit album neemt je mee terug en vooruit tegelijk. Terug naar ergens in de periode die tussen Aenima en Lateralus lijkt te liggen. 10,000 Days kent namelijk weer de wat steviger aanpak die we op het eerstgenoemde album hoorden, maar ook de ritmiek en melodische baslijnen zoals we ze van Lateralus kennen. Nummers waarin de combinatie tussen beide erg goed uitpakken zijn bijvoorbeeld The Pot en Rosetta Stoned. Echter, het album knalt niet zo hard als Aenima dat deed. Het lijkt soms alsof er door de spanningsbogen er juist veel meer rustpunten zijn ingebouwd – iets wat door veel critici al als minpunt werd aangehaald. Ik moet echter bekennen dat het mij wel bevalt; de soms soundscape-achtige stukken muziek slepen je mee en voegen weer een extra dimensie toe aan wat we van Tool kennen. Een onmiskenbaar Tool-album waar je misschien gewoon even de tijd voor moet nemen. Verdiep je in die tijd ook even in het wederom fantastisch vormgegeven boekwerkje waarin de cd aangeleverd wordt…

Boeken / Fictie

‘Gerard was, kortgezegd, gelukkig’

recensie: Marco Kamphuis - Een rusteloos leven

Marco Kamphuis grijpt met zijn vierde roman weer lekker hoog. Een machtig epos werd het, over de lotgevallen van een aantal ineengestrengelde levens, voortgedreven door het menselijke onvermogen om altijd en overal de juiste keuze te maken. Intrigerend bovendien, wat vooral op conto komt van de merkwaardige stijl die Kamphuis hanteert, in een boek dat nadrukkelijk verwijst naar antieke damesromans als Madame Bovary en Anna Karenina.

Twee personen dragen het verhaal. Gerard is een verlegen jongeman die niet zo goed raad weet met de wereld, maar zich overal redelijk doorheen slaat. Voor hem is het leven een leerproces. Anders is dat voor Astrid, op wie hij als student hopeloos verliefd wordt. Later trouwt hij zelfs met haar, maar dat eindigt in scheiding en tranen. Afwisselend beleven we het verhaal via hem en haar en nog wat bijfiguren, zodat enige afstand en ruimte tot reflectie ontstaat, die nog eens worden versterkt door het curieuze taalgebruik dat Kamphuis door zijn zinnen vlecht. Het is soms op het ambtelijke af, met de neiging om alles wat allang duidelijk is nog eens nadrukkelijk (en vaak tussen haakjes) te vermelden.

Seksuele escapades

~

Astrid is een ranke schoonheid die zich bij voorkeur overgeeft aan seksuele escapades met om het even welk geslacht, liefst in een onderworpen positie, een motief dat we bij Kamphuis al eerder tegenkwamen. Kenmerkend voor Astrid is de ontevredenheid die haar blijft kwellen. Levensvervulling en bevrediging verdwijnen als puntje bij paaltje komt telkens weer achter de horizon.
Hilarisch is haar relatie met de hobbysadist Igor Donkersloot, tevens hoogleraar filosofie. Donkersloot heeft zijn positie bereikt dankzij een scriptie waarvoor hij niet meer dan een bladzijde las uit een boek van Althusser, waarna hij zich als bekwaam commentator van geesten groter dan hijzelf aardig door het leven slaat. Dat zijn vrouw een dodelijke ziekte onder de leden heeft is een tegenvaller, maar voor het verhaal uitermate functioneel. De vrolijke professor laat zich bovendien geenszins uit het veld slaan. Ieder jaar mag hij zich immers weer aan een nieuwe lichting vers studentenvlees vergrijpen.
Gerard begrijpt wat sneller dan Astrid hoe de wereld in elkaar zit en wat zijn eigen beperkte plaats daarin is, vooral na de geboorte van hun dochter Iris. Het arme kind krijgt het dankzij de ongeremde levenswandel van haar moeder flink voor de kiezen, maar Gerard neemt zijn verantwoordelijkheid en zo loopt het met haar in ieder geval nog enigszins draaglijk af.

Verhalen zoals dit kennen we uit de wereldliteratuur, waarin het wemelt van de vrouwen die hun eigen driften niet in de hand houden en zo zichzelf te gronde richten, we noemden al enkele voorbeelden. Kamphuis verplaatst dat gegeven naar de moderne tijd – al blijft onduidelijk wanneer de voorvallen zich precies afspelen, concrete aanwijzingen zijn niet zelden tegenstrijdig – en hanteert een stijl die licht vervreemdend werkt. Nu eens zitten we in het hoofd van een protagonist, dan weer lezen we louter mededelingen, en in een niet gering aantal gevallen solliciteert Kamphuis naar een vaste functie bij Mijn Geheim, bijvoorbeeld als Astrid dan eindelijk begrijpt dat het, in een opwelling van woede, doormidden breken van Iris’ geliefde pop niet echt een strakke actie was, waarop ze een nieuwe voor haar gaat kopen:

Het was echter geen speelgoed waar Iris gebrek aan had, maar genegenheid. Ze zou er beter aan doen de nieuwe pop op een nadrukkelijke, liefdevolle manier te overhandigen. Ik moet erbij zeggen dat ik van haar hou, dacht ze.

Je kunt moeilijk geloven dat Kamphuis dit soort zinnen serieus meent, ook al doordat het proza toch al een behoorlijk tongue in cheeck-karakter heeft – wat weer mooi aansluit op het ironiserende toontje dat zijn voorbeeld Flaubert al in zijn meesterwerk aansloeg. Het werkt niet overal, omdat Kamphuis het regelmatig te bont maakt, met name in de beschrijving van de alom bedreven liefde. Maar wie zich overgeeft aan dit maffe proza raakt ondanks al dat opeenvolgende kleine leed vanzelf in een goed humeur – en quote nog dagenlang uit het raam vliegende passages als:

Hoe zou je je in een vrijpartij werkelijk kunnen laten gaan als de zuiverheid van de seks vertroebeld werd door vreemde bestanddelen, zoals liefde? Hoe zou je je kunnen verliezen in uitspattingen als je je druk moest maken om het beeld dat de ander van je had? Hoe zou je je diepste, meest ontuchtige verlangens moeten realiseren als je ondertussen ook nog aanspraak op respect wilde maken?

Wat goed werkt, is de opbouw van het boek. Drie delen behandelen elk een bepaalde periode in het leven van de helden. Veel dezelfde figuren keren in een nieuwe configuratie terug, zodat alles in een grote reuzencirkel weer bij elkaar komt. Het lijkt de ook al figurerende Nietzsche wel. De afloop balanceert op het randje van de waarschijnlijkheid, maar knoopt wel mooi alles samen. Astrid gaat ten onder met dezelfde onvermijdelijkheid die ook Emma en Anna naar hun noodlottige einde dreef, culminerend in een afsluitend ‘fysiek treffen’ dat voor haar opnieuw geen totale bevrediging biedt, waarna nog wat filosofische terzijdes volgen en een literair ingebedde slotapotheose.

Muziek / Concert

Catchy bluestunes

recensie: De Rhythm & Blues Night in Groningen

De Rhythm & Blues Night in Groningen heeft al jaren een zeer diverse programmering. Rhythm & Blues is blijkbaar een erg ruim begrip voor de organisatoren. Naast de stomende blues-acts wordt een groot deel van het programma gedrapeerd met country, folk en Americana. Het diverse programma zorgt in Groningen ieder jaar in ieder geval voor een vermakelijke avond. Verveling is geen bedreiging, versnippering wel.

Andere jaren hinderde de programmakeuze de toeschouwer nog wel eens als hij in was voor een goed avondje blues. Dit jaar pakte de mix goed uit. De bluesliefhebber kon sowieso goed aan zijn trekken komen: van acht uur tot één uur hopte hij van Hans van Lier & Ralph de Jong, via Susan Tedeschi, Sherman Robertson, The Robert Cray Band naar Daniel Lohues & The Louisiana Bluesclub. Allemaal zeer capabele en gedegen vertolkers van de blues. Wellicht was Lohues nog het spraakmakendst met zijn Drentse tongval en ontwapenende branie.

Zielenpijn armzalig vertegenwoordigd

En toch: soms kon de muziek behoorlijk sleets klinken. Wat deze acts vertoonden was niet veel meer dan een licht verteerbaar dictaat uit het bluesidioom. Een formule die keurig werd afgedraaid. “This is a catchy bluestune”, zo introduceerde Cray zijn hit Right Next Door, en eigenlijk is de rest van zijn oeuvre dat ook. Het publiek maalde er niet om. Het was immers gekomen voor de gitaarsolo’s en de voorgekookte pathos. De zielenpijn was echter armzalig vertegenwoordigd. Blues speel je heden ten dage met een glimlach.

Wie op zoek was naar de werkelijke ziel van de muziek deed er goed aan om eens in de andere hoeken van de Oosterpoort te zoeken. Onder andere bij de loepzuivere country van ex-Byrd en ex-Flying Burrito Brother Chris Hillmann samen met Herb Pederson, die zich samen door een berg klassiekers heenwerkten van Buck Owens tot Gene Clark. Of de anachronistische verschijning van de Chatham Country Line die met zijn allen rond één microfoon dansten als in de beste Bluegrass dagen, één voor één solo’s afwisselend. Ook de breekbare singer-songwritermuziek van Eliza Gilkyson en Tim Easton was zeer de moeite waard, hoewel deze zich nauwelijks boven het luidruchtige publiek wisten te verheffen.

De werkelijke smaakmaker was echter de Canadese band Elliott Brood met haar hysterische Murderballad-muziek. Death Country noemen ze het zelf, het klinkt enigszins als de folk van Sixteen Horsepower. Leadzanger Mark Sasso heeft een hoge ijle stem met een rauwe nasmaak en de muziek heeft dezelfde eigenschap. Ze klonken live steviger dan op hun debuutplaat Ambassador en zetten een geweldige show neer, met als afsluiters huiveringwekkende versies van Neil Youngs Powderfinger en Johnny Cash’s Ring of fire. Zo bliezen ze de doorsnee blues aan stukken.

Film / Films

Obligate romantiek in een gefantaseerd India

recensie: Shadows of Time (Schatten der Zeit)

Op papier ziet het er allemaal goed uit voor Shadows of Time: een universeel liefdesverhaal met prima acteurs, een regisseur (Florian Gallenberger) met twee Oscars (beste buitenlandse studentenfilm en beste korte film) op zijn nachtkastje en schitterend camerawerk op prachtige locaties. Maar in de praktijk is het allemaal niet meer dan ‘adequaat’.

Neem de beginscènes, die verreweg de sterkste van de film zijn. Met goed gecomponeerde shots van ratelende machines en opwaaiend stof wordt een tapijtfabriek aan de rand van Calcutta neergezet. Twee kindslaven, Revi en Masha, ontfermen zich over elkaar. De jonge, onervaren acteurs (Sikander Agarwal en Tumpa Das) weten zonder veel woorden te gebruiken te laten zien hoe de liefde voorzichtig opbloeit.

~

En toch wringt er iets. Na een minuut of tien begint de pianomuziek te irriteren. Het is geen subtiele versterking van de sfeer: de romantiek krijgt uitroeptekens. Het lijkt alsof het een manier is om het verhaal netjes te variëren met sfeershots en muziek. Shadows of Time voelt opeens alsof je naar een project van het braafste jongetje van de klas kijkt: alles gaat keurig volgens de regels, maar dat maakt het tegelijkertijd ook saai. Daardoor komt het verhaal ook niet goed van de grond. Het is een prachtig, universeel gegeven: twee zielsverwanten ontmoeten elkaar, maar door wrange spelingen van het lot wordt het ze niet gegund om de rest van hun leven met elkaar door te brengen. Juist omdat het zo’n bekend verhaal is, moet het een flink eigen stempel krijgen om het niet in clichés te laten vervallen. Dat ontbreekt.

Lot

Bovendien, zo lijkt de Duitse scenarioschrijver en regisseur Florian Gallenberger te denken, kun je een universeel verhaal ongestraft verplaatsen naar elke willekeurige plek op de wereld. Hij koos voor India. Revi koopt Masha vrij, en ze spreken af elkaar bij volle maan bij de grootste Shiva-tempel te ontmoeten. Dat mislukt natuurlijk, en jaren lopen de twee, zonder het zelf te weten, vaak letterlijk langs elkaar heen.

Een interessante keuze, India. Door het kastenstelsel speelt juist het lot een belangrijke rol in de maatschappij; de Bollywoodfilms lijken op dit soort romantiek een patent te hebben. Toch heeft de film zelf weinig met India te maken. De eerste ontmoeting van de twee hint nog even naar het Hindoeisme: Revi, blauw door kleurstof, rijdt voorbij Mascha, die een amulet in de vorm van een stier vasthoudt: twee verwijzingen naar Shiva.

~

Het kastenstelsel wordt zelfs helemaal genegeerd, op een vage toespeling na. Zeker dertig jaar geleden was het vrijwel onmogelijk om je aan het systeem te ontworstelen. Maar zowel Ravi als Masha lukt het: de een door op een typisch westerse manier ‘carrière’ te maken, de ander door een hoge kaste te trouwen: Masha wordt als danseres in een bordeel door een rijke douaneambtenaar het hof gemaakt. Aangezien datzelfde gegeven in Pretty Woman bij ons zestien jaar geleden nog de wenkbrauwen deed fronsen, komt dit volledig ongeloofwaardig over. Nu is geloofwaardigheid niet het sterkste punt van de meeste Bollywoodfilms, maar die zijn zo ultiem romantisch dat je gemakkelijk over dat soort kritische punten heen kunt stappen. Shadows of Time mist alleen het sprankelende van die films. De markten, de rosse buurt, de tapijtfabriek, hoe prachtig ook in beeld gebracht: het dient slechts als decor. Gallenberger creëert met Shadows of Time een romantisch, Westers verhaal in een geromantiseerde, exotische omgeving. Alles klopt, maar tegelijkertijd klopt er niets van.