Boeken / Fictie

Voor het noodlot kun je niet vluchten

recensie: Michiel van Kempen - Vluchtwegen

Schrijvers hebben alle vrijheid om een hoofdpersoon te kiezen. Meestal is dat een man, een vrouw, een dromerig jongetje, maar soms kiest de auteur een schilderij, of een toiletpot, of de lezer zelf als hoofdfiguur. In de roman Vluchtwegen van Michiel van Kempen spelen weliswaar verschillende mensen een grote rol, maar eigenlijk gaat het boek over de Bijlmermeer.

De Bijlmer. Van de Bijlmerbajes en de Bijlmerramp. De wijk heet ook wel Paramaribo aan de Amstel vanwege de vele Surinamers die er wonen. Hoe het ook zij, onder de blanke Nederlandse bevolking is de naam van de wijk synoniem voor verval, voor een plek waar je als keurige burger niet moet wezen. In Vluchtwegen beschrijft Van Kempen de wijk in al haar schoon- en lelijkheid. Het exotische van al die nationaliteiten fascineert, maar onder de oppervlakte broeit er van alles. Doordat Van Kempen zijn boek met de slotakkoorden van een ingenieus verweven verhaal begint, zien we meteen het noodlot van de wijk en haar bewoners.

Aanspreekpunt

Hella, een wat oudere, zelfbewuste en kordate vrouw is opbouwwerkster in de Bijlmer. Ze gaat bij mensen langs en is een aanspreekpunt voor bewoners. Zodoende komt ze vanzelf in aanraking met allerlei personen, zoals met de verwarmingsmonteur Bram, die overhoop ligt met zijn streng joodse vader en die allesbehalve joods wil zijn. En dan is er Hashim, de Marokkaan met drie zonen en zonder vrouw, die zich niet als een moslim wil gedragen, maar het van binnen toch is. Hella is getrouwd, maar de relatie vonkt niet en haar man vindt het goed dat ze met Bram rommelt voor de seks. Wanneer ze hoe langer hoe vaker op bezoek gaat bij Hashim, begint ze gevoelens voor hem te ontwikkelen. De niet-jood en de niet-moslim, met daar tussenin een Hollandse tante. Daar moet ellende van komen, vooral wanneer Hashims zonen aangetrokken raken tot de meer radicale kant van de islam en Bram uiteindelijk toch zijn wortels vindt.

En dan is er nog J.L. Strijdhaftig, een aandoenlijk Surinaams heertje dat met een schitterende vanzelfsprekendheid de schijn op wil houden dat het hem voor de wind gaat, en daar zo goed in slaagt dat hij in zijn eigen succes gelooft en zelfs bij de koningin op bezoek gaat. En er is mevrouw Bartha, een Hongaars vrouwtje dat vroeger psychiater was, maar nu door de artrose nauwelijks meer kan lopen. Er lopen Afrikaanse jehova’s door de flat, her en der zeilen volle vuilniszakken van tien hoog naar beneden, exotische etensgeuren walmen over de galerijen, een veelheid aan talen en culturen is bereikbaar met één druk op een deurbel. De Bijlmer is geen wijk, het is een organisme.

Veeltalig

Van Kempen heeft levendigheid en het exotisme van al die nationaliteiten op zo’n klein oppervlak heel mooi gevangen. Hij laat je naar de mensen achter de onuitspreekbare namen op de bordjes kijken zonder in clichés te vervallen. Een van zijn middelen om je een gast in je eigen land te laten voelen is het gebruik van korte dialogen in Sranan, Albanees, Chinees, Lingala, Papiamentu, Spaans en vele andere talen, met – gelukkig – wel een vertaling die je via een asteriskje kunt vinden. Vluchtwegen is daardoor, juist dankzij de vreemde talen en gebruiken, exotisch en realistisch tegelijk.

Maar niet alleen de sfeer in het boek is mooi en tekenend, ook de thematiek boeit. Langzaam maar zeker ontdek je dat het niet zo belangrijk is waar de personages voor op de vlucht zijn (hun wortels, saaiheid, nietigheid), maar waar ze naar toe vluchten. Voor de zonen van Hashim is dat radicalisme, voor Hella is dat seks, voor Bram is dat onverschilligheid en geslotenheid. Strijdhaftig houdt manmoedig de schone schijn op. De Bijlmer fungeert als onderkomen voor al die vluchtenden, maar al snel weet je dat ze niet voor eeuwig kunnen vluchten omdat er op een dag een vliegtuig zal komen dat alle pogingen goede bedoelingen wegvaagt.

Uitweg

Dat vliegtuig hangt al vanaf het begin van het boek als een zwaard van Damokles boven de hoofdpersonen, maar Van Kempen weet je tijdens zijn verhaal toch af te leiden en er in zijn climax voor te zorgen dat het verhaal niet eindigt met een allesverwoestende knal. Voor zijn levende en levendige karakters bedenkt hij passende eindes, al moge het duidelijk zijn dat de vluchtwegen uiteindelijk tot niets leiden. Hoewel: de sympathieke Strijdhaftig is misschien de enige die is ontsnapt. Het noodlot drukt in Vluchtwegen zwaar maar niet allesoverheersend, en Strijdhaftigs geschiedenis leert ons dat er misschien toch een uitweg of oplossing mogelijk is: zowel voor de mens als voor de wijk.

Muziek / Album

Schandalig retro, belachelijk vet!!

recensie: Wolfmother

.

Net als de eerste vier Zeppelin-albums heeft dit schijfje van Wolfmother geen titel meegekregen. Bovendien hebben ze op de hoes na zeven nummers een ruimte open gelaten, alsof het gaat om kant A en B van de plaat! Je zou er bijna nostalgisch van worden. Naast de onontkoombare Zeppelin, Sabbath en Deep Purple-referenties en een flinke dosis progrock (intro van Joker & The Thief) hoor je in de vocalen van zanger/gitarist Andrew Stockdale af en toe ook The White Stripes/The Raconteurs’ boegbeeld Jack White terug (o.a. Where Eagles Have Been, Apple Tree en Joker & the Thief). Niet geheel toevallig is de videoclip voor de single Woman ook gemaakt door de persoon die verantwoordelijk is voor de clip van Seven Nation Army van The White Stripes. Tenslotte verraadt de muziek nog een liefde voor stonerrockbands als Kyuss. Hebben die gasten dus stiekem toch nog verder gekeken dan de jaren zeventig (al is stonerrock natuurlijk ook duidelijk geïnspireerd door de muziek van Black Sabbath!).
Het artwork van de cd-hoes is van de hand van Frank Frazetta (9 februari 1928), één van ’s werelds meest invloedrijke fantasy en science fiction tekenaars. Voor de productie werd Dave Sardy ingeschakeld, bekend van zijn werk voor Red Hot Chili Peppers, Marilyn Manson en Oasis.

Niet te ontlopen

Inmiddels is Wolfmother zeer terecht al opgepikt door MTV Canada en Amerika, deden ze in de USA voorprogramma’s voor grote namen als The Flaming Lips en Sonic Youth en waren ze te gast in The Late Show with David Letterman. Uit de tijd dat dit programma nog op de Nederlandse televisie was te zien, meen ik mij te herinneren dat Letterman altijd verdomd interessante bands wist op te sporen. Het geeft maar aan wat voor buzz er op dit moment gecreeërd wordt rond Wolfmother. Ook Nederland doet vrolijk mee – zo deed Wolfmother donderdag 29 juni jl. een livesessie voor het 3FM-programma That’s Live. Gelukkig is daarmee de kous nog niet af want in augustus zullen ze in Nederland en België namelijk het voorprogramma verzorgen voor onze jaren negentig-grungehelden Pearl Jam. Als je de band dan nog steeds niet hebt gezien, krijg je een herkansing op het Lowlands-festival. Ook op de andere grote Europese zomerfestivals zullen ze niet ontbreken. Een knappe kop die Wolfmother dit jaar weet te ontlopen!

Boeken / Fictie

Een muzikale James Bond

recensie: Bas van Putten - Drijfjacht

Drijfjacht, de nieuwste roman van muziekkenner Bas van Putten, weet boeiende muziekanalyses te combineren met een snuifje seks, een spannende zoektocht en zowaar nog een flinke knokpartij.

De held van ons verhaal, een muziekcriticus, vereert een Oostenrijkse dirigent, Kaiser genaamd, die hij goddelijke eigenschappen toedicht. Het is een fenomeen dat je in de wereld van de klassieke muziek wel vaker aantreft: dirigenten die als een ware godheid worden vereerd. Kaiser is ronduit briljant, zo begrijpen we. “Hij weet wie Bruckner is, wie Beethoven of Mozart, en wat hen dreef, hij raadt hun gedachten; hij kan in hun geest hun verbeelding laten zingen.” Maar Kaiser is ook mateloos arrogant, want hij beschouwt zichzelf als “een muzikantentemmer”. “Ik ben de enige die op het slagveld weet waar het met jullie heen moet. Op een dag leg ik een ring van vuur om jullie heen en kijk hoe jullie allemaal verbranden.” Zo’n dirigent is het dus.

Drijfjacht

~

Dirigeren doet Kaiser overigens al lang niet meer, hoeveel geld hij ook krijgt aangeboden. Maar hij maakt wel in het geheim, op diverse plaatsen in Europa, geluidsopnamen, omdat hij zwaar ziek is. En nog wat achter wil laten. Als onze hoofdpersoon dat ter ore komt, begint hij aan een speurtocht naar De Enige, zoals hij zijn held noemt. Die ‘drijfjacht’ voert hem langs een aantal prachtige steden in Beieren, Zwitserland en Frankrijk, en in elk stadje heeft hij wel een ander schatje. James Bond is er niks bij.

Enigszins jaloers vroeg ik mezelf dan ook af: wat heeft de hoofdpersoon wat ik niet heb? Nou, een hele hoop dus, want hij kan als geen ander intens en gepassioneerd over muziek schrijven. Neem alleen al de manier waarop hij een stuk van Schumann analyseert: “Er is een machtige suggestie van bevrijding in de koperkwarten van het slot, pal voordat alles instort. Het is een stoer doen voor heel even. Dan is het over. Dan begeeft de held het.” Het is duidelijk dat we hier te maken hebben met een man die hélemaal in de muziek opgaat, en die dat mooi kan verwoorden. De muziek van de Beach Boys typeert hij bijvoorbeeld als “een geheime voorraadkamer van klokkende, getokkelde, van zomers zoemende en winters galmende geluiden, van dronken vibrafoons en ruisende cimbalen, met gedrogeerde jongenszang en het verdriet eenvoudig breed als echo’s in een gotisch huis.”

Wazige passages

Maar helaas heeft de auteur ook momenten dat hij filosofische hoogstandjes ten beste geeft die zo op het eerste gehoor best wel lekker klinken, maar die je, als je ze aan een nadere beschouwing onderwerpt, doen afvragen of we hier met briljante observaties te maken hebben, of met briljant geleuter. Ik geef twee voorbeelden: “Het unieke van muziek is dat de waarheid van de clou de schoonheid van de vorm niet aantast, zodat de mythe toch intact blijft.” Of: “Ik ben geen mens, dat wat ik ‘ik’ genoemd heb wordt steeds minder ik, steeds meer een samenvatting van de chemische verbinding tussen mij en anderen en tussen mijn en hun toevalligheid, een Ark van Noach voor de stommen en de blinden die ik toeliet in mijn rijk van zien.” Dat is geen drijfjacht meer, dat is gewoon drijfzand. En naar mijn smaak bevat de roman net iets te veel van dit soort wazige passages.

~

Maar schrijven, of beter gezegd, beschrijven, dàt kan Van Putten als de beste. Als hij de ontvangsthal van zijn chique Hamburgse hotel beschrijft, heeft hij het over edel hout en kroonluchters “die de gasten klein bluffen”. En als hij naar de verregende markt kijkt, ziet hij een maan die “als bij Anton Pieck bleek sprookjesachtig door de wolken schijnt”. Van Putten weet de pittoreske sfeer van sommige Duitse steden mooi neer te zetten.
Drijfjacht gaat echter niet alleen over dirigenten, die al dan niet terecht voor goddelijk worden versleten. En het gaat niet alleen over mythes, waar onze muziekcriticus ook aan mee heeft gewerkt, om ze vervolgens weer vrolijk door te prikken. De muziekcriticus gebruikt zijn speurtocht ook om na te denken over de relatie met zijn vrouw, die zich op dat moment in een crisis bevindt. Het boek kent dus verschillende lagen. De criticus tuigt zelfs een junk af, wat wonderlijk contrasteert met het beeld dat hij van zichzelf oproept, namelijk dat van een gevoelige muziekliefhebber, die soms nachten niet kan slapen van een mooie uitvoering. Maar Drijfjacht is vooral de moeite waard, omdat het met de passie van een levensgenieter is geschreven. De speurtocht voert onze hoofdpersoon namelijk langs een aantal prachtige steden in Beieren, Zwitserland en Frankrijk, waar hij in de mooiste hotels slaapt en in de beste restaurants eet. Onze man hoeft niet op een eurootje meer of minder te kijken. En van dat soort schrijvers hebben we er in het calvinistische Nederland, waar een glas karnemelk en een boterham met kaas vaak al als toppunt van culinair genot wordt gezien, niet zoveel.

Boeken / Achtergrond
special: 14. Lava

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer veertien: Lava.

Het literaire tijdschrift Lava profileert zich al meer dan tien jaar als een “laagdrempelig podium voor beginnende schrijvers en dichters”. Vier keer per jaar pakt het uit met een evenwichtige mix van korte verhalen en poëzie, vergezeld van een kort interview. Lava’s jonge profiel kun je duidelijk van de biografieën op het einde van elk nummer aflezen: de meeste auteurs werden eind jaren zeventig of begin jaren tachtig geboren, met een aantal uitschieters naar boven en onder. De redactie staat open voor alle vormen van literatuur, en in een tijd waarin het hanteren van een duidelijk omschreven poëtica bijna een revolutionaire daad is, vormt ook Lava geen uitzondering. Toch laten zich in de publicaties van de afgelopen jaargang een paar duidelijke patronen onderscheiden.

Grote thema’s

~

Vooral de korte verhalen zijn van een verbazingwekkende eenvormigheid. Met name hun anekdotische karakter is een constante; van een klassieke opbouw of spanningsboog is zelden sprake. Regelmatig staat een ontmoeting tussen twee personen centraal – een weerzien tussen twee oude schoolkameraden bijvoorbeeld (zoals in Roel Smits’ Steeds schever) of een toevallige ontmoeting in een café (zoals in Marlous Hamburgers Assepoesters sproeten en Luc Vandaeles Ulrike danst).

Maar ook qua thematiek vertonen deze verhalen heel wat overeenkomsten. De nieuwe generatie auteurs schrijft graag over grote thema’s zoals liefde, vriendschap, verloren dromen en de dood. Bovendien zoekt ze haar heil graag in extremen. Hoofden worden door tramwielen van hun romp gescheiden, geliefden in twee gekliefd en seks wordt bedreven met het mes op de keel. De Lava-auteurs lijken zich te realiseren dat alles toch al eens geschreven is, en proberen daarom de grenzen van het beschrevene steeds verder te op te rekken. Dat maakt hun beelden misschien wel sterker, maar het levert zelden memorabele verhalen op. Gelukkig bewijst een stuk als Steeds schever van Roel Smits dat het ook anders kan: wat begint als een clichématige beschrijving van een weerzien op een schoolreünie neemt al snel de vormen aan van een tragikomedie pur sang. Smits’ verhaal ontwapent niet door zijn extreme beelden of grote symbolen, maar net door zijn herkenbaarheid. Opvallend genoeg zijn het vaak de verhalen met de minste literaire pretenties die zo in Lava de aandacht trekken.

Oude bekenden

~

De ingezonden gedichten hebben heel wat minder met elkaar gemeen. Hun onderwerpen en stijlen lopen uiteen, maar spijtig genoeg gaan ook hier weinig verrassingen schuil. De uitschieters komen vaak van auteurs die al wat publicaties op hun naam hebben: de Belgische Frédéric Leroy of Velibor Vidakovic, een dichter uit Servië voor wie de Lava-redactie een boontje lijkt te hebben. Vidakovic’ gedichten vertrekken regelmatig van één surreëel beeld en werken dat vervolgens gedetailleerd uit. Leroy geeft in zijn gedichten dan weer een confronterende terugblik op zijn kindertijd. Toch springt ook een aantal onbekende namen in het oog: Willem Bentvelzens Voorzorg weet door zijn eenvoud en ongewone vorm een zekere onrust op te wekken, en ook Alexander Kops’ De Griekse schone heeft heel wat moois te bieden.

Qua vormgeving kan Lava wel duidelijk beter. Er glippen iets te veel typografische slordigheden door het net (aanhalingstekens in de verkeerde richting, vreemde combinaties van vraagtekens en komma’s, enz.), en over de kwaliteit van de illustraties kun je discussiëren. Ze passen wel steeds bij de tekst, maar af en toe lijken de tekeningetjes uit de galerij van een tekstverwerker geplukt. De omslagfoto’s van de elfde jaargang zijn misschien wel artistiek verantwoord, maar weinig uitnodigend.

Toch barst Lava van de goede ideeën. Het eerste nummer van de twaalfde jaargang kondigt de volgende LavaLive aan – “vol schrijvers, dichters en zingende eekhoorntjes” – en in nummer 11.3 nodigt de redactie auteurs min of meer expliciet uit om sms-gedichten in te sturen – een oproep die spijtig genoeg voorlopig onbeantwoord is gebleven. Ook een bezoekje aan de website www.lavaliterair.nl loont de moeite. De redactie introduceert er een nieuwe literaire prijs voor korte verhalen (De brandende pen) en de nieuwsgierige surfer vindt er ook een handvol bewegende e-gedichten en een massa ultrakorte verhalen van 110 woorden. De weblog hield het spijtig genoeg maar tien dagen vol. Zowel digitaal als op papier heeft Lava dus wel een paar schoonheidsfoutjes en ook de kwaliteit van de gepubliceerde verhalen en gedichten wisselt. Het enthousiasme van de redactie en hun overvloed aan goede ideeën blijven echter niet onopgemerkt. Hier borrelt wat.

Lava. Literair tijdschrift:
– Abonnement: € 24,00 (vier nummers) of € 35,00 (steunabonnement)
Contact: Lavaliterair.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 4. De Revisor, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn en 15. Yang.

Film / Films

Een stilistisch schokeffect

recensie: United 93

Heel even was United 93 het gesprek van de dag in de Verenigde Staten. De film is een weergave van wat er mogelijk gebeurd is in één van de gekaapte toestellen op elf september 2001. Op basis van telefoongesprekken die passagiers voerden met het thuisfront leidde men af dat de kidnappers overmeesterd werden toen duidelijk werd dat ze niet van plan waren een gebruikelijk kaapscenario uit te werken. Net als de andere drie rampvluchten had deze een meer catastrofale bestemming: in dit geval het Capitool in Washington DC. Het vliegtuig haalde de Amerikaanse hoofdstad nooit en crashte in een veld bij een Amerikaanse boerderij in de staat Pennsylvania. Het bleef slechts bij een poging, maar alle passagiers en kidnappers kwamen om het leven.

~

Nu, bijna vijf jaar na dato, komt regisseur Paul Greengrass met een versie die al weken voordat hij uitkwam stof deed opwaaien. Was vijf jaar een te korte periode? Doet hij wel eer aan de alledaagse mensen die stierven als helden door een nog groter noodlot te voorkomen? En mag er wel geld verdiend worden aan het tragische lot van de heroïsche passagiers? Antwoorden op de meeste vragen bleven achterwege nadat critici en publiek vrijwel collectief de film van Greengrass de hemel inprezen.

De vraag waar het om zou moeten draaien is of deze lof wel terecht is. Iedereen die Bloody Sunday (2002) heeft gezien weet dat de Brit Greengrass een vakman is. Zijn griezelig realistische afbeelding van de geweldadigheden in Ierland op 30 januari 1972 maken van bijvoorbeeld Spielbergs Saving Private Ryan (1998) een Disney-film. Met name de beelden van de gevechten waren schokkerig, grof van korrel en ontzettend strak gemonteerd. Het gevolg was dat je als kijker meevocht en meebloedde met personages die eerder op liefdevolle wijze geïntroduceerd waren. De intensiteit van de film bezorgde Greengrass de Gouden Beer op het filmfestival van Berlijn.

Een ontluisterende apotheose

De opzet en uitwerking van United 93 is voor een deel gelijk aan die van Bloody Sunday, maar verschilt ook van Greengrass’ eerdere meesterwerk. De cameravoering is gelijk gebleven. In de openingsscène waan je je als toeschouwer op het vliegveld van Newark, wacht je in de rijen en zit je in die afschuwelijke vliegtuigstoelen. De scènes in het vliegtuig worden afgewisseld met scènes in de verschillende verkeerstorens op de diverse vliegvelden aan de oostkust. Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat het een lange, onstuimige dag dreigt te worden. Zeker wanneer bekend wordt dat er een vliegtuig gekaapt is, gaat dit deel van de film in een hogere versnelling, waarbij de zwakkere kanten van de chain of command kritisch in beeld worden gebracht. Ironisch genoeg weten de instappende passagiers van vlucht 93 nog van niets. De twee afwisselende verhaallijnen van de nietsvermoedende reizigers en de toenemende verbazing, paniek en wanorde in de verkeerstorens creëren enorm veel spanning. Het feit dat het ergste nog komen moet, draagt hier verder aan bij.

~

Wanneer de chaos in de verkeerstorens compleet is, richt Greengrass de focus meer op de gebeurtenissen in de cabine. Het duurt lang voordat de vlucht gekaapt wordt, maar zodra dit gebeurt en de piloten om het leven zijn gebracht, is het zien van United 93 een claustrofobische ervaring. De aanvankelijke nieuwsgierigheid van hoe er professioneel wordt omgegaan met een vliegtuigkaping maakt plaats voor een lege vorm van angst, zeker wanneer een ontluisterende apotheose volgt.

Een opmerkelijke afstand

De strakke editing, de schokkerige beelden en het opbouwen van spanning zijn in het oog springende overeenkomsten met Bloody Sunday. Een belangrijk verschil is dat de personages in United 93 nauwelijks uitgediept worden. Greengrass blijft ver van de ideologische achtergronden en politieke motivaties van de vier daders. Ook wat betreft de passagiers kiest hij ervoor om aan de oppervlakte te blijven. Het is een opmerkelijke keuze, juist omdat kleine aanwijzingen over het leven van de reizigers buiten het vliegtuig om een gevoelige dramatische aanvulling hadden kunnen opleveren. Nu is het eerste uur van de film haast een documentaire, en zijn het met name de stilistische kwaliteiten die de eerder genoemde claustrofobische effecten teweegbrengen. De filmmakers hebben veel contact gehad met familieleden, en een handvol professionals die die dag aan het werk was speelde zelfs zichzelf in de film. Misschien is de afstand die bewaard is gebleven ten opzichte van het onderwerp wel een keuze geweest om het gevaar van te hoog oplopende emoties te voorkomen.

Boeken / Non-fictie

Een gedeprimeerde alien

recensie: Denis Demonpion - Houellebecq: De ongeautoriseerde biografie

Michel Houellebecq is een schrijver waar je iets van vindt. Serieuze analyses van zijn verontrustende romans zijn er nauwelijks verschenen. Wel vele kraak- en juichrecensies, interviews, pamfletten, woest, triest of onsamenhangend geschreeuw en veel, heel veel juridische stukken. Journalist Denis Demonpion probeert in zijn nadrukkelijk ‘ongeautoriseerde’ biografie uit te leggen waarom Houellebecq Frankrijks kampioen van de controverse is, maar brengt het nauwelijks verder dan de overgedetailleerde beschrijving van een onbegrijpelijke freak.

Dat het boek niet door Houellebecq geautoriseerd is – de auteur besteedt er een apart hoofdstuk aan om uit te leggen hoe dat zit– lijkt voor Demonpion aanleiding te zijn geweest om – rancuneus? – de onderste steen boven te halen. Een streven waarin hij niet is geslaagd.

~

Zijn eerste hoofdstukken gebruikt Demonpion direct om een ‘geheim’ met veel ‘bombarie’ uit de doeken te doen: Michel Houellebecq – die eigenlijk Michel Thomas heet – heeft vanaf de jaren ’80 systematisch zijn ware geboortedatum geheim gehouden. Hij is niet in 1958 geboren, maar twee jaar eerder, op 26 februari 1956. Demonpion bedelft de lezer pagina’s lang onder de bewijzen voor dit blijkbare feit. Maar omdat hij zelf kennelijk ook wel inziet dat het een nogal lullige ‘ontdekking’ betreft, hangt hij er in de rest van zijn boek een uitgebreide, amateur-psychologische verklaring aan op. Houellebecq wilde zichzelf altijd al heruitvinden als groot en succesvol auteur, en zijn nieuwe naam in combinatie met de fictieve geboortedatum was daar uitdrukking van. Ook waarschijnlijk wel waar, maar niet de klapper waar je, door Demonpions hijgerig conspiratieve toon opgezweept, voortdurend op zit te wachten.

Feitenberg

Wat we wel voorgeschoteld krijgen in de driehonderdvijfig pagina’s van het boek is een ontzaglijke berg feiten en feitjes. Van Houellebecqs geboorte op het eiland Réunion tot zijn huidige kluizenaarsschap in Spanje blijft ons geen verjaardag, behaald diploma, feestje of kroegzitting bespaard. Door het grote aantal handelende personen (zowat de hele Franse literatuurwereld wordt geïnterviewd of geciteerd) raak je al gauw de draad kwijt en Demonpions typisch Fransliteraire breedsprakigheid, samen met zijn onvermogen hoofd- van bijzaken te scheiden, doet daar weinig goed aan. Bovendien heeft hij de hinderlijke neiging alle gebeurtenissen in een groter historisch perspectief te plaatsen – Houellebeqs leven als kroniek van de late twintigste eeuw.

In alles wat er in dat leven is voorgevallen – Houellebeqs bijna geheel ouderloze jeugd bij zijn grootmoeder, zijn tijd op het internaat, zijn opleiding tot landbouwingenieur, zijn deprimerende carrière als IT’er – ziet Demonpion de voorafschaduwing van het grote schrijverschap. In zijn schaarse inhoudelijke besprekingen van Houellebeqs romans laat hij dan ook voornamelijk zien hoe deze alles en iedereen er in heeft verwerkt, en meestal niet op een vleiende manier.

Zo verwordt des schrijvers onthutsende oeuvre bij Demonpion tot een pesterige, over de jaren uitgesponnen, zuiver persoonlijke wraakactie. Ongetwijfeld heeft Houellebecq een uitgebreide pesterige kant, en zeker ook spelen persoonlijke motieven mee bij het schrijven van zijn boeken. Maar ondertussen weten we niets over de literaire kant van zijn werk, de reden dat zijn boeken zo populair werden, anders dan de slimme marketingtactieken van uitgeverij Flammarion, de in moddersmijten ontaardende polemieken en de steeds herhaalde, nietszeggende frase dat Houellebecq “een onmiskenbaar groot talent” is.

Een eenzame rijkaard

Het beeld dat we van Houellebecq zelf krijgen verschilt weinig van het beeld dat algemeen heerst – een overintelligente maar sociaal gehandicapte rijkaard. Vermogend, maar niet in staat er van te genieten. Controversieel, maar zonder reden of doel. En bovenal triest, eenzaam in zijn ballingschap, uiterlijk een gedeprimeerde alien, zweterig en kettingrokend. De twee foto’s op de voor- en achterkaft horen nog bij de meest schokkende elementen van Demonpions biografie: de jonge en de oudere Houellebecq, beiden viezig trekkend aan een sigaretje, de puber met een op niets gestoelde arrogantie, de veertiger met een vreemd obscene schichtigheid. Dat komt ervan, als je ouders niet genoeg van je houden, lijkt Demonpion te willen zeggen.

Om Houellebecq kun je op z’n best een beetje lachen, want in zijn malle anekdotes is Demonpion nog het meest te genieten. Maar, zoals hij zelf in zijn voorwoord schrijft: ‘Er zullen andere boeken (…) volgen’. Laten we, voor een definitiever oordeel over het fenomeen Houellebecq, daar dan nog even op wachten.

Boeken / Fictie

De mensenvriend slaat weer genadeloos toe

recensie: Sir Arthur Conan Doyle - De complete avonturen van Sherlock Holmes

Al enige tijd laat drogisterijketen Het Kruidvat zien dat er wel degelijk een markt is voor van oorsprong elitaire cultuur als bijvoorbeeld de opera’s van de Duitse filantroop Richard Wagner, zolang je die maar op een aantrekkelijke en vooral voordelige manier brengt. De culturele kruistocht van deze mensenvriend is daarmee nog lang niet ten einde. Boeken zijn het nieuwste ding; ditmaal een fraaie cassette met daarin alle avonturen van oerdetective Sherlock Holmes.

Het Nederlandse boekenvak bevindt zich in een reservaat, maar de muren brokkelen af en de hekken vertonen gaten. De vaste boekenprijs ligt vanwege de toenemende globalisering onder druk, kwaliteitsboekhandels ondervinden concurrentie van branchevreemde detailhandelaren. De consument is de winnaar, was dat al toen mensenvriend Het Kruidvat een hele reeks klassieke muziek voor weinig geld aanbood, vindt daar inmiddels ook films van formaat en profiteert nu van fraaie literaire boekwerken voor een aantrekkelijke prijs. Van afbraak is kortom geen sprake, ondanks het loeien van de bestaande boekwinkels, die wel net doen alsof zij een culturele missie vervullen maar ondertussen hun boterhammen met beleg verdienen door het aan de man brengen van Harry Potter en de Da Vinci Code. Echte boeken zijn daar nooit in voorraad en moeten altijd worden besteld, dus wat dat betreft kun je net zo goed op het internet terecht.

~

Bij de discussies over de vaste boekenprijs, die om begrijpelijke redenen zo spoedig mogelijk moet worden afgeschaft, komt de gevestigde orde vanuit de luie stoel altijd weer met het argument dat alleen de erkende boekhandel kwaliteit kan bieden en dat andere winkeliers hooguit de bovenste segmenten van de markt afromen. Het Kruidvat heeft met zijn klassieke catalogus laten zien dat daarvan geen sprake is, tussen de vele dozen met cd’s zat genoeg obscuurs waar normaal gesproken geen hond naar luistert, terwijl voor wie oplet ook het filmaanbod voldoende cultureel verantwoords biedt. Dat de megadrogist daar toch winst op kan maken kwam door een uitgekiende marketingstrategie plus een hoge omzet.

Ook met de boeken koos de winkelketen niet voor de gemakkelijke weg van geheide beststellers. Naast de onvermijdelijke Harry Potter was er al eerder een doos Couperus in de aanbieding en een selectie Russen – die een conflict opleverde met het statige Van Oorschot, dat al sinds mensenheugenis een eigen Russische bibliotheek uitgeeft, mogelijk gemaakt door ruime financiële bijstand van het rijk.
De nieuwste cassette van Het Kruidvat bevat niet minder dan alle avonturen van de vader van alle fictionele detectives: Sherlock Holmes. Een gouden greep, en niet alleen omdat auteur Conan Doyle inmiddels lang genoeg dood is en er dus geen royalties verschuldigd zijn. Ook bij herlezing blijven de verhalen en romans fier overeind, hoe bizar de plots soms ook zijn. Holmes en zijn sidekick Watson zijn intussen de status van literair personage allang ontstegen. Net als bijvoorbeeld Jezus, Mohammed en Winnie the Pooh zijn het iconen, onsterfelijke grondleggers van een eigen wereldcultuur.

Deze nieuwe Nederlandse Holmes-editie, waarvoor Het Kruidvat de Foreign Media Group inschakelde, oogt bijzonder fraai, echt wat je noemt een sieraad voor iedere boekenkast. Je vraagt je af waar ze het van doen. Minpuntje is de ongelofelijk slordige redactie. Vooral de lukraak door de tekst geplaatste aanhalingstekens maken het volgen van de dialogen tot een echte uitdaging, maar ook voor spelfouten draaien de vertalers en redacteuren hun hand niet om. Dat zou voor wie een stok zoekt om deze hond te slaan een mooie gelegenheid zijn voor het afserveren van dit mensvriendelijke initiatief, ware het niet dat het aantal uitglijders ongeveer op het niveau ligt dat je in een gemiddeld boek van een gevestigde uitgeverij aantreft, zodat de conclusie uiteindelijk niet anders dan positief kan zijn. Driewerf hoera derhalve, en dat Het Kruidvat zijn zegenrijke werk nog maar lang mag voortzetten.

Film / Films

Een tikkeltje ongeloofwaardig, maar wel leuk

recensie: Tara Road

Na Circle of Friends is Tara Road de tweede roman van Maeve Binchy die naar het witte doek vertaald wordt. Vooral in de VS was het boek – voornamelijk dankzij de aanbeveling van Oprah’s Bookclub – een regelrechte bestseller; ruim vijf miljoen exemplaren gingen daar reeds over de toonbank. Sterke vrouwen die het heft in eigen hand nemen: dames blijven ervan smullen.

~

Na de dood van haar 15-jarige zoon zit de Amerikaanse Marilyn (Andie MacDowell) emotioneel aan de grond. Om schoon schip te maken, zet ze een punt achter haar huwelijk en besluit ze een paar maanden naar het buitenland te gaan. Wanneer ze contact zoekt met Danny Lynch, een makelaar in Dublin, krijgt ze zijn vrouw Ria (Olivia Williams) aan de lijn. Ook zij zit op een dieptepunt in haar leven: haar man heeft haar verlaten voor een jongere vriendin die ook nog eens zwanger van hem is. Als Marilyn vertelt dat ze haar woning wil ruilen met iemand uit Dublin, toont Ria onmiddelijk interesse door haar huis Tara Road aan te bieden. Niet veel later zitten twee elkaar onbekende dames in elkaars woning en in elkaars leven.

Ongeloofwaardig

De totstandkoming van de deal tussen deze twee dames is wel een tikkeltje ongeloofwaardig. Stel je voor: je ligt ’s nachts in bed als je wakker gebeld wordt door een potentiële klant van je echtgenoot, de man die jou slechts enkele uren daarvoor aan de kant heeft gezet voor zijn zwangere minnares. Een voor de hand liggende reactie in dit geval is de beller te wijzen op het absurde tijdstip en haar te adviseren zijn mobiele nummer te proberen. Toch is dit niet de aanpak waar Ria in Tara Road voor kiest. Integendeel: aandachtig hoort ze Marilyns geratel aan. Iets wat volstrekt onlogisch lijkt, aangezien Marilyn pas na enkele minuten begint over woningruil en Ria voor die tijd geen enkele boodschap heeft aan Marilyns verhaal. Ook het feit dat Ria meteen haar huis aanbiedt lijkt nogal onbezonnen voor een moeder met twee jonge kinderen. Overigens is dit niet de enige scène waarbij je je als kijker op het achterhoofd krabt. Sterker nog: het wemelt ervan.

~

Toch zijn deze onlogische momenten niet zo storend dat ze de film verpesten. Tara Road is namelijk een zeer prettige film om naar te kijken. Hoewel drama de boventoon voert, maken de vele luchtige momenten de film toch tot een feel good movie. Grappig is vooral de manier waarop de Dubliners Marilyn ontvangen: alsof ze een of ander buitenaards wezen c.q. filmster is. Het toppunt wordt hierbij bereikt als de moeder van Ria haar uitnodigt om mee te gaan naar het verzorgingstehuis, “want laatst hadden ze een clown, maar waarschijnlijk vinden ze het ook wel leuk om eens een Amerikaanse te zien.” Verder zijn ook de snedige opmerkingen van Ria’s dochter Annie erg geestig. Een humoristische tegenvaller is Ruby Wax die als flamboyante buurvrouw Carlotta schril afsteekt tegen de persoon die zij in haar shows neerzet. Het doet weinig af aan Tara Road, want het is gewoon een leuke, onderhoudende film die menig kijker vrolijk de zaal zal doen verlaten.

Theater / Voorstelling

Ongelukkige, hedendaagse Hedda

recensie: Hedda Gabler (Toneelgroep Amsterdam)

De verwachtingen waren hooggespannen voor deze nieuwe voorstelling van Toneelgroep Amsterdam. Regisseur Ivo van Hove en scenograaf Jan Versweyveld maakten Hedda Gabler namelijk al in het najaar van 2004 bij New York Theatre Workshop met Amerikaanse acteurs. Daar werden onder andere de regie en scenografie bekroond met een prestigieuze Off Broadway Theatre Award (OBIE-Awards). De enscenering van dit toneelstuk uit 1890 is dan ook een verrassende.

~

Het beroemde toneelstuk van Henrik Ibsen gaat over de intelligente en welgestelde Hedda Gabler. Ze is bijna dertig en pas getrouwd met wetenschapper Jurgen Tesman. Maar het huwelijk brengt haar niet waar ze op hoopte. Ze verveelt zich voornamelijk dood in haar nieuwe huis en de carrière van Tesman loopt minder goed dan verwacht. Bovendien wordt ze in de loop van het stuk gechanteerd door huisvriend Brack. Deze samenloop van omstandigheden zou er uiteindelijk toe leiden dat Hedda zelfmoord pleegt. Van Hove geeft echter een andere interpretatie aan het stuk. Door middel van een consequent doorgevoerde regie laat hij zien waarom Hedda volgens hem zelfmoord pleegt.

Onvermijdelijke zelfmoord

Van Hove draait de zaken om. Niet de vervelende omstandigheden zorgen ervoor dat Hedda geen kant meer op kan en uiteindelijk zelfmoord pleegt. Ze is vanaf het begin ongelukkig en roept de problemen daardoor over zichzelf af. Haar eigen ongeluk en verveling leiden tot haar zelfgekozen dood. Maar eerst moet iedereen in haar omgeving vernietigd worden voordat ze er zelf een einde aan kan maken. Halina Reijn speelt de rol van Hedda precies volgens dit idee. Er is nauwelijks ontwikkeling in haar karakter te ontdekken. Vanaf haar eerste scène is ze hysterisch, cynisch, gemeen, maar bovenal ongelukkig. Toch is haar spel niet ongenuanceerd. En dat is mede te danken aan de scèneovergangen. Hedda is regelmatig alleen op het toneel en toont haar verdriet en machteloosheid. Ze speelt met de lamellen waardoor het afwisselend licht en donker is. Op de achtergrond klinkt het melodramatische Blue van Joni Mitchell. Het is een prachtig beeld dat begrip en empathie voor deze Hedda opwekt.

Scenografie

Ook de scenografie van Jan Versweyveld draagt bij aan het concept. Het decor toont het nieuwe huis van Hedda en Jurgen. Maar de woning is nog verre van af. Er zijn nauwelijks meubels en de felicitatieboeketten zijn in emmers gekwakt. De zaal is omgeven door metershoge onafgewerkte wanden waarop de naam van de fabrikant nog zichtbaar is. Het geeft een beklemmend gevoel. Hedda zit letterlijk opgesloten in haar nieuwe leven.

Een teken des tijds

~


Van Hove gaf het toneelstuk terecht de ondertitel een teken des tijds. Hedda is de personificatie van de dertiger van nu die kampt met de vraag: ‘Is dit het nu?, Is dit nou mijn leven?’ Dankzij de interpretatie van Van Hove is dit oude toneelstuk weer relevant voor onze tijd, waarin verveling, onzekerheden en depressies voortdurend op de loer liggen. Hedda Gabler van Toneelgroep Amsterdam is een ontroerende voorstelling met een uitstekend uitgevoerd concept.

De voorstelling Hedda Gabler is op 21 juni j.l. in première gegaan tijdens het Holland Festival en is vanaf 15 augustus tot en met 14 oktober weer te zien in de Nederlandse theaters.

Muziek / Album

Een tussenalbum?

recensie: Tunng - Comments of the Inner Chorus

Het Britse Tunng maakte met Mother’s Daughter and Other Songs een van de mooiste platen van vorig jaar, goed voor een notering in 8WEEKLY’s eindejaarslijst de Crazy 88. Het was toen met name de uiterst authentieke combinatie van folk en elektronica (folktronica) die Tunng zo bijzonder maakte. Het was alsof Sam Genders en Mike Lindsay het album hadden opgenomen midden in de Britse wouden. Zelden hoorde je een geslaagdere symbiose van analoog en digitaal. Op Comments of the Inner Chorus, dat onlangs verscheen, doet het tweetal iets soortgelijks.

De formule is hetzelfde gebleven. Aan de basis liggen de akoestische gitaar, de zachte, bijna fluisterende stemmen, aangevuld met de laptop waaruit allerlei geluidjes, flarden en samples rollen. Maar het mysterieuze, natuurlijke karakter van Tunng is op Comments of the Inner Chorus iets minder sterk aanwezig. Je zou dit kunnen wijten aan het feit dat deze tweede plaat in beginsel geen grote veranderingen met zich meebrengt, vergeleken met het debuut. Het zou echter even goed kunnen liggen aan een kleine kentering in de kwaliteit van het songmateriaal. Ik denk dat het laatste het geval is.

Dichter bij de bewoonde wereld

Hoewel het album ijzersterk begint met een spannend intro en het prachtige Woodcat, neemt het vervolgens wat af in urgentie. Er volgt een aantal lome nummers die wel aardig zijn, maar eigenlijk ook weer niet de kar kunnen trekken. Het lijkt wel of Tunng vanuit het hart van het bos iets verder op de rand is gaan wonen, wat dichter bij de bewoonde wereld. De diepgang en sereniteit verdwijnen hier en daar wat. Niet dat Tunng dan ineens gewoon klinkt, maar in elk geval wel gewoner dan we van ze gewend zijn.

Folktechno

~

De afsluiter Engine Room brengt de wereldklasse en de vernieuwende capaciteiten van Tunng echter nog eens goed aan het licht. Het is een voorbeeld van die spannende, ultieme symbiose van akoestische gitaren en waanzinnige sounds en samples, die elkaar versterken en geleidelijk en onopvallend uitmonden in wat lijkt op een stampende technobeat.

Dit is waar het bij Tunng om gaat. En dit is de kwaliteit die nogal eens ontbreekt op Comments of the Inner Chorus. Wel geeft deze afsluiter een kijk op wat we in de toekomst eventueel kunnen verwachten van dit tweetal. Een evolutie van folktronica tot iets dat we folktechno zouden kunnen noemen. In dat geval zou Comments of the Inner Chorus een soort tussenalbum zijn in de ontwikkeling van dit toch nog jonge genre naar iets nog abstracters. Ik heb er in elk geval alle vertrouwen in dat een dergelijke ontwikkeling bij Tunng in goede handen is.