Film / Films
recensie: Walkabout / Eureka / White of the Eye

Distributeur De Filmfreak presenteert met zijn nieuwe label ‘Mælström’ een drietal in de vergetelheid geraakte cultfilms van twee unieke filmfiguren: de Britse cameraman Nicholas Roeg en de Schotse schilder Donald Cammell. Geen enkele van de uitgaven bevat extra’s, maar gezien de acceptabele beeldkwaliteit en het bijzondere karakter van de films is de lancering een uitstekende zet.

Roeg en Cammell schreven eind jaren zestig samen geschiedenis met Performance; destijds verguisd, inmiddels erkend als een van de belangrijkste films uit de Britse filmhistorie. Cammells carrière raakte direct daarna in het slop; Roeg daarentegen ontpopte zich met het daarop volgende Walkabout (1970) onmiddellijk als unieke filmauteur.

Ontastbaar

~

Walkabout wordt niet geregeerd door de logica van de continuïteit: de beelden en scènes komen uit elkaar voort via puur visuele en soms surreële associatie. Losstaande scènes worden met elkaar versneden; flashbacks van traumatiserende beelden duiken onverwachts op. Roeg laat hierbij geen mogelijkheid onbenut voor een aparte opnamehoek of een bizarre beeldcompositie. Een tastbare werkelijkheid verdwijnt zo al gauw: tijd en ruimte lijken te versmelten. Walkabout bevat daarmee enkele unieke, onvergetelijke beelden.

Deze aanpak maakt van het eenvoudige verhaal van twee kinderen die noodgedwongen door de barre vlaktes van Australië trekken een hallucinant kunstwerk, dat zich op geen enkele eenduidige manier laat verklaren. De thematische tegenstelling van de zogenaamde beschaving en de natuurlijke oermens is aanwezig, maar Roeg moraliseert nergens expliciet: hij kiest liever voor ambiguïteit, en laat daarmee een grote ruimte voor interpretatie open.

Mystiek

~

Roegs Eureka (1984) heeft dezelfde kenmerken, maar een duidelijkere plot als basis: een voormalige goudzoeker (een intense Gene Hackman) krijgt te kampen met de mysterieuze minnaar van zijn dochter (Rutger Hauer) en de zakenlui die op zijn landgoed uit zijn. De grote hoeveelheid thema’s die Roeg hierin verwerkt (de aardse machten versus de hebzucht van de mens, de vraag wat je leven waard is als al je doelen al bereikt zijn) is pretentieus, maar de regisseur biedt opnieuw zoveel visueel magnifieke scènes en zo’n eigenaardige mystieke sfeer dat de film geen moment verveelt, ook al wordt hij tegen het einde veel zwakker.

Esthetische moorden

~

Ook Cammell was geïnteresseerd in mystieke oerkrachten, en had bovendien een nog duidelijkere fascinatie met verbanden tussen kunst en geweld. Net als Roegs films is White of the Eye (1987) gebaseerd op een boek, maar ook hier doet de plot er weinig toe. Het zwakke verhaaltje van een huisvader (een uitstekende David Keith) die misschien een bezeten moordenaar is, is voor Cammell niet meer dan een aanleiding voor zijn eigenaardige expressionisme: gestileerde moorden en verontrustende scènes in het kader van een bizarre thematiek. Gruwelijk geweld is in White of the Eye esthetisch; moorden een oeraardse impuls. De maniak haalt zijn inspiratie “lightyears beyond God“, leren we, vlak voor een overweldigend explosieve climax.

Met zijn typische jaren tachtig-score en zijn wortels in pulp is White of the Eye twintig jaar later behoorlijk gedateerd, maar de film blijft fascineren door Cammells obsessie met waanzin en de artistiek stilering van geweld.
De ironie wil dat Cammell, die gedurende zijn hele carrière tot op het moment dat hij zelfmoord pleegde verguisd werd, pas postuum op waarde geschat werd, op het moment dat Roeg, die tegenwoordig nauwelijks meer actief is, al lang een marginale figuur was geworden.

Boeken / Fictie

Geen standaard literaire thriller

recensie: Tineke Beishuizen - Wat doen we met Fred?

.

In Beishuizens tweede boek maken we kennis met de vriendinnen Noor, Carolien, Vera, Minka en Tessa: een clubje vrouwen dat elke donderdag samenkomt om in de kroeg gezellig wat te kletsen en witte wijn te drinken. Als echter blijkt dat Noor een verhouding heeft met Caroliens man en deze door ongelukkige omstandigheden komt te overlijden nadat Noor hem een klap heeft verkocht hebben we de poppen aan het dansen.

Een verhaal over vriendschap

De vriendenclub valt uiteen door de spanningen en geheimen die het gevolg zijn van de gebeurtenissen. Niet lang daarna komt ook Vera onder verdachte omstandigheden aan haar einde. Hierna stabiliseert de situatie echter. Hoewel de vriendschapsbanden tussen de overgebleven vrouwen voor altijd onherstelbaar beschadigd zijn begint men het gewone leven weer op te pakken.

Wat doen we met Fred? is niet de standaard literaire thriller. Er zit veel meer humor in dan we normaliter van dit genre gewend zijn. Dat maakt het verhaal lekker luchtig en heel leesbaar. Aan de andere kant voldoet het wel degelijk aan de wetten van het genre: vrouwen in de hoofdrol, een moord waarbij de politie geen enkel aanknopingspunt heeft, de twijfels bij de vrouw en de uiteindelijke ontknoping. Alleen weet Beishuizen deze elementen nét iets anders te presenteren.

De vrouwelijke personages zijn deze keer zelf bij de moord betrokken. In plaats van twijfels over de toedracht van de moord staat in dit boek eerder de wroeging centraal. Ook de ontknoping is net even anders dan we gewend zijn. Hiermee heeft Beishuizen zich ten opzichte van haar eerste roman sterk verbeterd. Was er in Als zand door mijn vingers juist nog sprake van een matig plot, nu kunnen we dat toch wel tot één van de sterke punten rekenen van Wat doen we met Fred?

Een beter verhaal

Het duidelijk verbeterde plot, de rustige, gedoseerde humor en heldere, niet meelijwekkende karakters vormen de pluspunten van deze roman. Beishuizen is er in geslaagd een literaire thriller te produceren die de term meer dan waard is. Zelden voldeed een boek zo goed aan beide aspecten van het genre. Zowel op het literaire als op het thrillervlak voldoet Wat doen we met Fred? aan de eisen die je aan de afzonderlijke genres mag stellen.

Niet alleen zet Beishuizen goed vijf individuele karakters neer, maar ze werkt ook de wisselwerking tussen deze individuen goed uit. Dit alles dient als fundering voor een sterke thriller die tot aan de laatste bladzijde weet te boeien.

Muziek / Achtergrond
special: North Sea Jazz 2006

Operatie geslaagd

De organisatie van North Sea Jazz 2006 kan opgelucht adem halen. De eerste versie van het jazzfestival in Rotterdam krijgt een dikke voldoende. Uiteraard ging het vooral om de muziek. Echte verrassingen waren er niet, zo vond Ron Holman die het festival de afgelopen drie dagen bezocht.

Jamiroquai
Jamiroquai

Vooraf was al van alles uit de kast gehaald om er voor te zorgen dat er zo weinig mogelijk mis kon gaan, want North Sea 2006 in Rotterdam moest een succes worden. En dat is – met hier en daar nog wat kinderziektes – zonder meer gelukt.

Maar eerst even die kinderziektes. Opstoppingen waren er bijvoorbeeld op het einde van de eerste twee avonden. Bezoekers die met het openbaar vervoer waren gekomen, kregen bij de metro last van flinke drukte. Bovendien moest men ook in het bezit zijn van een speciaal nachtticket wat veel mensen niet wisten. Dat leidde regelmatig tot frustratie, bovendien waren de metrotreinen veel te klein en kon er maar een beperkt aantal mensen per keer mee. Door de organisatie is beloofd dat daar volgend jaar rekening mee zal worden gehouden.

Veel mensen stonden na het bekend worden van de verhuizing van Den Haag naar Rotterdam zeer sceptisch tegenover het Ahoycomplex als het nieuwe jazzmekka. Gewend als ze waren aan het Congresgebouw in Den Haag. Voor een deel is dat overigens vals sentiment, want zo prettig was het Congresgebouw helemaal niet. De kleinere zalen waren op drukke dagen nauwelijks te bereiken en na een avond Den Haag konden je voeten wel een flinke massagebeurt gebruiken door de vele trappen die ze hadden moeten belopen.

Erykah Badu
Erykah Badu

Scepsis

Sommige mensen vonden die kleine zaaltjes in Den Haag nou net ook weer bepalend voor de sfeer van het festival. En die sfeer moest in Rotterdam niet verdwijnen, dat was het uitgangspunt van de organisatie. Daarom werd de grootste zaal in het sportpaleis ook niet in de lengte gebruikt, maar in de breedte. Een goede oplossing. Er kunnen dan wel minder mensen in, want een kant van de tribunes is niet te gebruiken, maar het komt de sfeer en de akoustiek wel ten goede. Want de kant van podium was sfeervol afgedekt met hoge zware zwarte gordijnen.

Nile

Identiek qua sfeer en indeling, maar ook in akoustiek was de nieuwe Statenhal die nu was omgedoopt tot de Nile (alle zalen hadden een naam van een rivier meegekregen). In de Nile klonk de muziek soms net zo zompig en ongenuanceerd als in de Statenhal. Dus dat is geen verbetering. Wie het niet door zou hebben dat hij in Rotterdam is, zou zweren dat hij in de Statenhal zou staan. De hal lijkt volledig te zijn nagebouwd. Minder handig is dat er twee tenten pal naast deze enorme bak zijn geplaatst voor de kleinere optredens. Wat regelmatig gebeurt is dat het geluid van de hal doorbonkt in de kleine tenten waar soms wat meer subtielere muziek te horen is. De Braziliaanse zangeres Badi Assad trad bijvoorbeeld solo met alleen een akoustische gitaar op in de Congo-tent. Door het geweld in de Nile, was ze soms nauwelijks te horen en te verstaan. Dat kan beter.

Kanye West
Kanye West

De programmering dit jaar was als vanouds heel breed. Het lijkt ook wel alsof de grenzen van de jazz steeds verder worden opgerekt. Door de echte jazzliefhebber wordt al langer met de wenkbrauwen gefronst als ze zien welke gasten er tijdens ‘hun’ jazzfestival de boel weer komen wegdreunen. Maar de wenkbrauwen gaan nu wel helemaal omhoog bij artiesten als singer-songwriter Tracy Chapman, hiphopster Kanye West en popgrootheid Paul Weller. Vanuit organisatorisch oogpunt is deze keuze heel goed te begrijpen. Het trekt volk. En zeker een Kanye West doet het goed in een multi-culti stad als Rotterdam. Er waren dan ook veel kaarten verkocht door mensen die uit Rotterdam en omgeving komen, meer dan in voorgaande jaren, dus het festival heeft in ieder geval zijn aantrekkingskracht op het publiek uit de stad zelf.

<i>Artist in Residence</i> Branford Marsalis
Artist in Residence Branford Marsalis

De speciale gast van dit jaar was saxofonist Branford Marsalis. Als artist in residence kreeg hij de ruimte om zijn talenten op verschillende wijzen te tonen. Dezelfde wenkbrauwen gingen overigens op vrijdagavond wederom omhoog toen Marsalis met het Rotterdams Philharmonisch Orkest een heel klassiek concert kwam geven. Moet kunnen, een jazzliefhebber is flexibel en breed van geest. Beter was zijn keuze op zaterdag om de complete versie van A Love Supreme van tenorlegende John Coltrane ten gehore te brengen. Een indrukwekkende prestatie.

Je moet even aan de geluidsmuur in de Nile wennen, maar toch kan het daar ook genieten zijn. Jamiroquai op vrijdag klonk gelukkig bijzonder goed en hij was met zijn band geweldig op dreef. Een enerverende show met veel vaart en weinig ruimte voor rust. Niet zo indrukwekkend als zijn legendarische optreden dertien jaar geleden in het toenmalige Tuinpaviljoen, maar als openingsact van het festival een uitstekende binnenkomer.

Gitaargod

Wie wel bijna door de geluidsbarrière heen ging was de inmiddels zestigjarige gitaarheld Jeff Beck. Hij treedt niet zo vaak op, dus was het een must om de virtuoos aan het werk te zien. Zestig jaar inderdaad, maar hij ziet er nog steeds hetzelfde uit als veertig jaar geleden. Alleen de groeven in zijn gezicht zijn wat duidelijker zichtbaar geworden. Nog steeds kan hij zijn gitaar laten fluiten, piepen, gieren en gillen. Alleen stond het allemaal net iets te hard, dus was de subtiliteit ver te zoeken. Drummer Vinnie Coluieta, toch niet de minste, klonk alsof hij op een stel kartonnen dozen aan het slaan was en bassist Randy Hope Taylor was helemaal niet te horen, of enkel alleen maar als een soort laag gezoem. Tijdens de wat langzamere nummers klonk het gelukkig een stuk beter.

Candi Staton
Candi Staton

Zangeres Candi Staton werd vooraf met veel trots aangekondigd. De zangeres, die na het scoren van wat disco-hits (Young Hearts Run Free) in de jaren zeventig in de vergetelheid was geraakt, maar opeens twee jaar geleden succesvol aan een comeback werkte en laatst een mooie nieuwe gospelgetinte cd op de markt bracht, maakte de verwachtingen helaas niet echt waar. Ze had de pech dat ze als laatste artiest diep in de nacht in de grote zaal (het sportpaleis heet nu Maas) optrad, een moment dat veel mensen al richting huiswaarts gingen. Het gevolg was een half lege zaal. Maar ze bracht ook wel hele flauwe discohits zoals Nights on Broadway van the BeeGees. Dat is wel even slikken hoor.

Energieker ging het er aan toe bij het Japanse rariteitenkabinet Soil & Pimp Sessions. Hun muziek heeft raakvlakken met breakbeat en is misschien het beste te omschrijven als ‘moderne bop on acid’ of ‘beyond Hans Dulfer’. De Japanners dragen idiote petjes, reuzenzonnebrillen en springen voortdurend over het podium. Aanstekelijk dat wel en het zijn uitstekende muzikanten, maar je wordt er ook wel zenuwachtig van na verloop van tijd.

Van Morrisson
Van Morrisson

Business as Usual

Verder op zaterdag en zondag is het eigenlijk business as usual met grote sterren zoals Van Morrisson, The Neville Brothers (ze durven zelfs Besame Mucho te spelen) en (ook weer helemaal hip) Sergio Mendes. Vertrouwde gezichten zoals Al Jarreau, Tower of Power, Marcus Miller en Richard Bona. Gekke sterren zoals Erykah Badu die het weer presteerde om ruim een half uur later te beginnen en wederom niet wist in welke stad ze was (“Amsterdam or something”) en in de kleine zaaltjes soms een nieuwe ster zoals Izaline Callister of de Braziliaanse CeU.

Kortom, het klinkt vertrouwd en ziet er allemaal vertrouwd uit. De vervelende trappen van het Congresgebouw zijn gelukkig verdwenen. Je kunt jezelf een stuk beter van de ene naar de andere zaal verplaatsten. De zalen zelf zijn allemaal een stuk ruimer van opzet. Er is een gezellig dakterras en er zijn hier en daar wat lekkere loungehoeken. De sfeer is goed, maar dat kwam ook vanwege het prachtige weer. Operatie North Sea Jazz 2006 is geslaagd!

Lees hier ook Ron Holmans verslag van North Sea Jazz 2005.

Boeken

Louis Malle: tussen auteur en mainstream iconoclast

recensie: Nathan C. Southern - The Films of Louis Malle: A Critical Analysis

In hoeverre heeft een regisseur een stijl en een artistiek programma die te herkennen zijn? En in hoeverre zijn die elementen aanwezig als een terugkomende signatuur binnen een oeuvre? De regisseur als onafhankelijke auteur is vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw een vast begrip binnen het filmdiscours, maar er is ook veel kritiek op de inhoud van die term. Zo zijn regisseurs altijd gebonden aan technische en economische beperkingen die van een andere aard zijn dan bij andere kunstvormen.

De films van Louis Malle zijn een perfect casus voor een diepere beschouwing over dit probleem. Met Nathan Southerns boek The films of Louis Malle wordt gepoogd om aan de hand van een uitgebreide analyse van al zijn films de regisseur te positioneren binnen de polen van het cinematografische spanningsveld.

Louis Malle
Louis Malle

Malle was een regisseur die opkwam toen de auteurtheorie een internationale strijdkreet werd voor een nieuwe generatie cineasten, maar in zijn werk is hij altijd wispelturig gebleven. Malle was een tijdgenoot van de nouvelle vague stroming die werd vertegenwoordigd door Jean-Luc Godard, François Truffaut en Eric Rohmer. Al die regisseurs waren begonnen als critici bij Cahiers du Cinema. Zij zagen de regisseur als een autonome entiteit die werkte vanuit één programma en één stijl.

Malle behoorde niet tot deze groep. Hij had ervaring opgedaan als regieassistent bij Jaques Cousteau. Ook werkte hij mee aan Robert Bressons Un condamné à mort s’est échappé (1956), maar stopte omdat hij Bressons methode te minimaal vond. Hij maakt met zijn eerste film, L’ascenseur pour l’echafaud (1958), reeds een blauwdruk voor de nouvelle vague toen de stroming nog niet was geconcretiseerd. En met zijn derde film, Zazie dans le métro (1960), deed hij er stilistische nog eens een schepje bovenop, om zich vervolgens weer te schikken in het stramien van conventionelere films.

Eclecticisme

In Nathan C. Southerns The Films of Louis Malle wordt er in de inleiding een pleidooi gehouden voor Malles eclecticisme om het vervolgens door middel van een lijst van thema’s weer te plaatsen binnen een ambivalent auteurperspectief. Zo wordt het brede en tegendraadse oeuvre van Malle in het boek toegeschreven aan zijn bewuste positionering als outsider.

Door critici is Malles positie verschillende beoordeeld. Pauline Kael vond Malle een regisseur die een subtiele gave had om door middel van conventionele cinema zaken ter discussie te stellen op een diepzinnige en veranderende manier. Daar tegenover staat een criticus als David Thomson die Malle ziet als een regisseur die flirtte met de avant-garde en daaruit de meest interessante elementen destilleerde om die naar een breed publiek te vertalen.

Malles ‘artistieke’ missers zijn in dat opzicht fascinerend: Vie Privée (1962) met Brigitte Bardot en Marcello Mastroianni is een voorspelbare film over de gevaren van roem en bevat twee navelstarende celebrities om dat duidelijk te maken. Of Viva Maria! (1965), een Franse Western wederom met Bardot en tevens met Jeanne Moreau die destijds een groot commercieel succes werd. Door Southern wordt de film door middel van veel theoretische getover over intertekstualiteit en postmodernisme gezien als een subversieve voorloper van feministische buddyfilms.

Een ander opmerkelijk gegeven was Malles keuze om naar de Verenigde Staten te gaan om daar zijn geluk te beproeven. Hierdoor verkoos Malle een andere cultureel kader die haaks stond op de Franse visie op artistieke autonomie. De films die hij daar maakte verschillen sterk in kwaliteit en thematiek. Een film als Atlantic City (1980) deconstrueert verschillende genre-elementen die haast doet denken aan de methoden van Robert Altman. Daartegenover maakte Malle films als Crackers (1984), een mislukte komedie met Donald Sutherland en Sean Penn, en het controversiële maar ongeslaagde Alamo Bay (1985).

Tegendraadse Dynamiek

Nu is het de vraag of dit eclecticisme gezien kan worden als een bindend element binnen een oeuvre. Wat zit er achter Malles keuze om steeds maar een andere film te maken en te veranderen van thema? Southern oppert dat Malle een mainstream iconoclast was en dat Malle vanuit een brede visie eigenlijk een soort interne kritiek leverde op de simpelheid en de hokjesgeest van de auteurtheorie. Malle lijkt daardoor te vallen in een grensgebied tussen commerciële cinema en de artistieke film. Malles oeuvre is volgens Southern een ambitieus programma waarin men film constant moet bijstellen aan een veranderende realiteit. Deze uitleg lijkt tegenstrijdig en Southern overtuigt niet helemaal als hij Malles commerciële uitstapjes ziet als artistieke statements. Ook mist het boek een conclusie die aansluit op Southerns interessante inleiding en de daaropvolgende ontleding van Malles films.

Maar als de lezer de kritische analyses op zichzelf neemt ontstaat er een beeld van de ware problematiek die besloten ligt in het maken van films vanuit een artistieke signatuur. Veel van Malles producties begonnen als een idee en werden geleidelijk aan door de dynamiek van het cinematografische productieproces veranderd. Het boek geeft met zijn achtergrondinformatie een goed beeld van de banaliteiten van het film maken zelf. Door geldproblemen, artistieke onenigheid of toevallige ongelukken moesten bepaalde films compleet worden aangepast en in andere gevallen werden ze gewoon geschrapt.

Southerns toevoeging van een breed scala aan citaten laat zien dat hij flink leunt op de Angelsaksische literatuurkritiek. Een postmoderne schrijver als Thomas Pynchon duikt op in een quote aan het begin van een hoofdstuk en het scala van citaten bevat verder namen als Tom Wolfe, Joan Didion en T. S. Eliot. Doordat deze citaten haast nooit worden uitgewerkt in de analyse lijkt de functie ervan op pure namedropping.

Uiteindelijk biedt Southerns boek een uitgebreide en zeer gedetailleerde monografie over het oeuvre van Malle. Daarmee is het boek meer een naslagwerk, waarbij de inleiding dienst doet als een kader waar wat thema’s en tendensen in perspectief worden geplaatst zonder geheel te worden uitgewerkt. De analyses staan op zichzelf en zijn zeer diepgaand. De paradoxen van Malle als auteur zijn daarmee echter niet opgelost en de auteurtheorie blijft problematisch als methode van analyse.

Boeken / Fictie

De korte verhalen van een grootmeester

recensie: William Trevor – Heilige beelden

Op de achterflap van de verhalenbundel Heilige beelden wordt de Iers/Engelse schrijver William Trevor, een oude heer met gegroefd gelaat en een kek hoedje op, aangeprezen als ‘de grootmeester van het korte verhaal’. Gewoonlijk denk ik dan: dat maak ik zelf wel uit, maar twaalf verhalen later kan ik niet anders dan toegeven dat Trevor inderdaad een meesterlijk verteller is.

Dat neemt niet weg dat zijn verhalen eigenlijk nergens over gaan, het zijn verhalen waarin nauwelijks iets gebeurt. Maar mijn god, wat zijn ze prachtig! Trevor weet mensen tot leven te wekken, weet zowel gevoelens van ontroering als melancholie op te roepen en hij lardeert dat met fijne humor.
Laat ik als voorbeeld het verhaal nemen van een man en een vrouw die bij een relatiebureau staan ingeschreven en in een theatercafé met elkaar afspreken. De vrouw is een ietwat sneu type, dat jaren van haar leven heeft opgeofferd aan het verzorgen van haar zieke moeder. De man is minder sympathiek, want hij is nogal uitgekookt. Hij zoekt helemaal geen relatie, maar wil gewoon een vrouw die hem en zijn fotoapparatuur kan vervoeren. En die de rekening van het diner betaalt.

Kwebbelstemmen

William Trevor
William Trevor

Trevor slaagt er niet alleen in om in trefzekere bewoordingen beide karakters neer te zetten, het zijn vooral de details waarmee hij het verhaal inkleurt, die de portretjes zo geloofwaardig en lezenswaardig maken: de vrouw die aangeschoten raakt en toch maar een sigaret opsteekt, terwijl ze al lang gestopt was, de man die last heeft van een zeurende kiespijn en zich doorlopend afvraagt of hij nou wel of niet om een aspirientje zal vragen. Maar ook de relatie tussen de kastelein (afgeleefde, rommelige kop) en het barmeisje (gezellige dikkerd) wordt beschreven, evenals de geluiden die uit de aangrenzende theaterzaal weerklinken (“Er klonk applaus, waarna de eerste kwebbelstemmen doordrongen tot het café”).

Trevor heeft oog voor details en hij houdt van mensen, maar zijn verhalen worden vooral getekend door weemoed en melancholie. In het laatste verhaal beschrijft hij bijvoorbeeld de tragiek van een buitenechtelijke relatie (“Ik leg beslag op je leven.”), terwijl we in een ander verhaal een priester volgen die probeert te voorkomen dat een meisje uit het dorp, dat hem wel eens in de kerk helpt, naar de grote en gevaarlijke stad afreist. Hij is namelijk bang dat zijn toch al onzekere wereld – de parochie brokkelt af – dan helemaal instort.

Melancholie is ook wat naar boven komt drijven in het verhaal waarin het optreden van een rondreizende Italiaanse dansleraar grote indruk maakt op een eenvoudig boerenmeisje, dat als hulpje in de huishouding van een welgestelde familie werkt. Nog een voorbeeld van de schitterende wijze waarop Trevor de situaties beschrijft:

Er hing vorst in de lucht die avond in februari op het steenslagpad over de heuvel, en aan de hemel fonkelden sterren in een heerlijkheid die in Brigids ogen de voortzetting vormde van de muziek die ze had gehoord, van de schoonheid en van een gevoel in haar binnenste. De melodieën die ze probeerde terug te horen, bleken ongrijpbaar, maar het was goed zo, goed dat je ze niet zomaar kon pakken.

Amerika

Maar het allermooiste vind ik toch het verhaal over een Ierse jongen en meisje, die de armoe van een klein vissersplaatsje willen ontvluchten door naar Amerika te verkassen. De jongen gaat alvast vooruit, waarna voor het achterblijvende meisje een lange periode van onzekerheid aanbreekt. Slaagt hij, of mislukt hij? Met – alweer – een fijn oog voor details schildert Trevor het contrast tussen de armoede van het kleine dorpje, waar de ouders van het meisje een café annex kruidenierswinkel runnen en het gedroomde Amerika met zijn gele taxi’s, wolkenkrabberliften en de kans om er zomaar miljonair te worden. Als je geluk hebt.
Natuurlijk loopt het verhaal niet goed af, want geluk levert zelden boeiende verhalen op, maar het is Trevors grootste verdienste dat hij met weinig woorden en met dezelfde kracht als film een compleet beeld weet te schilderen van een arm vissersdorpje aan de Ierse kust. Je ziet het meteen op je netvlies: zo’n kleine gemeenschap, inclusief de lokale zatlap (kleine oogjes waterig van de drank), die het meisje probeert te troosten met geweldige dooddoeners als “Zo simpel als ze denken is het nooit.” En zo is het maar net.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: How I Killed a Saint / Bad Lieutenant / Happy Endings / My Date With Drew

.

How I Killed a Saint (Kako ubiv svetec)
(Teona Mitevska, 2004 • Tiger Releases / De Filmfreak)

Na een verblijf in de Verenigde Staten keert Viola in 2001 terug naar Macedonië. Haar optimistische verhalen maken haar familie treurig. Etnische Albanezen maken de grenzen onveilig, en het Macedonische leger grijpt hard in. De NAVO probeert de onlusten te beëindigen, maar daar is ook niet iedereen van gediend. Viola’s broer Kokan moet per se op dat moment een boodschap doen aan de andere kant van de grens.

~

“Zou het weer oorlog worden?”, reutelen de personages in How I Killed a Saint. “Wat nou oorlog worden?,” wil je ze toeschreeuwen, “je bent er als het ware ingerold, sufferds!” Maar dat gaat natuurlijk niet: oorlog is heel vervelend. Viola en Kokan lijden er erg onder. “Wat een misère”, zegt Viola’s frons. Kokan krijgt geen normale volzin meer uit zijn mond. En wat een naarlingen, die Albaniërs – al verdienen de Macedoniërs ook geen schoonheidsprijs, nee zeg.

Het conflict daar was ongetwijfeld verschrikkelijk. Had How I Killed a Saint juist daarom niet een geraffineerdere uitwerking verdiend? Knullige acteerprestaties worden niet beter van lompe dialogen of slordige cinematografie. Narigheid is geen garantie voor een indringend, laat staan geslaagd portret. Op de dvd staan verder nog een allegorisch bedoelde korte film en een mogelijk interessante documentaire die echter alleen is ondertiteld in onbegrijpelijk Balkan-steenkolen-Engels. Als zoiets de moeite van het fatsoenlijk bezorgen niet waard is, waarom dan überhaupt als extra toegevoegd? (Paul Boon)

Bad Lieutenant
(Abel Ferrara, 1992 • A-Film)

Ferrara’s meest provocerende film betekende veertien jaar geleden zijn doorbraak, maar weet zijn sensationele lading niet te ontstijgen. Een non wordt bruut verkracht, maar de politie-inspecteur (Harvey Keitel) die de zaak oplost is zelf een doorgewinterde zondaar. Deze gokverslaafde junk misbruikt meisjes, matst criminelen en werkt zichzelf hard de afgrond in. Kan hij de daders vergeven?

~

Interessante katholieke thematiek, die Ferrara verpest door te veel te zwelgen in Keitels excessen, en hier en daar lachwekkend pompeuze symboliek toe te passen. Wat sterke indruk maakt is hoe intens Keitel de schoft vertolkt, en de glasharde soberheid waarmee Ferrara alles, op de betere momenten, in beeld brengt. Maar de nasmaak van de smerigheid overheerst zo zeer dat de diepgang om zeep geholpen wordt. Een interessant curiosum dus, dat distributeur in een te donkere transfer, zonder extra’s op dvd gedumpt heeft. (Paul Caspers)

Happy Endings
(Don Roos, 2005 • Paradiso)

De Amerikaanse filmmaker Don Roos regisseerde in 1998 Christina Ricci als een gewetenloze bitch in The Opposite of Sex; die rol is nu weggelegd voor Maggie Gyllenhaal, die seksueel manipuleert dat het een lieve lust is. Ze is een van het dozijn contrasterende karakters die Happy Endings bevolken – zaaddonerende homo’s, zaadstelende lesbiènes, getroubleerde ouders, hun gefrustreerde kinderen – die in een web van leugens, zwangerschap, abortus, incest en seksuele aantrekking en afstoting verkeren.

~

De oorlog tussen de sekses is net als The Opposite of Sex cynisch en met verve verteld: in een vermakelijk gekunsteld verhaal zet Roos levensechte karakters neer, terwijl hij ze nooit al te serieus neemt. Hij ontlokt ook prettig ingehouden vertolkingen aan zijn uitstekende ensemble (waaronder ook Tom Arnold, Lisa Kudrow en Steve Coogan) en maakt deze tragikomedie vol spitsvondige dialogen een plezier om te zien. De speelduur van 140 minuten is iets te lang, de muzikale intermezzo’s iets te zoetsappig, maar een intelligentere en beter geacteerde komedie is er het afgelopen jaar waarschijnlijk niet gemaakt. (Paul Caspers)

My Date With Drew
(Jon Gunn, Brian Herzlinger, Brett Winn, 2004 • Indies)

Idolaat zijn van een acteur of actrice: vrijwel iedereen is het wel in zijn tienerjaren. Mooie grote posters aan de muur, flink vaak naar de bioscoop, en allerlei nutteloze weetjes over het idool in kwestie opzoeken. Maar daarna gaat deze bijna verliefdheid over in ‘gewone’ waardering voor de acteur, en gaan de posters de prullenbak in. Zo niet bij de 27-jarige Amerikaan Brian Herzlinger. Sinds hij op z’n zesde Drew Barrymore in E.T. zag, is hij verliefd op haar. Hij heeft er alles voor over om zijn onbereikbare idool te ontmoeten en haar zelfs mee uit te vragen. Met een budget van 1100 dollar, gewonnen in een televisieshow, geeft hij zichzelf een maand de tijd om de date voor elkaar te krijgen. Met twee vrienden filmt hij alles en iedereen wat hem kan helpen bij Drew te komen.

~

Wat volgt is een komische en bij vlagen zelfs ontroerende documentaire over een man die zijn grootste wens uit wil laten komen. Hij belt iedereen op die ook maar iemand zou kunnen kennen in de filmwereld, van schoonheidsspecialiste tot limousinechauffeur. Met valse pasjes weet hij zelfs de afterparty van Charlie’s Angels 2 in te sneaken. Als de deadline nadert – binnen dertig dagen moet de videocamera weer terug naar de winkel – wordt Brian steeds wanhopiger, en als kijker leef je al snel met hem mee. Brian is dan ook een doodnormale man, en geen type ‘enge stalker’, waardoor je het hem makkelijk gunt.
My Date With Drew is een romantische komedie, maar dan waar gebeurd en in een documentaire-jasje gestoken. Negentig minuten lekker genieten, en je daarna afvragen of jouw droomwens ook werkelijkheid zou kunnen worden. (Nora Sinnema)

Boeken / Achtergrond
special: Een interview met Erik Wielaert

Tussen realisme en karikatuur

Tijdens de laatste Stripdagen in Haarlem op 4 en 5 juni jongstleden werd het boek Nacht en ontij van de Groningse striptekenaar Erik Wielaert (1957) gepresenteerd. In dit boekje, dat is uitgegeven door de Amsterdamse uitgeverij Sherpa, staan strips die onder meer verschenen in de striptijdschriften Gr’nn en Zone 5300. Tijdens de vorige editie van Nederlands belangrijkste stripmanifestatie in 2004 had Wielaert al een solotentoonstelling en momenteel is hij bezig met een reeks stripalbums voor Standaard, de Belgische uitgever van Suske en Wiske. Wielaert is hard op weg om Groningens bekendste striptekenaar te worden.

~

De verhalen die Wielaert maakt zijn te betitelen als fantastische sprookjes. Er zitten veel mysterieuze elementen en fantasierijke figuren in, zoals kabouters, harige beestjes, buitenaardse wezens en vampiers. Er zijn kenmerken van fantasy, horror en science fiction in de tekeningen en verhalen terug te vinden. “Dat zijn stijlen waar ik van houd, dus die gebruik ik ook in mijn strips. Striptekenaars waar ik door geïnspireerd ben zijn Moebius, Charles Burns, Manara en Tardi. Recentelijk vind ik ook inspiratie bij Nicolas de Crecy, Mike Mignola (van Hellboy), en Trondheim (vooral Donjon). Mijn stijl zit naar mijn idee ergens tussen realisme en karikatuur in. Voor mijn gevoel is er nog ruimte voor verbetering en verdere groei, ik hoop me in ieder geval te kunnen blijven ontwikkelen – als schrijver en als tekenaar.”

Erik Wielaert is al jaren bezig met het maken van strips. “Tot de middelbare school had ik veel interesse in strips, maar toen mijn favoriete series uit het blad Pep verdwenen begon ik platen te kopen in plaats van strips. Pas aan het eind van de jaren ’80 kwam mijn interesse voor strips weer terug. Ik was op de kunstacademie alleen maar bezig met abstracte schilderijen, tot ik werd gevraagd om te tekenen voor de huiskrant van het bekende Groningse kraakpand het Oude RKZ – inmiddels lang gelegaliseerd – waar ik nog steeds woon. Dat gebeurde haast automatisch in een stripachtige stijl. Voor hen maak ik ook de posters voor de feestelijkheden die ieder jaar in het gebouw plaatsvinden. In 1988 maakte ik mijn eerste stripboekje over het gebouw: De geest van de RKZ.

~

Aanvankelijk maakte Wielaert alleen strips in zwart-wit. “Op een gegeven moment ben ik tekeningen in kleur gaan maken om bij uitgevers illustratieopdrachten binnen te kunnen halen. Hoewel zij niet direct toehapten kwamen de ideeën los. Ik maakte grote illustraties die soms tot een stripverhaal leidden.” De kleurentekeningen leidden uiteindelijk inderdaad tot opdrachten. “Ik heb een aantal jaren schoolboeken geïllustreerd voor de uitgevers Meulenhoff en Malmberg. Dat werk had niet echt te maken met mijn interesses, maar het betaalde aardig en was relatief gezien niet arbeidsintensief. Ik heb een aantal van die boekjes aardig vol getekend; ik illustreerde onder andere rekenboekjes voor de basisschool. Vroeger had ik een hekel aan rekenen, maar als die boekjes vol hadden gestaan met vrolijke tekeningen had ik het misschien wel leuk gevonden.”

Helaas droogde de stroom opdrachten op en viel Wielaert terug op een kunstenaarsuitkering. “Inmiddels had ik contact met Willy Linthout, die normaal de strips van Urbanus tekent. Hij had mij in 2001 gevraagd of ik een album wilde maken met een scenario dat hij had geschreven. Het idee werd eerst door de uitgever afgewezen, maar in 2004 zat er een nieuwe redactie bij Standaard Uitgeverij die het wél zag zitten. Het zou het eerste album worden in een serie mysterieuze verhalen, maar we hebben nu een eigen reeks, die een drieluik wordt. Daarna gaan we weer ieder onze eigen weg. Het eerste album is nu klaar, maar de uitgever wacht met publiceren tot het tweede deel klaar is, zodat ze dit najaar vrij kort na elkaar kunnen worden uitgebracht.”

~

“Met Willy’s scenario is de stijl en sfeer heel anders dan wat ik normaal maak. Het is een bizar en komisch verhaal, met humor en tragiek.” Het drieluik met de titels Het laatste station, Het eerste station en Het middelste station gaat over Swa Vermeulen, een politierechercheur die verbeten jacht maakt op een seriemoordenaar. Hij wordt daarbij geconfronteerd met de zelfmoord van zijn vader, wiens geest het onderzoek in de war schopt. Het boek zit vol met absurde Belgische humor. “Ik krijg als tekenaar veel vrijheid en ruimte. Willy maakt geen voorschetsen, dus ik doe al het tekenwerk zelf. Ik heb voor vijf dagen in de week werk aan dit album. De inkleuring doe ik bij dit album digitaal, maar normaliter aquareleer ik. Mijn stijl van inkleuren is heel schilderachtig; digitaal inkleuren is daarom net zo arbeidsintensief als schilderen. Ik vind het leuk om hier mee door te gaan. Het is een goed leerproces dat ik ook in latere opdrachten kan gebruiken. Toch wil ik het echte schilderen niet laten verdwijnen.”

Vooralsnog ligt alleen Nacht en ontij in de winkel. In het boekje staan allemaal eigen verhalen, waarvan een aantal een kleine revisie heeft ondergaan. “Ik ben blij dat Sherpa mijn eerdere werk heeft uitgegeven, want het ontrukt een aantal van mijn small pressverhalen en het tijdschriftwerk uit de vergetelheid. Strips die in tijdschriften hebben gestaan worden toch sneller vergeten dan wat in een ‘echt’ boek staat.” Nacht en ontij is uitgevoerd in zwart-wit met een kleurenomslag. “De bedoeling is dat er in de toekomst een kleurenalbum verschijnt. Hopelijk kan ik dankzij de reeks met Willy Linthout straks beter mijn eigen albums slijten. Uiteindelijk zou ik een eigen geschreven, albumlang verhaal uitgegeven willen krijgen.”

Erik Wielaert • Nacht en ontij • Uitgever: Sherpa • Prijs: € 14,95 (softcover) • 96 bladzijden • ISBN: 9075504799
Nacht en ontij is verkrijgbaar in de stripwinkel.

Film / Films

Vluchtig als een zuchtje zeewind

recensie: Eilandgasten

“Een mooie gevangenis”, noemde Karim Traïdia Vlieland vorig jaar in een interview, hiermee verwijzend naar het intieme karakter van het kleine eiland. In de telefilm Eilandgasten (2005), nu uit op dvd, doet de van oorsprong Algerijnse regisseur een poging die soms beklemmende intimiteit vast te leggen. Tussen de hoofdpersonen heersen conflict en wrijving, maar zodra de boot is aangemeerd kunnen ze eenvoudigweg niet meer om elkaar heen.

~

Evenals in het gelijknamige boek van Vonne van der Meer volgen we verschillende gasten tijdens hun verblijf in een vakantiehuisje op Vlieland. Onbezorgde vakantiegangers zijn het niet: overspel, carrièreproblemen en liefdesproblemen hebben hen naar het eiland gedreven. De kleine oppervlakte van het huisje en het eiland dwingt de hoofdpersonen hun problemen met elkaar of met zichzelf onder ogen te komen. Scriptschrijver Jan Veldman is zo verstandig geweest om de zeven verhaallijnen uit het boek terug te brengen tot vijf. Bovendien wisselen de hoofdpersonen in de film elkaar niet af, zoals in het boek, maar komen ze elkaar op het eiland geregeld tegen. Het contact tussen de verschillende bezoekers maakt de film in zekere zin dynamischer dan de roman van Van der Meer.

Weinig verrassend

Desondanks dringt de vraag zich op of Eilandgasten eigenlijk wel in deze vorm verfilmd had moeten worden. De personages uit het boek zijn interessant, geloofwaardig en uit het leven gegrepen, sterk genoeg kortom om in hun eentje een film te dragen. Het uitdiepen van één verhaal uit het boek had al iets moois kunnen opleveren, met bovendien een echte climax of plot, iets wat de film in zijn huidige vorm moet ontberen. Ondanks de interactie tussen de personages mengen de verhalen zich verder niet en eindigt de film weinig verrassend.

~

In een film met vijf verhaallijnen en tien hoofdpersonen die slechts 82 minuten duurt –telefilms zijn in de regel aan de korte kant – is er weinig ruimte voor karakterrollen. De gelaagdheid van de personen die in het boek aanwezig is ontbreekt hier dan ook. Het leidt tot karikaturen (Jaap Spijkers als hardvochtige werkverslaafde vader) of platte personages waarvan we niets te weten komen (Johnny de Mol). De rol van het eiland zelf in het verhaal komt er nog het beste vanaf: een verdienste van regisseur Karim Traïdia. Evenals in zijn debuut De Poolse Bruid laat hij zien veel waarde te hechten aan het landschap en de omgeving waarin zijn films zich afspelen. Voor Vlielandgangers is de film dan ook een feest van herkenning. Traïdia bedient zich wederom van het ‘regionale’ muziekaanbod: de rol van de Groninger troubadour Ede Staal uit De Poolse Bruid is ditmaal overgenomen door Syb van der Ploeg (ex-De Kast) en de Friese fadozangeres Nynke Laverman. En hoewel je natuurlijk kunt afvragen in hoeverre vakantie-eiland Vlieland eigenlijk ‘Fries’ is, maakt de regisseur daarmee een mooi gebaar.

Traïdia doet al met al zijn best, maar door het ontbreken van een plot en een eenduidige verhaallijn beklijft Eilandgasten niet. Het eiland mooi en herkenbaar in beeld brengen is niet voldoende. Wie het boek van Vonne van der Meer leest, weet dat zij daar geen film voor nodig heeft.

Theater

Puur absurdistische humor

recensie: Hans Teeuwen, Gummbah en Pieter Bouwman - Poelmo: Slaaf van het Zuiden

De dvd Poelmo is gebaseerd op de theatervoorstellingen die Hans Teeuwen, Gummbah en Pieter Bouwman in het najaar van 2000 en het voorjaar van 2001 speelden in Het Betty Asfalt Complex in Amsterdam. In 2002 zond de VPRO een serie van acht afleveringen uit waarin de oorspronkelijke theatervoorstellingen doorsneden werden met kleedkamerfragmenten. Dit jaar zijn de twee oorspronkelijke theatervoorstellingen opnieuw gemonteerd tot vier nieuwe tv-afleveringen. Nu is er ook een dvd verkrijgbaar met in totaal 34 scènes uit de theatervoorstellingen, en extra’s bestaande uit de betere kleedkamerscènes en de beweegredenen van de makers.

~

Cabaretier Hans Teeuwen is bij de meeste mensen wel bekend. Pieter Bouwman is meer een man van achter de schermen: hij heeft veel ervaring als cabaretregisseur en is één van de makers van de wekelijkse radiosoap Radio Bergeijk. Gummbah kennen we als cartoonist, absurdist en schilder. Op het podium is hij vooral zichzelf: een wat klungelig en stijf mannetje, dat af en toe uit de hoek komt met fantastische oneliners als: “Een sinaasappel is een slecht fallussymbool” en “Een walvis is geen Elvis, ook al is hij nog zo dik”. Pieter Bouwman is aan Hans Teeuwen gewaagd en nuanceert diens gekte en hysterie enigszins, waardoor de scènes, ondanks all absurditeit en drukte, nog enigszins te volgen zijn. Deze drie halen duidelijk het beste uit elkaar.

Theater

De vele sketches op de dvd Poelmo zitten boordevol vreemde typetjes met irritante stemmetjes, leuke liedjes en vooral heel veel absurde en soms grove humor. Teeuwen, Gummbah en Bouwman maken weinig tot geen gebruik van rekwisieten en er is geen decor. De drie mannen zijn sober in pak gestoken met allen een verschillende kleur T-shirt. Het gaat hier puur om de teksten en met name bij Teeuwen ook om zijn vreemde mimiek – wat Teeuwens spel betreft is het soms meer theater dan cabaret.

Backstage

De blikken achter de schermen – die op televisie door de sketches heen waren gemonteerd – staan nu bij elkaar als een van de extra’s van de dvd. Deze zogenaamde (maar waarschijnlijk in scène gezette) reality-scenes vormden de rode draad in de serie, nu zijn ze als achterafje minder overtuigend. De sfeer voor en na de optredens is naar: de acteurs troeven elkaar af en vertonen vervelend divagedrag. Als grappige act voegt het weinig toe aan het materiaal uit de voorstellingen. Of zou dit wel echt zijn, en bedoeld zijn om te laten zien dat de drie mannen niet pas beginnen te acteren als het rode lampje gaat branden?

Het waarom

~

Het andere deel van de extra’s heet Beweegredenen. Hierin vertellen de drie mannen wat ze van Poelmo vinden en wat ze er mee willen bereiken. Ook dit onderdeel lijkt weer verzonnen en doordacht. Jammer, want een echt persoonlijke anekdote zou juist veel kunnen toevoegen aan deze kakofonie van gekheid – die toch duidelijk met hele menselijke redenen is opgezet. De drie laten immers met Poelmo zien wat ze écht willen doen in het theater: een soort humor brengen die niet de grote massa aanspreekt. Die eerlijkheid hadden ze best kunnen doortrekken.

Lef

De toon van de voorstellingen is vaak erg sarcastisch en ironisch, en vaak is het zo bizar dat je niet weet waar het over gaat. Ook al treedt Gummbah het minst op de voorgrond, je merkt wel dat veel materiaal van zijn absurdistische hand komt. De VPRO heeft veel lef gehad om dit uit te zenden – ik denk niet dat het een kijkcijferkanon was. Maar Poelmo is bij vlagen grappig en verrassend, en de drie cabaretiers weten hun opmerkingen perfect te timen en zijn altijd goed op elkaar ingespeeld. Het leukste om te zien is hoe de mannen elkaar proberen te imponeren, en om te ervaren hoe hard ze werken. Het is allemaal heel puur, zonder opsmuk. Ze spelen in de eerste plaats echt met elkaar en voor elkaar. Het publiek vermaken lijkt bijzaak. Er is dan ook geen contact met het publiek, en soms zijn de onderlinge grapjes niet te volgen.

Harder kunnen lachen

Met Poelmo lijken Teeuwen, Gummbah en Bouwman tot het uiterste te gaan: als je je volledig aan hun gekte kunt overgeven vind je het prachtig, als je er minder door geraakt wordt, vind je er gelijk niets aan. Een middenpositie is lastig. Poelmo is leuk als je van gortdroge, bizarre humor houdt en als de combinatie van drie absurdisten en cynici als Teeuwen, Gummbah en Bouwman je aantrekt. Persoonlijk ben ik het eens met wat Gummbah zegt in een interview: “Het publiek had harder kunnen lachen”. Maar ja het publiek, dat lijkt niet de belangrijkste beweegreden te zijn geweest…

Muziek / DVD

Niet meer dan een tussendoortje

recensie: Einstürzende Neubauten – On Tour With Neubauten

Ze behoren sinds jaar en dag tot de avant-garde binnen de Duitse popmuziek. En ze zijn beter bekend als Die Einstürzende Neubauten, de band rondom de excentrieke Blixa Bargeld. Hun evenzo vreemde industriële en compromisloze manier van musiceren heeft hen een brede fanschare opgeleverd. Eigenlijk over de gehele wereld. De fans treffen elkaar op de website neubauten.org en de nagenoeg gelijknamige dvd (2005), gemaakt door Danielle de Picciotto, doet daar verslag van. Op een artistiek verantwoorde manier, natuurlijk.

~

Het Berlijnse Die Einstürzende Neubauten komt al 26 jaar – soms met enige tussenposen – met nieuwe en vernieuwende metaalachtige muziek. De hoofdrol is sinds die tijd ook weggelegd voor Blixa Bargeld, de ex-gitarist van the Bad Seeds, de begeleidingsband van Nick Cave (die in de jaren tachtig regelmatig te vinden was in de huidige Duitse hoofdstad, getuige Wim Wenders’ Der Himmel über Berlin). De muziek van de Kreuzberger krakers heeft linken met die andere twee vernieuwende Duitse bands uit de jaren zeventig; te weten Can en Neu. Maar in tegenstelling tot de net genoemden bestaan Die Einstürzende Neubauten nog steeds.

Website

De dvd draagt het karakter van een documentaire, maar heeft een smoel van ‘iets extra’s voor fans’, voor bij een plaat. Want de documentaire laat, op een improvisatiestukje tijdens een concert na, niet meer dan verschillende fans – van over de hele wereld – zien, die zichzelf tijdens de uitleg van Bargeld, over de bedoeling van de website neubauten.org, voorstellen. Die website heeft deels als doel, en dat is het interessante van de documentaire, de aantrekkingskracht die de band na al die jaren op verschillende fans heeft, verder uit te bouwen. Bijvoorbeeld om de afstand tussen de band en zijn fans te verkleinen. Of fans voor het karretje te spannen, getuige het verhaal van een meisje uit Noorwegen dat via neubauten.org assistent-merchandise werd en mee mocht op tournee. Uit de verschillende verhalen wordt duidelijk dat zowel de band als de fans daar een groot genoegen uit halen.

~


Het geheel rondom de website doet denken aan een interactieve fanclub, met enkele voorrechten en verplichtingen. Waarbij de meet-and-greet het voorrecht is en zowel de hulp bij een tour als het laten overnachten van fans na concerten, als de verplichting moet worden gezien. Meer dan het uitleggen van de betekenis van de band voor fans en de bedoeling van de website komt de dvd niet en dat is jammer. Verwacht dus geen concertverslag, waarbij de achtereenvolgende de favoriete Einstürzende Neubauten-songs voorbij komen. Het is eerder een dvd om één keer te kijken en daarna nooit meer. Want het conceptuele gepraat van Bargeld, de semi-kunstzinnige manier van filmen en de uitgebluste bandleden die vertellen over het verschil met vroeger, toen ze nog wild waren en nu, begint al snel te vervelen. En dat is jammer, want van Die Einstürzende Neubauten mag je meer verwachten.