Boeken / Fictie

De korte verhalen van een grootmeester

recensie: William Trevor – Heilige beelden

Op de achterflap van de verhalenbundel Heilige beelden wordt de Iers/Engelse schrijver William Trevor, een oude heer met gegroefd gelaat en een kek hoedje op, aangeprezen als ‘de grootmeester van het korte verhaal’. Gewoonlijk denk ik dan: dat maak ik zelf wel uit, maar twaalf verhalen later kan ik niet anders dan toegeven dat Trevor inderdaad een meesterlijk verteller is.

Dat neemt niet weg dat zijn verhalen eigenlijk nergens over gaan, het zijn verhalen waarin nauwelijks iets gebeurt. Maar mijn god, wat zijn ze prachtig! Trevor weet mensen tot leven te wekken, weet zowel gevoelens van ontroering als melancholie op te roepen en hij lardeert dat met fijne humor.
Laat ik als voorbeeld het verhaal nemen van een man en een vrouw die bij een relatiebureau staan ingeschreven en in een theatercafé met elkaar afspreken. De vrouw is een ietwat sneu type, dat jaren van haar leven heeft opgeofferd aan het verzorgen van haar zieke moeder. De man is minder sympathiek, want hij is nogal uitgekookt. Hij zoekt helemaal geen relatie, maar wil gewoon een vrouw die hem en zijn fotoapparatuur kan vervoeren. En die de rekening van het diner betaalt.

Kwebbelstemmen

William Trevor
William Trevor

Trevor slaagt er niet alleen in om in trefzekere bewoordingen beide karakters neer te zetten, het zijn vooral de details waarmee hij het verhaal inkleurt, die de portretjes zo geloofwaardig en lezenswaardig maken: de vrouw die aangeschoten raakt en toch maar een sigaret opsteekt, terwijl ze al lang gestopt was, de man die last heeft van een zeurende kiespijn en zich doorlopend afvraagt of hij nou wel of niet om een aspirientje zal vragen. Maar ook de relatie tussen de kastelein (afgeleefde, rommelige kop) en het barmeisje (gezellige dikkerd) wordt beschreven, evenals de geluiden die uit de aangrenzende theaterzaal weerklinken (“Er klonk applaus, waarna de eerste kwebbelstemmen doordrongen tot het café”).

Trevor heeft oog voor details en hij houdt van mensen, maar zijn verhalen worden vooral getekend door weemoed en melancholie. In het laatste verhaal beschrijft hij bijvoorbeeld de tragiek van een buitenechtelijke relatie (“Ik leg beslag op je leven.”), terwijl we in een ander verhaal een priester volgen die probeert te voorkomen dat een meisje uit het dorp, dat hem wel eens in de kerk helpt, naar de grote en gevaarlijke stad afreist. Hij is namelijk bang dat zijn toch al onzekere wereld – de parochie brokkelt af – dan helemaal instort.

Melancholie is ook wat naar boven komt drijven in het verhaal waarin het optreden van een rondreizende Italiaanse dansleraar grote indruk maakt op een eenvoudig boerenmeisje, dat als hulpje in de huishouding van een welgestelde familie werkt. Nog een voorbeeld van de schitterende wijze waarop Trevor de situaties beschrijft:

Er hing vorst in de lucht die avond in februari op het steenslagpad over de heuvel, en aan de hemel fonkelden sterren in een heerlijkheid die in Brigids ogen de voortzetting vormde van de muziek die ze had gehoord, van de schoonheid en van een gevoel in haar binnenste. De melodieën die ze probeerde terug te horen, bleken ongrijpbaar, maar het was goed zo, goed dat je ze niet zomaar kon pakken.

Amerika

Maar het allermooiste vind ik toch het verhaal over een Ierse jongen en meisje, die de armoe van een klein vissersplaatsje willen ontvluchten door naar Amerika te verkassen. De jongen gaat alvast vooruit, waarna voor het achterblijvende meisje een lange periode van onzekerheid aanbreekt. Slaagt hij, of mislukt hij? Met – alweer – een fijn oog voor details schildert Trevor het contrast tussen de armoede van het kleine dorpje, waar de ouders van het meisje een café annex kruidenierswinkel runnen en het gedroomde Amerika met zijn gele taxi’s, wolkenkrabberliften en de kans om er zomaar miljonair te worden. Als je geluk hebt.
Natuurlijk loopt het verhaal niet goed af, want geluk levert zelden boeiende verhalen op, maar het is Trevors grootste verdienste dat hij met weinig woorden en met dezelfde kracht als film een compleet beeld weet te schilderen van een arm vissersdorpje aan de Ierse kust. Je ziet het meteen op je netvlies: zo’n kleine gemeenschap, inclusief de lokale zatlap (kleine oogjes waterig van de drank), die het meisje probeert te troosten met geweldige dooddoeners als “Zo simpel als ze denken is het nooit.” En zo is het maar net.