Je kunt goed merken dat Jens Christian Grøndahl enkele jaren filosofie heeft gestudeerd voordat hij filmmaker en uiteindelijk schrijver werd. De Deense schrijver, wiens werk inmiddels in twintig talen is vertaald, schrijft dan wel eenvoudige, toegankelijke zinnen, af en toe kan hij het niet laten en trakteert hij de lezer op filosofische hoogstandjes die je meestal eerst een paar keer over moet lezen voor je precies snapt wat er staat. In een interview met 8WEEKLY licht de maestro zijn ideeën toe.
Provinciaal
Grøndahl komt graag naar Nederland, al was het alleen maar omdat Nederland een van de eerste landen was die hem hebben ontdekt. En als hij volgend jaar, in het kader van een writer-in-residence project, drie maanden met zijn gezin in Amsterdam komt wonen, heeft hij eindelijk eens tijd om de mensen te leren keren, want nu komt hij tijdens promotiebezoeken meestal niet verder dan zijn hotelkamer. Vergeleken met Amsterdam vindt hij zijn woonplaats Kopenhagen toch wel een beetje provinciaal. “Nederland staat meer open voor invloeden van buiten dan Denemarken, dat altijd een beetje aan de rand van Europa heeft gelegen. Pas de laatste dertig jaar denken we na over wat we aan Europa kunnen bijdragen.”
“Ja, cartoons,” roep ik plagerig, verwijzend naar de spotprenten die in enkele moslimlanden tot rellen hebben geleid, waarop Grøndahl fijntjes glimlacht, maar er wijselijk niet op ingaat. Terecht, want die zaak is nu wel voldoende uitgekauwd. En ik kom tenslotte voor zijn nieuwste boek, Rode handen, waarmee Grøndahl verbazing wekt door in slechts 141 pagina’s drie uiterst verschillende werelden samen te brengen.
Allereerst hebben we de wereld van een Deense jonge vrouw, Sonja, die uit een arm en kansloos plattelandsdorpje komt en de kans te baat neemt om een jaar als au pair in Duitsland te werken. Daar ontmoet ze Thorwald, een zwijgzame automonteur, die klusjes verricht voor een groepje terroristen van de RAF. Ze krijgen wat met elkaar en Sonja biedt aan te helpen bij een bankroof, waarbij een politieagent wordt neergeschoten. Het derde verhaal is dat van de verteller, die Sonja bij toeval tegenkomt als ze na haar Duitse avontuur terugkeert naar Denemarken. Hij ontrafelt haar RAF-verleden en gaat met haar mee naar Frankfurt om de rechtszaak tegen Thorwald c.s. bij te wonen. Drie verschillende verhalen – reden om aan Grøndahl te vragen met welk idee hij aan het boek is begonnen.
Te vers
Eigenlijk had hij iets willen doen met de terreuraanslagen van ‘9/11′, begint hij te vertellen, maar uiteindelijk zag hij daar toch maar vanaf, omdat het moeilijk is om ’te spelen’ met iets dat nog zo vers is. “Om je verbeelding in gang te zetten, heb je wat meer afstand nodig, al was het alleen maar om een begin te maken met het interpreteren van wat er precies is gebeurd. Dat bracht me op het idee om te schrijven over RAF-terroristen, die in de jaren zeventig in Europa actief waren.”
Om het niet al te abstract te maken, koos Grøndahl ervoor om het verhaal te laten vertellen door een jongeman, waarvoor hij zelf model stond. “Ik moest terugdenken aan mijn eigen jeugd in de jaren zeventig. Ik werkte toen als student bij de hotelreservering in het station van Kopenhagen. Ik had het gevoel dat wel meer jongeren hebben, namelijk dat het leven nog niet is begonnen.”
~
Dat moet hij even uitleggen. “Meestal denk je aan je jeugd terug als een tijd vol vriendinnen, feestjes en vrijheid, maar we vergeten wel eens dat je ook heel eenzaam kunt zijn. Je probeert je los te maken van het gezin waarin je bent opgegroeid, maar je hebt nog geen baan gevonden, of zelf een gezin gesticht. Met dat in je achterhoofd begrijp je ook beter waarom Sonja, de jonge vrouw uit het verhaal, zich laat verleiden door een jonge Duitse terrorist, want zelf komt ze uit een saai provincieplaatsje en ze snakt naar een beetje kleur in haar leven. Ze gruwt van het huisje-boompje-beestje bestaan dat haar moeder voor haar in petto heeft.”
Maar er is nog wat anders. Grøndahl is er ook van overtuigd dat jongeren méér openstaan voor ‘het lijden in de wereld’, zoals dat via de beeldbuis tot ons komt. “In de jaren zeventig was dat vooral de oorlog in Vietnam. Je wilde wat aan die ellende doen, maar je voelde je machteloos. Dat gevoel van wanhoop is voor volwassenen moeilijk te begrijpen, want die hebben vaak een gezin; ze denken dus meer aan hun gezin dan aan de rest van de wereld.”
Radicaal
“Sonja heeft geen sterk ontwikkeld politiek bewustzijn,” vervolgt Grøndahl, “maar ze is vrij eenzaam en als ze Thorwald ontmoet, voelt ze zich tot zijn ideeën aangetrokken. Thorwald maakt mensen die god om hulp vragen belachelijk, want, zo zegt hij: ‘Hoe kunnen mensen van god vragen dat hij hun gezin helpt en de rest maar vergeet?’. Die opvatting is op zich niet zo radicaal, want volgens het christendom is iedereen gelijk in de ogen van god. Het punt is alleen dat Thorwald het perspectief uit het oog verliest, zoals heel radicaal-links in de jaren zeventig. Als je dat soort dingen gelooft, kom je al snel bij een ideologie uit, waarin je best een politieagent mag opofferen ten gunste van de onderdrukte massa’s in de Derde Wereld. Dat is het moment waarop cynisme en geweld hun intrede doen.”
Grøndahl is ervan overtuigd dat de RAF-leden “geen enkel contact met de werkende klasse hadden” en hij is het dan ook eens met de Italiaanse filmregisseur Pasolini, die niks van dit soort groepen moest hebben, omdat ze naar zijn mening geen flauw benul hadden van echte armoede. “Pasolini had meer sympathie voor een politieman die in een arm gezin op Sicilië was opgegroeid dan met deze kinderen uit de upper class, die dachten dat ze voor de revolutie aan het vechten waren.”
|
V.l.n.r.: Andreas Baader, Ulrike Meinhof, Gudrun Ensslin |
Volgens Grøndahl is het ook niet verwonderlijk dat de Rote Armee Fraktion met name in Duitsland kon ontstaan. “In de jaren zeventig was de Tweede Wereldoorlog niet zo ver weg. Er was een generatie aan de macht, met rechters en ambtenaren die deel hadden uitgemaakt van het nazisysteem. De geallieerden moesten wel, want toen ze een nieuw Duitsland wilden opbouwen, was er niemand anders die ervaring had met dat soort zaken. Ik denk dus dat Duitsland destijds niet de democratie was die het vandaag de dag is.”
Natuurlijk was er ook wel een directe aanleiding waarom sommige jongeren aan het radicaliseren sloegen. “In 1967 bracht de Iraanse sjah een bezoek aan Berlijn, waar studenten tegen zijn beleid demonstreerden. Die demonstratie werd keihard neergeslagen door de politie, die ook toestond dat de geheime politie van de sjah studenten in elkaar sloeg. Uiteindelijk schoot de politie ook nog een jonge student dood, die tot dezelfde christelijke vredesbeweging behoorde als Ulrike Meinhof. Vandaar dat de RAF-terroristen het gevoel hadden dat ze tegen een fascistische maatschappij moesten strijden.”
Toch blijft Grøndahl nog met een vraag zitten: “Hoe kon het dat die jonge mensen een maatschappij wilden afschaffen, die ervoor had gezorgd dat na de oorlog véél meer mensen dan ooit een beter leven hadden kregen, met veel meer kansen en mogelijkheden?”
Paradijs
Overigens gaat Rode handen niet zozeer over de politieke kant van het extremisme, maar meer over de psychologische kant van jongeren die de extremistische kant op gaan. Grøndahl: “Als je jong bent, ben je op zoek naar puurheid en naar het paradijs. Alles muss anders, zoals destijds op een muur in Frankfurt stond. Maar dat kan niet ten koste van alles gaan. Als je gaat denken dat de wereld neergehaald moet worden en opnieuw moet worden opgebouwd, dan doe je hetzelfde wat de Rode Khmer in Cambodja heeft geprobeerd. Dat was gruwelijk. Je kunt niet totaal met het verleden breken, want het verleden heeft jou voortgebracht. En daar zul je het mee moeten doen.”
“Natuurlijk is er een hoop kritiek mogelijk op de huidige samenleving,” geeft Grøndahl toe, “maar op een aantal punten is de maatschappij een stuk beter geworden; we hebben méér vrijheid, méér vrede en méér welvaart gekregen. We hebben het dus beter dan de generaties vóór ons, maar het paradijs zullen we nooit bereiken. En dat is maar goed ook, want ik moet er niet aan denken dat we ooit terecht komen in de ideale en perfecte staat waarover Plato heeft geschreven. Dat is namelijk een totalitaire staat, die uiteindelijk in puur fascisme ontaardt. Dan heb ik toch liever een democratie, die met behulp van compromissen regelt hoe mensen, die allesbehalve perfect zijn, toch vreedzaam kunnen samenleven.”
Jens Christian Grøndahl • Rode handen • Uitgeverij: Meulenhoff • Prijs: € 15 (gebonden) • 160 bladzijden • ISBN: 90 290 7781 6
Wat het betekende een vrouw te zijn
.
Vertalen is misschien nog wel moeilijker en veeleisender als het een taal betreft die maar weinigen beheersen, zoals het Pools. Wat kennen wij immers van deze taal, die met zijn accenten op ongewone plaatsen en met zijn tongval onmiddellijk beelden oproept van de clichés en gemeenplaatsen van Oost-Europa. Armoede, de Tweede Wereldoorlog, het communisme en Lech Walesa of van de rijke Oost-Europese geschiedenis van daarvoor. Wij zijn nog afhankelijker van de vertaling, we zoeken naarstig naar punten van herkenning in de taal. Een verantwoordelijke taak dus, die in het geval van de Poolse dichteres Anna Swirszczynska op de schouders van Karol Lesman en Jo Govearts ligt.
Onderschatte dichteres
~
Lesman, kenner van Poolse poëzie, kwam met het idee een bloemlezing te maken van deze dichteres. Naast Wislawa Szymborska en Czeslaw Milosz, beiden winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur, zijn er maar weinig Poolse dichters bekend bij het grote publiek. In het geval van Anna Swirszczynska een gemiste kans, zo vindt Lesman. In overleg met Milosz (1911-2004), die uiteindelijk, vlak voor zijn dood in 2004, de inleiding verzorgde en Jo Govearts komt hij uiteindelijk met de selectie die bij lannoo-atlas is uitgegeven. Swirszczynska (1909-1984) behoort, zo vond Milosz, “tot de grootste poëtische verschijningen van de 20ste eeuw.” Haar werk is lang onderschat gebleven, mede als gevolg van het literaire klimaat van net na de Tweede Wereldoorlog dat haar gedichten lang links liet liggen. Misschien dat zij postuum alsnog de aandacht krijgt die ze verdient.
Aanvankelijk wilde Swirszczynska schilderes worden, maar door geldgebrek kon ze geen studie bekostigen aan de Kunstacademie, waarna ze Poolse taal en letterkunde ging studeren. Haar debuut kondigde een nieuw fenomeen aan in de Poolse poëzie. Haar versbouw leek bij geen enkele toenmalige stroming aan te sluiten, het riep eerder een verwantschap op met Rimbaud en zijn experimentele non-conformistische werk. Haar ervaringen tijdens de Duitse bezetting betekenden een ommekeer in haar werk en ze verwerkte deze in prozagedichten en in haar belangrijke poëtische reportage Dagboek van de opstand in Warschau.
Het leed van de onderdrukte vrouw
Swirszczynska’s stijl is compact en nauwgezet, haast verstoken van metafoor of tierelantijn. Haar vroege gedichten hebben als onderwerp de politiek of de oorlog, maar de latere Swirszczynska schrijft vooral over het vrouw-zijn. Over erotiek, baren en over de beperkingen en vreugdes van het huwelijksleven. In haar gedichten sijpelt het leed van de onderdrukte vrouw door de regels door, dat haar de naam feminist heeft gegeven. Haar poëzie is brutaal, aards, rauw en realistisch. Ze schrijft over ‘wijven’ en hoeren, maar toch bezit het ook een esthetiek, een schoonheid die de omhulsels van de woorden achter zich laat. De betekenis van het vrouw-zijn en de beperkingen gevat in soms maar enkele zinnen, zoals in Het drong tot haar door.
Dit gedicht is prachtig simpel. In dit gedicht kun je zelfs houden van de plaatsing van de pauze door middel van de reflexieve witregels. En die spiegel waar de vrouw voor gaat zitten – een symbool van zelfreflectie maar tegelijk een object van vervreemding- is een prachtig beeld. Konden we maar Pools lezen om te horen hoe de gedichten in Swirszczynska’s taal klinken! Echter, in het Nederlands zijn ze ook mooi, de vertalers lijken erin geslaagd de ziel van de gedichten te vangen. De vertaling wordt nergens gekunsteld mede dankzij de oorspronkelijke naakte taal. De werkelijkheid te vatten, of deze nu mooi is of tragisch, dat kan Swirszczynska als de beste. Lees Beloofd:
Op de voorkant van de stofomslag staat een foto van de jonge Swirszczynska. Een vrouw met blond glanzend haar en donkere gevoelige ogen. En je vraagt je af: om zo te schrijven, in hoeverre heeft ze geput uit eigen ervaring? De keuze van haar onderwerpen en hun uitwerking zijn op zijn minst opvallend te noemen. Het lijkt me dat ze haar portie tegenslag wel te verwerken heeft gekregen.
Prijs: 16,50
Bladzijden: 152
ISBN: 9045015242
Misschien ook iets voor u
Cijfercombinaties en een walvis
Jeugddansgezelschap de Stilte is dit jaar voor het eerst in zee gegaan met twee gastchoreografen. Zapitude 30 ( Ann Van den Broek) is een vrolijke voorstelling en boeiend voor diegene die meer wil weten over het verwezenlijken van een choreografie. In Droommakers (Dylan Newcomb) wordt er een korte samenwerking aangegaan met het publiek, om een nieuwe droom te vormen.
In 1994 besloot Jack Timmermans, freelance choreograaf, om zijn werkzaamheden uit te breiden en hij richtte daarvoor een stichting op: De Stilte. Het eerste project dat hij creëerde was de voorstelling De kaarsen van Kavafis. Hierna volgden nog vele choreografieën van zijn hand, waaronder Ongetemd wild, Speelvogels en Goed. Het doel van De Stilte is om kinderen uit de atmosfeer van alledag te halen en ze mee te nemen naar de wereld van verbeelding.
Dit jaar wordt voor het eerst gebruik gemaakt van twee gastchoreografen. In Zapitude 30(Ann Van den Broek) worden diverse combinaties van bewegingspatronen aan elkaar verbonden en in Droommakers (Dylan Newcomb) wordt er door improvisatie, tekst en dans een droom gecreëerd. De originaliteitprijs verdienen Van den Broek en Newcomb niet. Beide werken bestaan uit veel tekst, vallende bewegingen en dansers die rennen alsof hun leven ervan af hangt, een tendens die al langer zichtbaar is in de dans.
Cijfercombinaties
~
‘Drie, eenentwintig, zes, nul, drie, zes A, B en C’, dit zijn enkele woorden die door de vijf dansers in Zapitude 30 van Ann Van den Broek worden uitgesproken. Bij elke cijfer en letter behoort een beweging. ‘Nul’ is bijvoorbeeld liggen op de grond en ‘drie’ betekent rennen over het toneel. Naarmate de voorstelling vordert, worden er steeds meer cijfers en letters aan elkaar gekoppeld zodat er reeksen van bewegingen ontstaan. Een ronde armpositie wordt opgevolgd door een liftend been en vervolgens raakt de danser uit evenwicht en valt met een diagonaal stekende arm richting de vloer. Poses kun je herhalen maar ook iets veranderen. Een knie kun je laag optillen maar ook hoger en nog hoger. Een van de danseressen zet de bal van haar voet onder haar heupen, op de grond. Vervolgens buigt en strekt ze meerdere malen het andere been en roept daarbij ‘bounce, bounce’. Daarna maakt ze haar bewegingscyclus af.
Kijkje in de keuken
Het publiek krijgt een kijkje in de keuken van een theatermaker. Van den Broek laat zien dat je van bewegingen een reeks bewegingen kunt maken en dat er daarnaast vele variaties mogelijk zijn met tempo en dynamiek. De dansers lachen en dansen voor de volle 100 procent en dat geeft een vrolijke sfeer in de zaal. De groene outfits, groene belichting, de witte vloer, ze zijn allemaal belangrijk voor de ambiance die er heerst. Ze geven associaties met appels en dat geeft een frisse en fruitige stemming aan de voorstelling.
Jammer is wel dat de bewegingen die gekozen zijn, bewegingen zijn die de laatste tijd een ware hype zijn geworden. Verende en zwaaiende bewegingen met de ledematen en het laten vallen van je lichaam op de vloer komen in deze choreografie teveel voor. Het gebruik van teksten en microfoons is iets wat al door velen is en wordt gebruikt en saai aan het worden is. Naast het thema een ‘kijkje in de keuken’ is Zapitude 30 meer een abstracte dans waarin alle bewegingen van A tot Z zijn vastgelegd.
Poging tot droom
Door improvisatie en vaste bewegingen zal er een droom ontstaan. Dat is de bedoeling achter de choreografie van Dylan Newcomb bij het maken van Droommakers. Aan het publiek worden drie begrippen gevraagd: een object, een locatie en een werkwoord. ‘Koffer, fabriek en lantefanteren’, zijn de woorden die tijdens deze voorstelling uitgekozen worden. Helaas gebeurt er niet zoveel met deze begrippen. Een enkele keer loopt een danser met een denkbeeldige koffer over het toneel. Veel improviseerwerk is er niet in deze choreografie, ook al verwacht je dit in het begin wel.
Danseres Judy Lijdsman is degene die droomt. In haar droom is ze politieagente en is ze zwanger van een walvis. Danstechnisch gezien is het niveau van deze choreografie matig. De bewegingen zijn simpel en dansfrases lopen niet soepel in elkaar over. Toch kan er zo nu en dan goed gelachen worden. Lijdsman is geestig met het voorbrengen van gesproken tekst. Zij weet een spontane lach bij het publiek op te roepen als ze praat over de eventuele pijn bij de bevalling; Een walvis is qua vorm nogal onhandig voor een vrouw.
Langzame bewegingen van ronddraaiende rompen geven af en toe inderdaad het gevoel in een droom te zitten met wolken en engeltjes. De simpele structuren en de fladderende bewegingen met armen maakt het geheel nogal vanzelfsprekend en kleurloos.
De Stilte treedt met Zapitude 30 en Droommakers op van 13 oktober tot en met 22 december in Eindhoven, Arnhem en Helmond. Klik hier voor meer informatie.
Zapitude 30 / Droommakers (De Stilte)
Artiest: De StilteGezien op donderdag 12 oktober 2006 in Chassé, Breda
Misschien ook iets voor u
Na regen komt zonneschijn!
Zanger/gitarist Rene Van Lien van de Rotterdamse indie/noise formatie Feverdream had er flink de pest in de afgelopen periode. Niet alleen besloot zijn collega, bassiste Saskia van Bodegom, eind 2004 plotseling te stoppen met de band waar ze acht jaar deel van uitmaakte. Ook met de release van het vierde Feverdream album You Are Happening, oorspronkelijk gepland voor april dit jaar, schoot het voor geen meter op. Vanwege een ongunstige samenloop van omstandigheden (zie VPRO’s 3 voor 12 voor het complete verhaal) werd die uiteindelijk een half jaar uitgesteld. Maar nu is ie er dan toch, het vierde album van Feverdream.
~
Nu You Are Happening eindelijk in de schappen ligt, kunnen Van Lien, drummer Arnold van de Velde en nieuwe bassist Bart Baekelandt (ex-Incense) weer met opgeheven hoofd over straat. Het mag dan een zware bevalling zijn geweest, op het album is daarvan niks terug te horen. Sterker nog, Feverdream’s vierde album overtreft de voorgaande drie op alle fronten. De instrumentbeheersing is beter, de composities sterker, er zit meer dynamiek en melodie in de plaat, de samenzang tussen Van Lien en Nederlands eigen enfent terrible El Bandita is ronduit geweldig (vooral in prijsnummer Living like an Animal) en de nieuwe bassist brengt niet alleen ervaring, maar ook de nodige rust. Hiermee biedt hij tegenwicht aan de altijd nerveuze gitaar en drums. Tenslotte wordt er met de uitstapjes naar de ingetogen jazzrock à la Karate een spannend, nieuw terrein verkend. Het gaat ze uitstekend af. In alle opzichten is dat ‘verder kijken’ een uitstekende keus geweest. Want hoe fijn die dwarse indie/punk/noise gemodelleerd naar grote voorbeelden Shellac, Blonde Redhead en Fugazi ook klinkt, na drie albums heb je dat eigenlijk wel een beetje gehad.
De grote lijn
~
Feverdream
Album: You Are HappeningLink: Feverdream op My Space
Link: Feverdream
Misschien ook iets voor u
Milieuridder met klimaatshow
Na zijn nederlaag tijdens de verkiezingen van 2000 tegen George Bush, gaf Al Gore zijn leven een draai van 180 graden: hij verliet de politieke arena en begon een solokruistocht om de klimaatcrisis, die volgens hem de gehele wereld bedreigt, onder de aandacht te brengen. Gore koos definitief voor het milieu en vertrok als een heuse milieuridder, met een door hem zelf samengestelde ‘klimaatshow’. Hij gaf zijn show in grote en kleine steden op scholen, symposia en conferenties, om te waarschuwen tegen de gevolgen van global warming.
Gore had zijn show al minstens duizend keer gegeven toen milieuactiviste Laurie David en producer Lawrence Bender het plan opvatten om een documentaire te maken over Gore en zijn global warming show. Gore was niet meteen enthousiast, maar het idee dat zijn boodschap zo miljoenen mensen zou kunnen bereiken, trok hem over de streep. Er is volgens hem en tientallen wetenschappers immers nog hoop en tijd om het tij te keren. Maar dat de mensheid het zich niet langer kan permitteren het milieu alleen als een politiek issue te zien staat volgens Gore vast; hij beschouwt de opwarming van de aarde als de grootste morele uitdaging waarmee de mensheid zich de komende tien jaar geconfronteerd zal zien.
Geen zonnige gegevens
~
Het resultaat, An Inconvenient Truth, een indringende film waarin Gores klimaatshow centraal staat, is minder zwaar op de hand dan je zou verwachten, hoewel de boodschap wordt geïllustreerd met beangstigende voorbeelden. Smeltende ijskappen, de verhoogde temperatuur van de oceanen met als neveneffect stortregens, overstromingen en orkanen; het zijn allemaal geen zonnige gegevens. Maar de eens zo stijve politicus Gore blijkt tijdens zijn donkere college charismatisch en onverwacht grappig. Zijn steken naar de politiek zijn onderkoeld maar effectief. Gore brengt de taaie materie als een bevlogen propagandist aan de man, en de animaties, films en foto’s maken de show compleet.
Emotionele ondertoon
~
Het is Guggenheim die Al Gores show in An Inconvenient Truth een emotionele ondertoon geeft. De klimaatshow is versneden met een sfeervol portret van een man die politieke en persoonlijke crisissen heeft doorstaan en overwonnen. Gores emotionele dagboek is aangrijpend: centraal staan het ongeluk van zijn zoon, de dood van zijn zuster aan kanker en zijn verkiezingsnederlaag. Het beeld dat Guggenheim zo schetst, brengt vooral Gores motieven en menselijke kant naar voren.
De giftige politiek heeft Gore, naar eigen zeggen, op morele gronden achter zich gelaten; om zijn nederlaag kan hij nu lachen. Toch kun je je als kijker afvragen of de documentaire niet juist een opmaat is voor een politieke terugkeer. De tijd zal het leren.
An Inconvenient Truth
Regie: Davis GuggenheimJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Nachtmerrie in Amsterdam
Met Nachtrit gunt Dana Nechushtan de kijker een blik in de duistere, gewelddadige subcultuur van de Amsterdamse taxiwereld. De film is gebaseerd op de taxi-oorlog die rond 2000 plaatsvond in Amsterdam, waarbij een monopolistisch taxi bedrijf ervan beschuldigd werd een nieuw, beginnend taxibedrijf van de straat te willen jagen. Of de Amsterdamse taxiwereld echt zo gewelddadig en corrupt is als de regisseuse doet voorkomen is natuurlijk de vraag, maar het levert in elk geval een spannende, beklemmende thriller op.
~
Rauw Nederland
Nechushtan lijkt een liefde te hebben voor subculturen en het rauwe leven in Nederland. Zo regisseerde zij al eerder de succesvolle serie Dunya & Desie, over twee bevriende meisjes van verschillende achtergronden uit een achterstandswijk, en de film Offers, een blik in de wereld van zelfmoordterroristen. In Nachtrit schept Nechushtan een duistere wereld die nauwelijks nog herkenbaar is als Amsterdam, een nachtmerrieachtige wereld waar niemand te vertrouwen is en agressie de boventoon voert.
~
Op het acteerwerk is eigenlijk niets aan te merken, iedereen is perfect gecast en lijkt zich goed op zijn plaats te voelen in zijn rol. De casting laat wel zien dat er in Nederland een gelimiteerd aantal acteurs wordt ingezet, er duiken constant bekende gezichten op en er wordt niet veel gebruik gemaakt van nieuw talent. Een terzijde echter bij een film die op momenten weet te verrassen met onverwachte en heftig agressieve scènes, maar vooral bewijst dat de Nederlandse film zich steeds beter weet te ontwikkelen, zowel op esthetisch als op acteerniveau.
Nachtrit
Regie: Dana NechushtanJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
De lamlendigheid van een klein dorp
“Je kunt niet je hele leven studeren, van banen wisselen en genieten van het goede leven. Je bent 25: je moet iets nuttigs doen”, aldus de vader van David. De jongen uit een klein dorp in Uruguay zit het liefst de hele dag te rukken en wiet te roken; er gaat zelfs het gerucht dat hij zo veel masturbeert dat hij eens is flauwgevallen en naar het ziekenhuis moest. Wanneer Davids vader hem dwingt zijn eigen huis te bouwen, is dat dan ook een enorme opgave.
Bij La perrera, een van de drie films over jongeren die genomineerd waren voor een Tiger Award (waarvan La perrera won), draait het vooral om de lamlendigheid van hoofdpersoon David. Hij woont in een prachtig dorpje aan zee, waar het altijd mooi weer lijkt te zijn, maar wat heb je aan die natuurlijke schoonheid als er niets te doen is? Terwijl zijn leeftijdsgenoten naar de grote stad gaan om te studeren of hard te werken om aan geld te komen, is David niet vooruit te krijgen. En tot overmaat van ramp heeft het dorp ook nog eens een chronisch gebrek aan vrouwen…
~
Geen moment zoetsappig
Hoewel het tempo vrij laag ligt en de film net iets te lang duurt, kent La perrera toch zijn momenten. Door de droge humor wordt het geheel geen moment zoetsappig: David begint aan het bouwen van zijn huis (dat uiteraard symbool staat voor zijn eigen leven) maar de vraag is of hij er uiteindelijk iets van leert. Hij krijgt in ieder geval wat meer verantwoordelijkheidgevoel. “Als ik er niet bij ben, verpesten ze het”, zegt hij over de jongens die hem helpen met de bouw, nadat hij zelf het scheefste muurtje ooit heeft gemetseld. Het is overduidelijk dat David niet gemaakt is voor harde arbeid: hij loopt overal maar een beetje onhandig achteraan. De jongens helpen hem dan ook alleen omdat Davids vriendinnetje uit de stad een buslading vrouwen naar het dorp zal brengen.
La perrera is een ingetogen coming of age-film over een jongen die het waarschijnlijk nooit zal leren. Hier geen Hollywoodmomenten waarbij David het licht ziet en van nietsnut verandert in een succesvol huizenbouwer. Het is het verhaal van een jongen die in de grote stad wil gaan studeren. Niet om te leren, maar om de hele dag niets uit te hoeven voeren.
Deze film vormt samen met Un matin bonne heure en Glue de Tigers on Tour, een selectie van het afgelopen IFFR die tot en met februari volgend jaar op tournee is door de Nederlandse filmhuizen. Klik hier voor meer informatie en voor het bestellen van kaartjes.
La perrera
Regie: Manuel Nieto ZasJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Gevecht met een papieren verleden
Toen ik vijf was vertelde mijn vader me elke avond een stuk uit de Odyssea. Het waren levendige badverhalen en ik leerde Homerus kennen als een dichter die zijn helden grote omzwervingen deed maken en vijanden deed spietsen. Een paar jaar later, in de Latijnse les, werd de Oudheid iets gezapiger weergegeven aan de hand van moeizaam uit het hoofd geleerde woordjes en vervelend in elkaar passende naamvallen. Zelden zag ik echter het directe nut van deze klassieke scholing, tot ik onlangs Geheim Besogne van Renaat Ramon in handen kreeg, een bundel waarvoor men wat intellectuele bagage best kan gebruiken.
Met Geheim Besogne levert kunstenaar-dichter Renaat Ramon een streng gestructureerde bundel af. In tien afdelingen bouwt hij een spiegelstructuur waarin de lezer beheerste gedichten vindt met best wat aandacht voor het vormelijke aspect. Ramons cycli beschrijven de positiebepaling van een dichter in de wereld en tasten heden en verleden af naar referenties en draagvlakken. De titel verwijst naar een typisch Vlaams, hedendaags en intellectualistisch klimaat. Ramon is met andere woorden een belezen kunstenaar en een bewust dichter. Dat is merkbaar in elk vers.
Procedure
~
Een ander terugkerend motief in de bundel zijn de vele verwijzingen, het heen en weer denken tussen het heden en de antieke tijd. Deze manier van werken veroorzaakt specifieke beelden en geeft de bundel een bijzonder cachet. De dichter zet zijn woorden kracht bij door te suggereren dat een ander ze al lang voor hem gedacht heeft en dat ze dus algemeen gelden. De bundel geeft een erg degelijke indruk. Ramon begint de verschillende afdelingen van de bundel met een citaat van een erudiet schrijver en gebruikt tussentitels en titels die een zekere plechtstatigheid uitdragen. Hij wil poëzie afleveren die belangrijk aandoet en waar geen speld tussen is te krijgen.
De tuin der Hesperiden
Ramon ambieert een ander soort poëzie dan de zoekende, jeugdige, hedendaagse. Hij wil vaste en solide gedichten. Daardoor krijgt de bundel een onverzettelijkheid die nu en dan hinderlijk is. Om die opmerking te verklaren citeer ik twee gedichten, die met elkaar contrasteren. Het eerste gedicht:
Ramon schrijft hier, zoveel mag duidelijk zijn, bijna religieuze poëzie. Hij beschrijft een sacraal universum dat geregeerd wordt door goden, faunen en nymfen. Hij verwijst naar een mythische wereld die over zijn aardse besognes waakt en ze controleert. Ramon is een belezen man en daar situeert zich jammer genoeg ook het probleem van deze bundel. Hij koketteert graag met woorden als ‘empyreum’ en verwijzingen naar oude verhalen, zoals De tuin der Hesperiden. Hij maakt van zijn poëzie graag de doorwerking van de oude mythologie. Niettemin vecht hij ook met dit papieren verleden. Zijn hang naar vorm, structuur en degelijkheid verplettert al wat overblijft aan eigen beelden, mijmeringen. De lezer wordt tegen de grond geslagen met Hermes en de twistappel, de Megarische kom en de essays van André Breton en daardoor worden de ingrepen die echt van Ramon zelf zijn nog nauwelijks opgemerkt. Het tweede gedicht is Een overvloed van bloesem en blauw:
De twee geciteerde gedichten lijken wel uit een andere bundel te komen. Ze spreken elkaar bijna tegen in aanpak en zoeken naar een merkelijk ander soort lezer. Persoonlijk voel ik meer voor de tweede manier van schrijven. Hoewel dit gedicht minder vormelijk is, minder vast ook, is het harmonischer dan het vorige. Hoewel er vraagtekens te zetten zijn bij bepaalde formuleringen, zoals ‘verdonkeremaande de zon’, is dit gedicht subtieler, eigentijdser en interessanter.
Ten eerste vergeet Ramon in zijn citaatwoede vaak sterke sferen of beelden neer te zetten. In dit tweede gedicht doet hij dat wel: “Curven die op bloemen lijken”, “vocalen in een overvloed van bloesem en blauw”. Het is een taal die ook nog naar de schrijvers die hij aanhaalt verwijst, maar op een indirectere, en mijns inziens ook sterkere, manier. Ten tweede speelt Ramon hier op dezelfde manier met vorm en metriek, maar in het tweede gedicht gebeurt dat op een manier die bijna vanzelfsprekend lijkt. Waar in veel van zijn gedichten Apollo als een klem op de onderbuik zit die elke interpretatie remt en blokkeert, komt in dit tweede gedicht een meerzinnigheid vrij die de lezer doet dromen.
Het zou denk ik boeiend zijn als Ramon voor zijn volgende bundel uit het harnas van de antieke tijd breekt en op zoek gaat naar de gemakkelijke vanzelfsprekendheid die hij in sommige gedichten, zoals het tweede, weet te steken. Want de Homerus waarvan ik genoot in mijn kindertijd is in zijn poëzie nergens te vinden. De antieke tijd die hij citeert is eerder een statisch en weinig begeesterend gegeven dat als voornaamste doel heeft hem een verstandig man te doen blijken. Misschien zou hij minder energie moeten steken in het rechtvaardigen van elk vers door er een paar oudheidkundige personages in te verwerken en meer in het laten openbloeien van de feërieke beelden of de mooie taal die hij soms gebruikt. Ramon worstelt met zijn eigen degelijkheid, vergeet de verhalen en de levendigheid van zijn geliefde antieke wereld en bedelft zich onder de bergen notities uit de Latijnse les. Wellicht is Ramon een van de zeldzame voorbeelden van een dichter die zo vergroeid is met al wat hij gelezen heeft, dat hij binnenkort wellicht enkel nog bestaat op papier.
Prijs: 15,00
Bladzijden: 60
ISBN: 90-5655-303-8
Misschien ook iets voor u
Laveren tussen lach en traan
Scoop, de nieuwste film van Woody Allen, lijkt op een luchtige klucht na het duistere Match Point. Deze films bieden een indicator van Allens wisselende stemmingen die zijn carrière als regisseur zo typeren.
In Scoop is een onhandige en charmante Scarlett Johansson een studente journalistiek die door middel van bovennatuurlijke hulp op de hoogte wordt gebracht van een sensationeel nieuwtje. Via een overleden journalist krijgt ze te horen dat een van de telgen van de Britse Adel een mogelijke seriemoordenaar is. Deze toevallige revelatie gebeurt tijdens een tovenaarsshow, geleid door Woody Allen, waar ze de geest van rasjournalist Ian McShane ziet. Johansson trekt er vervolgens met Allen op uit om te zien of de primeur klopt. Maar als blijkt dat de potentiële moordenaar de knappe en gecultiveerde Hugh Jackman is, slaat de twijfel toe.
Komedie versus tragedie
~
Stemmingsmeter
Het grootste verschil met Match Point is de gitzwarte conclusie van die film en de totale afwezigheid van humor. Match Point neigt daarmee naar Allens serieuze kant die verder op te merken is in de films Interiors, September en Another Woman. Maar deze pogingen worden nog altijd gemengd ontvangen. Allens karakteristieke humor werd in deze films ingeruild voor pretentieuze psychologische inzichten over liefde en relaties die in veel gevallen teruggrepen op de cinema van Ingmar Bergman en de toneelstukken van Anton Tsjechov.
~
Allen biedt met Scoop verder weinig nieuws in een carrière die al lang speelt met deze schijnbare dichotomie. Scoop heeft een voorspelbaar verhaal en Johanssons spel blijft steken in komische maniertjes. Wat verder een tragisch feit vormt is Allens verouderde verschijning. Hij lijkt op een bejaarde karikatuur van zijn komische alter ego’s uit Annie Hall en Manhattan. Scoop is daarmee lichte kost die voor Allen lijkt te dienen als een komisch intermezzo na het moreel uitzichtloze Match Point. Zo zal er voor Allen altijd een kleine marge blijven bestaan tussen humor en tragiek.
Scoop
Regie: Woody AllenJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Lang leve Van Erp!
Een dagje uit. Nederlanders zijn er dol op. Zodra het weekend is aangebroken, springen mensen massaal in auto of trein op weg naar tal van evenementen, festiviteiten en attractieparken. De Elf Fantasy Fair, Gay Pride, de Efteling: vooral in de zomer is het aanbod zo duizelingwekkend dat we van gekkigheid niet meer weten waar we heen moeten. In Pretpark Nederland toont Michiel van Erp (o.a. bekend van de documentaire-reeksen Lang Leve…) een blikje voor en achter de schermen van onze huidige, uit de kluiten gewassen vermaakindustrie.
~
Via Libelle Zomerweek naar homosauna
De eerste stop is bij het terrein van de Libelle-Zomerweek. We zien duizenden vrouwen die hoppend van stand naar stand leren hoe ze een hardnekkige vlek uit een blouse krijgen of hoe ze een bloempot fraai kunnen beschilderen (“Niet te netjes. Een tikje rommelig is vaak leuker. Net zoals je haar leuker zit als je het een beetje door de war doet.”) Van daaruit gaan we via een modderig poldersport-evenement naar de homosauna en de Efteling. In het Kaatsheuvelse pretpark is men druk bezig met het testen van de nieuwste attractie: de Vliegende Hollander.
De focus van de test ligt op de ‘splash’ die het karretje teweegbrengt bij de val in het water. “Want,” zegt de directeur, “het water moet wel naar de zijkanten spatten. Anders zijn de kinderen onzichtbaar op de foto en dat kan niet.” Vermaak is en blijft business.
Chocoladebed
~
Kortom: van Erp heeft zijn best gedaan de diversiteit van het Nederlandse vermaak zo goed mogelijk in kaart te brengen. Saai is Pretpark Nederland geen moment. De documentaire is (net als al zijn andere werk) zeer vermakelijk. Van Erp is niet alleen een meester in het uitzoeken van de juiste personen, maar vooral in het letten op wat er om die persoon heen gebeurt. Zo zien we in de Efteling een man van promotie Terneuzen oreren over De Vliegende Hollander. De vrouw naast hem wil duidelijk op het verhaal inhaken, maar komt er niet tussen. Door constant op die vrouw in te zoomen, wordt van Erps bekende tongue-in-cheek-stijltje extra versterkt. Een feest om te zien. Lang leve van Erp!
Pretpark Nederland
Regie: Michiel van ErpJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
‘Het paradijs zullen we gelukkig nooit bereiken’
/ 0 Reactiesdoor: Arnoud van Soest0 Sterren.
Je kunt goed merken dat Jens Christian Grøndahl enkele jaren filosofie heeft gestudeerd voordat hij filmmaker en uiteindelijk schrijver werd. De Deense schrijver, wiens werk inmiddels in twintig talen is vertaald, schrijft dan wel eenvoudige, toegankelijke zinnen, af en toe kan hij het niet laten en trakteert hij de lezer op filosofische hoogstandjes die je meestal eerst een paar keer over moet lezen voor je precies snapt wat er staat. In een interview met 8WEEKLY licht de maestro zijn ideeën toe.
Provinciaal
Grøndahl komt graag naar Nederland, al was het alleen maar omdat Nederland een van de eerste landen was die hem hebben ontdekt. En als hij volgend jaar, in het kader van een writer-in-residence project, drie maanden met zijn gezin in Amsterdam komt wonen, heeft hij eindelijk eens tijd om de mensen te leren keren, want nu komt hij tijdens promotiebezoeken meestal niet verder dan zijn hotelkamer. Vergeleken met Amsterdam vindt hij zijn woonplaats Kopenhagen toch wel een beetje provinciaal. “Nederland staat meer open voor invloeden van buiten dan Denemarken, dat altijd een beetje aan de rand van Europa heeft gelegen. Pas de laatste dertig jaar denken we na over wat we aan Europa kunnen bijdragen.”
“Ja, cartoons,” roep ik plagerig, verwijzend naar de spotprenten die in enkele moslimlanden tot rellen hebben geleid, waarop Grøndahl fijntjes glimlacht, maar er wijselijk niet op ingaat. Terecht, want die zaak is nu wel voldoende uitgekauwd. En ik kom tenslotte voor zijn nieuwste boek, Rode handen, waarmee Grøndahl verbazing wekt door in slechts 141 pagina’s drie uiterst verschillende werelden samen te brengen.
Allereerst hebben we de wereld van een Deense jonge vrouw, Sonja, die uit een arm en kansloos plattelandsdorpje komt en de kans te baat neemt om een jaar als au pair in Duitsland te werken. Daar ontmoet ze Thorwald, een zwijgzame automonteur, die klusjes verricht voor een groepje terroristen van de RAF. Ze krijgen wat met elkaar en Sonja biedt aan te helpen bij een bankroof, waarbij een politieagent wordt neergeschoten. Het derde verhaal is dat van de verteller, die Sonja bij toeval tegenkomt als ze na haar Duitse avontuur terugkeert naar Denemarken. Hij ontrafelt haar RAF-verleden en gaat met haar mee naar Frankfurt om de rechtszaak tegen Thorwald c.s. bij te wonen. Drie verschillende verhalen – reden om aan Grøndahl te vragen met welk idee hij aan het boek is begonnen.
Te vers
Eigenlijk had hij iets willen doen met de terreuraanslagen van ‘9/11′, begint hij te vertellen, maar uiteindelijk zag hij daar toch maar vanaf, omdat het moeilijk is om ’te spelen’ met iets dat nog zo vers is. “Om je verbeelding in gang te zetten, heb je wat meer afstand nodig, al was het alleen maar om een begin te maken met het interpreteren van wat er precies is gebeurd. Dat bracht me op het idee om te schrijven over RAF-terroristen, die in de jaren zeventig in Europa actief waren.”
Om het niet al te abstract te maken, koos Grøndahl ervoor om het verhaal te laten vertellen door een jongeman, waarvoor hij zelf model stond. “Ik moest terugdenken aan mijn eigen jeugd in de jaren zeventig. Ik werkte toen als student bij de hotelreservering in het station van Kopenhagen. Ik had het gevoel dat wel meer jongeren hebben, namelijk dat het leven nog niet is begonnen.”
~
Maar er is nog wat anders. Grøndahl is er ook van overtuigd dat jongeren méér openstaan voor ‘het lijden in de wereld’, zoals dat via de beeldbuis tot ons komt. “In de jaren zeventig was dat vooral de oorlog in Vietnam. Je wilde wat aan die ellende doen, maar je voelde je machteloos. Dat gevoel van wanhoop is voor volwassenen moeilijk te begrijpen, want die hebben vaak een gezin; ze denken dus meer aan hun gezin dan aan de rest van de wereld.”
Radicaal
“Sonja heeft geen sterk ontwikkeld politiek bewustzijn,” vervolgt Grøndahl, “maar ze is vrij eenzaam en als ze Thorwald ontmoet, voelt ze zich tot zijn ideeën aangetrokken. Thorwald maakt mensen die god om hulp vragen belachelijk, want, zo zegt hij: ‘Hoe kunnen mensen van god vragen dat hij hun gezin helpt en de rest maar vergeet?’. Die opvatting is op zich niet zo radicaal, want volgens het christendom is iedereen gelijk in de ogen van god. Het punt is alleen dat Thorwald het perspectief uit het oog verliest, zoals heel radicaal-links in de jaren zeventig. Als je dat soort dingen gelooft, kom je al snel bij een ideologie uit, waarin je best een politieagent mag opofferen ten gunste van de onderdrukte massa’s in de Derde Wereld. Dat is het moment waarop cynisme en geweld hun intrede doen.”
Grøndahl is ervan overtuigd dat de RAF-leden “geen enkel contact met de werkende klasse hadden” en hij is het dan ook eens met de Italiaanse filmregisseur Pasolini, die niks van dit soort groepen moest hebben, omdat ze naar zijn mening geen flauw benul hadden van echte armoede. “Pasolini had meer sympathie voor een politieman die in een arm gezin op Sicilië was opgegroeid dan met deze kinderen uit de upper class, die dachten dat ze voor de revolutie aan het vechten waren.”
Volgens Grøndahl is het ook niet verwonderlijk dat de Rote Armee Fraktion met name in Duitsland kon ontstaan. “In de jaren zeventig was de Tweede Wereldoorlog niet zo ver weg. Er was een generatie aan de macht, met rechters en ambtenaren die deel hadden uitgemaakt van het nazisysteem. De geallieerden moesten wel, want toen ze een nieuw Duitsland wilden opbouwen, was er niemand anders die ervaring had met dat soort zaken. Ik denk dus dat Duitsland destijds niet de democratie was die het vandaag de dag is.”
Natuurlijk was er ook wel een directe aanleiding waarom sommige jongeren aan het radicaliseren sloegen. “In 1967 bracht de Iraanse sjah een bezoek aan Berlijn, waar studenten tegen zijn beleid demonstreerden. Die demonstratie werd keihard neergeslagen door de politie, die ook toestond dat de geheime politie van de sjah studenten in elkaar sloeg. Uiteindelijk schoot de politie ook nog een jonge student dood, die tot dezelfde christelijke vredesbeweging behoorde als Ulrike Meinhof. Vandaar dat de RAF-terroristen het gevoel hadden dat ze tegen een fascistische maatschappij moesten strijden.”
Toch blijft Grøndahl nog met een vraag zitten: “Hoe kon het dat die jonge mensen een maatschappij wilden afschaffen, die ervoor had gezorgd dat na de oorlog véél meer mensen dan ooit een beter leven hadden kregen, met veel meer kansen en mogelijkheden?”
Paradijs
Overigens gaat Rode handen niet zozeer over de politieke kant van het extremisme, maar meer over de psychologische kant van jongeren die de extremistische kant op gaan. Grøndahl: “Als je jong bent, ben je op zoek naar puurheid en naar het paradijs. Alles muss anders, zoals destijds op een muur in Frankfurt stond. Maar dat kan niet ten koste van alles gaan. Als je gaat denken dat de wereld neergehaald moet worden en opnieuw moet worden opgebouwd, dan doe je hetzelfde wat de Rode Khmer in Cambodja heeft geprobeerd. Dat was gruwelijk. Je kunt niet totaal met het verleden breken, want het verleden heeft jou voortgebracht. En daar zul je het mee moeten doen.”
“Natuurlijk is er een hoop kritiek mogelijk op de huidige samenleving,” geeft Grøndahl toe, “maar op een aantal punten is de maatschappij een stuk beter geworden; we hebben méér vrijheid, méér vrede en méér welvaart gekregen. We hebben het dus beter dan de generaties vóór ons, maar het paradijs zullen we nooit bereiken. En dat is maar goed ook, want ik moet er niet aan denken dat we ooit terecht komen in de ideale en perfecte staat waarover Plato heeft geschreven. Dat is namelijk een totalitaire staat, die uiteindelijk in puur fascisme ontaardt. Dan heb ik toch liever een democratie, die met behulp van compromissen regelt hoe mensen, die allesbehalve perfect zijn, toch vreedzaam kunnen samenleven.”
Jens Christian Grøndahl • Rode handen • Uitgeverij: Meulenhoff • Prijs: € 15 (gebonden) • 160 bladzijden • ISBN: 90 290 7781 6
Misschien ook iets voor u