Tag Archief van: recensie

Film / Films

Prachtig verbeeld surrealisme open voor eigen interpretatie

recensie: Mr. K - Tallulah H. Schwab
Mr. K in hotel© Filmdepot

Een rondreizende illusionist treedt op in zalen voor een ongeïnteresseerd publiek en heeft het gevoel dat zijn leven nergens heen gaat. Als hij een kamer boekt voor de nacht in een afgelegen hotel denkt hij dat het slechts een plek is om te overnachten, maar dat loopt anders.

Titelfiguur Mr. K (Crispin Glover) staat de volgende ochtend op en wil vertrekken, maar de uitgang lijkt verdwenen. K ontmoet tijdens zijn zoektocht een reeks excentrieke personages die allemaal geaccepteerd lijken te hebben dat ze in het hotel opgesloten zitten. Hij komt terecht in de keuken waar hij een baan krijgt en vindt er vluchtig iets van vriendschap en acceptatie. Maar als hij achter de schokkende waarheid komt, iedereen waarschuwt en een plan wil maken om samen te ontsnappen, keren de bewoners zich tegen hem.

Kafkaëske taferelen

Dat de K van Mr. K een verwijzing is naar Franz Kafka is duidelijk. Voor Mr. K is het startpunt van een kafkaëske nachtmerrie wanneer hij de uitgang van het hotel maar niet kan vinden. In de keuken vergeet hij even dat hij naar de uitgang op zoek was, maar hij kan het ongemakkelijke gevoel dat hij heeft niet onderdrukken: er is iets mis. Waarom barsten de waterleidingen? Wat is die rare aderachtige structuur achter het behang? Waarom kan niemand weg uit het gebouw? De vragen leiden tot een schokkende conclusie. Mr K ontpopt zich tot een leider en probeert voor iedereen een uitweg te vinden, maar voornamelijk voor zichzelf.

Mr. K met zussen

foto: Kris de Witte, Lemming Film a Private View

Bont gezelschap van verschillende nationaliteiten

Mr. K ontmoet de Engelse maar francofiele zussen Ruth (Fionnula Flanagan) en Sara (Dearbhla Molloy), die hem oprecht willen helpen, maar dan het liefst met koffie en een koekje. De chef in de keuken (Noorse Bjørn Sundquist) blijkt geobsedeerd door eieren en denkt dat Mr. K een groot talent is. Zijn dochter Melinda (Esmee van Kampen uit Nederland) heeft wel of niet een oogje op hem. Ook wordt hij snel de kamer uitgewerkt als de flamboyante Gaga (de Zwitsers-Hongaarse Sunnyi Melles) in bad gaat.

Mr. K ontwikkelt zich van een onwillige – door zichzelf uitgeroepen – ‘niemand’ tot een hardwerkend ‘iemand’ in het gebrekkige kapitalistische systeem van de keuken. Om zich vervolgens even tot revolutionair te ontpoppen, en uiteindelijk toch weer als egocentrisch personage te eindigen. Is dit personage een held of een lafaard? Vertegenwoordigt hij iets? Is het allemaal gewoon chaos? Tallulah Schwab laat het aan de kijker om dit te interpreteren.

Surrealisme op magische manier verbeeldt

Er is iets aan de hand met het hotel: er kan van alles gebeuren en dat heeft de Noors-Nederlandse regisseur Tallulah H. Schwab op interessante wijze ingevuld. Er klinkt ook steeds gebonk en dat komt niet door het fanfarekorps dat op ongewenste momenten uit luikjes in de gangen verschijnt en je achtervolgt voor een polonaise. Met alle mysterieuze gangen en kamers is het hotel prachtig verbeeld: een feest voor het oog. Maar ondanks de mooie plaatjes blijft het verhaal te open voor interpretatie. In zo’n mate dat het zich opstapelt en de beleving in de weg zit. Het einde is eigenlijk te veel van het goede en dit is jammer.

Het is hoe dan ook een film die je aan het denken zet, die vraagtekens oproept en die je zintuigen prikkelt. Hij blijft je bij en zal onderwerp van gesprekken zijn. Wie ben jij: een Mr. K die niet kan doen of alles goed en wel is en daarop reageert, of een van de bewoners die al het angstige buitensluit en dingen niet wil veranderen?

 

Vanaf donderdag 16 januari in de bioscoop

Film / Films

Prachtig verbeeld surrealisme open voor eigen interpretatie

recensie: Mr. K - Tallulah H. Schwab
Mr. K in hotel© Filmdepot

Een rondreizende illusionist treedt op in zalen voor een ongeïnteresseerd publiek en heeft het gevoel dat zijn leven nergens heen gaat. Als hij een kamer boekt voor de nacht in een afgelegen hotel denkt hij dat het slechts een plek is om te overnachten, maar dat loopt anders.

Titelfiguur Mr. K (Crispin Glover) staat de volgende ochtend op en wil vertrekken, maar de uitgang lijkt verdwenen. K ontmoet tijdens zijn zoektocht een reeks excentrieke personages die allemaal geaccepteerd lijken te hebben dat ze in het hotel opgesloten zitten. Hij komt terecht in de keuken waar hij een baan krijgt en vindt er vluchtig iets van vriendschap en acceptatie. Maar als hij achter de schokkende waarheid komt, iedereen waarschuwt en een plan wil maken om samen te ontsnappen, keren de bewoners zich tegen hem.

Kafkaëske taferelen

Dat de K van Mr. K een verwijzing is naar Franz Kafka is duidelijk. Voor Mr. K is het startpunt van een kafkaëske nachtmerrie wanneer hij de uitgang van het hotel maar niet kan vinden. In de keuken vergeet hij even dat hij naar de uitgang op zoek was, maar hij kan het ongemakkelijke gevoel dat hij heeft niet onderdrukken: er is iets mis. Waarom barsten de waterleidingen? Wat is die rare aderachtige structuur achter het behang? Waarom kan niemand weg uit het gebouw? De vragen leiden tot een schokkende conclusie. Mr K ontpopt zich tot een leider en probeert voor iedereen een uitweg te vinden, maar voornamelijk voor zichzelf.

Mr. K met zussen

foto: Kris de Witte, Lemming Film a Private View

Bont gezelschap van verschillende nationaliteiten

Mr. K ontmoet de Engelse maar francofiele zussen Ruth (Fionnula Flanagan) en Sara (Dearbhla Molloy), die hem oprecht willen helpen, maar dan het liefst met koffie en een koekje. De chef in de keuken (Noorse Bjørn Sundquist) blijkt geobsedeerd door eieren en denkt dat Mr. K een groot talent is. Zijn dochter Melinda (Esmee van Kampen uit Nederland) heeft wel of niet een oogje op hem. Ook wordt hij snel de kamer uitgewerkt als de flamboyante Gaga (de Zwitsers-Hongaarse Sunnyi Melles) in bad gaat.

Mr. K ontwikkelt zich van een onwillige – door zichzelf uitgeroepen – ‘niemand’ tot een hardwerkend ‘iemand’ in het gebrekkige kapitalistische systeem van de keuken. Om zich vervolgens even tot revolutionair te ontpoppen, en uiteindelijk toch weer als egocentrisch personage te eindigen. Is dit personage een held of een lafaard? Vertegenwoordigt hij iets? Is het allemaal gewoon chaos? Tallulah Schwab laat het aan de kijker om dit te interpreteren.

Surrealisme op magische manier verbeeldt

Er is iets aan de hand met het hotel: er kan van alles gebeuren en dat heeft de Noors-Nederlandse regisseur Tallulah H. Schwab op interessante wijze ingevuld. Er klinkt ook steeds gebonk en dat komt niet door het fanfarekorps dat op ongewenste momenten uit luikjes in de gangen verschijnt en je achtervolgt voor een polonaise. Met alle mysterieuze gangen en kamers is het hotel prachtig verbeeld: een feest voor het oog. Maar ondanks de mooie plaatjes blijft het verhaal te open voor interpretatie. In zo’n mate dat het zich opstapelt en de beleving in de weg zit. Het einde is eigenlijk te veel van het goede en dit is jammer.

Het is hoe dan ook een film die je aan het denken zet, die vraagtekens oproept en die je zintuigen prikkelt. Hij blijft je bij en zal onderwerp van gesprekken zijn. Wie ben jij: een Mr. K die niet kan doen of alles goed en wel is en daarop reageert, of een van de bewoners die al het angstige buitensluit en dingen niet wil veranderen?

 

Vanaf donderdag 16 januari in de bioscoop

Film / Films

Pijn verspreid over generaties

recensie: A Real Pain - Jesse Eisenberg
Twee mannen© The Walt Disney Company,

Voor veel acteurs die lange tijd voor de camera staan lijkt de regisseursstoel vroeg of laat onvermijdelijk; zo ook voor Jesse Eisenberg, onder andere bekend als Mark Zuckerberg in The Social Network. Na een wisselvallig ontvangen regiedebuut probeert hij het opnieuw met A Real Pain – een succes.

Het is een ongebruikelijk decor voor een komedie: twee neven reizen met een groep door Polen en bezoeken voormalige concentratiekampen om, ter ere van hun overleden oma, hun familiegeschiedenis te ontdekken. Beiden zijn Joods, maar hun persoonlijkheden verschillen als dag en nacht; Jesse Eisenberg speelt de introverte, neurotische neef David die leeft van structuur en controle, terwijl Kieran Culkin de show steelt als zijn tegenpool Benji: een chaotische, impulsieve orkaan die elke confrontatie moeiteloos aangaat.

Net als in zijn eerdere regiewerk voor het theater, richt Eisenberg zich vooral op de personages en minder op het plot. David worstelt met een dwang- (OCD) en een angststoornis, terwijl Benji duidelijk kampt met onbehandelde mentale problemen die hij hardnekkig ontkent. Deze persoonlijke worstelingen worden in de film tegenover een veel groter, collectief trauma geplaatst: de verschrikkingen van de vernietigingskampen in Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Authentieke personages

Vanaf het eerste moment weet Culkins personage Benji je te irriteren, te intrigeren en zelfs te vermoeien, en precies dáár ligt de kracht van zijn rol. Zijn personage is extravagant en openhartig, maar tegelijkertijd vals, egoïstisch en soms ronduit onuitstaanbaar. Het is een gedurfde keuze om een onsympathiek karakter te gebruiken in een film die zo sterk leunt op de dynamiek tussen de personages. Eisenberg is zich hier echter volledig van bewust en neemt de tijd om dit ongemak te verkennen, waarbij hij zowel de grenzen van het personage als het geduld van de kijker opzoekt. Voor wie bereid is dit ongemak te doorstaan, biedt de film echter een beloning: Culkins personage toont barsten in zijn façade, waardoor langzaamaan een kwetsbare kern zichtbaar wordt. Dit werpt niet alleen nieuw licht op zijn karakter, maar ook op hoe zijn gedrag de groepsdynamiek verstoort én vormgeeft.

Indrukwekkend is de toon van de film: Eisenberg balanceert constant tussen warm, gruwelijk, grappig en ellendig. Het zijn de stille momenten waarin de chemie tussen Culkin en Eisenberg het sterkst voelbaar is en de momenten waarop Culkins personage Benji – ondanks zijn tekortkomingen – weet te verbinden. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk tijdens een scéne op het dak van een hotel waar ze samen terugblikken op hun jeugd en hun relatie; een chaoot en een neuroot, beiden met hun eigen kracht en kwetsbaarheid. De karakters zijn niet zwart-wit, zoals vaak het geval is in vergelijkbare films. Er is echte nuance in de personages, wat de grootste kracht is van A Real Pain.

Messcherp

De kern van de film is de pijn verspreid over generaties: de pijn van hun oma tijdens de tweede wereldoorlog, in perspectief gezet met de pijn van nu. Hoe de film de zwaarte van dit onderlinge lijden in beeld brengt is bewonderenswaardig: respectvol, maar ook met een zachte toon, waardoor het niet alleen voelbaar maar verrassend herkenbaar wordt voor verschillende generaties met elk hun eigen vorm van pijn.

Met A Real Pain bewijst Jesse Eisenberg dat hij groeit in zijn rol als regisseur. De film slaagt erin om iets bijzonders te vangen: een messcherpe tragikomedie die zowel weet te raken als aan het lachen te maken. De chemie tussen Eisenberg en Culkin, het zorgvuldig uitgewerkte scenario en de respectvolle omgang met het historische thema maken van deze tragikomedie een bijzonder werk.

Kunst / Expo binnenland

Elkaar raken en geraakt worden

recensie: Vluchtelingen en zielsverwanten
Gustave De Smet

Bij de een, een Vlaming, speelt de Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog, een doorslaggevende rol. De ander, een Nederlander, overlijdt aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Beiden staan centraal op een tentoonstelling in het Stadsmuseum Woerden. Over hun verschillen en overeenkomsten gaat het. En over hun individualiteit.

We hebben het over respectievelijk Gustave De Smet (1877-1943) en Leo Gestel (1881-1941). ‘Gust’ De Smet wordt geboren in Gent en studeert daar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. In 1914 vlucht hij met zijn vrouw, zoon Firmin en vriend Frits Van den Berghe, naar Amsterdam. Na twee jaar verhuist het gezin naar Blaricum. Hun zoon overlijdt bij het grote spoorwegongeluk bij Weesp (1918). De Smet en zijn vrouw keren in 1923 terug naar Vlaanderen. Een poging om in de Tweede Wereldoorlog naar Frankrijk te vluchten, nu met zijn vrouw en broer, mislukt. Wat hij om zich heen ziet raakt hem zeer.

De ruim tien jaar jongere Leo Gestel wordt geboren in Woerden en krijgt zijn eerste tekenlessen aan de Avondtekenschool waarvan zijn vader directeur is. In 1903 vestigt hij zich in Amsterdam. In zijn woning aan de Jan Steenstraat ontvangt hij kunstenaars als Jan Sluijters, Charley Toorop, Piet Mondriaan en later ook Gustave De Smet. Gust en hij worden vrienden. Gestel werkt voornamelijk in en rondom Bergen, waar hij en zijn vrouw een huis hebben laten bouwen. Hij volgt de omgekeerde weg en vlucht na zijn door overspel gestrande huwelijk uit Nederland naar zijn vriend in Vlaanderen. Nadat Gestels atelier in vlammen is opgegaan, verhuist hij naar Blaricum, waar zijn vrouw An Overtoom zich over hem ontfermt.

Verschillende stijlen

Het zou voor de hand liggen dat de zalen in Woerden zouden zijn ingericht op een manier waarbij werk met dezelfde thematiek van beide kunstenaars naast elkaar hangt. Toch is daar meestal niet voor gekozen. Ze hangen wel in elkaars buurt, wat hun eigen individualiteit alleen maar benadrukt.

Gustave De Smet werkt voor de Eerste Wereldoorlog in de trant van het impressionisme en luminisme. Hij schildert in kleine vlakjes en op een lichte manier de natuur. En toch blijkt deze stijl niet de zijne te zijn. Onder invloed van Gestel en Jan Sluijters komt hij uit bij eenvoudige vormen en donkerder, strak omlijnd werk, zoals op De ploegende boer (1916).

0000002836

Gustave de Smet, De herberg, potlood en gouache op papier, 1925, 74 x 55 cm, Collectie Museum de Fundatie, Zwolle

Leo Gestel schildert om te beginnen in een donkere stijl die doet denken aan die van de Haagse School. Een voorbeeld is het Landschap met hooischelven bij Montfoort (1909). Ook Gestel kent een door het luminisme beïnvloede periode, waarin zijn Zicht op de Bonaventurakerk in Woerden ontstaat. Een neogotische kerk die er pas sinds 1882 staat. Later raakte Gestel in de ban van het werk van Paul Cézanne, het kubisme en de Bergense School.

SONY DSC

Leo Gestel, Dame in prieel, Olieverf op doek, 1913, 70 x 55 cm, Particuliere collectie

Wanneer er wél twee doeken met dezelfde thematiek naast elkaar hangen – zoals onder het kopje ‘Kleur’ –, valt het verschil in uitwerking duidelijk te zien. En ook – helaas – dat de belichting op de tentoonstelling wat te wensen overlaat.

Het zijn overigens niet alleen schilderijen die worden getoond. In enkele vitrines ligt werk van Gestel in pastelkrijt en zwart krijt op papier, alsmede enkele brieven uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in Den Haag. Daarnaast zijn er touchscreens met verdiepende informatie. En een film over de vluchtelingenstroom die vanuit Vlaanderen naar Nederland op gang kwam.

Zo wordt op een interessante en contextuele, rake manier een beeld gegeven van twee individuen wiens levens elkaar raakten en die beiden op hun beurt geraakt werden door hun tijd. En die altijd op zoek waren naar vernieuwing en verbetering van hun werk. Zo staan ze mede aan de weg van het modernisme in Nederland en het Vlaamse expressionisme. De moeite waard, zoals de exposities in het Stadsmuseum Woerden vaak zijn!

Film / Films

Halina Reijn zet haar stempel op Hollywood

recensie: Babygirl - Halina Reijn
Babygirl omhelzing© A24

Dat de eerste voorpremières van Babygirl rond de feestdagen plaatsvonden was geen toeval. Met een in kerstsfeer gehuld New York als decor weet de film meteen te verleiden, hoewel dit misschien niet de nieuwe kerstklassieker is om met de familie op de bank te kijken. Babygirl is de heetste kerstfilm sinds Stanley Kubrick’s Eyes Wide Shut (1999).

Nicole Kidman schittert als Romy, CEO van een invloedrijk techbedrijf, die op het eerste gezicht alles lijkt te hebben: een succesvolle carrière, een gelukkig gezin en een leven dat tot in de puntjes geregisseerd is, maar schijn bedriegt. Wanneer een losgeslagen hond door de straten op een man afstormt, ontmoet ze haar nieuwe stagiair Samuel (Harris Dickinson), die het dier met verrassende kalmte weet te bedwingen. ‘How did you do that?’ vraagt Romy, duidelijk onder de indruk. Samuel antwoordt met een ondeugende grijns: ‘I gave it a cookie. Why, do you want one?’. De toon is meteen gezet; babygirl Romy wordt meegezogen in de spiraal van haar eigen verlangens – aangewakkerd door Samuel – die haar confronteert met wat haar gezinsleven haar altijd heeft onthouden.

man met hond

© A24

Het beest

Babygirl sluit qua toon en thematiek nauwer aan bij Halina Reijns debuutfilm Instinct (2019) dan bij haar Gen-Z-slasher Bodies Bodies Bodies (2022). Net als in Instinct draait het hier om machtsverhoudingen. Waar de eerste de relatie tussen een psychiater en een gedetineerde onderzoekt, staat in Babygirl de dynamiek tussen een CEO en haar stagiair centraal. Alles draait om verlangen en ‘het beest’, vertelde Halina Reijn tijdens de persconferentie op het filmfestival in Venetië. Niet het temmen van het beest, maar juist het accepteren van je instinct en verlangens – vooral de duistere – is de boodschap. De spanning tussen Samuel en Romy is dan ook om te snijden: elke dialoog voelt vlijmscherp aan en de chemie tussen de twee acteurs is onmiskenbaar.

Reijn is zich bewust van de conventies van de erotische thriller, zoals ze zijn neergezet in klassiekers als Paul Verhoevens Basic Instinct (1992) en Adrian Lyne’s Fatal Attraction (1987). Maar waar deze films draaien om een femme fatale met duistere motieven die mannen om haar vinger windt, herschrijft Babygirl de spelregels; de machtsverhoudingen zijn duidelijk aanwezig, maar de film laat zien dat het toegeven aan verlangens niet altijd tot ondergang leidt, maar soms tot bevrijding. In films over affaires draait de spanning vaak om de eventuele onthulling, maar Reijn bewijst dat intrige en dramatische twists overbodig zijn. De spanning zit volledig in de machtsdynamiek, die bewust door de film langzaam wordt opgeschroefd. Babygirl weigert zich te laten leiden door plotconventies en vertrouwt volledig op de chemie tussen Nicole Kidman en Harris Dickinson om de aandacht vast te houden. Het is dan ook de vraag of de film net zo effectief zou zijn geweest zonder deze chemie, aangezien het script met vlagen een extra laag mist die het geheel naar een hoger niveau had getild.

Grenzeloos

De kracht van Halina Reijn is hoe ze het sensuele naar het scherm brengt. In Babygirl doet ze dit aan de hand van de prachtige beelden van cinematograaf Jasper Wolf gecombineerd met de mysterieuze maar originele soundtrack van Cristóbal Tapia de Veer. Het is heerlijk om te zien dat ondanks het Hollywood-budget en een grote ster als Nicole Kidman – waarvan gerust gezegd mag worden dat dit haar beste rol in jaren is – er risico’s worden genomen zonder enige behoefte om binnen de lijntjes te blijven kleuren. Van een rave waar de techno op de achtergrond dreunt en je het zweet bijna kunt ruiken, tot Romy die op haar knieën gaat voor Samuel in een motel. Halina Reijn gaat all-out in Babygirl. Ze blijft haar eigen koers varen en laat zich, ook in Hollywood, niet remmen in haar gedurfde keuzes die begonnen met Instinct.

Het eindresultaat is hypnotiserend. Halina Reijn toont een feilloos gevoel voor ritme en tempo, waardoor je 115 minuten lang ademloos blijft kijken. Ze zuigt je mee in een wereld die even betoverend als ongemakkelijk is en geeft je genoeg stof om over te denken lang na de film voorbij is. Wat in Instinct voorzichtig opgebouwd werd, krijgt hier volledig vorm: haar scherpzinnige focus op intimiteit, macht en de duistere driften van de mens. Met Babygirl is haar stempel op Hollywood definitief gezet.

Theater / Voorstelling

Een solo van Philipp Cahrpit

recensie: Wanderlust
Philipp Cahrpit in Wanderlust Foto Niels KnelisAlwin van Wijngaarden, Niels Knelis

Op de schaars verlichte speelvloer ligt een zilverkleurige deken. De maker en performer van de solo plukt en duwt hem tot bergpieken en rivierdalen. Zittend, liggend en in de rondte rennend zegt en zingt hij zelfgeschreven teksten in het Duits, Nederlands en Engels. ‘Wij hielden elkaar, onze adem zat vast.’ En: ‘Mama / Halt’ mich fest wenn der Regen fällt / Mama / Deine Arme wie ein Zelt.’

Wat zien we nou precies tijdens Wanderlust, de nieuwste van Philipp Cahrpit, die vrijdag 13 december 2024 in première ging in theater VRIJDAG in Groningen? ‘Mama, hou me vast’: het ene moment tijdens de voorstelling, die drie kwartier duurt, denk je aan een smartlap, een Duitse Schlager. Maar wat later volgen dan zinnen zoals deze: ‘I am a child of soft and tender / Darkness / Who sometimes holds me / In its embrace.’ Pure poëzie, met een metafysisch randje bovendien: de duisternis die een persoon is, en de ik omarmt.

Wanderlust is beide, en nog wel meer. Grappig, dromerig, sensueel, sentimenteel, bespiegelend, herinnerend, speels én serieus. Een hachelijke mix, die in andere handen regelmatig uit de bocht zou vliegen. Maar Cahrpit gelooft zo sterk in zijn nieuwste creatie, en voert die uit met zoveel overtuiging, dat je als toeschouwer de hele haarspeldbochtenrit door zijn zowel echte als metaforische berglandschap met hem meerijdt, verward, verbaasd, edoch totaal geboeid.

Zelf is hij dan ook al langer onderweg. De ambiguïteit – als Cahrpit ‘je’ en ‘jou’ zegt, laat hij vaak in het midden of hij zichzelf bedoelt dan wel zijn publiek – , de zilverkleurige deken, het continue heen en weer tussen individu en universum – al deze elementen zaten ook al in Waterlichamen, een voorstelling die in november 2023 in première ging. Alleen zingt hij er nu ook bij, en dat doet hij heel goed. In de loop van volgend jaar brengt hij de soundtrack ook op EP uit.

Philipp Cahrpit (1991) omschrijft zichzelf als ‘interdisciplinair maker en performer’. Onder het label Club Wauw maakt hij ook voorstellingen voor kleine kinderen, samen met Hannegijs Jonker. In Wanderlust tekent hij voor ‘concept, tekst, composities, spel, zang’, maar in feite is al zijn werk het product van samenwerking met anderen, die van meet af aan ieder hun eigen rol nemen in de verwezenlijking van zijn artistieke idee.

Sinds zijn afstuderen in 2018 aan de Amsterdamse Academie voor Theater en Dans woont en werkt Cahrpit in Groningen. ‘I fell in love with that city’, vertelde hij eerder. ‘Iedereen hielp mij daar, geheel belangeloos – met adviezen, requisieten, ruimtes. De sfeer is er totaal anders dan in de Randstad, waar je veel meer moet vechten voor je plek onder de zon.’ Van origine is hij Duitser. Hij groeide op in een dorp nabij Frankfurt.

Het Duitse woord Wanderlust (reislust, de zucht om te zwerven) kreeg zijn diepere filosofische betekenis tijdens de Duitse Romantiek (1790-1850), een herwaardering van, en hernieuwde speurtocht naar, onze emoties en verbeeldingskracht, en onze diepe band met de natuur, als reactie op de logica en het rationalisme van de Verlichting. Cahrpits Wanderlust zwerft en zweeft tussen hemzelf en zijn ouders, tussen de mens en diens omgeving, tussen het heden en zijn verleden als kind.

Zelf noemt de maker zijn nieuwste creatie ‘een poëtisch concert over het thuiskomen in onszelf en elkaar’. De voorstelling is hoogstpersoonlijk en universeel tegelijkertijd. Cahrpit bezingt zijn ouders, maar ook de moeder als metafoor voor een veilige haven, een alomtegenwoordige oerkracht die ons beschermt en op ons past. ‘Een deel van jou leefde al in haar / Toen zij nog in haar moeder sliep / En een deel van haar leefde al in haar / Toen zij nog in haar moeder sliep.’

Dat landschap waar doorheen hij zijn publiek mee op reis neemt, zit ook in ons. ‘Wenn wir einander öffnen würden, würden wir Landschaften finden / Wenn wir einander öffnen würden, fänden wir Flüsse und Meere, in denen wir schwimmen könnten.’ Dat ‘vinden’ raakt aan de kern van deze voorstelling. Je moet eerst reizen, op zoek gaan, om die rivieren en zeeën in de ander te vinden. Maar onderweg raak je ook weer dingen kwijt. Herinneringen, vooral. Beelden. Gevoelens. ‘I am a child of moments / Lived and quickly gone / And sometimes / I lose the hands I once held.

Thuiskomen in onszelf en elkaar: zo’n thema kan gemakkelijk ontaarden in wazige kitsch. Maar Cahrpit maakt er een hoogst originele, spannende odyssee van.

 

Creatief producent: Jaukje van Wonderen
Lichtontwerp, scenografie: Chris Handberg
Kostuumontwerp: Esra Çopur
Dramaturgie: Diede Daalman
Spelcoaching: Hannegijs Jonker
Techniek: Janine de Weerd
Teaser: Sendeza Studios
Creatie deken: Alex Murphy
Geproduceerd door: Stichting De Ruimtemakers

Joost Ramaer is een Amsterdamse recensent voor Theaterkrant en te gast bij 8WEEKLY.

Twitter – Facebook – LinkedIn

Boeken / Fictie

Een mol als wapen

recensie: Creation Lake - Rachel Kushner
martin-bennie-lQ2c8zl0WTI-unsplashUnsplash

Rachel Kushner heeft al een aantal monumentale werken op haar naam staan, maar met Creation Lake wist ze een plekje op de shortlist van de Booker Prize te veroveren. Een terechte prestatie voor deze veelzijdige auteur, al zijn haar eerdere romans sterker.

De zogeheten Sadie Smith is een cynische geheim agent die we nooit écht leren kennen – haar identiteit is dan ook in mysterie gehuld. Ze wordt door de Amerikaanse geheime dienst naar een anarchistische groep milieuactivisten – de Moulinards – in het zuidwesten van Frankrijk gestuurd. Door te infiltreren en de groep aan te sporen tot geweld kunnen er korte metten met de activisten worden gemaakt, zo is de redenatie. Door aan te pappen met zijn beste vriend komt Sadie in contact met Pascal Balmy, de informele leider van de Moulinards die in zelfverkozen afzondering leeft.

Filosofische e-mails

Dankzij een gehackt wachtwoord kan Sadie ook meelezen met de mailwisseling tussen de activisten en hun inspirator Bruno Lacombe. Zijn e-mails geven een inkijk in zijn wereldbeeld, dat grotendeels bestaat uit de overtuiging dat de Neanderthalers niet zijn uitgestorven maar nog steeds onder ons zijn. Langzaam wint Sadie het vertrouwen van de groep, terwijl ze ondertussen meeleest met Bruno’s overpeinzingen.

Sadie raakt in de ban van Bruno’s ideeën, een scherp contrast met het feit dat ze ‘zijn’ groep juist uiteen probeert te drijven. Ook de personages vormen een tegenstelling; waar Bruno’s tragische geschiedenis goed is uitgewerkt en hem vormt tot een rond en enigmatisch personage, is dat van Sadie plat en een tikkeltje potsierlijk. Haar rol als koelbloedige agent is dik aangezet: haar perfecte lichaam, een casual alcoholverslaving en een nadrukkelijke wens om kinderloos te blijven (tenzij ze volgens eigen zeggen een gedumpte baby in een container zou vinden).

Onconventioneel

Creation lake heeft kenmerken van een thriller – lukt het Sadie de dynamiek te verstoren en de groep tot immorele acties aan te zetten? – maar Kushner heeft verder lak aan de conventies van het genre. De uitgever omschrijft het als een filosofische inslag met een vleugje noir; dit laatste verklaart ook het vlakke personage van Sadie.

Het plot is eigenlijk ondergeschikt en hoewel het verhaal wat traag voortkabbelt, werkt dat ook bevrijdend. Zo is er veel ruimte voor de oorspronkelijke ideeën van Bruno en het schetsen van het Franse platteland, waar kleine boeren in opstand komen tegen de megawaterbassins van de agro-industrie. Het einde is lichtelijk een anticlimax; ook om een spectaculair einde is Kushner niet al te bekommerd.

Theater / Voorstelling

Bollywood meets barok

recensie: A Fairy Queen
A Fairy Queen - BarokOpera AmsterdamPaul Viaene

In 2012 werd Indian Tempest door het Britse gezelschap Footsbarn opgevoerd in het Amsterdamse Carré. Hierin ging de Indiase verteltraditie samen met Shakespeares The Tempest. Het zette een toon die bijvoorbeeld in Romeo & Julia in Bollywoodstijl (Het Nationale Toneel Jong, 2024) werd doorgezet en opgerekt. En nu is er in diezelfde traditie A Fairy Queen van Henry Purcell (1692).

Deze masque (semi-opera) componeerde Henry Purcell in 1692 op een libretto van John Dryden, die zich weer baseerde op A Midsummer Night’s Dream van Shakespeare.
Frédérique Chauvet, artistiek en muzikaal leider van BarokOpera Amsterdam, kwam op het idee om samen met Indiase artiesten en makers op zoek te gaan naar een manier om Purcells The Fairy Queen in gesprek te laten gaan met Indiase muziek en dans; the queen uit de titel werd hier a queen.
Daarvoor voegde ze een personage toe: een Indiase jongen (performer en danser Avintika Tibrewal), pleegkind van feeënkoningin Titania (sopraan Wendeline van Houten in het groen gestoken, tot haar groene huishoudhandschoenen aan toe) en haar man koning Oberon (bariton Pieter Hendriks, dronken en wel). De jongen sluit vriendschap met de elf Puck (acrobate en danseres Renske Endel die terecht enkele open doekjes krijgt en zich in haar spreekrol van het Nederlands in plaats van Engels bedient).

Bollywood meets barok

De vraag is of het vergezocht is om Bollywoodelementen aan in dit geval Shakespeare/Dryden/Purcell toe te voegen? Nee, immers: Shakespeare werkte zelf ook met verschillende stijlen die juist in A Midsummer Night’s Dream tot sterkere tegenstellingen leidden dan in zijn meeste andere toneelstukken. En Purcell deed niet voor hem onder met de combinatie van poëzie, zang en dans. Voeg daar nog acrobatiek aan toe, en je bent bij deze sterke en bij vlagen geestige productie van BarokOpera Amsterdam.

Het verschil met de eerder genoemde Shakespeareproducties is, dat BarokOpera Amsterdam de gulden middenweg heeft gevonden tussen de relatief bescheiden toevoegingen van de Indian Tempest aan de ene kant en de grote overdaad van Romeo & Julia aan de andere kant, waarin Shakespeare dreigde te verzuipen. Wat hier gebeurt is namelijk een geslaagde integratie tussen de verschillende stijlen, barok en Bollywood.

Een paar voorbeelden

Een mooi voorbeeld, en een van de hoogtepunten, is de aria O, let me weep, forever weep waarin het spel op de barokviool (Elin Eriksson) en Indiase viool (Lenneke van Staalen) naadloos in elkaar overgaan.
Tot de vocale hoogtepunten behoren de op elkaar aansluitende aria’s over de nacht en de slaap, One charming night en Hush, no more, die ingetogen worden gezongen en gespeeld. De eerste wordt gezongen door countertenor Oscar Verhaar met begeleiding van onder meer blokfluit (Beto Caserio) en traverso (Frédérique Chauvet), en de tweede door de al genoemde Pieter Hendriks. Frédérique Chauvet dirigeert het geheel

Dit alles binnen de setting van een eenvoudig en stijlvol decor (Lars Huijgen), vindingrijke rekwisieten zoals een stapel kussens bij de aria over de slaap. Purcell leunt sterk op de Franse barokmuziek uit zijn tijd, de regie doet af en toe denken aan de Italiaanse commedia dell arte met zijn vogelmaskers van het Venetiaanse carnaval én de tijd van de pest.

Zo wordt er op alle terreinen een brug geslagen tussen – zoals de flyer stelt – ‘traditie, historie en moderniteit’. Een voorstelling die een belofte inhoudt voor de toekomst, want in diezelfde flyer lezen we dat dit het begin is ‘van een reeks producties waarin de oorspronkelijke fascinatie voor andere culturen naar het nu wordt vertaald’. Als dat op deze integere, verre van wouldbe-manier gebeurt, zien we er vol verwachting naar uit!

Film / Films

We zijn allemaal in ‘The Room Next Door’

recensie: The Room Next Door - Pedro Almodóvar
twee vrouwen aan tafel©Filmdepot

The Room Next Door is de eerste Engelstalige film van Spaanse regisseur Pedro Almodóvar. Het is een intiem drama waarin de kracht van vriendschap centraal staat. Twee vrouwen die heel anders tegen sterfelijkheid aankijken, maar door elkaar veranderen.

Ingrid (Julianne Moore) en Martha (Tilda Swinton) zijn elkaar uit het oog verloren, maar als Ingrid hoort dat Martha ziek is vinden ze meteen weer de connectie die hen vroeger bond. Martha’s gezondheid gaat achteruit en dan vraagt ze Ingrid om haar te steunen bij een zelfgekozen einde. Ze wil graag dat Ingrid in de kamer ernaast is om niet alleen te zijn, maar ook omdat ze op die manier de politie kan vertellen dat ze van niets wist.

Mooi in beeld gebracht

Oscar-winnende regisseur Pedro Almodóvar (Todo Sobre Mi Madre) brengt het verhaal schitterend in beeld; niet alleen zijn de locaties ijzersterk uitgekozen, ook de cinematografie is prachtig. Het huis in de bossen waar de dames verblijven heeft veel grote ramen, doorzichtig en transparant. Dit past bij de glasharde eerlijkheid van Ingrid en Martha. Er is een shot van Ingrid die achter Martha op het bed gaat liggen waardoor je de twee gezichten in een close-up ziet. Naast dat het beeld krachtig is, zegt het ook veel: twee vrouwen die uiteindelijk op één lijn komen, ondanks hun initiële verschillen.

Beide actrices spelen de sterren van de hemel. Vooral Julianne Moore, die een groot deel van de film alleen maar luistert en dus vooral met haar mimiek moet acteren. Tilda Swinton – die de rol van de zieke Martha speelt – vertelt haar verhaal ingetogen en met waardigheid.

twee vrouwen voor raam

Pedro Almodóvar sausje

Typisch voor regisseur Pedro Almodóvar is een verhaal met krachtige vrouwenfiguren. Dit komt onder andere doordat Almodóvar zelf opgegroeid is tussen krachtige vrouwen omdat zijn vader vaak afwezig was. Ook zijn Almodóvar’s films doorspekt met felle, primaire kleuren in zowel de kostuums als de objecten. De regisseur houdt ervan om door middel van kleuren de gevoelens van personages of motieven in het plot uit te beelden. In deze film komt dat bijvoorbeeld terug in de kleur van de ligstoelen van het vakantiehuis: Ingrid ligt steeds op de rode stoel (angst en liefde) en Martha op de groene stoel (acceptatie en veiligheid).

Tilda Swinton vertelde in een interview met Deadline Hollywood hoe Almodóvar is als regisseur: Pedro werkt ongelofelijk snel. Per scène kregen we niet meer dan twee takes. Als we een derde wilden, dan moesten we daar goede argumenten voor hebben. Ook lijkt het alsof Pedro de film al heeft gezien en ons dagelijks komt vertellen hoe de film eruitziet – niet hoe het zou kunnen worden – maar specifiek hoe hij is.

Mooie boodschap

De film is een aanmoediging om niet weg te kijken, het is een boodschap van empathie. Want we zijn allemaal in de kamer naast elkaar, maar ook in de ruimte naast Oekraïne, Gaza en Syrië. Hiermee brengt Almodóvar ook een politieke boodschap: kijk niet weg van elkaar, toon respect en luister naar elkaar.

De film is aangrijpend, ontroerend en indringend omdat we allemaal vroeg of laat op het punt komen dat we afscheid moeten nemen. Je gunt het iedereen om dat op deze manier te doen; met iemand in de kamer naast je.

The Room Next Door kreeg terecht de Gouden Leeuw voor Beste Film op het Filmfestival in Venetië.

 

Sinds 19 december te zien in bioscopen in Nederland.

Film / Films

Een bejaarde Hamlet

recensie: Hamlet - Sean Mathias
lina-white-K9nxgkYf-RI-unsplashUnsplash

Shakespeares Prins van Denemarken, Hamlet, kent verschillende gedaantes. Als een androgyne verschijning in de gelijknamige film van Asta Nielsen (1922), als Koerd (Theater RAST, 2012) of als bewoner van Nieuw-West in Amsterdam (Abdelkader Benali, 2020). Recent is daar Hamlet als tachtigplusser bij gekomen. Maar wat voegt dat precies toe?

Ian McKellen als Hamlet

Ian McKellen (1939) voerde Hamlet in de jaren zeventig van de vorige eeuw ook al eens ten tonele, en nu twee keer achter elkaar weer. Eerst in de vorm van het toneelstuk in het Theatre Royal, Windsor (2021) en recent in de filmversie daarvan in de regie van Sean Mathias. Onlangs was die versie te zien in de Pathétheaters, nu te huur of te koop via onder meer de streamingdienst Pathé Thuis.

In de openingsscène zit McKellen op de stoep voor het vervallen theater. Het is de tijd van de coronapandemie, waarin de theaters gesloten zijn. Of is het ook een voorbode waarin door alle bezuinigingen en een BTW-verhoging theaters weer dreigen te worden gesloten, maar dan wellicht voorgoed?
We gaan met de Engelse acteur naar binnen, waar het stuk der stukken begint. Gespeeld in alle hoeken en gaten van het theater. In een verkorte versie. Duurt een volledige toneelvoorstelling vier uur, de film krap aan de helft daarvan.
Eigenlijk kijk je – om te beginnen – niet eens zo op van een oude Hamlet, zo invoelbaar speelt McKellen hem. Hij is ‘gewoon’ de oudere geliefde van Ophelia (gespeeld door een met een gitaar rondlopende en later ook zingende Alis Wyn Davies). Is zij een mooi stukje intertekstualiteit, een soort Cordelia – een van de dochters van King Lear – die haar gevoelens niet over de lippen kan brengen en daarom zingt?
De vraag is of de 85-jarige McKellen wat toevoegt aan Hamlet, geschreven als een jeugdig personage. Misschien door zijn verstilde ouderdom en de zweem van kwetsbaarheid en sterfelijkheid die dit met zich meebrengt. Bijvoorbeeld op het moment dat hij het doodshoofd van de nar Yorick naast zijn eigen gezicht houdt.

Cameravoering en enscenering

Ophelia’s broer, Laërtes, wordt overigens gespeeld door een zwarte vrouw, Emmanuele Cole. Net als de geest van Hamlets vader die zijn zoon tot wraak aanzet vanwege de moord op hem door zijn broer Claudius (Jonathan Hyde). Claudius eist de troon op, wordt in plaats van Hamlet koning en trouwt met de weduwe van Hamlets vader. Hamlet kan dit niet verkroppen.

Deze filmversie lijkt niet te gaan over kleur, over sekse, over leeftijd. De camera (Neil Oseman) komt vaak zo dicht op de gezichten van de spelers, dat hun gezichtsuitdrukkingen evenveel zeggen als woorden. Kwetsbaarheid en kracht spreekt eruit. En waanzin, steeds meer waanzin, vooral in de monologen.

De enscenering werkt daaraan mee. Hierin wordt veel met spiegels gewerkt, die toch al voorhanden zijn in de kamers achter het toneel waar de spelers zich opmaken of worden opgemaakt. Het levert een dubbel perspectief op: de speler kan zich reflectief verplaatsen in zichzelf én kijkt het (afwezige) publiek indirect aan.

Uiteindelijk kan worden geconcludeerd, dat het vooral lijkt te gaan om een groot acteur die nog een keer de rol der rollen wil spelen en daarvoor de kans krijgt. De blikken vol verwachting die hij aan het begin van de film op de deuren van het gesloten theater werpt, geven daar aanleiding toe. Daar is niets mis mee. Als publiek geniet je mee van zijn spel en dat van die andere tachtigplusser: de militaristische Polonius, de vader van Ophelia en Laërtes (Steven Berkoff, 1937). Met andere woorden: de oudjes doen het nog goed, lenig als ze zijn!

Film / Films

Te veel vragen, te weinig antwoorden

recensie: Elevation - George Nolfi
Knuffel vader en zoon©Filmdepot

In een post-apocalyptische wereld jagen monsterlijke wezens – die niet boven de grens van 2400 meter kunnen komen – op mensen. Al drie jaar gaat dit goed, maar dan raken de medicijnen van Will’s zieke zoon Hunter op. Will heeft geen keuze: om het leven van zijn zoon te redden moet hij afdalen.

George Nolfi’s Elevation werd gepresenteerd als een nieuwe A Quiet Place. Helaas komt de film niet in de buurt van die belofte. Waar A Quiet Place spanning en subtiliteit meesterlijk combineert, blijft Elevation hangen in clichés, een overdaad aan vragen zonder antwoorden en een te serieuze toon die het geheel weinig aantrekkelijk maakt.

Leuk idee lijdt onder te serieuze toon

Will (Anthony Mackie) gaat samen met wetenschapper Nina (Morena Baccarin) en vriendin Katie (Maddie Hasson) onder de 2400 meter om medicatie te halen voor Hunter. Nina denkt een manier te weten om de monsters te verslaan en wil daarom ook langs haar laboratorium. Het laat zich raden dat ze niet ongeschonden uit de strijd komen. De oplettende kijker vraagt zich af waarom de monsters niet boven de 2400 meter kunnen komen. Antwoord van Nina: ‘I just hope they don’t change their minds’. Een betere verklaring komt er niet.

Het grootste probleem van deze film is dat hij zichzelf te serieus neemt. Er is geen moment van luchtigheid, geen greintje humor om de spanning te doorbreken. Dit resulteert in een ‘zware’ kijkervaring die eerder vermoeid dan meesleept.

vrouw met geweer

Mysterie met weinig betekenis

Elevation lijkt zijn mysterie centraal te willen stellen, maar vergeet dat er uiteindelijk antwoorden nodig zijn voor een bevredigende conclusie. Waarom gebeurt dit fenomeen? Wat zijn de oorzaken? Wie heeft deze wezens naar de aarde gebracht? Of zijn ze op aarde ontstaan? De film hint voortdurend naar een grote betekenis of onthulling, maar levert die nooit. Het resultaat is daardoor onbevredigend.

Humorloze ernst

Wat A Quiet Place zo goed maakte was de menselijke emotie en af en toe een lichtpuntje in de vorm van relatieve normaliteit te midden van de horror. Anthony Mackie (Will) en Morena Baccarin (Nina) spelen goed en doen hun best, maar hun prestaties kunnen de film niet redden. Een scène waarin de hoofdpersonages herinneringen ophalen aan een normaal leven voelt ongemakkelijk en slecht getimed. De serieuze toon maakt de film komisch terwijl dat niet de bedoeling is. Een vleugje humor of luchtigheid had de film enorm kunnen helpen.

Visueel doet de film het beter; mooie landschappen en goed gemaakte special effects. Al zijn ze wel wisselvallig. De monsters zijn een soort mix tussen een groot uitgevallen kever en de Alien van Ridley Scott. Je hoort en ziet ze al van mijlenver aankomen en ze zijn niet angstaanjagend genoeg om indruk te maken.

Mindere uitwerking van een interessant concept

Elevation heeft de ambitie een intelligente thriller te zijn, maar mist de balans, humor en subtiele spanning om de film naar grotere hoogten te tillen. De film neemt zichzelf te serieus en overspoelt de kijker met vragen zonder enige bevredigende antwoorden.

Deze derde samenwerking tussen regisseur George Nolfi en hoofdrolspeler Anthony Mackie is een prima film voor derde kerstdag, wanneer je – ietwat katterig – op de bank hangt na drukke kerstdagen. Of in studentenhuizen na een lange avond stappen. Een film waarbij je niet hoeft na te denken, je niet hoeft te concentreren op het verhaal en waar je ook geen verhoogde hartslag van krijgt.

 

Sinds 28 november te zien in bioscopen in Nederland.