Tag Archief van: recensie

Boeken / Fictie

Het duister van Argentinië

recensie: Een zonnige plek voor sombere mensen - Mariana Enriquez
Handen in muur© Unsplash

Een vrouw die de weggehaalde vleesboom op haar baarmoeder terug in haar lichaam wil, een meisje dat zich verlustigt aan een stel geesten en een mens zonder botten dat afschuwwekkende schilderijen maakt; zomaar wat taferelen uit de wonderlijke wereld van Mariana Enríquez. De verhalen in Een zonnige plek voor sombere mensen spelen zich desondanks op bestaande plaatsen af, waardoor zij nog realistischer en gruwelijker worden.

Je zou kunnen veronderstellen dat het relatief moeilijk is om originaliteit te uiten in genreliteratuur omdat boeken die strikt binnen een specifiek genre vallen aan strenge thematische en structurele eisen onderhevig zijn. Lukt het Mariana Enríquez om binnen het door haar gekozen genre – horror – te blijven en toch haar eigen stem te laten horen? Ja, maar met de hakken over de sloot.

Horror en verder niets

De korte verhalen in Een zonnige plek voor sombere mensen behoren meer tot het horror- of gothic-genre dan tot welk ander genre dan ook. Ze bevatten veel van de literaire kenmerken die horror zo eigen zijn: er wordt een spanningselement geïntroduceerd dat zich steeds meer op de voorgrond van het verhaal begeeft, de schrijver bedient zich naar hartenlust van uitvoerige, grafische omschrijvingen en meestal is er een kwade kracht die zich tegen de hoofdpersonages richt. Naast deze technische kenmerken is er nog een keur aan stokpaardjes waar de horrorschrijver maar al te graag op terugvalt: bloed, geesten, vreemde lichamelijke condities en hekserij. Veel van deze kenmerken passeren ook bij Enríquez de revue.

Enríquez’ verhalen zijn meeslepend, maar missen de nodige diepgang. Er wordt een bepaald onheilspellend mysterie geïntroduceerd dat zich in toenemende mate opdringt aan de belevingswereld van de personages en richting de laatste bladzijdes een gruwelijk hoogtepunt bereikt. De meeste van de verhalen zijn, al met al, vrij ‘platte’ horror: vaak is er maar een enkele verhaallijn die zich ontvouwt zonder veel literaire opsmuk of verhaaltechnische verrijking.

Toch een duidelijk uniek stemgeluid

Desondanks vallen enkele dingen op aan Enriquez’ horror. Zo wordt de spanning – na een uitvoerige inleiding – pas relatief laat geïntroduceerd en opgebouwd, worden lang niet alle beelden duidelijk voorstelbaar voor de lezer en wordt voor maar weinig mysteries in de verhalen een sluitende verklaring gegeven. Doordat je als lezer blijft zoeken naar de manier waarop alle ‘losse eindjes’ van de verhalen op elkaar aansluiten, blijven de verhalen langer hangen dan wanneer zij keurig zouden zijn afgerond.

Drie verhalen springen eruit: het eerste verhaal van de bundel, Mijn droevige doden, is bijzonder interessant vanwege de magisch-realistische en minder bombastisch-afschuwwekkende verteltrant. In het titelverhaal lopen verschillende verhaallijnen door elkaar waardoor op meerdere vlakken spanning wordt opgebouwd. In het laatste verhaal, Zwarte ogen, zitten zoveel frappante en onverwachte details – tenen die zichtbaar worden door een luxaflex, een pak roze melk dat vanuit een huis naar buiten wordt gegooid en twee jongetjes met ogen van obsidiaan die kruipen als spinnen – dat het plot in haar absurditeit volkomen origineel is.  Hoewel de meeste van de twaalf verhalen in de bundel dus enigszins eendimensionaal aandoen, laten deze drie verhalen onmiskenbaar zien dat Mariana Enríquez gevoel en talent voor diepgravende literatuur heeft, en bovendien een eigen stem. Het valt te betreuren dat niet meer verhalen dat talent demonsteren.

De verhalen in de bundel Een zonnige plek voor sombere mensen lezen vlot en zijn verslavend, wat een aanzienlijke verdienste is. Ze zijn bovendien onderling sterk verschillend, hypermodern en kennen onverwachte eindes. Meer diepgang had misschien afgedaan aan het verslavingsgehalte of aan de toegankelijkheid van deze verhalen, maar was wel hun literaire waarde ten goede gekomen.

Misschien dat Mariana Enríquez in een verhaal dat, laten we zeggen, vier keer zo lang is als het gemiddelde verhaal in deze bundel alles kan laten zien dat ze in zich heeft. Hoewel het absoluut onderhoudend is geschreven, komt in Een zonnige plek voor sombere mensen het literaire potentieel van Mariana Enríquez niet tot volle glorie.

 

Boeken / Fictie

Het duister van Argentinië

recensie: Een zonnige plek voor sombere mensen - Mariana Enriquez
Handen in muur© Unsplash

Een vrouw die de weggehaalde vleesboom op haar baarmoeder terug in haar lichaam wil, een meisje dat zich verlustigt aan een stel geesten en een mens zonder botten dat afschuwwekkende schilderijen maakt; zomaar wat taferelen uit de wonderlijke wereld van Mariana Enríquez. De verhalen in Een zonnige plek voor sombere mensen spelen zich desondanks op bestaande plaatsen af, waardoor zij nog realistischer en gruwelijker worden.

Je zou kunnen veronderstellen dat het relatief moeilijk is om originaliteit te uiten in genreliteratuur omdat boeken die strikt binnen een specifiek genre vallen aan strenge thematische en structurele eisen onderhevig zijn. Lukt het Mariana Enríquez om binnen het door haar gekozen genre – horror – te blijven en toch haar eigen stem te laten horen? Ja, maar met de hakken over de sloot.

Horror en verder niets

De korte verhalen in Een zonnige plek voor sombere mensen behoren meer tot het horror- of gothic-genre dan tot welk ander genre dan ook. Ze bevatten veel van de literaire kenmerken die horror zo eigen zijn: er wordt een spanningselement geïntroduceerd dat zich steeds meer op de voorgrond van het verhaal begeeft, de schrijver bedient zich naar hartenlust van uitvoerige, grafische omschrijvingen en meestal is er een kwade kracht die zich tegen de hoofdpersonages richt. Naast deze technische kenmerken is er nog een keur aan stokpaardjes waar de horrorschrijver maar al te graag op terugvalt: bloed, geesten, vreemde lichamelijke condities en hekserij. Veel van deze kenmerken passeren ook bij Enríquez de revue.

Enríquez’ verhalen zijn meeslepend, maar missen de nodige diepgang. Er wordt een bepaald onheilspellend mysterie geïntroduceerd dat zich in toenemende mate opdringt aan de belevingswereld van de personages en richting de laatste bladzijdes een gruwelijk hoogtepunt bereikt. De meeste van de verhalen zijn, al met al, vrij ‘platte’ horror: vaak is er maar een enkele verhaallijn die zich ontvouwt zonder veel literaire opsmuk of verhaaltechnische verrijking.

Toch een duidelijk uniek stemgeluid

Desondanks vallen enkele dingen op aan Enriquez’ horror. Zo wordt de spanning – na een uitvoerige inleiding – pas relatief laat geïntroduceerd en opgebouwd, worden lang niet alle beelden duidelijk voorstelbaar voor de lezer en wordt voor maar weinig mysteries in de verhalen een sluitende verklaring gegeven. Doordat je als lezer blijft zoeken naar de manier waarop alle ‘losse eindjes’ van de verhalen op elkaar aansluiten, blijven de verhalen langer hangen dan wanneer zij keurig zouden zijn afgerond.

Drie verhalen springen eruit: het eerste verhaal van de bundel, Mijn droevige doden, is bijzonder interessant vanwege de magisch-realistische en minder bombastisch-afschuwwekkende verteltrant. In het titelverhaal lopen verschillende verhaallijnen door elkaar waardoor op meerdere vlakken spanning wordt opgebouwd. In het laatste verhaal, Zwarte ogen, zitten zoveel frappante en onverwachte details – tenen die zichtbaar worden door een luxaflex, een pak roze melk dat vanuit een huis naar buiten wordt gegooid en twee jongetjes met ogen van obsidiaan die kruipen als spinnen – dat het plot in haar absurditeit volkomen origineel is.  Hoewel de meeste van de twaalf verhalen in de bundel dus enigszins eendimensionaal aandoen, laten deze drie verhalen onmiskenbaar zien dat Mariana Enríquez gevoel en talent voor diepgravende literatuur heeft, en bovendien een eigen stem. Het valt te betreuren dat niet meer verhalen dat talent demonsteren.

De verhalen in de bundel Een zonnige plek voor sombere mensen lezen vlot en zijn verslavend, wat een aanzienlijke verdienste is. Ze zijn bovendien onderling sterk verschillend, hypermodern en kennen onverwachte eindes. Meer diepgang had misschien afgedaan aan het verslavingsgehalte of aan de toegankelijkheid van deze verhalen, maar was wel hun literaire waarde ten goede gekomen.

Misschien dat Mariana Enríquez in een verhaal dat, laten we zeggen, vier keer zo lang is als het gemiddelde verhaal in deze bundel alles kan laten zien dat ze in zich heeft. Hoewel het absoluut onderhoudend is geschreven, komt in Een zonnige plek voor sombere mensen het literaire potentieel van Mariana Enríquez niet tot volle glorie.

 

Boeken / Fictie

Het beest in de mens

recensie: Een wild dier – Joël Dicker
Meer van GenèvePixabay

Het is haast onbeschrijfelijk: het vreugdegevoel dat je ervaart als je hoort dat er een nieuwe roman van Joël Dicker (1985) op de markt is. Wie kan deze Zwitserse auteur – bekend van de bestseller De waarheid over de zaak Harry Quebert – evenaren als het gaat om het creëren van personages met veel diepgang en het uitzetten van een ingewikkeld plot? Een wild dier is wederom een zeer spannend boek dat je bij je nekvel grijpt en zijn klauwen diep in je vel zet.

Een wild dier draait kortweg om twee criminelen die plannen om een juwelier in Genève te overvallen. Helaas voor hen is politieman Greg Liégean al helemaal op de hoogte. Tenminste, dat denkt hij … Voorafgaand aan deze geplande overval lees je over de buurvrouw van Greg die voor haar veertigste verjaardag een ring in de vorm van een panter krijgt. Het blijkt een moment te zijn dat haar leven volledig op z’n kop zet en dat uiteindelijk het startsein is voor de hoge val van niet één personage, maar zelfs meerdere karakters. In deze intrigerende psychologische roman raken allerlei zaken met elkaar verstrikt.

Vertrouw op je instinct

Niet alle huwelijken verlopen even voorspoedig. Neem het huwelijk van Greg en Karine Liégean, een echtpaar dat met hun twee jongens in Genève woont. Hoewel ze allebei succesvol zijn in hun baan – hij bij het arrestatieteam van de politie en zij in een kledingwinkel – worden ze beiden geplaagd door onvervulde verlangens. Gregs behoefte aan lichamelijk contact in het echtelijk bed blijft onvervuld en Karine zou zo graag meer willen lijken op Sophie Braun, de perfecte girl next door. Nou ja, next door is overdreven. Sophie woont namelijk met haar man Arpad en hun kinderen in een ontzettend chic huis aan het Meer van Genève, terwijl Karine het moet stellen met een ‘aardig huis’ in de wijk die de niet al te positieve naam ‘De puist’ draagt. Niet alleen Karine beschouwt Sophie als de belichaming van de perfectie zelve; ook haar man vindt dat Sophie toch wel erg knap, fantastisch, charmant enzovoorts, enzovoorts is.

Gregs obsessie met Sophie groeit uit tot stalking. Het uitlaten van zijn hond wordt een manier om Sophie stiekem te begluren als ze zich ’s ochtends aankleedt. Iedere ochtend ziet hij hoe Sophie de gordijnen opent en haar ranke lijf weer in de mooiste kledij hult of… haar man een plezierige ochtend biedt. Na een inbraak in het huis van de Brauns ziet Greg zijn kans schoon: om Sophie nog beter te kunnen bespieden, biedt hij aan om op hun huis te letten, terwijl zij hun familie opzoeken in Saint-Tropez. Greg smokkelt een beveiligingscamera mee van zijn werk en installeert deze in hun slaapkamer, zodat hij thuis alles op zijn mobiel meekrijgt. Het betekent het begin van een ratrace tegen het addergebroed: Greg ontdekt allemaal dingen over Arpad, die ertoe leiden dat Greg zijn buurman graag achter de tralies ziet…

Groener gras bij de buren?

De jacht op Arpad blijkt al snel een persoonlijke afrekening te zijn met de man op wie Greg het jaloerst is. Een man die altijd onberispelijk gekleed de deur uit gaat en die het wél lukt om een harmonieus geheel te vormen met zijn gezin. De lezer verneemt al gauw dat achter al het uiterlijke vertoon meer verscholen ligt dan het oog kan waarnemen. Doordat er wordt gefocaliseerd vanuit de belangrijke personages, krijg je meer informatie toegediend en lijk je de personages altijd net een stapje voor te zijn. Maar hoe verder je in de roman verwikkeld raakt, hoe meer bedrogen je zelf uitkomt. Aan het einde van het boek blijkt pas hoe weinig je eigenlijk weet over de Brauns. Dat is de meestertruc van Dicker: de lezer iedere keer naar het puntje van zijn of haar stoel laten bewegen, de lezer vervolgens genoeg voeden met informatie zodat deze even achterover kan leunen en dan – bam! – de lezer bijna van de stoel af laten vliegen door het prijsgeven van diepe geheimen. Je wordt als lezer haast zelf een wild dier, dat dolgraag gevoed wil worden. Het is echter Dicker die, als een ware temmer, in control is. Hij weet het beest in jou zowel genoeg stil te krijgen als aan te wakkeren wanneer dat nodig is. Het grappige is dat je op een gegeven moment denkt: nou, kom maar op met die ontknoping, Dicker, ik snap hoe het web van leugens in elkaar zit. En dan kom je zo ontzettend bedrogen uit (net als Greg zelf overigens).

Genève: het decor voor achterdocht

Het is verrassend te noemen dat Dicker als setting eindelijk een Europese stad verkiest boven een Amerikaanse. Zijn eigen geboortestad, Genève, is bij uitstek geschikt als thuisbasis voor een stel rijkaards als de Brauns. De stad symboliseert zoveel meer dan alleen luxe: het is algemeen bekend dat een bankrekening openen in Zwitserland om verscheidene redenen heel gunstig kan zijn (niet in de laatste plaats om belasting te ontduiken). Als je hoort dat Sophie en Arpad beiden werkzaam zijn in het bankwezen én de beschikking hebben over een constante cashflow, weet je gewoon dat er stront aan de knikker is. En hoe! Het is wel jammer dat de personages een beetje in hun stereotiepe beeld blijven hangen: de succesvolle zakenman, de knappe trophy wife, de hardwerkende politieman en de ongelukkige huisvrouw. Ook komen ze allemaal niet bepaald sympathiek op je over en staan ze ver van je af, omdat je maar weinig gelijkenissen kunt zien tussen hen en jezelf (neem bijvoorbeeld Greg en zijn opmerkelijke hobby om zijn buren te begluren). Dat maakt dat het lezen soms een beetje afstandelijk voelt en het je ook niet erg uitmaakt hoe hun levens zich zullen ontvouwen.

Hoewel de personages dit keer minder getroebleerd zijn dan in andere werken van Dicker en er in de eerste hoofdstukken zelfs geen vuiltje aan de lucht is, is er genoeg drama dat met ieder hoofdstuk aangedikt wordt. Het concept van dit boek is wel echt anders. Natuurlijk, de intrige is een vast onderdeel, daar kun je bij Dicker op vertrouwen, maar de lezer krijgt een heel andere vibe bij dit boek. Nieuwe omgevingen, nieuwe karakters en nieuwe sectoren krijgen aandacht. Het is niet de Dicker die je misschien zou verwachten, maar hij weet de lezers weer te verbluffen met een ijzersterk verhaal en een intrigerende schrijfstijl. Het boek rekent genadeloos af met de schijn die mensen vandaag de dag ophouden. ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, zei dichter Martinus Nijhoff ooit. Deze wijsgerige spreuk is ook zeker van toepassing op dit boek: ‘Zie maar, we zien niet wat we zien’.

Muziek / Concert

Als een leeuwerik

recensie: Het Zondagochtend Concert
Joey RoukensDonemus Publishing

Al geruime tijd houdt 8WEEKLY een paar componisten in de gaten. Een daarvan is Joey Roukens (°1982). Recent ging zijn tweede Vioolconcert in première. 8WEEKLY zag de stream van de uitvoering in het kader van het AVROTROS Vrijdagconcert op 31 januari 2025 vanuit TivoliVredenburg in Utrecht (www.npoklassiek.nl/live) en bezocht Het Zondagochtend Concert op 2 februari 2025 in het Amsterdamse Concertgebouw. En was onder de indruk.

Roukens blijft min of meer bij de karakteristieken van het vioolconcert, tot een virtuoze, grote cadens (solopassage over het thematische materiaal) aan toe. Het werk gaat in een grote beweging door, maar kent desondanks vier subsecties: Rage and Lament (Woede en klaagzang), In Flux (In beweging), Sanctuary (Heiligdom), Upsurge (Opleving) en een Epilogue (Epiloog).

De ondertitel luidt Out of the Deep en roept daarmee al dan niet bedoeld reminiscenties op aan Psalm 130 in een zetting van Johann Sebastian Bach, Aus der Tiefen rufe ich, Herr, zu dir, die ook in de diepste diepten van – in dat geval – het orgel begint. Al legde Roukens in een interview in de pauze van het concert in Tivoli – dat ook op NPO Klassiek rechtstreeks werd uitgezonden –primair uit dat de compositie deze keer van ‘ver moest komen’.

Allerlei stijlen buitelen over elkaar

In zijn muziek buitelen – net als in die van bijvoorbeeld Mathilde Wantenaar (1993) – allerlei stijlen over elkaar heen en toch is het onmiskenbaar Roukens. De introductie doet filmisch aan en wordt gevolgd door een klaaglijke, haast oosters aandoende inzet van de viool. Er zit een herinnering aan de barok in het werk (derde onderdeel) en een prachtige althobosolo die wordt overgenomen door vioolsoliste Simone Lamsma, voor wie Roukens het concert op verzoek schreef.

De muziek is dan klagelijk en breed en dan weer springerig en swingend. De soliste verwijlt als een leeuwerik in het hoogste, ijle register van de viool én het orkest soms in de diepste krochten (basklarinet, contrafagot!). De componist laat ons niet alleen alle karakteristieken horen van de viool (en Lamsma’s intense spel), maar ook van de omvangrijke orkestbezetting, het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van de Duitse dirigent Markus Stenz. Hij was van 2012-2019 chef-dirigent van dit orkest.

‘De vijfde’

Opvallend is hoe het Vioolconcert rijmt op de Vijfde symfonie van Ludwig van Beethoven die erna wordt gespeeld. Soms zelfs letterlijk; de dubbelslag in de althobosolo bij Roukens (een versiering op een noot, van boven naar die noot en nog een keer naar beneden) komt ook in de hobosolo in het eerste deel van de symfonie terug. Toeval? Wie zal het zeggen. In ieder geval vermeldt het programmablad in Amsterdam niet voor niets dat Roukens’ Vioolconcert ‘een dramatiek heeft die zijn bewondering voor Beethoven verraadt’.

Het rijmt ook mooi in diepere zin, omdat zowel Roukens als Beethoven de donkerte achter zich laat.

Onder Markus Stenz wordt een buitengewoon fraaie uitvoering van de symfonie gegeven. Hij weet de spanning mooi op te bouwen, van ontspanning naar spanning, van hard naar zacht en in geladen momenten van stilte. Zijn lichaamstaal is duidelijk en daar wordt door het orkest alert op gereageerd.
Beide werken – niet in de laatste plaats het Vioolconcert van Roukens – krijgen vanuit de zaal, zowel in Utrecht als Amsterdam een enthousiast en warm onthaal. Terecht!

Film / Serie

Mindfulness en moord: een goede combinatie?

recensie: Achtsam Morden - Netflix
Frigo met afgehakte vinger in© Netflix

Spannende Duitse krimi’s zijn tegenwoordig in overvloed te vinden, maar Achtsam Morden weet zich toch te onderscheiden door een verrassende en komische invalshoek: een advocaat die mindful moorden pleegt. Je moet het maar bedenken.

De achtdelige serie gaat over Björn Diemel (Tom Schilling), een strafrechtadvocaat die zo opgeslokt is door zijn veeleisende werk dat hij door zijn vrouw verplicht wordt om mindfulness-lessen te volgen. Eerst vindt Björn deze suggestie belachelijk en volkomen overbodig, maar al snel begint hij – onder leiding van zijn mindfulness-leraar Joschka Breitner (Peter Jordan) – de voordelen van innerlijke rust te ontdekken. Waar hij voorheen zijn dagen vulde met werk en nauwelijks tijd had voor zijn dochtertje, leert hij nu hoe hij ‘tijdeilanden’ kan inbouwen voor haar; dat betekent minder vaak de telefoon opnemen, in het moment leven en de criminelen die hij vertegenwoordigt even links laten liggen. Al zorgt dat wel voor de nodige problemen, maar ook deze weet Björn met kalmte en reflectie te benaderen.

Fijne balans tussen humor en spanning

Het verhaal van Achtsam Morden is gebaseerd op de gelijknamige boekenreeks van Duitse auteur en advocaat Karsten Dusse, waarvan het eerste deel in 2019 verscheen. Dusse wordt geprezen om zijn unieke en humoristische combinatie van misdaad en mindfulness. De serie behandelt mindfulness niet op een spottende manier, maar benut het juist om de complexiteit van Björns karakter te verkennen. Het contrast tussen de kalme meditatiepraktijken en de gewelddadige situaties waarin Björn zich bevindt, levert niet alleen grappige maar ook spannende momenten op. Achtsam Morden weet hiermee een fijne balans te vinden tussen humor en spanning, wat de serie bijzonder aantrekkelijk maakt voor een breed publiek.

In veel opzichten doet Achtsam Morden denken aan series zoals Breaking Bad (2008) en Ozark (2017), waar een ogenschijnlijk gewone man zichzelf verliest in de morele grijze gebieden van criminaliteit. In tegenstelling tot de personages in deze series, heeft Björn een hulpmiddel tot zijn beschikking dat zijn pad enigszins verlicht: mindfulness. Dit geeft de serie een interessant en onverwacht filosofisch tintje: kan je werkelijk moorden met een kalme geest en goede intenties, of is dit slechts zelfbedrog? Het idee van ‘mindful moorden’ is zowel absurd als intrigerend.

Sterke cast

De opbouw van de serie is sterk: een gestructureerd verhaal dat regelmatig gebruik maakt van voice-overs van Björn, die de kijker bijpraat over zijn innerlijke strijd en zijn voortdurende worsteling met zijn geweten. Deze voice-overs zijn niet alleen functioneel, maar voegen ook een humoristische toon toe die perfect past bij de duistere sfeer die de show uitstraalt. Schilling slaagt erin om de juiste balans te vinden tussen humor, charme en een zekere duisternis, waardoor zijn vertolking van Björn zowel grappig als meeslepend is. De subtiele manier waarop hij de evolutie van zijn karakter door mindfulness en moord laat zien is fascinerend en maakt van de show een echte aanrader voor liefhebbers van zwarte humor.

De bijrollen zijn eveneens uitstekend vertolkt. Marc Hosemann speelt Toni, een enge en onberekenbare crimineel, met een dreigende aanwezigheid die de spanning in de serie weet op te voeren. Zijn koude karakter vormt een interessant contrast met Björns kalme en geordende houding. Ook Sascha (Marathan Muslu) is een goed neergezet personage: een zachtaardige crimineel die Björn overal in volgt en daarom ga je twijfelen aan zijn intenties.

Samenvattend is Achtsam Morden een slimme en onderhoudende serie die zowel een spannende misdaadplot als een luchtige benadering van mindfulness biedt. Het is een verfrissende kijk op de klassieke misdaadserie, met een hoofdpersonage dat probeert zijn geweten te verzoenen met de moorden die hij pleegt.

 

Boeken / Fictie

Verwarrend ronddwalen

recensie: SALOMON - Jacqueline Zirkzee
Takken in winter© Joost Festen

Het boek SALOMON vraagt enig doorzettingsvermogen om te lezen. Je hebt niet meteen door dat Jacqueline Zirkzee je meeneemt in de toekomst, en je dwaalt eerst rond in een wereld die je nauwelijks begrijpt. Voor de geoefende fictielezer is dat misschien geen probleem, maar voor anderen is het lastig om erin te komen.

Het duurt lang voordat Zirkzee het plaatje compleet weet te schetsen zodat de context helder is. Het is een boek voor een ervaren lezer. Een boek om echt je tanden in te zetten. De beloning komt aan het einde van het boek als het plaatje in elkaar past. SALOMON is al het negende boek van Zirkzee. Tot op heden was haar meest bekende boek Het heksenhuis (2008) en ze schreef ook een jeugdboek, Zeg maar dat je vijftien bent (2015).

Toeslagenaffaire is de lokker

In de samenvatting van het boek wordt duidelijk gemaakt dat er een link is met de toeslagenaffaire. Dit is niet meteen duidelijk als je het boek leest, aan het leggen van dit verband heb je een behoorlijk zware dobber. Ondertussen ben je in een wereld terecht gekomen met enkel openbaar vervoer naast gewoon lopen als verplaatsingsmiddel. Iets anders is er in die fictieve wereld niet. Zelfs geen fiets.

Inderdaad gaat het boek over de kwalijke gevolgen van bureaucratisering in de jeugdzorg. En men eet er veganistisch omdat het klimaat gered moet worden. Het lijkt een ideaal dat nagestreefd wordt, maar het is te benauwend; zeker omdat er maatregelen gelden om de wereldbevolking niet verder te laten groeien en zelfs te doen krimpen. Het één-kind-beleid is heel streng: zelfs als je zwanger bent van een meerling moeten er embryo’s worden verwijderd om dit te handhaven.

Ouders naar een kamp

Centraal in het boek staat Samenwerkingsorgaan Algemene Leefbaarheid, Orde en Maatschappelijke Ondersteuning Nederzone (SALOMON) dat scherp toeziet of ouders zich wel gedragen als een modelouder. Hoewel het hoofdpersonage – een gescheiden moeder met een dochter – voor deze organisatie werkt, valt ze ook onder het strenge toezicht. Een toezicht dat George Orwell’s slogan ‘Big Brother is watching you ’ (1984) oproept. Doe je het als ouder niet goed, dan word je in een kamp geplaatst terwijl het kind door SALOMON bij een ander ouderpaar geplaats wordt.

De vrouwelijke hoofdpersoon, wiens naam niet genoemd wordt, waakt over haar 6-jarige dochter Juno en wil haar niet kwijtraken. Ze hebben het niet breed terwijl wel bekend is dat haar ex gezegend is met geld dat hij vlak na de scheiding kreeg als smartengeld. Het geeft het hoofdpersonage een vervelend gevoel omdat ze meent hier ook deels recht op te hebben. Het boek wordt spannend als blijkt dat zij niet alles rechtmatig doet voor SALOMON, wat haar uiteindelijk haar baan zal kosten.

Spanning en verwarring

SALOMON vraagt enig doorzettingsvermogen om te doorgronden. Wie het geduld heeft om door te lezen, wordt getrakteerd op spanning gecreëerd door het verzet van het hoofdpersonage. De link met de toeslagenaffaire is er, maar is dunner dan verwacht door de aankondiging en vormt ook niet de kern van het boek. Het feit dat de niet bij naam genoemde hoofdpersoon zich verzet tegen de organisatie SALOMON ­– iets dat haar duur komt te staan – komt vooral voort uit de liefde voor haar dochter. Om deze reden neemt ze bewust of onbewust risico’s. Natuurlijk is het eigen aan mensen om tegen beter weten in, uit liefde of drang naar vrijheid, te willen ontsnappen uit een wurggreep en daarmee het lot te tarten.

De ingewikkelde schrijfstijl van Zirkzee, gekoppeld aan een toekomstige wereld die slechts langzaam heldere contouren krijgt, maakt dat het boek geen hapklare brok is. Wel is het een wonderlijk stuk literatuur dat lastig op waarde te schatten is.

 

 

Knausgard_De wolven van de eeuwigheid
Boeken / Non-fictie

Lange schaduwen

recensie: De wolven der eeuwigheid – Karl Ove Knausgård
Knausgard_De wolven van de eeuwigheid

Waarom zou je je aan de bijna achthonderd pagina’s van de nieuwe roman van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård wagen? Wat maakt dat je aan zijn werk verslingerd kunt zijn? Of het nu om zo’n dikke pil gaat of om een dunne novelle als De vogels van de hemel. Ze hebben iets. Maar wat.

Het eerste gedeelte van De wolven der eeuwigheid – want daar hebben we het hier over – gaat over de mystiek van het gewone, dagelijkse leven. Over de 19-jarige jongen Syvert Løyning, die in 1986 uit militaire dienst is teruggekeerd. Over zijn jongere broer Joar, hun zieke moeder en over hun vriendenkring. Ze begroeten elkaar allemaal met ‘Zo zo’ en voeren filosofische gesprekken over dingen als de eerste herinnering, de popmuziek die Syvert beluistert en over voetballen. Dingen die in de boeken van Knausgård vaak terugkomen.

Het wordt allemaal zó beschreven, dat je als leek zomaar van die popmuziek en dat voetballen zou kunnen gaan houden. Ook de personages komen levensecht over. Zoals er van de moeder wordt gezegd: ‘Ze glimlachte een seconde of twee en toen werd haar gezicht weer serieus, waaruit bleek dat het geen echte glimlach was’. Alleen is de achtergrond daarvan een andere dan Syvert op dat moment denkt. Het zijn zulke karakteriseringen die je op scherp zetten en bijblijven.

Genre-bending

De stream of consciousness in de roman wordt soms in de vorm van een gedicht in staccatostijl gegoten, zoals:

De peddels halen dan.
Had ik daar zin in?
Ja, verdomme.
Joar vragen of hij mee wilde.
Zou ik wel moeten doen.
Goed voor hem om er even uit te zijn.
Maar wilde ik dat?
Even genoeg grote broer gespeeld.
Een tochtje in mijn eentje over de rivier was prima.

Er zijn ook essayistische stukken, over biologie en natuurkunde, treinen, Russische literatuur en de concrete, lichamelijke opstanding in de filosofie van Fjodorov. Ze remmen het verhaal soms af. Genre-bending heet dat, waarbij de grenzen van verschillende genres (roman, poëzie, essays) worden overschreden. Knausgård is er sterk in.

Dat geldt ook voor een detectiveachtige lijn die het boek doortrekt. Syvert vindt namelijk in de paparassen van zijn overleden vader een Russische brief die hij laat vertalen door Krag, met wie hij een goede band krijgt. Hij laat hem Misdaad en straf van Dostojevski lezen. Eerst vindt Syvert er niets aan, vervolgens wordt het onverdraaglijk en tenslotte een zijspoortje dat soms opduikt. De brief blijkt een liefdesbrief te zijn van ene Asja. Syvert slaat aan het fantaseren: ‘Misschien was hij niet dood. Misschien had hij alles in scène gezet, zodat hij daar [in Rusland, red.] kan wonen zonder dat iemand het wist’. De onechte glimlach van de moeder wordt zo duidelijk en slaat niet op verdriet om haar overleden man, maar om diens overspel.

Parallellen

Joar en Syvert zijn bang dat hun moeder, die last heeft van haar rug, ziek is en net als hun vader zal sterven. Dat eerste wordt bewaarheid want ze blijkt inderdaad ziek te zijn. De gedeeltes over dit persoonlijke leed worden in het boek gespiegeld door parallelgedeeltes over Tsjernobil. De radioactiviteit van de kernramp uit 1986 zit ‘in het water, in de aarde. In de dieren, in de bomen, in de bloemen.’ En de kankercellen in de longen van de moeder. Ook dit maakt het boek compositorisch sterk.

Dat geldt ook voor de parallelle wereld die wordt beschreven, een andere werkelijkheid. Syvert heeft daar niets mee; een televisiegesprek met Dario Fo (toneelschrijver en -regisseur) is ‘niet echt iets om over naar huis te schrijven’, waarbij het woordje ‘echt’ een dubbele betekenis krijgt. Mooi vertaald door Marin Mars, die meer werk van Knausgård vertaalde.

Een glazen wand

In het tweede deel van de roman zijn we plotseling in het hedendaagse Rusland beland. Het gaat dan ‘meer over mensen dan over boeken, meer over het leven dan over de theorie’ in vergelijking met het eerste deel. De ik-figuur is nu een vrouw, Alevtina, met een zoon, Seva. Zij studeert en geeft colleges biologie aan eerstejaarsstudenten. Wat ze allemaal vertelt, wordt uitgebreid geciteerd. Op de een of andere manier is dat minder interessant dan de gedetailleerde beschrijvingen die uit het leven zijn gegrepen. Bijvoorbeeld over hoe Joar zijn schoenen aantrekt en veters strikt.
Als de roman een gedicht zou zijn, dan zou je van een chiasme kunnen spreken: een kruisstelling die bestaat uit een omkering; het heet in het tweede deel meer over mensen te gaan, maar eigenlijk is het omgekeerde het geval.

Alevtina (pas twintig jaar) raakt verliefd op Vasja, die iets schrijft dat ze De wolven of De eeuwigheid noemt. Respectievelijk iets concreets en iets abstracts. Met wellicht een glazen wand ertussen, een beeld dat Knausgård regelmatig in verschillende gedaanten gebruikt. Zo kijkt zoon Seva af en toe dwars door Alevtina heen, is er een duidelijke binnen- en buitenshuis en bestaat er een muur tussen de natuurwetenschappen die ze studeert en de geesteswetenschappen die ze eerder studeerde.

Opvallend in dit verband is haar belangstelling voor de biosemiotiek, omdat die ‘een bonte verzameling [is] van overschrijdingen van vakgrenzen’, zoals Knausgårds genre-bending. Weer zo’n mooie parallel. Bovendien is biosemiotiek een abstract vakgebied. Net zoals bij Alevtina’s vader ‘het abstracte zich binnen in hem afspeelde, het was voor iedereen onzichtbaar behalve voor hemzelf’. Onzichtbaar zoals haar moeder Asja volgens Syvert was; alle moeders zijn volgens hem onzichtbaar en vanzelfsprekend. Zoals Solveig in Knausgårds novelle De vogels van de hemel zegt dat ze haar ouders voor lief neemt.

De slang bijt in zijn eigen staart

De vader overhandigt haar een brief die Syvert Løyning Jr. aan Asja had geschreven. Hij wist toen nog niet dat ze al dood was en dat hij een halfzus heeft, Alevtina. Hij zoekt haar op in Moskou, waar het verstikkend warm weer is en ‘alles lange schaduwen wierp, ik ook’. De slang bijt hier als het ware in zijn eigen staart en we komen zo in het laatste gedeelte van het boek weer uit bij het begin. De vaart die de essayistische stukken soms uit het boek halen, zit er nu duidelijk in en wordt benadrukt door de korte hoofdstukken die telkens over een ander personage gaan. Je zou het filmische scènes kunnen noemen.

Ook op een andere manier bijt de slang in zijn staart, maar dan in die van deel 1 (De morgenster) uit de Morgenster-serie waarvan dit deel twee is: een ‘mystiek hemelfenomeen boven Moskou’ dat ook in genoemde novelle De vogels van de hemel al voorkomt. Dit is een novelle die je als voorstudie van De morgenster kunt beschouwen. Hierin schijnt ‘hoog aan de hemel in het zuidoosten […] een ster’. Het is aan de lezer om dat te duiden. Ook zulke open plekken maken zowel de novelle als deze roman tot literatuur waaraan je verslingerd kunt raken. Telkens weer.

Film / Serie

‘Oerverhaal’ met halfbakken dramatiek

recensie: American Primeval (2025) – Netflix
American Primeval cover©Tudum by Netflix

Utah was in 1857/58 het toneel van een machtsstrijd tussen lokale mormonen en de federale regering in Washington. Andere partijen – inheemse stammen en settlers – werden hier ongewild bij betrokken. De interessante dramaserie American Primeval rakelt deze vrij onbekende geschiedenis weer op.

Historisch is de nieuwe Netflix-serie American Primeval dik in orde. Zoals de titel al doet vermoeden, wordt het vrij snel barbaars: een karavaan van kolonisten wordt overvallen en afgeslacht door een legertje gemaskerde mannen (mormonen), geassisteerd door inheemse Paiutes. Het camerawerk sleept je onverbiddelijk mee in dit Amerikaanse ‘oerverhaal’.

De zogeheten Mountain Meadows Massacre heeft werkelijk plaatsgevonden. In 1857 was de mormoonse beweging in Utah, strevend naar zoveel mogelijk zelfbestuur, in gewapend conflict gekomen met de federale autoriteiten. Alle reizigers werden beschouwd als mogelijke bondgenoten van de vijand; complotdenkers en geruchtenmachines deden hun werk (ook toen al) volop. Met als gevolg dus een paranoïde moordpartij op landverhuizers die totaal niets met de strijd te maken hadden. De gecalculeerde inschakeling van Paiutes had uiteraard tot doel om ‘de wilden’ de schuld in de schoenen te schuiven.

Mooie couleur locale

Het script van de serie is geschreven door Mark L. Smith, die eerder al (mede) tekende voor de terecht bekroonde, uiterst rauwe film The Revenant (2015). In beschrijvingen van de serie wordt vaak gewezen op de dito bloederigheid van American Primeval. Maar eerlijk gezegd valt die best mee. Kijkers zijn het nodige gewend tegenwoordig, en hoewel er flink wat wordt gemoord op de vlakten van Utah heb je geen supermaag nodig om de zes afleveringen te doorstaan.

De beste elementen van de serie zijn de aandacht voor de historische context en de prachtige cinematografie. Alle perspectieven – zeker ook die van de inheemse Shoshone – worden vrij genuanceerd geschilderd en de aandacht voor couleur locale en natuurschoon verdient een groot compliment. Het is wel handig als je iets meer weet over dit tijdsbestek in de geschiedenis van de VS. In 1857 stonden de sterk verdeelde staten aan de vooravond van de Civil War (1861-1865), en de positie van de inheemse volken was inmiddels behoorlijk uitzichtloos geworden. Direct na de burgeroorlog, toen het Amerikaanse leger zijn handen weer vrij had, zouden er nog een paar grote, laatste Indian Wars plaatsvinden. Maar zoals de Shoshone in American Primeval al goed beseften, was vechten tegen ‘de witten’ een verloren zaak. (Leestip: Peter Cozzens, The Earth Is Weeping, 2016.)

Geijkte verhalen

De Netflix-serie concentreert zich verder op enkele individuele verhalen: soms volg je de van elkaar gescheiden echtelieden Pratt, dan weer gevluchte moeder Sara Rowell die met haar zoontje, een zwijgzame gids en een inheems meisje uit handen van justitie/premiejagers probeert te blijven. Hun belevenissen zijn weliswaar onderhoudend, maar ook wat geijkt.

De Pratts zijn de enige overlevenden van de genoemde slachtpartij, maar dat klinkt mooier dan het is. Abish Pratt (Saura Lightfoot-Leon) wordt opgepikt door Shoshone en gedwongen opgenomen in hun stam. Jacob Pratt (Dane DeHaan), half gescalpeerd en helemaal getraumatiseerd, raakt steeds verder van het padje in de zoektocht naar zijn ontvoerde Abish. Ze zullen elkaar nog een keer ontmoeten, maar wat een mooie afsluitende tranentrekker had moeten worden, werkt eerder op de lachspieren. De makers verliezen zich in dit verhaal in een overdaad aan dramatiek.

Moeder Rowell, op de vlucht na een wanhoopsdaad, heeft de beste rol in American Primeval: Betty Gilpin zet een vastberaden vrouw neer die met vallen en opstaan de ongeschreven wetten van het Wilde Westen leert kennen. De tocht met haar zoontje is avontuurlijk en spannend, en de interactie met haar gids (Taylor Kitsch) boeit ook. Al liggen een paar clichés altijd op de loer, zeker aan het eind van de serie.

Half en half

Het verhaal van de Pratts – die ‘getuigen’ waren van de slachtpartij en dus iets te vertellen hebben – is wel intelligent verweven met het conflict tussen mormonen en federale troepen. Beide partijen zijn om eigen redenen in het echtpaar geïnteresseerd. Hun voortdurende kat-en-muisspel leidt aan het eind van de serie tot een verrassende climax.

Uiteindelijk wil American Primeval iets te veel van twee disciplines zijn: geschiedenis en drama. Historisch en visueel tikt de serie goede vinkjes aan, de hele context en aankleding zijn mooi en vakkundig uitgewerkt. Daarmee is het een relevante en onderhoudende interpretatie van een niet zo bekend hoofdstuk uit het Amerikaanse verleden. Als drama is het wat minder geslaagd. De lotgevallen van de hoofdpersonen houden je aandacht wel vast, maar zijn weinig origineel en soms zelfs sentimenteel. Dat voelt een beetje als een gemiste kans. Zo is de serie leuk om een weekendje te bingen, maar niet goed genoeg om in je kijklijst te bewaren.

Film / Films

IJzersterke krachtmeting in beeldschone bergen

recensie: Alpha (2024) – Jan-Willem van Ewijk
Alpha_st_1_jpg_sd-lowFilmdepot

De relatie tussen een vader en een zoon leidt niet zelden tot generatieconflicten. In de film Alpha van regisseur Jan-Willem van Ewijk staan de verhoudingen duidelijk al langer op scherp. Bij ontstentenis van de echtgenote annex moeder worden de messen onvermijdelijk extra geslepen.

Al op de eerste dag van zijn bezoek aan zijn zoon in Zwitserland toont vader Gijs zich een negatieve eikel. Hij heeft kritiek op alles wat zoon Rein heeft en doet. ‘Dus hier heb je je verstopt’, is pa’s neerbuigende reactie op het sobere appartementje dat snowboardinstructeur Rein bewoont in een wintersportresort. Reins favoriete diner vindt pa ruk, zijn baantje als snowboardinstructeur is beneden zijn stand, zoon moet musicus worden.

Autobiografische elementen

Vader en zoon worden gespeeld door Gijs Scholten van Aschat en zoon Reinout Scholten van Aschat, hun personages heten ‘Gijs’ en ‘Rein’.
Ze speelden al eerder allebei in Zee van tijd (2022) van regisseur Theu Boermans. Alleen speelden ze in die film niet samen of tegelijkertijd, omdat ze hetzelfde personage neerzetten: Reinout als jonge man, Gijs als diezelfde man maar dan ouder.
De goede verstaander herkent in de personages in Alpha veel autobiografische elementen van de spelers, zoals het grapje dat Gijs in Nederland een beroemde acteur is, dat Rein veel bezig is met muziek, en dat beiden houden van wintersport.

Etterbak

Alpha is een expliciete krachtmeting tussen een vader en een zoon. Twee koppige, eigenwijze alfamannetjes, al is de vader een pedante, betweterige etterbak en de zoon een innemende, zachtaardige allemansvriend. Vader overschreeuwt zijn zoon. Vader wil tegelijkertijd de autoritaire nestor zijn én gelijkwaardig aan de vrienden van Rein; en dan wil vader ook nog het recht hebben zo nodig om hulp te vragen omdat hij oud is.
Het karakter van Rein is minder gelaagd, wat zijn drijfveren zijn blijft goeddeels in de schaduw. Beiden jongleren met het gegeven dat leven en dood dicht bij elkaar liggen.

Acteerduels

Deze film is onvermijdelijk een wedstrijdje hard-acteren tussen Gijs en Reinout Scholten van Aschat. Het is een genot naar hun acteerduels te kijken. De spelers krijgen van regisseur Van Ewijk veel ruimte om in hun tekstbehandeling te versnellen of juist rustig de tijd te nemen, waardoor dialogen uiterst naturel overkomen. Dat komt de geloofwaardigheid van de – fictieve – familieverhouding en die van de plot (scenario: Jan-Willem van Ewijk) ten goede.
Natuurlijk vindt de ultieme krachtmeting plaats op een besneeuwde bergtop, waar vader zich groothoudt op een plek waarop zoon volledig op zijn gemak is.

Beeldschoon

De fotografie is beeldschoon. De film is niet gedraaid in Zwitserland, maar in de bergen van Slovenië. Die vormen een zeer fotogeniek decor, waarin afdalingen op snowboard of ski’s fraai in beeld kunnen worden gebracht (fotografie: Douwe Hennink, NSC). De soundscape van voornamelijk elektronische muziek (componist: Ella van der Woude) onderstreept de sereniteit van dat kalme maar krachtige landschap. Beeld en geluid ondersteunen zo effectief de toppen en dalen in de krachtmeting tussen vader en zoon.

Lang

Jammer is dat Alpha met een duur van honderd minuten echt te lang is. Dat komt onder andere door de nogal erg trage wending aan het einde van de vertelling. Maar het komt zeker ook door de ‘mooifilmerij’. Het is verleidelijk besneeuwde toppen uitgebreid te filmen, met het zonlicht erop, of met laaghangende nevel ertussen. Maar al die fraaie plaatjes nemen wel errug veel tijd in beslag.
Die elementen halen helaas een beetje van de glans weg van het pareltje dat Alpha overigens wel degelijk is.

 

Alpha draait vanaf 13 februari 2025 in de bioscopen.

Film / Films

Een indringende blik op hoop en rehabilitatie

recensie: Sing Sing - Greg Kwedar
FilmstilFilmdepot

Kan kunst een man rehabiliteren? In New York is inmiddels bewezen dat kunst dit inderdaad kan. Van de gevangenen die meedoen aan het RTA-programma (Rehabilitation Through the Arts) recidiveert maar 3%, tegenover het Amerikaanse gemiddelde van 60% (bron: CBS News). Het RTA-programma loopt nog steeds in zes gevangenissen in de staat New York.

Regisseur Greg Kwedar was de film Transpecos (2016) aan het draaien in een gevangenis, waar hij in een cel een gevangene met een asielhond zag. Hierdoor geïntrigeerd ging hij op zoek naar meer voorbeelden van een andere houding ten opzichte van gevangenen. In het blad Esquire zag hij het artikel ‘The Sing Sing Follies’ van John H. Richardson uit 2005 over een theater rehabilitatieprogramma in de Sing Sing-gevangenis in New York. Dit werd de inspiratie van de film Sing Sing.

Een trage start, maar een beloning voor geduld

De eerste akte van Sing Sing kan omschreven worden als enigszins stroperig. Kwedar neemt de tijd om het decor te schetsen en de personages te introduceren, wat soms ten koste gaat van de spanningsboog van de kijker. Het lijkt alsof de film zich aarzelend beweegt, misschien om de sombere realiteit van het gevangenisleven te benadrukken. Dat sombere zie je terug in de kale, grauw gekleurde gangen van de gevangenis. Toch voelt deze aanpak aanvankelijk te bedachtzaam, waardoor het lastig is om meteen volledig betrokken te raken.

Maar wie volhoudt wordt rijkelijk beloond. Zodra het theaterprogramma in volle gang is, ontvouwt zich een wereld vol emotie, humor en onverwachte schoonheid. Het is hier dat de film zijn ware kracht toont: het vermogen om menselijke connectie te verbeelden in een omgeving waar die normaal gesproken wordt onderdrukt.

Colman Domingo: een meesterlijke vertolkingFilmstil

Colman Domingo is zonder twijfel het hart van de film. Zijn performance is subtiel en krachtig, en hij weet zowel de gebrokenheid als de vastberadenheid van zijn personage op meesterlijke wijze over te brengen. Domingo belichaamt een mentorfiguur die de mannen om hem heen inspireert en ondersteunt, terwijl hij zelf worstelt met zijn verleden en de vraag of verlossing werkelijk mogelijk is.

De chemie tussen Domingo en de rest van de cast is organisch en geloofwaardig. Wat de film bijzonder maakt en een extra laag authenticiteit aan de film toevoegt, is dat veel van de acteurs voormalige gevangenen zijn. Zo speelt voormalig RTA-lid Clarence Maclin Jr. zichzelf. Hun verhalen en emoties voelen en zijn rauw en echt, waardoor de grens tussen fictie en realiteit vervaagt.

Theater als middel tot bevrijding

FilmstilHet theaterprogramma in Sing Sing fungeert als metafoor voor persoonlijke groei en rehabilitatie. Voor de mannen biedt het podium een kans om hun pijn en fouten onder ogen te zien en zichzelf opnieuw uit te vinden. De gevangenen in het oorspronkelijke RTA-programma dachten dat ze ‘gewoon’ gingen acteren in een toneelstuk. Zij hadden niet door dat hun hele wezen aan het veranderen was, dat ze trauma’s aan het verwerken waren en dat ze diepe oprechte vriendschappen aan het vormen waren.

Kwedar weet dergelijke scènes prachtig vast te leggen. Zijn regie is ingetogen, bijna documentair, en richt zich op de gezichten en stemmen van de acteurs. Het resultaat is een film die even intiem als universeel aanvoelt.

Voor wie op zoek is naar diepgang en hart

Sing Sing is een film die je even de tijd moet geven, maar die uiteindelijk diepe indruk maakt. Kwedar levert een genuanceerd en ontroerend portret van rehabilitatie, gedragen door een uitmuntende Domingo en een cast die authenticiteit ademt. Wat begint als een trage vertelling ontwikkelt zich tot een inspirerend verhaal over de veerkracht van de menselijke geest en de helende kracht van kunst.

Met Sing Sing toont Kwedar dat er zelfs in de somberste omstandigheden ruimte is voor hoop en menselijkheid. Dit is een film die je niet alleen laat nadenken, maar die ook voelt als een warme omhelzing voor iedereen die gelooft in tweede kansen. Een absolute aanrader voor wie op zoek is naar cinema met diepgang en hart.

 

Sing Sing draait vanaf 23 januari in de bioscoop.

Film / Films

Prachtig verbeeld surrealisme open voor eigen interpretatie

recensie: Mr. K - Tallulah H. Schwab
Mr. K in hotel© Filmdepot

Een rondreizende illusionist treedt op in zalen voor een ongeïnteresseerd publiek en heeft het gevoel dat zijn leven nergens heen gaat. Als hij een kamer boekt voor de nacht in een afgelegen hotel denkt hij dat het slechts een plek is om te overnachten, maar dat loopt anders.

Titelfiguur Mr. K (Crispin Glover) staat de volgende ochtend op en wil vertrekken, maar de uitgang lijkt verdwenen. K ontmoet tijdens zijn zoektocht een reeks excentrieke personages die allemaal geaccepteerd lijken te hebben dat ze in het hotel opgesloten zitten. Hij komt terecht in de keuken waar hij een baan krijgt en vindt er vluchtig iets van vriendschap en acceptatie. Maar als hij achter de schokkende waarheid komt, iedereen waarschuwt en een plan wil maken om samen te ontsnappen, keren de bewoners zich tegen hem.

Kafkaëske taferelen

Dat de K van Mr. K een verwijzing is naar Franz Kafka is duidelijk. Voor Mr. K is het startpunt van een kafkaëske nachtmerrie wanneer hij de uitgang van het hotel maar niet kan vinden. In de keuken vergeet hij even dat hij naar de uitgang op zoek was, maar hij kan het ongemakkelijke gevoel dat hij heeft niet onderdrukken: er is iets mis. Waarom barsten de waterleidingen? Wat is die rare aderachtige structuur achter het behang? Waarom kan niemand weg uit het gebouw? De vragen leiden tot een schokkende conclusie. Mr K ontpopt zich tot een leider en probeert voor iedereen een uitweg te vinden, maar voornamelijk voor zichzelf.

Mr. K met zussen

foto: Kris de Witte, Lemming Film a Private View

Bont gezelschap van verschillende nationaliteiten

Mr. K ontmoet de Engelse maar francofiele zussen Ruth (Fionnula Flanagan) en Sara (Dearbhla Molloy), die hem oprecht willen helpen, maar dan het liefst met koffie en een koekje. De chef in de keuken (Noorse Bjørn Sundquist) blijkt geobsedeerd door eieren en denkt dat Mr. K een groot talent is. Zijn dochter Melinda (Esmee van Kampen uit Nederland) heeft wel of niet een oogje op hem. Ook wordt hij snel de kamer uitgewerkt als de flamboyante Gaga (de Zwitsers-Hongaarse Sunnyi Melles) in bad gaat.

Mr. K ontwikkelt zich van een onwillige – door zichzelf uitgeroepen – ‘niemand’ tot een hardwerkend ‘iemand’ in het gebrekkige kapitalistische systeem van de keuken. Om zich vervolgens even tot revolutionair te ontpoppen, en uiteindelijk toch weer als egocentrisch personage te eindigen. Is dit personage een held of een lafaard? Vertegenwoordigt hij iets? Is het allemaal gewoon chaos? Tallulah Schwab laat het aan de kijker om dit te interpreteren.

Surrealisme op magische manier verbeeldt

Er is iets aan de hand met het hotel: er kan van alles gebeuren en dat heeft de Noors-Nederlandse regisseur Tallulah H. Schwab op interessante wijze ingevuld. Er klinkt ook steeds gebonk en dat komt niet door het fanfarekorps dat op ongewenste momenten uit luikjes in de gangen verschijnt en je achtervolgt voor een polonaise. Met alle mysterieuze gangen en kamers is het hotel prachtig verbeeld: een feest voor het oog. Maar ondanks de mooie plaatjes blijft het verhaal te open voor interpretatie. In zo’n mate dat het zich opstapelt en de beleving in de weg zit. Het einde is eigenlijk te veel van het goede en dit is jammer.

Het is hoe dan ook een film die je aan het denken zet, die vraagtekens oproept en die je zintuigen prikkelt. Hij blijft je bij en zal onderwerp van gesprekken zijn. Wie ben jij: een Mr. K die niet kan doen of alles goed en wel is en daarop reageert, of een van de bewoners die al het angstige buitensluit en dingen niet wil veranderen?

 

Vanaf donderdag 16 januari in de bioscoop