Tag Archief van: recensie

Film / Films

Sterrencast maakt dun verhaal meer dan goed

recensie: The Return - Uberto Pasolini
FilmstillFilmdepot

De held Odysseus keert na twintig jaar terug op zijn eiland Ithaka, waar zijn vrouw Penelope onder druk staat te hertrouwen en zijn zoon Telemachus inmiddels zonder hem is opgegroeid en een man is geworden. Hijzelf is na de Trojaanse Oorlog en zijn omzwervingen daaropvolgend mentaal en fysiek gebroken. Kan hij zich op tijd oplappen zodat hij zijn plek als koning, man en vader weer in kan nemen?

FilmstillIthaka is in staat van verval. Het wordt bevolkt door mannen die elkaar verdringen om de hand van Penelope (een glansrol van Juliette Binoche), maar verder niets bijdragen aan het eiland. De zoon van Odysseus (Charlie Plummer) is niet bij machte om hier tegenop te treden. Penelope hoopt en wacht op de terugkeer van Odysseus (geweldig gespeeld door Ralph Fiennes).

Mythologisch verhaal van een held

Regisseur Uberto Pasolini heeft altijd een passie gehad voor het epische verhaal van Homerus over de held Odysseus. Hij ergerde zich er echter aan dat het verhaal van Odysseus’ terugkeer altijd onderbelicht bleef ten opzichte van Odysseus’ andere avonturen. Zijn heldendaden, zijn rol in de Trojaanse Oorlog, de toorn van de goden waardoor hij lang niet kon terugkeren naar huis; al deze verhalen zijn al talloze keren verteld, zowel in woord als in beeld.

Maar juist in deze tijd, waarin er daadwerkelijk mensen terugkeren uit oorlogsgebieden, vindt Pasolini het belangrijk het verhaal van Odysseus’ terugkeer te vertellen. Zoals Pasolini zelf zegt: ‘Het werk van Homerus dwingt ons om de tragedie van de oorlog, van hen die oorlog voeren en van hen die achterblijven, onder ogen te zien op een manier die ongelooflijk en triest relevant aanvoelt.’ (bron: director’s statement persmap) Pasolini heeft er dan ook voor gekozen het verhaal van Odysseus te beperken tot zijn terugkeer en daarbij de magische elementen en mythische wezens achterwege te laten.

Sterrencast met Nederlands tintje

Pasolini heeft gelijk dat dit een belangrijk verhaal is om te vertellen. En hij heeft daarvoor een herkenbare held gevonden in Odysseus. Maar het blijkt lastig om de psychische gevolgen van een oorlog zo in beeld te brengen dat het 116 minuten blijft boeien. Het verhaal zelf kon in een kortere tijdspanne verteld worden, maar Pasolini neemt de tijd om de zielenroerselen waar Odysseus mee worstelt uitgebreid te laten zien. Dit maakt de film bij tijd en wijle saai.

Dat de film toch de moeite waard is, is de verdienste van de cast die Pasolini heeft verzameld en de mooie cinematografie. Binoche en Fiennes spelen, in hun reünie sinds The English Patient (1996), erg sterk. Binoche moet het vooral met blikken doen, en daar weet ze ook het beste van te maken. Fiennes toont een getergd man die zijn vrouw niet onder ogen kan komen, omdat hij dan ook zichzelf onder ogen moet komen.

FilmstillEen speciale vermelding is er voor ‘onze’ Nederlandse Marwan Kenzari, die een van de aanbidders van Penelope (Antinous) speelt. Hij speelt deze rol bijzonder goed en geloofwaardig. Makkelijk zou zijn om de rol te spelen als onaardige man belust op macht en status, maar hij speelt Antinous als een man die verliefd is en echt het beste wil doen voor moeder en zoon.

Held Odysseus als voorbeeld voor ‘gewone’ mensen

Deze film is een must-see voor iedereen. Niet alleen is het een mooie film met prachtige landschappen (het is gefilmd op het Griekse eiland Corfu) en geweldige acteurs, maar het toont ook de verwoestende effecten van oorlog op de lange termijn. Het is knap van Pasolini dat hij weg is gebleven van de magische elementen en mythische wezens van dit mythische verhaal, en van Odysseus een ‘gewone’ man heeft gemaakt. Een man die worstelt met wat hem is overkomen, zich schaamt en zich vertwijfeld afvraagt of zijn familie nog wel op hem zit te wachten. De film nodigt hiermee uit om over de verwoestende effecten van oorlog na te denken en daar wellicht vaker bij stil te staan.

Vanaf 27 maart 2025 in de bioscopen in Nederland.

Film / Films

Sterrencast maakt dun verhaal meer dan goed

recensie: The Return - Uberto Pasolini
FilmstillFilmdepot

De held Odysseus keert na twintig jaar terug op zijn eiland Ithaka, waar zijn vrouw Penelope onder druk staat te hertrouwen en zijn zoon Telemachus inmiddels zonder hem is opgegroeid en een man is geworden. Hijzelf is na de Trojaanse Oorlog en zijn omzwervingen daaropvolgend mentaal en fysiek gebroken. Kan hij zich op tijd oplappen zodat hij zijn plek als koning, man en vader weer in kan nemen?

FilmstillIthaka is in staat van verval. Het wordt bevolkt door mannen die elkaar verdringen om de hand van Penelope (een glansrol van Juliette Binoche), maar verder niets bijdragen aan het eiland. De zoon van Odysseus (Charlie Plummer) is niet bij machte om hier tegenop te treden. Penelope hoopt en wacht op de terugkeer van Odysseus (geweldig gespeeld door Ralph Fiennes).

Mythologisch verhaal van een held

Regisseur Uberto Pasolini heeft altijd een passie gehad voor het epische verhaal van Homerus over de held Odysseus. Hij ergerde zich er echter aan dat het verhaal van Odysseus’ terugkeer altijd onderbelicht bleef ten opzichte van Odysseus’ andere avonturen. Zijn heldendaden, zijn rol in de Trojaanse Oorlog, de toorn van de goden waardoor hij lang niet kon terugkeren naar huis; al deze verhalen zijn al talloze keren verteld, zowel in woord als in beeld.

Maar juist in deze tijd, waarin er daadwerkelijk mensen terugkeren uit oorlogsgebieden, vindt Pasolini het belangrijk het verhaal van Odysseus’ terugkeer te vertellen. Zoals Pasolini zelf zegt: ‘Het werk van Homerus dwingt ons om de tragedie van de oorlog, van hen die oorlog voeren en van hen die achterblijven, onder ogen te zien op een manier die ongelooflijk en triest relevant aanvoelt.’ (bron: director’s statement persmap) Pasolini heeft er dan ook voor gekozen het verhaal van Odysseus te beperken tot zijn terugkeer en daarbij de magische elementen en mythische wezens achterwege te laten.

Sterrencast met Nederlands tintje

Pasolini heeft gelijk dat dit een belangrijk verhaal is om te vertellen. En hij heeft daarvoor een herkenbare held gevonden in Odysseus. Maar het blijkt lastig om de psychische gevolgen van een oorlog zo in beeld te brengen dat het 116 minuten blijft boeien. Het verhaal zelf kon in een kortere tijdspanne verteld worden, maar Pasolini neemt de tijd om de zielenroerselen waar Odysseus mee worstelt uitgebreid te laten zien. Dit maakt de film bij tijd en wijle saai.

Dat de film toch de moeite waard is, is de verdienste van de cast die Pasolini heeft verzameld en de mooie cinematografie. Binoche en Fiennes spelen, in hun reünie sinds The English Patient (1996), erg sterk. Binoche moet het vooral met blikken doen, en daar weet ze ook het beste van te maken. Fiennes toont een getergd man die zijn vrouw niet onder ogen kan komen, omdat hij dan ook zichzelf onder ogen moet komen.

FilmstillEen speciale vermelding is er voor ‘onze’ Nederlandse Marwan Kenzari, die een van de aanbidders van Penelope (Antinous) speelt. Hij speelt deze rol bijzonder goed en geloofwaardig. Makkelijk zou zijn om de rol te spelen als onaardige man belust op macht en status, maar hij speelt Antinous als een man die verliefd is en echt het beste wil doen voor moeder en zoon.

Held Odysseus als voorbeeld voor ‘gewone’ mensen

Deze film is een must-see voor iedereen. Niet alleen is het een mooie film met prachtige landschappen (het is gefilmd op het Griekse eiland Corfu) en geweldige acteurs, maar het toont ook de verwoestende effecten van oorlog op de lange termijn. Het is knap van Pasolini dat hij weg is gebleven van de magische elementen en mythische wezens van dit mythische verhaal, en van Odysseus een ‘gewone’ man heeft gemaakt. Een man die worstelt met wat hem is overkomen, zich schaamt en zich vertwijfeld afvraagt of zijn familie nog wel op hem zit te wachten. De film nodigt hiermee uit om over de verwoestende effecten van oorlog na te denken en daar wellicht vaker bij stil te staan.

Vanaf 27 maart 2025 in de bioscopen in Nederland.

Theater / Voorstelling

Rommelige voorstelling over zoektocht naar ideaal vrouwbeeld

recensie: My Fair Human - Toneelschuur Producties/Club Lam
Drie vrouwen in badkamer© Daniele Petrovic

Een geurig bad nemen, zich optutten, flamboyante kleren aantrekken: vrouwen houden er een hele reeks rituelen op na in hun pogingen zich goed te voelen en ook nog een aantrekkelijk wezen te zijn. In My Fair Human – van Toneelschuur Producties/Club Lam – bekijken drie heel verschillende vrouwen zichzelf vanuit het veronderstelde ideaalbeeld enerzijds, en anderzijds vanuit wie ze zelf – willen – zijn.

In een door mannen gedomineerde wereld vragen vrouwen zich onvermijdelijk af of ze willen meegaan in de wensen van mannen of dat ze zich daar juist tegen afzetten, zich alleen iets aantrekken van hun eigen behoeftes. Dat is ongeveer het uitgangspunt van My Fair Human van Toneelschuur producties/Club Lam (tekst en regie: Marloes IJpelaar).

De drie personages – die Elizabeth, Eliza en Liza, maar eigenlijk alle drie Eliza – vertegenwoordigen vrouwen in drie stadia van het leven. Oda Spelbos speelt de rijpe, getrouwde vrouw-met-kinderen. Ze is in de overgang, heeft al een heel leven achter zich. Ella Kamerbeek zet de alleenstaande dertiger neer, die wel wil daten, maar niet van plan is zich te settelen en kinderen te krijgen. Zij hangt aan elkaar van de pijntjes en kwalen. Valérie van Erven Dorens vertegenwoordigt de milieubewuste Gen Z, inclusief vraagtekens over zaken zoals gender en monogamie.

Schreeuwen

Vrouwen in protest

© Daniele Petrovic

Wat hen bindt, is het werk in de bloemenwinkel van de oudste vrouw. Afwisselend in een badkamer – compleet met rood ligbad – en in de bloemenwinkel schreeuwen ze elkaar op extreem luide toon hun meningen toe over het leven, over mannen, over hun hormonale beslommeringen. Dat praten gaat soms zó snoeihard dat het in een klein theater niet echt aangenaam is.

De vertelling haakt aan bij door hormonen gedreven momenten in vrouwenlevens, zoals de menstruatie, de ovulatie, zwangerschap en de overgang. Elk hormonenprobleem drijft de vrouwen verder weg van het – vooral mannelijke – ideale beeld van de vrouw.

Pygmalion

Het onderwerp is vagelijk geïnspireerd op My Fair Lady, een film en musical over de platte Londense bloemenverkoper Eliza; een vertelling die zelf weer is gebaseerd op het stuk Pygmalion (1913) van G.B. Shaw. Eliza wordt van de straat gehaald door taalprofessor Henry Higgins, die aan de hand van deze scheldende muurbloem wil bewijzen dat hij elk ondergeschoven schepsel kan kneden tot een ideale vrouw.

Wie dit verhaal niet kent, zal de verwijzingen ernaar niet echt terugvinden in My Fair Human; op een paar liedjes na. Zoals ‘Wouldn’t it Be Loverly’ gezongen door Van Erven Dorens, die een uitstekende zangstem heeft. Het lijkt erop dat Marloes IJpelaar vooral het gegeven dat er sprake is van een ‘onhaalbaar’ ideaal vrouwbeeld aan de kaak wil stellen.

Vrouwenvoorstelling

Resultaat is een expliciete vrouwenvoorstelling. Met vrouwengrappen, vrouwenproblemen, vrouwengeilheid, vrouweneenzaamheid. Deze drie vrouwen zijn niet per se solidair met hun soort- en lotgenoten. Ze zijn kattig tegen elkaar. Overladen elkaar met schrijnende kritiek: ‘Op jouw leeftijd was ik al getrouwd. Misschien was ik zelfs al zwanger.’ ‘Jij bent aan het schreeuwen in je eigen bubbel!’ ‘Mensen van jóúw leeftijd…’ – het wederzijdse commentaar is niet vriendelijk, laat staan empathisch.

My Fair Human is erg rommelig, fragmentarisch, een verzameling van statements. Een aantal momenten maakt deze voorstelling niettemin de moeite waard. Zoals de geestige monoloog van de zeer sterk acterende Ella Kamerbeek, de middelste in leeftijd, waarin ze uit de doeken doet hoe frustrerend daten is met vage mannen die geen idee hebben wat vrouwen fijn vinden. En de kwetsbare bekentenis van de oudste, gespeeld door Oda Spelbos: ‘Ik ben boos omdat niemand me zegt dat het zo eenzaam is, dat oud worden.’

Maar eenzaam lijken ze alle drie, ongeacht hun leeftijd. Er mist uiteindelijk een pointe aan My Fair Human: wat zou dan wél de sleutel moeten zijn tot het worden van een gelukkige mens?

 

Tekst: Marloes IJpelaar
Kostuums: Studio HIEM
Scenografie en licht: Jelmer Tuinstra
Compositie en liedteksten: Charlotte Dommershausen
Fotografie: Daniela Petrovic

Theater / Voorstelling

Als je een mens alles afneemt, hoe belangrijk is dan nog het leven?

recensie: De wand - ITA Ensemble
Vrouw op zwarte aarde© Fabian Calis

Een wasteland is het: een kaalgeslagen, zwarte wereld waarin niets rest dan een vrouw en een hond, die toevallig gespaard zijn gebleven. We kijken in De wand van ITA Ensemble naar een wereld na een allesvernietigende ramp. Daarin moet die ene, alleen overgebleven vrouw zien te overleven, terwijl vrijwel alle bestaansmiddelen haar uit handen zijn geslagen.

Wanneer De wand begint, zit het naamloze personage (gespeeld door Chris Nietvelt) al tweeënhalf jaar in haar eentje op een berg. Ze heeft besloten op te schrijven wat haar is overkomen, beginnend bij de dag waarop haar zus en zwager vanaf de berg naar het dorp in het dal afdaalden. Alleen de hond is teruggekeerd naar boven. Als de vrouw gaat kijken waar haar familieleden zijn gebleven, stuit ze op een onverzettelijke glazen wand. Daar houdt haar wereld op. Voorgoed, zo lijkt het. Er heeft zich een natuurramp voltrokken waaraan zij klaarblijkelijk is ontsnapt.

Zelfvoorzienend

Wat zou een hedendaagse mens doen wanneer alle bekende middelen van bestaan ontbreken? Wanneer zij zich eigenhandig moet zien te redden, van eten vinden tot zich verhouden tot seizoenen en weersinvloeden? De naamloze vrouw in De wand van ITA Ensemble zet al gauw de schouders eronder om zelfvoorzienend te worden, geholpen door een hond en een koe.

Apocalyps

De wand is wat je noemt een post-apocalyptisch verhaal. Het stuk is gebaseerd op het gelijknamige boek van de Oostenrijkse auteur Marlen Haushofer (1920-1970). Het boek kwam uit in 1963, midden in de Koude Oorlog, toen de dreiging van een nucleaire oorlog de vernietiging van de aarde niet ondenkbaar maakte. Nu de oorlogen ons om de oren vliegen, voelt die dreiging opnieuw realistischer dan leuk is. Regisseur Eline Arbo en dramaturg Peter van Kraaij bewerkten het boek voor toneel.

Aarde

Arbo en Django Walon tekenen voor de scenografie. Die bestaat voornamelijk uit een groot carré met zwarte, sterk ruikende aarde – waar het publiek aan vier kanten omheen zit – plus een hemel waaruit licht, neerslag, onweer, mist neerdaalt. Die aarde maakt de acteur het lopen moeilijk. Af en toe doet ze er een bruikbare vondst in. Maar voor het overige fungeert deze aarde als alles wat de vertelling nodig heeft, van een bed tot een hond tot een alpenwei. Arbo en Walon geven de acteur niks tastbaars om haar verhaal te vertellen.

actrice omringd door publiek

© Fabian Calis

Dat niks biedt Nietvelt eigenlijk te weinig houvast; ze heeft daarmee alleen woorden, haar stem, haar lichaam en een handvol kleren om het verhaal te vertellen. Het probleem daarmee is dat het personage behalve op praktisch gebied niet echt een grootse psychologische ontwikkeling doormaakt. Zo maakt ze opvallend weinig woorden vuil aan het gegeven dat ze zich realiseert dat haar dochters onvermijdelijk dood zijn. Die waren leuk als vijfjarigen, maar uitgegroeid tot niet-leuke volwassenen. Ze is nauwelijks droevig over de dood van haar kinderen. Voor wie zelf kinderen heeft, is deze gevoelloosheid ondenkbaar.

Ook dat haar zus en zwager tijdens de apocalyps omgekomen moeten zijn, brengt emotioneel geen schokgolf teweeg. De dood van een zwerfkat is dan weer wel erg. Daarmee is de vrouw in De wand niet echt een heel sympathieke figuur.

Gedachteoefening

Maar misschien wil Arbo dat ook niet en moet deze vrouw op afstand blijven. Misschien is ze opzettelijk geen realistische mens-figuur maar een idee, een gedachteoefening. Je kunt dit stuk begrijpen op twee niveaus. Het simpelst is de realistische benadering: hoe overleeft iemand onder zulke extreme omstandigheden. De vrouw in deze voorstelling zet al haar basale kennis van de natuur en van dieren in om overeind te blijven.

Belangrijker is echter de rauwe-essentie-interpretatie: als je een mens alles afneemt, hoe belangrijk is dan nog het leven? Tot welke essentiële waarde over het leven komt iemand dan? Vindt een mens zichzelf dan opnieuw uit? Of geeft zo iemand het op, en wanneer dan? In die zin is De wand vooral een denkoefening: hoe zou dat zijn, wat zou jij doen, hoe zou jij je redden? Met niets dan jezelf en je herinneringen?

Beckett

De wand doet onvermijdelijk sterk denken aan de absurdistische, existentialistische teksten van de Ier Samuel Beckett (1906-1989), zoals bijvoorbeeld het toneelstuk Happy Days (1961). Alleen zit de vereenzaamde vrouw bij Beckett vast in een berg zand.

© Fabian Calis

De belangrijkste reden om hoe dan ook naar De wand te gaan kijken is de weergaloze Chris Nietvelt als de dolende vrouw met haar eindeloze overpeinzingen. Ze staat, zit, ligt, knielt in het kale landschap. Klauwt in de aarde, vormt er een bed, een hond, een kalf van. Je gelóóft Nietvelt, dit is hoe de rest van het leven van deze vrouw eruit ziet, met wanhoop en hoop, met elke dag een nieuwe dag.

De wand is geen plezierige, fijne voorstelling, maar wel een die aan het denken zet.

 

Tekst: Marlen Haushofer
Bewerking: Eline Arbo, Peter van Kraaij
Scenografie: Eline Arbo, Django Walon
Muziek: Thijs van Vuure
Techniek: Quirijn van der Baan, Thijs Veerman, Pepijn van Beek, Vincent Mouet, Rinse de Jong, Xenia Filimonova, Bram Boere
Lichtontwerp: Dennis van Scheppingen
Fotografie: Fabian Calis

God_Cover_DEF
Boeken / Non-fictie

Nieuwsgierig doorlezen of afstoten

recensie: Coen Theelen – God – Als het eerste bijproduct van onze grote hersenen
God_Cover_DEF

Het essay God door schrijver Coen Theelen draagt als ondertitel Als het eerste bijproduct van onze grote hersenen. Zo’n titel schept natuurlijk direct een uitdaging voor de schrijver en de lezer; het zou wel eens een beperkte groep lezers kunnen trekken. Wie rotsvast gelooft zal dit boek al direct links laten liggen op basis van de titel. Vooral diegene die nieuwsgierig is aangelegd zal zich aangetrokken voelen tot dit boek.

Coen Theelen zet alleen al met de cover alles op scherp rond God. Wat dat direct meebrengt is de vraag of we geloven of een geloofsovertuiging aanhangen. Zonder een van de twee zal God niet eens zoveel zeggen.

Mens en taal

Theelen legt bij het ontstaan van taal, zo’n 300.000 jaar geleden, ook het begin van het denken aan een hogere macht neer. We zijn die macht op een gegeven moment ‘God’ gaan noemen. Allemaal veel eerder dan het wellicht tot op heden werd gedacht. De gedaanten van een hogere macht verschillen nogal als we kijken naar de geschiedenis.

De mens kon nu eenmaal niet zonder het benoemen van een hogere macht aan alles wat er op de wereld en daarbuiten is ontstaan. Domweg het ‘de natuur’ noemen was blijkbaar absoluut onvoldoende om dit te kunnen benoemen als drijvende kracht achter het ontstaan van de mens. De (oer)mens kon al heel snel niet accepteren dat alles wat hij op onze aarde aantrof, zonder inmenging van hogere macht, zómaar was ontstaan als gevolg van evolutie en de transformaties die daarbij hoorden.

De mens had al vroeg in zijn bestaan de behoefte om daar ‘iets’ de schuld van te geven. Dit is de kern van de verhandeling die Theelen ons voorschotelt in dit zeer lezenswaardige essay dat een werkelijke page-turner is voor iedereen die open-minded is en vooral niet een rotsvast geloof aanhangt.

Denken, redeneren en feiten

Coen Theelen noemt zichzelf een ‘denkend schrijver’. Dat is ook helder als men zijn boek God leest. Hij stelt denkbeelden te boek. Op dat moment zijn ze niet meer denkbeeldig. Hij lardeert zijn denkbeelden met veel feiten en waarheden.

Het boek is zeer leerzaam als we kijken naar de feiten die te boek zijn gesteld. De ideeën die Theelen over het fenomeen God verweeft met alle feiten zorgen voor een helder ‘naslagwerk’ van de gedachten van de schrijver. Die leesbare stijl zorgt ervoor dat je graag doorleest om het beeld compleet te krijgen. De schrijver maakt zich zo deelgenoot van zijn gedachtenwereld, maar neemt zelf geen beteugelend standpunt in. Hij activeert zo ook onze eigen kritische gedachten die we zelf met de feiten kunnen vermengen.

Voor alle helderheid: het boek gaat over hoe Theelen dat hogere wezen of die God ziet en is absoluut geen feit.

Hij zet God neer als een hogere macht, misschien is dat dan de natuur in het algemeen of toch nog iets anders. Het koppelen aan een of ander geloof staat er vooral los van. Hoe Theelen er wérkelijk zelf over denkt, leren we eigenlijk pas in de laatste bladzijden van dit lezenswaardige essay.

Het beeld van God

De beeltenis van God verschilt evenzeer als zijn wezen, zijn ‘zijn’. Het oudste beeldje van een hogere macht is naar alle waarschijnlijkheid een Venus van een half miljoen jaar oud dat gesneden is uit een stuk lavasteen. Bewijs dat de oermens al trachtte om die hogere macht uit te beelden.
Theelen neemt ons mee langs alle soorten en maten van wat men God noemde/noemt. Daarnaast verweeft hij in zijn essay de huidige tijd en worden machtige mensen als Poetin, Trump en andere tijdgebonden figuren veelvuldig aangehaald. De macht die een Poetin denkt te hebben wordt afgewogen tegen de macht die God heeft. Gelukkig pakt het gunstiger uit voor de God-figuur. Door dit soort vergelijkingen is het essay natuurlijk wel een product van deze tijd en niet een roman die een langere houdbaarheidsdatum zou hebben.
De schrijfstijl van Theelen is van het makkelijke leesbare soort. Hij neemt de lezer in zijn stijl en zijn heldere gedachtegang mee en weet je te binden aan het papier dat snel tussen de lezende vingers zal glippen.
Theelen laat je na het lezen van zijn essay achter met een andere kijk op wat wij God noemen en het besef dat het veel langer bestaat dan de 2000 jaar dat bijvoorbeeld het christendom bestaat. Als lezer weet je door de uiteenzetting dat er al honderdduizenden jaren over een god wordt gesproken. Voor iedereen die open-minded over een hogere macht durft te denken is God een heel lezenswaardig boek. Een aanrader!

Kunst / Expo binnenland

Van tweeën één

recensie: Anselm Kiefer – Sag mir wo die Blumen sind
Stedelijk museum_Anselm Kiefer_PT_2025-3543-2Anselm Kiefer, foto van Peter Tijhuis

Bezoekers kunnen de tentoonstelling met werk van Anselm Kiefer (1945) in het Amsterdamse Van Gogh Museum en Stedelijk Museum goed voorbereiden. Daar hebben beide vestigingen wel voor gezorgd. Op de website van eerstgenoemd museum staan bijvoorbeeld enkele ‘Veel gestelde vragen over de tentoonstelling’. Enkele daarvan vormen de handvatten voor deze recensie.

De eerste vraag is uiteraard: ‘Wie is Anselm Kiefer?’ Edwin Becker (hoofdconservator van het Van Gogh Museum) licht tijdens de press preview een tipje van de sluier op; een korte, inhoudelijke bijdrage na de plichtplegingen van de directeuren van beide musea, die er nu eenmaal bij horen.

Kiefer in relatie tot Van Gogh

Al vroeg (1963) wordt Kiefers aandacht getrokken door het werk van Van Gogh. Niet in emotionele zin, maar vooral door de rationele structuur van diens schilderijen en tekeningen. Kiefer noemt Van Goghs werk ‘overweldigend’ (overigens geldt dit ook in het kwadraat voor zijn eigen werk). Vooral door het verband dat wordt gelegd tussen licht en donker. Bijvoorbeeld in Sterrennacht (1889), dat Kiefer ziet in het Museum of Modern Art in New York. En door Van Goghs zonnebloemen, die voor Kiefer staan voor leven, dood en geboorte.

Eén tentoonstelling in twee musea

Leontine Coelewij (conservator van het Stedelijk Museum) stelt tijdens de perspresentatie dat het uniek is dat we zowel het oude als nieuwe werk van Kiefer tezamen kunnen zien. Op haar vraag aan de kunstenaar of hij dit ook zo ziet, blijft deze het antwoord schuldig. Hij vindt dat de kunst voor zich moet spreken. Onder diens werken bevinden zich vroege tekeningen naar Van Gogh, maar ook twee nieuwe installaties.
Rondom de monumentale trap in het Stedelijk Museum – die onder meer naar de eregalerij leidt – is Sag mir wo die Blumen sind (2024) aangebracht. De andere installatie, die een hele zaal in beslag neemt, betreft Steigend, sinke nieder (2024), bestaande uit fotoafdrukken op papier.

Alleen daarom al zou je beide musea moeten bezoeken. Dat als antwoord op de vraag waarom je deze tentoonstelling toch moet gaan zien als je verleden jaar al naar de expositie in Voorlinden bent geweest.
De huidige tentoonstelling ‘vertelt een uniek verhaal over de ontwikkeling van Kiefer als kunstenaar’, stelt genoemde website. Dat klopt – als je in de voorhal van het Stedelijk Museum begint. Daar hangen als opmaat twee vroege werken, waaronder Resurrexit (1972). Hierop zien we al de slang en de bloedrode kleuraccenten die we later terugzien. Respectievelijk in de cockpit van de sculptuur Voyage au bout de la nuit (1990), die niet alleen aan Joseph Beuys doet denken, maar ook lijkt op zowel een model voor een B-1 bommenwerper als op Waldsieg (2023) met rode blaadjes.

Maar er is meer. Er kan ook kennis worden gemaakt met enkele films van Kiefer, waaronder een met Min Tanaka (1945), die binnen de installatie Sag mir wo die Blumen sind danst. De armen wijd, als een omarming of als een kruisbeeld? De beschouwer mag het zeggen.

Tweede Wereldoorlog

De volgende vraag betreft ‘het zware oorlogsonderwerp’. Het antwoord (‘interessant om te laten zien hoe een kunstenaar ermee omgaat’ en hoe je je er als bezoeker toe kunt verhouden) bevredigt niet helemaal.

Misschien kun je beter naar de zaal in het Stedelijk Museum gaan waar vier werken uit dezelfde periode (2019-2020) hangen. Zij lijken eenzelfde uitwerking te hebben:

  • Die Sieben Schalen des Zorns
  • Sichelschnitt
  • Field of the Cloth of Gold
  • Beilzeit – Wolfzeit

De lucht is op alle vier donker en dreigend, net als op enkele schilderijen van Van Gogh, zoals het bekende Korenveld onder onweerslucht (1890). Toch gloort er bij Kiefer duidelijk licht doorheen. Net als die slang die voor hoop staat, omdat hij vervelt, of zoals bij Steigend, steigend, sinke nieder (2016-2024). Daar, binnen dat glas en staal, is een uitgebloeide zonnebloem te zien waarvan het zaad op enkele boeken valt en zo figuurlijk verder leeft. Een werk dat verwant is aan Uitgebloeide zonnebloemen (1887) van Van Gogh, dat moge duidelijk zijn.

Een enkele keer is een overeenkomst wat vergezocht. Zoals Kiefer in yogahouding op Sol Invictus (Onoverwinnelijke zon, 1995) dat pal bij een zelfportret van Van Gogh (1887-’88) hangt. Eerder komt een vergelijking op met een gevallen soldaat op; Sag mir wo die Blumen sind. Een titel (de laatste vraag) die verwijst naar het gelijknamige oorlogslied van Pete Seeger dat tevens bekend werd door Marlene Dietrich.

Anselm Kiefer, Sol Invictus, 1995. Emulsie, acrylverf, schellak en zonnebloemzaden op jute, 473 × 280 cm. Collectie van de kunstenaar. Foto: Charles Duprat.

Ook de zaalteksten in het Stedelijk en het Van Gogh Museum schuren soms. En dan gaat het niet alleen om het feit dat de grote solo-expositie van Kiefer in het Stedelijk Museum bij de een in 1984 en bij de ander in 1986 werd gehouden (het laatste is correct), maar ook om inhoudelijke accentverschillen. Zoek die verschillen en lees de catalogus met onder meer een essay van Simon Schama om nog meer te weten te komen dan de ‘Veel gestelde vragen’ en zaalteksten vertellen. Maar vooral: bezoek de tentoonstelling! Het is goud dat er blinkt. (Soms letterlijk, in de vorm van bladgoud.)

Boeken / Fictie

Een ‘gestrande’ roman

recensie: Het eilandhuis – Elena Conrad
Recensie Het eilandhuisPixabay

Bij de drie woorden ‘zon’, ‘zee’ en ‘zand’ denkt menigeen aan een heerlijk dagje vertoeven aan het strand op een zomerse dag. Op de kaft van de nieuwe roman van Elena Conrad, bekend van de Jasmijnserie (een nog niet voltooide trilogie), worden de drie begrippen aangeprezen als dé ingrediënten voor een nieuwe start, namelijk die van hoofdpersonage Maike. Hoewel het vrij appetijtelijk klinkt dat ze een prachtig strandhuis mag erven op een Duits Waddeneiland, is de werkelijkheid nogal taai. Het eerste deel van de Eilandhuis-serie, Het eilandhuis geheten, is zo’n boek waar je niet om hoeft te treuren als het op het strand wegwaait of in de zee valt.

Wat een roman nodig heeft, is een hoofdpersonage in wie je je kunt herkennen, die je kunt zien als een voorbeeldfiguur, een heldin die (uiteindelijk) sturing kan geven aan haar eigen leven, of die je verwondert. Maike Schuster, de protagonist, is helaas niet zo’n type. Ze woont met haar vijftienjarige puberende dochter Tessa in Frankfurt. Haar ex-man Florian zit gelukkig met zijn nieuwe en veel jongere lief Nathalie kilometers van haar verwijderd in zijn prachtige penthouse in Berlijn. Tot overmaat van ramp besluit Tessa, aan wie Maike zich min of meer vastklampt, dat ze bij haar vader gaat wonen. Het is niet zozeer het feit dat Tessa openlijk het gezelschap van haar vader verkiest boven dat van haar moeder, nee, het is de astma van Tessa die nogal wat zorgen baart. Hoe moet dat arme kind in godsnaam nog ademhalen in zo’n grote stad als Berlijn waar de uitlaatgassen je om de oren en de neus vliegen (‘Paniek! Paniek! Paniek!’)?

De overbezorgde Maike kan er niet al te lang over peinzen, want ze ontvangt een wel heel opmerkelijke brief: Hilde, de tante van Florian laat nota bene aan Maike haar strandhuis op Spiekeroog na. Een plek die meteen warme herinneringen bij Maike oproept en waar ze met haar gezin gelukkige tijden heeft mogen beleven. Natuurlijk reist ze meteen af naar dit Oost-Friese eiland en stuit daar op twee nogal voor de hand liggende typetjes: de paranoïde Famke Wilken die een winkel runt die vastzit aan het strandhuis van Hilde en die Maike heel kritisch onder de loep neemt én de zeer charmante en zeker niet lelijke Jarik Martens en zijn autistische zoon Nils. Veel meer dan de dagelijkse sleur krijgen we niet echt mee. Lange tijd is de penibele situatie tussen Famke en Maike het ‘grootste’ probleem binnen het verhaal, maar pas veel later werkt het verhaal pas toe naar een échte climax wanneer Florian het huis opeist. Uiteraard beginnen Maike en Jarik al snel om elkaar heen te draaien en komt Tessa tot inkeer.

Boring boomers

Deze roman beklijft helaas niet. ‘Saai’, zo zou je het boek in slechts één woord kunnen omvatten. Het is al langdradig vanaf de eerste pagina. Jezus, wat moet je jezelf door dit boek heen slepen. Maike is misschien wel een realistisch persoon, maar ze is wellicht iets té veel van vlees en bloed. Ze heeft gewoon letterlijk niets te melden. Het boomer-gehalte wordt iets te erg aangedikt en haar gedachtes – die over elkaar heen lijken te tuimelen – gaan vaak over de meest futiele zaken. Haar ex Florian is overigens een kwal, haar dochter is een verwend nest en ook de andere personages zijn karikaturen van zichzelf, met name die Famke die vanaf tel één heeft besloten dat ze Maike niet mag (niet dat je dat gek vindt), maar hier echt véél te erg in doorslaat.

Aan het begin van het verhaal wordt er op zo’n zalvende toon gepraat over die ‘allerliefste’ Hilde alsof je haar ergens van moet kennen. Er wordt zo lang gezeverd over die Hilde dat je er doodmoe bij neervalt en bij haar in de kist zou kunnen worden gegooid. Ook de schrijfstijl van Conrad is erg oppervlakkig. Er worden talloze details genoemd. Zo krijg je het gehele reisschema van Maike te horen als ze ergens naartoe gaat. Het zou niet gek zijn als Conrad uitvoerig zou spreken over de stoelgang van haar personages. Je krijgt zoveel informatie voorgeschoteld, waarbij je denkt: wat moet ik hier als lezer mee? Het voegt vaak to-taal niets toe aan het verhaal en al die extra onnodige informatie vertraagt ook nog het leesproces.

Zand tussen je…

Al met al stelt dit boek erg teleur. Zeker omdat de serie die Conrad hiervoor schreef, de Jasmijnserie, nog best wat om het lijf had. In die boeken had je tenminste nog gelaagde personages, met een interessant verleden, die toewerkten naar een hoopvolle toekomst (zij het natuurlijk met de nodige dosis drama). In Het eilandhuis gaat het gewoon iets te veel over koetjes en kalfjes. In de tijd dat je lectuur als deze roman tot je neemt, zou je net zo goed bij de koffieautomaat op je werk kunnen bijkletsen. Eerlijk is eerlijk: dit eerste deel betekent geen vliegende start voor de schrijfster. Het is een ongeïnspireerde roman, die weinig te vertellen heeft. De diepgang is ver te zoeken. Dit boek zet je slechts op één manier aan het denken: Wat is nu eigenlijk erger: deze roman als lezer voltooien of zand tussen je billen op het strand?

Kan er dan geen enkel positief geluid luiden over dit boek? Vooruit, het achtergronddecor is vrij origineel. Want hoeveel romans spelen zich nu af op zo’n idyllisch eiland? Ook verwijst Conrad in haar boeken naar de actualiteit en laat ze haar personages een mening vormen over de dingen die in onze wereld spelen. Conrad doet ook een dappere poging om het taalgebruik van de 15-jarige te laten aansluiten bij die van leeftijdgenoten vandaag de dag. Hoewel, hoeveel tieners noemen hun ouders bewust ‘mom’ en ‘dad’, omdat dit cool klinkt…? Ach, Conrad heeft een poging gedaan om weer een nieuwe serie te beginnen met een geheel nieuw format. Wellicht had ze eerst een eind moeten breien aan de Jasmijnvilla-serie, voordat ze zich aan een nieuwe trilogie waagde. En als de inkt op was na het schrijven van de eerste twee delen van de serie, of liever gezegd de ‘creativiteit’, had ze zichzelf wellicht een langere pauze moeten gunnen voordat ze de pen weer oppakte. Of deel 2 in deze reeks beter wordt? Het is maar te hopen. In de tussentijd zou ik vooral dit boek links laten liggen (of begraven op het strand of verbannen naar de diepten van de zee) en lekker bij de koffieautomaat het weekend bespreken met je collega’s.

Film / Films

Journalistiek versus sensatie

recensie: September 5 - Tim Fehlbaum
Journalisten rond tafel© 2024 Paramount Pictures. All Rights Reserved.

5 september 1972: de Olympische Spelen in München zijn in volle gang. Over de hele wereld kijken mensen live mee, totdat de sportuitzending abrupt wordt onderbroken door een gijzeling in het olympisch dorp. Een gebeurtenis die niet alleen de Spelen ontwricht, maar ook de manier van live verslaggeving voorgoed verandert. September 5 vertelt het verhaal door de ogen van een crew sportjournalisten van de Amerikaanse zender ABC.

Regisseur Tim Fehlbaum slaagt er deels in om van September 5 meer te maken dan een simpele reconstructie van de gebeurtenissen in München. De sportjournalisten, gespeeld door onder andere Peter Sarsgaard (Shattered Glass) en John Magaro (Past Lives), worden gepresenteerd als echte underdogs; buitenstaanders die zich plots in deze bizarre situatie bevinden. Op papier klinkt het interessant: in plaats van een bredere invalshoek, zoals Spielbergs Munich (2005), biedt de film het perspectief van een kleine groep journalisten op grotendeels één locatie.

Ethische dillema’s

Hoewel de beperkte focus weinig nieuwe beelden toevoegt aan een gebeurtenis die al talloze keren is vastgelegd en geanalyseerd, werpt de film daarentegen wél een interessant licht op ethische dilemma’s binnen de journalistiek: hoe leg je een tragisch evenement als een gijzeling vast? Hoe presenteer je dat op live televisie?

September 5 doet bij momenten denken aan journalistieke drama’s als Spotlight (2015), The Post (2017) en She Said (2022): strak geregisseerd, puur plotgedreven en spanning op de juiste momenten. September 5 doet er echter nog een schep bovenop. De film probeert de intensiteit van de situatie te vangen met dreigende muziek, scherpe montage en oneliners die uit een Michael Bay-film lijken te komen. Technisch zit het allemaal goed in elkaar, maar de vraag blijft: waarom moet dit verhaal nu – in deze vorm – verteld worden?

Gebrek aan context

De film slaagt er zeker in om de intensiteit in beeld te brengen, maar toch mist er context en een rechtvaardiging voor de gekozen vertelvorm. September 5 lijkt niet geïnteresseerd in de motieven van de gijzelnemers, de impact op de Spelen of überhaupt iets wat zich buiten het nieuwsgebouw van ABC in München afspeelt. De gebeurtenissen worden getoond zoals ze destijds op televisie zijn uitgezonden, waardoor je – net als de journalisten – meer focust op de vraag of de gijzeling wel moet worden uitgezonden en of de juiste beelden worden vastgelegd. Hoewel de film tegen het einde een poging waagt tot reflectie, blijft het gevoel hangen dat er essentiële context ontbreekt; wie waren deze mensen? Waarom deden ze dit?

De film hecht veel waarde aan authenticiteit; de details van de gebeurtenissen binnen het nieuwsnetwerk worden secuur in kaart gebracht. Als thriller werkt September 5 dan ook prima: de film heeft een hoog tempo en is meeslepend en intens, waardoor je tot het einde op het puntje van je stoel blijft zitten. Maar uiteindelijk blijft er iets knagen. De film laat je bewust achter met vragen over de motieven, de mensen achter de gijzeling en de geschiedenis; simpelweg omdat het daar niet in geïnteresseerd is.

Het is interessant dat Fehlbaum kiest voor een no-nonsense thriller, waarbij het uiteindelijk eerder een verhaal wordt over ethiek binnen de journalistiek dan over de historische gebeurtenis zelf. Toch voelt het alsof er méér in dit verhaal had kunnen zitten dan alleen deze invalshoek. September 5 is een keurige thriller die precies doet wat hij belooft – maar ook niet meer dan dat.

 

 

Film / Serie

Tussen macho en moderne man

recensie: Haantjes - Netflix
vier vrienden© Netflix

De Nederlandse Netflix-serie Haantjes is een schot in de roos. Geestig, scherp en soms pijnlijk herkenbaar brengt de serie de worstelingen van vier vrienden in beeld die zich staande proberen te houden in een wereld waarin traditionele mannelijkheid steeds minder vanzelfsprekend is.

Het centrale thema van Haantjes draait om de vraag: wat betekent het vandaag de dag nog om ‘man’ te zijn? De serie laat op hilarische en confronterende wijze zien hoe de vier hoofdpersonages worstelen met de veranderende sociale normen rondom mannelijkheid, seks en relaties. De quote ‘Heb je een lul, dan ben je een lul’ vat de toon van de serie perfect samen: scherpe humor met een kritische ondertoon.

Buitenlands tintje

Haantjes is de Nederlandse versie van de Spaanse Netflix-hit Machos Alfa en weet de thema’s op een herkenbare manier te vertalen naar de Nederlandse cultuur. Ook doet de serie qua sfeer en dynamiek tussen de mannelijke hoofdrolspelers denken aan de Nederlandse serie Divorce uit 2012, al is Haantjes net iets actueler in zijn maatschappijkritiek.

IJzersterke cast

Een van de grote krachten van Haantjes is de topcast. Waldemar Torenstra, Jeroen Spitzenberger, Benja Bruijning en André Dongelmans zetten geweldige rollen neer en brengen hun personages met veel nuance en komisch talent tot leven. Maar niet alleen de mannen schitteren in deze serie; de partners van de vrienden, gespeeld door Jennifer Hoffman, Eva Laurenssen en Jelka van Houten, stelen regelmatig de show. Ook is er een glansrol voor Frouke Verheijde, die als dochter van Ivo (Bruijning) dates voor haar vader probeert te regelen. De dynamiek tussen de personages is fantastisch en zorgt voor talloze pijnlijke en soms herkenbare momenten.

Humor en actualiteit

Wat Haantjes nog zo sterk maakt is de balans tussen humor en een scherpe blik op de veranderende rolpatronen in onze maatschappij. De serie neemt mannelijkheid onder de loep, maar doet dat zonder belerend te worden. De dialogen zijn scherpzinnig en de situaties waarin de hoofdpersonages belanden zijn zowel absurd als pijnlijk realistisch. De serie weet op luchtige wijze bloot te leggen hoe moeilijk het kan zijn voor mannen om zich aan te passen aan een wereld waarin oude zekerheden niet langer gelden.

Vrouwelijke regisseurs

Een opvallend aspect van Haantjes is dat de regie in handen is van vrouwelijke makers. Dit zorgt voor een frisse en scherpe kijk op de thematiek. In plaats van een serie die centraal stelt hoe ‘zwaar’ mannen het tegenwoordig hebben, krijgen we een evenwichtige en grappige blik op hoe zowel mannen als vrouwen omgaan met veranderende machtsverhoudingen binnen zowel relaties als de samenleving.

Met zijn humor, scherpe observaties en ijzersterke cast is Haantjes een groot succes. De serie slaagt erin om een actueel thema op luchtige, maar treffende wijze te verpakken en weet daarmee een breed publiek aan te spreken. Of je nu zelf worstelt met de verwachtingen rondom mannelijkheid of gewoon zin hebt in een heerlijke komische dramaserie: Haantjes is een absolute aanrader.

Hopelijk komt er snel een tweede seizoen, want dit smaakt naar meer!

Muziek / Album

Mooie cd op een mooi label

recensie: Herder’s Herd – Juho Myllylä
Juho Myllylä - afbeelding rechtenvrij - fotograaf Leonardo Graterol - IILeonardo Graterol

De klank van een soloblokfluit kan kaal zijn en doen denken aan een paar bomen in een film van Andrej Tarkovski. Of – zoals op de coverfoto van de cd Herder’s Herd – aan de Kaldoaivi-wildernis in het Noord-Finse Lapland. Een foto van Jesse Harrison, die ook de foto’s voor het binnenwerk van het begeleidende boekje maakte. Onder meer van het Nationaal Park Sarek in Zweeds Lapland. Variërend van wilde natuur en ijzige bergtoppen tot een rustige stroom in een dal.

Herder’s Herd is het solodebuut van Juho Myllylä op het mooie, Nederlandse label 7 Mountain Records. De Fin Juho Myllylä is een veelzijdig musicus, die al tien jaar in Amsterdam woont. Hij is behalve blokfluitist ook gitarist en singer-songwriter, lid van het Finse Ensemble Gamut!, The Royal Wind Music en de band Burntfield. Zijn repertoire loopt van volksmuziek, middeleeuwse en renaissancemuziek, via de barok en hedendaagse muziek tot alternatieve rock. In alle gevallen zoekt hij naar manieren om deze diverse stijlen nieuw leven in te blazen en met elkaar te verbinden. Onder meer door improvisatie en het gebruik van elektronica.

Nieuwe noten

In 2023 ontstond het project Nieuwe Noten van het Gaudeamus Festival, November Music in ’s-Hertogenbosch en het Amsterdamse Grachtenfestival. Aan jonge componisten, leeftijdgenoten van Myllylä, werd gevraagd een compositieschets voor blokfluit te schrijven. Hieruit kozen Myllylä en het Gaudeamus Festival de vier beste inzendingen. De componisten werkten hun schetsen uit, Myllylä bracht ze tijdens de diverse festivals ten gehore.

Deze vier werken staan nu op dit album, samen met twee andere composities: Orange, Blue and Pink van de Nederlander Arjan Linker (2000) en Faust’s Lullaby van de grotendeels in Nederland woonachtige Andrea Guterres (1991). De cd is op deze manier niet alleen een voldragen document geworden, maar ook een inspiratiebron voor zowel componisten als blokfluitisten betreffende alle mogelijkheden van het instrument én een welkome kennismaking met dit repertoire voor luisteraars.

Volgens het persbericht worden ‘alle vooroordelen over de blokfluit van tafel geveegd’. Onder andere door het gebruik van moderne technieken als circular breathing (een continue toon), Flatterzunge (tongtechniek Rrrrr …), het alleen bewegen van de kleppen op de grotere instrumenten en multiphonics, waarbij meerdere tonen tegelijk klinken.

De vier composities

Het titelstuk, Herder’s Herd is geschreven door de Letse componist Raivis Misjuns (1993). Een prachtig, verstild werk voor altblokfluit. Het werk is gebaseerd op gebroken akkoorden die telkens op een andere manier met verschillende articulaties (gebonden / gestoten), in verschillende registers (laag / hoog), wel of geen vibrato worden herhaald en ook wat verschuiven. Zo kun je je ook voorstellen dat rivieren op de foto’s van Harrison soms wat verschuiven, buiten hun oevers treden, maar zich net als Misjuns herinneren wat hun loop eens was.

Heeft Misjuns zijn mosterd bij onder meer Johann Sebastian Bach gehaald, de Belgische componist Ernst Spyckerelle (1991) liet zich voor zijn eveneens driedelige Marsyas beïnvloeden door het Griekse verhaal over de satyr Marsyas (sopraninoblokfluit) en de god Apollo (elektronica). Het duel loopt slecht af, maar dat is wat je eigenlijk zou moeten zien, want bij de première tijdens het Grachtenfestival 2023 in De Duif in Amsterdam werd de blokfluitist de onderwereld (de krochten van de kerk) ingejaagd…

Waves van de Spaanse componist A. Crespo Barba (1995), onder meer coach van de afdeling Artistiek Onderzoek van Codarts Rotterdam, is een intrigerend werk voor basblokfluit en sinusgolven dat zich beweegt tussen licht en donker.

Het klanklandschap van her immeasurable soul van de afwisselend in IJsland en Nederland wonende componiste en beeldend kunstenaar Hildur Elisa Jónsdóttir (1993) roept tenslotte misschien nog de meeste associaties op met de foto’s van Jesse Harrison: de kracht van de natuur. We horen een sopraanblokfluit gillen en een Paetzold subgrootbasblokfluit stoom afblazen. Met daarbij een zuchtende en kreunende instrumentalist. De deels grafische partituur geeft hem veel ruimte voor improvisatie.

Al met al een afwisselend, mooi samengesteld programma met muziek van nu, die de mogelijkheden van de blokfluit ten volle toont en door Juho Myllylä, die boven de materie staat, volledig worden uitgebuit. Een fraaie cd kortom op een interessant label. Smaakt naar meer!

Theater / Voorstelling

Het uitzonderlijke leven van Josephine Baker

recensie: Josephine B. - Een leven in revue
Josephine Baker musical scene© Wesley de Wit

Van topless dansen in een bananenrokje tot het ontvangen van de Légion d’honneur: het leven van de Amerikaans-Franse superster Josephine Baker was een rollercoaster. De nieuwe musical Josephine B. vertelt haar uitzonderlijke levensverhaal in de revuestijl die haar in de jaren 20 en 30 zo mateloos populair maakte.

Theaterproducent De Graaf & Cornelissen gooit het na twee jaar vol grote, bekende producties als Les Misérables, Mammia Mia! en Saturday Night Fever over een andere boeg. Josephine B. is een kleine musical met originele muziek aangevuld met Bakers eigen nummers als ‘J’ai Deux Amours’ en ‘I’m Feelin’ Like a Million’. Een gedurfd onderwerp aangezien lang niet iedereen bekend is met het leven en de muziek van miss Baker.

Het bananenrokje ontstegen

De musical start op het moment dat de 19-jarige Josephine Baker vlucht uit gesegregeerd Amerika en – zoekend naar ultieme vrijheid – voet zet op Franse bodem. Ze begint haar carrière als achtergronddanseresje in een zwarte revue waar ze zich geheel tegen haar principes laat overhalen om topless in een banenrokje te poseren en te dansen. Hierdoor groeit ze uit tot een Parijse sensatie. Ze maakt slim gebruik van haar roem: ze neemt deel aan het Franse verzet in de Tweede Wereldoorlog en helpt Martin Luther King in zijn strijd tegen racisme en segregatie. Zo speecht ze tijdens de bekende March on Washington in 1963, waar King ook zijn bekende ‘I have a dream’-speech geeft.

Een geweldige cast

scene uit Josephine B.

© Wesley de Wit

Channah Hewitt is als jonge, maar ook als oudere Josephine een geweldige castingkeuze. Ze zingt de sterren van de hemel – wat ze al eerder deed in haar rol als Fantine in les Misérables – en brengt zowel de musicalnummers als Bakers nummers op haar eigen manier: van pure emotie tot ultieme show in exorbitante kostuums. Ze wordt daarbij ondersteund door een ensemble van acht mannen die door middel van meerstemmig gezang en dans haar levensverhaal uitbeelden. Elk vertolkt ook een man die belangrijk was in het leven van Josephine. Vooral Leo-Alexander Hewitt en Yannick Plugers maken indruk. Hewitt is een statige, maar ook warme en benaderbare Martin Luther King terwijl Plugers grote liefde Jo Bouillon speelt: een lieve, dienstbare man die zijn eigen wensen opzijzet ten gunste van de dromen van Baker.

Doordrenkt met revue

Het levensverhaal van Baker wordt in hoog tempo verteld zonder de nodige aandacht voor belangrijke momenten te verliezen. Korte scenes wisselen elkaar af, maar er wordt uitgebreid stilgestaan bij haar onvervulde wens om een kindje op de wereld te zetten. De musical is daarnaast doordrenkt van de jaren 20 revuestijl; zelfs de nazisoldaten die door miss Baker worden misleid, lopen rond met een rode glitterband om hun arm. De teksten van de originele nummers zijn zoals je dat van een gemiddelde Nederlandstalige musical mag verwachten: soms vol van clichés, maar de boodschap en de emotie komen altijd over door het sterke acteerwerk van Hewitt.

Josephine B. is een welkome toevoeging aan het Nederlandstalige musicallandschap. Origineel, goed uitgevoerd en leerzaam voor een publiek dat wellicht niet al te bekend is met het Frans-Amerikaanse icoon. De musical is vrolijk en luchtig zoals Bakers revues, maar benadrukt de serieuze onderwerpen op een vernuftige manier. Het grenzeloze optimisme van Baker – die zich niet liet tegenhouden door seksisme, rassenhaat, oorlog of onvervulde dromen – is nog even inspirerend en relevant als honderd jaar geleden. J’ai deux amours, in de vorm van Josephine Baker en Channah Hewitt.