Tag Archief van: museum

Expo binnenland

Gedenkwaardige botsingen tussen mens en dier

recensie: Dode dieren met een verhaal
Het Natuurhistorisch

Het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam heeft een verrassende verzameling dieren in haar collectie. Naast uitgestorven diersoorten en de keurige exemplaren ter documentatie van de biodiversiteit, bevinden er zich dieren die beroemd zijn geworden om hun noodlottige einde. In de kleine tentoonstelling ‘Dode dieren met een verhaal’ vertelt een handjevol opgezette dieren onder wat voor omstandigheden zij stierven.

In eerste instantie is het een grappig gezicht: een musje naast een rij dominostenen, of een egel met zijn kop in een McFlurry beker. De welbekende gele ‘M’ met de spreuk I’m lovin’ it duidelijk zichtbaar op de verpakking. De kennismaking van schuwe bosbewoners met de bewoonde wereld is bijna cartoonesk, totdat je beseft hoe gruwelijk deze ontmoeting voor de dieren afliep. Zo blijkt het musje de beruchte Dominomus te zijn, die in 2005 een evenementenhal in Leeuwarden binnenvloog. Hij fladderde 23.000 dominostenen omver, die er voor het televisieprogramma Domino Day geplaatst waren en werd doodgeschoten om verdere ‘sabotage van de recordpoging’ te voorkomen.

Onschuldige uitvindingen met fatale gevolgen

Mensen hebben de wereld zo ingericht dat ze voor ons zo praktisch en veilig mogelijk is. Er zijn kooktoestellen en waterkranen,  maar ook glazen ruiten en elektriciteitsleidingen. We houden er niet altijd rekening mee dat bepaalde uitvindingen het dodental opdrijven onder andere aardbewoners. De dieren in deze tentoonstelling drukken je met de neus op de feiten.

Zo kwam de McFlurry-egel om het leven omdat hij, net zoals veel mensen, een zwak had voor de ijsjes van de McDonalds. Met zijn hoofd paste hij precies door de smalle opening aan de bovenkant van de beker. Toen hij was uitgegeten bleef hij, net zoals veel van zijn soortgenoten, achter de plastic kraag hangen en verhongerde. Behalve de egel liggen er nog andere dieren wiens contact met plastic afval fataal afliep. Opeens wordt je bewust van de keren dat je zelf achteloos iets hebt weggegooid. Jezelf toen wijsmakend dat het voor deze ene keer geen kwaad kon.

Enthousiaste verzamelaars

Wat opvalt is de trots waarmee het Natuurhistorisch Museum de dieren presenteert. Het museum moet er flink voor lobbyen en soms concurreren met souvenirjagers die dieren opsporen voor hun persoonlijke collectie. Veel dieren zijn grootscheeps in het nieuws geweest waardoor ze op de radar van enthousiaste verzamelaars verschijnen.

De dertienjarige Christoph van Ingen bijvoorbeeld, ontdekte in 2018 een ingevroren ijsvogel in het ijs van een sloot in Oostzaan. Hij was waarschijnlijk op zoek naar vissen, die door de vorst onbereikbaar waren, en is door de honger overleden. Nadat de jongen zijn vondst op sociale media had gedeeld, kwamen er al snel andere mensen op af. Uiteindelijk zaagde hij de vogel uit het ijs om te voorkomen dat hij door iemand werd meegenomen. Hij borg hem op in zijn vriezer. Uit dit, en andere verhalen in de tentoonstelling, blijkt de brede belangstelling voor het lot van dieren in de moderne samenleving.

Prettige afwisseling

De onconventioneel opgezette dieren in ‘Dode dieren met een verhaal’ vormen een prettige afwisseling met de andere dieren uit de vaste collectie. Ze zijn opgezet zoals ze zijn gevonden en niet op een manier waarop ze weer levend lijken. Het is jammer dat het een toch betrekkelijk kleine tentoonstelling is, die zich direct achter de ingang in de hal van het museum bevindt. Het is er al snel druk en krap omdat iedereen via die route moet om de rest van het museum te kunnen bekijken. Dit nodigt er niet toe uit om lang te blijven kijken.

Desondanks is de tentoonstelling in combinatie met de rest van het museum een bezoek waard. In de vaste opstelling zijn de skeletten van een mammoet en een sauriër te bewonderen, en fossielen van schelpen, zee-egels en haaientanden. Daarnaast staat er in de torenkamer het skelet van de in 1998 overleden olifant Ramon uit Diergaarde Blijdorp.

Tot en met 12 maart 2023 zijn er dan ook nog de röntgenfoto’s te zien die medisch specialist Arie van ‘t Riet maakte om de geheimen van de dierlijke anatomie bloot te leggen. Alles bij elkaar kun je in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam heerlijk een aantal uur genieten van wat de natuur allemaal te bieden heeft.

McFlurry egel – Het Natuurhistorisch

Dode dieren met een verhaal
Natuurhistorisch Museum Rotterdam
Onderdeel van de vaste collectie (altijd te zien)

Expo binnenland

Gedenkwaardige botsingen tussen mens en dier

recensie: Dode dieren met een verhaal
Het Natuurhistorisch

Het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam heeft een verrassende verzameling dieren in haar collectie. Naast uitgestorven diersoorten en de keurige exemplaren ter documentatie van de biodiversiteit, bevinden er zich dieren die beroemd zijn geworden om hun noodlottige einde. In de kleine tentoonstelling ‘Dode dieren met een verhaal’ vertelt een handjevol opgezette dieren onder wat voor omstandigheden zij stierven.

In eerste instantie is het een grappig gezicht: een musje naast een rij dominostenen, of een egel met zijn kop in een McFlurry beker. De welbekende gele ‘M’ met de spreuk I’m lovin’ it duidelijk zichtbaar op de verpakking. De kennismaking van schuwe bosbewoners met de bewoonde wereld is bijna cartoonesk, totdat je beseft hoe gruwelijk deze ontmoeting voor de dieren afliep. Zo blijkt het musje de beruchte Dominomus te zijn, die in 2005 een evenementenhal in Leeuwarden binnenvloog. Hij fladderde 23.000 dominostenen omver, die er voor het televisieprogramma Domino Day geplaatst waren en werd doodgeschoten om verdere ‘sabotage van de recordpoging’ te voorkomen.

Onschuldige uitvindingen met fatale gevolgen

Mensen hebben de wereld zo ingericht dat ze voor ons zo praktisch en veilig mogelijk is. Er zijn kooktoestellen en waterkranen,  maar ook glazen ruiten en elektriciteitsleidingen. We houden er niet altijd rekening mee dat bepaalde uitvindingen het dodental opdrijven onder andere aardbewoners. De dieren in deze tentoonstelling drukken je met de neus op de feiten.

Zo kwam de McFlurry-egel om het leven omdat hij, net zoals veel mensen, een zwak had voor de ijsjes van de McDonalds. Met zijn hoofd paste hij precies door de smalle opening aan de bovenkant van de beker. Toen hij was uitgegeten bleef hij, net zoals veel van zijn soortgenoten, achter de plastic kraag hangen en verhongerde. Behalve de egel liggen er nog andere dieren wiens contact met plastic afval fataal afliep. Opeens wordt je bewust van de keren dat je zelf achteloos iets hebt weggegooid. Jezelf toen wijsmakend dat het voor deze ene keer geen kwaad kon.

Enthousiaste verzamelaars

Wat opvalt is de trots waarmee het Natuurhistorisch Museum de dieren presenteert. Het museum moet er flink voor lobbyen en soms concurreren met souvenirjagers die dieren opsporen voor hun persoonlijke collectie. Veel dieren zijn grootscheeps in het nieuws geweest waardoor ze op de radar van enthousiaste verzamelaars verschijnen.

De dertienjarige Christoph van Ingen bijvoorbeeld, ontdekte in 2018 een ingevroren ijsvogel in het ijs van een sloot in Oostzaan. Hij was waarschijnlijk op zoek naar vissen, die door de vorst onbereikbaar waren, en is door de honger overleden. Nadat de jongen zijn vondst op sociale media had gedeeld, kwamen er al snel andere mensen op af. Uiteindelijk zaagde hij de vogel uit het ijs om te voorkomen dat hij door iemand werd meegenomen. Hij borg hem op in zijn vriezer. Uit dit, en andere verhalen in de tentoonstelling, blijkt de brede belangstelling voor het lot van dieren in de moderne samenleving.

Prettige afwisseling

De onconventioneel opgezette dieren in ‘Dode dieren met een verhaal’ vormen een prettige afwisseling met de andere dieren uit de vaste collectie. Ze zijn opgezet zoals ze zijn gevonden en niet op een manier waarop ze weer levend lijken. Het is jammer dat het een toch betrekkelijk kleine tentoonstelling is, die zich direct achter de ingang in de hal van het museum bevindt. Het is er al snel druk en krap omdat iedereen via die route moet om de rest van het museum te kunnen bekijken. Dit nodigt er niet toe uit om lang te blijven kijken.

Desondanks is de tentoonstelling in combinatie met de rest van het museum een bezoek waard. In de vaste opstelling zijn de skeletten van een mammoet en een sauriër te bewonderen, en fossielen van schelpen, zee-egels en haaientanden. Daarnaast staat er in de torenkamer het skelet van de in 1998 overleden olifant Ramon uit Diergaarde Blijdorp.

Tot en met 12 maart 2023 zijn er dan ook nog de röntgenfoto’s te zien die medisch specialist Arie van ‘t Riet maakte om de geheimen van de dierlijke anatomie bloot te leggen. Alles bij elkaar kun je in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam heerlijk een aantal uur genieten van wat de natuur allemaal te bieden heeft.

McFlurry egel – Het Natuurhistorisch

Dode dieren met een verhaal
Natuurhistorisch Museum Rotterdam
Onderdeel van de vaste collectie (altijd te zien)

Kunst / Expo binnenland

Veel geleerd van het leven

recensie: Kiezen voor Vincent

Alle goede dingen bestaan in drieën. Zo ook de eerste jubileumtentoonstelling van het 50-jarige Van Gogh Museum: Kiezen voor Vincent. Portret van een familiegeschiedenis.

De conservator van de expositie, Lisa Smit, heeft het in samenwerking met onder anderen de vormgevers van Synergique voor elkaar gekregen drie accenten tot een harmonieus, educatief en speels geheel samen te smelten. Een tour de force die alle lof verdient.

Het verhaal van de collectie
Kiezen voor Vincent vertelt het verhaal van de collectie van het Van Gogh Museum – meteen het eerste accent van de expo – als een familiegeschiedenis (accent twee). Naast de schilder zelf staan nog drie mensen centraal in dit verhaal: zijn broer Theo van Gogh, diens vrouw Jo van Gogh-Bonger en hun zoon ingenieur Vincent van Gogh. Dit doen ze aan de hand van een ietwat vrij geïnterpreteerde, op de grond uitgezette kronkelige tijdlijn (accent drie) die begint met het geboorte-uittreksel van Vincent van Gogh (1853-1890) zelf.

Amandelbloesem, Vincent van Gogh, 1890, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)De tentoonstelling beweegt zich tussen het werk Amandelbloesem (1890), dat Vincent voor zijn pasgeboren neefje en naamgenoot schilderde en Het uitgaan van de Hervormde Kerk van Nuenen (1884-1885) dat hij schilderde voor zijn moeder toen die thuiszat en niet naar de kerk kon. Het is dit doek dat ‘de ingenieur’, zoals de bijnaam van Vincents neef luidt, in 1958 kocht en onderbracht bij de Vincent van Gogh Stichting. In 1973 kwamen beide werken in het Van Gogh Museum te hangen en werden zo niet alleen publiekelijk toegankelijk maar ook publiekslievelingen. De collectie van het museum groeide uit tot zo’n 200 schilderijen, 500 tekeningen, 30 prenten en ruim 800 brieven en is daarmee de grootste collectie werken van Van Gogh ter wereld.

 

Actieve kunstbeleving
De expositie zet in op actieve kunstbeleving. In plaats van uitvoerige zaalteksten zijn er beknopte bordjes en op kinderen toegesneden ‘Wist jij dat …?’-vragen. Voor volwassenen zijn er keuzemomenten met op panelen aan de ene kant een vraag (zowel Nederlands- als Engelstalig) en op de andere kant het antwoord. Bijvoorbeeld de vraag of Vincent in 1880 al dan niet besloot kunstenaar te worden.
Ook van de multimediatour is een versie voor volwassenen en een versie voor kinderen beschikbaar.

Het speelse element zit niet alleen in de vormgeving, met duidelijk afgebakende onderdelen die door middel van ronde gaten die fungeren als doorkijkjes toch met elkaar zijn verbonden, maar ook in de animaties van Kiezen voor Vincent. Zo zien we bijvoorbeeld twee broers bij een molen in Rijswijk, waar Theo en Vincent in 1869 aan elkaar verklaarden dat ze niet alleen broers, maar ook vrienden zijn. De animaties worden verder tot leven gewekt door een geluidsband, waardoor je je kunt verbeelden de pennenstreken van een schrijvende hoofdpersoon te horen, maar ook die van Jo, wier – ten onrechte minder bekende – dagboek voor het eerst wordt getoond.

Prenten, een kabinet en gordijnstof
Naast de al genoemde, bekende schilderijen van Vincent is er ook werk te zien van enkele andere kunstenaars, allemaal uit de museumcollectie. Zo is bijvoorbeeld De holle weg van de Franse schilder Jules Dupré (1811-1889) te zien. Hij was lid van de Barbizon-school, die duidelijk een invloed had op de stijl van Van Gogh.

Bijzonder zijn enkele prenten en de wand met illustraties die de broers respectievelijk kochten of uit tijdschriften knipten en opplakten. “De illustraties waren niet verheven, maar verhieven Vincent wel” schreef Fleur-Roos Rosa de Carvalho raak in het informatieve en prachtig uitgevoerde boek bij de tentoonstelling. Een boek dat veel langer meegaat dan de looptijd van de expositie.

Vincent van Gogh, Jo Cohen Gosschalk-Bonger en Johan Cohen Gosschalk in de eetkamer van hun huis op 77 Koninginneweg, Amsterdam, eind 1910 of begin 1911. Op de muur hangen de werken De brug van Langlois en De oogst. Bernard Eilers, Amsterdam. Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)In de ‘afdeling Theo’ valt diens kabinet te zien, dat vanaf nu in de vaste collectieopstelling zal worden opgenomen. Hierin – zo schrijft Jo in haar dagboek – bewaarde Theo Vincents “mooie etsen en platen”. In de ‘afdeling Jo’ tenslotte is een staaltje te zien van de gordijnstof uit hun woning. Dichterbij kan je haast niet komen.

In haar dagboek schrijft Jo dat Theo haar veel heeft “geleerd over kunst – neen laat ik liever zeggen dat hij me veel heeft geleerd van het leven”. En dát is wat Kiezen voor Vincent ten diepste ademt. Harmonieus, educatief rijk, mooi en speels vormgegeven. Wat zou ik hebben gedaan als ik in de schoenen van Theo, Jo en ingenieur Vincent had gestaan? Hebben zij de juiste beslissingen aangaande de opbouw van de collectie genomen? Dát is de vraag die uiteindelijk telkens en vooral wordt gesteld. Het antwoord is aan de bezoeker, ieder voor zich of in familieverband.

Kunst / Expo binnenland

Hoe een jongen uit Delfshaven opklom tot de Parijse avant-garde

recensie: Kees van Dongen - Singer Laren

Met dit klassieke verhaal over hoe een jongen ‘met een krijtje in de hand’ naar Parijs trok en wereldberoemd werd, heeft het Singer museum in Laren een ware publiekstrekker gevonden. Maar is dat terecht? T/m 7 mei in Singer Laren.

 

Stelt u zich voor. Een willekeurige dinsdagmiddag, kwart over drie in een museum. Uitgestorven? Niet in Singer Laren. Keuvelende pensionado’s in bonte truien, met kleurige brilmonturen trekken en masse aan het oog voorbij.

Het lijkt erop dat het Singer met Kees van Dongen een ware publiekstrekker is geworden. Maar is dat terecht? Kort gezegd: ja. Met een charmant verhaal over hoe een jongen uit Delfshaven opklom tot de Parijse avant-garde weet het museum de aandacht te grijpen, en met de grote variatie aan werken en begeleidende teksten vast te houden.

Armoedige taferelen

Op een bepaald punt van zijn leven zat Van Dongen dan wel in een sjiek atelier mondaine vrouwen te schilderen terwijl het neusje van de Parijse avant-garde op bezoek kwam, maar ooit was hij een idealistische kunstenaar met een voorliefde voor armoedige taferelen en de zelfkant van het leven. We zien hoeren uit de Zandstraatbuurt in Rotterdam, armoedzaaiers en een loensende clown (Vieux clown, 1910). Een vrouw die zittend op de grond een schedel in de ‘ogen’ kijkt na een bepaalde hoeveelheid absint (Absintdrinkster, 1902). Maar ook Guusje, zijn eerste vrouw, met hun dochtertje (Ma Gosse et sa mère, 1907).

Daarnaast bleek Van Dongen niet vies van een kritische houding. Zo illustreerde hij in 1902 satirisch tijdschrift Ware Jacob, waarin onder andere op een strand met lijken een muilezel te zien is die ‘Wat zijn menschen toch stomme beesten,’ zegt.

Voor hij schilder werd, was Van Dongen een fanatieke tekenaar, die schilderen als inkomstenbron volgens de museumcatalogus zag als ‘de luxe dienen […] in een tijd dat armoede je overal omringt.’ Hij werkte liever ‘voor het volk in zijn geheel’ in plaats van voor ‘enkele gelddieven.’ Dezelfde filosofie als de gemiddelde graffitikunstenaar van nu dus.

Grote ogen

Kees van Dongen, Lieuses | Schovenbindsters, 1905, olieverf op doek, 37,5 x 45 cm, particuliere collectie, c/o Pictoright Amsterdam 2023

Schilderde Van Dongen dan eerst helemaal niet? Nou, zeker wel. Van een pittoresk Hollands schip op De Voorhaven (Zondag) uit ca.1895, naar de Van Gogh-achtige Schovenbindsters (1905) in een Frans korenveld. En Deux jeux (1911), die elke Kees van Dongen-leek zou herkennen aan de typische verfstreken, het kleurgebruik en vooral: de bijzonder grote ogen die de afgebeelde vrouw heeft.

Opvallend is het schilderij van Jack Johnson, de eerste zwarte wereldkampioen zwaargewicht boksen. Volgens het bijschrift in de expositie braken er in de VS raciale rellen uit waarbij veel doden vielen toen Johnson in 1910 de heersende wereldkampioen James J. Jeffries versloeg. Van Dongen kwam Johnson tegen in Parijs in 1914 en schilderde hem dat jaar naakt en met hoge hoed en wandelstok in de hand (Jack Johnson, circa 1914).

Kees van Dongen, L’Écuyère | Acrobate op paard, ca. 1906
olieverf op doek, 73,7 x 100,4 cm, particuliere collectie, Bremen, c/o Pictoright Amsterdam 2023

Aan het einde van Kees van Dongen heeft de bezoeker zoveel verschillende stijlen en werken gezien – had ik al Acrobate op paard uit 1906 genoemd, waarmee hij een ‘dialoog met Picasso’ aanging? – dat even bijkomen geen overbodige luxe is. Gelukkig zijn daar de open haard, het bier en de borrelplank van het Singer, dat naast een beeldentuin ook één van de gezelligste museumcafés heeft.

 

 

Catalogus ‘Kees van Dongen – De weg naar Succes’
Auteur: Anita Hopmans
Gebonden boek, 192 pagina’s met 125 illustraties
SKU: 12682
29,95

 

Kunst / Expo binnenland

Van Eeden volgt Van Gogh

recensie: De Haagse Gasfabriek: Van Eeden & Van Gogh

Marcel van Eeden heeft zich laten inspireren door de tekening Gasfabriek van Vincent van Gogh. Hij vond hem onheilspellend en wilde op de plek waar Van Gogh de tekening maakte op zoek naar de genius loci, ofwel de geest die op die plaats hangt. In De Mesdag Collectie in Den Haag toont Van Eeden zijn onderzoeksproces en zes grote houtskooltekeningen. De tentoonstelling is droomachtig en actueel, maar houdt wel een verlangen over naar meer.

Al dertig jaar lang is Van Eeden bezig met tekeningen. Vaak in zwart-wit; met houtskool, potlood of krijt als materiaal. Meer dan eens zit er een verhalend element in, gebruikt hij tekst naast beeld, en heeft het iets weg van een graphic novel. Voor zijn onderwerpen kiest hij geregeld voor een raadselachtige en obscure inslag. De kunstenaar werkt aan de hand van gevonden beelden en alleen met fotomateriaal van voor zijn tijd. Van Eeden noemt dit een onderzoek naar het niet-bestaan. Hij vindt het interessant hoe een levend organisme zich kan bezighouden met het niet-leven. Dit is voor hem als een droom.

Van Gogh achterna

In 1881 verhuisde Vincent van Gogh naar Den Haag vanwege het gunstige kunstklimaat en kreeg een betaalde opdracht van zijn oom Cor. Deze vroeg hem een aantal stadsgezichten te maken. Van Gogh maakte toen onder andere de tekening Gasfabriek. Zijn eerste betaalde opdracht en vooruitstrevend in de kunst, omdat kunstenaars niet vaak het onderwerp industrie uitkozen. Een houtdruk van Gustave Doré, over de ellendige omstandigheden in een Londense gasfabriek, had hem geïnspireerd. Van Gogh wilde een vergelijkbaar onderwerp zoeken in Den Haag.

Van Eeden komt zelf uit de Hofstad en zijn appartement ligt vlakbij het terrein waar de gasfabriek ooit heeft gestaan. Nu is alleen nog het kantoorgebouw overgebleven en ligt er een stadspark. Bij de voorbereiding voor deze tentoonstelling heeft hij een grondig vooronderzoek gedaan. Dit wordt ook vertoond bij de expositie. Er zijn krantenknipsels uit het jaar 1882, archiefmateriaal over de gasfabriek, achtergrondinformatie over de tekening van Van Gogh en hij heeft een fotoserie gemaakt op de plek waar de gasfabriek stond. Bij het onderzoek worden parallellen met vandaag getrokken over gas als brandstof en Rusland als agressor richting Europa.

Droom wordt nachtmerrie

De expositie bevat naast het onderzoek zes grote houtskooltekeningen. Deze zijn geconstrueerd vanuit archiefbeelden van de fabriek en Van Eeden heeft er een geheel van gemaakt. Ze lijken op ansichtkaarten waar het jaartal en locatie op zijn gekrabbeld; als een bericht – en misschien wel waarschuwing – uit het verleden. In een begeleidend filmpje vertelt de kunstenaar dat zijn tekeningen een droomachtig karakter hebben door de zwarte kleuren en omdat het formaat je de mogelijkheid geeft om het werk ‘in te stappen.’

Ook de foto’s uit zijn onderzoek ademen een droomachtige sfeer, mede door de, wollig-makende, fototechniek gomdruk. Samen met de grote houtskooltekeningen creëren ze een onpasselijke droom waar het onheil achter elke hoek kan schuilen. Waar hij ons, net als Van Gogh, laat nadenken over de gasindustrie, en de consequenties die hier aan vastzitten.

Langlopend verhaal

Gezien de hoeveelheid beelden die Van Eeden normaal altijd maakt, smaakt de tentoonstelling echter wel naar meer. Alsof dit de start is van een langlopend verhaal dat over meerdere decennia uitgesmeerd kan worden. Wellicht dezelfde tijdsspanne die de mensheid van het gas af wil komen.

Marcel van Eeden houdt ons een spiegel voor over de huidige politieke situatie en de energieproblemen die hieruit ontstaan en doet dat in een interessante dialoog met één van Nederlands grootste kunstenaars.

Kunst / Achtergrond
special: Edward Hopper’s New York
Afbeelding7Whitney Museum

Wat je moet weten over Hopper

Edward Hopper, was dat niet een nogal uitgekauwd subject dat al ongeveer honderd jaar de aandacht kreeg waar types als Nellie Mae Rowe alleen maar van konden dromen, dacht de criticus, toen ze met een kaartje in de hand nog even eerst koffie ging halen voor ze binnentrad bij Hopper’s New York in het Whitney Museum of American Art. Toch ligt hier een opengeslagen Hoppercatalogus en is er een biografie aangeschaft. Vijf verrassende feiten voor de Hopperleek.

1. Hopper was een reclametekenaar

Afbeelding1

Reclametekening van Hopper, voor Bricklayer’s Coffee Break 1907-1910 Whitney Museum of American Art, New York; Josephine N. Hopper Bequest
Rights and reproductions
© Heirs of Josephine N. Hopper/Licensed by Artists Rights Society (ARS), New York

Edward Hopper was een laatbloeier. Hij was een gesloten, zwijgzame man die zijn geld verdiende met reclametekeningen in een stijl die moeilijk te herkennen is als van de hand van de kunstenaar. Zonder zijn vrouw Jo Nivison Hopper, die Edward niet alleen onder de aandacht bracht van het Brooklyn Museum, maar ook de communicatie voor hem deed, was Hopper misschien wel een nukkige reclametekenaar gebleven, die in zijn vrije tijd schilderijen maakte.

2. Hopper haatte Parijs

Afbeelding2

Edward Hopper, Île Saint-Louis, 1909. Whitney Museum of American Art, New York; Josephine N. Hopper Bequest © Heirs of Josephine N. Hopper/Licensed by Artists Rights Society (ARS), New York

Oké. Hij haatte Parijs niet echt. Maar hij had een hekel aan fauvisme. ‘For the most part very bad’, schrijft hij na een bezoek aan Salon d’Automne naar huis. Dus toen hij in 1906 in Parijs was, trok hij niet naar Cézanne en consorten die een revolutie in de schilderkunst ontketenden, maar pakte zijn schilderspullen en begon met name gebouwen te schilderen, in een opvallend impressionistische stijl. In die tijd schenen wel meer New Yorkers naar Parijs te gaan, geschrokken van de hevige bouwambities in hun geliefde Manhattan.

3. Jo Hopper stond model voor haar man

Afbeelding4

Whitney Museum of American Art, New York; Josephine N. Hopper Bequest
Rights and reproductions
© Heirs of Josephine N. Hopper/Licensed by Artists Rights Society (ARS), New York

Het valt niet meteen op, maar alle vrouwen op Hoppers schilderijen zijn een en dezelfde vrouw: Jo Verstille Nivison Hopper. Ze stond model voor haar man, verkleedde zich zelfs geregeld. Hoewel het Whitney Museum de nadruk legt op hoe de Hoppers graag naar theater gingen, of hoe de twee samen hele karakters bedachten voor op de schilderijen, was het helemaal niet zo gezellig bij de Hoppers thuis als je zou denken.

Jo ondersteunde haar man in zijn werk, maar werd niet door hem gesteund. Terwijl zij, in tegenstelling tot Edward, een zelfstandig werkend kunstenaar was. Tot ze op haar 41e trouwde met meneer Hopper. Haar werk is nooit meer zo goed ontvangen als vóór het huwelijk.

Ook vochten de Hoppers elkaar vaak de tent uit, zowel fysiek als mentaal. Zij was geen goede huisvrouw, hij geen goede geliefde. Ze aten vlees uit blik en brachten, ondanks het huiselijk geweld, grote delen van de tijd samen door, waarin niet alleen gevochten, maar ook veel geschilderd werd. Op de expositie hangt New York Movie (1939), met daarnaast de schets voor het schilderij. Waar Jo op de schets glimlacht, is daar op het schilderij niks meer van over. Ook in Morning Sun (1952) komt ze anders uit de verf. Jo, getekend als een oudere dame op de schets, is op het schilderij op bepaalde vlakken jonger geverfd. Het draagt bij aan een zekere vervreemding die het – in principe vredige – tafereel opwekt.

Afbeelding3

Edward Hopper, New York Movie, 1939. The Museum of Modern Art; given anonymously. © 2022 Heirs of Josephine N. Hopper/Licensed by Artists Rights Society (ARS), New York. Image courtesy Art Resource, New York

4. Hopper mengde zich niet met zijn buren

Jo en Edward Hopper woonden in een studio aan Washington Square Park. Vanwege goedkope huur en tolerante mentaliteit was Greenwich Village in de jaren 20 van vorige eeuw aantrekkelijk voor kunstenaars en mensen met een bohemian inborst. Hopper echter, mengde zich niet met de vernieuwende artiesten. Hij maakte contact met een paar oudere mensen maar besteedde nogal weinig aandacht aan de beweeglijkheid om hem heen. De figuren op zijn schilderijen zijn nooit zichtbaar vrolijk of levendig. Hoewel de meeste kunstenaars om hem heen focusten op ‘the capital on the rise’ (letterlijk), koos Hopper ervoor om die opkomst van gebouwen en de drukte in de stad volledig weg te laten.

5. Hopper wordt gebruikt in scenografie

Afbeelding6

Edward Hopper, Study for Morning Sun, 1952. Whitney Museum of American Art, New York; Josephine N. Hopper Bequest
© Heirs of Josephine N. Hopper/Licensed by Artists Rights Society (ARS), New York

Afbeelding5

Morning Sun, 1952. Columbus Museum of Art, Ohio; museum purchase, Howald Fund
© 2022 Heirs of Josephine N. Hopper/Licensed by Artists Rights Society (ARS), New York

Hoppers horizontaal georiënteerde werken laten zich lezen als een bioscoopscherm. Zijn gebruik van licht, compositie en onderwerpen zijn een geliefde inspiratiebron voor filmmakers. Hoeveel acteurs zijn er dankzij Hopper wel niet eenzaam aan een bar neergezet, gefilmd van buitenaf? Volgens de overlevering keek Alfred Hitchcock naar Hopperschilderijen, en liet Hopper zich op zijn beurt inspireren door cinema, onder andere door Hitchcock. Voor beide makers is het voyeurisme in hun werk tekenend. Maar ook Wim Wenders (Paris, Texas) en David Lynch bestudeerden Hopperschilderijen om Amerika weer te geven.

Leestip

Edward Hopper’s New York, hardcover, 256 pagina’s, 65 dollar, te koop via Whitney Museum.

Kunst / Expo binnenland

Meesterlijke vrouwen

recensie: Vrouwenpalet 1900-1950, Kunsthal Rotterdam

Sinds kort is de tentoonstelling Vrouwenpalet 1900 – 1950 in haar geheel te zien in de Kunsthal in Rotterdam. Je kon het werk van deze onderschatte groep Nederlandse kunstenaars al eerder bewonderen in Museum De Wieger en Museum Dr8888. Maar nu komen ze eindelijk samen op een wel heel bijzondere plek. Het iconische gebouw van Rem Koolhaas, met zijn verschillende aanzichten, doet helemaal recht aan hun caleidoscoop van stijlen.

De tentoonstelling zelf is ook niet mis en telt een collectie van wel honderd werken. Bezoekers maken kennis met verschillende kunststijlen zoals luminisme, kubisme, expressionisme, cobra en abstract expressionisme. Aan bod komen bekende en minder bekende kunstenaars, onder wie Charley Toorop, Jacoba van Heemskerck, Else Berg, Lou Loeber, Alida Pott, Anna Sluijter en Lemmy van Hoboken. Welke keuzes hebben zij gemaakt en welke wegen hebben zij vrijgemaakt voor de generaties na hen? Je ontdekt het allemaal in deze prachtige reis door de tijd.

Spraakmakende kunst

Bij binnenkomst valt direct de uitgebreide verzameling modernistische kunstwerken op. Allemaal hebben ze hun eigen unieke karakter en vertellen ze iets over de tijd waarin ze zijn gemaakt. Zo bestaan de schilderijen van Jacoba van Heemskerk en Pau Wijnman uit kleurrijke, abstracte vormen, waarin de zichtbare werkelijkheid bijna is verdwenen. En ook de krachtige gebeeldhouwde koppen van Charlotte van Pallandt en de sculpturen van Lotti van der Graag laten zien dat deze kunstenaars van de norm durfden af te wijken. Aandacht voor sociale misstanden is bij veel van deze vrouwen dan ook een terugkerend thema. Charley Toorop en Anneke van der Feer leggen in hun werk het harde arbeidersbestaan vast en Nola Hatterman stelt in haar werk het zelfbewustzijn en de emancipatie van de Zwarte mens centraal.

Het is tof om te zien hoe deze vrouwen met de heersende normen willen breken en zich afzetten tegen het idee dat vrouwen enkel als hobby ‘lieflijke’ onderwerpen kunnen schilderen, zoals landschappen en stillevens. Vrouwen krijgen pas vanaf 1871 toegang tot kunstacademies en het zal daarna nog vijfentwintig jaar duren voordat zij naar naaktmodel mogen schilderen. Maar ondanks deze beperkingen weten veel vrouwen hun plek te veroveren tussen de mannelijke kunstenaars.

Reizen

Charlotte van Pallandt, Vrouwentors (1930), brons, Collectie Museum De Wieger

Veel van de kunstenaars uit de tentoonstelling reizen naar het buitenland – waaronder Parijs – waar ze meer vrijheid ervaren dan in Nederland. Ze doen hier nieuwe contacten op en er is meer ruimte voor het experimenteren met nieuwe stijlen. Dit zie je onder andere terug in het werk van Karin Kluth die tijdens een studiereis in 1927 verliefd wordt op de veertien jaar oudere Rotterdamse kunstenaar Ernst Leyden. De twee vertrekken een paar jaar later wegens oorlogsdreigingen naar New York waar ze zich ontpoppen tot schilders van de high society. Vanaf dan schildert Karin niet alleen, ze ontwerpt ook mozaïeken, tafels en lampen en illustreert voor tijdschriften als Vogue en Harper’s Bazaar. Een van haar werken die direct in het oog springt is het portret van de Amerikaanse beroemdheid Gloria Vanderbilt (1941). Karin schildert haar in een glamoureuze pose omringd door vlinders en een jongetje dat waarschijnlijk de god van de liefde symboliseert. Echter lijkt hij, gewapend met alleen zijn pijl en boog, naar beneden te vallen. Wat mogelijk op liefdesproblemen duidt.

Al met al is Vrouwenpalet een veelzijdige en interessante verzameling van voornamelijk schilderwerk en beeldhouwkunst. Wie geïnteresseerd is in het leven en gedachtegoed van vrouwelijke avant-garde kunstenaars uit de periode 1900 – 1950 wacht een mooie reeks aan verborgen kunstschatten. De kunstwereld was en is een mannenbolwerk, maar deze vrouwen bewijzen dat er zonder vrouwen geen vooruitgang mogelijk was geweest.

BM_Night Gradually Neutralizing the Machine that Philosophizes Selfishness, 2022
Kunst / Expo binnenland

Poëtische sciencefictionwereld

recensie: Basim Magdy: Een alligator in de wolken – KM21
BM_Night Gradually Neutralizing the Machine that Philosophizes Selfishness, 2022

Mysterieuze machines, planten, constructiewerken en schedels. Het komt allemaal terug in de fantasiewereld van Basim Magdy (1977, Egypte). In schilderijen, foto’s en film creëert hij een poëtisch mengsel van verleden, heden en toekomst. KM21 presenteert nu Magdy’s eerste tentoonstelling in Nederland.

KM21 – gelieerd aan Kunstmuseum Den Haag – brengt hedendaagse kunstenaars voor het voetlicht. Met zijn droomachtige universum verdient Basim Magdy deze spotlight zeker. Magdy is geboren en getogen in Egypte, maar woont en werkt tegenwoordig grotendeels in Bazel. Hij laat zich onder andere beïnvloeden door sciencefiction, strips, natuurdocumentaires en de apocalyptische toon van Bijbelverhalen. Daarbij beperkt hij zich niet tot één medium, maar experimenteert hij met schilderijen, foto’s, installaties en films. De resultaten zijn humoristisch, surreëel en zó kleurrijk dat het pas na een tijdje opvalt dat de tentoonstellingsmuren felgroen en -paars zijn.

De dood en andere transities

BM_Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye, 2022

Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye, 2022, olieverf en spuitbus op doek, 80 x 100 cm. Courtesy of the artist.

In de eerste ruimte van de tentoonstelling hangt het schilderij Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye. Een mannenhoofd groeit uit een plant – aloë vera? – en een bloem ontspruit uit zijn hoofd. Het is Patrice Lumumba, de eerste democratisch verkozen premier van de Republiek Congo. Hij heeft de prille Congolese onafhankelijkheid van België niet lang kunnen meemaken, want hij werd begin 1961 afgezet en vermoord. Driemaal raden hoe oud hij was. Deze kleurrijke en fantasievolle omgang met thema’s als de dood en andere vormen van transitie loopt als een rode draad door de tentoonstelling.

BM_FEARDEATHLOVEDEATH_04_0

Basim Magdy, FEARDEATHLOVEDEATH (film still), 2022, Super 16mm film overgezet naar Full HD. 17 min 15 sec.

Centraal is Magdy’s nieuwste film FEARDEATHLOVEDEATH, over de absurditeit van de dood en de onmogelijkheid deze te begrijpen. In een hallucinerende reis door slaapkamers, pretparken en verlaten grottensteden komen heden, verleden en toekomst samen. Beelden overlappen elkaar en worden soms begeleid door poëtische monologen. Er is een overgang van moderne constructie, flats en autogeluiden naar oude grottekeningen – een bewijs van een beschaving die in essentie niet heel anders was. We gaan van bomen in het bos naar het beeldrijm van zuilvormige grafstenen.

Alternatieve geschiedenissen

‘Always remember there was life before the internet,’ flitst er voorbij in dikke blokletters. ‘It was called ARPANET.’ Deze voorloper van het internet is door de meesten van ons vergeten. Geschiedenis wordt volgens Magdy meestal geschreven door mensen met macht of door mensen die kunnen schrijven. Wat had er kunnen gebeuren als er andere paden waren gebaand? Als de geschiedenis werd gevormd door andere winnaars? Deze hypothetische geschiedenis onderzoekt Magdy gedeeltelijk in zijn fantasiewereld. Dit is expliciet in zijn doorlopende serie Someone Tried to Lock Up Time, waarin hij fotografische beelden combineert met tekst. Hier komt Magdy’s poëtische kracht het sterkst tot uiting.

BM_Someone Tried to Lock up Time_Clouds are Dreams copy

Basim Magdy, Someone Tried to Lock Up Time (Clouds are Dreams), 2018-heden, 5 C-prints van chemisch bewerkte dia’s op Fujiflex metallic materiaal.

Mogelijkheden van het medium

Met al die focus op de onderwerpen zou je bijna vergeten dat Magdy op technisch vlak ook sterk is. Die verscheidenheid aan media maakt het extra knap. Sommige details van zijn olieverfschilderijen doen niet onder voor een Marlene Dumas in hun gelaagdheid. Zijn films en foto’s maakt Magdy op analoge wijze. Fotoafdrukken bewerkt hij met huishoudelijke middelen als bakpoeder, Coca-Cola en azijn. Dit zorgt voor kleurige wazen en erosie, een extra laag in Magdy’s fictieve werkelijkheid. Een wereld waar het aangenaam ronddwalen is.

Kunst / Expo binnenland

Leven, werk en vrienden van Mari Andriessen

recensie: Dicht bij Mari Andriessen - Verwey Museum Haarlem

Iedereen kent wel een beeldhouwwerk van de Haarlemse kunstenaar Mari Andriessen (1897-1979) in de openbare ruimte. Of het nu De Dokwerker in Amsterdam is, of het beeld van Cornelis Lely op de Afsluitdijk. Monumentale beelden zijn het, net als zijn verzetsmonumenten in Heemstede, Putten, Enschede en Scheveningen. Andriessen heeft echter veel meer gemaakt: kleine beelden, penningen, tekeningen, schetsen/voorontwerpen, eerst met potlood en houtskool, later ook met balpen. Die tekeningen zijn nu voor het eerst te zien op de tentoonstelling Dicht bij Mari Andriessen in Verwey Museum Haarlem.

Voor alles beeldhouwer

Het zijn mooie tekeningen, daar niet van, maar Mari Andriessen is toch voor alles beeldhouwer geweest. Niet voor niets staat het gipsmodel van De Dokwerker in het hart van de eerste zaal, op een ’bok’ uit zijn eigen atelier, waaruit meer objecten zijn te zien. De teksten in deze zaal gaan in op de manier waarop de beelden technisch tot stand kwamen. Eerst was er een model in de dubbele betekenis van het woord. In het geval van De Dokwerker (1951-‘52) was dat de forse Haarlemse timmerman Willem Termetz die zijn mannetje stond. Dan maakte een technisch specialist een vergroting in gips en tenslotte ging in dit geval bronsgieterij Binder uit Haarlem aan het werk.

Indrukwekkend om te zien is hoe de vorm de inhoud vaak bevestigt. Dat was bij De Dokwerker het geval, maar bijvoorbeeld ook bij het bekende beeldje van Anne Frank (1975) op de Amsterdamse Westermarkt. Op een tekstbordje wordt gewezen op het onrijpe, haast onvoltooid overkomende van de frêle én fiere beeltenis van de vermoorde Anne Frank. De voorstudies die te zien zijn, worden zonder verdere aanduiding getoond, omdat ze eigenlijk voor zich spreken: handen, meisjeskopjes, een cellospeler, moeder en kind.

Brede context

Atelier Mari Andriessen, foto Cor van Weelen

Instructief is de context die wordt gegeven: een stamboom van de kunstzinnige familie Andriessen, de leraar van Mari, Jan Bronner, zijn vrienden, waaronder Godfried Bomans en de beeldhouwer en verzetsheld Frits van Hall en Andriessens enige leerling: Theo Mulder (1928-2017). Hier wordt fijntjes opgemerkt dat prinses Beatrix, die immers ook beeldhouwt, in 1970 bij een bezoek aan Andriessens atelier aanwijzingen van de meester afsloeg. Een meester die overigens lang niet altijd zeker was van zichzelf, en op het eind van zijn leven werd geholpen door zijn leerling Mulder.

Tot de context behoren ook portretten van Mari Andriessen door andere kunstenaars, zoals Willem Hofker (1924) en Otto B. de Kat, die hem vanaf de Tweede Wereldoorlog tot ca. 1978 afbeeldde, een jaar voor Andriessens overlijden. Interessant tenslotte is een foto van de leden van de Haarlemse sociëteit Teisterband, die in de kelder van Café Brinkmann op de Grote Markt bijeenkwam.

Mari Andriessen en Kees Verwey

Interessant is ook Andriessens vriendschap met de kunstschilder Kees Verwey (1900-1995), die net als Andriessen uit een kunstzinnige familie kwam. Naar Verwey is het stadsmuseum in het voormalige St. Elisabeth Gasthuis genoemd. Een museum dat nogal eens van naam veranderde: Historisch Museum (2005), Museum Haarlem (2015) en nu dus als eerbetoon aan de kunstenaar Verwey Museum Haarlem (september 2022). Op de bovenste verdieping is tot 13 februari 2023 de tentoonstelling De stille liefde van Kees Verwey te zien. We kennen zijn schilderijen van exposities in het Frans Hals Museum (locatie Hal), maar het is leuk om de gelegenheid te baat te nemen en nu eens op zoek te gaan naar overeenkomsten tussen het werk van Andriessen en Verwey, afgezien van het materiaal waarmee ze werkten.

Deze overeenkomsten geven zich niet zomaar prijs, maar ze zijn er wel: in de lossere en vrijere toets van de late Verwey en in het vergelijkbare, vrijere, ruimtelijke en zich weinig in details verliezende werk van Andriessen na ca. 1930. Vanaf die tijd was hij niet meer opgesloten in de iconografie van de rooms-katholieke beeldende traditie. Een traditie die onder meer valt te zien in zijn beelden en altaren in wat na de restauratie nu de KoepelKathedraal Haarlem heet (voorheen St. Bavo).

Van Verwey valt een voorjaarsboeket uit 1954 te zien, nog helemaal in klassieke stijl. Dan is er een schilderij uit 1975 waarop hij zijn atelier schilderde, met een sfinxkop. En uiteindelijk ook een vroeg zelfportret dat hij in 1995, het jaar van zijn overlijden weer oppakte. Met portretteren had hij verder niet zoveel, met kijken des te meer. Net zoals Andriessen: goed kijken en het model trachten te doorgronden. Niet altijd tot genoegen van dat model. Maar wel van de kijker op de twee kleine, mooi samengestelde en vormgegeven tentoonstellingen.

 

Kunst / Expo binnenland

Gustav Klimt: On the shoulders of giants

recensie: Golden Boy Gustav Klimt – Van Gogh Museum
Gustav Klimt, Waterslangen II, 1904, Bewerkt 1906-1907, Olieverf op doek, 80 x 145 cm, Privécollectie, courtesy of HomeArt, Privécollectie, courtesy of HomeArt

De tentoonstelling Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse… in het Van Gogh Museum plaatst iconische werken van de Oostenrijkse avant-gardist tussen zijn internationale inspiratiebronnen. En dat zijn er heel wat; die drie puntjes aan het eind van de titel zeggen genoeg. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling met een veelvoud aan visuele connecties.

Niet alles wat schittert is goud. In het geval van Gustav Klimt – je weet wel, de man van De Kus (1907-1908) – kun je dat positief opvatten, want hij is veel meer dan zijn bladgoud en decoratieve patroontjes. De uitgebreide tentoonstelling, een samenwerking tussen het Van Gogh Museum en het Belvedere Museum in Wenen, toont de kunstenaar in al zijn facetten. Door Klimts oeuvre naast dat van zijn Westerse tijdgenoten te tonen, laat het museum goed zien hoe hij inspiratie haalde uit bijvoorbeeld Lawrence Alma-Tadema, Jan Toorop en Edvard Munch. Maar ook hoe hij deze inspiratie verwerkte tot zijn eigen originele stijl.

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery (in 1976 aangekocht).

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery

Een schat aan vergelijkingen

Gustav Klimt (1862-1918) was academisch opgeleid. Geleidelijk bewoog hij weg van zijn vroege traditionele werk. Klimt was een van de oprichters van de baanbrekende kunstenaarsvereniging Secession (1897). De vereniging haalde voor haar tentoonstellingen veel internationale, moderne kunst naar Wenen. Zo stond ook Klimt zonder veel te reizen oog in oog met de Europese artistieke pioniers. Daar stak hij heel wat van op. De tentoonstelling toont dit semi-chronologisch aan de hand van de verschillende thema’s in Klimts werk. Van het klassieke begin gaan we naar de subtiele kleurschakeringen en dromerige sfeer van zijn ‘stemmingskunst’. Het Portret van Hermine Gallia (1903-1904) hangt naast Harmonie in wit en blauw (c. 1872-1874) van James Abbott McNeill Whistler. In beide schilderijen smelten de modellen samen met hun achtergrond in de decoratieve eentonige kleurcomposities.

Het Van Gogh Museum besteedt altijd veel aandacht aan de opzet van hun tentoonstellingen en dit is geen uitzondering. In een zaal-in-een-zaal installatie hangt een reproductie van Klimts Beethovenfries (1901-1902). Dit monumentale werk markeerde een ommekeer naar scherpere, wervelende lijnen, decoratieve oppervlakken en bladgoud. Klimt creëerde een droomwereld vol fantasiefiguren en symboliek. Onder het fries zijn gestileerde, fragiele en verwrongen figuren te zien van onder meer illustrator Aubrey Beardsley en beeldhouwers George Minne en Auguste Rodin. De zichtlijnen tussen werken leggen duidelijke connecties. De zaalteksten vullen dit mooi aan. Bij Klimts impressionistische werk Meisje in het groen (c. 1898) staat beschreven hoe haar gezicht is geschilderd met pasteltinten geel, rood en blauw. Klimt zou dit over elkaar aanbrengen van kleurtoetsen voor de huidskleur in de volgende jaren perfectioneren. En inderdaad, tot Klimts laatste werk blijven de penseelstreken van zijn handen en hoofden een pracht op zich.

Niet de makkelijkste weg genomen

Op de volgende verdieping komen Klimts landschappen en kleurrijke, expressieve vrouwenportretten aan bod. De kleurenpracht en gestileerde lijnen in zijn latere landschappen tonen de invloed van Claude Monet, Vincent van Gogh en Théo van Rysselberghe. Ook haalde Klimt inspiratie uit Van Gogh en bijvoorbeeld Henri Matisse voor de decoratieve achtergronden en uitgesproken kleuren van zijn latere portretten. Vooral hier had het museum het zich een stuk makkelijker kunnen maken door voor een collectievergelijking te kiezen, maar het werk in de tentoonstelling komt uit een breed scala aan internationale publieke en privécollecties. De makers zijn op basis van het uitgebreid nieuw vooronderzoek achter de zo accuraat mogelijke werken aangegaan. De vermeldingen van waar Klimt een specifiek kunstwerk gezien kan hebben geven blijk van dit monnikenwerk. Met Klimt als uitgangspunt, valt ook op hoe verbonden de Europese kunstwereld eigenlijk was rond 1900. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling. En als de specifieke vraagstellingen van brongebruik je niet interesseren, is er genoeg moois om gewoon heerlijk naar te kijken.

Klimt vocabulaire

In de trappengang en in de laatste hoek van de tentoonstelling worden de wanden overgenomen door hedendaags design, wat zelf weer door Klimt is geïnspireerd. De Nederlandse ontwerper-kunstenaar Bas van Beek ontwierp voor de tentoonstelling een ‘Klimt vocabulaire’, een vormentaal op basis van de decoraties in Klimts schilderijen. Ook liet hij zich inspireren door Klimts tijdgenoten. De herhaalde patronen zorgen voor duizelingwekkend behang. Deze hedendaagse toevoeging vormt een enigszins abrupt einde van een verder sterke tentoonstelling. Gouden, driedimensionale onderdelen waren eerder al te zien in 2021, in het Van Abbemuseum, tijdens Oog in Oog met Gustav Klimt – met Bas van Beek. Je kan nog virtueel door deze totaalervaring lopen.

Kunst / Expo binnenland

David Hockney werpt het perspectief omver

recensie: Hockney's Eye - Teylers Museum

Teylers Museum heeft met David Hockney een grote vis binnengehengeld. De tentoonstelling Hockney’s Eye werpt een ander licht op de oude meesters uit de kunstgeschiedenis en welke optische hulpmiddelen zij gebruikten. Dit doet de Britse supersterkunstenaar op een wetenschappelijke en deconstruerende wijze. Soms voelt het of je de les wordt gelezen, maar dit stoort niet. Verre van zelfs: leraar Hockney is een docent met een zinnig en boeiend verhaal.

Of het kleinschalige kunst- en wetenschapskabinet van Teylers geschikt is voor een kunstenaar met de statuur van Hockney, is maar de vraag. De expositie lijkt soms op een volwassene in kinderkleding, het is schouder aan schouder schuifelen om een glimp van de werken te kunnen opvangen. De tentoonstelling is deels ingericht als een rariteitenkabinet waarbij historisch gereedschap naast werk van grootmeesters als Rembrandt, Dürer en Lorrain gepresenteerd is. Er wordt uitleg gegeven van de gebruikte technieken en hoe die in de werken zijn toegepast – illustraties bij een wetenschappelijk artikel doen hetzelfde. Het past perfect bij de insteek van het museum en je krijgt daarmee een boeiend kijkje door de ogen van Hockney.

Gebruik van optica in de kunstgeschiedenis

Rond de eeuwwisseling bracht David Hockney een boek en een documentaire uit over de rol van optische instrumenten in de kunstgeschiedenis. Beide zijn getiteld Secret Knowledge en fragmenten van de documentaire worden vertoond in de tentoonstelling. Hij suggereert hierin dat de oude meesters al sinds de Renaissance gebruik maakten van instrumenten die hen hielpen om beter te schilderen. Denk hierbij aan de camera obscura, de camera lucida en andere lens- of spiegeltechnieken. Hij komt met overtuigend bewijs hoe grootmeesters als Caravaggio, Vermeer, Brunelleschi en Van Eyk optische hulpmiddelen gebruikten om realistisch of perspectivisch correct te schilderen. In zijn ogen konden zij niet tot zulke details komen zonder deze hulpmiddelen. Critici zouden zeggen: maar waar is het bewijs dan, meneer Hockney? Dit is er volgens hem niet omdat het indertijd een klap voor de broodwinning kon betekenen: als een concurrerende schilder dezelfde kwaliteit kon bereiken via zo’n techniek dan kon je klanten verliezen. Geheimhouding was de enige oplossing. Een geloofwaardige visie en zijn theorie is zeker van belang om te overwegen in de kunsthistorische wetenschap.

Perspectief en gebruikte technieken

In zijn eigen werk experimenteert Hockney ook met optica en perspectief. Een goed voorbeeld zijn de polaroid collages die hij in de jaren 1980 heeft gemaakt. Met een polaroid camera maakte hij een groot aantal foto’s van een onderwerp om er vervolgens een collage van te maken. Hierdoor creëert hij een werkelijkheid met veel perspectiefpunten. Bij andere schilderijen verwijst hij naar grote werken zoals die van Meindert Hobbema of Fra Angelico. Van beiden kopieert hij schilderijen in zijn eigen stijl maar draait het perspectief ervan om, hierdoor wordt het even speels als deconstruerend. Ook de camera lucida zet hij in; bij een serie tekeningen van zaalsuppoosten uit de National Gallery in Londen laat hij het perspectief echter onaangepast waardoor de handen allemaal buitenproportioneel groot zijn. Hiermee bewijst hij dat zelfs als kunstenaars optica inzetten het toch een kunststukje is wat zij voor elkaar krijgen.

Docentenrol

Hockney neemt in deze tentoonstelling de rol van docent aan. In een gepresenteerde video staat hij letterlijk voor het schoolbord om zijn theorie over het gebruikte perspectief uit te leggen. Aan het einde van de expositie lijkt er zelfs een overhoring te zijn: of je bij werken van Huygens, Lorrain, Knip en Goltzius kunt spotten of er wel of geen optische hulpmiddelen zijn gebruikt. Een retorische vraag natuurlijk, want anders hingen ze er niet. Ondanks het soms schoolse karakter is dit niet storend. In geen geval zelfs: lees ons de les maar, leraar Hockney, wij luisteren met gretige oren!

Houd er wel rekening mee dat hij een docent is met een les die onveranderd is in al die jaren, aangezien zijn theorie al uit 2001 stamt. Is het wellicht omdat hij zich niet gehoord voelt, of is hij nog steeds content met zijn vondst? Kunsthistorici zetten vraagtekens bij zijn theorie, zij denken dat optische hulpmiddelen pas veel later werden ingezet dan de kunstenaar claimt. Voor wie het allemaal nieuw is maakt dat niet uit. Hockney toont aan dat hij ons kan enthousiasmeren om beter te kijken naar de kunstgeschiedenis en naar perspectief. En enthousiast zal je absoluut worden.

Hockney’s Eye is nog te zien tot eind januari 2023 in het Teylers Museum Haarlem. Reserveren vooraf is verplicht en tickets zijn alleen online verkrijgbaar.