Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Dingen die fijn zijn met Kerst: iemand Dingen die fijn zijn cadeau doen

recensie: Claudia de Breij - Dingen die fijn zijn

Zo tegen de tijd dat de goede Sint met zijn stoomboot ergens in de Golf van Biskaje dobbert, komen ieder jaar weer de BN–ers van hun zolderkamertjes om hun nieuwe cadeauboekje prominent op de bestsellertafels voor het grijpen te leggen. Youp, Filemon, Halina en Jan recycleden de afgelopen weken de stukkies die ze eerder schreven voor verschillende kranten en tijdschriften. Het zijn boekjes voor een vriendelijke prijs, die je zonder gewetensbezwaren in de zak of onder de kerstboom kunt leggen. Het zijn cadeaus waar niemand zich een buil aan kan vallen.

Vorig jaar behaalde Claudia de Breij onverwachte verkoopcijfers met haar boek Krijg nou tieten. Met een groot relativeringsvermogen en twee enorme tieten op de kaft maakte De Breij korte metten met de roze wolk die om zwangerschap en bevalling hangt. Ergens in dat boek presteert de schrijfster het om anderhalve pagina lang het woord AAARGH te rekken. ‘Herkenbaar’, heet dat, in het decembercadeau–idioom.
En als je dan ook nog eens geregeld op televisie komt, zoals Claudia, dan is het hek van de dam. Uitgevers willen méér en vragen of je niet nog wat hebt liggen. Een halve roman, dagboekaantekeningen, weblogstukjes; als er maar een omslag omheen kan waarop met grote letters ‘Van de schrijfster van bestseller Krijg nou tieten’ kan worden gedrukt. Verkoop gegarandeerd.

Dingen die melig zijn
Dingen die fijn zijn heet de nieuwe De Breij. Het is een bundeling columns die eerder verschenen in – hou je vast – het AD, de Avant Garde en Telegraaf Wonen. Die media doen vermoeden dat het hier niet gaat om een Librisprijskandidaat en dat is ook zo. Maar moet dat?
Het is aangenaam om je door De Breij te laten meeslepen in haar wereld, waarvan je zou willen dat het ook de jouwe was. Met gevoel voor humor (mag ook wel, als je cabaretière bent, maar toch) beschrijft ze haar dagelijks leven. Uiteraard komen hierbij nogal eens de geijkte (en inmiddels aardig uitgekauwde) columnonderwerpen als vakanties, telemarketeers, sportschoolbezoek en het koningshuis voorbij. Kan het wat schelen? Nauwelijks; hoezeer je ook je best doet om kritisch te zijn, De Breij maakt je zachtmoedig, lacherig en zelfs licht melancholisch.

Genoeg dingen die fijn zijn
Hoogtepunten in de bundel zijn de titelverhaaltjes. Het systeem is even eenvoudig als geniaal, en verplichte kost voor alle columnisten die anderhalf uur voor de deadline nog geen letter op papier hebben: lijstjes. Dingen die fijn zijn, dingen die fijn zijn in de zomer, meer dingen die fijn zijn; je hoeft eigenlijk maar twee dingen te kunnen en je kunt eindeloze lijsten samenstellen: 1. Je moet van lijstjes houden en 2. Je moet Claudia de Breij heten.

  • Iemand ontmoeten die iets nieuws zegt.
  • Iemand ontmoeten die iets zegt.
  • Iemand ontmoeten.

Het mag dan niet allemaal hoogliterair zijn, lief en leuk is het wel. Als je het uit hebt, zou je willen dat Claudia de Breij een vriendin van je was. Beter nog: dat je zelf Claudia de Breij was. Dan was je leven één lange, lieve column.

Boeken / Non-fictie

Dingen die fijn zijn met Kerst: iemand Dingen die fijn zijn cadeau doen

recensie: Claudia de Breij - Dingen die fijn zijn

Zo tegen de tijd dat de goede Sint met zijn stoomboot ergens in de Golf van Biskaje dobbert, komen ieder jaar weer de BN–ers van hun zolderkamertjes om hun nieuwe cadeauboekje prominent op de bestsellertafels voor het grijpen te leggen. Youp, Filemon, Halina en Jan recycleden de afgelopen weken de stukkies die ze eerder schreven voor verschillende kranten en tijdschriften. Het zijn boekjes voor een vriendelijke prijs, die je zonder gewetensbezwaren in de zak of onder de kerstboom kunt leggen. Het zijn cadeaus waar niemand zich een buil aan kan vallen.

Vorig jaar behaalde Claudia de Breij onverwachte verkoopcijfers met haar boek Krijg nou tieten. Met een groot relativeringsvermogen en twee enorme tieten op de kaft maakte De Breij korte metten met de roze wolk die om zwangerschap en bevalling hangt. Ergens in dat boek presteert de schrijfster het om anderhalve pagina lang het woord AAARGH te rekken. ‘Herkenbaar’, heet dat, in het decembercadeau–idioom.
En als je dan ook nog eens geregeld op televisie komt, zoals Claudia, dan is het hek van de dam. Uitgevers willen méér en vragen of je niet nog wat hebt liggen. Een halve roman, dagboekaantekeningen, weblogstukjes; als er maar een omslag omheen kan waarop met grote letters ‘Van de schrijfster van bestseller Krijg nou tieten’ kan worden gedrukt. Verkoop gegarandeerd.

Dingen die melig zijn
Dingen die fijn zijn heet de nieuwe De Breij. Het is een bundeling columns die eerder verschenen in – hou je vast – het AD, de Avant Garde en Telegraaf Wonen. Die media doen vermoeden dat het hier niet gaat om een Librisprijskandidaat en dat is ook zo. Maar moet dat?
Het is aangenaam om je door De Breij te laten meeslepen in haar wereld, waarvan je zou willen dat het ook de jouwe was. Met gevoel voor humor (mag ook wel, als je cabaretière bent, maar toch) beschrijft ze haar dagelijks leven. Uiteraard komen hierbij nogal eens de geijkte (en inmiddels aardig uitgekauwde) columnonderwerpen als vakanties, telemarketeers, sportschoolbezoek en het koningshuis voorbij. Kan het wat schelen? Nauwelijks; hoezeer je ook je best doet om kritisch te zijn, De Breij maakt je zachtmoedig, lacherig en zelfs licht melancholisch.

Genoeg dingen die fijn zijn
Hoogtepunten in de bundel zijn de titelverhaaltjes. Het systeem is even eenvoudig als geniaal, en verplichte kost voor alle columnisten die anderhalf uur voor de deadline nog geen letter op papier hebben: lijstjes. Dingen die fijn zijn, dingen die fijn zijn in de zomer, meer dingen die fijn zijn; je hoeft eigenlijk maar twee dingen te kunnen en je kunt eindeloze lijsten samenstellen: 1. Je moet van lijstjes houden en 2. Je moet Claudia de Breij heten.

  • Iemand ontmoeten die iets nieuws zegt.
  • Iemand ontmoeten die iets zegt.
  • Iemand ontmoeten.

Het mag dan niet allemaal hoogliterair zijn, lief en leuk is het wel. Als je het uit hebt, zou je willen dat Claudia de Breij een vriendin van je was. Beter nog: dat je zelf Claudia de Breij was. Dan was je leven één lange, lieve column.

Boeken / Non-fictie

Leve de gemeentegeuzen!

recensie: Bert Euser - Lokale leiders. De opkomst van de geuzendemocratie

Lokale politiek is niet sexy. Durf jij in het openbaar te zeggen dat je dorpspartij Algemeen Belang Zwijndrecht steunt? Geen nood. Bert Euser verbreekt het cliché in zijn debuut Lokale leiders.

Nederlandse politiek lijdt onder individualisering en populisten zoals Geert Wilders profiteren hiervan. De kranten staan er vol mee. En de intellectuelen mopperen. Maar klopt die bewering eigenlijk wel? Bert Euser zegt van niet. Want sinds 2002 waren er nooit zo veel nieuwe politiek geëngageerden in Nederland. Waar dan? In de gemeentes.

Er zijn nauwelijks nog gemeentes waar geen lokale partij opereert. In ongeveer honderd gemeentes zijn deze zelfs de grootste. Dit politiek fenomeen is tot nu toe echter zelden geanalyseerd. Tot Bert Euser kwam en ons een belangrijke les leerde in politieke vernieuwing.

Euser, zelf oprichter van gemeentepartij Echt Voor Albrandswaard, weet zelf ook dat wat hij vertelt niet sexy is:

Het is geen geheim dat de gevestigde landelijke partijen de lokale ‘sufferdjes’ niet serieus nemen. En zij niet alleen: bij de mededeling dat ik in een lokale partij actief ben, ontmoet ik vaak meewarige blikken. Zoiets als de reactie op een volwassen man die vertelt dat hij thuis bezig is met treintjes of modelvliegtuigjes.

Wapen tegen populisme
De nieuwe lokale partijen worden gedragen door een beweging van burgers die zich tot nu toe niet met politiek bezig hielden. Niet de sociale middenklasse, maar juist uit de kringen van ondernemers en het hoge kader van het bedrijfsleven. Hun aanpak is volgens Euser ‘uitdrukkelijk niet populistisch’. De oprichters zijn meestal op leeftijd en willen niet in het middelpunt staan of vaak niet eens besturen. Ze zetten participatie van de burger duidelijk centraal.

Euser schetst de opkomst van die lokale partijen aan de hand van een voorbeeld: gemeente X bouwt een nieuw gemeentehuis en er onstaat ontevredenheid. Er wordt niet geluisterd naar de burger en/of er onstaat een gat in de begroting. Aangezien het project zo prestigieus is –  burgemeester Y hoopt vermelding op de voorgevel – beslist het College dat de bouw toch door moet gaan. De protestgroep politiseert zich, et voila: Algemeen Belang Zwijndrecht is geboren.

Het lijkt allemaal wat kort door de bocht, maar op het moment dat je ‘gemeentehuis’ voor ‘Noord–zuidlijn’ vervangt, begint het de meeste mensen toch wel te dagen. En de geuzen staan sterk. Ze slaan hun handen slim samen met plaatselijke verenigingen en gaan de straat op. Ze beloven betere communicatie, meer doorzichtigheid en bovenal meer ‘leefbaar’ en ‘groen’. De lokale VVD’ers, PvdA’ers en CDA’ers staan machteloos. Zij moeten bevelen afwachten vanuit Den Haag.

Doe het zelf
In dit boek geeft Bert Euser een goed inzicht in het onstaan van en de mensen achter lokale partijen. Ook verschaft hij enthousiast geraakte lezers tips om zelf een partij beginnen. Met de opkomende gemeenteverkiezingen is dit boek een must voor iedere zichzelf serieus nemende campagneleider. Of Euser met dit boek zwevende kiezers massaal kan laten landen, blijft voorlopig een vraagteken. We leven wat dat betreft altijd nog in een verzuilde samenleving. Op een verjaardag openlijk steun betuigen aan Algemeen Belang Zwijndrecht blijft voorlopig onsexy.

Boeken / Fictie

Conservator van de hunkering

recensie: Orhan Pamuk (vert. Margreet Dorleijn) - Het museum van de onschuld

Koppige liefde en onbedwingbare verzameldrift beheersen de hoofdpersoon in de nieuwste roman van Orhan Pamuk. In Het museum van de onschuld geeft de Turkse Nobelprijswinnaar een even geestige als weemoedige schets van het Istanbul van dertig jaar geleden.

De dertigjarige industrieel Kemal is de hoofdpersoon in een plot die verdacht veel lijkt op die van de melodramatische Turkse films die hij in openluchtbioscopen ziet. En zoals iedereen weet, gaan die films altijd over liefde.

De liefde
Ga maar na: Kemal staat op het punt zich te verloven met de welgestelde Sibel. Plotseling wordt hij ongeneeslijk verliefd op een jong en beeldschoon volksmeisje, Füsun, met wie hij zich in een vurige affaire stort. Maar hij durft niet voor haar te kiezen, verlooft zich toch met Sibel, en verliest daarmee het voorwerp van zijn verhitte liefde. Kemal blijft ontredderd achter en verbreekt de verloving.

‘Geluk is zijn bij degene van wie je houdt’, weet Kemal. Dat Füsun binnen een jaar met iemand anders trouwt, doet daar niets aan af. Daarom bezoekt hij haar enkele avonden per week in het huis van haar ouders, waar ze samen met haar zelden aanwezige echtgenoot woont. Men eet, men kijkt televisie, men babbelt wat. En aan het eind van de avond laat Kemal zich door zijn chauffeur naar huis rijden. Dit gaat zeven jaar en tien maanden zo door.

De voorwerpen
Wonderlijk sujet, die Kemal. Maar het wordt nog gekker. Kemal dempt thuis het gemis van Füsun door voorwerpen te koesteren die een associatie met haar dragen: limonadeflesjes, oorbellen, deurknoppen. Die verzamelwoede neemt algauw pathologische proporties aan. Overal waar Kemal met Füsun komt, laat hij onopvallend (maar niet onopgemerkt) voorwerpen in zijn zak glijden. Hij mag Füsun zélf dan niet hebben, hij bezit toch in ieder geval een appartement vol voorwerpen die met hun vorm, geur en smaak haar aanwezigheid levendig kunnen oproepen.

Dit verhaal over hardnekkige liefde en troostrijke voorwerpen heeft een boeiende achtergrond, want het speelt zich af in het Istanbul van de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw. Een onstuimige periode in de geschiedenis van een stad die geografisch en cultureel in de marge van Europa vertoefde. De Istanbulse jetset boog zich flirtend over naar het Westen, maar bleef met twee benen staan in de traditionele Turks-Ottomaanse cultuur. Nergens is dit duidelijker dan in de seksuele moraal. Aan het heikele punt van de voorhuwelijkse maagdelijkheid wijdt Pamuk een hoofdstuk met de titel ‘Een paar minder aangename antropologische feiten’.

De roman
Kemal richt met zijn enorme collectie – waaronder 4213 peuken – uiteindelijk een museum in. De roman is te lezen als een becommentarieerde catalogus van dat museum, waarin Kemal de lezer meevoert langs zijn herinneringen. Daarin komen we algauw ook Orhan Pamuk zelf tegen, die heel postmodern als 23-jarige het verlovingsfeest van zijn eigen personage bezoekt. Weinig verbazend komt Pamuk dan veel later, op pagina 598, met een welgemoed ‘Goedendag!’ als werkelijke schrijver van de roman tevoorschijn om in vijftien pagina’s het verhaaltje uit te blazen. Een onnodige literaire truc die Pamuk de kans geeft wat losse eindjes vast te knopen.

Het museum van de onschuld blinkt vooral uit in het schetsen van een tijdsbeeld, dankzij de vele amusante en melancholieke uitweidingen. Met louter het wat smalle verhaal zou Pamuk het niet hebben gered. Het is zelfs tamelijk merkwaardig dat hij erin slaagt deze lijvige roman overeind te houden met een personage dat op z’n best een aandoenlijke sul genoemd kan worden, en met evenveel recht een pathetische fetisjist. Maar we mogen niet denken dat deze Kemal zijn leven heeft vergooid door te kiezen voor een jarenlang hunkeren. Want: ‘Iedereen moet weten dat ik een heel gelukkig leven heb geleid.’

 

Muziek / Album

Introductie Pieter de Graaf voorspelt veel moois

recensie: Pieter de Graaf - Introducing Pieter de Graaf

Discussies over jazz versus pop schieten de laatste jaren uit de grond. Poppodia programmeren ‘jazz’ bij de vleet, jazzpuristen daarentegen verfoeien de mensen die deze popjazz of jazzpop jazz durven te noemen. Dat Dox Records gloreert is geen verrassing, het label versmelt de twee genres op verfijnde wijze. Het is daarom geen rare keuze van het Amsterdamse bedrijf om de debuut-cd van Pieter de Graaf, pianist van Wouter Hamel, uit te brengen. Zijn trio, met Ludo van der Winkel op contrabas en Jasper van Hulten op drums, brengt jazz met een toegankelijk randje.

~

Introducing Pieter de Graaf laat horen hoe een muzikant met een frisse en toegankelijke klankkleur aan de hand van eigentijdse composities toch kan opereren vanuit een jazztraditie. Simpele, maar treffende thema’s blijven boeien en werkt De Graaf op zorgvuldige wijze uit. Soms een beperkt experiment met geluidseffecten, verandering van maatsoort of rumoerige climax, maar nimmer vliegt de toetsenist uit de bocht, waardoor openheid is gewaarborgd. Op subtiele wijze bouwt hij solo’s in, die nooit overdreven lang duren. Pakkende thema’s, sferen en voornamelijk het herkenbare, opgewekte pianospel van De Graaf staan centraal.

Smaakvol

Het woord Introducing in de titel heeft een reden. De Graaf geeft de luisteraar enkele ideeën over wat hij allemaal in huis heeft. Dat is een hoop. De openingstrack ‘Just a Song’, met een licht verteerbaar thema, wordt smaakvol uitgebouwd aan de hand van solo’s van Van der Winkel (met kreunend meegeneurie) en Van Hulten (actief bij onder andere Eric Vloeimans’ Gatecrash). In ‘Mumbai’ en ‘If You Know What’ heerst een heerlijke groove. Zorgvuldig krijgt dit laatste stuk een climax door het ritme te verdubbelen. Maar ook een innemend nummer als ‘For You’ blijft onbevangen. Sierlijke tonen in driekwartsmaat, die doen denken aan de Brabantse pianist Harmen Fraanje, zijn mooi, tragisch en opbeurend tegelijk.

Hedendaags jazzidioom

~

De Graafs spel is door zijn oprechtheid veelzijdig en toepasbaar op vele stemmingen. ‘Echoes’ is een lief sprookje, vol lyriek, ook dankzij het dynamische spel van de pianist. Twee duetten met Dox Records-frontman Benny Sings vormen een fijne afwisseling, zoete liedjes, enkel begeleid door de toetsen van De Graaf. Minimaal haakt hij heerlijk in bij de prettig zuivere stem van Sings. Het album eindigt met ‘Beatsong’, een ruig nummer dankzij de zware beat- en baspartij, dat vreemd genoeg niet op de cd-hoes is vermeld. Wederom put de toetsenist uit het hedendaagse jazzidioom. De referentie aan het vernieuwende trio EST, dat ook interacteert met pop (en rock) en waarvan pianist Esbjørn Svensson vorig jaar overleed, is duidelijk.

Het debuutalbum van Pieter de Graaf barst van energie en potentie, alsof hij niet kan wachten om te laten horen wat hij nog meer kan. Kom maar op.

Film / Films

Tussen wal en schip

recensie: Happy Desert (Deserto feliz)

Jessica, de 14-jarige hoofdpersoon uit de Braziliaanse film Happy Desert, heeft net als veel andere tienermeisjes de gewoonte om een beetje voor zich uit te staren. Soms wordt het staren vergezeld door het zachtjes zingen van een liedje. Het komt in de film regelmatig terug en Jessica lijkt er houvast in te vinden. Dat is wel nodig, want haar leven is behoorlijk onstuimig.

~

De eerste keer dat je als kijker het liedje in kwestie hoort, schommelt Jessica wat heen en weer in een hangmat in haar thuisdorpje Deserto Feliz. Later danst ze erop met haar moeder. Dit is één van de weinige momenten in het begin van de film waarop Jessica er gelukkig uitziet. Het duurt niet lang voordat in een met ongemakkelijke close-ups gefilmde scène duidelijk wordt waarom ze zo weinig lacht. Wanneer haar moeder aan het werk is wordt Jessica door haar stiefvader als vervanging gebruikt. Terwijl hij zijn gang gaat, proberen de ogen van het meisje zijn zweterige gezicht te ontvluchten. Hoe vaak zou ze haar favoriete liedje moeten draaien om de herinnering aan het oorverdovend bonkende bed te overstemmen? Aan tafel zegt ze alleen tegen haar moeder dat ze ‘er niet meer tegen kan’, zonder deze uitspraak toe te lichten. Haar moeder lijkt wel iets te vermoeden, maar vraagt niet door.

Escapisme
Nu haar thuishaven niet langer veilig is, vervangt het meisje haar muzikale escapisme door een fysieke vlucht naar de kustplaats Recife. Ze is inmiddels in de prostitutie beland en huurt een treurig kamertje, waar ze samen met twee andere meisjes op de vloer slaapt. Van de klanten zijn slechts flarden te zien en wat Jessica van haar nieuwe baan vindt blijft onduidelijk. Het is niet alleen maar kommer en kwel: ze heeft nu lotgenoten om haar ervaringen, kleding en dromen mee te delen. Deze sprankelende momenten verlichten deze toch wat sombere film. Tijdens het eten praten de meisjes over gringo’s: de toeristen. Deze hopen ze voor langere tijd te strikken. Eén kamergenootje vertelt over een klant die haar sneeuw wilde laten zien, waarop een meer ervaren meisje antwoordt: “Als sneeuw smelt wordt het een zootje.” en daaraan toevoegt: “De zon in Duitsland stelt niets voor: hij geeft licht, maar geen warmte.”  

Afwezig

~

Zulke korte dialogen maken veel duidelijk in deze door Paulo Caldas geregisseerde film. Hij zit zijn personages soms zo dicht op de huid dat het benauwend wordt, maar laat niet zien wat er in hun hoofden omgaat. De kijker moet ‘tussen de regels door lezen’ om het verhaal te kunnen duiden. Hoewel de film beschouwd kan worden als een aanklacht tegen het sekstoerisme, wordt er geen boodschap aan de kijker opgedrongen. Toch maakt Caldas wel degelijk iets duidelijk, al is het op een subtiele manier. De situaties in Happy Desert komen realistisch over en zijn meestal naturalistisch gefilmd. Toch zijn er enkele duidelijke kunstgrepen te bespeuren: soms wordt er een vervormende lens gebruikt, die een vervreemdend effect teweegbrengt. Ook is er een shot dat de film inluidt en op verschillende plekken terugkomt. Jessica zit op het hoek van een bed en kijkt afwezig voor zich uit. Op de andere kant van het bed ligt een jonge blonde man. Aanvankelijk is dit shot voor de kijker betekenisloos, maar vanaf het moment in het verhaal waarop Jessica deze Duitser tegen het lijf loopt, kan het in een context geplaatst worden. Dit terugkerende shot lijkt samen met het liedje te wijzen op een patroon, dat Jessica’s leven kenmerkt: waar ze ook is, ze is er nooit helemaal. Ze lijkt altijd weg te dromen naar een andere plek. Hoewel haar leven zich ontwikkelt en er kansen op haar pad komen, is het maar de vraag of het beloofde land wel voor haar is weggelegd. Misschien vallen meisjes zoals Jessica wel altijd tussen wal en schip.

Film / Films

Goede seks of een veilig leven

recensie: Partir

Partir speelt zich af in Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje. De zonovergoten beelden van kustwegen en berglandschappen roepen vakantieherinneringen op, maar die worden snel en vakkundig verdreven door het dramatische scenario van Catherine Corsini.

~

Corsini, die ook de regie op zich nam, schetst het leven van een rijkeluisvrouw in Zuid-Frankrijk. Nu de kinderen wat ouder zijn, wil Suzanne (Kristin Scott Thomas) weer aan het werk als fysiotherapeute. Haar omgeving vindt het onzin, maar haar man (Yvan Attal) laat goedmoedig een praktijk voor haar bouwen. Zo heeft het vrouwtje ook wat te doen. Hij hoopt alleen dat haar taken als echtgenote er niet onder zullen lijden.

Verwijzingen naar Truffaut

Als Suzanne verliefd wordt op de klusjesman Ivan (Sergi Loópez), blijkt er echter heel wat meer op het spel te staan dan haar kookkunst. Op stel en sprong verlaat ze haar gezin. Haar man zet daarop de tegenaanval in: hij laat haar rekening blokkeren en zorgt ervoor dat Ivan nergens meer aan de bak kan. Voor Suzanne is het dan de vraag wat zwaarder weegt, goede seks of een veilig bestaan zonder geldzorgen.

~

Het klinkt wat melodramatisch en het verhaal doet zelfs wat denken aan de komedie The War of the Roses, waarin twee ex-geliefden elkaar met alle mogelijke middelen te lijf gaan. Catherine Corsini (Les ambitieux, Mariées mais pas trop) heeft met Partir hogere ambities. Dat blijkt al uit de referenties naar onder andere La femme d’à côté en La peau douce van François Truffaut. De al bestaande, spaarzaam gebruikte filmmuziek is afkomstig van Truffauts vaste componisten Georges Dellerue en Antoine Duhamel.

Personages met diepgang

De grootste troef van Partir is niet de knipoog naar de Franse filmgeschiedenis en ook niet het zinderend hete landschap dat zo’n belangrijke rol speelt. Het zijn de acteurs. Sinds Il y a longtemps que je t’aime is Kristin Scott Thomas een van de meest gevierde Europese actrices en die status behoudt ze ook met Partir. Haar tegenspeler, Sergi López is vooral bekend van zijn duistere rollen in Pan’s Labyrinth en Harry, un ami qui vous veut du bien, maar hij blijkt ook prima uit de voeten te kunnen met een rol als passionele minnaar. Op het eerste gezicht zijn de rollen nogal clichématig, maar de acteurs weten er een diepgang aan te geven die in het scenario ontbreekt. Scott Thomas maakt van Suzanne een naïeve, maar sterke vrouw van vlees en bloed. Door het spel van López verandert Ivan van een simpele boerse Spanjaard in een man die gebukt gaat onder twijfels. Alleen Yvan Attal (Munich) is rechtlijnig angstaanjagend als Suzannes ex-man.

~

Het scenario bevat wat gebreken, zoals de te simpele reacties van Suzannes kinderen, onduidelijkheid over Ivans verleden en een einde dat niet geheel bevredigt. Desondanks is Partir een van de sterkste Franse films van dit jaar, mogelijk zelfs een nieuwe Il y a longtemps que je t’aime, in termen van lof en succes.

Boeken / Non-fictie

Het jaar waarin de wereld opnieuw zijn onschuld verloor

recensie: Richard Overy (vert. Lidy Pol) - 1939. De zes dagen voor het uitbreken van de oorlog

De Britse historicus Richard Overy (1947) reconstrueert in zijn nieuw verschenen boek de laatste dagen voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak – 1 september jongstleden zeventig jaar geleden. De nadruk in 1939. De zes dagen voor het uitbreken van de oorlog, ligt op de onwenselijkheid van oorlog in die dagen. Zelfs Adolf Hitler deed zijn best een omvangrijk conflict te vermijden. Hoe het toch tot een wereldoorlog kon komen, is na 130 pagina’s duidelijk.

In de zomer van 1914 stonden de Europese legers te popelen om ten strijde te trekken in een frische und fröliche Krieg. De oorlog verliep echter anders dan gepland en werd voor de betrokkenen een hel op aarde. Met die kennis in het achterhoofd was de situatie aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog totaal anders. In de zomer van 1939 was collectieve opwinding over het naderend wapengekletter ver te zoeken. Niemand in Europa wilde oorlog, maar eigenlijk wist iedereen dat de strijd onvermijdelijk was. Ook de Britste premier Neville Chamberlain, die onlangs nog door PVV-voorman Geert Wilders werd beschuldigd van het bakken van zoete broodjes met zijn vijand, wist dat oorlog uiteindelijk de enige manier was om de brutale Duitse opmars een halt toe te roepen.

Plaatselijke oorlog
Hitler had vanaf zijn aantreden in 1933 werk gemaakt van zijn ambitie om het vernederende Verdrag van Versailles ongedaan te maken. Daarnaast had Hitler zich in Mein Kampf uitgesproken over hoe hij oostelijke staten, zoals Polen, wilde vernietigen vanwege ‘de raciale prioriteiten van het regime om Duitse “leefruimte” te creëren en alle etnische Duitsers in het oosten met het nieuwe Reich te verenigen.’ In navolging van het Rijnland, Oostenrijk en Tsjechische Sudetenland, moesten ook Oost-Pruissen en de vrijstad Dantzig, die door een Poolse corridor werden gescheiden van Duitsland, herenigd worden met het moederland. De lakse opstelling van Groot-Brittannië en Frankrijk bij de eerdere annexaties, had Hitler ervan overtuigd dat beide grootmachten lijdzaam zouden toekijken als zijn tanks de Poolse grens overstaken. De Duitse generaals planden dan ook een plaatselijke oorlog.  

Zenuwenoorlog
Een plaatselijke oorlog aan de Duitse oostgrens was echter niet realistisch. Tijdens de Poolse kwestie werd een inschattingsfout gemaakt door de Duitsers: de Britten en Fransen hadden zich de voorgaande jaren weliswaar passief opgesteld maar hielden zich in 1939 plots aan hun morele verplichting om Polen te steunen. Een korte ‘zenuwenoorlog’ was het gevolg. Tussen de Europese hoofdsteden vond druk diplomatiek verkeer plaats waarin het ontmoedigen van oorlog centraal stond. Volgens Overy toonde Hitler in die dagen zijn ‘onmacht om ondanks jaren van politieke strijd de kunsten der diplomatie en politieke finesse te begrijpen’. Hitler was inderdaad liever veldheer dan diplomaat en had de opstelling van Londen en Parijs duidelijk verkeerd ingeschat. Toch had hij, als een sluwe vos, zijn oostelijke flank gedekt door het niet-aanvalsverdrag met Josef Stalin. Op die manier kon hij ongestoord het Poolse leger, dat zich strijdlustig toonde, vermorzelen.  

Jubileum
Overy laat duidelijk zien waarom Engeland en Frankrijk geen oorlog wilden, ze waren er namelijk niet klaar voor. Als reactie op de Duitse invasie van Polen op 1 september 1939, wierp de Royal Air Force ruim zes miljoen folders uit boven Duitsland in plaats van bommen: ‘geen van beide bondgenoten van Polen deed verder iets om het meedogenloze oprukken van de Duitse troepen tegen te houden.’ Uiteindelijk waren het de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie die ten strijde trokken tegen Hitler. Zijn plaatselijke oorlog had verstrekkende gevolgen en ontwikkelde zich tot een van de bloedigste conflicten uit de geschiedenis.  

Overy heeft een helder verhaal opgetekend, met interessante details uit verschillende archieven – gedestilleerd uit zijn voorgaande werken over de Tweede Wereldoorlog. Dit boek(je) is duidelijk bedoeld om het zeventigjarige jubileum ’te vieren’, maar het is geenszins een monumentaal boek met schokkende onthullingen.

 

Boeken / Non-fictie

Beschaving, cultuur en islam

recensie: Tzvetan Todorov (vert. Frans de Haan) - Angst voor de barbaren

In een niet te stoppen stroom van publicaties, is er een nieuw boek verschenen over de westerse beschaving en de islam. Ditmaal is het de Frans-Bulgaarse historicus en essayist Tzvetan Todorov die zich aan het onderwerp heeft gewaagd. In Angst voor de barbaren pleit hij voor verdraagzaamheid, respect en nuance.

De recente publicaties op dit gebied zijn grofweg in twee kampen te verdelen, die loodrecht tegenover elkaar staan. In navolging van de Amerikaanse politicoloog Huntington stellen velen dat de islam en het Westen onverenigbaar zijn. Botsingen zijn onvermijdelijk. Anderzijds zijn er schrijvers die ijveren voor meer wederzijds begrip en een gedegen analyse voorstaan. Een goed voorbeeld hiervan is de Franse islamoloog Roy. Todorov behoort duidelijk tot het tweede kamp.

Barbaren
Todorovs werk bestaat uit een vijftal hoofdstukken die opgevat kunnen worden als op zichzelf staande essays. Rode draad vormen de begrippen cultuur, beschaving en identiteit. Hij stelt dat de westerse cultuur niet gelijk staat aan beschaving, en dat interventie in andere culturen machtsmisbruik is. Niet meer, niet minder. Vrijheid en gelijkheid zijn niet met dwang op te leggen. Als we dat uit het oog verliezen, verworden we tot de barbaren die we zeggen te bestrijden.

De gemakzuchtige dichotomie en de reducerende kijk op anderen moet worden losgelaten. De miljard moslims op deze wereld zijn niet op een hoop te gooien en te brandmerken als terroristen. Het is productiever om op zoek te gaan naar wat ons bindt, aldus Todorov. Hij is een vurig voorstander van multiculturalisme, assimilatie van minderheden is geen optie. Alleen als eenieder zijn eigen identiteit kan behouden, is werkelijk samenleven mogelijk. Wederzijds respect staat hierbij centraal.

Het opleggen van een monocultuur tast de identiteit aan van velen. Als mensen niet zichzelf kunnen zijn, trekken zij zich terug binnen de eigen groep. Het roept de vraag op wat mensen bindt en hoe een samenleving vorm gegeven kan worden. In dit kader bespreekt Todorov de Europese identiteit. Wat zijn bindende elementen, waar ligt haar essentie?

Timing
Het humanistische betoog van Todorov komt op het juiste moment. Enkele jaren geleden nog zou een dergelijke oproep tot verdraagzaamheid en terughoudendheid afgedaan zijn als een laffe capitulatie voor het ‘islamofascisme’. Met Amerikaanse neoconservatieven voorop werd er volop strijd gevoerd tegen de islam, welke werd weggezet als gewelddadig en onverenigbaar met westerse waarden als democratie en mensenrechten.

Met het debacle in Irak en de machtswisseling in het Witte Huis is de idee van universele westerse waarden die met geweld opgelegd kunnen worden, grotendeels verlaten. Het denken in absolute tegenstellingen van goed-kwaad verliest aan kracht. Er is meer dan ooit behoefte aan andere ideeën dan de idee van voortdurend botsende beschavingen. Todorov is niet provocerend, hij neemt geen gewaagde stellingen in. Zijn werk is niet zo spannend of ‘sexy’ als van veel andere schrijvers. Maar dat is in een tijd als deze juist zo verademend.

Todorov vraagt voortdurend om nuance en kritische reflectie. Zijn nieuwe boek komt niet met grootse inzichten of baanbrekende ideeën. Dat is ook niet waar de kracht van dit werk ligt. Wat het boek sterk maakt is dat het andere opvattingen, gebeurtenissen en stellingnamen voortdurend problematiseert en nuanceert. Angst voor de barbaren is daarmee vooral een waardevolle aanvulling op het lopende debat.

 

Boeken / Fictie

Hé wat leuk, je leest de recensie!

recensie: Hanna Bervoets - Of hoe waarom

.

‘Hé, wat leuk, je leest de achterflap! Dan wil je vast weten waar dit boek over gaat. Nou, dat vertel ik je graag: dit boek gaat over Florence Vos. Voor intimi: Flora. Dus ook voor jou.’ Zo wordt de nieuwsgierige lezer aangesproken op de achterflap van Of hoe waarom, nadat het oog eerst gevallen is op het citaat-in-hoofdletters van Ronald Giphart: ‘Wát een pen heeft Hanna Bervoets. Haar debuutroman is verfrissend, origineel, vrolijk en zwanger van talent.’

Hypeje

~

Hanna Bervoets is overal. In het Volkskrant Magazine, waarin ze sinds enkele weken een column heeft. In de Marie-Claire. En dus ook op het nachtkastje van Ronald Giphart. Dat is allemaal nog niets vergeleken bij haar protagoniste Flora Vos, trotse bezitter van een eigen website en accounts op Hyves, Twitter, Facebook en Youtube. De niet-bestaande Flora heeft momenteel 187 Hyves-vrienden en 149 followers.

Kortom, verplichte leerstof voor marketingstudenten, deze gratis strategie. Bij dit soort hypejes dreigt het gevaar dat de inhoud van de roman ondersneeuwt onder een dikke laag aandacht voor de making of. Dus nu: het boek.

Primordiale dwerg

In Of hoe waarom beschrijft de jonge Florence Vos – 24 jaar, trendy, journaliste bij een leesmaptijdschrift vol interviews over incest, verminking en meer van dat – drie dagen uit haar leven. Drie cruciale dagen, zo blijkt als het langste hoofdstuk van de drie, ‘Of’, uitgelezen is. Flora is een kind van een afwezige vader en een van kincorrectie naar botoxbehandeling toelevende moeder. Ze speelde als baby de hoofdrol in een funniest homevideo, deed Ruth Jacott na in de Miniplaybackshow (‘Vrij met mij, de hele nacht’) en zit regelmatig in het publiek bij talkshows. Haar dagelijks leven speelt zich af op de burelen van het onsmakelijke tijdschrift Haar geheim, dat samen met Vissen & Jagen een redactiekantoor moet delen. Zoals het een journaliste betaamt trekt Flora er ook op uit, bijvoorbeeld om een interview te maken met de primordiale dwerg Mimi, die een relatie had met de kinderporno kijkende Henri. Als ze schrijft over de ontstaansgeschiedenis van die verkering, is Bervoets inderdaad verfrissend en vrolijk:

Ze hadden elkaar ontmoet op een bijeenkomst van de Nederlandse Literaire Lilliputter Vereniging. Mimi was geen lilliputter, en Henri ook niet, maar beiden waren toegelaten.
De bijeenkomst was in KidzCity, een overdekt pretpark met springkastelen, een ballenbak en de enige feestzaal met genoeg laag meubilair: stoelen en tafels in felle kleuren. Daar aten de leden van de Nederlandse Lilliputter Vereniging gefrituurde visfiguurtjes met friet want iets anders hadden ze in KidzCity niet.

Waarom eigenlijk

Bervoets’ droogkomische talent heeft kunnen rijpen in de kolommen van tijdschriften als NL20 en Elsevier, maar haar opmerkelijke fantasie kan ze in haar fictiedebuut pas voor het eerst werkelijk kwijt. Diezelfde fantasie wordt verderop in het verhaal problematisch, want gaandeweg wordt duidelijk dat Flora iets vreselijks heeft gedaan, maar terwijl de vragen Of en Hoe uitgebreid beantwoord worden, is de beantwoording van de laatste vraag, Waarom – door middel van enkele gefingeerde krantenartikelen – weliswaar origineel maar toch wel erg karig. Het lijkt alsof de tijd ontbrak om verder in te gaan op de verreweg interessantste vraag van het boek. Eigenlijk is het boek nog lang niet af, want een vloeiende stijl en een origineel idee maken samen nog geen roman.

Of Bervoets’ pen inderdaad zwanger is van talent? Vast. Die zwangerschap heeft echter geleid tot een couveusekindje, een te vroeg geborene. Er had meer in gezeten, in die veelbelovende combinatie van de ritmische, bijna staccato stijl en het verhaal over de bizarre Flora. Graag nog een boek, maar dan niet alleen een goed geschreven, origineel verhaal, maar een gezonde, blozende roman van een pondje of zeven.

 

Kunst / Expo binnenland

Photoshop avant la lettre

recensie: John Heartfield - Fotografie als wapen

De Duitse kunstenaar John Heartfield (1891-1968) staat bekend als een van de pioniers op het gebied van de fotomontage. Hij gebruikte deze techniek vanaf het eind van de jaren twintig als een vorm van propaganda gericht tegen de Nationaalsocialistische Arbeiders Partij onder leiding van Adolf Hitler. Museum de Fundatie toont momenteel een overzicht van zijn werken uit deze periode.

'John Heartfield mit Polizeipräsident Zörgiebel', 1929

‘John Heartfield mit Polizeipräsident Zörgiebel’, 1929

Heartfield was een overtuigd communist. Samen met enkele andere kunstenaars uit de Berlijnse Dada groepering leverde hij bijdragen aan het partijblad van de Kommunistische Partei Deutschlands en ontwierp hij voor hen affiches en spandoeken. Later kwam hij in vaste dienst bij de Arbeiter Illustrierte Zeitung, een communistische krant die in totaal ruim tweehonderd van zijn fotomontages publiceerde. Dit zorgde ervoor dat Heartfields werk massaal verspreid werd: begin jaren dertig had de krant een oplage van een half miljoen. In de grootste zaal van de tentoonstelling is een aardige collectie te zien van zijn fotomontages voor deze krant waarin met name Hitler het moet ontgelden. Hij wordt neergezet als marionet van het grootkapitaal die onder valse voorwendselen de arbeiders achter zich probeert te krijgen. Ook Heartfields later terecht gebleken zorgen over een oorlog komen duidelijk naar voren in het werk dat hij voor de Arbeiter Illustrierte Zeitung maakte. Deze presentatie wordt in enkele kleinere zalen aangevuld met vroeger politiek werk, grafisch werk uit zijn Dada periode en boekomslagen uit de jaren dertig.

Ontwerpproces

Boekomslag voor 'So macht man Dollars' door Upton Sinclair, 1931

Boekomslag voor ‘So macht man Dollars’ door Upton Sinclair, 1931

Het meest interessant zijn de op de tentoonstelling getoonde ontwerpen waarin te zien is hoe Heartfield zijn beelden samenstelde en bewerkte. Het eindresultaat in de kranten oogt mede vanwege de inhoud vaak als een simpele maar brute ingreep in het originele fotomateriaal. De ontwerpen laten echter zien hoe subtiel Heartfield te werk ging. Ze tonen de zorg waarmee hij zijn composities samenstelde en de verschillende elementen van de nieuwe beelden in elkaar over liet lopen. Met een beetje witte verf werkte hij de composities bij en bracht hij bijvoorbeeld subtiel wat licht aan in de ogen van zijn ‘slachtoffers’. Op het moment dat het werk in de krant wordt afgedrukt vervagen deze details weer en gaat zijn teken- en schilderwerk op in de foto. De toegevoegde confronterende teksten maken het geheel af.

Naast het gebruik van bestaand beeldmateriaal maakte Heartfield ook gebruik van geënsceneerde foto’s. Zo maakte hij tijdens zijn ballingschap in Londen voor het werk Freedom Calling (1939) een zelfportret met zijn handen voor zijn oren. De handen met het bovenste stukje van zijn mouw gebruikte hij vervolgens in een fotomontage waarin Hitler getergd lijkt te worden door radioberichten. In enkele gevallen was er sprake van meer ingewikkelde ensceneringen zoals voor een boekomslag van So macht man Dollars (1931) van de socialistische Amerikaanse schrijver Upton Sinclair (1878-1968). Om de drie mannen op de cover zo te fotograferen dat het lijkt alsof ze in een dollarteken klimmen, werd een fotograaf ingeschakeld die op aanwijzingen van Heartfield de mannen vastlegde terwijl ze op de stelling van een bouwlocatie in Berlijn klommen. Op de tentoonstelling worden foto’s van dit proces met commentaar van de kunstenaar getoond.

Beeldmanipulatie als wapen

'Freedom Calling', 1939

‘Freedom Calling’, 1939

De manier waarop Heartfield met beelden omgaat was eind jaren twintig en begin jaren dertig een opzienbarende tegenreactie tegen de propaganda van de NSDAP. In de jaren zestig en zeventig kwam zijn werk hernieuwd in de belangstelling te staan. Zijn montages vormden een inspiratiebron voor affichemakers die zich onder meer richtten tegen de oorlog in Vietnam en de oprichting van kerncentrales. Net als Heartfield combineerden en manipuleerden zij bestaande beelden om hun aandacht te vragen voor allerhande politieke en maatschappelijke kwesties. 

De titel van de tentoonstelling is ontleend aan een paginagrote aankondiging van een tentoonstelling van Heartfield in nummer 37 van de Arbeiter Illustrierte Zeitung uit 1929. ‘Benütze Foto als Waffe!’ luidt de kop. Gelijk daaronder staat de fotomontage waarin Heartfield met zijn schaar het hoofd van de politie lijkt te onthoofden. Het werk toont Heartfields eigenlijke wapen: de beeldmanipulatie, het met schaar en penseel bewerken en ensceneren van de foto’s om daarmee zijn beeld van de werkelijkheid, zijn boodschap over te brengen. Tegenwoordig is het manipuleren van beelden dankzij computerprogramma’s als Photoshop weliswaar gemeengoed geworden maar niet onomstreden. Er is in verschillende gevallen, bijvoorbeeld bij persfoto’s, weerstand tegen de subtiele en vrijwel onzichtbare manipulatie van het beeld, maar toch zijn er nog maar weinig onbewerkte foto’s aan te treffen. Dit maakt dat de werken van Heartfield en het inzicht dat zij geven in de bewerking van het fotografische beeld nog steeds actueel zijn.