Op naar goud
Rowwen Hèze viert dit jaar zijn zilveren jubileum. Tijd voor een nieuwe plaat die toepasselijk Zilver heet. Nieuw? Niet helemaal. De liedjes van de in eigen beheer uitgebrachte eerste vinylplaat vormen de piketpalen waarlangs de Limburgers op Zilver varen. Dat blijkt een route langs hoogtepunten die naar meer smaakt.
Vijfentwintig jaar geleden verscheen de eerste lp van Rowwen Hèze. Een titelloos album dat nu niet meer verkrijgbaar is, tenzij je Marktplaats afstruint en bereid bent je portemonnee leeg te schudden. De liedjes van die plaat staan samen met zes nieuwe songs op deze jubileumplaat. Ze staan bovendien model voor elk nieuw liedje. Deze ‘beperking’ blijkt wonderwel te werken. Je hoort waar Rowwen Hèze vandaan komt en waar het nu staat. De gepaste terugblik sluit bovendien mooi aan bij het jubileum en met een gelimiteerde vinyluitgave – de nieuwe nummers staan nu op vinyl – is de cirkel helemaal rond.
Ontwikkeling
De opzet van de plaat nodigt uit tot vergelijking van oud en nieuw. Elk nieuw liedje is immers direct gekoppeld aan een oudje. Dat kan in tekst, melodie of thematiek zijn. Die oudjes zijn trouwens immuun gebleken voor de tand des tijds. Als je door de wat gedateerd aandoende jaren tachtig-productie heen luistert, hoor je de belofte luid en duidelijk. Wat heet: ‘Wakker wère’, ‘De brug’ en ‘De Toet’ zijn onverwoestbare klassiekers gebleken. En ‘De Peel in brand’, hier te horen in een charmante, wat hoekige ska-versie, behoort tot het beste wat Jack Poels ooit schreef.Toch winnen de nieuwe nummers op punten. En dat is maar goed ook. Bij ouder worden hoort nu eenmaal ontwikkeling. Uiteraard is de plaat veel beter geproduceerd. Er zijn maar liefst drie producers uit de kast getrokken die elk hun eigen handschrift hebben. Reyn Ouwehand tekent bijvoorbeeld voor het Tom Waitsiaanse ‘Wakker vur de Wekker’. Daniël Lohues plaatst een folky paraaf onder ‘Megje van Vermeer’ en ‘Zilverstroat’ en Zorko Opacic voegt een flinke scheut Beirut toe in ‘America’. Maar het is niet alleen de productie die de nieuwe nummers rijker maakt. Rowwen Hèze heeft geleerd het scoren uit te stellen en durft grenzen te zoeken. Een van de hoogtepunten, ook tekstueel, is ‘Megje van Vermeer’, de tegenhanger van ‘De Brug’. Poels waagt zich op de Kop van Zuid; belandt in Hotel New York en vindt het licht bij Het meisje van Vermeer aan de wand van zijn hotelkamer. Ze knikt hem toe en leidt zijn gepieker over een prille liefde in goede banen.
Het begon allemaal met ‘Niks stront niks’, het carnavalslied dat geboycot werd en waarmee Rowwen Hèze voor het eerst de landelijke televisie haalde. In ‘Mier steeds mier’ neemt Poels ons mee de paden op, de lanen in. Hij beschrijft, bijna verbaasd, de Americaanse droom die de zes Limburgers nu al vijfentwintig jaar leven. Langs tractorpulling, Los Lobos en koelkasten met broodjes en bier. Een inkijkje in een borrelende, heerlijk geurende keuken die nog lang geopend blijft getuige de tekst ‘weej zin nog lang ni kloar’ op de menukaart. Een keuken die bovendien dit jaar met de Edison Oeuvreprijs een dikverdiende Michelinster ontving.