Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Gedempt contact met de buitenwereld

recensie: Erik Spinoy - Dode kamer

.

De titel van de bundel is uitstekend gekozen. Een dode kamer is een ruimte voor akoestische opnames en metingen; ze heeft wanden die alle geluid maximaal absorberen. Ook op een andere manier geeft de titel te denken.

Ontbrekende handvatten

De titel Donkere kamer verwijst volgens het achterplat eveneens naar een kunstwerk van Ann Veronica Janssens: een mistige ruimte met wisselende kleuren, wat een sferisch, maar ook dempend gevoel oplevert. Daar sluiten Spinoys gedichten goed bij aan. Van werkelijk menselijk contact tussen de personages is in het werk geen sprake. Niet zelden ontbreken handvatten om de buitenwereld concreet te beleven:

Een hagelwitte zomerregendag in dit
of op een ander continent.

Door het verblindend daglicht in de witte zaal
de watergroene binnentuin
de stortbui in de hete binnenstad

glijdt uit het niets
zo’n vissige fiets

met op de naaf een aluminium schijf
die al dit licht vangt en opeens

de aardas met een knik verdraait

en al de rest onmerkbaar eerst
verschuiven doet.

Met de hagelwitte regen lijkt het gedicht uit het omringende wit te kruipen en na een onmerkbare verschuiving vervaagt het weer in dat wit. De vaagheid wordt versterkt doordat het gedicht vol staat met woorden die elkaar lijken uit te sluiten. Hagel en zomerregen; de regen en al het witte licht en de witte zaal; de buitenruimten van de binnentuin en -stad. Dat het gedicht zich op dit of op een ander continent afspeelt, maakt de beschreven belevenis ronduit een fictieve: zij vindt volledig plaats in de verbeelding van het gedicht.

Postmoderne romantiek

In het oeuvre van Spinoy zijn zeker twee constanten aan te wijzen. De eerste is een hang naar romantiek (iets waaraan hij zich ook in het Gedichtendagessay As/zteken (2012) schatplichtig acht). Vooral in zijn vroege werk lijkt de dichter hierdoor soms een vazal in dienst van een oud koninkrijk. Ook in deze bundel kom je bijbehorende thema’s tegen: met name dat van het onbenoembare of ongrijpbare andere. De tweede consistente is zijn voorliefde voor ‘witte woorden’, zoals ‘dauwwit’, ‘sneeuwwit’ en ‘rijp’. Als meest gebruikte witte woord staat ‘hagelwit’ met stip bovenaan – alleen al in Dode kamer zie je het een keer of zeven terug. De witte woorden betreffen vaak pseudowitten (want hoe wit is hagel nu eigenlijk?) die verdwijnen zodra (weers)omstandigheden veranderen. Zien we hier een poëtica van negatie terug waarin taal niet naar de wereld om ons heen verwijst, maar alleen naar zichzelf?

Je kunt bovendien vermoeden dat deze witte voorliefde samenhangt met een drang om het onrepresenteerbare te representeren – iets wat in beginsel onmogelijk is. Dit onrepresenteerbare is wel voelbaar in een vloeibaar, veranderlijk taalgebruik. Althans, volgens Jean-François Lyotard, van wie een motto voorin Dode kamer afkomstig is. Spinoy, die de postmoderne filosoof behandelde in zijn proefschrift Twee handen in het lege. Paul van Ostaijen en de esthetica van het verhevene (Kant, Lyotard) (1994), komt met de onbestendigheid van zijn pseudowitten aan dat vloeibare, veranderlijke taalgebruik tegemoet.

Cyberlamp


Maar ook zonder diepgravende beschouwingen kom je de bundel goed door. De nevenstellingen in de gedichten van observaties en beelden doen wellicht denken aan het werk van Martin Reints. De soms wetenschappelijke woordkeus (zoals ‘cyberlamp’ en ‘bewegingsynthese’) doet denken aan het frisse taalgebruik van Sybren Polet. Het geeft deze poëzie de beleving van het aandachtig kijken naar een intrigerend fotoboek.

Boeken / Fictie

Gedempt contact met de buitenwereld

recensie: Erik Spinoy - Dode kamer

.

De titel van de bundel is uitstekend gekozen. Een dode kamer is een ruimte voor akoestische opnames en metingen; ze heeft wanden die alle geluid maximaal absorberen. Ook op een andere manier geeft de titel te denken.

Ontbrekende handvatten

De titel Donkere kamer verwijst volgens het achterplat eveneens naar een kunstwerk van Ann Veronica Janssens: een mistige ruimte met wisselende kleuren, wat een sferisch, maar ook dempend gevoel oplevert. Daar sluiten Spinoys gedichten goed bij aan. Van werkelijk menselijk contact tussen de personages is in het werk geen sprake. Niet zelden ontbreken handvatten om de buitenwereld concreet te beleven:

Een hagelwitte zomerregendag in dit
of op een ander continent.

Door het verblindend daglicht in de witte zaal
de watergroene binnentuin
de stortbui in de hete binnenstad

glijdt uit het niets
zo’n vissige fiets

met op de naaf een aluminium schijf
die al dit licht vangt en opeens

de aardas met een knik verdraait

en al de rest onmerkbaar eerst
verschuiven doet.

Met de hagelwitte regen lijkt het gedicht uit het omringende wit te kruipen en na een onmerkbare verschuiving vervaagt het weer in dat wit. De vaagheid wordt versterkt doordat het gedicht vol staat met woorden die elkaar lijken uit te sluiten. Hagel en zomerregen; de regen en al het witte licht en de witte zaal; de buitenruimten van de binnentuin en -stad. Dat het gedicht zich op dit of op een ander continent afspeelt, maakt de beschreven belevenis ronduit een fictieve: zij vindt volledig plaats in de verbeelding van het gedicht.

Postmoderne romantiek

In het oeuvre van Spinoy zijn zeker twee constanten aan te wijzen. De eerste is een hang naar romantiek (iets waaraan hij zich ook in het Gedichtendagessay As/zteken (2012) schatplichtig acht). Vooral in zijn vroege werk lijkt de dichter hierdoor soms een vazal in dienst van een oud koninkrijk. Ook in deze bundel kom je bijbehorende thema’s tegen: met name dat van het onbenoembare of ongrijpbare andere. De tweede consistente is zijn voorliefde voor ‘witte woorden’, zoals ‘dauwwit’, ‘sneeuwwit’ en ‘rijp’. Als meest gebruikte witte woord staat ‘hagelwit’ met stip bovenaan – alleen al in Dode kamer zie je het een keer of zeven terug. De witte woorden betreffen vaak pseudowitten (want hoe wit is hagel nu eigenlijk?) die verdwijnen zodra (weers)omstandigheden veranderen. Zien we hier een poëtica van negatie terug waarin taal niet naar de wereld om ons heen verwijst, maar alleen naar zichzelf?

Je kunt bovendien vermoeden dat deze witte voorliefde samenhangt met een drang om het onrepresenteerbare te representeren – iets wat in beginsel onmogelijk is. Dit onrepresenteerbare is wel voelbaar in een vloeibaar, veranderlijk taalgebruik. Althans, volgens Jean-François Lyotard, van wie een motto voorin Dode kamer afkomstig is. Spinoy, die de postmoderne filosoof behandelde in zijn proefschrift Twee handen in het lege. Paul van Ostaijen en de esthetica van het verhevene (Kant, Lyotard) (1994), komt met de onbestendigheid van zijn pseudowitten aan dat vloeibare, veranderlijke taalgebruik tegemoet.

Cyberlamp


Maar ook zonder diepgravende beschouwingen kom je de bundel goed door. De nevenstellingen in de gedichten van observaties en beelden doen wellicht denken aan het werk van Martin Reints. De soms wetenschappelijke woordkeus (zoals ‘cyberlamp’ en ‘bewegingsynthese’) doet denken aan het frisse taalgebruik van Sybren Polet. Het geeft deze poëzie de beleving van het aandachtig kijken naar een intrigerend fotoboek.

Boeken / Non-fictie

Egoïstisch bedrog

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer - Hoe word ik een beroemd schrijver? Een literair zelfhulpboek

In Hoe word ik een beroemd schrijver heeft Ilja Leonard Pfeijffer zichzelf tot een god verheven en kijkt hij neer op eenvoudige dichtertjes en recensenten. En passant beantwoordt hij in dit als los zand bij elkaar geveegde boek vragen als ‘Wie is Arjan Peters?’ en ‘Moeten we thrillerschrijvers serieus nemen?’ De vraag hoe serieus we dit boek moeten nemen, is echter relevanter.

Wie is Arjan Peters? en Moeten we thrillerschrijvers serieus nemen? De vraag hoe serieus we dit boek moeten nemen, is echter relevanter.

Allereerst enkele waarschuwingen vooraf. Het boek (gebundelde stukken die in nrc.next zijn verschenen) wordt op een valse manier gepresenteerd als een nuttige handreiking voor (honderdduizenden) mensen die het schrijverschap ambiëren. Niemand die dit boek aanschaft wordt echter een schrijver, omdat hij dit boek aanschafte, laat staan een beroemd schrijver. Daarnaast moet de ondertitel ‘literair zelfhulpboek’ psychoanalytisch worden opgevat. Het boek dient slechts Pfeijffer te helpen, niet de lezer. Het werk fungeert namelijk als een soort therapeutische zelfreflectie op zijn ego, en is om onduidelijke redenen in de schappen van de boekwinkel beland.

Ironie?


Eigenlijk begint het boek na zes of zeven stukjes al te vervelen. Op de eerste plaats omdat het een egodocument betreft, en dus louter en alleen is bestemd voor Pfeijffer zelf of voor de enkele fans van het eerste uur. Die komen overigens wel aan hun trekken, want in een enkele alinea van dertien regeltjes, weet hij twaalf maal het woordje ‘ik’ te verstoppen. Waarschijnlijk met opzet gedaan, voor zijn zelfbewuste volgers. Op de tweede plaats verveelt het, omdat er geen lijn in te bespeuren valt en er geen enkele opbouw in het werk zit. Of het moet de vaag herkenbare deromantisering van de literaire wereld zijn. Anders lijken de stukjes willekeurig bij elkaar bedacht en geven ze in vele gevallen amper een serieus antwoord op de vraag die aan iedere tekst voorafgaat, zodat geregeld het gevoel overheerst dat je in de maling wordt genomen.

Dan rest een laatste mogelijkheid als lezer. Namelijk het boek te beschouwen als onbeheerste ironie en het zo te lezen alsof het bedoeld is als parodie op het schrijverschap. Helaas wordt deze leesinstelling gesmoord door een gebrek aan zelfspot, oprecht hatelijke sneren naar collega’s in het vak (van wijlen Driek van Wissen tot Kader Abdolah) en de vaste overtuiging van Pfeijffer dat hij iets belangrijks mededeelt aan ons. Jammer, want zo worden de enkele wel informatieve en lezenswaardige stukken volledig ondergesneeuwd.

Ongeremd verdwaald


Pfeiffer is, van afstand beschouwd, ongeremd verdwaald in zijn eigen wereld en waarheid. Het is zijn spel en iedereen die er serieus in meegaat, weet dat hij tenminste één lacher op zijn hand heeft. Vele van zijn pennenvruchtjes zijn namelijk niet geschreven om te informeren, maar om mensen weerwoorden te ontlokken of ze in de verdediging te drukken. Want een weerwoord is een existentiële bevestiging, en dat heeft deze schrijver hard nodig. En daarom krijgen allerlei marginaal bekende mensen die iets te betekenen hebben in zijn literaire bestaan, af en toe een draai om de oren. Sommige sneren zijn dan echter weer zo opzichtig dat Pfeiffers schreeuw om aandacht het therapeutische karakter van het schrijven bevestigt: ‘Zie, ik heb je schertsend genoemd in mijn boek, T. Van Deel. En ik suggereer dat je aan de drank bent.’ Of ‘Arie Storm, heb je gezien dat ik vind dat je er niets van kunt? Heb je het bij herhaling niet in mijn schrijfsels gelezen? Hallo, Arie?’ Omgekeerd is de roep om positieve aandacht ook niet van de lucht. Meest opvallend is het gedweep met Gerrit Komrij, die een soort rol lijkt te vervullen van vaderfiguur die hij nooit heeft gekend. Komrij zou wat dat betreft Pfeiffer en ons een groot plezier doen, door de gehele oplage van Hoe word ik een beroemd schrijver op te kopen. Want dat dit boek vooral in de schappen ligt om brood op de plank te brengen, is na het lezen ervan geen geheim meer.

Boodschap

Een poging om actueel te blijven, discussie op te zoeken en de hoop iets te hebben geschreven wat nog een paar centen oplevert, mag niemand worden ontzegd. Hoe word ik een beroemd schrijver is daar een uitmuntend voorbeeld van. Daarbij moeten we bedenken dat een boek als dit slechts kan verschijnen omdat voorafgaand werk enige betekenis en kwaliteit bezat. Dat kan niet anders en wat dat aangaat moet dit boek dan ook op zich worden beschouwd.

Maar recensies over dit boek zijn feitelijk onbelangrijk. In de wereld van Pfeiffer bevestigt namelijk iedere willekeurige recensie precies wat hij met dit schrijven beoogt. Wat echter niet onbelangrijk is, is de boodschap die aan dit boek moet worden onttrokken: schaam je niet voor kleine stukjes die weinig mensen lezen. Probeer niet krampachtig met het schrijven de vergetelheid te ontlopen en wees er bovendien niet afhankelijk van. Hou te allen tijde plezier in dat wat je creëert op papier. En bovenal: jaag die verfoeide beroemdheid niet na, want voor je het weet moet je in therapie.

Boeken / Non-fictie

Goebbels was als een blad in de wind

recensie: Peter Longerich (vert. Pieter Streutker en Marten de Vries) - Goebbels

Joseph Goebbels (1897-1945) zag zichzelf als de briljante propagandist van de nazi’s. Peter Longerich (1955), hoogleraar moderne geschiedenis aan de University of London, nuanceert vakkundig Goebbels’ zelfgecreëerde mythe.

‘Ik kan niet meer tegen de pijn. Ik moet de bitterheid van me af schrijven. Else geeft me een boek voor dagelijks gebruik. Op 17 oktober begin ik dus mijn dagboek.’ Goebbels, gepromoveerd doctor in de filosofie, maar als schrijver en journalist volledig mislukt, gebruikt zijn dagboeken tussen 1924 en 1945 om zijn geknakte ego op te vijzelen. Door zijn hoge positie binnen het naziregime vormen Goebbels’ dagboeken voor historici een onschatbare bron om de nationaalsocialistische machtsstructuur te kunnen duiden.

Man zonder visie


Longerich zorgt door publicaties als Davon haben wir nichts gewusst! (2006) en de fantastische biografie over het hoofd van de SS Heinrich Himmler (2009) steevast voor discussie. In zijn nieuwste biografie is Goebbels’ totale gebrek aan een eigen politieke visie opvallend. Toen de stuurloze en depressieve Goebbels in Hitler een nieuwe verlosser vond, spiegelde hij zichzelf razendsnel aan zijn Führer. De liefde voor Rusland liet Goebbels na lezing van Mein Kampf varen en op cultureel gebied ontwikkelde hij precies dezelfde smaak als Hitler. Longerich noemt deze  versmelting met zijn idool het ultieme bewijs voor Goebbels’ narcistische stoornis.

Het gezin Goebbels. Bron: Bundesarchiv, Bild 146-1978-086-03 / Unknown

Het gezin Goebbels. Bron: Bundesarchiv, Bild 146-1978-086-03 / Unknown

Deze narcistische zelfoverschatting vormt in het geweldig geschreven verhaal de rode draad. In het begin had Goebbels nog enige vorm van zelfkritiek, maar na zijn benoeming tot minister van Propaganda in 1933, dienden zijn dagboeken louter als lofzang op zijn eigen succes. De talrijke persoonlijke nederlagen, wanneer Hitler hem weer eens aan het lijntje hield, schoof hij simpelweg terzijde. Eén opbeurend gesprek met Hitler was voldoende om Goebbels verder in toom te houden.

Glashelder beschrijft Longerich dat Goebbels in werkelijkheid zijn macht als minister van Propaganda met anderen moest delen. Op het terrein van de buitenlandse politiek speelde Goebbels slechts een bijrol. Bovendien mislukte de gelijkschakeling van het Duitse muziek- en theaterleven jammerlijk. En Goebbels’ greep op de filmindustrie leverde – behoudens uitzonderingen – geen hoogwaardige politieke (oorlogs)propaganda op, maar verzandde uiteindelijk in plat amusement.

D

riehoeksverhouding


Voor Goebbels’ politieke carrière was de driehoeksverhouding tussen Hitler, Goebbels en zijn vrouw Magda cruciaal. Vanaf het moment dat Hitler in 1931 goedkeuring aan het huwelijk gaf, was Hitler vast onderdeel van het gezin Goebbels en genoot Magda de status van first lady van het Derde Rijk. Maar wanneer het stel even geen toegang tot Hitler had, raakte het direct in een depressie. Voor Longerich illustreert dit de volledige psychologische afhankelijkheid van Hitler.

Tegelijkertijd werkte Hitlers voortdurende aanwezigheid in Goebbels’ privéleven verstikkend. Goebbels was trots op het feit dat Hitler alleen met hem echt intieme gesprekken voerde, maar door Hitlers bemoeienissen bood het gezin voor Goebbels geen beschermende privéomgeving meer. Toen Goebbels in 1938 van Magda wilde scheiden, verbood Hitler hem dat nadrukkelijk, omdat hij daarmee zijn positie én zijn politieke carrière op het spel zette.

Weinig afstand


In de laatste twee delen van zijn biografie gebruikt de auteur zijn analyse van de opbouw en werking van het propaganda-apparaat als een soort spiegel waarvoor Goebbels zijn narcisme kon ontplooien. Daarin is Longerich te ver doorgeschoten. Aan de hand van het notenapparaat kun je goed zien hoe weinig afstand Longerich neemt van het beeld dat Goebbels van zichzelf construeerde. De weergave van Goebbels’ lyrische reacties op zijn eigen publicaties zijn weliswaar mooi, maar zeggen niets over de vraag hoe tijdgenoten deze brulaap voor de machtsovername werkelijk zagen. Ook ontbreken de reacties van het Duitse volk op zijn vele seksuele uitspattingen. En werd Goebbels nu werkelijk met enthousiasme ontvangen door slachtoffers van de bommenoorlog? Het blijft onbesproken.

Longerichs imposante studie is daarom geen kritische reflectie op Goebbels, maar zweeft ergens tussen een becommentarieerd egodocument en een algemene geschiedenis van het nationaalsocialisme op basis van dagboekaantekeningen in. 

Boeken / Fictie

Vriendschap herdacht

recensie: Arthur Umbgrove - Hotel Sofia

In Hotel Sofia wordt de vriendschap belicht tussen de stervende Harold, acteur Jules, depressieve Wilbert en extreem ordelijke Adriaan. De vriendschap ontstond in hun studietijd in Groningen en heeft weliswaar kort bestaan, maar krijgt 28 jaar later weer betekenis.

Hotel Sofia is de derde roman van Arthur Umbgrove, onder andere bekend als stand-upcomedian en zanger. Het thema van de Boekenweek (vriendschap en andere ongemakken) lijkt wel bedacht voor deze roman, waarin de ongemakken al in de vriendschap zijn ingebakken. Zo leeft Harold bijvoorbeeld voor de vriendschap, terwijl Jules meer oog heeft voor zijn carrière.

Na twee jaar vertrekt Jules naar de toneelschool in Maastricht. Harold verdwijnt naar Italië, waar hij nu nog woont, samen met zijn achttienjarige dochter Sofia. Zij heeft als eerste prioriteit de zorg voor haar stervende vader. Haar gedachten worden cursief weergegeven: ‘Toen mijn vader het zag begon hij te huilen. Stel je niet aan, je gaat alleen maar dood, hoor.

Wie kent wie

Per hoofdstuk wisselt het perspectief en zo komt elk personage aan het woord. Niet alleen over de vriendschap, maar ook over hoe het leven verder is verlopen. Natuurlijk heeft iedereen zijn ideeën over hoe de anderen waren. Zo vindt Harold dat Jules een onverschilligheid aan de dag legt alsof hij zich niet laat intimideren. Uit Jules’ ‘eigen’ hoofdstukken blijkt het tegendeel. Zijn tegenspeler in het toneelstuk waarin hij speelt, vertolkt zijn rol met veel agressie en verwondt Jules bij elk optreden. Hij luistert absoluut niet naar Jules’ verzoek zijn gedrag te matigen.

Adriaan is inmiddels partner bij een accountantskantoor en ziet zijn leven als een langgerekte poging om erger te voorkomen. Op Adriaan vindt Harold het begrip stoïcijns van toepassing, maar dat is maar hoe je het wilt zien. Zijn onverstoorbaarheid heeft eigenaardige trekjes. Zo vindt zijn vrouw dat hij aan een aan autisme verwante stoornis lijdt. Met emoties heeft hij niet veel op, maar zijn spullen zijn keurig geordend.

‘Hij sorteerde alles; (..) Hij hield van dingen die duidelijk waren. Hij haatte dingen die niet in te delen waren, zoals een keilbout. Was dat een plug, een schroef of een bout?’

Harold zou wel graag het lef van Wilbert willen hebben, maar Wilbert is daar niet ver mee gekomen. Hij heeft zijn leven op de waakvlam staan, verkeert nauwelijks meer onder de mensen en leeft op antidepressiva.

Typeringen

Wilberts gedachten over de andere vrienden lijken wel het meest nauwkeurig. Zo ziet hij Harold als grootverbruiker van de vriendschap, een beeld dat Harold bevestigt. Adriaan vindt hij geen groot intellect en uit de roman blijkt ook nergens het tegendeel. Dat Jules vriendschap ziet als het verzamelen van mensen, omdat hij aandacht nodig heeft, blijkt ook met Jules’ eigen idee te kloppen.

Umbgrove weet de verschillende personages goed een eigen stem te geven en geeft blijk van humoristische observaties. De snelle afwisseling van perspectief geeft een plezierige dynamiek aan de roman en blijft je nieuwsgierigheid prikkelen.

Toch is er wel een manco aan Hotel Sofia. Alles wordt uitgelegd en in elkaar gepast. Sofia nodigt als verrassing voor haar vader de drie anderen uit naar Italië te komen. Hoewel ze elkaar lang niet hebben gezien, aarzelt geen van allen hieraan gehoor te geven. Zo treffen de vier vrienden elkaar weer, maar nu aan het sterfbed van Harold. Wanneer zij bij Harold op bezoek zijn geweest, hebben ze allemaal een besluit genomen en lijken zij bevrijd van hun respectievelijke probleem. En zo komt (bijna) alles op z’n pootjes terecht.

Boeken / Fictie

Jeugdige literatuur in een stijlvol jasje

recensie: Das Magazin. Literair tijdschrift

Nederland is een literair tijdschrift rijker. Das Magazin (afgekort Das Mag) is jong, eigenwijs en vooral heel mooi. Een eerbetoon aan de letter.

Gedichten op bierviltjes, een handleiding in wasknijpen, een grote verscheidenheid aan verhalen, prozagedichten. Je kunt het zo gek niet bedenken, of het staat in Das Mag. Als het maar gemaakt is met woorden, mooie woorden. Niet alles is even geslaagd, wel is alles even enthousiast. En bij wie gevoelig is voor taal, zal dat enthousiasme ongetwijfeld overslaan: van Das Magazin krijg je zin om te schrijven.

Verleiden
Dat komt niet in de laatste plaats door de vormgeving. Das Mag draait dan wel om woorden en zinnen, het oog moet wel worden verleid ze te lezen. Oprichters Toine Donk en Daniël van der Meer beseften dat. In de aankondiging van Das Magazin, waarvan in september het nulnummer verscheen, noemden zij het doel van het tijdschrift: opgepakt en gelezen worden. Het moest een tijschrift worden ‘volledig tegen de conjunctuur in, zoals Keynes het zou willen’. Het resultaat is een tijdschrift dat de aandacht vangt zonder schreeuwerig te zijn. Hip op een tijdloze manier. Dikke bladzijden, mooie illustraties en een prettige leesletter maken het tot een waar kunstwerkje.

Het thema van het eerste nummer is ‘De Aanval’. Niet dat de redactie zich daar veel van heeft aangetrokken. Slechts een van de vier hoofdstukken waarin het tijdschrift is opgedeeld, is aan het thema gerelateerd. Daarin staat onder andere een verhaal van Joost de Vries, ‘Vechtmemoires’, over de vroegere stoeipartijen tussen hem en zijn broer. Verder zou je dat hele aanvalsidee zo vergeten. Maar ach, wat deert het. Das Magazin geeft niet de indruk zich aan regels te willen houden.

Experimenteel, vrolijk en spontaan
Dat experimentele maakt het tot een vrolijk en spontaan tijdschrift. In de rubriek ‘Literair Wereldnieuws’ is een vleugje politiek te vinden, in het essay van Chad Harbach een beetje ernst. Maar Das Magazin is vooral plezier. In het schrijven, in de taal. Er is plek voor iedere taalkunstenaar – rapper Faberyayo schreef een gedicht in het nulnummer, en cabaretier Jan Jaap van der Wal heeft zijn vaste plek in een briefwisseling met Daan Heerma van Voss.

Alhoewel, iedere taalkunstenaar… Echt verrassend is de keuze voor auteurs in Das Magazin niet. Ze maken bijna allemaal deel uit van het clubje schrijvers dat vaker samen optreedt, samen werkt en elkaar zelfs recenseert. Het ons-kent-onsgehalte is hoog. Op Remco Campert, A.H.J. Dautzenberg en Chad Harbach na zijn het écht jonge schrijvers, die zich succesvol aan een jonge generatie literatuurliefhebbers hebben weten te binden.

Niet alles even succesvol, maar uitschieters maken dat goed
Niet alle verhalen zijn even succesvol. Misschien dat het de prijs is voor het experimentele karakter. Zo zijn er twee pagina’s besteed aan een ‘fictieve datavisualisatie’. Grappig, voor even, een paar seconden, maar nalezen doe je het niet. Ook het onconventionele verhaal van Alma Mathijsen komt niet goed uit de verf. Het is een verzameling plaatjes van de hoofdpersoon met bijschriften, maar doordat ze niet echt een eenheid vormen, blijf je als lezer een beetje verdwaasd achter.

Uitschieters weten dat goed te maken. Zoals het melancholische ‘Hoe het was’ van Maartje Wortel. In rauwe zinnen en een vloeiend ritme vertelt ze het verhaal van een jongen die naar een eiland gaat om de teloorgang van zijn liefde te overdenken. Alleen dat verhaal al is een reden om Das Magazin te kopen, al is er nu alleen nog maar een deluxe editie verkrijgbaar. Voor het volgende nummer, dat in juni verschijnt, hebben de makers een grotere oplage beloofd. Iets om naar uit te kijken. En niet in het minst dus vanwege de fraaie vormgeving: Das Magazin gooi je niet zomaar bij het oud papier.

Boeken / Fictie

Jazz, martini’s en een streven naar succes

recensie: Amor Towles (vert. René van Veen) - Een kwestie van hoffelijkheid

Amerika ging in de jaren dertig door een crisis, maar New York bleef desondanks dé plek van de onbegrensde mogelijkheden en onverwachtse ontmoetingen. In Een kwestie van hoffelijkheid weet Amor Towles die atmosfeer van hooggespannen verwachtingen en toekomstdromen treffend te vatten.

Overdag een baan als typiste in een suf kantoor, ’s avonds martini’s drinken in de hipste jazzclubs van New York. Een kamer delen in een pension, maar feesten bezoeken in enorme villa’s en landhuizen. Het leven van de twintiger Katey Kontent bestaat uit grote tegenstellingen, en juist daardoor is ze erop gebrand carrière te maken: ze wil net zo succesvol worden als de mensen door wie ze omringd wordt. Die wens deelt ze met de net zo jonge en aantrekkelijke Eve. Wanneer de twee vriendinnen de knappe Tinker Grey ontmoeten, ontstaat een ingewikkelde driehoeksrelatie.

Geen damesromannetje
Wie bovenstaande tekst leest denkt wellicht aan een damesromannetje, maar dankzij Towles heeft het boek een stuk meer diepgang gekregen. Een kwestie van hoffelijkheid draait niet alleen om de relaties tussen Katey, Eve en Tinker, maar ook om muziek, literatuur, feminisme, welvaart, ellende en fatsoensnormen. Veel thema’s om in één boek te behandelen, maar het is Towles gelukt om er een samenhangend geheel van te maken. De roman biedt inzicht in het Manhattan van de jaren dertig van de vorige eeuw, maar geeft ook een inkijkje in de geest van een jonge, onafhankelijke vrouw met de wil om wat van haar leven te maken.

Ondanks dat de drie belangrijkste personages hun levens niet helemaal op orde hebben, ga je als lezer wensen net als zij in die tijd in New York te wonen. Een vriendenkring bestaande uit mensen met namen als Dicky Vanderwhile en Bitsy Houghton, cocktails drinken in clubs waar de grootste namen uit de jazz bijeenkomen, vakanties in een herenhuis in upstate New York en weekendjes op Long Island.

Een extra dimensie
Het verhaal van Katey, die opklimt van typiste tot hoofdredactrice bij Vogue-uitgeverij Condé Nast, is juist interessant doordat het in het sprankelende New York van de jaren dertig is geplaatst. Katey leest Henry David Thoreau en Jules Verne, werkt voor een celebrity-tijdschrift en weet zich ondanks haar afkomst – haar vader was een arme Russische immigrant – probleemloos te mengen met de culturele en intellectuele elite in de stad.

Ze heeft affaires met rijke jonge mannen en wekt de aandacht van belangwekkende figuren uit de bladenindustrie. Al deze gegevens zouden maar matig interessant zijn wanneer ze in het heden gesitueerd zouden zijn – zulke boeken bestaan immers al volop – maar Towles’ gedetailleerde en levendige beschrijving van de jaren dertig in New York geven het boek een extra dimensie. Een kwestie van hoffelijkheid is gebaseerd op een boeiende verhaallijn maar biedt vooral een fascinerende en beeldende impressie van  Manhattan in de jaren dertig.

Boeken / Non-fictie

De psychiatrische dierentuin

recensie: Antoine de Kom - Het misdadige brein

.

In tien fictieve gesprekken met bekende misdadigers uit het verleden vraagt De Kom, voorheen werkzaam als forensisch psychiater in het Pieter Baan Centrum, zich af wat hen tot hun daden bracht. Hoe kwamen zij tot ingrijpende beslissingen en hoe probeerden zij deze vervolgens te rechtvaardigen? Dit maakt Het misdadige brein. Over het kwaad in onszelf een spannende vertelling.

Wat beweegt de misdadiger?


De verschillende personen die De Kom bespreekt, onder wie Markies De Sade, Adolf Eichmann en Reynaert de Vos, hebben allemaal iets gemeen(s): allemaal hebben ze hun medemensen mensen verkracht, vermoord of verminkt. Wat veel mensen niet begrijpen is waarom ze deze misdaden pleegden. En wanneer is er dan sprake van een psychiatrische stoornis?

In zijn boek construeert De Kom gesprekken met de tien misdadigers alsof hij hun behandelend psychiater is en gaat hij op zoek naar wat hen tot hun daden bewogen kan hebben. Hij spreekt hen privé in hun cel, of, zoals bij de gevallen Romeinse keizer Tiberius, in de rechtszaal, waar een advocaat hen bijstaat. Dit laatste is interessant: de advocaat trekt de diagnose van de psychiater in twijfel. Dit dwingt De Kom om te de rol van de psychiater te verduidelijken. Het dierenrijk biedt dan uitkomst.

De psychiater als schildpad


In de gesprekken stelt De Kom zich de verdachten regelmatig voor als een dier. De een is een wurgslang, die zich om zijn prooi wikkelt en niet meer loslaat; de ander is een vos, op het oog mooi en vriendelijk, maar ook sluw en meedogenloos wanneer hij de kans krijgt. De psychiater is volgens De Kom een schildpad:

… hard vanbuiten, maar zacht vanbinnen, ik kan veel verdragen, kom langzaam maar gestaag vooruit, en ik blijf vriendelijk, ik ga geen gevecht aan. Als ik word aangevallen trek ik me even terug om weer naar buiten te komen als het veilig is.

De verdachte handelt, de psychiater luistert. Zo probeert hij de gedachten en het handelen van de verdachten te ontrafelen, en blijkt de tragiek die achter veel van hen schuilgaat. De Kom excuseert hen niet, verklaart slechts, en doet dat op intrigerende wijze.

Er is eigenlijk maar één probleem met het boek van De Kom: alle gesprekken zijn verzonnen. Sommige misdadigers hebben echt bestaan, anderen zijn net zo echt als Barbapapa – over wiens misdaden overigens weinig bekend is. En wanneer de misdadiger echt heeft bestaan, kunnen we natuurlijk nooit weten of zij echt op de manier over hun misdaden zouden praten zoals De Kom ze dit in zijn boek laat doen – hij legt hen slechts woorden in de mond. Hierdoor zweeft het boek in een soort niemandsland tussen fictie en non-fictie. Het is een boek over mogelijkheden, niet over feiten. Geen enkele diagnose kan met zekerheid gesteld worden en blijft dus altijd fantasie.

Motieven zijn er altijd


De Kom probeert het handelen van de misdadiger te begrijpen, niet te veroordelen. Hoe vreselijk de misdaad ook was, De Kom wil weten wat de misdadiger tot zijn daad dreef. Soms is het een psychische stoornis, zoals bij de megalomane Nero, maar soms ook niet, zoals bij berekenende Eichmann, die miljoenen Joden liet vergassen en nooit spijt toonde. Maar motieven zijn er altijd en de misdadiger is zelf verantwoordelijk voor zijn daden. Dit maakt Het misdadige brein zo spannend en zo eng: het kwaad heeft vele gezichten en hangt af van de keuzes die we zelf maken.

Muziek / Concert

Fenomenaal

recensie: Thomas Dybdahl

Thomas Dybdahl heeft nooit een hitalbum gehad in Nederland. Toch is hij geliefd bij een vaste groep van muziekkenners. Zij hebben deze Noor het laatste decennium in hun hart gesloten.

Voor velen zal de Roepaen in Ottersum een vreemde plek zijn om Thomas Dybdahl aan het werk te zien. Achteraf zal menigeen bevestigen dat de locatie een uitstekende keuze is geweest. De sfeer van de Kapel van het oude klooster past uitstekend bij de akoestische en betoverende muziek van de Noor. De warme sfeer van kaarslicht gecombineerd met een schitterende akoestiek lenen zich perfect voor de verstilde beelden die Dybdahl met zijn muziek schildert.

“Gewoon een excuus”

~

Dybdahl ’s belangrijkste troef is zijn stem. Moeiteloos schakelt hij van kopstem naar gewone zangstem en weer terug. Als rode draad speelt hij vanavond natuurlijk de songs van …That Great October Sound die hij afwisselt met recenter werk. Alle composities ademen de sfeer uit die het handelsmerk is geworden van deze artiest. Een sfeer waarin de stem van Dybdahl centraal staat, gelardeerd met voorzichtige en vooral heldere inkleuringen van het begeleidende instrument. Vanavond is dat de diversiteit aan klanken van een lapsteelgitaar en een akoestische bas. Dybdahl begeleidt zichzelf op akoestische gitaar en af en toe op mondharmonica. Dat laatste vergeet hij wel eens. Zo laat hij midden in een nummer weten dat hij nu eigenlijk een mondharmonica-solo moet spelen, maar het instrument ligt op de grond. Hij laat het hierbij en speelt verder.

Op zijn eerste album wilde Dybdahl ook een uptemponummer plaatsen. Die drang is hij later verloren. Vanavond wordt de bezoeker getrakteerd op een live-uitvoering van het voor zijn doen snelle ‘Dreamweaver’.

Na een staande ovatie na afloop keert Dybdahl in eerste instantie alleen terug op het podium om achter de piano plaats te nemen. “Eigenlijk is dit wel gevaarlijk om te doen na het ontvangen van zo’n uitzinnig applaus” laat hij zich ontvallen. “Dit instrument ben ik lang niet zo machtig als de gitaar, maar ik ga het proberen.” Vervolgens betovert Dybdahl andermaal het publiek met een prachtige pianosong. Als afsluiter speelt hij een nummer met de band, en met mondharmonica. Het trio neemt zichtbaar gelukkig het overdonderende applaus in ontvangst op de rand van het podium van de Kapel. Het is verdiend na een fenomenaal optreden. Het publiek keert betoverd de donkere nacht in om het landgoed in muzikale herinneringen achter zich te laten.

8WEEKLY MediaPlayer
Theater / Voorstelling

Het verdriet te lijf

recensie: Thaibox Verdriet

Het zijn niet de minste thema’s die De Toneelmakerij aansnijdt in Thaibox Verdriet. Verwaarloosde kinderen, onmachtige vaders en broer/zus-liefde. Het zijn thema’s die zo uit een Shakepeare of Grieks drama lijken te komen, ware het niet dat hier de boksring het strijdtoneel is waar deze thema’s op uitgevochten worden.

In boksschool The Silent Dragon bereidt Boris zich samen met sportschoolhouder Hank en diens zus Elja voor op het gevecht om de National Gym Award. Deze wordt over vijf dagen uitgereikt. Tom Smulders komt met manager Woody naar de sportschool om Boris te verslaan. Maar dat is niet de enige reden van zijn komst: Boris blijkt zijn jongere broer, die hij jarenlang heeft gemist vanwege hun dominante vader.

Boksen als metafoor

~

Het publiek zit net als bij een echt boksgala rondom, wacht af, beleeft de dagen voor de wedstrijd. De acteurs lopen de boksring in en uit, die wordt als een zorgvuldig ritueel steeds verder opgebouwd; het licht is fel en de toeschouwers zien steeds elkaars reacties op de gebeurtenissen in de ring. Er is geen ontkomen aan: deze bokswedstrijd spiegelt en confronteert.

‘Als je niet gefocust bent, val je om.’
‘Als je niet weet waarom je het doet, hoef je er niet eens aan te beginnen.’
‘Als je niet in jezelf gelooft, doet een ander dat ook niet.’
‘Klappen alleen zijn niet genoeg als het hart moet worden geraakt.’
Zoals deze citaten laten zien, dient het boksen in Thaibox Verdriet als metafoor voor het leven. Het werkt en is een sterk gekozen invalshoek voor jongerentheater.

Een nieuwe theatertaal

~

Liesbeth Coltof heeft van Thaibox Verdriet een energieke voorstelling gemaakt. De scènes wisselen elkaar in hoog tempo af en muziek, dans en tekst zijn prachtig gecomponeerd. De wereld van de poëzie lijkt op het eerste gezicht te bijten met de wereld van het boksen, maar dat gegeven trok schrijver Ad de Bont juist zo aan. In een interview vertelt hij: ‘Het leek me geweldig als dezelfde mensen die boksen een ogenblik later dichters zijn. Vandaar het idee dat ze allemaal uitbarsten in poëzie.’

In sommige scènes werkt die mix fantastisch, zoals wanneer Elja de liefde bedrijft met Toms manager, Woody. Het zoeken naar elkaar in een agressieve liefdesdans is het ontwerp van een nieuwe theatertaal, die nauw aansluit bij jongeren. In de dans komt de verbale onmacht van de twee gemankeerde jongeren samen in een ijzersterk duet. En wanneer Tom zich in de finale poëtisch uitdrukt jegens zijn broer Boris (‘Ik heb je gevoeld, geproefd en gevonden’), krijgen de woorden een diepere betekenis door de dubbelzinnigheid die ze met het boksen verbindt.

Rake klappen

~

De energie die in het ritme van de voorstelling zit, zit ook in het spel. Het boksen is niet in een strakke choreografie vastgelegd: de acteurs volgden een zesweekse training in thaiboksen en kungfu. We zien dus een gevecht waarin rake klappen vallen, waardoor het publiek op de eerste rij nat wordt van het zweet en waarbij de spanning tussen de acteurs voelbaar is. Het spel is oprecht, niet ingeleefd: ook de dialogen worden als klappen uitgedeeld. Dit verhaal wordt niet op halve kracht verteld, maar met gevaar voor eigen leven bevochten.

Thaibox Verdriet was in 2010 een groot succes en is daarom nu in reprise gegaan. De humor, het opstuwende ritme en de voor hen herkenbare wereld spreken veel jongeren aan. Hopelijk beklijven bij hen op de lange termijn niet alleen de fysieke confrontaties, maar ook de mooi verwoorde emoties.

Thaibox Verdriet wordt nog gespeeld tot 5 april 2012.

Theater / Voorstelling

1001 platvloerse vertellingen

recensie: Vertellingen van 1001 nacht

Niets mis met een beetje seks op de planken. Logisch zelfs wanneer je de Vertellingen van 1001 nacht gaat vertolken. Het Zuidelijk Toneel slaat de plank echter totaal mis. Het resultaat: een inhoudsloos, fragmentarisch geheel, doorspekt met platvloerse grappen.

Vertellingen van 1001 nacht gaat vertolken. Het Zuidelijk Toneel slaat de plank echter totaal mis. Het resultaat: een inhoudsloos, fragmentarisch geheel, doorspekt met platvloerse grappen.

~

Na Reis om de wereld in 80 dagen uit 2009, staat Het Zuidelijk Toneel voor de tweede keer op de planken met een grote voorstelling. Wederom worden artiesten van buitenaf ingevlogen: deze keer Marc-Marie Huijbregts en de acrobatische Ashton Brothers. De voorstelling wordt opgehangen aan het raamwerk van de vertellingen van 1001 nacht, waarin een door een vrouw bedrogen sultan zweert nooit langer dan één nacht een vrouw lief te hebben. Hij trouwt een maagd, eet met haar, slaapt met haar en laat haar vervolgens ter dood brengen. Huijbregts kruipt in de huid van Sheherazade, de bruid die de sultan verleidt met haar erotische verhalen en daarmee haar executie steeds uit weet te stellen.

Typisch Huijbregts

~

Het getuigt van lef om Marc-Marie Huijbregts te casten in de rol van Sheherazade. Aan het begin van de voorstelling zien we Huijbregts nog even als verteller. Hij vertelt op karakteristieke wijze de geschiedenis van de sultan totdat het verhaal van Sheherazade begint: ‘En toen koos hij zijn duizendeerste vrouw. Mij.’ Bepruikt en bejurkt vervolgt Huijbregts het verhaal. Door zijn typische maniertjes en stem is het voor het publiek onmogelijk om een Sheherazade te zien in plaats van gewoon Huijbregts met een pruik.

Niet dat het veel uitmaakt dat Huijbregts onovertuigend is als Oosterse schone. Er gebeurt zoveel op het podium dat de aandacht nergens lang blijft hangen. Het Zuidelijk Toneel wil simpelweg te veel: verhalen, zang, muziek, beelden en acrobatiek. Het liefst allemaal tegelijk. Een enkele keer leidt dit tot een goede integratie van het kaderverhaal van Sheherazade en het verhaal dat zij de sultan vertelt. Op die momenten vullen de twee verschillende verhaallijnen elkaar mooi aan. Vaker, helaas, wordt het een onoverzichtelijk geheel. Muziek wordt dan niet gemaakt omdat dat bijdraagt aan de voorstelling, maar omdat het kan. Het lijkt alsof regisseur Matthijs Rümke het geld voor de Ashton Brothers terug wil verdienen door hen in iedere scène in te zetten. Dit is onnodig en met grote regelmaat zelfs irritant. Less is more gaat voor deze voorstelling zeker op.

Smaakloze grappen over seks

~

Wat deze voorstelling gedenkwaardig maakt, in de negatiefste zin van het woord, zijn de enorm platvloerse sekstaferelen en grappen over seks. Het publiek krijgt verhalen voorgeschoteld over een vrouw die met apen slaapt of een dwerg die een vrouw bevredigt. Het absolute dieptepunt is de man die luchtgitaar speelt op zijn enorme penis alvorens er drie zussen mee te penetreren, maar niet voordat het publiek wordt blootgesteld aan een verbale diarree van synoniemen voor zowel de mannelijke als vrouwelijke geslachtsdelen. Oh, er wordt echt wel om gelachen, maar hoogstwaarschijnlijk meer uit gène dan van plezier.

Slechts een enkele keer is enige authenticiteit te bespeuren. Het verhaal van Aziez en Azieza komt nog het dichtst in de buurt en ook de ontmaagding van Sheherazade leek even de angst van een tienermeisje bloot te leggen. Dit soort momenten is van korte duur voordat zij ruw onderbroken worden door de zoveelste schuine grap of een vorm van onnodig visueel spektakel.

Vertellingen van 1001 nacht was de populairste voorstelling van het jaar voor Theaters Tilburg, met de langste wachtlijst voor kaartjes. Toch zijn de mensen op de wachtlijst het meest benijdenswaardig, want hun zijn vele momenten van plaatsvervangende schaamte bespaard gebleven.

Vertellingen van 1001 nacht is nog te zien t/m 12 mei 2012 op verschillende locaties. Klik hier voor de speellijst.