Niets is wat het lijkt
In het achtste arrondissement van Parijs wordt op 8-08-1908 een bakkerszoon geboren, Octavio. Ook arriveert een jonge kunstenaar in de lichtstad en wordt Isabeau geboren. Een boekverkoper op de kade van de Seine blijkt een knooppunt in hun levens.
Zo op het eerste oog hebben de verschillende personages die worden opgevoerd in De keizer van Parijs weinig tot niets met elkaar te maken. De verschillende verhaallijnen ontwikkelen zich onafhankelijk van elkaar en lijken niet naar elkaar toe te groeien, tot ze dat wel doen. Wel is er een bepaalde mate van overlap, vooral door de boekverkoper, maar pas aan het eind van het boek valt alles samen. Wel is het al snel duidelijk welke personages aan elkaar voorbestemd zijn.
Verhalen
Wat door het hele boek heen naar voren komt, is het belang van verhalen. Octavio, de bakkerszoon, leert verhalen vertellen van zijn vader. Aan de hand van plaatjes, foto’s of schilderijen kunnen de meest fantastische hersenspinsels ontstaan. Isabeau krijgt op jonge leeftijd een litteken waardoor haar moeder haar probeert te verstoppen – schoonheid is alles, littekens geven een verkeerd beeld. Als Isabeau een bezoekersgids van het Louvre krijgt, begint ze verhalen bij de schilderijen te verzinnen.
Henri, laatste in een lijn van boekverkopers, wordt door zijn grootvader opgeleid om van boeken te houden. Zijn vader wil ze alleen maar verkopen, maar opa heeft voelt er een diepe liefde voor die hij wil overdragen. Henri leert aan de echte wereld te ontsnappen door in een boek te stappen – letterlijk. En dan is er ook nog de kunstenaar Kalb, die hoopvol naar Parijs is getogen in het jaar dat Isabeau en Octavio werden geboren, 1908. Hoewel hij van de kunstacademie wordt weggestuurd, blijft hij vasthouden aan zijn droom, ook al wordt hij daardoor een van de zwervers van Parijs.
Springen door de tijd
De vorm waarin De keizer van Parijs wordt verteld, heeft wat gewenning nodig. Er wordt nergens dialoog weergegeven. Gesprekken worden beschreven op dezelfde manier als landschappen of personen worden beschreven en dat zorgt voor een wat statisch geheel.
De tuinknecht zwaaide met zijn borstel. Octavio liet zich voorovervallen en krabbelde overeind. Zijn vader trok zijn schouders op en sloeg zijn armen om zijn hoofd. Octavio keek op en verontschuldigde zich.
We zijn op weg naar het museum, monsieur. We wilden alleen even uitrusten.
De tuinknecht bromde wat en wees met zijn duim naar het Louvre, dat tussen de bomen door te zien was. Zet de stoelen terug als u weggaat, zei hij
De stijl heeft wel zijn aantrekkingskracht, het is er een die weinig wordt gebruikt. Maar pas aan het einde van het verhaal, als alles verteld is, wordt de meerwaarde ervan echt duidelijk.
Alle beschrijvingen zorgen er wel voor dat er een zeer specifieke sfeer in het boek ontstaat. Het Parijs van rond de eeuwwisseling lijkt gevangen te worden in de woorden van Richardson. Dat de tijd verstrijkt en dat er over verschillende tijdvakken verteld wordt, maakt het lezen niet altijd even makkelijk. Op een enkele keer na worden er geen data genoemd en ook termen als ‘eerder’ en ‘later’ zijn nauwelijks terug te vinden.
Beeldend
De stijl waarin De keizer van Parijs is geschreven past qua vaagheid uitstekend bij de verhalen. Veel daarin draait om beelden, of het nu afbeeldingen of visies zijn. Het beeldend taalgebruik en de beschrijvende vorm van vertellen sluiten op die manier aan bij wat er in de verschillende verhalen gebeurt.
Eén boodschap lijkt er voortdurend van af te druipen: niet alles is wat het lijkt. Soms is de buitenkant slechts een gemankeerde weerspiegeling van het innerlijk, van de geschiedenis. De liefde, die in het hele boek terug te vinden is, is niet zozeer een liefde voor uiterlijkheden, maar voor verhalen en het vermogen ze te kunnen vertellen. Door een goed verhaal wordt zelfs het lelijkste iets om van te houden.