Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Niets is wat het lijkt

recensie: CS Richardson (vert. Laura van Campenhout) - De keizer van Parijs

In het achtste arrondissement van Parijs wordt op 8-08-1908 een bakkerszoon geboren, Octavio. Ook arriveert een jonge kunstenaar in de lichtstad en wordt Isabeau geboren. Een boekverkoper op de kade van de Seine blijkt een knooppunt in hun levens.

Zo op het eerste oog hebben de verschillende personages die worden opgevoerd in De keizer van Parijs weinig tot niets met elkaar te maken. De verschillende verhaallijnen ontwikkelen zich onafhankelijk van elkaar en lijken niet naar elkaar toe te groeien, tot ze dat wel doen. Wel is er een bepaalde mate van overlap, vooral door de boekverkoper, maar pas aan het eind van het boek valt alles samen. Wel is het al snel duidelijk welke personages aan elkaar voorbestemd zijn.

Verhalen
Wat door het hele boek heen naar voren komt, is het belang van verhalen. Octavio, de bakkerszoon, leert verhalen vertellen van zijn vader. Aan de hand van plaatjes, foto’s of schilderijen kunnen de meest fantastische hersenspinsels ontstaan. Isabeau krijgt op jonge leeftijd een litteken waardoor haar moeder haar probeert te verstoppen – schoonheid is alles, littekens geven een verkeerd beeld. Als Isabeau een bezoekersgids van het Louvre krijgt, begint ze verhalen bij de schilderijen te verzinnen.

Henri, laatste in een lijn van boekverkopers, wordt door zijn grootvader opgeleid om van boeken te houden. Zijn vader wil ze alleen maar verkopen, maar opa heeft voelt er een diepe liefde voor die hij wil overdragen. Henri leert aan de echte wereld te ontsnappen door in een boek te stappen – letterlijk. En dan is er ook nog de kunstenaar Kalb, die hoopvol naar Parijs is getogen in het jaar dat Isabeau en Octavio werden geboren, 1908. Hoewel hij van de kunstacademie wordt weggestuurd, blijft hij vasthouden aan zijn droom, ook al wordt hij daardoor een van de zwervers van Parijs.

Springen door de tijd
De vorm waarin De keizer van Parijs wordt verteld, heeft wat gewenning nodig. Er wordt nergens dialoog weergegeven. Gesprekken worden beschreven op dezelfde manier als landschappen of personen worden beschreven en dat zorgt voor een wat statisch geheel.

De tuinknecht zwaaide met zijn borstel. Octavio liet zich voorovervallen en krabbelde overeind. Zijn vader trok zijn schouders op en sloeg zijn armen om zijn hoofd. Octavio keek op en verontschuldigde zich.
We zijn op weg naar het museum, monsieur. We wilden alleen even uitrusten.
De tuinknecht bromde wat en wees met zijn duim naar het Louvre, dat tussen de bomen door te zien was. Zet de stoelen terug als u weggaat, zei hij

De stijl heeft wel zijn aantrekkingskracht, het is er een die weinig wordt gebruikt. Maar pas aan het einde van het verhaal, als alles verteld is, wordt de meerwaarde ervan echt duidelijk.

Alle beschrijvingen zorgen er wel voor dat er een zeer specifieke sfeer in het boek ontstaat. Het Parijs van rond de eeuwwisseling lijkt gevangen te worden in de woorden van Richardson. Dat de tijd verstrijkt en dat er over verschillende tijdvakken verteld wordt, maakt het lezen niet altijd even makkelijk. Op een enkele keer na worden er geen data genoemd en ook termen als ‘eerder’ en ‘later’ zijn nauwelijks terug te vinden.

Beeldend
De stijl waarin De keizer van Parijs is geschreven past qua vaagheid uitstekend bij de verhalen. Veel daarin draait om beelden, of het nu afbeeldingen of visies zijn. Het beeldend taalgebruik en de beschrijvende vorm van vertellen sluiten op die manier aan bij wat er in de verschillende verhalen gebeurt.

Eén boodschap lijkt er voortdurend van af te druipen: niet alles is wat het lijkt. Soms is de buitenkant slechts een gemankeerde weerspiegeling van het innerlijk, van de geschiedenis. De liefde, die in het hele boek terug te vinden is, is niet zozeer een liefde voor uiterlijkheden, maar voor verhalen en het vermogen ze te kunnen vertellen. Door een goed verhaal wordt zelfs het lelijkste iets om van te houden.

Boeken / Fictie

Niets is wat het lijkt

recensie: CS Richardson (vert. Laura van Campenhout) - De keizer van Parijs

In het achtste arrondissement van Parijs wordt op 8-08-1908 een bakkerszoon geboren, Octavio. Ook arriveert een jonge kunstenaar in de lichtstad en wordt Isabeau geboren. Een boekverkoper op de kade van de Seine blijkt een knooppunt in hun levens.

Zo op het eerste oog hebben de verschillende personages die worden opgevoerd in De keizer van Parijs weinig tot niets met elkaar te maken. De verschillende verhaallijnen ontwikkelen zich onafhankelijk van elkaar en lijken niet naar elkaar toe te groeien, tot ze dat wel doen. Wel is er een bepaalde mate van overlap, vooral door de boekverkoper, maar pas aan het eind van het boek valt alles samen. Wel is het al snel duidelijk welke personages aan elkaar voorbestemd zijn.

Verhalen
Wat door het hele boek heen naar voren komt, is het belang van verhalen. Octavio, de bakkerszoon, leert verhalen vertellen van zijn vader. Aan de hand van plaatjes, foto’s of schilderijen kunnen de meest fantastische hersenspinsels ontstaan. Isabeau krijgt op jonge leeftijd een litteken waardoor haar moeder haar probeert te verstoppen – schoonheid is alles, littekens geven een verkeerd beeld. Als Isabeau een bezoekersgids van het Louvre krijgt, begint ze verhalen bij de schilderijen te verzinnen.

Henri, laatste in een lijn van boekverkopers, wordt door zijn grootvader opgeleid om van boeken te houden. Zijn vader wil ze alleen maar verkopen, maar opa heeft voelt er een diepe liefde voor die hij wil overdragen. Henri leert aan de echte wereld te ontsnappen door in een boek te stappen – letterlijk. En dan is er ook nog de kunstenaar Kalb, die hoopvol naar Parijs is getogen in het jaar dat Isabeau en Octavio werden geboren, 1908. Hoewel hij van de kunstacademie wordt weggestuurd, blijft hij vasthouden aan zijn droom, ook al wordt hij daardoor een van de zwervers van Parijs.

Springen door de tijd
De vorm waarin De keizer van Parijs wordt verteld, heeft wat gewenning nodig. Er wordt nergens dialoog weergegeven. Gesprekken worden beschreven op dezelfde manier als landschappen of personen worden beschreven en dat zorgt voor een wat statisch geheel.

De tuinknecht zwaaide met zijn borstel. Octavio liet zich voorovervallen en krabbelde overeind. Zijn vader trok zijn schouders op en sloeg zijn armen om zijn hoofd. Octavio keek op en verontschuldigde zich.
We zijn op weg naar het museum, monsieur. We wilden alleen even uitrusten.
De tuinknecht bromde wat en wees met zijn duim naar het Louvre, dat tussen de bomen door te zien was. Zet de stoelen terug als u weggaat, zei hij

De stijl heeft wel zijn aantrekkingskracht, het is er een die weinig wordt gebruikt. Maar pas aan het einde van het verhaal, als alles verteld is, wordt de meerwaarde ervan echt duidelijk.

Alle beschrijvingen zorgen er wel voor dat er een zeer specifieke sfeer in het boek ontstaat. Het Parijs van rond de eeuwwisseling lijkt gevangen te worden in de woorden van Richardson. Dat de tijd verstrijkt en dat er over verschillende tijdvakken verteld wordt, maakt het lezen niet altijd even makkelijk. Op een enkele keer na worden er geen data genoemd en ook termen als ‘eerder’ en ‘later’ zijn nauwelijks terug te vinden.

Beeldend
De stijl waarin De keizer van Parijs is geschreven past qua vaagheid uitstekend bij de verhalen. Veel daarin draait om beelden, of het nu afbeeldingen of visies zijn. Het beeldend taalgebruik en de beschrijvende vorm van vertellen sluiten op die manier aan bij wat er in de verschillende verhalen gebeurt.

Eén boodschap lijkt er voortdurend van af te druipen: niet alles is wat het lijkt. Soms is de buitenkant slechts een gemankeerde weerspiegeling van het innerlijk, van de geschiedenis. De liefde, die in het hele boek terug te vinden is, is niet zozeer een liefde voor uiterlijkheden, maar voor verhalen en het vermogen ze te kunnen vertellen. Door een goed verhaal wordt zelfs het lelijkste iets om van te houden.

Muziek / Album

Het eeuwige kind dat groot werd

recensie: Devendra Banhart - Mala

Tot de ‘eeuwige kinderen’ werd Devendra Banhart gerekend in de documentaire The Eternal Children (2006), die gaat over een groep vrijgevochten Amerikaanse muzikanten die bekend staan als de freak-folk beweging. Maar niemand bezit de eeuwige jeugd, ook Banhart niet, zo valt te horen op zijn nieuwe plaat Mala.

De naam Devendra Banhart zal niet bij iedereen een belletje doen rinkelen. Binnen de beweging van New Weird America is Banhart wel een goede bekende. Hij wordt samen met Antony Hegarty (Antony and the Johnsons) en CocoRosie gezien als een van zijn voornaamste vertegenwoordigers. New Weird America is aan het begin van dit millennium aan een opmars begonnen. De muzikale beweging zet zich af tegen de maatschappij en wordt muzikaal getypeerd door het eclectisch combineren van een mikmak aan genres, waartoe onder meer (psychedelische) rock, folk, blues, country, jazz en hip hop behoren.

Metamodernisme
Om wat van Banharts muziek te begrijpen (en het misschien te appreciëren), kan een korte excursie naar de context geen kwaad. Banharts liedjes zijn gitaarliedjes waarin flink wat invloeden doorsijpelen, met als inzet het verlangen naar authenticiteit, weg van de mainstream. Zijn teksten zijn surrealistisch, dromerig en gaan veelal over het kind-zijn. De concerten van Banhart schijnen, zoals het freak-folk optredens betaamt, bijna spirituele ervaringen te zijn. Volgens Niels van Poecke, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is New Weird America een beweging die gezien zou kunnen worden als een expressie van een hedendaagse culturele verschuiving. Van Poecke plaatst Banhart en zijn vrienden in het metamodernisme, een contemporaine kunststroming, in 2010 geïntroduceerd door cultuurfilosofen Robin van den Akker en Timotheus Vermeulen en inmiddels wereldwijd opgepikt. Kern van het metamodernisme is de afrekening met het cynische en relativerende postmoderne denken. Deze nieuwe generatie ‘does not turn to anger or defeatism, but instead seeks to create alternate spaces for hope and desire,’ zo schrijft Van Poecke.

Down to earth
Bejubeld werden Banharts songs binnen het freak-folk-wereldje, maar daarbuiten is er kritiek te proeven, in het bijzonder over de ongrijpbaarheid van de Amerikaanse-Venezuelaanse musicus. Dat zijn muziek zich nauwelijks laat vastpinnen in een denksysteem van eenduidige betekenissen, is voor het grote publiek reden geweest deze muzikant ter zijde te schuiven. Banharts nieuwe plaat Mala is echter helemaal niet zo ontoegankelijk. De overdosis surrealisme waarmee Banhart zijn platen normaliter injecteert, is op het recente album teruggebracht tot een gezondere hoeveelheid. Mala is meer down to earth.

~

De lijn die immer op Banharts albums te ontdekken valt is het gebrek aan een vaste structuur. Dat geldt ook voor Mala. De luisteraar wordt meegenomen naar een diversiteit van sferen, van bijvoorbeeld het exotische ‘Mi Negrita’ gaat het naar prima in het gehoor liggende gitaargetokkel op ‘The Ballad of Keenan Milton’ of het reggae-achtige ‘Won’t You Come Over’. De mooiste nummers zijn te vinden aan het begin van de plaat: het rustige voortkabbelende ‘Daniel’ en ‘Für Hildegard von Bingen’, waar Banhart zich durft in te laten met wat elektronica.

Onpopulaire popliedjes
De nieuwe Banhart klinkt allemaal net wat volwassener. Hij lijkt zijn stijl te hebben verfijnd en qua zang weet hij een goede balans te vinden in het gebruik van de kopstem. De ondoorgrondelijke surrealistische teksten zij vervangen door de wederwaardigheden die komen kijken bij de liefde. Een banaler thema, dus. Het eeuwige kind dat Banhart in de documentaire The Eternal Childeren van David Kleijwegt nog was, is dan toch een beetje volwassen geworden.

Maar ondanks deze vorderingen is Banhart, net als op zijn vorige album, niet in staat de hele rit door te blijven boeien. Zeker, Mala telt een paar liedjes die het uitstekend doen; deze worden echter afgewisseld met songs die toch nauwelijks spannend genoemd kunnen worden (‘Never Seen Such Good Things’, ‘Hatchet Wound’ of ‘Taurobolium’). Zelf omschreef Devendra Banhart zijn liedjes eens als onpopulaire popliedjes, een rake, ook voor het materiaal op zijn nieuwe plaat. Mala zal het grote publiek niet bereiken. Laat dat nu juist de inzet zijn van de anti­-mainstream mentaliteit waarmee de freak-folk beweging opereert.

Boeken / Fictie

In de zon kijken

recensie: Vincent Overeem - Tobi

.

In de proloog zeulen twee jongens een dood meisjeslichaam door het bos. Ze schoppen uiteindelijk wat bladeren over haar heen en keren in grote verwarring terug naar huis. De jongens zijn Tobi – alleen door zijn moeder voluit Tobias genoemd – en zijn vriend David. Het meisje heet Nickie. Zo vangt de roman aan met de slotscène, waarna in tien gespannen hoofdstukken met omtrekkende bewegingen getoond wordt wie deze jonge mensen zijn, en wat Tobi bedoelt wanneer hij op de terugweg zijn angst probeert te bezweren:

Het lag aan die tuin, houd ik me dikwijls voor. Het lag aan die ellendige verwaarloosde tuin van ons oude huis, waar ik na mijn moeders dood steeds naar terugkeer, om te zwemmen in een zwembad dat met de dag troebeler wordt. Het lag aan dat gigantische huis, dat mijn vader direct na de begrafenis te koop heeft gezet. Het lag aan de dingen, niet aan de mensen, niet aan mij.

Onschuld en onwetendheid
In deze roman is het altijd zomer. Met drukkende hitte, flinke regenbuien en eindeloze dagen bij het zwembad in de grote tuin. Als Tobi zeven is, wordt hij ziek, vlak voor de dag dat zijn familie op vakantie wil gaan. Zijn vader, zus Pam en broer Harold vertrekken alvast naar de zee, zijn moeder blijft bij Tobi met het voornemen achter de rest aan te reizen zodra hij weer beter is. Maar als het zover is, maakt zijn moeder geen aanstalten te vertrekken. Ze gaat zich steeds vreemder gedragen. Na een paar dagen is er geen eten meer in huis en zit zijn moeder in haar nachtjapon op de bodem van het lege zwembad te rillen en te huilen.

In Tobi wordt met grote voorzichtigheid een trauma blootgelegd dat alle personages tegen wil en dank met elkaar verbindt. Behalve Tobi, want hij was pas drie jaar oud en weet niet meer wat er destijds gebeurde. Door alle anderen wordt voornamelijk gezwegen. Misschien om Tobi te beschermen, die onschuldig moet blijven. Maar ook uit onmacht: ze doen maar wat. Het huis en de tuin, de moeder en zelfs de hond: alles barst zowat uit de voegen van al dat zwijgen. Als de moeder van Tobi een eind aan haar leven maakt, wordt het voor Tobi alleen nog maar ingewikkelder. Niemand vertelt hem iets, behalve dan dat hij uit de buurt moet blijven van Nickie: het meisje dat hem opzoekt aan de rand van het zwembad.

Elektrisch geladen
In Tobi’s jonge ogen is Nickie een onweerstaanbaar mooi en interessant meisje, dat elke seconde van bui kan veranderen. Ze doet hem denken aan zijn moeder, voor wiens grillen hij ook nooit bang was. Hij wil bij haar zijn, antwoorden krijgen en toch ook graag met haar kussen. De lezer ziet echter vooral een beschadigd meisje, dat wanhopig op zoek is naar iemand die met andere ogen naar haar kijkt dan haar vader doet. Zo is er steeds de spanning tussen wat de lezer al weet van wat er in de wereld te koop is, en de onschuld van Tobi.

Deze spanning blijft op elke pagina overeind. Bovendien staat de roman propvol mooie dialogen en scènes. Werkelijk elk personage en elke relatie tussen hen is interessant. Tobi lijkt elektrisch geladen, iedereen en elke plek zit vol betekenis. Er valt geen mus van het dak zonder dat het iets wil zeggen, maar wat het zegt blijft aan de lezer. Tobi spookt, roept weerzin op en stelt herhaaldelijk de vraag: ligt het aan de mensen, of aan de dingen?

Geen toezicht
Schreef ik vorig jaar nog over de roman Havik van Marco Kamphuis, en waar het in dat boek aan ontbrak: Tobi voldoet juist precies aan die wensen. Deze roman is scherp en verontrustend. Het is: lezen en in willen grijpen. Het kind willen redden. Maar in het universum van Vincent Overeem bestaat niet zoiets als jeugdzorg. Geen oplettende tante of schooljuf. Er is alleen het beklemmende dorp, vol dolende zielen. En er is het verschil tussen gek en niet gek. Tobi laat elk oordeel over aan de lezer.

Muziek / Album

Meer funk dan ooit

recensie: Jamie Lidell - Jamie Lidell

Jamie Lidell’s vijfde album, met de originele naam Jamie Lidell, staat muzikaal gezien als een huis. Denk aan Prince, synths en frisse beats. Is dit genoeg om te spreken van een succesvolle nieuwe plaat?

Drie jaar na Compass (2010), een plaat die voornamelijk uit sterke soulnummers bestaat, komt Lidell met het swingende Jamie Lidell. Dat Lidell een excentrieke, vernieuwende en experimentele muzikant is met een eigen sound mag absoluut gezegd worden. Toch lijkt hij bij Jamie Lidell op zoek te zijn naar een nieuwe identiteit. Wil hij zijn eerdere werk overstijgen of is hij echt op zoek naar iets nieuws, iets anders?

Elektronische bliepjes

Van zijn eerdere albums weten we dat Lidell een liefhebber is van elektronische bliepjes. Op zijn nieuwe plaat maakt hij echter meer dan eerder gebruik van zijn voorliefde voor computergeluidjes, zonder dat het te futuristisch klinkt. Openingsnummer ‘I’m Selfish’ klinkt modern en retro tegelijk. Lidell heeft dit nummer met een knipoog naar zijn muzikale voorbeeld Prince gemaakt, wat overduidelijk terug te horen is in het swingende nummer. Het tweede nummer ‘Big Love’ begint met een aangename jaren ’80 sound. Opzwepende drums en goede synths, stil kunnen blijven zitten is hier niet gegarandeerd.

‘What a Shame’ klinkt echter een stuk moderner: er zijn overduidelijk dubstepinvloeden te horen. Met 4:37 minuut lang “what a shame” is dit tekstueel gezien wel een saai nummer en dan ook zeker niet zijn sterkste. De vierde track ‘Do Yourself a Faver’ gaat verder waar ‘Big Love’ gestopt is. Een fijn ritme met experimentele keyboards en synths en wederom een jaren ’80 revival: prettig.

Geen tekstschrijver

Ik weet niet wat erger is: dat ik de tune van de Bacardireclame in de inleiding van ‘You Naked’ hoor of dat Lidell dit echt verwerkt heeft in zijn nummer. Ondanks dat is het een van de meest aanstekelijke nummers van het album. Het refrein blijft lekker in je hoofd hangen. ‘You Naked’ heeft absoluut een hoge hitfactor, iets wat niet per se positief is voor een excentriek nummer, maar bij Lidell kan het. Bij ‘You Know My Name’ is het eind van het album in zicht, maar dat is niet te horen. Het nummer knalt letterlijk bijna van de plaat. Lidell’s naam zullen we hierna zeker niet meer vergeten.

Het instrumentale begin van ‘Don’t You Love Me’ doet enigszins denken aan werk van Gonjasufi. Met een chille beat de perfecte muziek om op te relaxen. De teksten zijn niet te zwaar en vooral ook niet te moeilijk (“World don’t make sense to me. Baby just not there. Got many things to give. Baby just won’t share”). Lidell is dan wel een muziekpurist, maar absoluut geen tekstschrijver, maar dat hoeft ook eigenlijk niet.

Mix van oud en nieuw

Lidell is niet per definitie op zoek naar iets nieuws. Bij zijn debuutplaat, het iets minder populaire, Muddlin Gear (2000) was er reeds sprake van beproevingen met loopstations en stemsensaties. Daarna kwamen Multiply (2005), Jim (2008) en Compass (2010), stuk voor stuk pareltjes van de experimentele soulmuziek met een rauw randje. Lidell heeft in het diverse en vernieuwende Jamie Lidell al zijn muzikale kennis en ervaring van al deze jaren gestopt, vanaf Muddlin Gear tot aan Compass. En dan krijg je Jamie Lidell: een plaat an sich.

Theater / Voorstelling

Een einde in bloei

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterbureau - De Kersentuin

.

‘Ik speel hier zo heerlijk op mijn mandoline.’
‘Dat is geen mandoline, dat is een gitaar.’
Terwijl boekhouder Semjon een hartstochtelijke serenade brengt aan zijn geliefde Anja, drukt zij hem koket met zijn neus op de feiten. Ondertussen voltrekt zich een familiedrama.

In De Kersentuin keert de weduwe Ljoebov (Carine Crutzen) na een mislukte affaire met haar Franse minnaar terug naar het Russische landgoed waar ze is opgegroeid. Samen met haar dochters Anja en Warja hoopt ze rust en geluk te vinden, maar de zoete nostalgie wordt al snel de kop ingedrukt als blijkt dat de familie kampt met stevige geldproblemen. Het landgoed met de kersentuin moet worden verkocht, tenzij er zomerhuisjes op gebouwd worden voor vakantiegangers uit de stad.

Ljoebov kan maar niet onder ogen zien dat haar zorgeloze adellijke leventje ten einde is gekomen. Ze blijft argeloos met geld smijten, totdat er geen ontkomen meer aan is.

Gepruts en gemorrel

~

Tsjechov staat bekend om zijn ‘stroperige’ stukken waarin de personages uiteengetrokken worden tussen de pijn van hun herinneringen en angst voor de toekomst. Het heden van de Tsjechov-realiteit is als een stilstaand horloge: een statische toestand waarbij mensen blijven hangen in hun (onrealistische) dromen en zichzelf zodoende in de weg zitten. Klinkt saai? Niet bij Gerardjan Rijnders. Zijn bewerking van De Kersentuin is lichtvoetig en direct.

Rijnders gaat op zoek naar het gepruts en gemorrel van de mensen, waar volgens de regisseur een hoop humor in zit. Zo is daar de warrige oom Leonid (Hein van der Heijden), de broer van Ljoebov, die met zijn spastische trekjes en eindeloze gebabbel een hilarische doorn in het oog is van de dochters van de weduwe.
Of Petja, de betweterige eeuwige student die aan de lopende band belachelijk wordt gemaakt. Ook de stokoude butler Firs is een bron van vermaak. Mompelend schuifelt hij over het toneel, terwijl hij hier en daar een kraagje rechttrekt en een kopje verplaatst. ‘Het is altijd hetzelfde met de jeugd!’

Stuiptrekkingen van een verloren toekomst
De Kersentuin belichaamt het einde van een tijdperk. Terwijl het verleden nog ronddwaalt tussen de bloeiende bomen is het naderende afscheid voelbaar. De laatste stuiptrekkingen van een verlo

~

ren toekomst worden gevuld met drank en muziek. Nog één keer proosten, nog één keer dromen. ‘Het leven is voorbij voordat je er erg in hebt,’ zegt de oude butler aan het eind van het stuk. En zo is het ook met deze voorstelling.

De Kersentuin is het derde stuk van Anton Tsjechov dat op de planken wordt gebracht door theaterbureau Hummelinck Stuurman. Het is de afsluiter van het drieluik TSJECHOV3, waaraan sinds 2011 een vast artistiek team is verbonden. Regisseur Gerardjan Rijnders bewerkte en regisseerde eerder De Meeuw en Oom Wanja van de Russische toneelschrijver.

Boeken / Non-fictie

Maar u hongert ook naar de overwinning!

recensie: Laurent Binet (vert. Liesbeth van Nes) - Niets gaat zoals verwacht

Na zijn virtuoze, bestsellende HhhH ging Laurent Binet op stap met de campagne van François Hollande, de huidige Franse president. Het verslag dat hij hiervan schreef, is doordrenkt met Binets eigenzinnige stijl.

De Nederlandse lezer die Hollande enkel kent van het tv-journaal zal waarschijnlijk hetzelfde denken als Binets eigen uitgever aanvankelijk dacht: ‘Dat wordt strontvervelend… hij is oninteressant, geen charisma, te saai.’ Ook de Fransen noemden hem ‘vlaflipje’, ‘bosaardbeitje’, belichaming van het ‘Weke Links’. Nu is Hollande inderdaad Heydrich niet, maar opmerkelijk en het beschrijven waard is hij wel degelijk.

West Wing-stijl
Van juni 2011 tot en met mei 2012 volgt Binet van dichtbij Hollandes verkiezingscampagne. Hij gaat mee met fabrieksbezoeken, zit aan bij diners en tactische besprekingen, registreert het gesteggel binnen de rommelige meerstromingenpartij de Parti Socialiste (PS) en praat met omcirkelende journalisten en politieke medestanders (onder wie veel huidige ministers). Het resultaat is een verhelderend West Wing-achtig dagboekverslag van het campagnegekrioel. Waarbij in de vertaling overigens een broodnodige ‘wie is wie in de Franse politiek’ is opgenomen.

Nu is Binet natuurlijk geen doorsnee-journalist. Typerend is zijn commentaar op de objectieve aanpak van de journaliste Yasmine Reza, die in 2007 met de Sarkozy-campagne meeliep: ‘Ik weet nu al dat ik niet tot een dergelijke distantie in staat ben.’ Zo kennen HhhH-lezers hem weer: Binet is geen fly on the wall.

Geschiedenis, of de 75 procent
Binets sympathie voor Hollande zweeft als die van de eerste de beste kiezer. Het ene moment wil hij Hollande stemmen en probeert hij herhaaldelijk taxichauffeurs over te halen dat ook te doen. Dan vlakt zijn enthousiasme af. Om vervolgens weer op te laaien, maar wel voor Jean-Luc Mélenchon, de presidentskandidaat van de nog linksere Front de Gauche. Hij raakt ontwapend – en ontwapent op zijn beurt de lezer – wanneer hij Melenchon uitvoerig hoort verwijzen naar een historisch congres in 1920: ‘Dat is het, ik wil op hem stemmen, het is sterker dan ikzelf, zodra er over geschiedenis wordt gepraat kan ik me er niet tegen verzetten.’

Hij schudt zijn wispelturigheid definitief af wanneer hij vlak daarna Hollande de langverwachte inhoudelijk linkse toespraak hoort geven (Hollande schijnt een sterk spreker te zijn). Diens aankondiging van maatregelen als de 75 procent belasting op het inkomen boven een miljoen begeestert zowel Binet als de socialistische aanhang.

Drie soorten kaas
Naast van de tactici, de idealisten en de baantjes- en prestigejagende figuren uit Hollandes entourage, schetst Binet ook een inzichtelijk beeld van het campagnevolgende journaille. Hij bekritiseert hun onhebbelijkheid om na afloop van een sessie hun aantekeningen op elkaar af te stemmen, om zich ervan te verzekeren niets te hebben gemist. Vanzelfsprekend levert dit een uniforme verslaggeving op. Deze uniformiteit wordt nog versterkt door eenzelfde blik: zo ziet Binet als Hollande een broodje eet verschillende journalisten rondom hem nauwgezet noteren: ‘Met drie soorten kaas.’

Tegenover de onmatige Nicolas Sarkozy werd Hollande natuurlijkerwijs gepresenteerd als de ‘normale kandidaat’. Dit kan misleiden, want Binets portret is dat van een gelaagde man. Gelijk iedere presidentskandidaat wil Hollande macht. Wat hem echter vooral kenmerkt is zijn figuurlijke taalgebruik en neiging om steevast wat milde ironie op de achtergrond te laten meeklinken. Hiermee lijkt Hollande afstand te houden ten opzichte van de menselijke komedie. Verder blijkt Hollande een improvisator – tot wanhoop van zijn adviseurs – en besteedt hij vele uren aan het (her)schrijven van zijn toespraken.

De judoka Hollande
Opvallend zijn ten slotte zijn replieken. Hollande is een judoka; hij gebruikt de kracht van de tegenstander, incasseert de aanval, ‘slorpt ze op en gebruikt ze als eigen munitie’. Het boek wemelt van de elegante voorbeelden hiervan. Geconfronteerd met de uitspraak van een tegenstander: ‘Eerlijk is eerlijk, kunt u zich Hollande als president voorstellen? Een droom’, reageert Hollande: ‘Ja, ik onthoud dat woord: het is een mooie droom. Ik ben blij dat hij ook droomt.’

Schitterend toch? Een net iets ander voorbeeld:

Een jongeman in de menigte roept: ‘We hebben honger!’ Hij [Hollande] concludeert op komisch-gaullistische wijze: ‘U hebt honger, ik weet het, maar u hongert ook naar de overwinning!’ (bijval van de menigte). 

De titel Niets gaat zoals verwacht is raadselachtig. Die citeert Hollandes reactie wanneer hij hoort van de val van Dominique Strauss-Kahn. Verwijst hij tevens naar de onverwachtheid van zijn uiteindelijke overwinning? Naarmate die dichterbij komt – verkiezingsdatum: 6 mei 2012 – schrijft Binet zichzelf minder in de tekst. Dat is jammer, want het was juist de spanning tussen zijn campagneregistratie, zijn waardering daarvan en zijn belevenissen die dit boek levendig maken. De waardering blijft overeind: een origineel verslag, fijn ingekleurd door Binets eigenzinnige stijl en Hollandes charmante karakter.

Film / Films

Doelloos richting ouderdom

recensie: This is 40

.

Altijd gedroomd van een lang en gelukkig einde met je ware liefde? De film This is 40 rekent finaal af met het perfecte plaatje, ook al willen Pete en Debbie hier maar al te graag aan voldoen. Hoge schulden, puberende dochters en heel veel vloeken leggen veel druk op het huwelijk wat hilarische momenten oplevert. Maar daar blijft het ook bij.

~

De film is een ‘standalone sequel’ op het in 2007 uitgebrachte Knocked Up. Paul Rudd en Leslie Mann waren in deze film de zus en zwager van de zwangere Katherine Heigl. Het koppel krijgt hun eigen verhaal in This is 40. De titel van de film laat al veel los over de insteek van het verhaal; wat moet je met deze leeftijd? De doelloze en cynische toon is door de hele film te voelen. Judd Apatow, producent en schrijver van de film, laat zien dit ontzettend grappig kan zijn. Maar omdat de film zelf ook wat doelloos kan zijn ligt verveling op de loer.

Maniakale tiener

Paul Rudd en Leslie Mann mogen wel de hoofdrolspelers zijn, het gezin is niet compleet zonder dochters Sadie en Charlotte (Maude en Iris Apatow). De dochters van de regisseur waren al te zien in Knocked Up en blijken over veel acteertalent te beschikken. De puberale uitbarstingen van Sadie zijn hilarisch en een beetje beangstigend tegelijk. Wanneer ze de serie Lost niet kan afkijken door een of andere bizarre regel van haar ouders verandert ze in de tienermaniak waar we ons jammer genoeg in kunnen herkennen.

~

Naast andere terugkerende karakters zoals Jason (Jason Segel) zien we ook bekende namen verschijnen als nieuwe personages. Megan Fox speelt niet heel verrassend een sexy dame die werkt in de winkel van Debbie. Wanneer zij en Jodi (Charlyne Yi, ook bekend uit Knocked Up) verdacht worden van het stelen van 12.000 dollar, levert dit een van de hilarische momenten op in de film. Yi is overtuigend als de maffe Jodi: altijd onder invloed, nooit serieus te nemen.

Tablets op het toilet

Hoewel de film soms erg langzaam lijkt te gaan en ook moeilijk op gang komt speelt Apatow wel briljant met hedendaagse ontwikkelingen en hoe deze een gezin beïnvloeden. Het verhaal laat realistisch en herkenbaar zien hoe internet een huishouden over kan nemen. Tablets meenemen naar het toilet, 150 afleveringen van een televisieserie kijken in een week; dit soort acties hebben een bepaald effect op het gezin. Seks en intimiteit komen snel op een laag pitje te staan, wat de relatie tussen Pete en Debbie niet beter maakt.

This is 40 laat zien hoe lastig het is om jezelf te blijven, een relatie spannend en een gezin draaiend te houden in de hedendaagse wereld. Geen sprookje maar een verhaal met kwetsbare mensen die soms te makkelijk scheldwoorden schreeuwen naar kinderen. Het laat zien hoe lastig familie soms kan zijn en hoe de crisis effect heeft op mensen. Hoewel de film wat te lang duurt en soms echt zoekend lijkt te zijn naar wat er moet volgen, maken het acteerwerk en de hilarische momenten veel goed. 

Film / Films

Weinig samenhang in sfeervolle scènes

recensie: Arbitrage

Nicholas Jarecki’s film Arbitrage weet zich te bevrijden van de meeste clichés van films uit het genre van psychologische thrillers, maar helaas laat Jarecki in het script wat steekjes vallen. Daardoor is Arbitrage uiteindelijk meer een collage van dramatische momenten dan een echte dramafilm.

Robert Miller (Richard Gere) is een succesvol biljonair met een gelukkig gezinnetje en een prachtig huis. Zijn dochter staat op het punt om zijn bedrijf over te nemen, zodat hij kan genieten van een rijkelijk voorzienend pensioen. Maar dan keert het lot zich tegen deze geroutineerde zakenman.  Niet alleen komen diep verborgen geheimen binnen het bedrijf plotseling naar buiten, maar ook in zijn persoonlijke leven verlopen dingen slechter dan Miller ooit had kunnen vrezen.

Als kijker val je midden in het leven van Robert Miller. Er wordt geen uitleg verschaft over zijn leven of aan de momenten direct voorafgaand aan de film: je moet zelf maar uitzoeken hoe het allemaal precies zit. In plaats van met achtergrondinformatie begint de film rustig, met korte scènes met weinig tekst die een goed beeld geven van Robert’s leven, dat vooral gevuld lijkt met veel geld, veel macht en veel geluk. Natuurlijk ontkomt een film over de rijke mensen van deze wereld niet aan een klein schandaaltje hier en daar en mag niks zijn wat het lijkt, dus bedriegt Robert zijn vrouw (Susan Sarandon) met kunstenares Julie (Laetitia Casta).

Clichématige minnares

~

Er zijn op dit moment al wat kleine barstjes in de oppervlakte zichtbaar, maar alles lijkt nog stabiel, totdat er binnen enkele minuten steeds grotere gaten beginnen te vallen in het persoonlijke én financiële leven van Robert. Vanaf dit moment begint het aan het oorspronkelijk nog zo stabiele personage langzaam te breken onder de druk van geheimen die naar de oppervlakte komen. Op dit punt wordt er wel wat achtergrondinformatie gegeven, maar dan is het kwaad al geschied en is de informatie eigenlijk overbodig. Overigens weet Jarecki met het breekpunt van de film, ondanks het feit dat het te verwachten was  – vooral in combinatie met de clichématige geheime minnares – toch te verrassen door de manier waarop hij het kaartenhuis van Robert’s leven in elkaar laat storten.

Voortijdige climax
Hèt moment van de film komt onverwachts en is zeker spannend te noemen, maar helaas keert de film daarna terug naar het rustige, nietszeggende ritme waarmee hij ook begon. De geheimen blijven naar de oppervlakte komen en Robert blijft proberen om te verbergen wat hij op zijn geweten heeft, maar toch verliest de film zijn spanning en wordt er weer overgeschakeld naar het soort fragmentarische scènes dat ook aan het begin van de film gebruikt werd.

~

Het is Jarecki weliswaar gelukt om met deze scènes sfeer te zetten en muziek als een aanvullend extra te gebruiken, maar het is hem niet gelukt de verhaallijn van de film te behouden zonder gaten te laten vallen. Op momenten lijkt Arbitrage hierdoor een samenraapsel van losse scènes, waarbij het meer lijkt te gaan om de manier van filmen en het zetten van de toon dan om het neerzetten van een logisch en compleet verhaal.

Arbitrage is een mooie film die door een originele, spannende wending weet te ontsnappen aan het merendeel van de genre–clichés, maar ook een film waar een goed uitgevoerd script ontbreekt. De acteurs zitten fantastisch in hun rol, de muziek is een mooi geheel met de film en een aantal scènes zijn op zichzelf staand spannend, maar het geheel werkt nèt niet. Dit is jammer, want potentie had het verhaal zeker.

Boeken / Fictie

Om verliefd van te worden?

recensie: F. Scott Fitzgerald (vert. Jan Donkers / Jan Fastenau) - De rijke jongen

Met Valentijnsdag in aantocht, verschijnt de verhalenbundel De rijke jongen van F. Scott Fitzgerald op het juiste moment. Fitzgeralds personages geloven in de belofte van Ware Liefde – maar tussen droom en daad valt de schaduw van drank.

Fitzgerald is vooral beroemd om romans als The great Gatsby (1925), maar schreef daarnaast nog bijna tweehonderd korte verhalen. Daarin prostitueerde hij (naar eigen zeggen) zijn schrijftalent om een massapubliek te bevredigen en zijn extravagante leefwijze te financieren. Zes van deze verhalen zijn nu gebundeld in een nieuwe Nederlandse uitgave met nawoord door Ernest van der Kwast. De verhalen bestrijken de lengte van Fitzgeralds carrière – van ‘Kaper op de kust’ (1920) tot ‘De laatste kus’ (1940) – en bewijzen dat we zijn minachting voor dit genre niet al te serieus moeten nemen.

Winterdromen


Een van de hoogtepunten van De rijke jongen is ‘Winterdromen’ (1922), dat later de basis zou vormen voor The great Gatsby. ‘Winterdromen’ vertelt het verhaal van de jongeman Dexter Gordon, die verliefd wordt op Judy Jones. In alles is Judy een typische Fitzgerald-heldin: jong en oogverblindend mooi, maar ook oppervlakkig en verliefd op rijkdom, met een lach die klinkt als het rinkelen van duizend gouden munten. Met vilein genoegen fileert Fitzgerald haar nietszeggende karakter; haar antwoord op Dexters aanzoek spreekt wat dit betreft (geen) boekdelen:

Ze zei: ‘Misschien ooit, op een dag’ – ze zei: ‘Kus me’ – ze zei: ‘Ik zou best met je willen trouwen’ – ze zei: ‘Ik hou van je’ – ze zei – niets.

Desondanks is Judy de liefde van Dexters leven, de belofte van zijn jeugd. Ook als hij om praktische redenen een degelijkere echtgenote kiest, en zij verdwijnt in een huwelijk met een oudere alcoholist, blijft hij over haar dromen. Het verhaal eindigt op een noot van bittere nostalgie; als Dexter jaren later hoort hoe Judy’s schoonheid in verval geraakt is, heeft voor hem heel het leven zijn betovering verloren:

De poort was dicht, de zon was onder en er was geen andere schoonheid dan de grauwe pracht van staal die de tijd eeuwig weerstaat.

De schaduw van drank


‘Fitzgerald is een schrijver om verliefd op te worden’, schrijft Van der Kwast in een persoonlijk en innemend nawoord. Daar zouden we aan toe kunnen voegen: maar niet om mee te trouwen. Dit geldt in elk geval voor zijn personages: de liefde is voor hen een grote(ske) illusie, een luchtkasteel van ijle dromen en jeugdige extase dat vervliegt in het prozaïscher licht van een volwassen relatie. Wat dan overblijft: de bedwelming van drank. Niet voor niets voelt Dexter na het verlies van zijn liefdesdroom alleen nog het verlangen ‘zich vreselijk te bedrinken’.

Andere verhalen gaan explicieter over alcoholisme en verwoeste huwelijken. In ‘Terug naar Babylon’ reist Charlie Wales naar Parijs om de voogdij over zijn dochter Honoria terug te krijgen. De moeder stierf toen Charlie herstellende was van een drankverslaving en sindsdien woont Honoria bij zijn schoonzus. Nu probeert de 35-jarige alcoholist – ongetwijfeld gemodelleerd naar Fitzgerald zelf – zijn leven te beteren. Het slot geeft een pijnlijk inzicht in de geest van een gedesillusioneerde alcoholist, die tussen de ruïnes van zijn roekeloze leven tracht te redden wat er nog te redden valt.

Uitnodigend voorspel


Toegegeven, Fitzgerald haalt in zijn kortere werk nooit het niveau van zijn beroemde romans. Maar deze zes verhalen over liefde en verlies, drank en dromen, geven wel degelijk een helder beeld van zijn belangrijkste thema’s en elegante, ironische stijl. De rijke jongen biedt een voorproefje van het talent van een groot stilist en romanticus, een uitnodigend voorspel voor orgastische meesterwerken als The great Gatsby en The beautiful and the damned – en (wie weet) een poëtisch Valentijnsgeschenk in prozaïsche tijden.

Boeken / Fictie

Een genietbaar tussendoortje

recensie: Frans van Deijl - Monday Monday

Monday Monday heeft niet veel om het lijf. Dat is dan ook het leuke aan deze novelle van HP/De Tijd–verslaggever Frans van Deijl.

Het is een gevaarlijke onderneming om als volwassene de belevingswereld van een kind te beschrijven. Vaak blijkt toch dat de auteur niet geheel los kan komen van de logica die bij volwassenen hoort. Ook Van Deijl slaagt hier in Monday Monday niet helemaal in. Wat vooral opvalt, is dat de zinsconstructies niet altijd die van een kind zijn, terwijl de tienjarige Timon de verteller van het verhaal is. Zo zegt Timon: ‘Aan tafel voert vader strijd op meerdere fronten tegelijk.’ Die zin zul je een kind niet snel horen zeggen.

Onduidelijkheid


Maar is de tienjarige Timon wel echt de verteller van het verhaal? Van Deijl lijkt een manier te hebben gevonden om bovenstaande kritiek te omzeilen. Al op de tweede pagina vinden we tussen haakjes: ‘In Sneek en omgeving speelden zich naar ik altijd dacht de avonturen af uit de Kameleon-boeken, die ik als bijna elfjarig kind verslond.’ Het is de enige keer dat de suggestie wordt gewekt dat niet de tienjarige Timon, maar een oudere verteller aan het woord is. Omdat iets dergelijks niet meer gebeurt in de rest van het verhaal, komt het een beetje vreemd over en roept het meer vragen op dan dat het duidelijkheid verschaft.

Kinderwereld


Gelukkig biedt Monday Monday nog genoeg om van te genieten. De wereld van Timon lijkt levensecht. Hij is een fantasierijke jongen, houdt van voetballen en is verliefd op een vriendinnetje van zijn zusje. Hij trekt er vaak met een vriendje op uit, op zoek naar dierenbotjes om aan zijn verzameling toe te voegen.

Maar er zijn ook angsten en twijfels. Zo is Timon bang dat zijn ouders, broertjes en zusjes zullen sterven en twijfelt hij of hij als keeper wel goed genoeg is voor het schoolelftal. Bovendien krijgt Timon te horen dat hij misschien moet blijven zitten en dat zou betekenen dat hij een jaar langer les krijgt van de meester die een hekel aan hem lijkt te hebben.  

Realistische eenvoud


Het is de eenvoud die deze novelle maakt. Op treffende wijze wordt de wereld van een kind beschreven: een wereld zonder ingewikkelde theorieën en pretenties. Het zijn de alledaagse beslommeringen waar Timon door opgeslokt wordt. De grote verdienste van Van Deijl is dan ook dat hij, ondanks het taalgebruik dat af en toe storend is, de lezer weet mee te voeren in deze simpele wereld.

Monday Monday is geen verheffend verhaal dat een diepe indruk achterlaat. Dat is ook niet nodig; iedere poging tot complexiteit zou afbreuk hebben gedaan aan de realistische eenvoud die deze novelle bijzonder maakt. Een genietbaar, luchtig tussendoortje dat tegengas biedt aan al die ingewikkelde grotemensenverhalen.