Boeken / Fictie

Den dodendraad

recensie: Guus Bauer - Het geheim van Treurwegen

.

‘Gedurende de Grote Oorlog zijn ongeveer duizend landgenoten gestorven door den dodendraad.’ Toen Bauer dit zinnetje van de Vlaamse schrijver Willem Elschot las in een biografie, wist hij dat hij een grijs gebied in de geschiedenis aangetroffen had. Het onderzoek dat Bauer vervolgens gedaan heeft en in zijn roman verwerkt heeft is bewonderenswaardig.

Grootvader vertelt
Op het middelste segment van het hek, dat door de Duitsers in België gebouwd was met behulp van dwangarbeid, bleek genoeg elektriciteit te staan om je bloed te laten koken en je ingewanden zwart te blakeren. Maar voor de bewoners van de grensstreken was een dergelijke uitvinding, net als het gebruikte prikkeldraad, absoluut een nieuwigheid. Veel mensen stierven dan ook tijdens hun pogingen naar het neutrale Nederland te vluchten.

Bauer schreef een boek dat zich probeert te wortelen in de orale traditie. De beleving, niet de cijfers en feiten, moest de levens van de mensen rondom de grensafscheiding tastbaar maken. Zo wordt zijn vertelling van de geschiedenis gestaafd door een krachtig middel: de anekdote. Ontelbare hoeveelheden lijkt hij verzameld te hebben. Over de bewoners van de grensstreek die een vogel op het hek zagen zitten en de omgeving vervolgens veilig achtten, over de spannende smokkelpraktijken en kleine oorlogen in de Nederlandse interneringskampen. Dit is de beproefde en aloude wijze van overlevering die het langst onze herinnering bezet kan houden: de grootvadergeschiedenis.

Maar geloof je het?
Het verhaal wordt verteld vanuit de ogen van de boerenjongen Willem Treurwegen, die dankzij de Eerste Wereldoorlog wordt meegesleept in een groots avontuur. Hier ligt het punt waar het boek zichzelf eigenlijk tekort doet. De schrijver gebruikt volkse taal om het verhaal een voelbaar anker in de geschiedenis en regio te geven, maar zijn aanwezigheid schijnt te duidelijk door het karakter van Willem heen.

De gebruikte taal is een soort hybride constructie geworden van verzamelde scherven uit de orale traditie en literaire beschouwingen. Hierdoor voelt Willems taalgebruik niet organisch maar gekunsteld aan, waardoor het zijn doel voorbij streeft. Het is alsof Bauer zichzelf vermomt achter een ontoereikend masker, waardoor je als lezer je pogingen om in Willem te geloven na een uur opgeeft en maar gaat genieten van de rijke hoeveelheid en informatie en verbeelding die Bauer wel kan bieden.

Maar Bauers literaire archeologie is er daarom niet minder door. Met Het geheim van Treurwegen belicht hij zaken uit de geschiedenis die al snel overstemd worden door het leed uit de loopgraven (al komt dat ook aan bod). Zijn werk poogt de ervaringen van de burgers in bezet België en de dubieuze neutraliteit van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog op regionaal en persoonlijk niveau tot leven te brengen. Met volgend jaar de honderdste verjaardag van het begin van de Grote Oorlog in het verschiet, is dat geen onbeduidende onderneming. Veel overlevenden zullen er niet meer zijn om die ervaringen te delen.  Ook al lijkt Bauer soms bijna te veel te willen in tweehonderdzeventig pagina’s, kunnen we altijd nog een paar goede anekdotes van waarde in onze herinnering geprent krijgen. Het geheim van Treurwegen is daarom wellicht geen perfect, maar wel een belangrijk boek.