Tag Archief van: landscape

Kunst / Expo binnenland

Museum van individuele verhalen

recensie: Nationaal Holocaust Museum i.o.

Zelfs in de eerste fase van het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam vallen al drie dingen op: het is een lieu de mémoire, een museum en er worden bijzondere evenementen georganiseerd. Of, zoals het museum in een flyer zelf zegt: het NHM vertelt, toont, verdiept en verbindt.

De binnenplaats van het Nationaal Holocaust museum

De binnenplaats van het Nationaal Holocaust Museum

Vertelt

Wat wordt verteld is natuurlijk het verhaal van de Holocaust (Shoah), in een gebouw dat je gerust een lieu de mémoire mag noemen: een cultureel geheugen, een plaats waar ‘het’ gebeurde.
Het museum is vooralsnog gehuisvest op de begane grond van wat vanaf 1907 de Hervormde Kweekschool aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan was. Vanaf 1942 was het tevens een dependance van de Hollandsche Schouwburg aan de overkant van de straat.
Een heg scheidde het schoolplein van de achtergelegen crèche. De directeur van de school, Johannes van Hulst, stond toe dat kinderen tussen de middag over de heg werden getild en in de school een middagslaapje deden. Zo konden zeshonderd kinderen van deportatie naar Westerbork worden gered. Tekstborden met foto’s op het voormalige schoolplein vertellen dit verhaal.

Jeroen Krabbé schildert De ondergang van Abraham Reiss

Jeroen Krabbé werkt aan het schilderij Amsterdam – april 1942, Jekerstraat 14-3. Foto Hans de Bruijn

Toont

Wat wordt getoond is op dit moment niet alleen het indrukwekkende werk Adressen (2013) van Bart Domburg, maar ook negen monumentale schilderijen van Jeroen Krabbé over de ondergang van Abraham Reiss, zijn grootvader, en de film die Paul Haenen over de totstandkoming hiervan maakte.
Domburg schreef met een fineliner straatnamen en huisnummers op van adressen waarvandaan Joden werden weggehaald en gedeporteerd. Het werk loopt vooruit op een tentoonstelling die vanaf augustus te zien zal zijn, over het digitale Joods Monument. Daarnaast zal vanaf oktober een expositie met videokunst te zien zijn.

Jeroen Krabbé, 6, 7, 8 juli 1943. Gemengde technieken, 150 x 220 cm, 2010

Jeroen Krabbé, 6, 7, 8 juli 1943. Gemengde technieken, 150 x 220 cm, 2010

Verdiept

De tentoonstelling met het werk van Krabbé is al eerder te zien geweest in De Fundatie in Zwolle, maar nu wordt er verdieping bij aangebracht in de vorm van persoonlijke documenten, en maquettes die holocaustoverlever Jules Schelvis maakte van Sobibor. Veel afbeeldingen zijn gebaseerd op foto’s in een album van Greet Reiss, één van de kinderen van Abraham Reiss, dat via een touchscreen valt door te bladeren. ‘Het ergste is gebeurd’, schrijft ze op 6 juli 1943 over de deportatie van hun vader naar Westerbork en uiteindelijk naar Sobibor.
Het museum wil vooral zulke verhalen van individuele mensen laten zien. Maar ook dat van de aanloop naar de Shoah en de verwerking ervan erna. Het feit dat dit in de voormalige Hervormde Kweekschool gebeurt, wil uitdragen dat er ook hoop is zolang er mensen zijn die tegen gruwelen in beweging komen. Voorwaar een actueel thema.

Verbindt

De actualiteit zit momenteel letterlijk op de bovenverdiepingen van het museum, die er in een later stadium bij getrokken zullen worden. Daar zijn ateliers gehuisvest van kunstenaars met een vluchtelingenstatus. De kunstenaarsbroedplaats Ondertussen zal zich enkele keren per jaar in het NHM manifesteren. De eerste keer zal dat op 4 en 5 juni zijn, van 11.00-17.00 uur.

Zo verbindt het NHM niet alleen heden en verleden, maar ook geschiedenis en actualiteit op een manier die nu al, met wat er wordt verteld en getoond indruk maakt. Daarbij kunnen bruiklenen worden ontleend aan en kan worden aangesloten op wat in andere plekken binnen het Joods Cultureel Kwartier aanwezig is en gebeurt: de Hollandsche Schouwburg aan de overkant, het Joods Historisch Museum, het Joods Historisch kindermuseum en de Portugese Synagoge.
Zo’n conglomeraat is misschien ook wel een voorwaarde, wil een museum in het huidige tijdsgewricht überhaupt van de grond komen. Waarbij aangetekend kan worden, dat het eigenlijk vreemd is dat Nederland nog niet een overkoepelend museum als dit had.

 

Kunst / Expo binnenland

Museum van individuele verhalen

recensie: Nationaal Holocaust Museum i.o.

Zelfs in de eerste fase van het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam vallen al drie dingen op: het is een lieu de mémoire, een museum en er worden bijzondere evenementen georganiseerd. Of, zoals het museum in een flyer zelf zegt: het NHM vertelt, toont, verdiept en verbindt.

De binnenplaats van het Nationaal Holocaust museum

De binnenplaats van het Nationaal Holocaust Museum

Vertelt

Wat wordt verteld is natuurlijk het verhaal van de Holocaust (Shoah), in een gebouw dat je gerust een lieu de mémoire mag noemen: een cultureel geheugen, een plaats waar ‘het’ gebeurde.
Het museum is vooralsnog gehuisvest op de begane grond van wat vanaf 1907 de Hervormde Kweekschool aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan was. Vanaf 1942 was het tevens een dependance van de Hollandsche Schouwburg aan de overkant van de straat.
Een heg scheidde het schoolplein van de achtergelegen crèche. De directeur van de school, Johannes van Hulst, stond toe dat kinderen tussen de middag over de heg werden getild en in de school een middagslaapje deden. Zo konden zeshonderd kinderen van deportatie naar Westerbork worden gered. Tekstborden met foto’s op het voormalige schoolplein vertellen dit verhaal.

Jeroen Krabbé schildert De ondergang van Abraham Reiss

Jeroen Krabbé werkt aan het schilderij Amsterdam – april 1942, Jekerstraat 14-3. Foto Hans de Bruijn

Toont

Wat wordt getoond is op dit moment niet alleen het indrukwekkende werk Adressen (2013) van Bart Domburg, maar ook negen monumentale schilderijen van Jeroen Krabbé over de ondergang van Abraham Reiss, zijn grootvader, en de film die Paul Haenen over de totstandkoming hiervan maakte.
Domburg schreef met een fineliner straatnamen en huisnummers op van adressen waarvandaan Joden werden weggehaald en gedeporteerd. Het werk loopt vooruit op een tentoonstelling die vanaf augustus te zien zal zijn, over het digitale Joods Monument. Daarnaast zal vanaf oktober een expositie met videokunst te zien zijn.

Jeroen Krabbé, 6, 7, 8 juli 1943. Gemengde technieken, 150 x 220 cm, 2010

Jeroen Krabbé, 6, 7, 8 juli 1943. Gemengde technieken, 150 x 220 cm, 2010

Verdiept

De tentoonstelling met het werk van Krabbé is al eerder te zien geweest in De Fundatie in Zwolle, maar nu wordt er verdieping bij aangebracht in de vorm van persoonlijke documenten, en maquettes die holocaustoverlever Jules Schelvis maakte van Sobibor. Veel afbeeldingen zijn gebaseerd op foto’s in een album van Greet Reiss, één van de kinderen van Abraham Reiss, dat via een touchscreen valt door te bladeren. ‘Het ergste is gebeurd’, schrijft ze op 6 juli 1943 over de deportatie van hun vader naar Westerbork en uiteindelijk naar Sobibor.
Het museum wil vooral zulke verhalen van individuele mensen laten zien. Maar ook dat van de aanloop naar de Shoah en de verwerking ervan erna. Het feit dat dit in de voormalige Hervormde Kweekschool gebeurt, wil uitdragen dat er ook hoop is zolang er mensen zijn die tegen gruwelen in beweging komen. Voorwaar een actueel thema.

Verbindt

De actualiteit zit momenteel letterlijk op de bovenverdiepingen van het museum, die er in een later stadium bij getrokken zullen worden. Daar zijn ateliers gehuisvest van kunstenaars met een vluchtelingenstatus. De kunstenaarsbroedplaats Ondertussen zal zich enkele keren per jaar in het NHM manifesteren. De eerste keer zal dat op 4 en 5 juni zijn, van 11.00-17.00 uur.

Zo verbindt het NHM niet alleen heden en verleden, maar ook geschiedenis en actualiteit op een manier die nu al, met wat er wordt verteld en getoond indruk maakt. Daarbij kunnen bruiklenen worden ontleend aan en kan worden aangesloten op wat in andere plekken binnen het Joods Cultureel Kwartier aanwezig is en gebeurt: de Hollandsche Schouwburg aan de overkant, het Joods Historisch Museum, het Joods Historisch kindermuseum en de Portugese Synagoge.
Zo’n conglomeraat is misschien ook wel een voorwaarde, wil een museum in het huidige tijdsgewricht überhaupt van de grond komen. Waarbij aangetekend kan worden, dat het eigenlijk vreemd is dat Nederland nog niet een overkoepelend museum als dit had.

 

Museum Rotterdam
Kunst / Expo binnenland

Rotterdam begint hier!

recensie: Het nieuwe Museum Rotterdam
Museum Rotterdam

Zowel voor de langswaaiende toerist als voor de doorgewinterde Rotterdammer, is het hernieuwde Museum Rotterdam een indrukwekkende ervaring. Hier wordt een stad getoond die zichzelf aan alle kanten herontdekt, oppoetst en groots op de kaart plaatst.

In de onderste regionen van het robuuste Timmerhuis van architect Rem Koolhaas, de nieuwbouw achter de Coolsingel, is het Museum Rotterdam neergestreken. Na jaren rondzwerven op diverse locaties in de stad is de permanente huisvesting een ware verademing: een vaste, centraal gelegen plek in een geweldig ‘Rotterdams’ gebouw, waardoor het belang van dit museum extra benadrukt wordt.

Kamen Vladimirov

Rotterdammers en hun stad - @Museum Rotterdam

Rotterdammers en hun stad – @Museum Rotterdam

Er zijn drie min of meer permanente tentoonstellingen te zien in het museum. De uitnodigende opstelling Rotterdammers en hun stad is een ontmoeting met een gevarieerd aantal stadsbewoners. Rondom grote standbeelden van deze ‘iconische’ personen geeft een dynamisch overzicht blijk van hun bijzondere verbinding met de stad. Bij de van oorsprong Bulgaarse bouwvakker Kamen Vladimirov wordt een compleet beeld geschetst van zijn leven: door werk en familie verankerd in Rotterdam, Feyenoord-aanhanger en trouwe kerkganger. Een mooi filmpje – geprojecteerd in de opgestelde bestelbus van Kamen – laat goed zien hoe deze ‘nieuwe Rotterdammer’ onderdeel is geworden van de havenstad, maar ook trouw blijft aan zijn wortels.

Geschiedenis van de stad - @Museum Rotterdam

Geschiedenis van de stad – @Museum Rotterdam

De tentoonstelling Geschiedenis van de stad vormt het hart van de grote ruimte. In een reeks opengewerkte zeecontainers zijn de verschillende tijdvakken verbeeld die kenmerkend zijn voor de ontwikkeling van Rotterdam. Als in een grote kijkdoos wordt de loop van de geschiedenis zichtbaar gemaakt. Geen overdaad aan artefacten, maar een beknopte selectie boeiende voorwerpen die, zelfstandig of in onderlinge samenhang, de kijker meenemen in een avontuurlijke reis door de tijd. Van de eerste bewoning van het Maasmondgebied tienduizend jaar geleden en de middeleeuwse ontplooiing, via de welvarende koopmansstad en industriële havenontwikkeling, naar het verwoestende bombardement en de daaropvolgende wederopbouw. Voor de snelle bezoeker is een quickscan mogelijk, voor wie meer wil weten zijn de goedwerkende digitale toevoegingen een prima middel tot verdieping.

Maagdelijke speeltuin

De nieuwe stad - @Museum Rotterdam

De nieuwe stad – @Museum Rotterdam

In het bovenliggende gedeelte van de museumruimte is de tentoonstelling De nieuwe stad te zien. Hier staat de wederopbouw van Rotterdam – na het bombardement van 1940 – centraal in een opstelling die door een enorme maquette wordt gedomineerd. Ambitie neemt al snel de overhand in een stad die grotendeels verwoest is: Rotterdam anno 1945 is een haast maagdelijke speeltuin voor stadsplanners en architecten. In De nieuwe stad is de kracht van die vooruitgang voelbaar in de vele foto’s die vooral terugkijken, naast de planmatige tekeningen die een nieuwe toekomst moeten duiden. De maquette uit de jaren vijftig laat op niet mis te verstane wijze zien wat men met de stad van plan was. Een groot deel daarvan is inmiddels verwezenlijkt, maar veel plannen hebben – godzijdank – de tekentafel niet verlaten.

Als afsluiting van dit driedelige pandemonium vol historie, visie en verwachting is op een originele wijze een plek van bezinning gemaakt. Hier kunnen bezoekers, Rotterdammer of niet, een reactie geven en een boodschap achterlaten: wat vinden we nou eigenlijk van deze stad? De toestroom van toeristen neemt handoverhand toe, de stad staat wereldwijd in de toptien van meest populaire steden en zelfs Amsterdammers overwegen massaal om (goedkoper) in Rotterdam te komen wonen. Is dit een ontwikkeling die Rotterdam kan behappen?

Eén ding is zeker: de stad blijft een continue bewegend organisme dat nooit voor één gat te vangen is. Er is geen sprake van een gecentraliseerde opbouw – er is domweg geen centrum te vinden in Rotterdam – dus bewegen de vele onderdelen zich naast en langs elkaar. In een zo groot mogelijke harmonie wordt getracht de stad op vele vlakken tegelijk op te stuwen in de vaart der volkeren. En dat lukt aardig, zowel in verleden als in heden, en is allemaal te zien in dit niet te versmaden Museum Rotterdam.

Claudy Jongstra
Kunst / Expo binnenland

De macht van zachte krachten

recensie: Ancient Light. Claudy Jongstra
Claudy Jongstra

Ancient Light is een tentoonstelling zoals die moet zijn: in een prettige omgeving krijgt de bezoeker alle ruimte om middels een prachtige opstelling diens inhoud te bewonderen. Daarbij wordt niets opgedrongen: de bijzondere materialen vertellen hier rustig hun verhaal.

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Deze tentoonstelling is een driedimensionale opstelling: je moet er in staan en erin rondlopen, om te begrijpen wat wolkunstenaar Claudy Jongstra nu eigenlijk aan het doen is. Het ontstaansproces is heel duidelijk te zien: het wordt uitgelegd in stappen op de schappen. Er is weinig zaaltekst, en haar oeuvre presenteert zich per afgerond project aan de bezoeker. In telegramstijl wordt daarbij dan aangeduid: Titel, jaartal, opdracht – en vervolgens, in een alinea of twee: uitvoering en symboliek. De expositie is simpel en clean gehouden en past goed in het gebouw: dat is ruim en wit en leeg, maar er is veel hout in verwerkt en dus geeft het ruimte zonder kil te zijn.

Transformatief proces

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Elk weefsel dat ze maakt drukt voor de kunstenaar de symboliek van de plek waarvoor ze het maakt uit. En dat kan echt over de hele wereld zijn. Opvallend vaak blijkt dat Jongstra tijdens het proces eigenlijk het ‘verhaal’ van het kunstwerk ontdekt: bijvoorbeeld een grondstof die in een oude sage toevallig hetzelfde betekent als waar ze zich al mee bezig hield. Ze werkt met een basisidee, maar het kunstwerk vormt zich inhoudelijk symbolisch tegelijkertijd met het werkproces van grondstof verwerken, verven, drogen en weven.

Haar nieuwste werk, Metaphoric Indigo, sluit de tentoonstelling af. Het is een soort ‘landscape art’, waar de bezoeker middenin kan staan en dan wordt omsloten door lange strengen opgedroogde zachte wol die tot de helft Indigoblauw zijn geverfd. Ze zijn gehangen aan een grote hoepel, die omlaag hangt vanaf het plafond. De strengen zijn dik en lang en allemaal anders: anders geknoopt, anders geweven, anders geverfd. Ze zijn allen indigo, maar elke kleur blauw is net anders van toon dan die ernaast. Je ruikt de verf en de wol. Dat ruikt fris en zepig, niet zo ‘aards’ als je misschien verwacht.

Claudy Jongstra

Fotografie: Hans Jellema

Origineel zonder gevecht

Tijdens het rondlopen is het prettig de weefseltafel tegen te komen, waar grote plukken zachte wol liggen in allerhande natuurkleuren en stukken karton met dikke naalden en draad – waar je eindelijk mag aanraken, kunt ruiken, en eens kan proberen zelf te weven. Daarna zie je het hiervoor beschreven eindwerk nieuw: je weet nu ook hoe het voelt. Dat is een slimme en onmisbare zet, want cruciaal voor het warme en geborgen gevoel dat dit materiaal zachtjes uit lijkt te stralen.

Claudy Jongstra

Werkmaterialen Claudy Jongstra. Fotografie Marcel van der Vlugt

Net als Joseph Beuys is Jongstra bezig met natuurlijke materialen en de menselijke behoefte van geborgenheid, maar daar houdt de vergelijking op. Waar het bij hem vaak ook om angst en vervreemding ging, laat zij haar zachte materialen met rust. Dit is origineel zonder daarom te vechten. Het is niet rebels, maar rustig en simpel: de zachte krachten zijn hier aan het werk – en winnen, inderdaad. Deze tentoonstelling lijkt rustig een stap naar achteren te zetten om het materiaal te laten spreken en omdat dat materiaal zo uniek en krachtig is, is de enige eindconclusie simpelweg: echt bijzonder.

Kring in het water
Boeken / Non-fictie

Zwerven, vrij en blij

recensie: Woei-Lien Chong - Filosofie met de vlinderslag
Kring in het water

Bij een cursus daoïsme zei de docent eens: alle daoïstische filosofie is niets meer dan een introductie op de daoïstische filosofie. Dat geldt eveneens voor Filosofie met de vlinderslag, die ditmaal ook een introductie op de meditatievormen van het daoïsme geeft.

De auteur Woei-Lien Chong studeerde sinologie en filosofie aan de Universiteit Leiden en was daar werkzaam als hoofddocent Chinese filosofie. De kennis en ervaring die ze daarbij heeft opgedaan, geeft ze weer in haar nieuwe boek Filosofie met de vlinderslag. De daoïstische levenskunst van Zhuangzi. De Zhuangzi is de tweede grondtekst (na de Laozi) van het daoïsme. Dit boek wordt geprezen om zijn humoristische vertellingen en diepzinnige, doch simpele anekdotes. Een nauwgezette analyse van de vele verhalen in de Zhuangzi levert een oneindige bron van kennis en wijsheid op. Er is dan ook een hele traditie van kritieken en interpretaties op de daoïstische filosofie ontstaan, al vrij snel na het verschijnen van de eerste twee hoofdwerken. In die traditie levert Chong haar bijdrage af. Opnieuw een boek vol verrassende wendingen en nieuwe interpretatielagen binnen de al reeds omvangrijke literatuur.

Fluwelen gids

De bekendste van de daoïstische teksten is de Tao-te-Tjing van Laozi. Een boek dat de laatste jaren in populariteit stijgt. De 81 gedichten in dit boek herbergen een diepgang die zich niet zomaar toont. Een goede gids is daarom aan te bevelen. Het eerder verschenen Inleiding taoïstische filosofie, met eveneens een bijdrage van Chong, helpt de geïnteresseerde al een aardig eindje op weg. Filosofie met de vlinderslag is als een gids voor de eerste twee grondteksten van het daoïsme. Wat dit boek nadrukkelijk belicht is de oefening in meditatievormen die in met name de Zhuangzi veelal voorkomen. Daarmee borduurt het voort op het in 2007 ook bij Uitgeverij Damon verschenen boek Zwervend met Zhuang Zi van René Ransdorp. Hij geeft eveneens tekst en uitleg hoe de metaforische taal van de Zhuangzi te interpreteren.

Een sterke troef van Filosofie met de vlinderslag is de etymologie van een aantal in het daoïsme zeer belangrijke karakters: die voor wu (niet, ont-) en wei (doen, handelen). Zeker voor hen die al een tijdje bezig zijn met de daoïstische filosofie zijn de intelligente interpretaties en beargumentering van Chong een lust voor de geest. Een hartverwarmende, vaak zelfs grappige, verrijking van je kennis. Daarmee leest dit boek als een glas water bij ernstige dorst. Om als voorbeeld het woord wu te nemen. Het karakter hiervan verbeeldt een groep mensen die een open plek in het bos weg hakt. Daarmee krijgt de vertaling van ‘ont-‘ of ‘niet’ ineens een heel rijke en veelzijdige betekenislaag. Chong nodigt je met haar toelichting van dit karakter uit om met haar mee te filosoferen over de implicaties en interpretaties van het karakter wu, wat in het daoïsme een belangrijke toepassing kent.

Tegelijkertijd zit hierin wellicht ook het manco van veel daoïstische literatuur. Enige kennis van zaken is zeer gewenst. Nu weet Chong je weliswaar ook indien je een volstrekte leek bent langs de diepten en hoogten van de daoïstische filosofie te voeren, maar toch kun je her en der aardig verdwalen. Niet in de laatste plaats door de opbouw van het boek. Zeker aan het begin wordt er vaak, te vaak, verwezen naar verderop in het boek, terwijl al lezende de gekozen hoofdstukvolgorde niet onmogelijk anders had gekund. Het is met het daoïsme nu eenmaal zo dat waar je ook begint, je altijd wel bij een kern terechtkomt. Die kern uitstellen, om wat voor reden dan ook, maakt dat het water troebel wordt. Daarover merkte Laozi eens op: ‘Troebel water dat stil is wordt langzamerhand zuiver’ (Daodejing, vers 15).

Levenskunst

Een veel gebezigde term in dit boek is ‘levenskunst’: hoe te leven dat je geluk maximaal is en je tegenslag minimaal. Met daarbij de kanttekening dat onze zoektocht naar geluk wel heel erg anno nu is. De daoïst van weleer zegt: de hoogste vorm van geluk is de afwezigheid van geluk. Hetzelfde geldt voor comfort; als je schoenen zo goed zitten dat je ze niet meer voelt, spreek je van comfortabele schoenen. Levenskunst kan in de daoïstische filosofie best opgevat worden als zwerven, vrij en blij (xiaoyaoyou). Volg je eigen pad en laat je hart niet overwoekeren met lianen en ander struikgewas (als metafoor van ambities, plannetjes en manipulaties). Het werkelijke leven begint namelijk niet daar en straks, maar is hier en nu al aan de gang. Of, om in een passende metafoor te blijven: de meeste mensen staan aan de oever te discussiëren hoe ze zonder nat te worden mee kunnen in de rivier, terwijl Zhuangzi in zijn bootje langs vaart en glimlachend zwaait, met de uitnodiging: stap maar in mensen, er is genoeg voor iedereen. Chong vertaalt voor ons hoe we aan boord komen, zodat ook wij ons kunnen laven aan die eeuwenoude wijsheid.

Les Cowboys
Film / Films

De moslims zijn de indianen

recensie: Les Cowboys (DVD)
Les Cowboys

Les Cowboys is een western, maar niet in de gebruikelijke zin. De mannen met hoeden zijn gewone Fransmannen die zich in het weekend overgeven aan countrymuziek en linedancing. De indianen in dit Franse familiedrama zijn de moslims.

Debuterend regisseur Thomas Bidegain is al jaren actief als scenarist van Jacques Audiard en heeft bekroonde films als Un Prophète, De Rouille et d’Os en Dheepan op zijn naam staan. Voor Les Cowboys liet hij zich inspireren door de klassieker The Searchers van John Ford, een western waarin John Wayne op zoek gaat naar zijn door de Commanches ontvoerde nicht.

Obsessieve vader

De Wayne-rol wordt in Les Cowboys vervuld door Francois Damiens, die hier de zoveelste ijzersterke rol aan zijn cv toevoegt. De Waal speelt Alain, een vader die verbeten zoekt naar zijn plotseling verdwenen dochter Kelly. Zij heeft zich bekeerd tot de islam en wil niets meer van haar familie weten.

Wat volgt is een jarenlange zoektocht waarbij Alain soms diep in ‘indanengebied’ – hier de multiculturele achterstandswijken waar geen autochtoon meer is te bekennen – door moet dringen. De obsessieve vader ontwricht met zijn fanatisme ook de rest van het gezin.

9/11

Bidegain maakt grote sprongen in de tijd en laat de ondergang van een familie zien, met grote aanslagen als 9/11, Madrid en Londen als ijkpunten. Halverwege de film gooit de regisseur zelfs het perspectief om. Zoon Kid neemt de speurtocht van zijn vader over en belandt in het Midden-Oosten in een plot dat geleend lijkt uit Homeland, met John C. Reilly als dubieuze onderhandelaar.

Op die momenten is Les Cowboys minder geloofwaardig om terug in Europa weer sterk te finishen. Bidegain is op zijn best wanneer we als kijker de woede en onmacht van alle personages voelen over het imploderen van een familie.

Kunst / Expo binnenland

Op de grens van autonomie

recensie: Roe Ethridge - Shelter Island

Met de tentoonstelling Shelter Island wordt het recente werk van Roe Ethridge (1969) getoond. De beknopte maar sprekende fotoserie intrigeert door zijn afstandelijke intimiteit en boeit de kijker door de strijd tussen commercie en autonomie.

Me and Auggie, 2015 copyright Roe Ethridge Courtesy of the artist and Gladstone Gallery New York and Brussels

Me and Auggie, 2015 copyright Roe Ethridge Courtesy of the artist and Gladstone Gallery New York and Brussels

De Amerikaanse fotograaf woont en werkt in New York, maar komt oorspronkelijk uit Miami, Florida. In zijn serie Shelter Island komt het buitenleven tijdens een typisch Amerikaanse zomervakantie aan bod. Met zijn gezin huurde hij een zomerhuis in Long Island, New York. Daar trof hij veel achtergelaten objecten aan die het uitgangspunt werden van zijn nieuwe, melancholisch getinte werk. Ethridge staat bekend om het hergebruiken van zijn eigen werk. Zo gebruikt hij soms een foto uit een commerciële opdracht om een autonoom werk compleet te maken. In deze tentoonstelling gebruikt hij de gladde stijl van zijn commerciële oevre, maar ligt het thema van de serie in persoonlijker sferen. De gevoelswaarde van het werk zit in de nostalgie die het uitstraalt. Zelf beleefde Ethridge als kind zomers zoals hij die nu met zijn kinderen deelt.

Broze objecten

Een aantal van de gefotografeerde objecten doet broos aan, zoals de meer dan verwelkte bloemen en een oud houten kistje met lege colaflesjes. Hun glorie is duidelijk vergaan, maar hun waarde is er in de ogen van Ethridge zeker niet minder op geworden, integendeel. De objecten lagen, tezamen met de herinneringen aan zijn eigen jeugd lijkt het, verborgen op het eiland. Beschermd van de buitenwereld en jaren later (terug-) gevonden door de fotograaf. De portretten van zijn kinderen en de foto van de kinderhand met een dode krab vormen binnen de serie het toppunt van sentiment. Ook hier -juist hier- is steeds de klinische, glossy stijl toegepast, waardoor hij zijn persoonlijk leven tot kunst verheft en de serie overkomt als een verstilde cult-film.

Pamela Anderson

Conch shell, 2015 - copyright  Roe Ethridge / Courtesy of the artist and Gladstone Gallery New York and Brussels

Conch shell, 2015 – copyright Roe Ethridge / Courtesy of the artist and Gladstone Gallery New York and Brussels

Een opmerkelijke foto binnen de serie is die van Pamela Anderson, die op semi-sensuele wijze een tros rode druiven haar mond in laat glijden. De foto hangt in dezelfde ruimte als de Instagram-collage van de vakantiefoto’s van een van zijn kinderen en een ingelijste selfie, waardoor de gelikte foto van Anderson een extra nostalgische lading geeft aan het geheel. Bij het verlaten van de tentoonstelling hangt de foto met de druiven bovendien nog een keer, in een kleiner formaat, op een deur, alsof wij nu voorgoed afscheid zouden nemen van de jaren negentig. Het is een fijne humoristische noot; naast de portretten en de verstilde landschappen is de foto van Anderson een knipoog naar de bezoeker – wellicht met de boodschap dat wij het leven en de/zijn kunst niet altijd even serieus moeten nemen.

Ilja Leonard Pfeijffer
Boeken / Fictie

Beste Ilja,

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer - Brieven uit Genua
Ilja Leonard Pfeijffer

Dat het schrijven van brieven een ‘correspondentie’ wordt genoemd, een tweerichtingsverkeer dus, hoeft niemand jou te vertellen lijkt me. Reageren op wat anderen te zeggen hebben, en vice versa, is de motor der brievenschrijverij en maakt het genre tot een dynamische en veelzeggende stroming in de literatuur.

Om dat goed in een boek weer te geven betekent overigens niet dat de brieven van ‘de andere kant’ ook afgedrukt moeten worden. Je bent ongetwijfeld bekend met de uitzonderlijke brievenboeken van Gerard Reve, en misschien ook wel met de onlangs gebundelde brieven van Nanne Tepper. Juist het ontbreken van die andere kant maakt deze eenzijdige correspondenties zo intrigerend, omdat er telkens in meer of mindere mate aan gerefereerd wordt in de afgedrukte brieven. Dat levert een spanningsveld op en zorgt voor een enerverende leeservaring.

Eenzijdig destillaat

In de door jou samengestelde Brieven uit Genua is dat effect volledig afwezig. Je schrijft aan je vroegere partner Gelya, aan je uitgever, aan je moeder, aan jezelf op jongere leeftijd – ze zijn ook werkelijk verstuurd aan deze personen, zo bezweer je – maar van een antwoord op de brieven is geen sprake. Je flikt dus een kunstje: een brievenboek als verkapte autobiografie, of in jouw geval: een brievenboek als een ondubbelzinnige hagiografie. Geen verrassend kunstje, want de vermenging van waarheid en fictie is je op het lijf geschreven. Dit boek heet dan ook een ‘roman’ te zijn, de lezer moet maar zien wat er aan realiteit in dit eenzijdige destillaat terecht is gekomen.

En zo worden we meegenomen in jouw ‘estafette van brieven’ waarmee je ‘een afgerond verhaal wil vertellen over de ontwikkeling van een persoon’. Je schrijft aan je moeder over je zorgeloze jeugd, terwijl je al vroeg wilde ‘ontsnappen aan de gegarandeerde veiligheid om op zoek te gaan naar het door jezelf geconstrueerde geluk’. Een zelfverzonnen land met een geheel uitgewerkte fantasietaal was het gevolg van deze queeste, waarin ook voldoende plaats was voor ‘passie en vertwijfeling, gehoopte en gefnuikte liefde’.

Die onverantwoordelijke puber die in zijn eigen taal zijn hartstocht liet stormen, die ben ik altijd gebleven.

Zere bips

De brieven aan je jongere ik vormen het hoogtepunt van wat men wel een ‘zelffeliciterend’ exposé noemt. Een vruchtbare studieperiode, de eerste baantjes en de voorzichtige successen als dichter zorgen voor de uiteindelijke scheiding der wegen: je gaat definitief van de pen leven. Ondertussen wordt het leven vooral gevierd met alcohol en vrouwen, terwijl je de omstandigheden vindt om je bruisende woorden ‘als exquise wijnen te laten walsen in het glas en de volle rijkdom van hun bouquet te savoureren’. Die exuberante taal vormt de gewaardeerde basis van je talent, maar werkt in een boek als dit als een borstklopperige weerslag van eigen kunnen.

Eenmaal in Genua neergestreken, weet je met een fantastisch La Superba de aandacht op je gericht te krijgen. Met name na het winnen van de Libris Literatuurprijs. Het schrijversleven past je als een goedzittende overjas en je uitgesproken bourgondische levensstijl is een geweldige voedingsbodem voor fraaie publicaties. Maar dan gebeurt er iets wonderlijks, je geeft het zelf al aan: er moet iets gebeuren om deze brievenroman tot een goed einde te brengen. En verdomd, als door de hemel geschonken ontmoet je de liefde van je leven en kondig je aan de op je lijf geschreven levenswijze voorgoed vaarwel te zeggen. Dat er, vanwege een zere bips, ook een dokter aan te pas moest komen om op dit punt te geraken, is een bijkomstigheid die de werkelijkheid met een grimas weglacht.

Beste Ilja, het is de doorlopende stroom aan veren in je gepijnigde achterste die dit boek tot een vermoeiende leesopdracht maakt. Het zij zo. Waar ik me echter zorgen om maak is die radicale omslag op de laatste pagina’s. ‘Ik wil breekbaar leven in plaats van onaantastbaar’, zeg je met de overtuigingskracht van een gefrustreerde evangelist. De alcohol helemaal afgezworen, vooral gezond eten, gevoed worden door de ultieme liefde, wat gaat dit betekenen voor de rest van je oeuvre? Met bezorgde verwachting zien we je volgende boek tegemoet.

Het ga je goed,

André van Dijk

Kunst / Expo binnenland

‘Niets meer te verliezen’ Twee iconen in het naoorlogse Nederland

recensie: Benno Premsela – Max Heymans, Mannen met lef en stijl

Voor het Joods Historisch Museum is deze tentoonstelling een passende keuze. De Nederlandse vormgever en binnenhuisarchitect Benno Premsela (1920-1997) en couturier Max Heymans (1918-1997) waren beiden joods en moesten tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduiken. Bovendien waren ze beiden homoseksueel, dus dubbel kwetsbaar.

Bij binnenkomst is de tentoonstelling nogal overdonderend. Elk plekje is benut. Krantenknipsels, foto’s met onderschriften, plattegronden, maquettes, ontwerpen, vitrines met hoeden, modepoppen, beeld- en geluidsmateriaal, wisselen elkaar af.

Benno Premsela, 1984, foto Joods Historisch Museum

Benno Premsela, 1984, foto Joods Historisch Museum

Joods

Benno Premsela groeide op in Amsterdam in een ruimdenkend joods gezin. Zijn vader was één van de eerste seksuologen in Nederland en alles was bespreekbaar. Joods-zijn was een gewoon gegeven. Religie speelde geen enkele rol in het gezin en ze waren geen lid van een Joodse gemeente. Het gezin was bemiddeld en muziek, kunst en cultuur maakten onderdeel uit van het dagelijks leven. Op zeventienjarige leeftijd ging Premsela naar de ‘Nieuwe Kunstschool’, waar hij binnenhuisarchitectuur ging studeren. In 1941 moest hij zijn opleiding onderbreken om onder te duiken. Hij en zijn broer Robert waren de enigen die de oorlog overleefden. Zijn ouders en zus werden omgebracht in Auschwitz.

Bij Max Heymans lag dat anders. Hij was enig kind en zijn ouders hadden een orthodox joods huwelijk.  Op dertienjarige leeftijd vierde Heymans zijn bar mitswa. Homoseksualiteit was in dit gezin onbespreekbaar. Zijn ouders hadden een groothandel in stoffen van wol en zijde. Van jongst af aan was Heymans gek op mooie kleding en verkleedpartijen. Deze vrouwelijke kant werd door zijn moeder geaccepteerd, maar zijn vader verzette zich tegen de interesse in mode van zijn zoon. In 1933 overleed zijn vader en verhuisde hij met zijn moeder van Arnhem naar Amsterdam. Ook Heymans moest tijdens de oorlog onderduiken. Zijn moeder werd weggevoerd naar Bergen-Belsen, waar zij vlak voor de bevrijding overleed.

Benno Premsela, 'Lotek-lamp, 1981, foto Joods Historisch Museum

Benno Premsela, Lotek-lamp, 1981, foto Joods Historisch Museum

Werk

Geen van beiden waren ‘joodse ontwerpers’, in de zin dat die identiteit een rol speelde in hun werk. Ze voelden zich vrij en wilden na de oorlog zin geven aan hun leven. Ze pasten goed in de traditie van optimisme en de drang tot wederopbouw van het naoorlogse Nederland. Na de oorlog hadden beide de mentaliteit van ‘niets meer te verliezen’. Ze werkten hard. Heymans ontwikkelde zich van hoedenmaker tot couturier met een eigen atelier. Premsela begon als ontwerper van leren tassen, werkte jarenlang als chef etaleur bij het warenhuis de Bijenkorf, waarbij hij regelmatig met Heymans samenwerkte. Hij werkte als vormgever voor bedrijven en particulieren en werd vooral bekend door zijn katoenen lusjestapijt en de Lotek-lamp.

Max Heymans in travestie, 1962, foto Joods Historisch Museum

Max Heymans in travestie, 1962, foto Joods Historisch Museum

Homoseksualiteit

Als homo-emancipator stonden beide ontwerpers begin jaren zestig vrijwel tegelijk in de voorhoede. Heymans sprak in zijn taboedoorbrekende autobiografie KNAL (1966) openhartig over zijn travestie en homoseksualiteit.  Premsela was een van de eerste Nederlanders die in 1964 op televisie voor zijn homoseksualiteit uitkwam. Van 1962 tot 1971 was hij voorzitter van het COC.

 

Het lijkt de bedoeling van de tentoonstelling dat je een route volgt, aangegeven met cijfers op de grond. Het lezen van de kleine onderschriften bij de foto’s kost nogal wat moeite en het bekijken van de beelden en beluisteren van de tapes kost ook nogal wat tijd. Als iedere bezoekers gebruik wil van de uitgestippelde route en alle informatie tot zich wil nemen dan zal er snel een ‘file’ ontstaan. Er is hier ontzettend veel materiaal verzameld en tentoon gesteld. Op zich heel bewonderenswaardig en interessant. Maar jammer genoeg is er niet genoeg nagedacht over het aantal bezoekers.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery
Kunst / Expo binnenland

Rob Scholte heeft een hobby

recensie: Rob Scholte's Embroidery Show, Museum de Fundatie
Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Wat is het verschil tussen je naam ergens op zetten en je naam ergens aan verbinden? Rob Scholte lijkt tot nog toe altijd het eerste te doen, maar wil met zijn nieuwste expositie eigenlijk het tweede: het voor het voetlicht brengen van het werk van (anonieme) anderen.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

fotograaf: Hans Westerink

Waarschijnlijk hebben er nog nooit zoveel vrouwen tegelijk in het museum gehangen. Rob Scholte grijnst als hem die suggestie wordt gedaan en vindt ook dat het werk van deze – waarschijnlijk –  dames wel onder de aandacht mag worden gebracht. Maar dat is niet de enige reden dat Scholte deze tentoonstelling cureerde. Hij wilde het publiek ook laten zien wat hij ziet wanneer hij naar deze borduurwerken kijkt: de achterkant ervan.

Pas toen hij een keer van een van de werken uit zijn beginnende verzameling een achterkant zag, kwam hij op het idee dat ‘dit weleens meer dan gewoon een hobby zou kunnen zijn’, zoals hij zelf lachend zegt. Die achterkant fascineerde hem. Daar is volgens Scholte de individualiteit van de makers te zien, die anoniem moeten blijven omdat ze bij de meeste uit de kringloop en dergelijke gekochte werkjes moeilijk te achterhalen zijn.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Laatste avondmaal, 2009, fotograaf: Hans Westerink

Het tonen van de maker

Inmiddels behelst de verzameling 931 werken en werd het tijd voor een expositie. Wanneer je, bijvoorbeeld, negen in een vierkant opgehangen omgekeerd ingelijste borduurwerken die allemaal hetzelfde onderwerp verbeelden met elkaar vergelijkt, valt op dat alle achterkanten inderdaad zeer verschillend zijn – ook al hebben de voorkanten dezelfde nette uitkomst, de achterkant laat zien wie de makers werkelijk zijn. De één knipt zijn (of waarschijnlijk: haar) draden netjes af, de ander laat ze gewoon hangen. Een volgende maakt er knoopje in, of weeft ze weer door elkaar. De verschillende toonverschillen in kleur van het garen maken verder nog dat het effect verschilt met de oorspronkelijke voorstelling die er wordt geïmiteerd. Oftewel: de voorkant toont het werk, de achterkant toont de maker, en vervolgens – dat mogen we niet vergeten; de expositie toont Rob Scholte’s blik.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Nachtwacht (detail), 2007, fotograaf: Hans Westerink

Esthetisch plezier

Wie is hier nou de kunstenaar? Mag je zo omgaan met andermans werk? Verandert het werk van betekenis nu het verplaatst is van iemands zolder naar deze expositie? Je kunt je van alles afvragen bij deze tentoonstelling, ook of het de bedoeling van Rob Scholte is dát je je die dingen begint af te vragen, maar je kunt er ook gewoon naar kijken.
De netjes op een rij gehangen enorme verzameling van geborduurde achterkanten – voorstellingen die veelal bij de bezoeker bekend zullen zijn – en dan de lichte variatie in kleur van het draad, zorgt voor een merkwaardig esthetisch plezierig effect. Het is gewoon prettig om te zien.

Zelf beslissen

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte, fotograaf: Ferdy Damman

Deze tentoonstelling is een uitnodiging om te kijken naar handwerk, een uitnodiging om te kijken naar de achterkant ergens van en een uitnodiging om te bedenken wat het betekent als de grote meesters door de kleine, anonieme (!) handwerksters worden nagemaakt. De bezoeker zelf mag tenslotte beslissen wat de betekenis ervan is, zegt Scholte nonchalant, maar gemeend: ‘Iedereen mag ermee doen wat hij wil, net als ik dat zelf doe.’
Heeft Scholte zelf weleens geborduurd? Daarop antwoordt de kunstenaar ontkennend – borduren is niks voor hem. Zijn hobby is het verzamelen ervan; verzamelen en vervolgens anderen proberen te tonen wat hij ziet.

Outsider Art Jeroen Pomp
Kunst / Expo binnenland

De verbeelding spreekt

recensie: Outsider Art Museum
Outsider Art Jeroen Pomp

Lopend door het nieuwe Outsider Art Museum in de Amsterdamse Hermitage, doemt de ene na de andere vergelijking op met reguliere kunst. Maar dat is niet het hele verhaal. Zelfs niet de kern ervan.

Het Outsider Art Museum op de begane grond van de Hermitage in Amsterdam heeft een eigen collectie, die van Het Dolhuys in Haarlem. Telkens zal daarnaast uit andere, internationale collecties worden geput om een tentoonstelling samen te stellen, zodat Nederlandse kunst enerzijds in een internationaal perspectief komt te staan en er anderzijds duidelijke overeenkomsten zichtbaar worden.

Verbeeldingskracht en rede

Outsider Art Museum

Outsider Art Museum Foto Evert Elzinga

Hét kenmerk van Outsider Art zou wel eens verbeeldingskracht kunnen zijn. En laten we wel wezen: dat is volgens een denker als Spinoza de eerste soort kennis die je opdoet uit alles dat bij je binnenkomt. Bij Outsider-kunstenaars gebeurt dat wellicht heftiger dan bij andere kunstenaars, en blijft het daar soms ook bij. Waar op zich helemaal niets mis mee is.

En al is bij Spinoza de rede de tweede soort kennis, je kunt niet zeggen dat dit bij alle Outsider-kunstenaars niet helemaal uit de verf komt. Neem het werk van Jeroen Pomp (1985). Hij werkt, net als Redon, volgens een bepaalde structuur van rechtsonder naar linksboven.

Soms raak je ook aan iets diepers dan verbeelding en rede, zoals op een paneel over de bekendste Nederlandse Outsider-kunstenaar, Willem van Genk (1927-2005) valt te lezen: het dicht op elkaar aanbrengen van tal van kleine afbeeldingen en letters zou bij hem wijzen op een dwangmatig karakter. Bij het werk van Mies van der Perk (1938) krijg je het gevoel dat universele angsten , zijn uitvergroot.
In de fraaie catalogus bij deze openingstentoonstelling staat in de beschrijving van haar werk dat het ‘een opmerkelijke ontwikkeling’ heeft doorgemaakt. En dat is opvallend, want iemand als oud-museumdirecteur Rudi Fuchs meent juist dat Outsider-kunstenaars dit ontberen…

Eigen collectie en bruiklenen

Sawada

Sawada, Zonder titel, 20 x 23,5 x 39 cm, keramiek, 2006-2010, Collectie Dolhuys

Naast stukken uit de eigen collectie wordt op dit moment Japanse kunst getoond. In het najaar zal dat Chinese kunst zijn. Meteen al bij binnenkomst van het museum sta je oog in oog met grote poppen in vitrines. Poppen van onder meer Sakiko Kono (1945), die de bewoners of medewerkers van de instelling waar zij woont verbeelden. Aan de Japanse kunst valt verder keramiek van Shinichi Sawa (1982) op. Van hem werd in 2013 ook werk getoond op de Biënnale van Venetië.

Eén opmerking over de bordjes met begeleidende teksten: die zijn wat de vitrines betreft bevestigd op de sokkel eronder; de bezoeker moet op die manier haast een knieval maken om ze te kunnen lezen in de verder relatief ook wat donkere ruimtes …

Dit terzijde, kan uiteindelijk worden geconstateerd dat het goed is dat er een museum, artotheek en twee ateliers als dit zijn. Op zich niet de eerste in Nederland; dat was De Stadshof in Zwolle, dat zes jaar heeft bestaan. En zo is het ook goed dat Amsterdam in De Hallen een kunstuitleen/galerie/podium heeft voor professionele kunstenaars met een psychiatrische achtergrond: Kunst met een verhaal. Beide galeries vullen elkaar aan. En zo komt deze kunst terecht meer op de kaart.