Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Zestigjarig jubileum

recensie: Greetje Kauffeld – A Song For You

Het is nooit te laat om kennis te maken met een grootheid. Greetje Kauffeld viert met A Song For You haar zestigjarig jubileum met een groots album. Toch is het voor uw recensent zijn eerste bewuste kennismaking met deze wereldberoemde Nederlandse jazzzangeres.

Nu is de jazz niet de eerste muziekstroming waar mijn muzikale liefde ligt. Niet dat deze muziekliefhebber niet van deze muzieksoort houdt, maar het ligt nu eenmaal niet voor in de la, zoals het spreekwoord zegt. Maar na het luisteren van Kauffelds jubileumalbum dringt zich wel de behoefte op om toch maar eens naar haar oudere albums te luisteren.

Gelauwerde grootheid

Greetje Kauffeld, geboren in 1939, startte haar carrière als zangeres in 1957. Als we haar biografie induiken dan kent de artieste Kauffeld vele levens en gedaantes. Ze stond zelfs voor Nederland op het Eurovisiesongfestival in 1961 met het lied ‘Wat een dag’.

In de loop der jaren sleepte deze granddame van de Nederlandse Jazz vele prijzen en onderscheidingen in de wacht. Ze is zelfs Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Bij onze oosterburen is Kauffeld vooral bekend van de Schlagers, iets waarmee ze in haar geboorteland zeker geen bekendheid heeft verworven. Nederland heeft maar zelden de Duitse muziek van dat genre weten te waarderen.

De roem van deze zangeres is echter in het werkveld van de jazz tot grote hoogte gestegen. Met haar trio, waarmee ze ook dit nieuwe album A Song For You heeft opgenomen, heeft ze de afgelopen jaren aardig hoge ogen gegooid. De originele bezetting heeft ze inmiddels overleefd, tegenwoordig bestaat het trio uit Jan Menu op baritonsaxofoon, Maarten van der Grinten op gitaar en Jan Voogd op de dubbele bas. Een trio is goedkoper, zegt Kauffeld weleens, en de drummer is ziek. Menu tekent tevens voor de productie van dit jubileumalbum.

Vakmanschap

De sound die ten gehore gebracht wordt op A Song For You is binnen de jazz zeker niet vernieuwend te noemen. Wel onderstreept het album het vakmanschap van het kwartet dat musiceert. Met een liedjeskeuze, die composities herbergt van een breed scala aan schrijvers als Cole Porter, Leon Russell, Antonia Carlos Jobim en vele anderen, verbindt de stem van Kauffeld het geheel. Ondanks haar hoge leeftijd is ze nog steeds prima bij stem.

Als er dan toch één liedje is waar Greetje Kauffeld een brug slaat met de popmuziek, dan is het wel in het, door David Gates geschreven en door Bread tot een grote hit geworden, lied ‘If’. Zoals Kauffeld dit overbekende lied benadert, dwingt ze zonder meer respect af. Zo verpakt ze met haar trio deze compositie tot een waar jazzliedje. Ik hield al zielsveel van het nummer zoals Bread en vele anderen het zongen, maar met deze nieuwe versie komt daar een favoriete uitvoering bij. Dat is toch een waardige prestatie van deze jazzzangeres.

Nergens vliegt het album uit de bocht; steeds blijft de zangeres met haar begeleiders binnen de veilige grenzen. Dit maakt het album tot een aangenaam geheel om zonder pretenties te draaien.

Voor wie verlangt naar vernieuwing of uitbundigheid is A Song For You niet het juiste album. Bij degene die een fijne omlijsting of begeleiding wil van een rustig moment, gooit dit album hoge ogen om dat te ondersteunen.

Muziek / Album

Zestigjarig jubileum

recensie: Greetje Kauffeld – A Song For You

Het is nooit te laat om kennis te maken met een grootheid. Greetje Kauffeld viert met A Song For You haar zestigjarig jubileum met een groots album. Toch is het voor uw recensent zijn eerste bewuste kennismaking met deze wereldberoemde Nederlandse jazzzangeres.

Nu is de jazz niet de eerste muziekstroming waar mijn muzikale liefde ligt. Niet dat deze muziekliefhebber niet van deze muzieksoort houdt, maar het ligt nu eenmaal niet voor in de la, zoals het spreekwoord zegt. Maar na het luisteren van Kauffelds jubileumalbum dringt zich wel de behoefte op om toch maar eens naar haar oudere albums te luisteren.

Gelauwerde grootheid

Greetje Kauffeld, geboren in 1939, startte haar carrière als zangeres in 1957. Als we haar biografie induiken dan kent de artieste Kauffeld vele levens en gedaantes. Ze stond zelfs voor Nederland op het Eurovisiesongfestival in 1961 met het lied ‘Wat een dag’.

In de loop der jaren sleepte deze granddame van de Nederlandse Jazz vele prijzen en onderscheidingen in de wacht. Ze is zelfs Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Bij onze oosterburen is Kauffeld vooral bekend van de Schlagers, iets waarmee ze in haar geboorteland zeker geen bekendheid heeft verworven. Nederland heeft maar zelden de Duitse muziek van dat genre weten te waarderen.

De roem van deze zangeres is echter in het werkveld van de jazz tot grote hoogte gestegen. Met haar trio, waarmee ze ook dit nieuwe album A Song For You heeft opgenomen, heeft ze de afgelopen jaren aardig hoge ogen gegooid. De originele bezetting heeft ze inmiddels overleefd, tegenwoordig bestaat het trio uit Jan Menu op baritonsaxofoon, Maarten van der Grinten op gitaar en Jan Voogd op de dubbele bas. Een trio is goedkoper, zegt Kauffeld weleens, en de drummer is ziek. Menu tekent tevens voor de productie van dit jubileumalbum.

Vakmanschap

De sound die ten gehore gebracht wordt op A Song For You is binnen de jazz zeker niet vernieuwend te noemen. Wel onderstreept het album het vakmanschap van het kwartet dat musiceert. Met een liedjeskeuze, die composities herbergt van een breed scala aan schrijvers als Cole Porter, Leon Russell, Antonia Carlos Jobim en vele anderen, verbindt de stem van Kauffeld het geheel. Ondanks haar hoge leeftijd is ze nog steeds prima bij stem.

Als er dan toch één liedje is waar Greetje Kauffeld een brug slaat met de popmuziek, dan is het wel in het, door David Gates geschreven en door Bread tot een grote hit geworden, lied ‘If’. Zoals Kauffeld dit overbekende lied benadert, dwingt ze zonder meer respect af. Zo verpakt ze met haar trio deze compositie tot een waar jazzliedje. Ik hield al zielsveel van het nummer zoals Bread en vele anderen het zongen, maar met deze nieuwe versie komt daar een favoriete uitvoering bij. Dat is toch een waardige prestatie van deze jazzzangeres.

Nergens vliegt het album uit de bocht; steeds blijft de zangeres met haar begeleiders binnen de veilige grenzen. Dit maakt het album tot een aangenaam geheel om zonder pretenties te draaien.

Voor wie verlangt naar vernieuwing of uitbundigheid is A Song For You niet het juiste album. Bij degene die een fijne omlijsting of begeleiding wil van een rustig moment, gooit dit album hoge ogen om dat te ondersteunen.

Boeken / Non-fictie

Dolen door het dierenrijk

recensie: Ton Lemaire - Onder dieren

Het nieuwste werk van filosoof Ton Lemaire gaat over misschien wel zijn grootste liefde: dieren. In Onder dieren schetst hij een volledig beeld van het dierenrijk, zijn geschiedenis, wetenschappelijke duidingen en relatie tot de mens.

Al meer dan twintig jaar geleden vertrok filosoof Ton Lemaire als ecologisch vluchteling naar het Franse platteland. De steeds verder verstedelijkende en geïndustrialiseerde Nederlandse plattelanden en de groeiende consumptiemaatschappij maakten het voor hem onmogelijk in zijn geboorteland te blijven wonen. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat juist deze thema’s centraal staan in zijn boeken. Vanuit zijn boerderij in de Dordogne – waar hij zoveel mogelijk zelfvoorzienend leeft – is Lemaire blijven publiceren in Nederland. Al zijn werken zijn maatschappijkritisch, bespiegelen het vooruitgangsdenken en onderzoeken de verhouding tussen mens en natuur.

De hoofdrolspelers

Lemaire begint zijn omvangrijke boek met een bespreking van vijf diersoorten, te weten de wolf, de olifant, de prieelvogel, het bijenvolk en het paard. Per diersoort wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van zijn leefwijze, zijn historie en de manier waarop de soort in de geschiedenis is geduid en gemythologiseerd door de mens. Zo zagen de eerste kolonisten in Noord-Amerika de wolf als een duivels beest dat moest worden bevochten. Ook in de Germaanse mythologie werd de wolf gezien als agressief en grimmig. De olifant kent een heel andere benadering. In de boeddhistische landen worden hij gezien als een verheven diersoort, terwijl hij door stropers juist weer wordt gezien als leverancier van kostbaar ivoor.

Dierlijke intelligentie

Ook bespreekt Lemaire het gevoel voor schoonheid van de prieelvogel, die om een vrouwtje te verleiden een heus theater maakt met gekleurde voorwerpen, zoals bierdopjes of bloemen. Vanuit de evolutietheorie is dit handelen, dat geen direct nut heeft, lastig te verklaren. Er zijn meer diersoorten met dit soort menselijke eigenschappen. Zo bezit de olifant een empatisch vermogen en rouwt bijvoorbeeld om een dode soortgenoot. ‘Dat betekent dat ze een beginnend subject zijn, een innerlijkheid met gevoelens en een zeker bewustzijn van zichzelf.’

Bij dieren is dus meer te vinden dan louter instinctief handelen, namelijk ook een zekere ‘voorafschaduwing van intelligentie’, waaruit blijkt dat wij als mensen wellicht minder uitzonderlijk zijn dan we vaak denken.

De verkeerde weg

Lemaire is kritisch over de moderne, kapitalistische maatschappij. In zijn verhandeling over dieren komt dit wederom – en terecht – naar voren. Het bijenvolk, dat in de middeleeuwen werd gezien als heilig en goddelijk en dat als muze gold voor dichters als Vergilius, is vandaag de dag met uitsterven bedreigd. Pesticiden en genetisch gemodificeerde gewassen zijn (mede) oorzaak van een massale bijensterfte. Dit is een opmerkelijke ommekeer in visie en handelen die doet nadenken over de weg die de moderne wereld is ingeslagen.

Humanimalisme

Volgens Lemaire heeft het antropoceen, het nieuwste tijdperk in de geschiedenis van onze planeet waarin de mens invloed is gaan uitoefenen op de aarde, een nieuwe ethiek nodig. De mens als invasieve diersoort is bezig om op grote schaal zijn omgeving uit te roeien, waarbij hele ecosystemen ten onder gaan. ‘De klimaatcrisis confronteert ons met de gevolgen van een mensbeeld dat de mens buiten en boven de natuur en de dierenwereld heeft geplaatst.’

Lemaire heeft een oplossing bedacht voor deze scheefgegroeide verhouding tussen mens en natuur: het humanimalisme. Een woord dat de verbinding tussen mens en dier duidelijk maakt. Het humanimalisme is een nieuwe moraal die de verbondenheid van alles op aarde uitdrukt, en dus niet het verschil tussen mens en dier onderstreept, maar juist hun gemeenschappelijkheid. Om ‘dierlijker’ te worden dient het humanisme, de gerichtheid op de mens, zich zo te verruimen dat ruimte ontstaat voor het nemen van morele verantwoordelijkheid voor het dier.

Noodzaak van (mede)menselijkheid

Als de mens humanimalistisch zou worden brengt dat ethische normen met zich mee. Zo zouden de bio-industrie, het gebruik van proefdieren, de jacht, de visvangst en dierengevechten verboden worden. Dit klinkt natuurlijk even prachtig als onmogelijk in een wereld die bol staat van deze praktijken. Maar Lemaire is allesbehalve naïef en biedt veeleer nieuwe denkwijzen aan dan vaststaande regels die zeggen hoe het wel en niet moet.

Daarbij legt hij de nadruk op het feit dat het pas mogelijk is ook dieren binnen de moraal te trekken, als eerst de mensvriendelijkheid gegarandeerd is. ‘De sleutel tot een betere omgang met dieren ligt hoe dan ook in en bij onszelf.’ Daarmee bedoelt hij dat er pas dan ruimte ontstaat voor het dier in het gebied van de moraal, als eerst alle mensen er veilig zijn. Pas in een eerlijke menselijke samenleving kan het dier gelijkwaardig worden.

Verbondenheid

Daarmee is Onder dieren net zozeer een boek over dieren als over mensen. En dat is ook eigenlijk precies wat het wil zeggen, namelijk dat het onderscheid tussen menselijk en niet-menselijk niet langer houdbaar is. Lemaire schrijft op bevlogen en doordachte wijze over wat wij mensen kunnen leren van het dier, en laat zien hoe hierover gedacht is in de geschiedenis. Zo was Schopenhauer jaloers op dieren, omdat het dier in staat is te leven ‘in het rustige, onvertroebelde genot van het heden’. De Franse filosoof Montaigne stelde enkele eeuwen geleden al dat mensen die wreed zijn tegenover dieren slechtere mensen zijn. Ook de oude Griekse denker Plutarchus zag de verstandigheid en gematigdheid van het dier, in tegenstelling tot de inhalige en vraatzuchtige mens.

Onder dieren is een omvattende zoektocht naar het dier, dat biologische-, historische- en filosofische bespiegelingen verbindt met ethische en zelfs metafysische consequenties. Bovendien werpt het een nieuwe kijk op de moderne tijd en is het wederom een stevige maatschappijkritiek. Maar dat betekent niet dat de mens als slechterik wordt neergezet. Juist het overeenkomstige in het samenleven van mens en dier wordt benadrukt. Zowel mens als dier zijn in staat tot samenleven, wat betekent dat ze in staat zijn tot rekening houden met de ander. Daar moeten we ons op focussen.

Lemaire schrijft persoonlijk en meeslepend. Zijn liefde voor dieren spreekt uit alles wat hij schrijft, maar staat nergens in de weg omdat hij deze gevoelens gewoon benoemt. Zo zit hij met een onoplosbaar dilemma: hij houdt zowel van zijn kippen als van de vossen die hen soms doden en opeten. Daarmee is Onder dieren ook een persoonlijke zoektocht die de tijd neemt, verschillende invalshoeken belicht en aangrijpt. Wanneer Lemaire schrijft over de grootschalige dierenslacht in abattoirs stokt hij: ‘Het kost me moeite om  nu verder te gaan…’ Dat is Lemaire ten voeten uit.

 

Into the forest
Film / Films

Een wereld zonder stroom

recensie: Into the Forest (dvd)
Into the forest

Wat als er morgen geen stroom meer is? Dat is de vraag die regisseuse Patricia Rozema haar kijkers voorlegt in de postapocalyptische dramafilm Into the Forest. Haar antwoord is aan de teleurstellende kant: niet zoveel.

Tienerzusjes Nell (Ellen Page) en Eva (Evan Rachel Wood) brengen hun dagen in een afgelegen woning in het bos door. Dit doen ze samen met hun passies: respectievelijk medicijnen studeren en dansen. Als op een dag wereldwijd de stroom uitvalt en maar niet terugkomt, reageren ze zoals de meesten van ons dat zouden doen: niet. Nell ruilt haar computer in voor ouderwetse boeken, en Eva is genoodzaakt te dansen op een metronoom in plaats van muziek. Dat levert spanningen op in het gezin. Als hun vader vervolgens overlijdt aan een ongeluk, zijn de twee op elkaar aangewezen.

Helaas grijpt Rozema dit moment niet aan om haar film een interessante richting op te sturen. Tussen het ruziemaken door vinden de zussen nieuwe manieren om zonder elektriciteit te leven. Dit genereert nauwelijks spanning, want dat gaat hen gemakkelijk af. Rozema focust op de manier waarop hun relatie hechter wordt door de veranderde omstandigheden, maar de personages zijn te plat om hun conflicten interessant te houden. De film kabbelt voort zonder al te grote pieken of dalen.

Ongenode gast

Pas tegen het eind wordt de kijker weer wakker geschud. Dan slaat het noodlot toe in de vorm van een ongenode gast. De minimalistische en indringende manier waarop dit moment wordt gepresenteerd voelt als een mokerslag. Had Rozema dit niveau gehanteerd gedurende de rest van de film, dan had dit een topper kunnen zijn. Maar helaas glijdt de film hierna opnieuw af naar kabbelend gekibbel, en lijkt het leed al gauw weer vergeten.

Het interessantst aan Into the Forest is dan ook eigenlijk wat de film niet doet. Waarom de stroom uitvalt wordt nooit duidelijk gemaakt, en de gevolgen daarvan op de samenleving blijven buiten beeld. Dat is een atypische keuze die de kijker zelf prikkelt over deze thema’s na te denken. En dat is zeker aan te raden. Want hoewel de omgevingen, het camerawerk, de muziek en het acteerwerk allemaal meer dan degelijk zijn, zijn ze op zichzelf niet genoeg om ruim anderhalf uur lang de aandacht vast te houden.

Boeken / Non-fictie

De indrukwekkende memoires van een niet klein te krijgen vrouw

recensie: Sonja Barend - Je ziet mij nooit meer terug

Nog maar twee jaar oud is Sonja, wanneer David Barend, haar vader, door ‘twee keurige Nederlandse heren’ in 1942 wordt meegenomen. Ze zal hem nooit meer terug zien. Eigen herinneringen aan hem heeft ze niet, maar familie en kennissen vullen – hetzij spaarzaam – de foto’s en fantasieën aan met waargebeurde verhalen en anekdotes.

Een goudeerlijk inkijkje in een roerig leven

Sonja Barend, een van de bekendste talkshowpresentatoren van Nederland, geeft met Je ziet mij nooit meer terug goudeerlijk en zonder gêne een inkijkje in haar persoonlijke en professionele leven. Hoe ze voor de Nederlandse televisie aan de slag ging, haar relatie met haar eerste en tweede man, haar gezondheid en de band met haar moeder; alle mooie maar ook pijnlijke gebeurtenissen bespreekt ze zonder melodramatisch te worden. Voor iemand die zo veel Nederlanders voor de tv heeft geïnterviewd en ondervraagd, moet het ontzettend knagen om niet te weten wat voor man haar vader was, waarom die Nederlandse mannen hem hebben meegenomen en wat er precies die dag is gebeurd. En waarom kon of wilde haar moeder in die tijd niet voor haar zorgen? Een moeder die ze, zegt ze zelf, ‘in de jaren dat ik bij mijn grootouders woonde, niet of nauwelijks (heb) gemist’.

De vanzelfsprekendheid van een persoonlijk gesprek

Op vlotte wijze wordt de lezer meegevoerd van de kinderjaren die vol in het teken stonden van de Tweede Wereldoorlog naar het heden. Ook over de liefde is Barend bijzonder openhartig. Zo zegt ze over de eerste ontmoeting met haar huidige man: ‘Ik was verbaasd en onder de indruk van de vanzelfsprekendheid van een persoonlijk gesprek met iemand die ik niet kende. Mij werden bijna nooit vragen gesteld buiten de voor de hand liggende over televisieprogramma’s en de daaraan verbonden bekendheid. Iedereen was er blijkbaar door die programma’s aan gewend dat ik de vragen stelde en naar de antwoorden luisterde. Ik had mij ongemerkt in die rol geschikt, ook buiten de televisie.’

Pot erten

In de oorlogsjaren woont Sonja een aantal jaar bij haar grootouders, waar ze met strakke maar liefdevolle hand wordt opgevoed. Een grappige anekdote die nadien nog ettelijke malen in de familie ter tafel zal komen, is de volgende: ‘Op de planken langs de muur stonden glazen potten met ingemaakte groenten en vruchten, bonen en erwten. Niet de pot erten waar ik naar zocht. Ik wist zeker dat die er moest zijn. Oma was heel precies en ze zou mij nooit om een boodschap sturen als die niet klopte. Ik moest gewoon niet zenuwachtig worden en te snel langs de etiketten gaan om dan net die ene pot erten over het hoofd te zien.’

Een dochter om trots op te zijn

Wat je bijblijft na het lezen van dit boek, is de enorme veerkracht die mevrouw Barend steeds maar weer laat zien nadat ze met tegenslagen om heeft moeten gaan. Haar gevoel voor humor, zelfspot, bescheidenheid en relativeringsvermogen maar zeker ook haar inlevingsvermogen zorgen ervoor dat ze door blijft gaan, het mooie in de kleine dingen blijft zien en haar medemens met open blik tegemoet blijft treden. Iemand op wie haar vader ongetwijfeld trots zou zijn geweest.

Kunst / Expo binnenland

Balancerend op het snijvlak van abstractie en figuratie

recensie: Jan Roeland; Een Hommage

Op 8 november 2016 overleed op 81-jarige leeftijd de Nederlandse schilder en autodidact Jan Roeland. Hij was niet erg bekend, waarschijnlijk omdat zijn werk geen specifieke boodschap uitdroeg en hij zich daar ook niet mee bezig hield. Roeland is altijd blijven doen wat hij wilde doen. Hij speelde zijn eigen spel met vorm, kleur en spanning. Als hommage aan deze bijzondere kunstenaar stelt de Kunsthal in Rotterdam nu een aantal werken van hem tentoon.

Jan Roeland, F16, 2000, Olieverf op linnen, 152 x 152 cm, © Slewe Gallery, Amsterdam

In het werk van Roeland staan alledaagse dingen centraal, zoals een envelop, een vliegtuig, een bloem, een eend (hij was een verwoed vogelaar), een plant. Deze objecten zijn tot in het uiterste geabstraheerd. Soms heeft een werk een titel nodig, zoals Aansteker gesloten (1969), omdat niet direct duidelijk is wat het werk voorstelt. Ook bloemen en planten hebben niet altijd natuurgetrouwe kleuren. Maar eigenlijk ging het hem daar ook niet om; het object was alleen maar het uitgangspunt. Het ging om de kleur, om de ruimte, om de lagen olieverf die samen iets moesten opleveren. Het is rustig en ingetogen werk; werk dat niet om aandacht schreeuwt. Op een foto lijkt het zelfs een beetje saai. Maar dat is het niet, want als je voor zijn werk staat, begint het te leven.

Spel

Na de keuze van het object, begon pas het echte werk. Het wikken en wegen om de juiste kleur, de juiste ruimte te vinden. Waarom moet de zijtak van een bloem precies op deze hoogte en niet op een andere? Bij de felste kleurvlakken zie je dat ze een klein beetje transparant zijn. Dat komt omdat de eerder opgebrachte kleuren er doorheen lijken te schemeren. De eenvoud van zijn werk maakte het juist moeilijk. Voor Roeland moest er spanning in het werk ontstaan. Je moest kunnen zien dat de kleuren ‘het spel’ gespeeld hadden. Zijn werk is boven alles verf en kleur. Roelands werk bevat geen diepzinnigheden, geen mystiek en geen maatschappijkritiek. Soms deed hij heel lang over een werk, omdat hij niet tevreden was. Dan zette hij het werk een tijdje weg, hopend later tot een oplossing te komen. Wanneer een schilderij af was, werd volgens hem door hogerhand bepaald.

Plan

Jan Roeland, Enveloppe, 1967, Olieverf op linnen, 70 x 70 cm, © Slewe Gallery, Amsterdam

Roeland werkte volgens een voorgenomen plan. Maar dat plan stond niet vast, want tijdens het uitvoeren van zijn plan konden de dingen zo uitpakken, dat het hem niet zinde. Onzekerheid, ontevredenheid en je doel nog niet bereikt hebben waren voor hem de factoren om mee te werken.

Associatie

Vooral in reproductie doet zijn werk soms denken aan het werk van Dick Bruna (1927-2017), beroemd geworden met de tekeningen van ‘Nijntje’. Maar als je doeken van Roeland in werkelijkheid ziet, dan verdwijnt deze associatie. Bij Bruna blijven de kleuren strak en elementair, terwijl bij Roeland door de kleuren en de verfhuid juist beginnen te leven.

Tentoonstelling

De tentoonstelling draagt licht, eenvoud en rust uit. Het gevoel van in een serene omgeving te zijn, waarbij je lang kunt stilstaan, om de compositie op je in te laten werken. Net als Roeland zelf deed als hij aan het werk was.

Boeken / Fictie

Menselijk, al te menselijk

recensie: Stefan van Dierendonck - En het sneeuwde in Rome

En het sneeuwde in Rome is het tweede boek van Stefan van Dierendonck (1972) na En het regende brood uit 2012. Het (symbolisch?) 12-hoofdstukken tellende verhaal laat zich in enkele zinnen vertellen: een jonge priester vertrekt naar Rome voor een studie kerkgeschiedenis. In Rome lijkt hij enkel karikaturen te ontmoeten totdat zijn docente Italiaans Arianna Girasole (‘een vrije heiden met mondaine hakken’) hem doet ontwaken uit de sluimer van het katholicisme en zijn vals verstane roeping. Hij vindt de liefde en zegt de Kerk vaarwel.

Het boek is duidelijk niet geschreven vanwege het verhaal. Het gaat hier om het literair proberen te vangen van een existentiële crisis. Het gaat om een poging tot verbeelding te komen van het spanningsveld tussen het profane en het heilige. Het gaat over zoeken naar identiteit voor en na de vervreemding.

Schimmenspel

Op de eerste pagina van het boek wordt de lezer geconfronteerd met een merkwaardige mededeling: ‘dit boek is een roman en staat daarmee los van de werkelijkheid. Voor zover er al banden zijn met de werkelijkheid is die werkelijkheid door de auteur naar zijn hand gezet en tot fictie gemaakt.’

Maar Van Dierendonck moet de lezer niets wijsmaken of voor zot houden. Het boek is onmiskenbaar autobiografisch en staat helemaal niet los van de werkelijkheid, integendeel. Van Dierendonck is voormalig priester, geboren in Budel, heeft een glutentrauma, studeerde in Rome en vond de liefde. De vertellende ‘ik-figuur’ heet niet toevallig Stefan, is geboren in Budel, heeft glutenallergie, studeert als priester in Rome en vindt er de liefde. Waarom moet Van Dierendonck van zichzelf dit freudiaanse schimmenspel spelen?

Ondraaglijke lichtheid

Wellicht is een voorname reden dat de verteller in het boek tientallen pagina’s lang een ondraaglijke lichtheid tentoonspreidt, waar Van Dierendonck niet direct mee geassocieerd wenst te worden. Want omdat er vrijwel niets gebeurd in het boek, moet de lezer die tot het eind wil geraken mee met de memoires van de hoofdpersoon en diens sporadisch oppervlakkige ‘filosofische’ overwegingen.

In hoofdstuk 5 bijvoorbeeld, komt het tot een kleine bespiegeling waarmee expliciet kritiek wordt geleverd op de priesteropleiding. ‘Let op voor Thomas van Aquino, kijk uit voor Augustinus en consorten. (….) Verstandig leren geloven. Zo wordt een priester gevormd. Wat docenten vergeten, is dat Hij hiermee definitief in het rijk van de filosofische concepten wordt getrokken. God wordt een abstractie. Ben ik nog te volgen?’

Ja hoor, Stefan is uitstekend te volgen. Maar Stefan is vooral een ongelofelijke slappeling die in honderden pagina’s telkens als hij iets van waarde lijkt te noteren, op de proppen komt met een afleidingsmanoeuvre. Een mini-college kerkgeschiedenis over een valse Paus. Een trage reisbeschrijving. Een droom die, zoals Frederik van Eeden al wist, alleen interessant is voor degene die de droom heeft gehad. Of de wanstaltige ontboezeming van zijn eerste masturbatie (‘Ik was niet veel ouder dan 14 jaar, denk ik, toen ik voor het eerst ontdekte dat ik mezelf kon melken.’). Er wordt zelfs een ‘joker’ gespeeld wanneer het ernstig dreigt te worden en Stefan over homoseksuele gevoelens van een bevriend pastoor moet schrijven. Evert Helmes alias Pim Poldermans en het trauma wat zijn naam draagt. Het blijft in nevelen. Allemaal in fictieve nevelen uiteraard. Want dit is fictie. Een roman…

En dan mijmert Stefan weer verder. Aanhoudend verontschuldigend dweept hij met vederlichte reflecties en herinneringen, waarin alles consequent klein wordt gemaakt en waarin hij nergens trots durft te zijn op zichzelf. ‘Toon toch eens karakter, jongen! Denk toch wat meer aan Kierkegaard waarop je bent afgestudeerd!’, wil je als lezer schreeuwen. En het is dan dat je beseft dat jij niet moet opgeven het boek uit te lezen. ‘Misschien valt straks alles samen…misschien komt straks de Liefde.’

Liefde?

Tja, de Liefde! Het boek heet immers ‘een onontkoombare liefdesgeschiedenis’. Maar de liefde is flinterdun. Haast afwezig. Na 188 pagina’s -eindelijk- is er een kusje met de femme fatale: Arianna. Het wordt aan de fantasie van de lezer overgelaten wat Arianna precies aantrekt in Stefan. Probeert ze een chronisch gevoel van lucht en leegte te vullen? Is het de sensatie van de verovering? Schept ze er plezier in een onbeschreven blad te bekrassen? Arianna lijkt een akelige vrouw die op het moment dat haar prooi dreigt te ontglippen zelfs de absolute troef speelt dat het leven zinloos is zonder Stefan: ‘Ik weet niet wat ik mezelf had aangedaan als het wel een afscheid was geweest’. Er is geen zin verder verwijderd van liefde dan deze. Eng, griezelig: wegwezen. Maar voor Stefan is het een absurde aanmoediging. Hij mag met Arianna friemelen en ze helpt hem breken met een heilig gemaakte belofte. Ze helpt hem te ontsnappen aan iets waartoe hij zelf nooit de moed heeft gehad. Is Arianna de duivel? Is zij het enige immateriële personage in het boek? Is zij een ontluikend gedachtespinsel van Stefans geest na jaren verdrongen seksuele fantasieën? Vragen die wellicht beantwoord worden in deel III: En het hagelde in de bovenkamer.

Therapeutische schrijfoefening

De belangrijkste vraag tenslotte die heel het boek oproept, pagina voor pagina, is nog blijven liggen. Namelijk: Voor wie is dit boek geschreven? Voor Romegangers een onttovering. Voor filosofen veel te licht. Voor theologen te eenzijdig. Voor bij de open haard tergend te traag. Voor verliefden te laf. Wie blijft er nog over behalve familieleden en de mensen die een draai om hun oren krijgen in het boek of met hoofdletter worden aangeduid? Priesters die worstelen met zichzelf? Die konden al terecht bij John Henry Newman.

Het kan iemand niet ontzegd worden om op therapeutische basis zaken aan papier toe te vertrouwen. Het is duidelijk dat alle gedachten die we lezen in dit boek moeten helpen bij het zeer langdurig verwerkingsproces van de auteur die alle grond onder zijn voeten heeft zien wegvallen. Zodra deze gedachten echter publiekelijk worden gemaakt, kan het geen louter therapie meer heten. Dan moet men zich kunnen en durven verantwoorden. Maar daar is het nog veel te vroeg voor. Dat verklaart ook het angstige gegoochel met pseudoniemen en de verdekte weergave van werkelijke gebeurtenissen.

Komt het nog goed? Van Dierendoncks onafscheidelijke metgezel Stefan durft in ieder geval te vloeken. Hij weet bovendien aanhoudend alle schuld te verschuiven naar het katholieke systeem, waarmee zijn eigen schuldgevoelens langzaam wegsijpelen en de zoektocht naar een nieuwe identiteit los van dit verhaal eindelijk kan aanvangen. Met medelijden vervuld, is het de lezer die hem tenslotte toeroept: ‘Hou vol jongen. In godsnaam, hou vol!’

Boeken / Fictie

Pijn die laat ademhalen

recensie: Guzel Jachina - Zulajka opent haar ogen

Helemaal vrij van smetten is het niet, maar slechts zelden verschijnt er een debuutroman die zich zo vol in het beschreven leven stort als Guzel Jachina’s Zulajka opent haar ogen.

De eerste pagina’s van Zulajka opent haar ogen moeten de koudste zijn uit alle recent verschenen literatuur. Het is januari 1930, we openen midden in het ‘doffe geloei van de januarisneeuwstorm’ en de vloer is zo koud dat hij voetzolen ‘brandt’. Tientallen pagina’s gaat Guzel Jachina (1977) door: sneeuw, sneeuw, sneeuw, en te midden van die barre omstandigheden het leven van Zulajka, haar man en haar schoonmoeder. Misschien is overleven het betere woord.

Deportatie

Dan vallen de Sovjetautoriteiten binnen: Zulajka’s familie werkt als boer. Als koelak, wat betekent dat Zulajka’s man Moertaza een rijke boer is – een nogal rekkelijk begrip, stelt vertaler Arthur Langeveld in een verhelderend nawoord: zo rekkelijk, dat het vooral neerkwam op de meest ijverige boeren. In het land der blinden is eenoog koning. In de eerste maanden van het jaar 1930 betekent dat weinig goeds voor die eenoog: de door Stalin ingezette collectivisatie van de landbouw is dan net op gang gekomen. Als afschrikmiddel worden de koelakken, de vermoedelijke tegenstanders van Stalins beleid, vermoord of naar Siberië gedeporteerd. Dat eerste overkomt Moertaza, dat tweede Zulajka.

Wat volgt, is een roman over een van de meest gruwelijke geschiedenissen uit de twintigste eeuw. Het bestaan in het kamp in de Siberische taiga is zwaar, mensonterend en de gang van zaken is niet te volgen. De van oorsprong Tartaarse Jachina beschrijft levens die ontdaan zijn van bijna alles waarmee mensen zich normaliter mee omringen. Te midden van dat alles zoekt Zulajka naar een pijn die haar ‘tenminste laat ademhalen’ – en Jachina vindt dat.

Overdonderend

Uitgeverij Querido schrijft op het achterplat dat Jachina zich voor Zulajka opent haar ogen gebaseerd heeft op het verhaal van haar grootmoeder. Maar een dergelijk autobiografisch frame is wel het laatste dat deze roman nodig heeft. Zulajka opent haar ogen is een overdonderende debuutroman, die alleen naar het einde toe ontsierd wordt door minder scherpe dialogen en door een overvloed aan onnodige cliffhangers. Vanaf de eerste pagina is echter duidelijk dat Jachina een natuurtalent is.

Haar proza combineert volkswijsheden (‘voor zonsopgang is de slaap het diepst’), lyrische natuurbeschrijvingen (‘De weelderige groene borst van de linkeroever bolde steil op als deeg dat in een kuip is gerezen’) en de gruwelijkheden in het kamp (Zulajka die haar zoon geen moedermelk, maar haar eigen bloed voert). Door dat alles heen klinkt Zulajka’s ongeletterde stem door in het verhaal. Het effect is een tragische, rijke, treurige roman: zware kost, maar nergens onverteerbaar.

Muziek / Album

Luisterdance met een kwaliteitskeurmerk

recensie: Daniel Brandt – Eternal Something

Daniel Brandt slaagt in zijn opzet: nummers met een dance-opbouw maken die weinig te maken hebben met clubmuziek. Met Eternal Something, dat luisterdance bevat waarbij zomaar een trombone langskomt, is dat met glans gelukt.

‘Elektro-akoestische’ muziek, daar begon Daniel Brandt, voormalig drummer van Brandt Brauer Frick, zijn muziekcarrière mee. De invloed daarvan is op solodebuut Eternal Something niet ver te zoeken. Om die plaat vorm te geven, leerde Brandt zichzelf het afgelopen jaar een rits instrumenten aan, waaronder gitaar en keyboard. Dat het resultaat op het label Erased Tapes uitkomt, zegt zoals gehoopt iets over de kwaliteit.

Opbouwen als dancenummers

Niet alleen de kwaliteit, ook de sound van Daniel Brandt past bij Erased Tapes. Met zijn onconventionele “dance” hoort hij in een rijtje met labelgenoten Rival Consoles en Nils Frahm & Ólafur Arnalds. Dankzij het rijke geluid  , is Eternal Something bovenal een luisterplaat. Daarmee is de Duitser geslaagd in zijn opzet om tracks te maken die “opbouwen als dancenummers maar totaal niet als clubmuziek aanvoelen”.

Een van de prijsnummers, zeker als het gaat om opbouw, is ‘The White of the Eye’. Vanaf seconde één heeft dit nummer een broeierig, duister geluid. De spanning neemt toe, dankzij vlagen van een scheurende trombone en doordat de pulserende muziek almaar nerveuzer wordt. Echt barsten doet de bom niet, in plaats daarvan word je rustig meegenomen naar het volgende nummer: het kalme ‘Turn Over’. Die track bestaat onder andere uit hypnotiserend pianospel en klaaglijk trombonespel en leunt sterk op sfeer en gevoel. De gebruikte instrumenten zijn grotendeels hetzelfde als bij ‘The White of the Eye’, het effect is totaal anders.

Versterking van het label

Door deze afwisseling weet Daniel Brandt de luisteraar gemakkelijk drie kwartier te boeien, zeker gezien de vele details in zijn muziek. Slechts een enkele keer voelen de opbouwen wat richtingloos en ontbreekt er spanning. Een voorbeeld is het titelnummer ‘Eternal Something’, dat nét te traag op gang komt. Dit zijn echter uitzonderingen die nauwelijks vaart uit het album halen. Brandt debuteert met een uniek geluid en, veel belangrijker nog, een sterk geheel. Daarmee bewijst hij de zoveelste versterking te zijn van een al zo indrukwekkend label.

Muziek / Album

Dylan onder de loep

recensie: Bob Dylan – Triplicate

Dat Bob Dylan als eerste songschrijver de Nobelprijs voor de Literatuur won zal niemand ontgaan zijn, want dit heeft veel stof doen opwaaien. De reactie van Dylan was natuurlijk ook heel typisch: hij wist niet of hij de prijs zelf kon ophalen vanwege de drukte.

In oktober werd het bekend dat hij de prijs had gekregen. Dylan liet pas in november per brief weten de prijs te aanvaarden. Op zaterdag 1 april haalde de zanger in Stockholm alsnog zijn prijs zelf op. Hij liet weten wel blij met de prijs te zijn. De vooraf opgenomen speech zou hij het comité later nog toesturen. Diezelfde avond gaf Dylan een optreden in de Zweedse hoofdstad, waar hij geen woord repte over de zojuist ontvangen prijs.

Zijn discografie

Dylan heeft een oeuvre op zijn naam staan om “u” tegen te zeggen. In 2013 verscheen de box The Complete Album Collection Volume One met al zijn tot dan toe uitgebrachte studiowerk, plus de zes reguliere live-albums van de meester. De drie albums die daarna verschenen bevatten allemaal covers. Shadows in the Night, Fallen Angels en nu dan Triplicate laten een andere Bob Dylan horen dan de Bob Dylan die de Nobelprijs ontving.

Mijn eerste Dylan plaat was ooit ‘Lay Lady Lay’ en het kennismakingsalbum was Desire, waarna ik onmiddellijk Blood On The Tracks aanschafte. Vanaf dat moment was ik verslaafd aan de muziek van Bob Dylan; een verslaving die ik de rest van mijn leven niet meer kwijtraak.

We zullen maar hopen dat “His Bobness” ooit weer een album zal uitbrengen met eigen liedjes. De inmiddels vijfenzeventigjarige zanger is hopelijk het liedjes schrijven niet verleerd. Toch wil hij zijn eigen oeuvre live ook niet meer herkauwen en bedient hij zich van ‘The Great American Songbook’ met veel aandacht voor wat Frank Sinatra ooit zong.

Over de hobbel heen

Het album Triplicate heeft een echte ‘late night vibe’. Het kent drie delen met afzonderlijke titels. ‘Til The Sun Goes Down, Devil Dolls en Comin’ Home Late klokken allen rond een half uurtje speeltijd. De stem van Dylan is in de loop der jaren aardig veranderd. Ik mocht hem in 2004 ooit in Cardiff live zien en horen spelen. Dat was destijds geen onverdeeld genoegen: met zijn toenmalige band speelde hij vrij stevig en Dylan was bepaald niet goed bij stem. In de jaren daarna verschenen albums waarop hij steeds beter klonk. Ook op Triplicate sta ik versteld van de zangkwaliteiten. Dylan zingt laag en soms nog lager dan je voor mogelijk houdt. Het komt zijn kwaliteit ten goede. Hij is natuurlijk geen Sinatra, die niet voor niets The Voice werd genoemd. Toch zijn de interpretaties die Dylan geeft van deze soms zeer bekende liedjes erg fijn om naar te luisteren.

Maar dit album zal nooit een van zijn albums met eigen werk verdringen. Dan grijp ik toch liever terug naar een van zijn literaire werken, zoals we het tegenwoordig mogen noemen. Toch went Triplicate, net als de twee voorgaande albums en langzaam ga je zelfs van houden. Al moet je wel even over de hobbel heen dat het geen echt Bob Dylan-album is zoals vroeger. Maar als je daar eenmaal overheen bent, dan is ook deze nieuweling lekker te noemen.

Theater / Voorstelling

Het beest is terug!

recensie: De Nationale Opera – A Dog’s Heart

Het komt niet vaak voor dat een opera nog echt ranzig en baldadig is. A Dog’s Heart is dat gelukkig wel, en ook nog eens op zo’n creatieve en energieke manier dat je tegelijkertijd gruwelt en geniet.

In 2010 ging de vers geschreven opera A Dog’s Heart van de Russische componist Alexander Raskatov in première bij De Nationale Opera. Het stuk verblufte door muziek en regie, maar de grote publiekstrekker was een hondenpop, een mormel dat beeldschoon is in zijn lelijkheid. Zeven jaar later – omgerekend één hondenjaar, zo wil de vuistregel – is het dier terug in Amsterdam.

Moderne scheppingsmythe of mislukt experiment

Het verhaal, naar de in 1925 geschreven en kort daarna verboden novelle Een Hondenhart van Michail Boelgakov, is op zijn zachts gezegd ongebruikelijk. De arrogante professor Filipp Filippovitsj (Sergei Leiferkus) transplanteert de testikels en de hypofyse van een mens in het lichaam van de straathond Sjarik (met de stemmen van Elena Vassilieva en Andrew Watts). Hierop verandert het beestje in de mens Sjarikov (Peter Hoare), althans fysiek. Mentaal is deze nieuwe mens een zedeloos monster dat zich volledig laat leiden door zijn instincten. Terwijl Sjarikov rookt, vloekt en katten onteert, zit de professor in over wat hij met zijn misbaksel moet beginnen.

Zelfs voor opera, een genre waarin veel mogelijk is, is het verhaal opvallend grotesk. Boelgakov drijft duidelijk de spot met het grote Sovjetexperiment: de poging om een nieuwe maatschappij te creëren waarin de burger onbaatzuchtig werkt voor het grotere goed. Maar ook nu, een kleine honderd jaar later, is het verhaal een spitsvondige steek naar de hypocriete machthebber die de kleine mens wil veranderen, maar zijn eigen tekortkomingen niet kan of wil zien. Zoals een archaïsch spreekwoord zegt: de ene hond verwijt de andere dat hij vlooien heeft.

Hondenblues

Componist Raskatov vraagt het uiterste van zijn muzikanten. Sommigen zingen louter in de allerhoogste regionen, voor anderen bestaat de partij uit razendsnelle toonladders en gebroken akkoorden. Hoewel iedere zanger zich met verve van zijn taak kwijt, is de jubelrol weggelegd voor het duo dat de stemmen van de hond op zich neemt. Watts vertolkt de empathische kant van de hond met zijn breekbare contratenor. Daartegenover staat Elena Vassilieva, die gromt en huilt door de megafoon en daarbij in de verte aan Tom Waits doet denken. Ondanks het feit dat de fenomenale poppenspelers altijd te zien zijn, wordt de hond op deze manier levensecht en zelfs menselijker dan de andere personages.

Het decor is minimaal – een truttig bolletjesbehang – maar door een minutieuze choreografie van personen en rekwisieten weet regisseur Simon McBurney constant te verrassen. Het toneelbeeld doet afwisselend denken aan socialistisch-realistische agitprop, klassieke griezelfilms (Frankenstein ligt natuurlijk op de loer) en spionagefilms uit de Koude Oorlog.

Elk element in deze opera is een kunstwerk op zich, maar de synergie en de perfecte balans tussen humor en horror maken A Dog’s Heart een 21ste-eeuwse operaklassieker.