Tag Archief van: landscape

Cynan Jones - De lange droogte Recensie Andre van Dijk
Boeken / Fictie

Beklemming tussen witregels

recensie: Cynan Jones - De lange droogte
Cynan Jones - De lange droogte Recensie Andre van Dijk

Met het indrukwekkende Inham (2017) werd schrijver Cynan Jones bedolven onder lovende kritieken. Nu is het de beurt aan zijn debuutroman De lange droogte (2006). Net zo meeslepend, dezelfde thematiek op een andere ondergrond: vanaf het water betreden we het land.

De worstelende mens in de meedogenloze natuur, dat is waar Jones over schrijft in zijn kleine romans. Was het in Inham een man die midden op zee bij bewustzijn komt en zichzelf uit die bizarre omstandigheid moet zien te redden, in De lange droogte – elf jaar eerder geschreven – loopt boer Gareth over de zonverschroeide velden op zoek naar een ontsnapte koe. Een eenvoudige toedracht met weinig ontwikkeling in de actie; de koe wordt aan het einde van de roman teruggevonden. De belangrijkste bewegingen laat de schrijver echter plaatsvinden in het hoofd van zijn personages. Er wordt voortdurend nagedacht, ingevoeld en gereflecteerd.

Gedachteflarden

Gareth zwoegt over het verhitte land en maakt zich zorgen om zijn vrouw Kate die thuis op hem wacht. Gaandeweg valt uit zijn gedachteflarden een structuur op te maken, een samenhang die iets loslaat over de moeizame relatie tussen de twee. Er is een knagende kinderwens, er is een onverwachte miskraam en een sluimerende depressie met zware hoofdpijnen. Een blijvend wantrouwen over en weer. De schrijver wisselt regelmatig van perspectief en laat ook Kate delen in deze bespiegeling. Twee mensen die tot elkaar veroordeeld zijn, maar door omstandigheden niet meer tot elkaar kunnen komen.

Dat is waar Cynan Jones zijn troef inzet: de witregel. Dat vrijwel onzichtbare instrument gebruikt hij om een bedachtzame overstap te maken naar het hoofd van een ander personage. Tegelijkertijd geeft hij de lezer de ruimte voor een eigen bespiegeling, een moment van doordenken over de omstandigheid waarin de schrijver ons heeft geplaatst. Zo wordt haast onmerkbaar een episch verhaal geconstrueerd, met een minimale hoeveelheid woorden en een maximale prikkel tot verbeelding.

Doorzettingsvermogen

Uit de kleine fragmenten wordt langzamerhand een totaalbeeld zichtbaar. Het overeind blijven in de harde werkelijkheid van het boerenbestaan wordt aan alle kanten bedreigd. De droogte duurt voort, er moet land bijgekocht worden om de inkomsten te verhogen, Gareths zoon wil zijn eigen weg gaan en tot overmaat van ramp moet de oude boerderijhond worden afgemaakt. De dood is sowieso tastbaar in De lange droogte: dood kind, dood kalf, dood konijn, dode hond en dode akkers. De beschrijving van het ontbindingsproces van een dode mol is zowel gruwelijk als van een overweldigende schoonheid; een preciezer inzicht in de zelfregulerende natuur is nauwelijks denkbaar.

Toch weet Cynan Jones in die somberte, in dat wankele en uitzichtloze bestaan een soort houvast te verstoppen. In de totale onmacht de situatie naar zijn hand te zetten, is het vooral het doorzettingsvermogen van Gareth dat zorgt voor een sprankje hoop. Hij lijkt de verwijdering van zijn vrouw als iets tijdelijks te zien, zijn gedachten aan haar blijven liefdevol en met uitzicht op een toenadering. De door Jones subliem verwerkte vooraankondiging van nóg meer ellende doet vermoeden dat het tij niet snel zal keren.
Maar dan valt de eerste druppel regen. En wordt de koe teruggevonden.

Cynan Jones - De lange droogte Recensie Andre van Dijk
Boeken / Fictie

Beklemming tussen witregels

recensie: Cynan Jones - De lange droogte
Cynan Jones - De lange droogte Recensie Andre van Dijk

Met het indrukwekkende Inham (2017) werd schrijver Cynan Jones bedolven onder lovende kritieken. Nu is het de beurt aan zijn debuutroman De lange droogte (2006). Net zo meeslepend, dezelfde thematiek op een andere ondergrond: vanaf het water betreden we het land.

De worstelende mens in de meedogenloze natuur, dat is waar Jones over schrijft in zijn kleine romans. Was het in Inham een man die midden op zee bij bewustzijn komt en zichzelf uit die bizarre omstandigheid moet zien te redden, in De lange droogte – elf jaar eerder geschreven – loopt boer Gareth over de zonverschroeide velden op zoek naar een ontsnapte koe. Een eenvoudige toedracht met weinig ontwikkeling in de actie; de koe wordt aan het einde van de roman teruggevonden. De belangrijkste bewegingen laat de schrijver echter plaatsvinden in het hoofd van zijn personages. Er wordt voortdurend nagedacht, ingevoeld en gereflecteerd.

Gedachteflarden

Gareth zwoegt over het verhitte land en maakt zich zorgen om zijn vrouw Kate die thuis op hem wacht. Gaandeweg valt uit zijn gedachteflarden een structuur op te maken, een samenhang die iets loslaat over de moeizame relatie tussen de twee. Er is een knagende kinderwens, er is een onverwachte miskraam en een sluimerende depressie met zware hoofdpijnen. Een blijvend wantrouwen over en weer. De schrijver wisselt regelmatig van perspectief en laat ook Kate delen in deze bespiegeling. Twee mensen die tot elkaar veroordeeld zijn, maar door omstandigheden niet meer tot elkaar kunnen komen.

Dat is waar Cynan Jones zijn troef inzet: de witregel. Dat vrijwel onzichtbare instrument gebruikt hij om een bedachtzame overstap te maken naar het hoofd van een ander personage. Tegelijkertijd geeft hij de lezer de ruimte voor een eigen bespiegeling, een moment van doordenken over de omstandigheid waarin de schrijver ons heeft geplaatst. Zo wordt haast onmerkbaar een episch verhaal geconstrueerd, met een minimale hoeveelheid woorden en een maximale prikkel tot verbeelding.

Doorzettingsvermogen

Uit de kleine fragmenten wordt langzamerhand een totaalbeeld zichtbaar. Het overeind blijven in de harde werkelijkheid van het boerenbestaan wordt aan alle kanten bedreigd. De droogte duurt voort, er moet land bijgekocht worden om de inkomsten te verhogen, Gareths zoon wil zijn eigen weg gaan en tot overmaat van ramp moet de oude boerderijhond worden afgemaakt. De dood is sowieso tastbaar in De lange droogte: dood kind, dood kalf, dood konijn, dode hond en dode akkers. De beschrijving van het ontbindingsproces van een dode mol is zowel gruwelijk als van een overweldigende schoonheid; een preciezer inzicht in de zelfregulerende natuur is nauwelijks denkbaar.

Toch weet Cynan Jones in die somberte, in dat wankele en uitzichtloze bestaan een soort houvast te verstoppen. In de totale onmacht de situatie naar zijn hand te zetten, is het vooral het doorzettingsvermogen van Gareth dat zorgt voor een sprankje hoop. Hij lijkt de verwijdering van zijn vrouw als iets tijdelijks te zien, zijn gedachten aan haar blijven liefdevol en met uitzicht op een toenadering. De door Jones subliem verwerkte vooraankondiging van nóg meer ellende doet vermoeden dat het tij niet snel zal keren.
Maar dan valt de eerste druppel regen. En wordt de koe teruggevonden.

Kunst / Expo binnenland

De schoonheid van het gebrek aan subtiliteit

recensie: LaChapelle: Good News for Modern Man

Mogelijk ben je onbewust al bekend met het werk van de Amerikaanse kunstenaar David LaChapelle. Twintig jaar lang fotografeerde hij commercieel en legde toen beroemdheden als Andy Warhol en Madonna vast. Hij maakte clips voor Amy Winehouse, Robbie Williams en talloze anderen. Zijn foto When the World Is Through (2005), gemaakt voor de Italiaanse Vogue, is nu het beeldmerk van de overzichtstentoonstelling van Viktor&Rolf in de Kunsthal. Maar LaChapelle is meer dan facilitator van het sterrendom. Hij is inmiddels misschien zelfs wel het tegenovergestelde, of doet je dat in elk geval graag geloven. In de tentoonstelling Good News for Modern Man toont het Groninger Museum zijn foto’s en legt daarbij de nadruk op alles wat hij niét in opdracht maakte.

 

LaChapelle’s werken zijn monumentaal groot en kleurig. Niet zelden vult hij zijn beelden met figuren, jonge mensen die meestal oogverblindend mooi zijn. Rake contrasten zorgen ervoor dat spieren en rondingen zich duidelijk aftekenen. De pasteltinten op de wanden van de museumzalen zijn niet teveel om het werk in de weg te zitten, en niet te weinig om de explosieve kunst te verzwakken.

Overzichtsfoto zaal Moments in Popular Culture

De werken zijn onderverdeeld in tien thema’s. Zo is er bijvoorbeeld Seismic Shift; waarin conflicten en crises op de (kunst)markt centraal staan, en Deluge; een moderne benadering van de Zondvloed. De getoonde werken overspannen de periode 1986 – 2017.

Tussen de jaren tachtig en nu is er voor LaChapelle veel veranderd. In 2006 besloot hij niet langer in opdracht te werken. Hij keerde het commercialisme en de mode-industrie de rug toe, ging op Hawaï wonen en zwoer nooit meer een beroemdheid te fotograferen. In dat laatste is hij niet geslaagd en ook een commerciële esthetiek of een gerichtheid op low culture heeft hij niet losgelaten. Toch gaf de stap de kunstenaar een aantal jaar later wel de vrijheid maatschappijkritische onderwerpen aan te snijden. Dat doet LaChapelle soms op een eenvoudige, misschien zelfs te simplistische manier, zoals in de serie Negative Currency (1990–2010). Hiervoor drukte hij bankbiljetten in negatief af. Met de negatieven, gepresenteerd tijdens het hoogtepunt van de kredietcrisis, wil LaChapelle een negatief aspect uit de samenleving tonen.

David LaChapelle: Landscape Kings Dominion (I Pledge Allegiance), 2013, chromogeen afdruk

In de Land Scape-serie (2013) is de kritische blik van de kunstenaar op een complexere wijze in het beeld verwerkt. Op het eerste gezicht lijken de fabrieken op de foto’s op snoepjespaleizen. De gebouwen zijn fel verlicht van binnenuit, onderdelen zijn zuurstokroze of kikkergroen, rookpluimen dwarrelen speels helderblauwe luchten in. Bij nadere inspectie blijken de fabrieken maquettes. Ze zijn gemaakt van (neven)producten van de olie-industrie, zoals krulspelden, en verwijzen naar diezelfde industrie. Met deze kennis ogen de rookpluimen plots een stuk onheilspellender, bijna als waarschuwingssignalen.

LaChapelle plaatst vaak religieuze motieven in een hedendaagse context. Dit is het geval in de serie Jesus is my Homeboy (2003) en geldt ook voor het werk Deluge (2006-2007), geïnspireerd op Michelangelo’s Zondvloed in de Sixtijnse kapel. LaChapelle beeldt een grote overstroming af – mooie naakte mannen en vrouwen banen zich een weg door het woeste water, op de achtergrond logo’s van ingestorte ketens. Het werk heeft veel weg van een veroordeling van de moderne consumptiemaatschappij. Hierbij vergeleken lijkt de boodschap van de serie Awakened (2007), in dezelfde zaal, ambigu. In water zweeft op elk werk een figuur, allemaal dragen ze een naam uit het oude testament en niet allemaal zijn het conventionele schoonheden. Juist deze imperfecties in het stille water maken dat er een bepaalde rust van het werk afstraalt.

David LaChapelle: A New World, 2017, met de hand beschilderde negatief – pigment afdruk

Het lijkt alsof de kunstenaar dezelfde sereniteit krampachtig probeert vast te houden in de serie Paradise (2017) en New World (2017). Figuren in mysterieuze, magische landschappen met explosies aan kleur. Het doet denken aan fantasywerelden met eenhoorns en elfen en dat maakt het lastig deze werken serieus te nemen. Toch zijn de paradijselijke taferelen vrolijke afsluiters van de tentoonstelling, die de huidige maatschappij, de olie-industrie en het kapitalisme bekritiseert. In Paradise vinden we de hoopvolle boodschap van de titel van de tentoonstelling terug: Good News for Modern Man. Zo verlaat je het museum met een goed gevoel en onder de indruk. LaChapelle’s overweldigende werken doen iets met je. Het is een waar genoegen je even in het bijzondere universum van deze kunstenaar te mogen begeven.

Muziek / Concert

Goed maar niet grandioos

recensie: Passenger op mini-festival

Woodstock 69 te Bloemendaal biedt vanavond het podium voor Mike Rosenberg, beter bekend als Passenger. Voor de weinigen die deze naam niet zullen herkennen: de singer-songwriter achter “Let Her Go”, de ultieme grijsgedraaide radioballad. Maar de Brit heeft behalve dat maar liefst acht albums op zijn naam staan.

Wat dit optreden bijzonder maakt is de locatie: een podium op het strand. Het voelt door de tenten aan als een mini-festival dat plaats biedt aan zo’n duizend man. Met mooi weer zou het een perfecte setting zijn: lekker met de voetjes in het zand naar mooie liedjes luisteren. Helaas werken de weergoden niet mee vandaag en wordt er meer warme chocolademelk gedronken dan koude biertjes.

Gitaarliedjes in de kou

In deze barre omstandigheden is het aan Stu Larsen om het publiek op te warmen. Dit lukt hem redelijk, met zijn dromerige gitaarliedjes over zijn reizen en zijn liefdes, aangevuld met mondharmonica en andere effecten. Helaas staat het geluid ook zo afgesteld als op een festival, waardoor het net niet helemaal overkomt en het publiek rustig verder kletst tijdens zijn optreden.

Stipt op tijd klinken dan de eerste noten van Passenger, die vanavond de hele show in zijn eentje met alleen een gitaar doet. Al in de eerste minuten is de toon van de avond gezet. Zelfspot is iets dat heel vaak terugkomt, meteen al aan het begin door te vragen of het publiek al spijt heeft van zijn komst voor ‘A long night with depressive music in the fucking cold’.

Vrolijke show

Van die depressieve muziek komt echter weinig terecht vanavond. Zijn repertoire gaat alle kanten op, maar voor dit optreden ligt de nadruk op de vrolijke nummers. Passenger maakt er een opgewekte show van, en vraagt het publiek herhaaldelijk om mee te zingen en te klappen. Tijdens zijn klaagzang “I Hate” wordt het haast een stukje stand-up comedy en hij krijgt herhaaldelijk de lachers op de zijn hand. Leuk detail is dat de set twee knappe covers bevat van Springsteens “Dancing The Dark” en Simon and Garfunkels “Sound of Silence”. Ook “Let Her Go” ontbreekt uiteraard niet (‘Can you bear to hear this song one more time?’).

Hier staat duidelijk een doorgewinterde muzikant op het podium; alle noten en uithalen zijn raak, en deze man weet hoe je het publiek moet bespelen. De keerzijde is dat het allemaal nét iets te popiejopie is. Ongetwijfeld ook gericht op de setting wat vraagt om iemand die de toeschouwers weet te overtuigen. Wie kwam om geraakt te worden door Passengers gevoelige songs komt bedrogen uit, maar de artiest slaagt er zeker in om het verkleumde publiek voor anderhalf uur te vermaken.

Kunst / Expo binnenland

De sociale focus van Jan Banning; een wereldfotograaf

recensie: Jan Banning – Retrospectief 1981-2018

Het Fotomuseum in Den Haag wijdt een retrospectief aan de Nederlandse fotograaf Jan Banning (1954). En terecht. Het grote aantal foto’s laat duidelijk de interesse van Banning zien; een enorme sociale betrokkenheid. Hij weet mensen te betrekken bij zijn kunst. Een wereld van mooie plaatjes, maar met een boodschap!

Jan Banning studeerde economische en sociale geschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Beide thema’s spelen een grote rol in zijn fotografie. Aan zijn zelfbedachte projecten gaat diepgaand onderzoek vooraf. Zijn werk heeft altijd een sociale focus. De ene keer richt hij zich op sociaal-politieke onderwerpen zoals de macht van de staat, de gevolgen van oorlog, recht en onrecht. Een andere keer spelen sociologie, antropologie en klassenverschillen een rol.

Jan Banning, Shane Fenton (geb. 1961), sheriff van Crockett County, Texas USA, 2007, uit de serie “Bureaucratics”

Bureaucratics

In de periode van 2003 tot 2007 reisde hij naar Bolivia, China, Frankrijk, India, Liberia, Rusland, Jemen en de Verenigde Staten. Daar maakte hij foto’s van ambtenaren in functie; van belastingautoriteiten tot ordehandhavers en van bewindvoerders tot kantoorklerken. Wat de geportretteerden gemeen hebben is dat ze allemaal achter hun bureau zitten. Wat ze niet gemeen hebben is de uitstraling van het kantoor waar ze werken; de inrichting varieert van keurig opgeruimde bureaus tot armoedige krotten met stapels papieren. De lonen variëren van ongeveer 100 euro tot 4.000 euro per maand.

Jan-Banning: Dagombahoofd Kari Naa Noord-Ghana 2016 Uit de serie ‘The Sweating Subject’

The Sweating Subject

The Sweating Subject (2016) is een serie groepsportretten van stamhoofden uit Ghana met hun hofhouding, waaronder Banning zelf. Hij is de eerste die op de foto’s opvalt, omdat hij de opvallende ‘witte’ is. Banning kwam naar Ghana in opdracht van Fotopodium Noorderlicht met als projectthema Society and Social Change in Northern Ghana. De fotoserie The Sweating Subject, die Banning tijdens deze reis op eigen initiatief maakte werd omstreden, doordat de serie volgens de opdrachtgever precies het tegenovergestelde effect veroorzaakte. In plaats van de sociale verandering zonder de invloed van de kolonisator te laten zien, benadrukte deze serie de neokoloniale beeldvorming van Afrika als jachtterrein van de witte man. Het Fotomuseum Den Haag is het eerste museum dat de serie tentoonstelt, samen met de ook nooit vertoonde serie The Green Line (2014) over de al ruim veertig jaar verlaten gedemilitariseerde zone op Cyprus.

Jan Banning, Jos van Arcken (1910-2005), 2003 Uit de serie “Sporen van oorlog; Overlevenden van de Birma- en de Pakanbaroe-spoorweg.

Traces of War

De serie Sporen van de Oorlog (2005) is zeer indrukwekkend. Het zijn grote zwart-wit portretten van ‘getekende’ mannen. De geportretteerde mannen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Japanse bezetter van Nederlands-Indië gedwongen om te werken aan de bouw van de beruchte Birma-spoorweg (1942) in het grensgebied van Thailand en Birma, en aan de Pakanbaroe-spoorweg (1943) op Sumatra. Bij de aanleg stierven tienduizenden mensen door de vreselijke werkomstandigheden. Uitgangspunt voor deze serie is het feit dat de vader en opa van Banning als dwangarbeider aan respectievelijk de Sumatra-spoorlijn en Birma-spoorweg werkten. Hoewel zijn vader in deze serie ook geportretteerd is, maakt hij deel uit van een groter geheel, van een algemene diepere betekenis: de invloed op lange termijn van mishandeling en vernedering op Europese en Aziatische arbeidsslaven.

Jan-Banning: Wainem geb. 1925 Mojogedang, Midden-Java 2010 uit de serie ‘Troostmeisjes’

Comfort Women 2007-2009

De indringende fotoserie van hoogbejaarde Indonesische vrouwen is prachtig, maar ook hartverscheurend. Hun ogen spreken boekdelen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden zij als zogenoemde ´troostmeisjes´ door de Japanse bezetter gedwongen tot prostitutie. In teksten naast de foto’s vertellen zij in het kort wat hun is overkomen en hoe dat op invloed geweest is op hun latere leven.

Dit is maar een korte impressie van de hele tentoonstelling, die prachtig is ingericht, met korte informatie, die je de foto’s beter doet begrijpen. Aan bod komen nog de series:
Law & Order (2015), waarin Banning het strafrecht in vier landen uit vier verschillende werelddelen onder de loep neemt, Down and Out in the South (2010) over dak- en thuislozen en Red Utopia (2017) over de spaarzame locaties waar de geest van het communisme nog springlevend is. Een tentoonstelling om niet snel te vergeten!

Garnett-Vrouw of vos - recensie 8WEEKLY
Boeken / Fictie

Trouw of vos?

recensie: David Garnett - Vrouw of vos
Garnett-Vrouw of vos - recensie 8WEEKLY

De hele literaire gemeenschap buitelt over elkaar heen om – in navolging van de deskundigen bij DWDD – uit te dragen hoe geweldig David Garnetts Vrouw of vos wel niet is. Weet deze ‘omgekeerde fabel’ uit 1922, opgediept uit de krochten van de Britse kwaliteitsliteratuur, de hype ook waar te maken?

Niet het dier krijgt in de roman Vrouw of vos een menselijk karakter, maar de mens wordt herschapen in de gedaante van een dier. Dat is de opvallende omkering waaraan Garnett zijn verhaal ophangt. Ook stelt hij bij aanvang dat alle speculaties over het waarheidsgehalte enigszins in de buurt komen van een verklaring, maar dat ‘een bevredigende uitleg tot nu toe nog niet is gevonden’. Oftewel, laat je meenemen in deze geschiedenis, maar blijf vraagtekens zetten bij de werkelijkheid ervan. Zoals de schrijver zelf ook het hele boek door blijft doen.

Het echtpaar Tebrick maakt een wandeling door het Engelse landschap. Na een tijdje kijkt meneer Tebrick achterom en ziet daar opeens een kleine, felrode vos. Op de plek van zijn vrouw. ‘Het dier keek hem smekend aan (…) hij zag direct dat het zijn vrouw was die hem door de ogen van het dier aankeek.’ Een bizarre ontwikkeling waar meneer Tebrick opvallend snel genoegen mee neemt. Na van zijn verbijstering te zijn bekomen, neemt hij ‘zijn vrouw’ in de armen, draagt haar naar huis en probeert vervolgens de omgang zo menselijk mogelijk te houden.

Vos in het gareel

Er volgt een lange periode waarin meneer Tebrick heen en weer geslingerd wordt tussen zijn twijfel over de ontstane situatie en de onvoorwaardelijke liefde voor zijn vrouw. Hij wil de vos zoveel mogelijk in het gareel krijgen, trekt haar mooie kleren aan en probeert haar gewoon aan tafel te laten eten. Na iedere overwinning om het dier te laten handelen en reageren als zijn vrouw, bij iedere glimp van wederzijdse herkenning, is meneer Tebrick in de zevende hemel. Zijn liefde is grenzeloos en hij is gelukkig met zijn vrouw in de gedaante van een vos. Zolang ze maar zijn vrouw is.

Hij was verzot geraakt op elk vosachtige trekje van haar

David Garnett neemt de lezer vol overtuiging mee in deze opmerkelijke situatie, maar is tegelijkertijd de afstandelijke observator die er het zijne van denkt. Over de hartstocht en echtelijke trouw van meneer Tebrick zegt hij: ‘Je kunt hem een dwaas vinden, misschien zelfs een krankzinnige, maar als we goed kijken verdient zijn uitzonderlijke toewijding toch respect. Wat een verschil met mannen die hun vrouwen, als ze krankzinnig worden, in gekkenhuizen opsluiten en zich in buitenechtelijke relaties storten, en velen praten dat dan nog goed ook’.

Jaloezie en overspel

Toch verliest meneer Tebrick langzaam de greep op zijn vrouw/vos. Haar natuurlijke identiteit begint op te spelen, een onhoudbare drang waar de vos steeds vaker aan toe moet geven. Op een dag is ze het huis ontvlucht en vindt meneer Tebrick haar na een wekenlange zoektocht terug; in een vossenburcht met een groep pasgeboren vosjes. Hij heeft nog wat ongemakkelijke gedachten over jaloezie en overspel (‘Kan een dier de eer van een man bezoedelen?’) maar verenigt zich al snel met de situatie. Dag en nacht brengt hij door bij de ingang van de burcht.

Uiteindelijk loopt het verhaal tragisch af en heeft Garnett zijn fantasierijke punt gemaakt: de echtelijke liefde kan nog zo hecht zijn, maar als de vervreemding toeslaat is er geen houden meer aan. Volharding in trouw, nog zo’n deugd die de schrijver graag wil opvoeren, is meneer Tebrick niet vreemd. Daar heeft David Garnett in zijn jonge schrijversjaren ook voldoende over meegekregen: in zijn Bloomsbury Group, de schrijversclub met onder anderen E. M. Forster en Virginia Woolf, waren de liefdesverhoudingen tussen sommige leden zeer ingewikkeld te noemen.

Vrouw of vos is een wat langdradig product van ver doorgevoerde verbeelding, waarin het literaire experiment uit de vroege 20ste eeuw goed zichtbaar is. Een spel van fantasie en werkelijkheid, met de schrijver in de rol van verteller én als wantrouwende toeschouwer. Aardig om te lezen, gezien de hedendaagse kwesties in het domein van de man-vrouwverhoudingen. Maar ook niet meer dan dat.

 

nescio-titaantjes
Boeken / Fictie

Gemankeerde hemelbestormers

recensie: Nescio - De uitvreter / Titaantjes / Dichtertje
nescio-titaantjes

Honderd jaar geleden debuteerde Nescio met zijn verhalen De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje. Voor uitgeverij Nijgh en Van Ditmar genoeg reden om deze melancholische en tegelijkertijd hoogst ambitieuze teksten opnieuw, en in een prachtig klein boekje, uit te geven.

Nescio’s zwaarmoedige drie-eenheid – soms ook aangevuld met de prozabundel Mene Tekel uit 1935 – is met regelmaat uitgegeven en heeft veel cosmetische opschoning van het taalgebruik beleefd. Deze 44ste druk grijpt terug op de allereerste versie van Nescio. Een moedig besluit van de uitgever dat de lezer geheel in oorspronkelijke sferen brengt. Nu wordt de fameuze beginregel van De uitvreter met nog meer nadruk uitgesproken: ‘Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.’ Of wat te denken van de verfijnde poëzie in deze omschrijving:

Het woei nog al, dien ochtend; er stond een flink koudje wind en het water liep met witte koppen.

Dramatisch en heroïsch

Die uitvreter, Japi genaamd, is een klaplopende filosoof die bij iedereen met wie hij enige bekendheid heeft aanloopt en aanschuift. Hij weet zich te verbinden aan de schilder Bavink en komt zo in diens vriendengroep terecht. Iedereen verbaast zich over het gemak waarmee Japi zich toegang verschaft, een verbazing die door de verteller soms als ergernis wordt ervaren, maar toch ook een vorm van ontzag teweeg brengt. Hij maakt driedubbel gebruik van alles wat hem aangeboden wordt en geeft zijn quasi-revolutionaire en nihilistische levensbeschouwingen in retour. Maar ook Japi wordt in het harnas gedwongen door zijn ‘ouwe heer’ en moet zich nuttig maken in een geestdodende kantoorbaan. Met een even dramatisch als heroïsch einde als gevolg: ‘Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt’.

In Titaantjes voert Nescio opnieuw een deel van de hierboven beschreven vriendengroep op, te beginnen met alweer zo’n legendarische opening: ‘Jongens waren we – maar aardige jongens’. Ze komen samen op een zolderkamertje of in de vrije natuur en zijn van plan de hele – kapitalistische – wereldorde naar hun hand te zetten. Alles tegen de ‘gewichtige heeren (…) die denken dat zij ’t aardig ver in de wereld hebben gebracht’. Maar het blijft bij opgewonden samenkomsten vol ambitieuze toekomstbeelden, waartussen ook de nodige verliefdheden de aandacht opeisen. Als de verteller na jaren zijn oude vrienden weer opzoekt, blijkt de ene na de andere Titaan gevallen te zijn voor het werkende burgermanschap. Zijn aanvankelijke verontwaardiging gaat al snel over in berusting: ‘En zoo gaat alles z’n gangetje en wee hem die vraagt: Waarom?’

Op de literatuurlijst

Nog zo’n hemelbestormer wordt gepresenteerd in Dichtertje, maar dan op het poëtische vlak. Het dichtertje wordt door Nescio gevolgd door de ogen van een neerkijkende God die af en toe wordt verwisseld met een onruststokende Duivel. Briljant gedaan door de schrijver, die hiermee de dubbele moraal van deze dichter glashelder weet te treffen. Zijn drijfveer ‘een groot dichter te zijn en dan te vallen’ is meer gebaseerd op het lijden van de kunstenaar dan op de kunst zelf. Ondertussen is iedere moeite hem te veel en wordt hij volledig in beslag genomen door de gebondenheid van zijn huwelijk en de verstikkende omgang met zijn schoonfamilie. ‘De mooiste meisjes loopen altijd aan den overkant van de gracht’ is zijn ontevreden vaststelling, terwijl hij alles aanpakt om onder zijn dichterschap én onder zijn huwelijkse trouw uit te komen. Dat leidt tot een van de allermooiste Nesciaanse regels, het dichtertje als echtbreker en vreemdganger:

Toen vielen ze samen peilloos diep door ’t licht en ze voelden hun lijven als zingende zonnen.

Dat Nescio van grote waarde blijft in het Nederlandse literatuurlandschap staat als een paal boven water. Zijn onopgesmukte taalgebruik en tijdloze thema’s – de ambitie van jonge geesten en de zoektocht naar vrijheid – passen nog goed op de literatuurlijst van iedere middelbare scholier. Met een beetje besef van de toenmalige tijdgeest moet Nescio ook voor hen fijn zijn om te lezen: kort en krachtig, met een flinke scheut tragische romantiek.

Boeken / Non-fictie

Ratio en risico

recensie: Robert D. Kaplan - De terugkeer van de wereld van Marco Polo

De vermaarde analist van de Amerikaanse buitenlandpolitiek Robert D. Kaplan bundelt in De terugkeer van de wereld van Marco Polo een aantal van zijn bekendste essays en artikelen. Hij neemt je aan de hand om samen – als ware het een potje Risk – een wandeling te maken over de wereldkaart.

Kaplan schrijft als vooraanstaand politiek auteur voor tal van kranten, schreef achttien boeken en was van 2009 tot 2011 adviseur in de denktank (Defense Policy Board) van het Pentagon. Als we ergens informatie van binnenuit de Amerikaanse politiek kunnen krijgen is het dus bij hem.

Ratio boven emotie

Eén ding staat als een paal boven water: Kaplan is een rationalist in hart en nieren. Volgens hem kunnen we de politieke situatie van de wereld louter op een zinnige manier bekijken met onze ratio en werkt onze emotie alleen maar vertroebelend. ‘Bedenkt dat emoties, hoe terecht ze ook zijn, de vijand van de analyse kunnen zijn.’ Zo gaat Kaplan dan ook te werk in al zijn artikelen. Landen en groepen mensen hebben bepaalde belangen én emoties. Wanneer we deze kennen is het appeltje eitje om te voorspellen wat ze willen en van wie. Net zoals bij een spelletje Risk zit ook de wereldpolitiek minder ingewikkeld in elkaar dan je zou denken. Kaplan laat zien hoe simpel én ingewikkeld dit tegelijkertijd is. Simpel is om te zien hoe en waarom mensen dingen doen, veel ingewikkelder is om dit gedrag een andere richting op te sturen.

Grote vraagstukken

Hoewel Kaplan als analist in dienst trad van het Pentagon blijven zijn stukken die van een vrije denker. Hij is nergens pro-Amerikaans, in die zin dat hij Amerika ziet als het beloofde land of iets dergelijks. Hij is eerder vaak kritisch op zijn eigen land, omdat dit volgens hem veel verkeerde keuzes maakt en zo een deel van zijn macht op het wereldtoneel verliest. Kaplan schrijft over ontzettend complexe zaken, maar wel op zo’n manier dat ook iemand met een algemene kennis over de wereldgeschiedenis en politiek het verhaal – meestal – kan volgen. Hier en daar moet je wel dingen opzoeken om beter te begrijpen waar Kaplan het over heeft. Het moge duidelijk zijn dat de auteur een bijzonder helder beeld heeft van hoe de wereld van nu in elkaar zit, hoe we hier zijn aanbeland en waar we naar op weg zijn. Dat maakt het erg interessant om zijn essays te lezen, want voor de meeste mensen zijn dit nu juist de onderwerpen die te groot zijn om überhaupt nog over na te kunnen denken.

Kille analyse

De nadruk op ratio en het wantrouwen jegens de emotie maakt in de meeste redeneringen wel veel zaken duidelijk, maar voelt wat vreemd. Soms moet je je over de afstandelijke manier waarop Kaplan over landen spreekt heen zetten. Natuurlijk, de wereldpolitiek is één groot spel met veel geëmotioneerde spelers. Maar die spelers als dusdanig neerzetten én aan de kant schuiven als een niet-rationeel onderdeel van een groter geheel, kan soms te ver gaan om nog prettig te voelen. Maar goed, dat is dan misschien ook precies de reden dan Kaplan zo’n befaamde politiek analist is; dát hij de wereld op deze manier kan bezien. Interessant is het sowieso, en leerzaam. Kaplan is kundig en komt met veel nieuwe informatie en boeiende zienswijzen. Deze bundeling essays schept helderheid in een complexe zaak die op veel manieren benaderd kan worden.

Kunst / Expo binnenland

Schiedams Gebrand

recensie: Edgar Tytgat - Vlaamse meester

Volgens Vlaamse onderzoekers vertelt Edgar Tytgat (1879-1957) sprookjes. Maar de overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam, die eerder in M – Museum Leuven te zien was en waar twee jaar voorbereidend onderzoek aan vooraf is gegaan, laat zien dat zijn werk ook de rafelranden van de maatschappij toont.

Neem alleen al de ondertitel van de catalogus, Herinnering aan een geliefd venster. Na de val uit een draaimolen, was dit venster voor het kind Edgar lange tijd diens enige uitzicht op de buitenwereld. Die buitenwereld was niet eenduidig, bleek later. En dat uitzicht leidde ook naar binnen, naar een fantasiewereld.
Ook kunsthistorisch was Tytgat wars van eenduidigheid, van ismen, al doet zijn eerste schilderij (Fantasie, marionetten en landschap uit 1912) nog zo sterk aan Ensor denken en zijn laatste (De dichter vindt zijn muze terug, 1956) aan Charlie Chaplin, die ook al te zien was op Tytgat en de wassenbeelden (1927). En dat is niet vreemd – beiden combineerden een wat kinderlijke stijl met de donkere kanten van de mens en het leven.

Edgard Tytgat, De vioolspeler, 1929, Mu.ZEE Oostende. Fotograaf Guy Braeckman

En natuurlijk herken je ook meteen het kinderlijke van de naïeve schilderkunst en het verhalende van Chagall; het museum afficheert Tytgat als de ‘Chagall van Vlaanderen’. Tytgat heeft Chagall overigens gekend. En inderdaad: de boom op Het mirakel van de heilige Dominicus (1942) lijkt op een bos bloemen op een schilderij van Chagall, maar de context is een geheel andere. De vioolspeler die veelvuldig door zowel Chagall als Tytgat wordt afgebeeld, is bij Tytgat bijvoorbeeld eerder een symbool voor verleiding.

Edgard-Tytgat-Inspiratie-1926-The-Phoebus-Foundation-Antwerpen

Dichotomie

Wat bijvoorbeeld niet over het hoofd kan en mag worden gezien, is de zelfspot en humor die Tytgat ook eigen zijn. Dat blijkt uit het doek Inspiratie (1926) dat een prominente plaats op de tentoonstelling kreeg. Hierop heeft Tytgat zijn vrouw Maria De Mesmaeker (‘Maria mon coeur’, zoals hij haar noemde) afgebeeld, die op een wolk, vergezeld door twee engeltjes, door het raam (!) komt binnenzeilen. Of is ze eerder uit het vliegtuig op de achtergrond gesprongen?

Die dichotomie, van het sprookjesachtige, paradijselijke en het dreigende, de rampspoed, komt op verschillende schilderijen terug. Bijvoorbeeld op Voorspel van een gebroken liefde (1932) waarop de paraplu symbool staat voor wat komen gaat. Een paraplu die, net als de viool, vaker voor komt bij Tytgat, zelfs op een schilderij van Jozef en Maria: Jozef met paraplu en Maria op klompen. Maar dat past geheel in de lijn van de Vlaamse schilderkunst, waar Bijbelse taferelen al vanaf de Vlaamse primitieven in het hier-en-nu werden geplaatst.

Edgard Tytgat, Le miracle de Saint Dominique, 1942, prive collectie. Fotografie Dieter Daemen

Traditie

Tytgat past in die traditie, meer dan in de moderne schilderkunst van zijn eigen tijd; een Picasso-achtig gezicht als op Boom van goed en kwaad (1946) is een zeldzaamheid.
Dat wil niet zeggen, dat hij soms geen opvallende draai aan een in de traditionele uiting wist te geven. Neem Het op zwier gaan van de drie heren (1938), een drieluik dat wel een heel andere lading kreeg dan een Bijbels tafereel … Ook al kan hier worden toegevoegd, dat er op de linker luiken vaak mensen uit de tijd waarin het drieluik ontstond opduiken.

Edgard Tytgat, Euphrasie poseert voor de eerste maal, 1941, copyright Dieter Daemen

Scabreus, dat was zijn werk tenslotte ook. Dat blijkt uit de aquarellen Huit dames et un monastaire, een boek dat hij in 1941-1947 maakte en waarvan de bladen in een vitrine liggen. En wat je er ook verder van vindt, kunsthistorisch, inhoudelijk: een van de topstukken is het Monetachtige Euphrasie poseerde voor de eerste maal (1941), een dun geschilderd, schitterend doek dat de mooie en omvangrijke expositie in Schiedam afsluit. Negentieneenenveertig? Ja, de tentoonstelling – de eerste grote overzichtstentoonstelling van Tytgat in Nederland – is thematisch en niet chronologisch opgebouwd, en dat geeft prachtige doorkijkjes. Je zou het ‘Schiedams Gebrand’ kunnen noemen, als de koffie in het museumcafé – dank zij de voorliefde van museumdirecteur Deirdre Carasso kwam deze door de Vlaamse conservatoren Peter Carpreau en Gust Van den Berghe samengestelde tentoonstelling naar Nederland. En dat is mooi.

 

 

Kunst / Reportage
special: Rendez-vous met Frans Hals

TRADITIE EN TOEKOMST

Het Frans Hals Museum in Haarlem is wat dwars: op de bewegwijzering in de stad en op het logo staat het woord ‘Museum’ op z’n kop. Beide helften (Frans Hals en Museum) hebben een andere kleur. Dat wijst naar het feit dat het Frans Hals Museum en Museum De Hallen zijn gefuseerd en verder gaan als één museum met twee vestigingen: HOF (Groot Heiligland) en HAL (Grote Markt). In beide is momenteel een op elkaar aansluitende ‘fusiontentoonstelling’ te zien.

Fusiontentoonstelling

Dat wil zeggen dat er twee ‘soorten’ kunst  te zien zijn, die met elkaar in gesprek gaan: van oude meesters en hedendaagse kunstenaars. ‘Nieuwe interpretaties van bestaande kunstwerken’ van onder meer ‘huismeester’ Frans Hals, zegt directeur Ann Demeester op de inleidende video in de vestiging die nu HOF heet. Anders kijken, meer zien – dat is haar boodschap met deze tentoonstelling die ze trans-historisch noemt.

Meer dan dertig kunstenaars en kunsthistorici zijn ‘gekoppeld’, zoals we dat ook van tentoonstellingen in het Bijbels Museum in het Amsterdamse Cromhouthuis kennen van theologen en kunstenaars. Kunsthistorici en theologen kijken op een meer subjectieve manier naar collecties. Dat is een manier van kijken, die kunsthandelaar en kunsthistoricus Jan Six onlangs ook benoemde, wat terloops en zachtjes, maar toch. Hij deed dat toen hij het aan Rembrandt toegeschreven Portret van een jongeman (tot en met 15 juni a.s. in de Amsterdamse Hermitage) aan het publiek toonde.

HOF

Six wees daarbij op de manier waarop het gezicht van de jongeman op hem overkomt, de Tsjechisch-Nederlandse kunstenaar Tomas Rajlich kijkt naar wat het groen/geel op de zijluiken van een altaarstuk van de Meester van Alkmaar met hem doet en zet het om op zijn doek dat ernaast hangt. Daarmee zijn het schilderen zelf en de materie van de verf tot thema geworden, net als bij het zwart van Hals’ Regenten van het Oudemannenhuis op Ad Reinhardts overweldigende Abstract painting. Kijk en zoek de verschillen!

Prachtig zijn de acht foto’s van de Canadese Nana Katchadourian, die werden gekozen door kunsthistoricus en schrijfster Gerdien Verschoor. Zij hangen tegenover Hals’ Portret van een vrouw met handschoenen. Via een koptelefoon, die overal op beide tentoonstellingen zijn te vinden, hoor je een mooi verhaal van Verschoor, als was ze Maurizio Canari XXIII, een handschoenenmaker in Venetië. Het gaat over ‘handschoenen die een vrouw voortbrengen (…). Zwijgende handschoenen’. Kijken is zo ook onthaasten.

Soms komt de overeenkomst gezocht over, maar dan weer heel subtiel: de Bulgaarse kunstenaar Nedko Solakov hing bijvoorbeeld het echtpaar Vos van Joh. Corn. Verspronck alleen maar met de rug in plaats van het gezicht naar elkaar en voegde met viltstift een tekst eronder toe.

Jasper Hagenaar: Compositie nr 2 (naar Frans Hals)

Een enkele keer is de overeenkomst gevonden in het formaat, de vorm en ordening van een doek, zoals Jasper Hagenaar de schutterstukken van Hals én het stilleven met witte schaal en citroen van Kees Verwey tot uitgangspunt nam, wat leidde tot prachtige werken. Wie Hagenaar, en overigens alle kunstenaars zijn, daar kom je, als je het al niet weet, niet achter – de werken lijken voor zichzelf te moeten spreken.

Frans Hals, portret van Cornelia Vooght, 1631

Wat intellectualistisch tenslotte zijn wat HOF betreft de bijdragen van curator Norbert Middelkoop en schrijver/fotograaf Hans Aarsman. Middelkoop ging na welke Amsterdamse schilderijen Hals geïnspireerd zouden kunnen hebben voor zijn groepsportretten van de regentessen van het St. Elisabeths Gasthuis, tegenover HOF. Aarsman keek samen met Roy Villevoye naar allerlei uitingen van mogelijke ziekten op oude schilderijen. Zo duidden zij de rood/paarse verkleuring op een portret van Cornelia Vooght als het gevolg van huiselijk geweld. Zo wordt de tentoonstelling in HOF opeens ook weer tijdgebonden, passend in de tijd van #metoo.

HAL

Koos Breukel: Armand, Amsterdam 2015

In HAL, wat voorheen De Hallen op de Grote Markt heette, gaat de expositie min of meer op dezelfde voet verder, met dit verschil dat er geen originele doeken te zien zijn. De fotograaf Koos Breukel ensceneerde ontmoetingen tussen foto’s van hemzelf en reproducties van portretten van Hals. De donkere achtergrond, de eenvoudige lichtwerking en de aandacht voor huid en ogen van een persoon hebben de foto’s gemeen met Hals. Ook hier geldt: soms raak, soms wat gezocht.

Het gaat in HAL over zaken als toeschrijvingen, wat gezien de discussie over het eerder genoemde portret van Rembrandt actueel is. In een van de podcasts die als gezegd ook hier te vinden zijn, wordt ingegaan op een kopie van een zelfportret van Hals, dat rond 1750 geschilderd werd. Gesteld wordt dat het origineel nog wel eens zou kunnen opduiken, maar dat we tot zolang dit niet het geval is ons toch best iets daarbij kunnen voorstellen op de binnenkant van de ogen.

De Vlaamse kunstenaar Pieter Vermeersch richtte zich niet op kleurvlakken van in dit geval Hals, zoals Rajlich deed, maar op een détail: het puntje wit (de final touch) die op elke Hals voor komt. Hij bracht het in zijn Untitled aan als een puntje olieverf op marmer, een fascinerend werk.

Het trans-historische waar Ann Demeester het op de inleidende video over had, speelt een rol in Arnoud Hollemans Hommage, een film waarin een fictief museum valt te zien met oude- en moderne kunst, westerse- en niet-westerse kunst. Ook hier gaat het om kijken en nog eens kijken, maar ook om bekeken worden, waarbij Hollemans’ aandacht voor de huid van de voet van een van de bezoekers aan Hals’ aandacht voor de menselijke huid doet denken.

En zoals HOF aan het eind de focus leek te verleggen naar de #metoo-discussie, zo lijkt HAL op te roepen om de context van een en ander bij jezelf te zoeken. Bij het werk Tissues, tissues die werden gebruikt bij de restauratie van regentenportretten van Hals, legt de zaaltekst een associatie met de lijkwade van Turijn, terwijl ik aan de Dode Zeerollen moest denken en een bezoeker verwees naar de dichtgeplakte pagina’s van het Dagboek van Anne Frank die weer tevoorschijn zijn getoverd.

Over context gesproken: zo verbeeldde Kerry James Marshall uit Alabama een naakt, in de veronderstelling dat Hals dat geschilderd zou kunnen hebben: Nude (Spotlight). Iets waarvan John Berger meende dat hij dit nooit heeft gedaan. Niet des Hals, met het theatrale, harde licht dat rechtstreeks is gericht op de zwarte vrouw op een hagelwit laken. Maar die donkere achtergrond – ja dat is wel weer Hals.

Verbeelding en verbeelding, in de dubbele betekenis van het woord, dat vind je op deze experimentele dubbelexpositie waar soms nog wat naar het format wordt gezocht, maar waar ook veel werk van kunstenaars van naam valt te zien dat klinkt als een klok. Kijk en kijk nog eens, onthaast en wees dwars. Dan zie je inderdaad meer.

 

 

 

Julian_Barnes_Enige_verhaal_Atlas_Contact
Boeken / Fictie

Het absolutisme van de liefde

recensie: Julian Barnes - Het enige verhaal
Julian_Barnes_Enige_verhaal_Atlas_Contact

Als er iemand is die de finesses in menselijke verhoudingen weet bloot te leggen, is het Julian Barnes. En dat in prachtige literatuur, waarmee hij keer op keer zijn lezerspubliek weet te overrompelen. In Het enige verhaal neemt Barnes ons mee in de onvoorwaardelijke liefde.

Een jonge man, negentien jaar oud, wordt verliefd op een dertig jaar oudere vrouw. Plaats van handeling: een slaperig gehucht onder de rook van Londen, in de jaren zestig van de vorige eeuw. Paul verliest zichzelf op de tennisbaan in de aantrekkelijke en vrijgevochten Susan. Hij leeft nog in de invloedssfeer van zijn zorgzame ouders, zij is vastgelopen in een gangbaar huwelijk met een overheersende man en twee puberende dochters.

Tot zover de feiten. Wat volgt is een uitvoerig relaas over een volstrekt authentieke liefdesgeschiedenis. Verteld door Paul, die op hoge leeftijd terugkijkt op deze bepalende periode uit zijn jonge leven. Julian Barnes doet zich voor als een eigentijdse archeoloog: laag voor laag neemt hij de aarde weg op zoek naar de beginselen én de overblijfselen van een oprechte liefde. En daar slaagt hij goed in, zijn vondsten zijn ontdekkingen die hij verwoordt in een proza dat zowel intens is als een zekere afstandelijkheid in zich heeft.

Drie vertelvormen

De geliefden vinden moeizaam hun weg in de bekrompenheid van het Engelse dorpsleven. Ze ontwikkelen een manier van omgang die voor buitenstaanders moet lijken op een zakelijke of vriendschappelijke verhouding. Susan is doortastend maar tegelijkertijd voorzichtig. Haar hevige gevoelens voor Paul worden wat afgevlakt door de vele ballen die ze in de lucht dient te houden als echtgenote en moeder. Paul is onbezonnen romantisch, heeft een glasheldere toekomst voor ogen en is vooral bezig zich te verzetten tegen het volwassen (lees: ouderlijke) establishment.

Barnes heeft een magistrale aanpak gehanteerd. Hij laat Paul het eerste gedeelte van Het enige verhaal, als de liefde in ontwikkeling is, geheel in de ik-vorm vertellen. Alsof we in Pauls hoofd zitten en zijn hartstochtelijke gedachtestroom vanaf het eerste moment mee kunnen voelen. Alles moet wijken voor de ultieme liefde, Paul neemt met minder geen genoegen. In het tweede deel zijn de geliefden samen gaan wonen in een huurhuis in Londen en begint de verhouding een andere vorm aan te nemen. De schrijver kiest hier gaandeweg voor de tweede persoon enkelvoud en laat Paul naar zichzelf kijken in de wat meer beschouwende jij-vorm. Het tekent de afstand die in de relatie sluipt, maar verwoordt tegelijkertijd de vasthoudendheid van Paul om nog steeds met Susan de hemel te bestormen. De optredende ruis wordt weggeredeneerd in de verwachting dat alles alleen maar beter zal worden.

Lijden en redden

Het derde en laatste deel van Het enige verhaal wordt hoofdzakelijk in de derde persoon geschreven. Barnes presenteert een uitgebreid retrospectief over de teloorgang van de verhouding. Niet van de liefde, die blijft voor Paul overeind staan. Als Susan steeds verder wegdrijft in de alcohol en haar overtuiging – én haar geheugen – langzamerhand verliest, probeert hij te redden wat er te redden valt. Dat is wat hijzelf het absolutisme van de liefde noemt: ondanks alles geen verwijdering, geen afsluiting. ‘De dood is de enige vorm van afsluiting waarin ik geloof, en de wond blijft open tot dat dichtslaan van de deur.’

Opvallend is dat de schrijver geen enkele gepassioneerdheid tussen de geliefden laat zien. Er wordt wat gezoend en omhelsd, met hier en daar een vage toespeling op seks, maar geen onstuimige scènes waar de vonken van af vliegen. Dat duwt de lezer al snel in de richting van het dramatische einde dat Barnes vanaf het begin voor ogen heeft. Het lijden van de jonge Paul wordt door hem op een doortimmerde, haast wetenschappelijke manier op papier gezet. De vaste overtuiging dat deze liefde tot in eeuwigheid zal duren wordt langzaam ondermijnd door de rauwe werkelijkheid van het bestaan. En dan is het maar de vraag of de terugblik van Paul werkelijk het enige verhaal is.