Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

Een schrijver in ballingschap

recensie: Moris Farhi - Jonge Turk

Moris Farhi ontvluchtte op negentienjarige leeftijd Turkije en is nu Brits staatsburger. Hij beschrijft in zijn boek de Turkse cultuur van een halve eeuw geleden. Turkije blijkt verrassend tolerant: joden, moslims, Armenen en Roma’s leven allemaal in vrede naast elkaar. Een lyrische bewondering op afstand.

Jonge Turk is een erotische roman, zo staat op de achterkaft. Waarschijnlijk vindt Novib, de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand die de roman van Moris Farhi ondersteunt, het heel wat als er twee pagina’s lang zeer plastisch over schaamhaar wordt uitgewijd. Maar dat maakt dit boek nog geen Turks Turks Fruit. Al worden wel meer schaamdelen nauwkeurig beschreven, de classificatie erotisch gaat te ver. Wel is Jonge Turk een lofzang op tolerantie en humanisme. En dat voor iemand die zelf het land ontvluchtte.

Het moderne Turkije

Atatürk
Atatürk

Jonge Turk is opgedeeld in dertien verhalen, waarin onder anderen een joodse Turk, een communistische leraar en een moslimmeisje een bepaalde periode of situatie beschrijven. Het begint met het verhaal van een moslimjongen halverwege de jaren dertig, en eindigt uiteindelijk met het relaas van een oude man, een aantal jaar na de Tweede Wereldoorlog. De verhalen geven een beeld van de beginperiode van het moderne Turkije, dat wil zeggen Turkije sinds de komst van Atatürk. Deze vader der Turken richtte de republiek op, schafte de sharia af, gaf vrouwen meer rechten en verving het Arabische alfabet door het Latijnse. De plaats die Armenen en Koerden innemen in de Turkse geschiedenis komt weinig aan bod. Farhi heeft het soms wat te druk met te benadrukken dat Turkije heel tolerant en multi-etnisch is. De bewondering voor de rijke cultuur die deze tolerantie oplevert druipt van de pagina’s.

Angst voor woorden

De reden van Moris Farhi om zelf op negentienjarige leeftijd Turkije te ontvluchten, is vergelijkbaar met die van Davut. Het verhaal van Davut is een jonge joodse Turk die in het Engeland van na de Tweede Wereldoorlog bezig is met een promotieonderzoek naar de tegenstellingen in de Turkse volksaard. De vrijheid van meningsuiting is beperkt, en ook als student met vernieuwende ideeën loopt Davut risico. Drukwerk wordt gezien als een gevaar als het niet door wakkere geesten weerlegd zou kunnen worden, en de vrijheid van meningsuiting wordt gezien als een ondermijning van de fundamenten van de staat. De Turkse staat lijdt aan angst voor woorden.

Davuts oude literatuurdocent Âçik Ahmet, vervolgd wegens het verspreiden van gedichten van de vrijzinnige en kritische dichter Nâzim Hikmet, waarschuwt hem nog. Maar het is al te laat. Davut, gedurende de zomervakantie even terug in Turkije om bij zijn geliefde te zijn, wordt verzocht zich op het politiebureau te melden. De geheime politie heeft zijn onderzoeksopzet in beslag genomen, en is naar hem op zoek.

Âçik Ahmet raadt hem aan snel terug te gaan naar Londen tot de situatie is verbeterd, en helpt hem te vluchten. Als Davut zou blijven zou hij een balling in eigen land zijn, en tevens niet kunnen schrijven. Davut vertrekt om nooit meer terug te komen, maar schaamt zich verschrikkelijk: hij vlucht om zijn eigen huid te redden. Ook Farhi vlucht weg wegens de beperkte vrijheid van meningsuiting. Dat het verhaal van Davut, een personage van begin twintig, een van de sterkere verhalen is, heeft daar wellicht mee te maken. De tweestrijd waar Davut mee kampt – vluchten en in alle vrijheid kunnen schrijven, of blijven in zijn geboorteland, bij zijn geliefde – wordt goed neergezet. Farhi koos net als Davut voor ballingschap.

Van 1997 tot 2000 was Fahri voorzitter van het PEN’s Writers in Prison Committee, en dit jaar is hij op het Crossing Border festival om de Novib/PEN Awards bij te wonen. Deze prijs is bestemd voor schrijvers die vanwege hun werk worden vervolgd.

Mooie tegenstellingen, gekunstelde personages

De stijl van het boek wisselt, soms voelt het als een zegening als er een nieuw personage aan het woord komt. Het dagelijkse leven van Turkije komt echter altijd goed uit de verf. Ook de tegenstellingen die de samenleving beheersen beschrijft Farhi met veel overgave. Zo is er de tweestrijd tussen het occulte en het moderne leven. Een voorbeeld daarvan zijn de badhuizen. Van oudsher een plek om te bezinnen, maar in het moderne Turkije vinden veel mensen ze ouderwets en de badhuizen raken in verval. Een tegenstelling op politiek niveau is de vrijheid en tolerantie van de republiek onder Atatürk enerzijds en de beperking van censuur en antisemitisme na de oorlog anderzijds.

De uitwerking van de personages is vaak gekunsteld en soms ronduit ongeloofwaardig. Zo wordt een negenjarige jongen allerlei volwassen gedachten toegedicht over de liefde, en ook de dertienjarige Yusuf kan een veel oudere, getraumatiseerde vrouw wel erg goed begrijpen. Maar het gaat Farhi ook niet zozeer om zijn personages. Zij dienen slechts om de rijkdom van de Turkse cultuur aan te tonen. Opvallend is dat hij deze beschrijft met Europese metaforen en vergelijkingen, die soms wat vergezocht zijn en daardoor niet tot de verbeelding spreken. Een Apollinische lichtinval in een badhuis in Ankara, en stenen krukjes in datzelfde badhuis die veel weg hebben van Brancusi’s Tafel van stilte.. Stel je dat maar eens voor.

Boeken / Fictie

Een schrijver in ballingschap

recensie: Moris Farhi - Jonge Turk

Moris Farhi ontvluchtte op negentienjarige leeftijd Turkije en is nu Brits staatsburger. Hij beschrijft in zijn boek de Turkse cultuur van een halve eeuw geleden. Turkije blijkt verrassend tolerant: joden, moslims, Armenen en Roma’s leven allemaal in vrede naast elkaar. Een lyrische bewondering op afstand.

Jonge Turk is een erotische roman, zo staat op de achterkaft. Waarschijnlijk vindt Novib, de Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand die de roman van Moris Farhi ondersteunt, het heel wat als er twee pagina’s lang zeer plastisch over schaamhaar wordt uitgewijd. Maar dat maakt dit boek nog geen Turks Turks Fruit. Al worden wel meer schaamdelen nauwkeurig beschreven, de classificatie erotisch gaat te ver. Wel is Jonge Turk een lofzang op tolerantie en humanisme. En dat voor iemand die zelf het land ontvluchtte.

Het moderne Turkije

Atatürk
Atatürk

Jonge Turk is opgedeeld in dertien verhalen, waarin onder anderen een joodse Turk, een communistische leraar en een moslimmeisje een bepaalde periode of situatie beschrijven. Het begint met het verhaal van een moslimjongen halverwege de jaren dertig, en eindigt uiteindelijk met het relaas van een oude man, een aantal jaar na de Tweede Wereldoorlog. De verhalen geven een beeld van de beginperiode van het moderne Turkije, dat wil zeggen Turkije sinds de komst van Atatürk. Deze vader der Turken richtte de republiek op, schafte de sharia af, gaf vrouwen meer rechten en verving het Arabische alfabet door het Latijnse. De plaats die Armenen en Koerden innemen in de Turkse geschiedenis komt weinig aan bod. Farhi heeft het soms wat te druk met te benadrukken dat Turkije heel tolerant en multi-etnisch is. De bewondering voor de rijke cultuur die deze tolerantie oplevert druipt van de pagina’s.

Angst voor woorden

De reden van Moris Farhi om zelf op negentienjarige leeftijd Turkije te ontvluchten, is vergelijkbaar met die van Davut. Het verhaal van Davut is een jonge joodse Turk die in het Engeland van na de Tweede Wereldoorlog bezig is met een promotieonderzoek naar de tegenstellingen in de Turkse volksaard. De vrijheid van meningsuiting is beperkt, en ook als student met vernieuwende ideeën loopt Davut risico. Drukwerk wordt gezien als een gevaar als het niet door wakkere geesten weerlegd zou kunnen worden, en de vrijheid van meningsuiting wordt gezien als een ondermijning van de fundamenten van de staat. De Turkse staat lijdt aan angst voor woorden.

Davuts oude literatuurdocent Âçik Ahmet, vervolgd wegens het verspreiden van gedichten van de vrijzinnige en kritische dichter Nâzim Hikmet, waarschuwt hem nog. Maar het is al te laat. Davut, gedurende de zomervakantie even terug in Turkije om bij zijn geliefde te zijn, wordt verzocht zich op het politiebureau te melden. De geheime politie heeft zijn onderzoeksopzet in beslag genomen, en is naar hem op zoek.

Âçik Ahmet raadt hem aan snel terug te gaan naar Londen tot de situatie is verbeterd, en helpt hem te vluchten. Als Davut zou blijven zou hij een balling in eigen land zijn, en tevens niet kunnen schrijven. Davut vertrekt om nooit meer terug te komen, maar schaamt zich verschrikkelijk: hij vlucht om zijn eigen huid te redden. Ook Farhi vlucht weg wegens de beperkte vrijheid van meningsuiting. Dat het verhaal van Davut, een personage van begin twintig, een van de sterkere verhalen is, heeft daar wellicht mee te maken. De tweestrijd waar Davut mee kampt – vluchten en in alle vrijheid kunnen schrijven, of blijven in zijn geboorteland, bij zijn geliefde – wordt goed neergezet. Farhi koos net als Davut voor ballingschap.

Van 1997 tot 2000 was Fahri voorzitter van het PEN’s Writers in Prison Committee, en dit jaar is hij op het Crossing Border festival om de Novib/PEN Awards bij te wonen. Deze prijs is bestemd voor schrijvers die vanwege hun werk worden vervolgd.

Mooie tegenstellingen, gekunstelde personages

De stijl van het boek wisselt, soms voelt het als een zegening als er een nieuw personage aan het woord komt. Het dagelijkse leven van Turkije komt echter altijd goed uit de verf. Ook de tegenstellingen die de samenleving beheersen beschrijft Farhi met veel overgave. Zo is er de tweestrijd tussen het occulte en het moderne leven. Een voorbeeld daarvan zijn de badhuizen. Van oudsher een plek om te bezinnen, maar in het moderne Turkije vinden veel mensen ze ouderwets en de badhuizen raken in verval. Een tegenstelling op politiek niveau is de vrijheid en tolerantie van de republiek onder Atatürk enerzijds en de beperking van censuur en antisemitisme na de oorlog anderzijds.

De uitwerking van de personages is vaak gekunsteld en soms ronduit ongeloofwaardig. Zo wordt een negenjarige jongen allerlei volwassen gedachten toegedicht over de liefde, en ook de dertienjarige Yusuf kan een veel oudere, getraumatiseerde vrouw wel erg goed begrijpen. Maar het gaat Farhi ook niet zozeer om zijn personages. Zij dienen slechts om de rijkdom van de Turkse cultuur aan te tonen. Opvallend is dat hij deze beschrijft met Europese metaforen en vergelijkingen, die soms wat vergezocht zijn en daardoor niet tot de verbeelding spreken. Een Apollinische lichtinval in een badhuis in Ankara, en stenen krukjes in datzelfde badhuis die veel weg hebben van Brancusi’s Tafel van stilte.. Stel je dat maar eens voor.

Theater / Voorstelling

Moeder en zoon in zware tijden

recensie: LeefTijd (Josine van Dalsum en Aram van de Rest)

Actrice Josine Van Dalsum kreeg vorig jaar september te horen dat ze nog maar ongeveer een jaar te leven had: in haar hoofd zaten twee inoperabele tumoren. Haar droom was om nog een keer samen met haar zoon Aram van de Rest op het podium te staan. Bovendien wilde ze iets doen met de ingrijpende, maar voor veel mensen onbespreekbare ervaring die de ziekte kanker is. Met deze insteek stapte ze naar tekstschrijver Haye van der Heyden. Na enkele gesprekken schreef hij voor haar en Aram van de RestLeefTijd, een stuk over een moeder met terminale kanker en haar zoon.

Dat de voorstelling LeefTijd in het teken staat van kanker is niet te missen. Bij binnenkomst in het Compagnietheater staat in de hoek een stand van het Koningin Wilhelmina Fonds Kankerbestrijding. Aan de muren hangen tekeningen, schilderijen en foto’s die onderdeel zijn van de tentoonstelling Kanker in beeld. In interviews vertelde Van Dalsum ook volop over het verloop van haar ziekte en over de repetities van wat waarschijnlijk haar laatste voorstelling zou worden. Door deze openheid trok ze de aandacht van een Middelburgse ondernemer die een inzamelingsactie begon. Om het laatste gat in de financiën van de voorstelling te dichten, maar ook om het Emma Kinderziekenhuis te steunen in het gevecht tegen kanker bij kinderen. Een avond vol goede bedoelingen dus, maar levert dat ook een goede voorstelling op?

Inoperabele diamanten

~

Met LeefTijd wil Van Dalsum een ziekte als kanker beter bespreekbaar te maken. Iets waar de karakters in het stuk moeite mee hebben; de moeder met ’twee grote diamanten’ in haar hoofd en haar zoon praten wel, maar lijken elkaar niets te kunnen zeggen. De zoon begrijpt niet hoe zijn moeder zo nuchter met de diagnose kan omgaan. Waarom ze al begint met het uitzoeken van de muziek voor haar crematie, haar ‘laatste feestje’. Hij wil niet geloven dat de diagnose ‘inoperabele kanker’ het einde betekent en dat zij eerder dan hem zal gaan. Tenslotte kan hij straks onder een tram lopen en dan is hij eerder dood. De verklaring van de moeder is simpel: “De fases van ‘woede’ en ‘waarom ik?’ heb ik overgeslagen. Ik heb mij meteen berust in de situatie. God regisseert niet, die laat het komen zoals het komt.”

Keerpunt

Ursul de Geer regisseert deze dialoog, waarin lange tijd de diepgang ontbreekt. De zoon spreekt de woorden boos uit en de moeder speelt onnozel en ontkennend. Maar dan komt het keerpunt. Moeder en zoon fantaseren dat ze door een helder beekje in Frankrijk lopen. Hij gaat een dam bouwen van stenen en zij zal op een grote steen zitten en zich nergens mee bemoeien. En aan dat denkbeeldige beekje ergens in het zuiden van Frankrijk komen de karakters in een flits van een seconde opeens dicht bij elkaar. Het spel wordt dieper. Moeder en zoon blijken nog een laag te hebben, een diepere laag waarop woede en onbegrip wegvallen. De karakters praten met elkaar en de emoties en gebaren worden voelbaar en zichtbaar.

Dat is het moment waarop de karakters veranderen in Josine van Dalsum en haar zoon Aram van de Rest. Het is aandoenlijk om te zien hoe de grote stoere zoon zijn kleine bijna breekbare moeder in zijn armen neemt en haar een kus op haar voorhoofd geeft. Een moment dat zo echt is dat je een brok in je keel krijgt.

Wit licht

Wanneer achter het toneel een deur opengaat en in een wit licht twee witte gordijnen gloren, is het de zoon die richting het licht loopt. De moeder blijft roerloos op haar stoel zitten. Zou zij dan haar ziekte en haar zoon hebben overleefd? Haar tranen aan het einde zijn echt. En dan is het donker. Wanneer het licht weer aangaat veegt ze met een ferme beweging de tranen van haar wang en slikt. Het is tijd om het applaus in ontvangst te nemen.

Een paar maanden voor de eerste opvoering van het stuk werd Van Dalsum schoon verklaard: een nieuwe bestralingstechniek uit de VS heeft ervoor gezorgd dat de schijnbaar ongeneeslijke tumoren toch zijn geslonken. Misschien is dat goede nieuws de reden dat het Josine van Dalsum en haar zoon niet meteen lukt diepgang en emotie in het stuk te brengen. Ondanks dat komt de thematiek over: twee mensen die dichter bij elkaar komen te staan in het aangezicht van het einde. Het verhaal van Van Dalsum raakt je zonder meteen een tranentrekker te worden.

Tussen 2 en 5 november wordt LeefTijd vier keer extra uitgevoerd in het Compagnietheater. Kijk voor meer informatie op de website van de voorstelling

.

Boeken / Fictie

Italiaanse klassiekers

recensie: Giovanni Boccaccio - De minnaar in het wijnvat en andere erotische verhalen uit de Decamerone // Giuseppe Tomasi di Lampedusa - De Tijgerkat

Recentelijk gaf uitgeverij Athenaeum- Polak & Van Gennep een aantal veelgelezen Italiaanse meesterwerken opnieuw uit. Gewoon in paperback met een mooie, aansprekende plaat op de voorkant. 8WEEKLY bespreekt twee heruitgaven die de moderne lezer nog zullen aanspreken, al stammen de verhalen uit het Italië van lang vervlogen tijden.

De Decamerone van Boccaccio ontstond rond 1351 en di Lampedusa schreef De Tijgerkat in 1957. Beide boeken behoren tot de hardcore Italiaanse klassiekers. Nu is het predikaat ‘klassieker’ niet per definitie een aanbeveling. Veel gedoodverfde klassiekers hebben immers het probleem dat je er niet doorheen kunt komen. Dat laatste geldt zeker niet voor deze twee Italiaanse meesterwerken. Vanaf de dag dat ze uitkwamen werden ze verslonden. Tot op de dag van vandaag aan toe, want ook voor de moderne lezer valt er veel moois te ontdekken.
Zo zijn de erotische sprookjes uit de Decamerone nog steeds vermakelijk om te lezen, of heel geschikt om voor te lezen aan je geliefde. De Tijgerkat, die in 1963 door Visconti werd verfilmd als het gelijknamige Il Gattopardo en zo een inspiratiebron vormde voor Francis Ford Coppola’s Godfather-trilogie, blijft boeien door zijn prachtige beschrijving van een Siciliaans geslacht dat in verval raakt. De sterfscène van de hoofdpersoon behoort tot de aangrijpendste in de wereldliteratuur.

Giovanni Boccaccio – De minnaar in het wijnvat en andere erotische verhalen uit de Decamerone

~

Tussen 1347 en 1351 werd een kwart van de Europese bevolking weggevaagd door een uitbraak van de pest. Vlak daarna schreef Giovanni Boccaccio zijn Decamerone, waarbij die traumatische gebeurtenis als uitgangspunt diende. Het boek gaat over zeven vrouwen en drie mannen die de pestepidemie ontvluchten door op een landgoed buiten Florence neer te strijken. Om de tijd aangenaam door te komen vertellen ze elkaar verhalen. De titel Decamerone is Italiaans voor ‘boek der tien dagen’, wat precies de periode is dat de jonge mensen daar schuilen. Het werk is een raamvertelling en omvat in totaal honderd verhalen. Boccaccio weet te variëren met de toon van elke verteller en dat levert een beeld op van de verschillende karakters. Ook wordt ongezouten commentaar geleverd op het Italiaanse leven. De verhalen zijn van een rauw realisme; menselijke zwakheden en hartstochten van alle lagen van de Italiaanse bevolking worden er uitgebeeld.

Uitgever Athenaeum-Polak & Van Gennep maakte voor deze heruitgave een selectie van zesentwintig erotische verhalen uit de Decamerone. Ze doen wat kluchtig aan en gaan bijna altijd over overspel. Opvallend vaak is het de vrouw die het initiatief neemt voor een buitenechtelijke escapade. De man wordt daarbij regelmatig op hilarische wijze voor de gek gehouden. Geen wonder dat het boek eeuwenlang verboden is geweest, al hielp dat verbod maar weinig. De exemplaren werden gewoon onder de toonbank verkocht. Echt erotisch in de zin van opwindend zou ik de vertellingen niet willen noemen. Ze zijn vooral grappig. De toon is prettig licht en er worden geen ordinaire schuttingwoorden gebruikt. Eigenlijk zijn het een soort sprookjes, waarbij het de overspeligen door list en bedrog altijd lukt om weg te komen met hun daad. En dat past geheel in de Italiaanse traditie om respect op te brengen voor een goede bedrieger. Heel fout, maar wel leuk.

Giuseppe Tomasi di Lampedusa – De Tijgerkat

G. Tomasi di Lampedusa
G. Tomasi di Lampedusa

Schrijver Tomasi di Lampedusa schreef aan het eind van een leven dat grotendeels gevuld was met reizen en lezen De Tijgerkat (Il Gattopardo in het Italiaans). Zijn roman verscheen in 1958, een jaar na zijn dood. Geen enkele uitgeverij wilde het eerst uitgeven. Toen dat toch gebeurde, werd het boek een absolute bestseller. Het verhaal gaat over de grootvader van di Lampedusa, de prins van Salina. Ten tijde van de Risorgimento in 1860 , als Italië weer een eenheidsstaat wordt en Garibaldi Sicilië verovert op het Koninkrijk der Beide Siciliën, raakt het Siciliaanse adellijke geslacht van de Tijgerkat in verval. De opkomst van de rijke middenklasse gaat ten koste van de positie van de eens zo illustere adel. Gelaten observeert de prins van Salina hoe de tijden veranderen, zonder dat hij er iets tegen kan doen. Tancredi, de jonge pupil van de prins van Salina, weet zich daarentegen prima aan te passen en grijpt zijn kansen. Hij trouwt met een burgermeisje, de steenrijke burgemeestersdochter, en zal hoge posities gaan bekleden in het nieuwe bestel. De prins van Salina rest niets anders dan in eenzame overpeinzingen te verzinken en te wachten op zijn dood. Hij beseft dat hij de laatste echte Tijgerkat zal zijn.

Het sterke punt van de roman is niet zozeer het verhaal an sich, maar de evocerende schrijfstijl. In geuren en kleuren wordt het leven op Sicilië beschreven. Je kunt het verval van de eens zo grootse familie zowat proeven. De herfstachtige sfeer van de hele roman culmineert in de prachtige sterfscène van de prins van Salina. Gelukkig is het boek heel erg mooi vertaald door Anthonie Kee. De zorgvuldig geformuleerde, poëtische zinnen komen daarbij goed tot hun recht.

Boeken

Een ander gezichtspunt

recensie: Mob Culture

In 1906 verschenen kort na elkaar twee films, The Silver Wedding en The Black Hand, die het ontstaan van een genre markeerden: de gangsterfilm. Zij waren de eerste films die echt over het criminele leven gingen en waarin schurken de hoofdrol speelden. Volgend jaar is de gangsterfilm dus exact een eeuw oud.

Inmiddels is het genre haast voor iedereen een goede bekende. Er zijn zo veel gangsterfilms gemaakt die door miljoenen mensen zijn bekeken (The Godfather-trilogie, Goodfellas, The Untouchables), en er is een goed bekeken televisieserie gemaakt (The Sopranos). Daarnaast zijn er talloze boeken en essays verschenen over de verschillende al genoemde gangsterfilms, en niet te vergeten de tientallen studies naar de groep films uit de jaren dertig, waar Public Enemy, Little Caesar en de originele Scarface toe behoren. Een haast doodgeschreven genre, dus. Mob Culture: Hidden Histories of the American Gangster Film, waarin essays van verschillende auteurs te vinden zijn, pakt het anders aan en bekijkt de niches en onbetreden weggetjes van de gangsterfilm.

Verademing

Scarface
Scarface

Voor diegenen die al veel over gangsterfilms hebben gelezen, is Mob Culture een verademing. Eindelijk wordt het genre eens vanuit andere standpunten bezien. Het aantal publicaties waarin het hele betoog opgehangen wordt aan The American Dream, het consumentisme, het opwerken/carrière maken loopt inmiddels de spuigaten uit. Het tentoongespreide materialisme en egocentrisme lijken voor bijna alle schrijvers het enige uitgangspunt te zijn voor een nadere analyse van dit genre. In de gedegen introductie bij Mob Culture worden deze elementen alleen aangestipt en wordt beloofd het over een andere boeg te gooien. En dat gebeurt ook. Een boek over de maatschappelijke achtergronden van de maffia, hun kleding en The Sopranos.

Sociaal-maatschappelijk

Een substantieel gedeelte van het boek neemt niet de hierboven genoemde materialistische invalshoek, maar bekijkt de gangsterfilms vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief. Hierbij moet je denken aan essays over de positie van Italianen in de Verenigde Staten anno 1930, de rol van vrouwen in deze gangsterverhalen en een beschouwing over de blaxploitation-films, een groep films uit de jaren zeventig waarin de zwarte gangster centraal stond (bijvoorbeeld Shaft of Black Ceasar). Black Hands and White Hearts, het essay van Giorgio Bertellini over de manier waarop (Italiaanse) immigranten en negroïde mensen in de vroege films werden neergezet, verdient wat dit betreft wat extra aandacht en waardering. Het is een sterk uiteengezet stuk over de raciale normen en waarden in de eerste decennia van de filmgeschiedenis.

Ver van de kern

The Sopranos
The Sopranos

Naast de sociaal-maatschappelijke blik, geeft het boek ook bepaalde ‘kleine’ onderwerpen een kans. Esther Sonnet en Peter Stanfield bijvoorbeeld schreven samen een even triviale als onderhoudende beschouwing over de dresscode van gangsters in gangsterfilms. Hoewel dit ondertussen wel erg ver van de kern, van de essentie van gangsterfilms is afgedwaald, is het stuk erg aardig en is het een welkome afwisseling op de gebruikelijke visies op gangsterfilms. Het gedeelte over The Sopranos past eigenlijk niet zo goed bij de rest van het boek. Hoewel het erg goed geschreven is en de gemaakte analyses goed zijn, valt het een beetje uit de toon. De rest van Mob Culture laat de grote namen uit de cinematografische geschiedenis namelijk overduidelijk links liggen. Het doet haast vermoeden dat dit essay is geschreven om de verkoopcijfers te stimuleren, terend op het grote succes dat het televisieprogramma heeft.

Mob Culture is een verzameling goed geschreven stukken die alle inhoudelijk erg scherp en goed onderbouwd zijn. Het Engels van de auteurs is aangenaam: uitdagend, maar leesbaar. Verwacht echter geen (pogingen tot) allesomvattende analyses van het genre. Mob Culture biedt gewoon een frisse blik en pretendeert ook niet meer te willen doen dan dat. De opzet is wat dat betreft geslaagd.

Muziek / Album

Geschiedenis is geschreven

recensie: Paul McCartney - Chaos and Creation in the Backyard

Vitrage is ietwat stiekem een paar centimeters voor het raam weggeschoven. Een jongeman zit in de achtertuin. Linkshandige akoestische gitaar in de hand. Het hoofd schuin, hij lijkt te zingen. Moeders was wappert in de wind. Deze sobere zwartwit-foto van een jonge Paul McCartney siert zijn onlangs uitgekomen, twintigste solo-album. En na het veelvuldig beluisteren ervan, snappen we wat de foto wil zeggen: hier wordt geschiedenis geschreven.

Met Chaos and Creation in the Backyard bewijst de 63–jarige Sir Paul dat hij absoluut in de race is voor de titel ‘één van ’s werelds grootste songschrijvers ooit’. Sterker, het daadwerkelijk winnen ervan komt na beluisteren van dit album verradelijk dichtbij. Diversiteit is het kernwoord bij dit album. McCartney laat dit (weliswaar mét de verrassende hulp van co-producer Nigel Godrich) meer dan ooit zien. Superlatieven (sorry alvast) als ‘muzikale alleskunner’, of ‘briljant componist’ liggen mij meer dan eens op de lippen.

Grenzen verkennen

~

Godrich laat Paul McCartney op een veelzijdige manier ‘als Paul McCartney klinken’. De hoofdpersoon speelt vrijwel alle instrumenten zelf in, maar zorgt er desondanks immer voor dat hij als een volwaardige band klinkt. Macca nam er dan ook ruimschoots de tijd voor. Ongeveer twee jaar sleutelde hij aan de nummers voordat ze goed bevonden waren om het album waardig te zijn. Muzikaal gezien verkent hij grenzen meer dan ooit. Nummer na nummer is anders, in herhaling vallen doet hij dit keer niet. Hoor een snufje Harrison in Friends to Go. Luister ademloos naar Jenny Wren, de Blackbird van 2005. Of naar het bijna psychedelische How Kind of You? Of die Beatle-esque vioolpartijen in English Tea. Belangrijke noot hierbij: nergens klinkt het als goedkope kopie van voorheen, nergens is Chaos… een kloon van een eerder Beatle/ Wings-tijdperk.

Abbey Road

De nummers zijn stuk voor stuk schitterend. Neem A Certain Softness. Het mag als één van de verrassingen van het album beschouwd worden. Een schitterende zangpartij gecombineerd met een welhaast Cubaans arrangement. Een ander hoogtepunt is Promise to You Girl. Meerdere tempo’s, meerdere ritmes, meerdere nummers eigenlijk, volgen elkaar zeer vloeiend op. Een beetje zoals op de B-zijde van dat schitterende Beatle-album Abbey Road ook het geval is.

Anyway is met recht een heerlijk slotakkoord. Wat begint als intiem pianoliedje (uiteraard over de liefde), ontaardt via ruwe rocksong in een Radiohead-achtige compositie. Maar toch klinkt ’t noot voor noot als McCartney. En dat is knap. Dit is een zeer verrassend album geworden. Chaos and Creation in the Backyard? Inderdaad, er is geschiedenis geschreven.

Boeken / Fictie

In de literatuur kan alles

recensie: Herman Brusselmans - Het spook van Toetegaai

Een café. Wanhoop. Een vrouw. Nog een café. Weer een vrouw. In het Gentse universum van romanpersonage Herman Brusselmans gebeurt niet echt veel, en daardoor des te meer. Een heupzwaai. Een mes in de rug. Nachtelijke autoritten. Het spook van Toetegaai is kortom weer een klassieker in de Vlaamse letteren, en nog postmodern ook.

Het grote Vlaamse letterkundige nieuws is natuurlijk dat na dertien jaar onthouding het romanpersonage Herman Brusselmans weer is gaan drinken. Whiskey nog wel. Dat komt doordat zijn grote liefde Tania de Metsenaere, die de liefhebbers kennen als Phoebe, een hele week in Parijs zit. En omdat hond Woody dood en gecremeerd is. Het valt allemaal weer eens niet mee. Ontredderd en ontheemd dwaalt het romanpersonage door de straten van Gent. Daar is gelukkig veel afleiding. Café’s en meisjes uiteraard, maar ook een geheimzinnige steekpartij en een daarmee samenhangende ontvoering – een duister web van passie en misdaad, dat de fictieve romanpersoon Herman Brusselmans met veel verve en een geleende Lada tot op de laatste bladzijde ontrafelt.

Postmodern

~

Tot zover het verhaal in grote lijnen. Wie wil weten hoe het zit, die leest het boek zelf maar. Dat is geen straf, want de schrijver Brusselmans kent zijn vak intussen wel. Veel droogkomische humor en overpeinzende observaties kruiden dit werk, dat boven alles een postmoderne roman pur sang is, hoewel sommige mensen en naar het zich laat aanzien vooral vrouwen dat nooit zullen begrijpen:

De doorsnee jan lul heeft weinig verstand van literatuur. Een boek is voor hem niets meer dan wat samengekleefde bladen met een kaftje eromheen, een titel en een auteursnaam erop gedrukt, en klaar is Kees. Met achterop een foto van de schrijver, vaak met een holle blik voor zich uit starend en soms een das dragend. Ik kijk wel uit. Op geen enkele van de foto’s achterop m’n boeken draag ik een das.

Zoals dat gaat in de grote postmoderne literatuur zet de schrijver Brusselmans de lezer met satanisch genoegen telkens opnieuw op het verkeerde been. Dat gaat soms lekker ver, zoals de passage waarin hij met Tania over het werk aan precies deze roman praat. Ze verblijft alleen zolang de roman duurt in een fictief Parijs, en wel omdat ze op die manier het hele verhaal op gang brengt en gaande houdt:

In de vier pagina’s die ik vastlegde was Tania nog altijd in Parijs. Ik liet ze haar lezen. ‘Erg goed,’ zei ze, ‘ga gerust op die manier verder.’

Voer voor analytici

Alles heeft een literaire functie, niets zegt iets direct over de werkelijkheid, en zegt daardoor juist des te meer. Zo speelt de schrijver Brusselmans een schitterend spel met feit en fictie, in proza dat voortdurend op zichzelf reflecteert: “Daar was, Yolanda met de koffie. Wat staat die komma daar te doen?” Let wel: iedereen kan dergelijke grappen uithalen, maar bij de schrijver Brusselmans glanst en glinstert het op verschillende etages en heeft het een samenhang die het geheel effectief uittilt boven de som van de samenstellende delen. Voer voor analytici. Pas bij herhaalde herlezing, liefst in samenhang met zijn toch al imposante oeuvre, valt op hoe ingenieus de constructie is, en hoe consequent de schrijver Brusselmans de rode draden in zijn werk uitwerkt.

Als lezers bevinden we ons voortdurend in een vagevuur van onzekerheid. Tijd en plaats zijn ongewis, zodat een vervreemdend effect ontstaat dat aansluit op de tijdgeest en de grote modernistische en postmoderne traditie. Het maakt tegelijkertijd, dat de irritatiefactor voor de gemiddelde lezer hoog is. Wie vat wil krijgen op een boek, waant zich in een literair spiegelpaleis. De schrijver bijvoorbeeld verzint het gehele verhaal, maar laat zich toch door gebeurtenissen verrassen. In het echte leven kan dat natuurlijk niet, daarom is de kunst uitgevonden, die daarmee de ware held is van dit prachtboek voor gevorderden in het leven.

Muziek / Album

Een aangenaam halfuurtje

recensie: Supergrass - Road to Rouen

.

Neen, dat is het niet, kan ik verklappen nu hij inmiddels al een paar dagen in diezelfde cd-speler vastgekoekt zit. Neem van mij aan, je kunt Road to Rouen gerust als volwaardig album beschouwen. Echter, of er erg veel ‘nieuwe fans’ mee vergaard gaan worden? Ik vraag het me af. En of al die ‘eerste uur’-fans van de I Should Coco-generatie hier wel zo blij mee zijn? Ook dát is de vraag. Want dit nieuwe werk van die onbezonnen rondspring-rockers bevat geen vrolijke uptempo-muziek meer. Verdwenen is ook de onbesuisd lollige pretpunk en hetzelfde geldt voor de vrolijke toegankelijke rockliedjes waar Supergrass zijn (terechte) faam mee vergaarde.

~

Sterker nog, dit nieuwe album spot met alle popwetten. Een opener van meer dan zes minuten waarbij in de eerste twee minuten geen woord gezongen wordt? Mijn eega vond Supergrass best leuk, maar is inmiddels definitief afgehaakt. Weg is die happy happy, joy joy-uptempo rock. Weg zijn die songs zonder zorgen en zonder sores. Supergrass is volwassen geworden. Welkom Road to Rouen, welkom, diepgang en gelaagdheid. Iets dat je van Supergrass tot voor kort wellicht nooit verwachtte. Met recht een indrukwekkende stap naar ‘volwassen worden’.

Rustige, relaxte stijl

De stijl van het complete album? Rustige, relaxte, sferische, serene op piano gebaseerde ballades – met af en toe een gitaargeoriënteerde uitschieter. Neem die eerder genoemde opener Tales of Endurance (Parts 4, 5 & 6). Een Pink Floyd-achtig epos, bestaand uit (zoals de titel natuurlijk al doet vermoeden) drie duidelijk te herleiden gedeelten. In z’n geheel ook een schitterend stuk. Het nummer grijpt tevens een beetje terug naar de eerste plaat van The Alan Parsons Project, Tales of Mystery and Imagination. Dan de single, het zeer rustige, met veel strijkers verfraaide St. Petersburg. Tip: op Roadtorouen.com is de mooie stemmige clip te zien, de Nederlandse clipstations vinden het nummer hoogstwaarschijnlijk toch niet commercieel genoeg.

Roxy Music

Sad Girl is ook zo’n goed pianonummer. Inclusief zeer onverwachte (epische) brug die opbouwt naar het laatste refrein en couplet. Het volgende nummer bevat wederom zwaar aangezette violen. Een gigantische massaliteit en vrij extreme ritmes herinneren onherroepelijk aan Roxy Music. Hou je van die band? Dan zul je dit album zeer kunnen zeker waarderen. De titel van het vierde nummer (Roxy) lijkt zelfs naar deze band te refereren. Coffee in the Pot is, met alle respect, een muzikaal niemendalletje. Bij het titelnummer is de Supergrass-vrolijkheid en onbezonnenheid ver te zoeken. Hou je van een op een Yes-achtige progrockriff gestoelde rocksong? Dan ben je voor altijd verkocht en koop je dit album alleen al blindelings vanwege het titelnummer. Kick in the Teeth (mét Beatle-intro) doet nog het meest denken aan de Supergrass-nummers zoals we die op vorige albums al hoorden. Low C, is wederom midtempo. Wederom een piano-nummer. Wederom die Lennon-fähige galm over die herkenbare Supergrass-stem van Gaz Coombes. Toch absoluut ook mét kwaliteit.

Het moet gezegd, ieder nummer riekt naar Supergrass. Zonder duidelijk van plagiaat beschuldigd te kunnen worden, is Road to Rouen met recht een zeer okay resultaat te noemen. Op z’n Frans gezegd: chapeau! Of de fans blij zijn met deze rigoureuze ommezwaai? Nogmaals, ik vraag het me af. Maar dat lijkt de band zelf niet te deren. Ze wijzigen die muzikale koers gewoon. En dat is op z’n minst dapper. Trouwens, hoe erg is een beperkte albumlengte eigenlijk nog als acht van de negen nummers bovengemiddeld goed zijn? Dan draai je ‘em toch gewoon nóg een keer? Kortom, de muzikale ommezwaai van Supergrass pakt mijns inziens verrassend uit. Dit heet… indrukwekkend volwassen worden. Ik kan niet anders dan zeer nieuwsgierig uitzien naar dat volgende Supergrass-halfuurtje.

Muziek / Album

Een vernieuwende outsider

recensie: Gravenhurst - Fires in distant buildings

Vernieuwing wordt in de muziekwereld, met name door de critici, enorm op prijs gesteld. We zijn allemaal dol op bands als Radiohead, die zichzelf steeds weer opnieuw uitvinden. Het was de Brit Nick Talbot die pakweg anderhalf jaar geleden de prachtige singer-songwriterplaat Flashlight Seasons uitbracht onder de naam Gravenhurst. Een mysterieus album gekenmerkt door een indringende onderhuidse spanning, van iemand die er een totaal eigen stijl op nahield. Nota bene een songwriter die platen uitbrengt op het doorgaans elektronica-gerichte Warp label. De tweede langspeler heet Fires In Distant Buildings en wie Flashlight Seasons goed kent, zal zich verwonderen bij het luisteren naar deze op het eerste gehoor totaal andere plaat.

~

Waar Flashlight Seasons een wat pastoraal karakter had, doet het nieuwe album Fires In Distant Buildings grootstedelijk aan. Op de donkere hoes prijken hoge, angstaanjagende gebouwen. Illustratief voor de muziek die onmiskenbaar klinkt als Gravenhurst, maar zelden hetzelfde karakter kent als het zachtere akoestische geluid van weleer. Talbot behoudt het mysterieuze, het onderhuidse, maar laat die gebouwen branden totdat ze zwartgeblakerd zijn door de grommende geluidserupties die hij creëert.

Pikzwart

Slechts acht nummers telt Fires In Distant Buildings, maar bij nader inzien zijn het er eigenlijk maar zeven, want één daarvan is een reprise. Vaak pikzwart, met hier een enkel droevig liefdesliedje (Nicole) en daar wat korte geluidsflarden. De meest imposante stukken zijn de slepende opener Down River en het lange, boordevol dynamiek zittende Song From The Arches. Nick Talbot laat hierin horen hoe hij gegroeid is, hoe hij met de versterker op elf een hoogtepunt nog meer kan oprekken, maar ook hoe hij stil en subtiel kan zijn. Zijn zachte stemgeluid constrasteert met de geluidsmuur, wat bijdraagt aan de dreigende atmosfeer op het album.

Dat Nick Talbot prachtige songs kan schrijven en daarbij een nieuwe wereld kan creëren wisten we al, maar dat hij ook nog eens, zonder dat kenmerkende Gravenhurst-geluid te verliezen, een post-rock plaat kan maken waarbij de jongens van Mogwai hun vingers kunnen aflikken, is een openbaring. Hierbij mijn respect voor een artiest die zichzelf opnieuw uitvond, zonder zichzelf in feite opnieuw uit te vinden. Daarbij schreef hij met Animals ook nog eens een van de mooiste nummers die ik dit jaar hoorde. Vernieuwende outsiders als Nick Talbot met Gravenhurst, daar kunnen er niet genoeg van zijn.

Kunst / Expo binnenland

Menselijke architectuur

recensie: TEAM 10 - Een utopie van het heden

In het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam is een overzichtstentoonstelling te zien van een internationale groep architecten die vijftig jaar geleden de menselijke maat terugbracht in de architectuur: Team 10. Ze bedachten onder andere de Rotterdamse Lijnbaan, één van de eerste autovrije winkelgebieden ter wereld. Belangrijke personen binnen deze groep waren Aldo van Eyck, Jaap Bakema en Alison & Peter Smithson. De tentoonstelling geeft een uitgebreid overzicht van de ideeën van Team 10: naast schetsen, brieven en foto’s van de bijeenkomsten, zijn er tekeningen en maquettes te zien van belangrijke projecten, zoals bijvoorbeeld het weeshuis in Amsterdam (1955-1960) van Aldo van Eyck.

De modernisering na de Tweede Wereldoorlog maakte van het bouwen een technische aangelegenheid. De mens voelde zich vervreemd van zijn woonomgeving. Daar wilde Team 10 iets aan veranderen. De architecten van Team 10 waren er van overtuigd dat ze met moderne architectuur en stedenbouw een bijdrage konden leveren aan een ‘open’ samenleving waarin iedereen zichzelf kan ontwikkelen. Architecten dienden rekening te houden met de context: waar het gebouw kwam te staan en door wie het gebruikt zou worden.

Inzending voor de 'Berlin Hauptstadt' competitie 1958-1959 door Alison en Peter Smithson, met Peter Sigmond
Inzending voor de ‘Berlin Hauptstadt’ competitie 1958-1959 door Alison en Peter Smithson, met Peter Sigmond

Wooncellen

De projecten van Team 10 lopen uiteen van complete steden, grootschalige woningbouw en infrastructuur tot openbare gebouwen en kinderspeelplaatsen. Centraal stond de grote belangstelling voor alledaagse omgevingen, bestaande leefpatronen en de specifieke karakteristieken van de omgeving. Dit zie je duidelijk terug in de vele schetsen van woningschakelingen en zichtlijnen van binnen en buiten een gebouw. Interessant is de maquette van luciferdoosjes van Herman Hertzberger waarin hij een studie doet naar een alternatief voor de monotone suburb. Door het verschuiven van de wooncellen ontstaan binnenplaatsen met terrassen en tuinen en krijgt elke woning voldoende daglicht.

Meetings

Team 10 heeft geen duidelijk manifest of programma achtergelaten. Ook wisselde de samenstelling van de groep regelmatig, waardoor Team 10 nooit een duidelijk gezicht heeft gekregen. Het enige houvast waren de ‘Team 10 meetings‘ die de groep tussen 1953 en 1981 organiseerde. Tijdens deze bijeenkomsten discussieerden de leden over thema’s als ‘mobiliteit’, ‘groei en verandering’ en ‘collectiviteit en identiteit’. Eén van de laatste bijeenkomsten vond plaats in 1977. Toen Jaap Bakema in 1981 overleed is er een einde gekomen aan de Team 10 meetings. Het optimisme over de vooruitgang van de ‘open samenleving’ was inmiddels omgeslagen in pessimisme over de toegenomen individualisering en ongelijkheid. Door de ‘bewonersinspraak’ liet Team 10 echter zien dat ze nog steeds nieuwe vormen van moderne architectuur nastreefde waarin de mens centraal stond.

Aanrader

Bijeenkomst Team 10 in Spoleto, 1976. Foto: Sandra Lousada (bron: Collectie NAi)
Bijeenkomst Team 10 in Spoleto, 1976. Foto: Sandra Lousada (bron: Collectie NAi)

Wat meteen opvalt aan deze tentoonstelling in het NAi is de uitgebreide weergave van de ideeën en theorien van de leden van Team 10. Door de vele briefwisselingen en originele handgemaakte schetsen krijg je een duidelijk beeld van de behandelde vraagstukken en hoe men hier tegenover stond. De tentoonstelling is helder opgebouwd uit verschillende delen die elk een eigen thema behandelen. Deze delen zijn afgescheiden door holle ruimtes waarbinnen de verschillende meetings behandeld worden. Door deze opzet is er een helder verband tussen de thema’s onderling en de relatie met de meetings door de tijd heen. Ook de videobeelden van Aldo van Eyck en Jaap Bakema, waarin de oude meesters hun opvattingen uiteen zetten, zijn erg interessant. Net als de vele originele schetsen en tekeningen.

Kortom, een tentoonstelling die niet alleen voor de architectuurfreak een aanrader is, maar voor iedere geïnteresseerde in de geschiedenis van wonen in Nederland. De maquettes alleen zijn al genoeg reden om een bezoekje te brengen aan het NAi.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: The Life Aquatic with Steve Zissou // Clean // Vera Drake // The Longest Yard (Special Edition) // Bin Jip

.

The Life Aquatic with Steve Zissou

Wes Anderson, 2004 • Buena Vista

~

Steve Zissou (Bill Murray), oceanograaf, kapitein van schuimer ‘Belafonte’ en documentairemaker, trekt er in The Life Aquatic nog eenmaal op uit: om zijn goede vriend Esteban, die verscheurd werd door een mysterieuze haai, te wreken. Niet bepaald wetenschappelijk verantwoord, maar voor de monomane Zissou wel belangrijk. De absurde, anekdotische Wes Anderson-humor komt ook in deze vierde film uitstekend tot zijn recht. Aanvaringen met onwillige geldschieters, muiterij van topless scriptgirls: alles is even krankjorum. In het kielzog van vaste gast Murray reist ditmaal een heuse sterrencast mee: Willem Dafoe, Cate Blanchett en die andere vaste gast van Anderson, Owen Wilson, zijn maar drie namen uit het enorme aanbod. Met de extra’s is het wat dat betreft wel anders gesteld. Enige extra van belang is het audiocommentaar van regisseur Anderson en co-scenarist Noah Baumbach. Anderson beperkt zich tot het opdissen van anekdotes over Murray en meteorologische gegevens, destijds op de set, en Baumbach lijkt de stelling dat een grap niet meer leuk is als je hem uitlegt, nu eens definitief te willen bewijzen. Audiocommentaar wordt door veel mensen gebruikt om de duizendste keer dat ze de film zien, op te fleuren. Andersons werk heeft dat eigenlijk niet nodig. Negeer die optie dus gerust, en kijk gewoon nog een keer de film. (Paul Boon)

The Life Aquatic verschijnt ook in een deluxe dubbele dvd-editie. Lees hier onze recensie van de bioscooppremière.

Clean

Olivier Assayas, 2004 • Video/Film Express

~

De Franse regisseur Olivier Assayas probeerde na zijn weinig geslaagde Demonlover revanche te nemen met Clean, maar is daar slechts ten dele in geslaagd. Wonder boven wonder heeft hij een uitstekende cast bij elkaar gekregen. Naast de als altijd sterk spelende Maggie Cheung (bekend van de films van Wong Kar-Wai) is ook Nick Nolte goed op dreef. Hoewel deze cast de film zondermeer ten goede komt, blijft Clean toch teveel steken in cliché’s en middelmatigheden om werkelijk te kunnen overtuigen. Cheung speelt de ruziënde junkie en parasiet Emily Wang, die de talentvolle muzikant Lee Hauser op het slechte pad heeft gebracht. Samen hebben ze een zoon, Jay, die bij Lee’s ouders woont. Als Lee door een overdosis komt te overlijden staat Emily er alleen voor. Lee’s vader (Nick Nolte) maakt haar duidelijk dat het misschien verstandig is als ze haar zoon niet opzoekt. Emily vertrekt naar Parijs en besluit clean te worden. Als motivatie voor deze ommekeer wordt Emily’s wens om haar zoon terug te zien aangevoerd. Naast het feit dat deze omslag niet erg geloofwaardig is (toen ze nog met Lee samen was keek ze niet naar haar zoon om) wordt het geheel ook nogal clean in beeld gebracht. Van het altijd moeilijke afkickproces krijgen we niets te zien en Emily lijkt wel erg gemakkelijk zonder drugs te kunnen. Ook haar verzoening met Jay vindt veel sneller plaats dan realistisch mag worden geacht. Al met al had Clean wel wat meer vuil kunnen gebruiken. Aan de dvd zijn nog enkele uiterst amateuristische interviews toegevoegd die je ineen doen schrompelen van plaatsvervangende schaamte. (Martijn Boven)

Vera Drake

Mike Leigh, 2004 • A-film

~

De Britse regisseur Mike Leigh (Naked, Secrets & Lies), legt met Vera Drake opnieuw het vergrootglas op de onderbuik van de Britse maatschappij. Vera Drake (Imelda Staunton) is een ietwat simpele, maar daadkrachtige moeder en schoonmaakster die in het Londen van rond 1950 nog een tweede professie uitoefent als aborteur. Als op een dag een van haar patiënten ernstig ziek wordt ten gevolge van haar ingrepen, komen ze haar op het spoor en wordt ze gevangengezet – tot grote schok van haar gezin dat van niets bleek te weten en haar handelingen schandalig vindt. Zonder expliciet vraagtekens te plaatsen bij het plegen van abortus, brengt Leigh alle problemen die bij dit vraagstuk komen kijken rustig in beeld. In een subplot laat hij daarbij ook de andere, legale kant van het abortusverhaal zien. Het vriendje van een meisje uit de upper class dringt zichzelf aan haar op en maakt haar zwanger. Alleen tegen betaling van een hoge geldsom (100 pond) en met de verklaring van psychische problemen kan ze vervolgens een legale abortus krijgen. Dit is voor de mensen uit de arbeidersklasse uiteraard niet weggelegd, waardoor de amateuristische en wellicht misdadige ingrepen van Vera Drake van de nodige achtergrond worden voorzien. De acteerprestaties zijn weer uitstekend, mede door de belangrijke rol die Leigh als altijd toekent aan improvisatie. Er is een aardige documentaire aan de dvd toegevoegd waaruit we bijvoorbeeld meer te weten komen over het castingproces en de zoektocht naar een geschikte filmlocatie. (Martijn Boven)

The Longest Yard (Special Edition)

Robert Aldrich, 1974 • Paramount

~

De razend populaire komiek Adam Sandler is binnenkort in de bioscoop te zien in The Longest Yard, na het recente Britse Mean Machine de tweede verfilming van een vergeten klassieker uit de jaren zeventig, die met deze goed getimede uitgave verdiende aandacht krijgt. Burt Reynolds (destijds sexsymbool op het toppunt van zijn roem) speelt een losgeslagen football-speler die de gevangenis indraait, alwaar hij een team bijeenbrengt dat het tegen het brute gevangenispersoneel moet opnemen. The Longest Yard is nog altijd een schitterende actiefilm: humorvol en oer-Amerikaans vermaak voor een groot publiek. De vakkundige montage (de wedstrijdscènes blijven daardoor adembenemend), en een haast ouderwets serieus gevoel voor entertainment maken van dit Reynolds-vehikel vermaak van de bovenste plank, dat na dertig jaar verbazingwekkend genoeg nog niets aan zeggingskracht verloren heeft. Het overvloedige extra materiaal wordt voornamelijk gevuld door Reynolds en Albert Ruddy, de man die de film schreef en produceerde. Helaas is laatstgenoemde net zo’n blaaskaak als de filmster, zodat de kijker het moet doen met een eindeloze reeks sterke verhalen en overtrokken loftuitingen aan elkaars adres, en met slechts sporadische weetjes over de productie en de regisseur, wijlen Robert Aldrich. Deze matig boeiende materie is aangevuld met een preview voor de weinig belovende Sandler-versie, en zinloze interviews met hedendaagse bewonderaars, die de film echter wellicht terecht als de beste sportfilm aller tijden bestempelen. (Paul Caspers)

Bin Jip

Ki-Duk Kim, 2004 • Total Film

~

Het feit dat Ki-Duk Kim’s voorlaatste film afsluit met een nogal banale melding dat de werkelijkheid soms moeilijk van droom te onderscheiden is, kenmerkt dit zwakste deel van het oeuvre van de opzienbarende Koreaan. Zijn bekroonde film begint als een voor de regisseur typisch portret van een klein aantal verloren zielen, maar verliest al gauw focus en eindigt in hopeloze zweverigheid. Prijzenswaardig genoeg liet Kim zich deze keer niet leiden door de drang om met thematiek en beelden te choqueren. Mede daarom is het jammer dat zijn aanvankelijk intrigerende gegeven van een jongeman die in andermans huizen leeft en een ongelukkige vrouw meesleept in zijn bestaanswereld, uiteindelijk zo onzinnig blijkt. Het is Kim al eens verweten dat hij leentjebuur speelde bij Tsai Ming Liang, wiens Taiwanese filmhuishit Vive l’Amour (1994) op bijna dezelfde manier de thematiek van sociale onaangepastheid aansneed. Een intrigerend begin en een handvol geslaagde scènes ten spijt, kan hij die toets van vergelijking niet doorstaan als zijn vertelling verzandt in vlakheid. (Paul Caspers)