Tag Archief van: landscape

Muziek / Album

Veteranen van de Nederlandse Underground op punt van doorbreken

recensie: Green Hornet - So Much to Give

.

Foto: Henx
Foto: Henx

Om een goed beeld te krijgen van hoe het ooit allemaal is begonnen moeten we terug naar het begin van de jaren negentig. Hoofdrolspelers Andre Dodde, Koos Borg en Olaf Veenstra kennen elkaar van de undergroundscene rond poppodium Vera. Als het verhaal van Green Hornet begint, maakt Dodde nog deel uit van de legendarische sixties-partyband The Firebirds, opgericht in 1991. The Firebirds genieten op dat moment landelijke bekendheid met hun instrumentale surf- en garagerock, waarmee ze onder andere in het voorprogramma staan van Dick Dale en The Trebble Spankers. Drummer Koos Borg speelt dan in garagerockformatie The Beavers en gitarist Olaf Veenstra maakt deel uit van Kleg, een ietwat vreemd avant-garde experiment dat begint met acht gitaristen, vier saxofonisten, een bassist en een drummer. Green Hornet is voor alle drie een hobbyproject. In de loop der jaren verandert die status echter en tegenwoordig staan andere groepen zoals The Beavers op het tweede plan: Green Hornet is de band waar het Borg, Veenstra en Dodde om is te doen. Na een album bij Transformed Dreams, de registratie van een concert met Andre Williams bij Norton en een plaat bij My First Sonny Weismuller, zijn de Groningers nu eindelijk toe aan een volgende stap.

Livemuziek

De keus voor Excelsior is dan op het eerste gezicht een beetje vreemd. Van oudsher richt het label zich immers op brave Beatlesque pop, ik noem een Johan en een Daryll-Ann. Gelukkig hebben ze bij Excelsior ook ingezien dat er meer is, getuige de nieuwe cd’s van Under Byen, El Pino & The Volunteers en zZz. Van de vuile psychedelica van zZz naar de smerige, ronkende garagerock met orgel van Green Hornet is vervolgens slechts een kleine stap. Maar of Green Hornet met dit album net zoveel indruk gaat maken als zZz met haar debuutalbum valt nog te bezien: rond zZz hangt al sinds het begin een soort aura van onsterfelijkheid, iets dat Green Hornet duidelijk mist. Wat Green Hornet wel heeft, is een mooie nieuwe cd met daarop twaalf wilde, broeierige southern-rocksongs waarin de liefde voor bands als The Cramps, The Oblivians, (Jon Spencer) Blues Explosion, Boss Hog en The Rolling Stones duidelijk terug te horen is. Soulvolle, bezwerende gitaarrock met daaroverheen warme, hypnotiserende orgelklanken, afgemaakt door de quasi-nonchalante vocalen van Veenstra: dat is Green Hornet. Eigenwijs als ze zijn, hebben ze de basgitaar ingeruild voor orgel en harmonica. Deze muziek zal het naar verwachting vooral live goed doen, in kleine, donkere zalen waar de alcohol rijkelijk vloeit en de sigarettendamp goed zicht belemmert. Luister je So Much to Give via de stereo of de computer, dan mist er toch iets. Dat zit hem vooral in de interactie tussen band en publiek, voor de muziek van Green Hornet vrij essentieel. Voor zZz geldt in principe hetzelfde: ook die muziek moet je live horen, voelen, ondergaan. Desondanks is So Much to Give zeer zeker de moeite waard.

Het enige smetje op deze cd is het ontbreken van de geweldige Deutsch-Amerikanische Freundschaft (DAF)-cover Der Mussolini, een nummer dat wel present was op de vorig jaar verschenen sampler van Subroutine Records. Ik meen dat Green Hornet de mannen van Subroutine heeft beloofd dat het nummer alleen op hun sampler zou verschijnen. Het zij ze vergeven. Ook zonder Der Mussolini is So Much to Give een erg mooi visitekaartje. De toegangsdeuren tot de nationale podia zijn inmiddels geopend. De eerste dertien shows staan op het moment van schrijven van deze recensie al gepland, onder andere een optreden op Eurosonic!

Muziek / Album

Veteranen van de Nederlandse Underground op punt van doorbreken

recensie: Green Hornet - So Much to Give

.

Foto: Henx
Foto: Henx

Om een goed beeld te krijgen van hoe het ooit allemaal is begonnen moeten we terug naar het begin van de jaren negentig. Hoofdrolspelers Andre Dodde, Koos Borg en Olaf Veenstra kennen elkaar van de undergroundscene rond poppodium Vera. Als het verhaal van Green Hornet begint, maakt Dodde nog deel uit van de legendarische sixties-partyband The Firebirds, opgericht in 1991. The Firebirds genieten op dat moment landelijke bekendheid met hun instrumentale surf- en garagerock, waarmee ze onder andere in het voorprogramma staan van Dick Dale en The Trebble Spankers. Drummer Koos Borg speelt dan in garagerockformatie The Beavers en gitarist Olaf Veenstra maakt deel uit van Kleg, een ietwat vreemd avant-garde experiment dat begint met acht gitaristen, vier saxofonisten, een bassist en een drummer. Green Hornet is voor alle drie een hobbyproject. In de loop der jaren verandert die status echter en tegenwoordig staan andere groepen zoals The Beavers op het tweede plan: Green Hornet is de band waar het Borg, Veenstra en Dodde om is te doen. Na een album bij Transformed Dreams, de registratie van een concert met Andre Williams bij Norton en een plaat bij My First Sonny Weismuller, zijn de Groningers nu eindelijk toe aan een volgende stap.

Livemuziek

De keus voor Excelsior is dan op het eerste gezicht een beetje vreemd. Van oudsher richt het label zich immers op brave Beatlesque pop, ik noem een Johan en een Daryll-Ann. Gelukkig hebben ze bij Excelsior ook ingezien dat er meer is, getuige de nieuwe cd’s van Under Byen, El Pino & The Volunteers en zZz. Van de vuile psychedelica van zZz naar de smerige, ronkende garagerock met orgel van Green Hornet is vervolgens slechts een kleine stap. Maar of Green Hornet met dit album net zoveel indruk gaat maken als zZz met haar debuutalbum valt nog te bezien: rond zZz hangt al sinds het begin een soort aura van onsterfelijkheid, iets dat Green Hornet duidelijk mist. Wat Green Hornet wel heeft, is een mooie nieuwe cd met daarop twaalf wilde, broeierige southern-rocksongs waarin de liefde voor bands als The Cramps, The Oblivians, (Jon Spencer) Blues Explosion, Boss Hog en The Rolling Stones duidelijk terug te horen is. Soulvolle, bezwerende gitaarrock met daaroverheen warme, hypnotiserende orgelklanken, afgemaakt door de quasi-nonchalante vocalen van Veenstra: dat is Green Hornet. Eigenwijs als ze zijn, hebben ze de basgitaar ingeruild voor orgel en harmonica. Deze muziek zal het naar verwachting vooral live goed doen, in kleine, donkere zalen waar de alcohol rijkelijk vloeit en de sigarettendamp goed zicht belemmert. Luister je So Much to Give via de stereo of de computer, dan mist er toch iets. Dat zit hem vooral in de interactie tussen band en publiek, voor de muziek van Green Hornet vrij essentieel. Voor zZz geldt in principe hetzelfde: ook die muziek moet je live horen, voelen, ondergaan. Desondanks is So Much to Give zeer zeker de moeite waard.

Het enige smetje op deze cd is het ontbreken van de geweldige Deutsch-Amerikanische Freundschaft (DAF)-cover Der Mussolini, een nummer dat wel present was op de vorig jaar verschenen sampler van Subroutine Records. Ik meen dat Green Hornet de mannen van Subroutine heeft beloofd dat het nummer alleen op hun sampler zou verschijnen. Het zij ze vergeven. Ook zonder Der Mussolini is So Much to Give een erg mooi visitekaartje. De toegangsdeuren tot de nationale podia zijn inmiddels geopend. De eerste dertien shows staan op het moment van schrijven van deze recensie al gepland, onder andere een optreden op Eurosonic!

Film / Films

Romeo en Julia in de periferie

recensie: La Petite Jérusalem

Met een shot dat doet denken aan Kassovitzs La Haine slingert regisseur Karin Albou ons de film in: de camera vliegt langs filosofiestudente Laura (Fanny Valette) en van daaruit zweven we over de joodse wijk La Petite Jérusalem in Parijs. Een slechte buurt, net als alle Parijse voorsteden, als we de berichtgeving mogen geloven. ’s Avonds op straat ben je je leven niet zeker, en op klaarlichte dag kun je zomaar tegen een pogrom aanlopen.

~

Laura woont wel in die wijk, maar houdt zich niet bezig met de verslechterende situatie. Het is al moeilijk genoeg haar Tunesische working class familie uit haar kamer te houden. Haar orthodox-joodse gezinsleden worden een beetje zenuwachtig van Laura’s gedweep met Immanuel Kant, de bekende filosoof, wiens werk aanmoedigt tot vrij en onafhankelijk denken. Het dweepzieke heeft Laura van geen vreemde: zus Mathilde (Elsa Zilberstein) kent geen ander gespreksonderwerp dan de Thora, en moeder (Sonia Tahar) probeert Laura koste wat kost te koppelen aan die leuke co-assistent.

Dwepen met Kant

“Ik wil geen romanticus zijn”, zegt Laura nog, maar je hebt het niet altijd voor het kiezen. Ze is direct verkocht als ze de mysterieuze Djamel (Hédi Tillette de Clermont-Tonerre) ziet tijdens haar vaste avondwandeling (dat dwepen met wandelfanaat Kant is soms een beetje gekunsteld, maar zo’n type is Laura nu eenmaal). Verder dan een uitgebreide baltsdans kan de verkikkerdheid natuurlijk niet gaan, want Djamel is moslim, en illegaal en wat dies meer zij. Even dreigt het Romeo en Julia in de banlieue te worden.

~

Gelukkig houdt regisseur Albou genoeg ballen in de lucht om eenzijdigheid te voorkomen, niet voor niets won La Petite Jérusalem in 2005 een belangrijke scriptprijs in Cannes. Laura heeft meer problemen dan de liefde alleen, en ook de roestige relatie tussen zus Mathilde en haar man Ariel (Bruno Todeschini) komt uitgebreid aan bod. Vooral Mathilde lijdt onder (haar eigen strikte interpretatie van) de joodse wet – en dus zoekt Ariel ’t bij een andere vrouw. Waarna Albou kan schmieren met een prachtige scène over de regels en vrijheden binnen het joodse geloof: een gesprek met een vertrouwensmevrouw is zo in- en inmenselijk dat je wel wilt zingen.

Wie zinnelijke cinematografie, geheimzinnige beelden en sprongen in de tijd verdraagt, kan zich hier niet aan vertillen. Maar de film kabbelt een aantal zeer emotionele weken of maanden mee met het gezin – dus wellicht is La Petite Jérusalem niet geschikt voor de formuleminnende medekijker.

Boeken / Non-fictie

Stoned als een garnaal

recensie: Theodore Dalrymple - Drugs: de mythes en de leugens

Vroeger was alles beter en de beschaving is reddeloos verloren. Welkom in de wereld van de Britse arts en denker Theodore Dalrymple, die zich in zijn derde boek in korte tijd stortte op het fenomeen drugs, en dan met name de opiaten. Niet alleen deugen die totaal niet, ook de manier waarop we daarmee omgaan moet het bij Dalrymple ontgelden. Alles is weer eens de schuld van de vervloekte Romantiek en deszelfs erfgenamen. Intussen blijft het opmerkelijk dat hij zoveel potentiële munitie laat liggen.

Opnieuw put Dalrymple uit zijn persoonlijke ervaringen als arts in achterstandswijken en een gevangenis. Eerste slachtoffer van zijn ontleedmes is de arme verslaafde zelf, die gewoon niet moet zeuren. Patiënten die na een operatie een opiaat krijgen tegen de pijn, ontwikkelen zich nooit tot een volbloed junk. Als je echt een junkie wilt worden, betekent dat maandenlang hard werken aan je habit – het is dan ook een fabeltje dat heroïne mensen van de ene op de andere dag verslaafd maakt. Als getuige à charge voert hij nota bene de door hem verachte Amerikaanse schrijver William Burroughs op, die in zijn debuutroman Junkie uitlegt hoe moeilijk het is om verslaafd te worden. Ben je eenmaal verslaafd, aldus Dalrymple, dan is afkicken een fluitje van een cent, veel makkelijker dan van alcohol en – voegen wij er dan meteen maar even aan toe – van benzodiazepinen. Een paar dagen wat ongemak, constateerde hij in een lange reeks gevangenisgevallen, en het leven kan weer vrolijk van voren af aan beginnen.

Dalrymple draait op de van hem bekende manier met satanisch genoegen allerlei vastgeroeste zaken om. Het is niet de dope die de verslaafde in zijn greep houdt, de verslaafde gaat er actief naar op zoek. Criminaliteit is geen gevolg van verslaving, de verslaafde is een crimineel die daarbij drugs gebruikt. Verslaving is ook geen ziekte, die met medische middelen kan worden opgelost, wat hem op het spoor zet van zijn tweede grote doel: de verslavingszorg. Omstandig betoogt hij dat iedereen die binnen de branche actief is, belang heeft bij het voortduren van de beschaving.

Ook de methadonverstrekking moet het ontgelden. Hij vraagt zich voor de bühne af, wat de dealer doet met de heroïne die hij aan de methadongebruiker niet meer kwijt kan. Het antwoord is simpel: dat is voor nieuwe gebruikers. Methadonverstrekking zorgt voor een toename van het aantal gevallen, en houdt verslaving en verslavingszorg in stand. Niet eens een gekke redenering, waar Dalrymple dan ook nog wat serieuze argumenten aan toevoegt, bijvoorbeeld waar het gaat om het gevaar van methadon zelf, dat immers een serieuze harddrug is (uitgevonden door de nazi’s en door hen vernoemd naar hun geliefde leider: Dolophine).

De Romantiek

De oorzaken voor al die ellende zoekt Dalrymple als vanouds weer in de Romantiek, en dan met name bij De Quincey en Coleridge, waarbij hij en passant ook nog even de mythe ontzenuwt dat verdovende en bewustzijnsverruimende middelen de creativiteit zouden bevorderen. Integendeel: heeft Coleridge zijn Kublai Khan misschien onder invloed bedacht, en dan ook nog van alcohol, bij het scheppen van andere meesterwerkjes was hij zo nuchter als een kalf. Dalrymple stelt zelfs en niet geheel ten onrechte, dat als Coleridge – en Baudelaire en al die andere gebruikende pretletters – gewoon normale burgermensen waren geweest, ze veel meer zouden hebben geschreven. Daar valt iets voor te zeggen: het gebruik van opiaten mag dan een behoorlijke euforie opwekken, echt veel doe je niet meer.

Hij haalt ook het voorbeeld aan van de Brit die in de jaren veertig van de vorige eeuw bij zijn door opium gekleurde filosofische vorsingen tot de verbazingwekkende vaststelling kwam dat de banaan groot is, maar de bananeschil groter. Retoriek natuurlijk, maar het punt is binnen. Het meest verwijt hij alle apologeten van vrij drugsgebruik, dat ze in hun boeken en andere geschriften een beeld van verslaving en verslaafde hebben geschetst, dat ons nog steeds hindert. De junk als slachtoffer, het afkicken als hel waar we geen mens mee zouden willen confronteren, vandaar het pamperen door een miljoenenindustrie van hulpverleners. Een junkie is volgens Dalrymple geen patiënt, maar iemand die een welbewuste keuze maakt, met de gevolgen waarvan we hem zouden moeten confronteren.

Op twee punten laat Dalrymple de lezer in de steek. Allereerst beperkt hij zich wel heel erg tot een klein deel van de literatuur, terwijl de voorbeelden van verkeerde voorbeeldwerking in de huidige maatschappij voor het oprapen liggen. Je kunt niet verwachten dat de keurige Brit ooit heeft gehoord van Herman Brood, maar in de populaire wereldcultuur wemelt het van de knuffeljunks, van het watje Cobain tot die gozer met die bolle kop uit Babyshambles, stuk voor stuk wandelende bewijzen dat gebruik niet echt per se leidt tot het voortbrengen van iets interessants. Een tweede bezwaar richt zich gedeeltelijk tegen de vertaler. Waar Dalrymple in zijn oorspronkelijke titel nadrukkelijk spreekt van opiaten, schept de Nederlandse editie verwarring met het paraplubegrip drugs, zodat de lezer tevergeefs wacht op Dalrymples visie op bijvoorbeeld XTC. Desondanks is deze beschouwing verplichte kost voor iedereen die zich met het debat over bijvoorbeeld legalisatie van harddrugs wil bemoeien en in ruimere zin elke ontwikkelde lezer met een zekere maatschappelijke betrokkenheid.

Boeken / Strip

Van Ochtendgloren tot Avondschemer

recensie: Twee maal Donjon

Meestal zijn spin-offs van een serie minder goed dan de originele serie, en lijken ze alleen bedoeld om geld in het laatje te brengen. Spin-offs van strips vormen hier over het algemeen geen uitzondering op, al is er een serie die het goede voorbeeld geeft voor de rest: Donjon. Al vier spin-offs kent deze reeks nu, en ze lijken tot nu toe stuk voor stuk de moeite waard te zijn. Onlangs verschenen er nieuwe delen in de reeksen Ochtendgloren en Avondschemer, die respectievelijk over het verleden en de toekomst van de Donjon handelen.

Donjon Ochtendgloren: De jeugd vliegt uit

In de serie Ochtendgloren draait het allemaal om Hyacint, een jonge bestrijder van het onrecht die het nog weleens moeilijk heeft met zichzelf. Zijn romantische beeld van de liefde sluit bijvoorbeeld niet aan bij dat van de vrouw die hij het liefst zou beminnen, wat wellicht te maken heeft met het feit dat hij nogal braaf is en zij nogal… onbraaf. Als hij eindelijk samen met de mysterieuze schone de nacht doorbrengt, iets waar in de vorige twee delen nog lang geen sprake van was, houdt onze brave borst er spontaan gonorroe en schaamluis aan over. Dat is wel handig voor het verhaal, want nu kan de hem behandelende dokter hem verzoeken om diens dochter te escorteren op de tocht naar haar verloofde. En daar zegt onze altijd hulpvaardige held natuurlijk geen nee tegen. Wat volgt is een verhaal dat aan de ene kant perfect in het Donjon-universum past, maar dat aan de andere kant toch ook wel wat opmerkelijke verschillen blijkt te bevatten.

~

Zo zijn er ook weer de karakteristieke bijfiguren, die ieder een eigen agenda blijken te hebben en waarvan elke handeling puur uit eigenbelang voorkomt. Maar op de een of andere manier voelt het allemaal net wat anders aan in Ochtendgloren, alsof het hier allemaal serieuzer is dan in de rest van de Donjon-series, die gekenmerkt worden door tamelijk absurde verhaallijnen. Het verhaal van Hyacint is in al zijn simpelheid haast ontroerend: hij heeft met al zijn goede bedoelingen iets vertederends over zich in die verder zo valse wereld. Dat niets hem meezit vergroot dat effect alleen maar, en het doet verlangen naar meer avonturen van de ongelukkige held. Dat die er komen is haast onvermijdelijk, want de link met de gewone serie is nog lang niet gemaakt en dat is waar het in al die spin-offs natuurlijk om draait. De nummering is dan ook toepasselijk gestart met -99, zodat er na dit deel -97 nog ruimte genoeg is om naar de gewone serie toe te werken. Die nummering met het min-teken staat misschien wat vreemd, maar is het zeker niet: hij staat symbool voor het verleden van de Donjon, en er wordt dus ook naar de nul toe gewerkt.

De tekeningen zijn net als in de voorgaande delen van de hand van Christophe Blain, die al eerder bekendheid verwierf met de nog steeds lopende serie Isaac de piraat. Zijn donkere tekenstijl, die duidelijk afwijkt van die uit de reguliere Donjon-series, past uitstekend bij de donkerdere verhaallijn en de zich opstapelende tegenslagen die Hyacint doormaakt. Zijn ietwat krasserige schaduweffecten wekken de indruk of hij de tekeningen zo uit zijn pen heeft geschud, en dat werkt verrassend goed. Zonder twijfel is deze spin-off de beste uit het Donjon-universum, en dat terwijl de zo kenmerkende humor enigszins afwezig blijft.

Donjon Avondschemer: Armageddon

~

Waar we in Ochtendgloren te weten komen hoe de Donjon ontstaan is, werpen we met Avondschemer een blik op de toekomst, waar de Donjon van de aardbodem verdwenen lijkt en het met de helden van weleer helemaal niet zo goed afgelopen blijkt te zijn. De held die in deze serie centraal staat is Koning Stof, een held die verdacht veel weg heeft van Marvin uit de hoofdserie Zenit. Waar het in Zenit echter nog een draak in de kracht van zijn leven is, zien we nu een draak die het einde van zijn leven begint te naderen: geen ogen meer, geen armen meer en gezegend met niets dan herinneringen aan vervlogen tijden. Zijn vroegere maatje Herbert gaat door het leven als “de grote Khan” en lijkt zelfs een vijand van Marvin geworden te zijn: in de openingsscène van het boek vindt tussen de twee een groot gevecht plaats, dat beiden overigens overleven. Terwijl Koning Stof nog aan het bijkomen is van dat gevecht, explodeert de planeet plotseling en begint het avontuur pas echt.

Hoewel de in vele eilandjes opgesplitste planeet weer een briljante vondst is van het duo Sfar en Trondheim, haalt dit album het niet bij de rest van de Donjons. Er is welgeteld één goede grap in het album te vinden en ook het verhaal stelt een beetje teleur. Eigenlijk is de enige interessante scène die waarin we te weten komen hoe Koning Stof blind is geworden, verder kabbelt het verhaal net iets te gezapig voort. Na drie delen wil je als lezer eigenlijk wel weten wat er nou precies gebeurd is met de Donjon, en hoe Marvin en Herbert zo uit elkaar gedreven zijn. Dat Sfar en Trondheim daar tot nu toe alleen vage verwijzingen naar maken is een enorme misser, want het begint nu te veel op een gimmick te lijken om de serie interessant te houden, de rest van het verhaal is gewoon niet sterk genoeg om de albums te dragen.

Sfars tekenwerk is normaalgesproken zeker de moeite waard, maar op de een of andere manier past het niet echt bij Donjon. Net als Blain werkt hij vaak nogal krasserig en het ziet er ook allemaal best sfeervol uit, maar waar Blain nog de mogelijkheid grijpt om zo af en toe iets komisch tussen de rest door te laten glippen, lijkt die mogelijkheid bij Sfar niet te bestaan. De tekeningen zijn eigenlijk te serieus voor Donjon, ze vallen te veel uit de toon met de rest van de serie. Zonde, want ondanks het feit dat de Avondschemers nog best de moeite waard zijn, had het veel beter gekund.

Scenario: Joann Sfar & Lewis Trondheim • Tekeningen: Christophe Blain • Donjon Ochtendgloren: De jeugd vliegt uit • Uitgeverij: L • Prijs: € 9,95 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 245 5458 6

Scenario: Joann Sfar & Lewis Trondheim • Tekeningen: Joann Sfar • Donjon Avondschemer: Armageddon • Uitgeverij: L • Prijs: €9,95 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 235 5428 4

Boeken / Non-fictie

Freud als ‘vader van een cursus creatief schrijven’

recensie: Lesley Chamberlain - De verborgen kunstenaar: het schrijversleven van Sigmund Freud

Hoewel Sigmund Freud als wetenschapper heeft afgedaan, blijft hij toch fascineren, als icoon en historische figuur die vele generaties beïnvloedde en de fysieke liefde zijn rechtmatige plaats teruggaf en zeker ook als schrijver. Op postmoderne wijze kunnen we zijn gehele oeuvre lezen als een bizar maar briljant soort literatuur, betoogt filosoof Lesley Chamberlain in een prikkelend boek.

~

Neem nou de befaamde Traumdeutung uit 1900, een baanbrekend werk dat met gemak de top tien haalt van invloedrijkste boeken uit de afgelopen honderdzes jaar. Ooit bedoeld als verklaring van het verschijnsel droom en als handleiding voor de therapeut, die het aangereikte droommateriaal kon gebruiken in de behandeling van zijn dure patiënten, wat naar we nu weten allemaal onzin is. Die zogenaamd wetenschappelijke uitgangspunten dienden volgens Chamberlain als een vermomming, waar we – o ironie – met de door Freud zelf bedachte methodieken doorheen kunnen prikken. We stuitten dan op de autobiografie van een paranoïde genie, afgezet tegen het decor van zijn tijd.

Helemaal nieuw is deze gedachte overigens niet, over Freud als schrijver en als gekweld mens is al veel geschreven, maar Chamberlain brengt het met veel gusto en trekt de lijnen door naar het verleden – Plato, Nietzsche – en naar onze tijd. Met name Derrida komt dan in beeld, wat op zich weer jammer is, maar verder toch weinig schade aanricht.

Voor Chamberlain is de taal waarin Freud zijn werken goot een soort grote kruiswoordpuzzel of liever nog een cryptogram, een zienswijze die een lezer bekend met de beginselen van de psychoanalyse bekend zal voorkomen. Ze is vervolgens niet te beroerd om af en toe flink door te slaan in haar interpretaties en vooral in haar eigen beeldspraak, zodat je je vanzelf gaat afvragen wat je daar nou weer achter moet zoeken. Zo schrijft ze in het hoofdstuk over het fenomeen overdracht:

In zijn theoretische geschriften benadrukte hij een grote zelfkennis bij de analyticus, en kennelijk dacht hij het genoegen te kunnen behouden zonder de beheersing te verliezen. Maar zijn gevaarlijke liefdeshangmat is opgehangen tussen deze twee bomen van genoegen en beheersing, die allebei buigen in de wind van de emotie.

Een korte passage waaraan je op Freudiaanse gronden alweer een heel essay zou kunnen wijden, met al die buigende bomen, maar het is niet de enige plek waar Chamberlain dan wel haar vertaler het eerder over zichzelf lijkt te hebben:

Kruis(sic)steeks(sic)gewijs zoeken Freuds vertellingen zich een weg tussen de diepgewortelde structuur van iemands psyche en de inhoud van zijn huidige gedrag. Die kruissteek is karakteristiek voor de vertellingen omdat onze geest de natuurlijke neiging heeft tot het creëren, overnemen of zich anderszins hechten aan symbolen uit heden en verleden. Alleen gaat deze handwerk(sic)metafoor niet ver genoeg, want alle tijdelijk aan elkaar gestikte vlakken veranderen ook nog.

Kolder

Het blijft merkwaardig, dat Freud niet gewoon zoals veel van zijn tijdgenoten zijn onlust omzette in creatieve literaire arbeid, maar voor een ingewikkelde afleidingsmanoeuvre ging. Volgens Chamberlain was dat, we vatten even samen, omdat hij niet aan zijn diepere driften wilde toegeven. Psychoanalyse is als we die gedachte doortrekken niet meer dan een schitterende neurotisch symptoom, net als literatuur trouwens. De verklaring die de therapeut de patiënt biedt, is in datzelfde kader slechts een verhaal dat de neurotische klachten een inbedding moet geven. Of dat verhaal waar is doet dan niet terzake, het gaat alleen om de functie. Zo redt Chamberlain Freud uit de klauwen van critici die hem verwijten dat zijn analyses complete kolder zijn. Natuurlijk zijn ze dat, maar dan kun je Joyce ook gaan verwijten dat hij krankzinnige verhalen bedacht. Door een handige perspectiefverschuiving behouden ze hun waarde.

Opmerkelijk is verder, dat Chamberlain Nabokov erbij haalt als schrijver die diepgaand door Freud is beïnvloed. Het kost haar uiteraard geen enkele moeite om de notoire Freud-hater, die geen gelegenheid voorbij liet gaan om wat trappen uit te delen aan zijn favoriete vijand, met wat psychoanalytisch goochelen tot een latente Freudiaan uit te roepen.

De manier waarop Freud zijn leven in een soort vermomde literatuur goot, maakt hem volgens Chamberlain ook tot de vader van de cursus creatief schrijven, waar de deelnemers vooral uit zijn op een persoonlijke katharsis. Een stelling die misschien wat ver gaat, maar het zijn juist de gewaagde sprongen (die helaas ook leiden tot bladzijdenlange noten), gekoppeld aan een degelijke kennis van zaken, die dit zulke spannende lectuur maken en meteen ook weer doen grijpen naar de hoogtepunten uit het werk van de meester zelf.

Theater / Voorstelling

De strakke hand van de tijd

recensie: Grensgevallen - Oostpool

‘Tijd is circulair, maar ook lineair. Circulair is dat tijd zich herhaalt. Iedere dag sta je op, je poetst je tanden en uiteindelijk ga je weer naar bed. Lineair is dat je wordt geboren, je leeft en je gaat dood’. De tijd speelt een prominente rol in de voorstelling Grensgevallen van toneelgroep Oostpool. Het strakke regime van de bel van het internaat, wegzakken in mijmeringen om de tijd te manipuleren, de ongrijpbaarheid van tijd en het niet op tijd kunnen opstaan. Iedereen in Grensgevallen is in de ban van de tijd.

Grensgevallen is een bewerking door regisseur Han Römer van een boek van de Deense auteur Peter Høeg. Met Smilla’s gevoel voor sneeuw scoorde Høeg ongeveer veertien jaar geleden een wereldwijde bestseller. Hierna publiceerde hij nog drie romans, waaronder Grensgevallen. In zijn boeken combineert Høeg wetenschap met een thrillerverhaallijn.

Kaartenhuis

~


In Grensgevallen, naar het schijnt een autobiografisch getint verhaal, is dit ook het geval. Hoofdpersoon Peter reconstrueert zijn jeugd op de privéschool waar wordt geprobeerd moeilijk opvoedbare jongeren, de grensgevallen van de maatschappij, in het normale schoolleven te integreren. De bijna hopeloze gevallen die tussen het wal en het schip dreigen te vallen, worden met strakke hand en evenzo strakke tijdschema’s de juiste richting opgeduwd. Tenminste, dat is de opzet van de rector (Jack Vecht) en de docente (Els Ingeborg Smits).

Maar Peter (Frederik Brom) en zijn lotgenoten Katarina (Anne Martien Lousberg) en August (Remco Melles) vermoeden proefkonijnen te zijn in een pedagogisch experiment en gaan op onderzoek uit. Na de ontdekking dat dit inderdaad het geval is, is de noodzaak om te ontsnappen uit het verschrikkelijke oord onontkoombaar. Door toedoen van de drie kinderen stort het strakke schoolsysteem als een kaartenhuis in elkaar.

Een grote stationsklok in de kamer van de rector neemt een prominente plek in het toneelbeeld. Als Peter terugkijkt op zijn verleden staat de tijd stil, om pas te gaan lopen als de we ons daadwerkelijk op het internaat bevinden. Als alle gebeurtenissen elkaar in een razend tempo opvolgen vindt er ook een versnelling van de tijd plaats. De wijzers van de klok gaat in een razend tempo rond.

Climax

~


Het sterke spel van de acteurs is intrigerend en overtuigend. Het zorgt ervoor dat de aangesneden kwesties met betrekking tot tijd blijven hangen. Oskar (Erik Whien), de beste vriend van Peter die is overleden en commentaar geeft vanaf de zijlijn, maakt zich bijvoorbeeld kwaad over het feit dat de wetenschap tijd nog nooit heeft kunnen verklaren. Hij weet op een boeiende en indringende manier de complexe materie naar voren te brengen.

Naast de verhandelingen over tijd, laten de acteurs een indrukwekkend beeld achter over hoe kinderen in een internaat proberen te overleven. De personages van de vier worden zorgvuldig uitgediept. Uitvoerig komen de angsten van Peter, August, Katarina en Oskar naar boven. Er wordt gespit in het verleden en ze krijgen gedurende het stuk de tijd zichzelf te ontwikkelen tot ‘echte’ personen. Hierdoor blijven ze als personages intrigeren.

De verhaallijn van de twee volwassenen echter doet de acteurs tekort. Hun persoonlijke ontwikkeling blijft vlak. Kort krijgt docente Hessen de kans te vertellen hoe haar verleden eruit ziet en wat haar huidige problemen zijn. Het komt niet als een verrassing dat de lerares een oog heeft op de machtige rector. Ook rector Biehl komt niet echt aan bod. We leren dat de strikte man niet echt gelukkig getrouwd is en dat de school zijn levenswerk is.

Ook het thrilleraspect in de voorstelling wil maar niet overtuigen. Als de kinderen ontdekken dat ze onderdeel uitmaken van een opvoedingsexperiment, is het moeilijk met ze mee te voelen. Het experiment lijkt namelijk uit niets meer te bestaan dan een strak tijdsschema en een harde hand in de opvoeding. Er valt eigenlijk niet veel kwaad in te ontdekken. De afkeer van het schoolsysteem brengt dan ook geen spanning in het stuk.

Het stuk bereikt een climax als August doordraait en de dood vindt bij een zelf veroorzaakte explosie. De jongen bepaalt zijn eigen toekomst en laat zich niet meer leiden door de tijd. “Ik heb het gered”, zegt Peter aan het begin van de voorstelling. Hiermee geeft hij al direct aan dat de anderen dit geluk niet hebben gehad.

Grensgevallen is nog een paar keer te zien. Klik
hier
waar en wanneer.

Film / Films

Visueel spektakel

recensie: Perfume: The Story of a Murderer

Jean-Baptiste Grenouille, uitschot der aarde, geboren in een berg visafval. Hij kan horen, zien en voelen, maar vertrouwt slechts zijn neus. Zijn reukvermogen is zo uitzonderlijk sterk ontwikkeld dat het elke mogelijke geur ontwaart. Van levende wezens evengoed als van water, steen en glas. Grenouille volgt zijn neus, letterlijk. En hij gaat over lijken voor die ene geur.

~

Das Parfum, de wereldwijde bestseller uit 1985 van de Oostenrijkse schrijver Patrick Süskind, is verfilmd en dat is om twee redenen bijzonder. In de eerste plaats omdat het onmogelijk zou zijn, want hoe verfilm je een verhaal over, in essentie, geur, zonder dat zelfs maar te kunnen beschrijven, zoals in het boek? In de tweede plaats omdat Süskind lange tijd halsstarrig weigerde zijn boek te laten verfilmen. Gerenommeerde regisseurs dongen naar de filmrechten van Das Parfum en kregen van Süskind, die als een kluizenaar leeft, nul op het rekest. Uiteindelijk mocht Tom Tykwer (Lola Rennt, Heaven) de geschiedenis van de zonderlinge moordenaar Grenouille op het witte doek brengen.

Geur zonder geur

Schrijver Süskind slaagde er wonderwel in de lezer te doen vergeten dat hij zijn neus niet kon inzetten om het boek te lezen. Filmmaker Tykwer heeft misschien wel een krachtiger instrument tot zijn beschikking: hij zet Süskinds tekst op beeld en geluid, met een budget van 50 miljoen euro. Tykwer wendt alle mogelijke middelen aan om de wereld van Grenouille (Ben Wishaw) tot leven te brengen en dat gaat hem voortreffelijk af.

De achttiende-eeuwse Parijse vismarkt is onvoorstelbaar smerig, evenals het gepeupel dat er rondslempt en waarvoor een blik Cockney-sprekende Britse acteurs is opengetrokken. Paarse lavendelvelden en de zuivere schoonheid van dieprode rozen, maar ook slijmerige maden en de groezelig grauwe leerlooierij aan de oevers van de Seine dringen indirect de neus binnen; net zoals de camera letterlijk de neus van Grenouille penetreert. De parfumerie van Baldini (een witgepoederde Dustin Hoffman) op de Pont-au-Change is fantastisch: honderden, nee, duizenden flacons gevuld met geuren, oliën en tincturen en bizarre distilleerapparatuur, samengeperst in een benauwd huis op een volgepropte brug in Parijs. Baldini’s leren fauteuil kraakt als een oude man. Het is vergane glorie die nog even hevig opleeft als Grenouille zijn intrede doet in de parfumerie.

~

Perfume is een duizelingwekkende visuele tour de force, die er met vlag en wimpel in slaagt de geschiedenis van Jean-Baptiste Grenouille in kleuren én geuren te vertellen. De stem van sprookjesverteller bij uitstek John Hurt in ironische voice-over bindt het geheel samen tot een verhaal van episch formaat. Want ondanks het onvermijdelijke schrappen in de plot, houdt Perfume de essentie van Süskinds geesteskind in ere.

Grenouille is niet alleen als literair figuur een meesterlijke vondst, de betekenis van zijn geschiedenis is evengoed intrigerend. Zijn geuren onbewust echt zo bepalend voor onze waarneming? Süskind ontmaskert de mens als hypocriet en manipulatief, en Grenouilles olfactorisch vermogen maakt hem heer en meester van de mensheid. En dat terwijl hij zelf niet half menselijk is: Grenouille ruikt alles, maar heeft zelf geen geur. In zijn eigen belevingswereld bestaat hij eenvoudigweg niet. Het is een schokkende ontdekking en het leidmotief voor zijn handelen: het creëren van dat ene parfum.

Visuele wervelwind

Als een onvermoeibare minnaar achtervolgt Grenouille het belangrijkste ingrediënt van zijn parfum: de wonderschone roodharige Laura Richis (Rachel Hurd-Wood). Op een vreemde manier lijkt zijn lot op het noodlot dat Tykwers films drijft: een soort onvoorwaardelijke liefde op het eerste gezicht. En Grenouille overwint, in een waanzinnige massascène waar blinde haat omslaat in redeloze liefde. De satire is compleet en de geschiedenis van Grenouille ten einde als zijn parfum vervlogen is. Dat is al snel, want Perfume is vooral een visuele wervelwind die nergens bijtend wordt. Maar misschien ligt dat meer aan de gevoelloze en enigszins dierlijke Grenouille zelf, waarmee je je onmogelijk identificeert. Desalniettemin is Perfume als een uitgebalanceerde geurencompositie: een bijzonder aangename sensatie.

Theater / Voorstelling

Marc-Marie Huijbregts zet aan tot nadenken

recensie: Opdat ik niet vergeet (Marc-Marie Huijbregts)

Slechts een jaar na zijn voorstelling Amadeus is Marc-Marie Huijbregts weer terug in het theater met de solovoorstelling Opdat ik niet vergeet. Een stuk over persoonlijke herinneringen aan familie, huisdieren, het geloof en onverklaarbare wonderen.

Klassieke kerkmuziek klinkt als Marc-Marie Huijbrechts in een paars gewaad het podium op komt lopen. Met zijn neus naar de grond gaat hij vooraan midden op het podium liggen. Als het licht verandert, zie je pas dat zijn kleding niet paars, maar verwassen zwart is. Twee blote voeten steken onder het op een jurk lijkend kledingstuk uit. Dan klinkt zijn karakteristieke stem met Brabants accent. “Ik geef mij over aan jullie, het publiek en aan…. ja, aan God misschien wel.” Als hij opstaat kijkt hij gespeeld verontwaardigd het publiek in. “Dan is het natuurlijk wel de bedoeling dat het publiek zich ook overgeeft aan mij!” roept hij terwijl hij met zijn handen wappert. Verschillende mensen beginnen te lachen en applaudisseren. Deze man weet de sfeer er meteen goed in te krijgen!
Iemand in het publiek zegt iets over zijn kleding, Marc-Marie maakt er direct een opmerking over. “Ja, ik heb een jurk aan,” lacht hij, terwijl hij zichzelf eens kort bekijkt en met een grijns aan de stof trekt.

Spelen met het publiek

~

Vreemd genoeg is het licht in de zaal zelfs na de introductie nog aan. Al snel wordt duidelijk waarom: Marc-Marie houdt ervan om met zijn publiek te spelen. Hij stelt het publiek een vraag en als iemand toevallig iets roept spreekt hij diegene direct aan. Hij vraagt ze het hemd van het lijf. Binnen de kortste keren weet iedereen hoe de bebrilde meneer op rij één heet, wat voor werk hij doet en wat zijn favoriete vakantiebestemming is. Maar je hoeft niet dicht bij het toneel te zitten om aangesproken te worden. Zelfs op het balkon ben je niet veilig en kun je elk moment het slachtoffer worden van genadeloze ondervragingen.
Huijbregts weet lichte, maar ook zwaardere onderwerpen luchtig te benaderen. Zo haalt hij verscheidene hilarische familieanekdotes over zijn unieke ouders, ooms, tantes en zus aan. Ook heeft hij het over de verschillen tussen de stewardessen van vroeger en nu en vertelt hij over het enige wonder dat hij ooit meemaakte: een hoop poep die midden in een winkelcentrum op wonderbaarlijke wijze onder zijn arm terecht was gekomen. Maar ook de wat zwaardere onderwerpen komen aan bod. Zo beschuldigt hij God van liefdeloosheid tegenover zijn eigen schepping en vergelijkt hij Rita Verdonk met een grote tumor.

Zang krijgt zaal stil

“Laatst zag ik op Discovery dat wij allemaal afstammen van een neger uit Ethiopië!” roept hij dan opeens uit. “Dat betekent dus dat wij allemaal negers zijn en dat betekent óók dat ik dan best een gospel mag zingen.” Zo gezegd, zo gedaan: Marc-Marie laat zijn zangkunsten horen. Zijn hoge spreekstem verandert in een warme, volle zangstem en hij krijgt de hele zaal stil. Na afloop barst er een groot applaus los. Huijbrechts blijkt niet alleen een hilarisch cabaretier, maar ook een fantastisch zanger.

Onverwacht einde

“Het is ineens afgelopen hè!” had hij ons meerdere keren gewaarschuwd. En inderdaad: het einde komt onverwacht. Na anderhalf uur valt hij midden in een zin voorover en is de show afgelopen.

Opdat ik niet vergeet is een voorstelling die hoofdzakelijk entertaint, maar ook stof geeft tot nadenken. Marc-Marie Huijbregts krijgt het voor elkaar om op een speelse manier over dingen te praten die eigenlijk niet lachwekkend, maar vrij ernstig zijn. Op het moment dat je het hoort lach je, maar als je de zaal uit loopt ontdek je dat zijn woorden echt aansporen tot nadenken.

Opdat ik niet vergeet speelt nog het hele seizoen. Zie: www.marc-marie.nl

Film / Films

Behapbaar beeld van gruwelijke oorlog

recensie: Flags of Our Fathers

“A Single Shot Can End The War” is de slimme tagline van Clint Eastwoods Flags of Our Fathers. Een ‘shot’ is in dit geval geen geweerschot, maar een foto. Maar meer dan een pro- of anti-oorlogfilm is Flags of our Fathers een film over de macht van de media. Want een beeld zegt volgens het cliché weliswaar meer dan duizend woorden, het verzwijgt er minstens zoveel.

Op het eiland Iwo Jima in de Stille Oceaan speelt zich in februari 1945 een van de bloedigste veldslagen van de Tweede Oorlog af, waarbij ongeveer 21.000 Japanners en 6800 Amerikanen om het leven komen. Temidden van de strijd worden vijf soldaten en een veldarts van de marine naar de top van de berg Suribachi op het eiland gestuurd om daar de Amerikaanse vlag te planten.

~

De foto die fotograaf Joe Rosenthal van dat moment maakt gaat de hele wereld over en zal uitgroeien tot hét symbool van de Amerikaanse heldhaftigheid tijdens de Tweede Wereldoorlog. Over de context waarin de foto gemaakt is en de rol van de foto in de oorlog gaat Flags of Our Fathers. Eastwood werkte hiervoor opnieuw samen met scenarioschrijver Paul Haggis (Million Dollar Baby, Crash), die het script baseerde op het gelijknamige boek van James Bradley.

Drie verhaallijnen

De film is opgedeeld in drie verhaallijnen. De veldslag op Iwo Jima wordt in beeld gebracht op een manier die sterk doet denken aan de openingsequentie van Saving Private Ryan. Het grijsfilter dat de veldslag een grimmig en angstaanjagend uiterlijk geeft en de in het rond vliegende organen maken van Flags of Our Fathers een vergelijkbare bitterrealistische oorlogservaring. Eastwood laat zelfs een paar druppels water op de cameralens terecht komen, een verwijzing naar het bloed dat indertijd bij Spielberg (die Flags of Our Fathers co-produceerde) tegen de lens spatte.

De tweede verhaallijn laat zien hoe de zes soldaten na het verschijnen van de foto in de Amerikaanse kranten beschouwd worden als helden. De drie soldaten die nog leven worden teruggehaald en maken een maandenlange triomftour die ertoe dient om de vaderlandlievende burgers meer geld in de oorlog te laten steken.

~

In de derde, overbodige verhaallijn wordt nagespeeld hoe James Bradley de veteranen interviewt over de veldslag. De opdeling in de drie verhaallijnen is het zwakste punt van de verder uitstekende film. Scènes over de gruwelijke veldslag worden afgewisseld met beelden van het media-offensief waar de teruggekeerde soldaten tegen hun wil in worden gesleurd. Dat ze helemaal niet de helden zijn waar Amerika ze voor houdt, is vanaf het begin duidelijk. Als de oude man uit de derde verhaallijn aan het einde nog eens uit gaat leggen dat de soldaten niet zozeer vochten voor hun vaderland, als wel voor hun buddies naast hen in de loopgraaf, komt die conclusie als mosterd na de maaltijd in een toch al iets te lange film.

Gemanipuleerd

Interessanter is de onderliggende gedachte: dat oorlog een chaotische, gruwelijke toestand is en dat we simplificatie in de vorm van beelden nodig hebben om het te kunnen behappen. Als de film één ding duidelijk maakt, is het wel dat de manier waarop een gebeurtenis de geschiedenis ingaat afhangt van het beeld dat we ervan uitkiezen en onthouden. Dat de tegenpartij bovendien weer een heel ander beeld van hetzelfde verhaal kan hebben, laat Eastwood binnenkort zien in Letters from Iwo Jima, waarin dezelfde veldslag door de ogen van de Japanners wordt getoond. Een directe verwijzing naar de strijd in Irak of Afghanistan maakt Eastwood niet, maar Flags of Our Fathers laat zien hoe gemanipuleerd ons beeld van oorlog, ook tegenwoordig, eigenlijk is.

Theater / Voorstelling

Geluk in 40 dagen

recensie: Het Alphapaar (Toneelgroep Alaska)

Iedereen heeft een gat in zijn buik. Je doet pogingen om het gat te vullen, maar het blijkt onvervulbaar te zijn. Garmt en Edith werken op de 24e verdieping van een modern flatgebouw aan een nieuw format voor een realitytelevisieprogramma. Volgens Garmt is televisie een middel om de leegte even te vergeten. Ze moeten op zoek naar mensen die zich van dit gat in hun binnenste nog niet bewust zijn. Bij voorkeur een man en een vrouw die nog onbevangen zijn; het zogenaamde alphapaar.

Twee verdiepingen hoger wonen Vik en Stella. Ze zijn beide niet gelukkig met hun huwelijk en hun leven. Ook maken we kennis met Emma die op de 10e verdieping in hetzelfde gebouw woont. Ze heeft zich opgesloten in haar appartement en laat haar boodschappen bezorgen door Albert. Ze wacht totdat de buitenwereld vergeten is wie Emma is. Pas dan wil ze haar rentree in het gewone leven maken als Clara, een nieuwe, verbeterde versie van Emma. Tot deze transformatie heeft plaatsgevonden houdt ze haar buren in de gaten met verborgen camera’s.

Geluk in 40 dagen

~


In Het Alphapaar stelt schrijfster en regisseuse Marijke Schermer de leegte van het moderne leven aan de kaak. Ondanks dat de personages alles hebben, zijn ze niet gelukkig. Ze zijn wanhopig op zoek naar een manier om de leegte in hun leven te vullen. Maar hoe kun je er voor zorgen dat je gelukkig wordt? Kan dat door middel van het zelfhulpboek Geluk in 40 dagen? Volgens Vik is het boek een grap, Stella gelooft erin en zet iedere dag trouw de volgende stap.

Een witte wereld

De enscenering van Het Alphapaar is eenvoudig maar doeltreffend. Een enorme witte bal midden in een groot wit vierkant veld verbeeldt alle appartementen in de flat. Dit beperkte en afgesloten speelvlak benadrukt schitterend de beperktheid en geslotenheid in het leven van Vik, Stella, Garmt en Edith. Ondanks dat de wereld steeds groter wordt via bijvoorbeeld het internet, wordt het contact tussen mensen juist beperkter. Hoezeer de personages ook hun best doen tot echt menselijk contact, het lukt ze niet. Een aanraking, een zoen of seks is niet meer dan een kille en afstandelijke handeling.

Clara’s visie

~



Ook Clara bevindt zich in deze afgesloten witte wereld, maar zij is toeschouwer in het geheel. Met behulp van haar camera’s bekijkt ze het leven van anderen. Wat zij ziet is dat mensen dénken dat ze uniek zijn, maar dit in werkelijkheid helemaal niet zijn. Verliefd worden voelt speciaal, maar verloopt uiteindelijk bij iedereen op dezelfde manier. Clara’s visie op de mens zie je terug in de uitwerking van de andere personages. Ze ontwikkelen zich namelijk weinig verrassend. Vik en Stella hebben in hun huwelijk te maken met dezelfde problemen als in ieder ander huwelijk. Zo wil zij steeds over alles praten en hij niet. Edith is de eenzame vrouw van begin dertig, die zich bij gebrek aan beter maar op haar werk stort. Garmt, heel amusant gespeeld door Rick Paul van Mulligen, vertoont zelfs ronduit clichématig gedrag. Hij is met zijn homomaniertjes de stereotype overdreven, maar handige televisiejongen.

De keuze voor deze benadering van de personages is meteen ook het grote probleem van deze voorstelling. Doordat de uitwerking van de thematiek blijft hangen in algemeenheden doet het geheel je niet zo veel. Je herkent de ontwikkelingen die Schermer wil laten zien, maar door het algemene karakter ervan word je niet persoonlijk aangesproken. Het Alphapaar is een interessante en vermakelijke voorstelling om te zien, maar laat je niet de noodzaak voelen om er na het verlaten van de zaal verder over na te denken.

Het Alphapaar is nog te zien tot en met 22 december 2006.