Tag Archief van: landscape

Kunst / Expo binnenland

Licht op de menselijke orde

recensie: August Sander - Mensen van de 20ste eeuw

.

Nogal eens proberen kunstenaars een breed begrip als ‘de wereld’ of ‘de samenleving’ te vatten in één project. Alsof de complexiteit van ons bestaan hiermee tastbaarder gemaakt zou kunnen worden. De identiteitscrisis waarin Duitsland verkeerde na de Eerste Wereldoorlog creëerde de ideale situatie voor zo’n veelomvattend project. Mensen van de 20ste eeuw is de geslaagde poging van de Duitse fotograaf August Sander (1876-1964) om verschillende bevolkingslagen uit de periode tot aan de machtsovername van de nationaal-socialisten in 1933 in kaart te brengen. Zo ontstond een nooit voltooide serie van bijna zeshonderd foto’s, waaruit Foam, Fotografiemuseum Amsterdam tot 22 maart 2007 honderdvijftig vintage prints toont.

Waarom blijven de foto’s, waarop Sander de maatschappij in zeven hoofdcategorieën verdeelt, toch zo fascineren? Het zal veel te maken hebben met de ordening die de fotograaf in zijn werk aanbrengt. Sander herkent de lagen, standen en de ontwikkeling van de samenleving. Daarom kan het project gerust gezien worden als een sociologische schets. De vijfenveertig mappen met foto’s zijn verdeeld in verschillende categorieën: De Boer, De Handwerker, De Vrouw, De Standen, De Kunstenaars, De Grote Stad en De Laatste Mens.

Bricklayer, 1928 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur - August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006
Bricklayer, 1928 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur – August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006

Portretfotografie


Foam toont een aantal van de bekendste foto’s van Sander, zoals bijvoorbeeld De Metselaar. Een jongen, op de rand van volwassenheid, kijkt ons op de foto aan met een zelfverzekerde blik. Zijn handen ondersteunen deze houding. Hij lijkt geen enkele moeite te hebben met de zware vracht op zijn schouders. Bijzonder aan deze foto is het licht: de jongen lijkt in het donker te staan, terwijl er wel een duidelijke schaduw en zonlicht over zijn lichaam valt. Het valt op dat de mens bijna altijd frontaal afgebeeld is in Sanders werk. Eventueel, als het thema daar om vraagt, toont Sander een attribuut dat de maatschappelijke positie van de afgebeelde persoon illustreert – zoals het geval is met De Metselaar. Sander fotografeert de mensen op een ongepolijste manier, zonder afleidende elementen en toont zo, waar het werkelijk om gaat. Geen eenvoudige opdracht; Sander moet glashelder voor ogen hebben gehad wat hij wilde portretteren. Een vergelijkbaar portret is in de hedendaagse kunst terug te vinden in werk van Rineke Dijkstra. In haar serie van pubers in badpakken is dit duidelijk zichtbaar; alle foto’s duiden een specifieke periode aan (de puberteit), waarin onzekerheid centraal staat. Tegelijkertijd geeft zij de kijker toch iets mee van de persoonlijkheid van de meisjes.

Wie is de Duitse mens?

Terug naar August Sander. Opvallend is zijn serie De Kunstenaars. Het contrast met de andere categorieën is groot. De kunstenaars lijken vreugde en uitbundigheid aan het leven te ontlenen, terwijl de arbeiders en intellectuelen met een serieuze blik de camera inkijken. Doordat ze anders geportretteerd zijn, lijken De Kunstenaars als ware buiten de maatschappij te staan. Ze nemen niet deel aan de maatschappij waarop ze reflecteren, maar zijn er toch onlosmakelijk mee verbonden. Een andere groep personen die buiten de maatschappij staat, zijn door Sander gedocumenteerd in hun natuurlijke omgeving en deze serie draagt, heel toepasselijk, de titel De Laatste Mens.

Young Farmers, 1914 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur - August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006
Young Farmers, 1914 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur – August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006

Door alle bevolkingslagen te tonen, met op elke foto evenveel eerbied voor zijn onderwerp, laat de fotograaf zien dat hij de wereld met een open blik bekijkt.
De omvattende vraag: ‘Wie is de Duitse mens?’, tracht Sander te beantwoorden zonder enig politiek commentaar. Dat hij hierin is geslaagd mag wonderbaarlijk genoemd worden. Zo behoren zowel portretten van SS-leden als het dodenmasker van zijn eigen zoon, Erich Sander, tot de serie. Het is een wrang beeld, aangezien Erich Sander vanwege zijn lidmaatschap van de linkse SAP (Sozialistische Arbeiterpartei) na tien jaar gevangenschap en vlak voor zijn vrijlating in 1944 stierf. Alle soorten mensen, alle generaties, standen en rangen horen thuis in Sanders project dat resulteerde in Mensen van de 20ste eeuw.

Toekomstvisie

Drie jonge boeren, hoed op, wandelstok in de hand. Ze zijn onderweg naar een dansavond. De jongens kijken om, maar zijn onderweg. Onderweg naar een nieuw tijdperk. Ze zijn de toekomst maar behoren tot een verleden. Toch moeten ze door. Sander’s maatschappelijke orde karakteriseert eveneens succesvol de verschillende levensfases van de mens. Zijn foto’s zijn daarom een prachtige schets van het verleden én heden.

Kunst / Expo binnenland

Licht op de menselijke orde

recensie: August Sander - Mensen van de 20ste eeuw

.

Nogal eens proberen kunstenaars een breed begrip als ‘de wereld’ of ‘de samenleving’ te vatten in één project. Alsof de complexiteit van ons bestaan hiermee tastbaarder gemaakt zou kunnen worden. De identiteitscrisis waarin Duitsland verkeerde na de Eerste Wereldoorlog creëerde de ideale situatie voor zo’n veelomvattend project. Mensen van de 20ste eeuw is de geslaagde poging van de Duitse fotograaf August Sander (1876-1964) om verschillende bevolkingslagen uit de periode tot aan de machtsovername van de nationaal-socialisten in 1933 in kaart te brengen. Zo ontstond een nooit voltooide serie van bijna zeshonderd foto’s, waaruit Foam, Fotografiemuseum Amsterdam tot 22 maart 2007 honderdvijftig vintage prints toont.

Waarom blijven de foto’s, waarop Sander de maatschappij in zeven hoofdcategorieën verdeelt, toch zo fascineren? Het zal veel te maken hebben met de ordening die de fotograaf in zijn werk aanbrengt. Sander herkent de lagen, standen en de ontwikkeling van de samenleving. Daarom kan het project gerust gezien worden als een sociologische schets. De vijfenveertig mappen met foto’s zijn verdeeld in verschillende categorieën: De Boer, De Handwerker, De Vrouw, De Standen, De Kunstenaars, De Grote Stad en De Laatste Mens.

Bricklayer, 1928 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur - August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006
Bricklayer, 1928 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur – August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006

Portretfotografie


Foam toont een aantal van de bekendste foto’s van Sander, zoals bijvoorbeeld De Metselaar. Een jongen, op de rand van volwassenheid, kijkt ons op de foto aan met een zelfverzekerde blik. Zijn handen ondersteunen deze houding. Hij lijkt geen enkele moeite te hebben met de zware vracht op zijn schouders. Bijzonder aan deze foto is het licht: de jongen lijkt in het donker te staan, terwijl er wel een duidelijke schaduw en zonlicht over zijn lichaam valt. Het valt op dat de mens bijna altijd frontaal afgebeeld is in Sanders werk. Eventueel, als het thema daar om vraagt, toont Sander een attribuut dat de maatschappelijke positie van de afgebeelde persoon illustreert – zoals het geval is met De Metselaar. Sander fotografeert de mensen op een ongepolijste manier, zonder afleidende elementen en toont zo, waar het werkelijk om gaat. Geen eenvoudige opdracht; Sander moet glashelder voor ogen hebben gehad wat hij wilde portretteren. Een vergelijkbaar portret is in de hedendaagse kunst terug te vinden in werk van Rineke Dijkstra. In haar serie van pubers in badpakken is dit duidelijk zichtbaar; alle foto’s duiden een specifieke periode aan (de puberteit), waarin onzekerheid centraal staat. Tegelijkertijd geeft zij de kijker toch iets mee van de persoonlijkheid van de meisjes.

Wie is de Duitse mens?

Terug naar August Sander. Opvallend is zijn serie De Kunstenaars. Het contrast met de andere categorieën is groot. De kunstenaars lijken vreugde en uitbundigheid aan het leven te ontlenen, terwijl de arbeiders en intellectuelen met een serieuze blik de camera inkijken. Doordat ze anders geportretteerd zijn, lijken De Kunstenaars als ware buiten de maatschappij te staan. Ze nemen niet deel aan de maatschappij waarop ze reflecteren, maar zijn er toch onlosmakelijk mee verbonden. Een andere groep personen die buiten de maatschappij staat, zijn door Sander gedocumenteerd in hun natuurlijke omgeving en deze serie draagt, heel toepasselijk, de titel De Laatste Mens.

Young Farmers, 1914 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur - August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006
Young Farmers, 1914 © Die Photographische Sammlung/SK Stiftung Kultur – August Sander Archiv, Cologne, Beeldrecht, Amsterdam, 2006

Door alle bevolkingslagen te tonen, met op elke foto evenveel eerbied voor zijn onderwerp, laat de fotograaf zien dat hij de wereld met een open blik bekijkt.
De omvattende vraag: ‘Wie is de Duitse mens?’, tracht Sander te beantwoorden zonder enig politiek commentaar. Dat hij hierin is geslaagd mag wonderbaarlijk genoemd worden. Zo behoren zowel portretten van SS-leden als het dodenmasker van zijn eigen zoon, Erich Sander, tot de serie. Het is een wrang beeld, aangezien Erich Sander vanwege zijn lidmaatschap van de linkse SAP (Sozialistische Arbeiterpartei) na tien jaar gevangenschap en vlak voor zijn vrijlating in 1944 stierf. Alle soorten mensen, alle generaties, standen en rangen horen thuis in Sanders project dat resulteerde in Mensen van de 20ste eeuw.

Toekomstvisie

Drie jonge boeren, hoed op, wandelstok in de hand. Ze zijn onderweg naar een dansavond. De jongens kijken om, maar zijn onderweg. Onderweg naar een nieuw tijdperk. Ze zijn de toekomst maar behoren tot een verleden. Toch moeten ze door. Sander’s maatschappelijke orde karakteriseert eveneens succesvol de verschillende levensfases van de mens. Zijn foto’s zijn daarom een prachtige schets van het verleden én heden.

Film / Films

De sloomheid van ontroostbaar Afrika

recensie: Bamako

Filmmaker Abderrahmane Sissako’s nieuwste film Bamako speelt zich af op de binnenplaats van een huis in de gelijknamige hoofdstad van Mali. Omgeven door een lemen muur en met bewaking bij de ingang, vindt daar een fictief proces tegen de Wereldbank en het IMF plaats.

~

Ontdaan van alle Westerse façades lijkt dit proces een te hete absurditeit; de rechters op plastic stoelen, de blanke en zwarte aanklagers en getuigen lijken allen ontheemd in de brandende zon. Het proces staat volkomen haaks op het dagelijkse leven, dat ondertussen gewoon doorgaat op de overvolle en stoffige binnenplaats. De aanklagers zijn gewone mensen: leraar, boer of advocaat. Allemaal geven ze voorbeelden van de absurde praktijken die ze dagelijks tegenkomen. Ze eisen rechtvaardigheid voor het hele Afrikaanse continent, en hun pleidooien komen vaak voort uit eigen ervaring.

Armoede door rijkdom

De rol van Afrika als leverancier van grondstoffen en koloniaal verleden komt in het proces aan bod, en andere getuigenissen kaarten de migratiepolitiek, de schuldenlast (klein en groot) en de huidige internationale betrekkingen aan. Waarom geen kwijtschelding van deze schulden? En waarom zijn landen als Marokko en Turkije vooruitgeschoven als grensbewakers van het huidige Europa?

Centraal staat de uitputting van het continent dat zijn rijkdommen ziet verdwijnen en het gros van zijn bewoners onder armoede, corruptie en ziektes steeds zwakker en minder zichtbaar ziet worden. Sissako spreekt uit ervaring; geboren in Mali, opgegroeid in Mauritanië, studeerde hij in Moskou en woont hij nu in Frankrijk. Zoals zovele Afrikanen heeft hij zijn kennis en ervaring elders opgedaan uit noodzaak. Voor hem is het begrip “thuis” niet aan grenzen gebonden. Zijn blik op de wereld en het Afrikaanse continent is duidelijk gekleurd door ideologieën van elders. Duidelijk is wel, ook in Bamako, dat hij politieke- en economische onafhankelijkheid van het gehele continent voor ogen heeft.

In de schaduw van de Ford Europa

~

De pleidooien in Bamako kaarten dit alles rechtstreeks aan, en geven kritiek op de Neoconservatieve idealen van de mondiale vrije markt en de opgelegde regels die de internationale politieke betrekkingen kenmerken. Ze hebben een verstikkend effect op de economie van Afrika. De arme wordt alleen nog maar armer en slomer, en deze apathie drukt zwaar op de menselijke verhoudingen. In Bamakokun je dat vooral ’tussen de regels door’ goed zien.
De pleidooien mogen dan abstract zijn, de loden last van het dagelijks leven vormt een door Sissako subtiel verwerkt onderdeel in de film.
Wie goed kijkt ziet dat dit het leven op de binnenplaats overschaduwt en bepaalt. Daar spelen kinderen, verkopen handelaars flitsende zonnebrillen en praat een cameraman, die binnenvalt in de kielzog van een trouwpartij, met de portier over nieuwe kansen die gecreëerd worden door het overschot aan begrafenissen. Dit alles gaat aan Chaka voorbij: werkeloos en mismoedig van zijn huwelijk dat op springen staat, staart hij zich liever blind op de doodlopende weg naar Ford Europa.

Wanneer houdt het op

Bamako is bij vlagen amusant, maar blijft vooral een getuigenis in Afrikaanse stijl. De onmiskenbaar steekhoudende argumenten en getuigen maken de zwetende rechters met toga en zonnebril tot absurde karikaturen op Afrikaanse bodem. Cynisme, humor en symboliek zijn Sissako’s verborgen verwijzingen naar het politiek-economische machtsspel en de aftakeling van de Afrikaanse menselijke maat. “Wanneer houdt het op” is dan ook het cynische commentaar van twee – naar de radio luisterende – toehoorders buiten de poort.
Sissako’s observerende cinematografie, en ook de gang van het proces zijn traag. De ingelaste spagetti-western Death in Timbuktu is een kunstmatige onderbreking, maar het blijft onduidelijk of dit bedoeld is als grap of dat het dient als symbool voor de Afrikaanse l’homme désolé. Sissako’s abstrahering van Afrika, intellectueel en visueel, gaat misschien wel het begrip van de Europeaan te boven. Afrika versus het Westen? De onvertaalde en rauwe noodkreet, gezongen door een verweerde getuige, symboliseert voor Sissako misschien boven alles: dat wie luisteren wil, luisteren kan.

Muziek / Album

Een nieuwe belofte voor Nederland

recensie: Do-The-Undo - Do-The-Undo

Iedereen heeft zo zijn eigen ervaringen met het fenomeen liefde. Die lopen van de zoektocht naar het gevoel, via de vreugde naar het verdriet, of eindigen uiteindelijk toch bij de ware. Zanger Anne Soldaat heeft de gave om dit zo te verwoorden dat de luisteraar van de plaat Do-The-Undo de mogelijkheid krijgt om alles te herbeleven. Een album boordevol liedjes over de liefde, eenzaamheid en het geluk waarnaar eigenlijk iedereen op zoek is.


Do-The-Undo
, afkomstig van de gelijknamige band, is een gevarieerde plaat. Naast soft- en poprock is er ook veel country en blues hoorbaar. Ook is er tussen al de rustige nummers een aantal ietwat ruigere songs te bespeuren. Maar zelfs de distortioneffecten van de gitaren op deze tracks, kunnen de relaxte gemoedsrust die deze plaat oproept niet doen verminderen. Dit is zo’n typische plaat die ik opzet wanneer ik alleen ben. Wanneer ik in een tijd van drukte en snelheid even wat gas terug wil nemen om te ontspannen. Do-The-Undo biedt mij met deze plaat de mogelijkheid.

Back to the sixties

~

De sound doet denken aan de pop zoals die in de jaren zestig werd gemaakt, heel relaxed, veel hoge tonen en een geruststellende stem die in a split second van zeer laag naar zeer hoog kan gaan. Ook zijn er volop vrolijke deuntjes, die, heel onweerstaanbaar, niet uit het hoofd zijn weg te krijgen. Het zijn kenmerken die ook te horen waren bij Daryll-Ann, een band met Anne Soldaat als liedjesschrijver en gitarist. Daryll-Ann heeft vele successen in Nederland behaald, maar een echte doorbraak bleef uit en er kwam een breuk in de gelederen.

Die andere van Daryll-Ann

Toch werd Daryll-Ann in de jaren negentig gezien als de hoop en belofte van het Nederlandse muziekaanbod. Naast Anne Soldaat bepaalde toenmalige zanger Jelle Paulusma voor een groot deel de sound. Ook hij is op het moment bezig met een nieuw project. Paulusma is de psychedelische weg ingeslagen, waardoor zijn liedjes een tikkeltje donkerder aanvoelen dan die van Soldaat. In september dit jaar staat ons van hem een nieuw album te wachten. De werktitel is We’re still here.

De belofte

~

Nu is het aan Do-The-Undo om ons te geven wat Nederland na het opbreken van Daryll-Ann heeft moeten missen. Tuurlijk hebben we een Blöf of een Racoon. Maar de mooie liedjes zoals we die van Daryll-Ann kennen, hebben we niet meer mogen horen. Het is het gevoel dat ik krijg op het moment dat ik zo’n nummer hoor. Ja. De belofte waar Soldaat deel vanuit maakte, is weer terug, maar dan in de vorm van Do-The-Undo.

Geen verveling

Het Nederlandse indielabel Excelsior heeft Do-The-Undo onder contract, hetzelfde label van Spinvis en Johan, waarop overigens ook Daryll-Ann uitkwam. Zij hebben 22 januari het debuutalbum Do-The-Undo van Do-The-Undo uitgebracht, een album waar ruim twee jaar aan is gewerkt. Dit gegeven is zeker terug te horen in de nummers, ze klinken af, zowel tekstueel als muzikaal. Want eerlijk is eerlijk, het resultaat mag er zijn! Zelfs na een aantal keer luisteren.

Boeken / Fictie

Zelfdestructie als metafoor voor intens leven

recensie: Abdelkader Benali - Feldman en ik

Verlies van ‘het menselijke’ als gevolg van technologische vooruitgang is al decennia lang koren op de molen van sciencefiction schrijvers. Wie bekend is met de sf-serie Star Trek haalt bij deze gedachte The Borg voor de geest: een emotieloos half organisch, half mechanisch volk dat elk wezen dat het tegen komt assimileert en tot willoos onderdeel maakt van het collectief. De verbeelding van het post-humane tijdperk in Abdelkader Benali’s nieuwste roman, Feldman en ik, voltrekt zich tegen de achtergrond van een recentere toekomst en is daardoor des te indringender.

Het probleem van Feldman en ik is het ontbreken van een helder perspectief. Al snel wordt duidelijk dat de verteller, Andes Miskin, waanzinnig is. Benali zet hiermee het verhaal vanaf de eerste bladzijde op losse schroeven: zijn de beschreven gebeurtenissen echt, of zijn ze ontsproten aan de ontspoorde geest van Andes? Terwijl nieuwe mysteries zich blijven opwerpen, blijven antwoorden uit. De voorsprong van een relatief herkenbaar decor, waartegen de gebeurtenissen zich afschilderen, wordt door de onbetrouwbaarheid van de verteller aan het wankelen gebracht.

Pragmatisme

In de nabije toekomst waar Andes Miskin in leeft is de maakbaarheid van mens en maatschappij (‘De Unie’) een voldongen feit. Plastische chirurgie en orgaantransplantaties zijn onderdeel van het dagelijks bestaan, ziekte komt bijna niet meer voor. Disfunctionele organen worden voor gezonde ingeruild, wie niet tevreden is over zijn voeten besteld een paar nieuwe of vervangt ze door kunstmatige exemplaren, want “die zijn net zo goed als de echte.” In deze kunstmatige biotoop is alleen ruimte voor de ratio. Als gevolg hiervan is al het emotionele verdrongen, intimiteit bestaat niet meer. Alle elementen die het mensenleven inkleuren zijn het gevolg van pragmatische keuzes, tot de ouders aan toe.

Boezemvrienden Andes Miskin en Maxime Feldman weigeren deel te nemen aan het marionettenspel van ‘De Unie’. De inwisselbaarheid van lichaamsdelen staat voor hen gelijk aan het verlies van menselijkheid. Ze besluiten dat ziekte de enige manier is om te onkomen aan het juk van handelaren in lichaamsdelen. Een verziekt lichaam verliest snel zijn waarde. Andes: “Ik zal alles in het werk stellen om ziek te worden.” Geen eenvoudige opgave in een wereld waarin overheidsspionnen burgers nauwlettend in de gaten houden bij het geringste vermoeden van verzet. Feldman zegt Andes in de toekomst te willen helpen in zijn queste door een exotisch gif te bemachtigen dat zijn ziekte zal verzekeren.

Het verbond tussen Feldman en Andes wordt echter voortijdig verbroken. Nadat Feldman de echtgenote van een professor bezwangert en zichzelf genoodzaakt ziet om naar het buitenland te vertrekken ontvangt Andes het nieuws dat zijn ‘broeder’ tijdens een expeditie in het regenwoud van Maleisië is gestorven. Andes conformeert zich aan de maatschappelijke gang van zaken en maakt carrière als jurist.

Handelen zonder motief

Het daadwerkelijke verhaal begint op het moment dat Andes – twee jaar na het overlijdensbericht van Feldman – een brief ontvangt, die onmiskenbaar in het handschrift van zijn doodgewaande vriend is geadresseerd. Met deze mysterieuze gebeurtenis begint ook meteen het onverklaarbare handelen van Andes: hij laat de brief gesloten. “Er liep een rilling over mijn rug en ik besloot, in een opwelling, het epistel niet te openen. Tot mijn eigen verbazing, want normaal gesproken zou ik hem van opwinding meteen hebben opengescheurd, zo blij was ik altijd met een brief.”

Andes herinnert zich de belofte van zijn bloedbroeder en raakt bezeten van de gedachte dat de gesloten brief het gif bevat, waardoor hij ziek kan worden en kan ontsnappen uit de door perfectie gereguleerde maatschappij. Wat volgt is een reeks bizarre destructieve handelingen waarmee Andes doelbewust alle banden met de werkelijkheid verbreekt: zijn werk, zijn familie en uiteindelijk ook zijn lichaam – door zijn eigen penis af te snijden. Zelfdestructie is verworden tot een metafoor voor intens leven. Benali geeft zijn orgie van waanzin nog een extra dimensie door de lezer aan het twijfelen te brengen over het bestaan van Maxime Feldman: misschien zijn Andes en hij wel dezelfde persoon?

Schijnbare opheldering

In het tweede deel verschuift het perspectief naar Maxime Feldman, die dus wel degelijk lijkt te bestaan. De introductie van Feldman geeft de hoop dat opheldering spoedig zal komen: “In het vliegtuig, dat nog geen aanstalten maakte om te landen, sloeg ik het boek Het raadselachtige verhaal van de pop met een zucht van verbazing en opluchting dicht.” Na 216 bladzijden vol onnavolgbare gebeurtenissen is de behoefte aan deze ‘zucht van verbazing en opluchting’ groot. Even lijkt Benali ons hierin tegemoet te komen als Feldman oprecht verbaasd blijkt over het bizarre handelen van zijn vriend: “Het leek alsof een demon van jou bezit had genomen, jou had aangespoord deze rottigheid uit te halen.” Maar binnen een mum van tijd ligt ook Feldman in de clinch met de ratio om uiteindelijk dezelfde gemoedstoestand te bereiken als zijn oude vriend. Alle onzekerheden worden opnieuw opgerakeld.

Ook de vraag of Feldman en Andes een en dezelfde persoon zijn doemt weer op. “Wat als ik een tweede Andes ben?”, zegt Feldman tegen Andes’ verzorger. Verwarring alom, terug bij af. De teloorgang van ‘het eigene’ is een belangrijk thema voor Benali zo bleek al uit diens eerdere roman Laat het morgen mooi weer zijn. Ook dit werk draait om het ontbreken van authenciteit. Kenmerkend aan de hoofdpersoon in dit verhaal, Malik Ben, is echter dat hij uiteindelijk niets onderneemt om zijn statische geestestoestand te doorbreken. In zekere zin lijken de hoofdpersonen uit Feldman en ik een reactie op de passiviteit van Malik Ben. Zij gaan tot het uiterste om te ontkomen aan ‘de tirannie van het dagelijks bestaan.’

Eigenheid

De brei aan mysteries en raadselachtigheden waaruit Feldman en ik bestaat is niet zozeer een sluitende aanklacht tegen de ideologische koers die de moderne westerse maatschappij vaart, maar eerder een ontwapenend epistel waarin Benali zijn gedachten over en angsten voor de toekomst de vrije loop laat. Hij probeert geen sluitende antwoorden te geven, maar maakt de lezer deelgenoot van zijn eigen verwarring. Feldman en ik is een gedurfde roman waarin Benali bewijst zijn eigenheid niet te verloochenen. Helaas gaat dit ten koste van een helder kader en uiteindelijk de lezer. Ik sloeg dit raadselachtige boek dan ook niet dicht met een zucht van verbazing en opluchting, maar met een vloek van verwarring en frustratie.

Theater / Voorstelling

Pim Fortuyn daalt neer in Schiedam

recensie: Theaterbureau Grünfeld - Fortuyn

Hij was een van de meest opvallende mensen uit de recente Nederlandse geschiedenis. In alle lagen van de samenleving maakte hij heftige reacties los: voor de een was hij de messias, terwijl de ander rechts extremisme in zijn gevaarlijkste vorm waarnam. Pim Fortuyn is vermoord op 6 mei 2002, na afloop van een radiointerview. Zijn publieke optreden als eigenzinnig denker en geniaal acteur is hem fataal geworden.

Acteur Helmert Woudenberg brengt nu een eerbetoon – hoewel het zo niet mag heten – aan ‘Pim’. In de voorstelling, eenvoudigweg Fortuyn geheten, vertelt de acteur in chronologische volgorde zijn levensverhaal. Daarbij wordt gepsychologiseer – bij voorkeur van de koude grond – geenszins geschuwd. We leren Fortuyns moeder kennen als een vrijdenkster die verandering nastreefde, en die zich niet liet kisten door het establishment. Zijn vader staat daar tegenover als iemand die vooral de lieve vrede bewaarde. Vader hanteerde meer het poldermodel, zogezegd. Het laat zich raden naar wie Fortuyns liefde uitging. Fortuyn zelf wordt door Woudenberg gepresenteerd als het buitenbeentje dat nergens werd geaccepteerd – in zijn familie, op school, tijdens zijn wetenschappelijke carrière, in de liefde en in de politiek: altijd weer werd hij gemeden, uitgekotst, weggepest.

Neergedaalde messias

~


De première van het stuk was afgelopen vrijdag in Schiedam. Daarbij waren broers en oud partijleden van Fortuyn aanwezig – en voor het merendeel van de bezoekers leek de bijeenkomst vooral een reünie. Zo liep (hé Henk, ben je er ook’) het begin (‘Ach, hoe gaat het nu? Last van je lever? Gewoon lekker doordrinken hoor’) nogal vertraging op (‘Jij ook nog een gelukkig nieuw jaar gewenst!’) doordat mensen niet hun plaatsen, maar vooral elkaar opzochten.

Een glimp van Fortuyn straalde in Schiedam af op Woudenberg, die sterk aan de politicus Fortuyn deed denken zonder in persiflage of maniertjes te vervallen. Tijdens de voorstelling werden zelfs volop fototoestellen tevoorschijn gehaald, en tijdens een toast na afloop in de foyer, stelde een kordate vrouw hem gerust: “Dit keer krijg je geen taart hoor”, verwijzend naar de met poep en kots gevulde taarten die Fortuyn tijdens een persconferentie over zich kreeg uitgesmeerd. Woudenberg was voor een avond een beetje Pim – de neergedaalde messias.

Shoppen

~


Het is typerend voor zowel het publiek als de voorstelling: Fortuyn is geen groots kunstwerk met diepere lagen en meervoudige betekenissen. Wel is Fortuyn een goed geacteerde en sterk vertelde voorstelling. Doordat Woudenberg het verhaal als een chronologische geschiedenis vertelt, wordt het evenwel te oppervlakkig, maar het publiek herkent er veel in. Hoewel: er wordt naar hartelust geshopt: de homo-erotische passages laten de meesten langs zich afglijden (of worden benut om nog maar eens een foto of dertig te schieten), maar zodra er weer de ‘Pim’ staat die zo bewonderd werd, veert de zaal op.

Voor iedereen die ‘Pim’ kende – of meende te te kennen – vertelt Woudenberg een aangrijpend verhaal – er werd althans menig traantje weggepinkt in Schiedam. Verder was Ik, Pim als titel misschien passender geweest. Hoewel goed gespeeld biedt de avond niet veel meer dan het geromantiseerde en gepsychologiseerde levensverhaal van Fortuyn – en dat had hij zelf vast boeiender verteld.

Fortuyn is nog te zien tot en met 15 mei. Klik hier voor meer informatie

Theater / Voorstelling

Bloedstollende vertelling over eerwraak

recensie: Stichting Female Economy i.s.m. Bos Theaterproducties - Is.Man

De spraakmakende theaterproductie De gesluierde monologen, over moslimvrouwen en seksualiteit, tourt momenteel met succes door het buitenland. Nu lost theatermaker Adelheid Roosen met de voorstelling Is.man de belofte in om ook de moslimman op het toneel een stem te geven.

Hoog op het podium hangen meterslange jurken aan kleerhangers. Het zijn de vrouwen die geen stem hebben binnen een door mannen gedomineerde gemeenschap, slachtoffers van een diepgewortelde traditie. Vrouwen die vermoord zijn door hun vader, broer of man om de familie-eer te redden: Is.man gaat over eerwraak.

Weerzin en ongeloof

~


‘Ik wil mij uitleggen’ zegt de dader aan het begin van zijn verhaal. Wat volgt is een bloedstollende monoloog die weerzin teweeg brengt, ongeloof. Hoe kan iemand zijn eigen kind ombrengen? Het is het verhaal van het onschuldige kind Groenoog dat dwars door haar vader heen kijkt. Er wordt verteld over haar moeder die buiten haar schuld de familie-eer bezoedelt en daar op een gruwelijke manier voor moet boeten. Het opmerkelijke van deze theatertekst zit hem in wat de man -die door zijn vader tot deze daad is aangezet- nog meer verteld. Zonder dat Roosen een misdaad goedpraat, laat ze de dader een beeld schetsen van de achtergrond waartegen deze daad tot stand is gekomen. De immense druk die familie en gemeenschap op de man uitoefenen. Het web van intriges en beschuldigingen waarin de dader verstrikt raakt, maar ook hoe het Nederlands Justitieel apparaat geen enkele vat krijgt op dit cultureel verschijnsel. Wat acteur Youssef Idilbi in zijn opmerkelijk heldere vertolking vooral naar voren brengt is de onontkoombaarheid van deze gruweldaad. Is er door de gemeenschap eenmaal besloten tot deze daad, dan zal zij uitgevoerd worden.

Hoop op uitbanning

~


Een zingende muzikant en een derwisjdanser voegen op eigenzinnige wijze iets toe aan het toneelbeeld en de sfeer. Vooral de aanwezigheid van de muzikant is krachtig. Toch schort aan de vorm van Is.man het een en ander. Naast Idilbi is een amateurrol weggelegd voor een heuse Turkse adviseur culturele diversiteitsvraagstukken. Waarom deze gelegenheidsacteur, die bijna de hele voorstelling met de rug naar de zaal zit, aan deze productie is toegevoegd, is een raadsel. Idilbi richt in zijn monoloog als zoon weliswaar een aantal keer het woord tot deze vader, maar omdat de man zich pas helemaal aan het eind tot de zaal richt roept deze figuur een gevoel van overbodigheid over zich af. Zo krijgt de naar ons toegekeerde rug zelfs iets van een stoorzender.

Mooi is wel weer hoe aan het eind van de voorstelling de hoop op uitbanning van de eerwraaktraditie zichtbaar wordt. Het broertje van de vermoorde Groenoog stelt vragen. Waarom is zijn zusje dood, wat deed zijn moeder verkeerd? Niet bevredigd door de antwoorden neemt hij de rol van zijn vader over in het familieberaad. Maar wel met een nieuwe insteek. Zijn andere zusje blijft hoe dan ook leven, familie-eer of niet.

Tournee t/m 11 april 2007. Kijk
hier
voor meer informatie.

Muziek / Album

Veteranen van de Nederlandse Underground op punt van doorbreken

recensie: Green Hornet - So Much to Give

.

Foto: Henx
Foto: Henx

Om een goed beeld te krijgen van hoe het ooit allemaal is begonnen moeten we terug naar het begin van de jaren negentig. Hoofdrolspelers Andre Dodde, Koos Borg en Olaf Veenstra kennen elkaar van de undergroundscene rond poppodium Vera. Als het verhaal van Green Hornet begint, maakt Dodde nog deel uit van de legendarische sixties-partyband The Firebirds, opgericht in 1991. The Firebirds genieten op dat moment landelijke bekendheid met hun instrumentale surf- en garagerock, waarmee ze onder andere in het voorprogramma staan van Dick Dale en The Trebble Spankers. Drummer Koos Borg speelt dan in garagerockformatie The Beavers en gitarist Olaf Veenstra maakt deel uit van Kleg, een ietwat vreemd avant-garde experiment dat begint met acht gitaristen, vier saxofonisten, een bassist en een drummer. Green Hornet is voor alle drie een hobbyproject. In de loop der jaren verandert die status echter en tegenwoordig staan andere groepen zoals The Beavers op het tweede plan: Green Hornet is de band waar het Borg, Veenstra en Dodde om is te doen. Na een album bij Transformed Dreams, de registratie van een concert met Andre Williams bij Norton en een plaat bij My First Sonny Weismuller, zijn de Groningers nu eindelijk toe aan een volgende stap.

Livemuziek

De keus voor Excelsior is dan op het eerste gezicht een beetje vreemd. Van oudsher richt het label zich immers op brave Beatlesque pop, ik noem een Johan en een Daryll-Ann. Gelukkig hebben ze bij Excelsior ook ingezien dat er meer is, getuige de nieuwe cd’s van Under Byen, El Pino & The Volunteers en zZz. Van de vuile psychedelica van zZz naar de smerige, ronkende garagerock met orgel van Green Hornet is vervolgens slechts een kleine stap. Maar of Green Hornet met dit album net zoveel indruk gaat maken als zZz met haar debuutalbum valt nog te bezien: rond zZz hangt al sinds het begin een soort aura van onsterfelijkheid, iets dat Green Hornet duidelijk mist. Wat Green Hornet wel heeft, is een mooie nieuwe cd met daarop twaalf wilde, broeierige southern-rocksongs waarin de liefde voor bands als The Cramps, The Oblivians, (Jon Spencer) Blues Explosion, Boss Hog en The Rolling Stones duidelijk terug te horen is. Soulvolle, bezwerende gitaarrock met daaroverheen warme, hypnotiserende orgelklanken, afgemaakt door de quasi-nonchalante vocalen van Veenstra: dat is Green Hornet. Eigenwijs als ze zijn, hebben ze de basgitaar ingeruild voor orgel en harmonica. Deze muziek zal het naar verwachting vooral live goed doen, in kleine, donkere zalen waar de alcohol rijkelijk vloeit en de sigarettendamp goed zicht belemmert. Luister je So Much to Give via de stereo of de computer, dan mist er toch iets. Dat zit hem vooral in de interactie tussen band en publiek, voor de muziek van Green Hornet vrij essentieel. Voor zZz geldt in principe hetzelfde: ook die muziek moet je live horen, voelen, ondergaan. Desondanks is So Much to Give zeer zeker de moeite waard.

Het enige smetje op deze cd is het ontbreken van de geweldige Deutsch-Amerikanische Freundschaft (DAF)-cover Der Mussolini, een nummer dat wel present was op de vorig jaar verschenen sampler van Subroutine Records. Ik meen dat Green Hornet de mannen van Subroutine heeft beloofd dat het nummer alleen op hun sampler zou verschijnen. Het zij ze vergeven. Ook zonder Der Mussolini is So Much to Give een erg mooi visitekaartje. De toegangsdeuren tot de nationale podia zijn inmiddels geopend. De eerste dertien shows staan op het moment van schrijven van deze recensie al gepland, onder andere een optreden op Eurosonic!

Film / Films

Romeo en Julia in de periferie

recensie: La Petite Jérusalem

Met een shot dat doet denken aan Kassovitzs La Haine slingert regisseur Karin Albou ons de film in: de camera vliegt langs filosofiestudente Laura (Fanny Valette) en van daaruit zweven we over de joodse wijk La Petite Jérusalem in Parijs. Een slechte buurt, net als alle Parijse voorsteden, als we de berichtgeving mogen geloven. ’s Avonds op straat ben je je leven niet zeker, en op klaarlichte dag kun je zomaar tegen een pogrom aanlopen.

~

Laura woont wel in die wijk, maar houdt zich niet bezig met de verslechterende situatie. Het is al moeilijk genoeg haar Tunesische working class familie uit haar kamer te houden. Haar orthodox-joodse gezinsleden worden een beetje zenuwachtig van Laura’s gedweep met Immanuel Kant, de bekende filosoof, wiens werk aanmoedigt tot vrij en onafhankelijk denken. Het dweepzieke heeft Laura van geen vreemde: zus Mathilde (Elsa Zilberstein) kent geen ander gespreksonderwerp dan de Thora, en moeder (Sonia Tahar) probeert Laura koste wat kost te koppelen aan die leuke co-assistent.

Dwepen met Kant

“Ik wil geen romanticus zijn”, zegt Laura nog, maar je hebt het niet altijd voor het kiezen. Ze is direct verkocht als ze de mysterieuze Djamel (Hédi Tillette de Clermont-Tonerre) ziet tijdens haar vaste avondwandeling (dat dwepen met wandelfanaat Kant is soms een beetje gekunsteld, maar zo’n type is Laura nu eenmaal). Verder dan een uitgebreide baltsdans kan de verkikkerdheid natuurlijk niet gaan, want Djamel is moslim, en illegaal en wat dies meer zij. Even dreigt het Romeo en Julia in de banlieue te worden.

~

Gelukkig houdt regisseur Albou genoeg ballen in de lucht om eenzijdigheid te voorkomen, niet voor niets won La Petite Jérusalem in 2005 een belangrijke scriptprijs in Cannes. Laura heeft meer problemen dan de liefde alleen, en ook de roestige relatie tussen zus Mathilde en haar man Ariel (Bruno Todeschini) komt uitgebreid aan bod. Vooral Mathilde lijdt onder (haar eigen strikte interpretatie van) de joodse wet – en dus zoekt Ariel ’t bij een andere vrouw. Waarna Albou kan schmieren met een prachtige scène over de regels en vrijheden binnen het joodse geloof: een gesprek met een vertrouwensmevrouw is zo in- en inmenselijk dat je wel wilt zingen.

Wie zinnelijke cinematografie, geheimzinnige beelden en sprongen in de tijd verdraagt, kan zich hier niet aan vertillen. Maar de film kabbelt een aantal zeer emotionele weken of maanden mee met het gezin – dus wellicht is La Petite Jérusalem niet geschikt voor de formuleminnende medekijker.

Boeken / Non-fictie

Stoned als een garnaal

recensie: Theodore Dalrymple - Drugs: de mythes en de leugens

Vroeger was alles beter en de beschaving is reddeloos verloren. Welkom in de wereld van de Britse arts en denker Theodore Dalrymple, die zich in zijn derde boek in korte tijd stortte op het fenomeen drugs, en dan met name de opiaten. Niet alleen deugen die totaal niet, ook de manier waarop we daarmee omgaan moet het bij Dalrymple ontgelden. Alles is weer eens de schuld van de vervloekte Romantiek en deszelfs erfgenamen. Intussen blijft het opmerkelijk dat hij zoveel potentiële munitie laat liggen.

Opnieuw put Dalrymple uit zijn persoonlijke ervaringen als arts in achterstandswijken en een gevangenis. Eerste slachtoffer van zijn ontleedmes is de arme verslaafde zelf, die gewoon niet moet zeuren. Patiënten die na een operatie een opiaat krijgen tegen de pijn, ontwikkelen zich nooit tot een volbloed junk. Als je echt een junkie wilt worden, betekent dat maandenlang hard werken aan je habit – het is dan ook een fabeltje dat heroïne mensen van de ene op de andere dag verslaafd maakt. Als getuige à charge voert hij nota bene de door hem verachte Amerikaanse schrijver William Burroughs op, die in zijn debuutroman Junkie uitlegt hoe moeilijk het is om verslaafd te worden. Ben je eenmaal verslaafd, aldus Dalrymple, dan is afkicken een fluitje van een cent, veel makkelijker dan van alcohol en – voegen wij er dan meteen maar even aan toe – van benzodiazepinen. Een paar dagen wat ongemak, constateerde hij in een lange reeks gevangenisgevallen, en het leven kan weer vrolijk van voren af aan beginnen.

Dalrymple draait op de van hem bekende manier met satanisch genoegen allerlei vastgeroeste zaken om. Het is niet de dope die de verslaafde in zijn greep houdt, de verslaafde gaat er actief naar op zoek. Criminaliteit is geen gevolg van verslaving, de verslaafde is een crimineel die daarbij drugs gebruikt. Verslaving is ook geen ziekte, die met medische middelen kan worden opgelost, wat hem op het spoor zet van zijn tweede grote doel: de verslavingszorg. Omstandig betoogt hij dat iedereen die binnen de branche actief is, belang heeft bij het voortduren van de beschaving.

Ook de methadonverstrekking moet het ontgelden. Hij vraagt zich voor de bühne af, wat de dealer doet met de heroïne die hij aan de methadongebruiker niet meer kwijt kan. Het antwoord is simpel: dat is voor nieuwe gebruikers. Methadonverstrekking zorgt voor een toename van het aantal gevallen, en houdt verslaving en verslavingszorg in stand. Niet eens een gekke redenering, waar Dalrymple dan ook nog wat serieuze argumenten aan toevoegt, bijvoorbeeld waar het gaat om het gevaar van methadon zelf, dat immers een serieuze harddrug is (uitgevonden door de nazi’s en door hen vernoemd naar hun geliefde leider: Dolophine).

De Romantiek

De oorzaken voor al die ellende zoekt Dalrymple als vanouds weer in de Romantiek, en dan met name bij De Quincey en Coleridge, waarbij hij en passant ook nog even de mythe ontzenuwt dat verdovende en bewustzijnsverruimende middelen de creativiteit zouden bevorderen. Integendeel: heeft Coleridge zijn Kublai Khan misschien onder invloed bedacht, en dan ook nog van alcohol, bij het scheppen van andere meesterwerkjes was hij zo nuchter als een kalf. Dalrymple stelt zelfs en niet geheel ten onrechte, dat als Coleridge – en Baudelaire en al die andere gebruikende pretletters – gewoon normale burgermensen waren geweest, ze veel meer zouden hebben geschreven. Daar valt iets voor te zeggen: het gebruik van opiaten mag dan een behoorlijke euforie opwekken, echt veel doe je niet meer.

Hij haalt ook het voorbeeld aan van de Brit die in de jaren veertig van de vorige eeuw bij zijn door opium gekleurde filosofische vorsingen tot de verbazingwekkende vaststelling kwam dat de banaan groot is, maar de bananeschil groter. Retoriek natuurlijk, maar het punt is binnen. Het meest verwijt hij alle apologeten van vrij drugsgebruik, dat ze in hun boeken en andere geschriften een beeld van verslaving en verslaafde hebben geschetst, dat ons nog steeds hindert. De junk als slachtoffer, het afkicken als hel waar we geen mens mee zouden willen confronteren, vandaar het pamperen door een miljoenenindustrie van hulpverleners. Een junkie is volgens Dalrymple geen patiënt, maar iemand die een welbewuste keuze maakt, met de gevolgen waarvan we hem zouden moeten confronteren.

Op twee punten laat Dalrymple de lezer in de steek. Allereerst beperkt hij zich wel heel erg tot een klein deel van de literatuur, terwijl de voorbeelden van verkeerde voorbeeldwerking in de huidige maatschappij voor het oprapen liggen. Je kunt niet verwachten dat de keurige Brit ooit heeft gehoord van Herman Brood, maar in de populaire wereldcultuur wemelt het van de knuffeljunks, van het watje Cobain tot die gozer met die bolle kop uit Babyshambles, stuk voor stuk wandelende bewijzen dat gebruik niet echt per se leidt tot het voortbrengen van iets interessants. Een tweede bezwaar richt zich gedeeltelijk tegen de vertaler. Waar Dalrymple in zijn oorspronkelijke titel nadrukkelijk spreekt van opiaten, schept de Nederlandse editie verwarring met het paraplubegrip drugs, zodat de lezer tevergeefs wacht op Dalrymples visie op bijvoorbeeld XTC. Desondanks is deze beschouwing verplichte kost voor iedereen die zich met het debat over bijvoorbeeld legalisatie van harddrugs wil bemoeien en in ruimere zin elke ontwikkelde lezer met een zekere maatschappelijke betrokkenheid.

Boeken / Strip

Van Ochtendgloren tot Avondschemer

recensie: Twee maal Donjon

Meestal zijn spin-offs van een serie minder goed dan de originele serie, en lijken ze alleen bedoeld om geld in het laatje te brengen. Spin-offs van strips vormen hier over het algemeen geen uitzondering op, al is er een serie die het goede voorbeeld geeft voor de rest: Donjon. Al vier spin-offs kent deze reeks nu, en ze lijken tot nu toe stuk voor stuk de moeite waard te zijn. Onlangs verschenen er nieuwe delen in de reeksen Ochtendgloren en Avondschemer, die respectievelijk over het verleden en de toekomst van de Donjon handelen.

Donjon Ochtendgloren: De jeugd vliegt uit

In de serie Ochtendgloren draait het allemaal om Hyacint, een jonge bestrijder van het onrecht die het nog weleens moeilijk heeft met zichzelf. Zijn romantische beeld van de liefde sluit bijvoorbeeld niet aan bij dat van de vrouw die hij het liefst zou beminnen, wat wellicht te maken heeft met het feit dat hij nogal braaf is en zij nogal… onbraaf. Als hij eindelijk samen met de mysterieuze schone de nacht doorbrengt, iets waar in de vorige twee delen nog lang geen sprake van was, houdt onze brave borst er spontaan gonorroe en schaamluis aan over. Dat is wel handig voor het verhaal, want nu kan de hem behandelende dokter hem verzoeken om diens dochter te escorteren op de tocht naar haar verloofde. En daar zegt onze altijd hulpvaardige held natuurlijk geen nee tegen. Wat volgt is een verhaal dat aan de ene kant perfect in het Donjon-universum past, maar dat aan de andere kant toch ook wel wat opmerkelijke verschillen blijkt te bevatten.

~

Zo zijn er ook weer de karakteristieke bijfiguren, die ieder een eigen agenda blijken te hebben en waarvan elke handeling puur uit eigenbelang voorkomt. Maar op de een of andere manier voelt het allemaal net wat anders aan in Ochtendgloren, alsof het hier allemaal serieuzer is dan in de rest van de Donjon-series, die gekenmerkt worden door tamelijk absurde verhaallijnen. Het verhaal van Hyacint is in al zijn simpelheid haast ontroerend: hij heeft met al zijn goede bedoelingen iets vertederends over zich in die verder zo valse wereld. Dat niets hem meezit vergroot dat effect alleen maar, en het doet verlangen naar meer avonturen van de ongelukkige held. Dat die er komen is haast onvermijdelijk, want de link met de gewone serie is nog lang niet gemaakt en dat is waar het in al die spin-offs natuurlijk om draait. De nummering is dan ook toepasselijk gestart met -99, zodat er na dit deel -97 nog ruimte genoeg is om naar de gewone serie toe te werken. Die nummering met het min-teken staat misschien wat vreemd, maar is het zeker niet: hij staat symbool voor het verleden van de Donjon, en er wordt dus ook naar de nul toe gewerkt.

De tekeningen zijn net als in de voorgaande delen van de hand van Christophe Blain, die al eerder bekendheid verwierf met de nog steeds lopende serie Isaac de piraat. Zijn donkere tekenstijl, die duidelijk afwijkt van die uit de reguliere Donjon-series, past uitstekend bij de donkerdere verhaallijn en de zich opstapelende tegenslagen die Hyacint doormaakt. Zijn ietwat krasserige schaduweffecten wekken de indruk of hij de tekeningen zo uit zijn pen heeft geschud, en dat werkt verrassend goed. Zonder twijfel is deze spin-off de beste uit het Donjon-universum, en dat terwijl de zo kenmerkende humor enigszins afwezig blijft.

Donjon Avondschemer: Armageddon

~

Waar we in Ochtendgloren te weten komen hoe de Donjon ontstaan is, werpen we met Avondschemer een blik op de toekomst, waar de Donjon van de aardbodem verdwenen lijkt en het met de helden van weleer helemaal niet zo goed afgelopen blijkt te zijn. De held die in deze serie centraal staat is Koning Stof, een held die verdacht veel weg heeft van Marvin uit de hoofdserie Zenit. Waar het in Zenit echter nog een draak in de kracht van zijn leven is, zien we nu een draak die het einde van zijn leven begint te naderen: geen ogen meer, geen armen meer en gezegend met niets dan herinneringen aan vervlogen tijden. Zijn vroegere maatje Herbert gaat door het leven als “de grote Khan” en lijkt zelfs een vijand van Marvin geworden te zijn: in de openingsscène van het boek vindt tussen de twee een groot gevecht plaats, dat beiden overigens overleven. Terwijl Koning Stof nog aan het bijkomen is van dat gevecht, explodeert de planeet plotseling en begint het avontuur pas echt.

Hoewel de in vele eilandjes opgesplitste planeet weer een briljante vondst is van het duo Sfar en Trondheim, haalt dit album het niet bij de rest van de Donjons. Er is welgeteld één goede grap in het album te vinden en ook het verhaal stelt een beetje teleur. Eigenlijk is de enige interessante scène die waarin we te weten komen hoe Koning Stof blind is geworden, verder kabbelt het verhaal net iets te gezapig voort. Na drie delen wil je als lezer eigenlijk wel weten wat er nou precies gebeurd is met de Donjon, en hoe Marvin en Herbert zo uit elkaar gedreven zijn. Dat Sfar en Trondheim daar tot nu toe alleen vage verwijzingen naar maken is een enorme misser, want het begint nu te veel op een gimmick te lijken om de serie interessant te houden, de rest van het verhaal is gewoon niet sterk genoeg om de albums te dragen.

Sfars tekenwerk is normaalgesproken zeker de moeite waard, maar op de een of andere manier past het niet echt bij Donjon. Net als Blain werkt hij vaak nogal krasserig en het ziet er ook allemaal best sfeervol uit, maar waar Blain nog de mogelijkheid grijpt om zo af en toe iets komisch tussen de rest door te laten glippen, lijkt die mogelijkheid bij Sfar niet te bestaan. De tekeningen zijn eigenlijk te serieus voor Donjon, ze vallen te veel uit de toon met de rest van de serie. Zonde, want ondanks het feit dat de Avondschemers nog best de moeite waard zijn, had het veel beter gekund.

Scenario: Joann Sfar & Lewis Trondheim • Tekeningen: Christophe Blain • Donjon Ochtendgloren: De jeugd vliegt uit • Uitgeverij: L • Prijs: € 9,95 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 245 5458 6

Scenario: Joann Sfar & Lewis Trondheim • Tekeningen: Joann Sfar • Donjon Avondschemer: Armageddon • Uitgeverij: L • Prijs: €9,95 (hardcover) • 48 bladzijden • ISBN: 90 235 5428 4