Tag Archief van: boeken

Boeken / Fictie

Vrolijk verder knibbelen

recensie: De dochters van hotel Flanagans - Åsa Hellberg
Big Ben Londonhttps://pixabay.com/nl/photos/londen-big-ben-klok-engeland-toren-2682501/

Het gelukzalige sentiment is nog aanwezig. Na het lezen van het eerste deel van deze trilogie (?) over het hotelwezen, Welkom bij hotel Flanagans, is er niets ‘zaliger’ dan de kennis dat deel 2 op je wacht… Nummer 2, De dochters van hotel Flanagans, is een al even welkome verrassing in de boekenwereld als deel 1.

Van één naar twee bazinnen

In het eerste deel van deze serie over een populair hotel in Londen (rara, wat zou de naam van het hotel zijn?), lazen we hoe de jonge half-Zweedse, half-Britse Linda Lansing het hotel van haar vader overnam, die zojuist een tamelijk vroege dood was gestorven. Niet haar neven Laurence en Sebastian, die als aasgieren op de loer lagen, kregen het hotel van haar vader in handen, maar zíj. Linda en haar grootmoeder – een echte ‘fairy godmother’ – verruilden het knusse en stille Zweedse landschap voor het harde en drukke leven in de hoofdstad van Engeland. Linda had aldaar een reputatie hoog te houden: hotel Flanagans stond namelijk bekend om zijn goede naam en de boekingen waren niet aan te slepen. Het ging de blondine goed af, afgezien van de wraakacties van haar twee bloedeigen neven, die verderop in de straat óók een restaurant openden. Linda toonde zich in deel 1 een goede bazin, die oog had voor de gast én voor haar eigen personeel. Tot haar lievelingetjes behoorden de twee jonge ‘kuikens’ Emma en Elinor, die omstreeks 1959/1960 nog maar 18 lentes jong zijn. Evenals de werknemer Alexander, die zijn oog liet vallen op Emma. Elinor daarentegen stal het hart van Linda’s neef Sebastian.

Identiteitscrisis op identiteitscrisis

In het tweede deel van de serie worden we als lezer gekatapulteerd naar oudejaarsavond in 1982. Elinor en Emma zijn dan inmiddels ook moeder; Elinor is ‘gelukkig’ getrouwd met Sebastian en Emma met Alexander. Allebei hebben ze een dochter en de twee pubers hadden niet minder op elkaar kunnen lijken. Billie is het evenbeeld van haar moeder: keurig opgevoed en altijd welwillend. Frankie, de dochter van Emma en Alexander, is daarentegen een pain in the ass. Ze heeft sinds de dood van haar broertje Edwin een bloedhekel aan haar moeder, die koste wat kost de aanrijding van Edwin had moeten voorkomen. Ondanks Emma’s talloze pogingen tot verzoening, blijft Frankie verbitterd en stevent ze af op een toekomst vol duisternis en ellende. Zo duikt ze als losbandige studente met Jan en alleman het bed in (man, vrouw of iets daartussenin, iedereen is welkom), drinkt ze zich een ongeluk en is ze niet vies van een spuit heroïne of een jointje op z’n tijd.

Hoe heeft het zover kunnen komen, vraagt Emma zich meermaals af. Het antwoord lijkt simpel: sinds Linda met pensioen ging en het hotel in handen gaf van Emma en Elinor, is Emma 24/7 bezig met haar job. Een toevluchtsoord na de dood van haar zoon Edwin. Ook voor Alexander wordt Emma steeds onbereikbaarder. De liefde die ooit zo vurig was tussen hen twee (vooral vanuit Alexanders kant) dooft als een nachtkaars uit. Wordt het tijd dat Alexander kiest voor zijn eigen geluk? Die gedachte gaat ook door het hoofd van Elinor: Sebastian is bijna iedere avond in het bed van een andere vrouw te vinden en haar schoonmoeder heeft haar nooit geaccepteerd vanwege haar donkere huidskleur. Is dat de prijs die zij betaalt voor haar mooie huis in de dure wijk Belgravia? Ook Elinors dochter Billie lijkt met een vroegtijdige identiteitscrisis te kampen: ze besluit om in Uppsala (dichtbij Stockholm) te gaan studeren, het land waar haar grootmoeder vandaan komt. Daar tracht ze om te leven zoals haar ouders dat van haar verwachten: als een brave en hardwerkende studente. Als ze zich bij de toneelgroep van de universiteit aansluit en verliefd wordt op de regisseur, vraagt ze zich ineens af of ze niet van de (door haar ouders) gebaande paden moet treden.

Meerstemmigheid

Zoals de beschrijving van de inhoud van dit boek doet vermoeden, heeft auteur Åsa Hellberg ervoor gekozen om – net zoals in deel 1 – te kiezen voor meerdere vertelperspectieven. Zo krijg je telkens een kennisvoorsprong en lees je hoe verschillende personages denken over een bepaalde gebeurtenis. Dat geeft het boek een aangename, extra gelaagdheid. Het plot is echter niet altijd even boeiend. Er staat continu iets op het spel: veelal de onderlinge relaties – kind-ouderrelaties, maar ook romantische relaties tussen man-vrouw en vrouw-vrouw –, maar het verhaal werkt niet per se toe naar een concreet einde. Het enige wat je bezig blijft houden, is hoelang de personages Sebastian en Emma (Surprise! Surprise!) hun affaire geheim kunnen houden. Het aparte is dat een veel belangrijkere ontknoping uit Emma’s leven al meteen aan het begin van het boek vermeld wordt, zodat je mening over een aantal personages meteen gevormd wordt (arme Elinor…) en je daar eigenlijk tot aan het einde van het boek niet meer afkomt.

Kracht der vrouwen

Hoewel er niet opvallend veel gebeurt, leest dit verhaal als een trein. Dat komt door de heerlijke schrijfstijl van schrijfster Hellberg, die veel in dialogen verhaalt. Juist door haar personages aan het woord te laten, creëert ze een levendige sfeer in haar boek. Beschrijvingen zijn on point en de karakterschetsen zijn zo divers, dat je het gevoel hebt dat ieder écht een eigen stem heeft gekregen. Het is uitzien naar deel 3, waarin de dochters van Elinor en Emma de bazinnen zijn van hotel Flanagans. Het belooft een boek te worden waarin de hormonen blijven doorgieren en waarin het talent van vrouwen zegeviert. Girl power? Women power!

Boeken / Fictie

Vrolijk verder knibbelen

recensie: De dochters van hotel Flanagans - Åsa Hellberg
Big Ben Londonhttps://pixabay.com/nl/photos/londen-big-ben-klok-engeland-toren-2682501/

Het gelukzalige sentiment is nog aanwezig. Na het lezen van het eerste deel van deze trilogie (?) over het hotelwezen, Welkom bij hotel Flanagans, is er niets ‘zaliger’ dan de kennis dat deel 2 op je wacht… Nummer 2, De dochters van hotel Flanagans, is een al even welkome verrassing in de boekenwereld als deel 1.

Van één naar twee bazinnen

In het eerste deel van deze serie over een populair hotel in Londen (rara, wat zou de naam van het hotel zijn?), lazen we hoe de jonge half-Zweedse, half-Britse Linda Lansing het hotel van haar vader overnam, die zojuist een tamelijk vroege dood was gestorven. Niet haar neven Laurence en Sebastian, die als aasgieren op de loer lagen, kregen het hotel van haar vader in handen, maar zíj. Linda en haar grootmoeder – een echte ‘fairy godmother’ – verruilden het knusse en stille Zweedse landschap voor het harde en drukke leven in de hoofdstad van Engeland. Linda had aldaar een reputatie hoog te houden: hotel Flanagans stond namelijk bekend om zijn goede naam en de boekingen waren niet aan te slepen. Het ging de blondine goed af, afgezien van de wraakacties van haar twee bloedeigen neven, die verderop in de straat óók een restaurant openden. Linda toonde zich in deel 1 een goede bazin, die oog had voor de gast én voor haar eigen personeel. Tot haar lievelingetjes behoorden de twee jonge ‘kuikens’ Emma en Elinor, die omstreeks 1959/1960 nog maar 18 lentes jong zijn. Evenals de werknemer Alexander, die zijn oog liet vallen op Emma. Elinor daarentegen stal het hart van Linda’s neef Sebastian.

Identiteitscrisis op identiteitscrisis

In het tweede deel van de serie worden we als lezer gekatapulteerd naar oudejaarsavond in 1982. Elinor en Emma zijn dan inmiddels ook moeder; Elinor is ‘gelukkig’ getrouwd met Sebastian en Emma met Alexander. Allebei hebben ze een dochter en de twee pubers hadden niet minder op elkaar kunnen lijken. Billie is het evenbeeld van haar moeder: keurig opgevoed en altijd welwillend. Frankie, de dochter van Emma en Alexander, is daarentegen een pain in the ass. Ze heeft sinds de dood van haar broertje Edwin een bloedhekel aan haar moeder, die koste wat kost de aanrijding van Edwin had moeten voorkomen. Ondanks Emma’s talloze pogingen tot verzoening, blijft Frankie verbitterd en stevent ze af op een toekomst vol duisternis en ellende. Zo duikt ze als losbandige studente met Jan en alleman het bed in (man, vrouw of iets daartussenin, iedereen is welkom), drinkt ze zich een ongeluk en is ze niet vies van een spuit heroïne of een jointje op z’n tijd.

Hoe heeft het zover kunnen komen, vraagt Emma zich meermaals af. Het antwoord lijkt simpel: sinds Linda met pensioen ging en het hotel in handen gaf van Emma en Elinor, is Emma 24/7 bezig met haar job. Een toevluchtsoord na de dood van haar zoon Edwin. Ook voor Alexander wordt Emma steeds onbereikbaarder. De liefde die ooit zo vurig was tussen hen twee (vooral vanuit Alexanders kant) dooft als een nachtkaars uit. Wordt het tijd dat Alexander kiest voor zijn eigen geluk? Die gedachte gaat ook door het hoofd van Elinor: Sebastian is bijna iedere avond in het bed van een andere vrouw te vinden en haar schoonmoeder heeft haar nooit geaccepteerd vanwege haar donkere huidskleur. Is dat de prijs die zij betaalt voor haar mooie huis in de dure wijk Belgravia? Ook Elinors dochter Billie lijkt met een vroegtijdige identiteitscrisis te kampen: ze besluit om in Uppsala (dichtbij Stockholm) te gaan studeren, het land waar haar grootmoeder vandaan komt. Daar tracht ze om te leven zoals haar ouders dat van haar verwachten: als een brave en hardwerkende studente. Als ze zich bij de toneelgroep van de universiteit aansluit en verliefd wordt op de regisseur, vraagt ze zich ineens af of ze niet van de (door haar ouders) gebaande paden moet treden.

Meerstemmigheid

Zoals de beschrijving van de inhoud van dit boek doet vermoeden, heeft auteur Åsa Hellberg ervoor gekozen om – net zoals in deel 1 – te kiezen voor meerdere vertelperspectieven. Zo krijg je telkens een kennisvoorsprong en lees je hoe verschillende personages denken over een bepaalde gebeurtenis. Dat geeft het boek een aangename, extra gelaagdheid. Het plot is echter niet altijd even boeiend. Er staat continu iets op het spel: veelal de onderlinge relaties – kind-ouderrelaties, maar ook romantische relaties tussen man-vrouw en vrouw-vrouw –, maar het verhaal werkt niet per se toe naar een concreet einde. Het enige wat je bezig blijft houden, is hoelang de personages Sebastian en Emma (Surprise! Surprise!) hun affaire geheim kunnen houden. Het aparte is dat een veel belangrijkere ontknoping uit Emma’s leven al meteen aan het begin van het boek vermeld wordt, zodat je mening over een aantal personages meteen gevormd wordt (arme Elinor…) en je daar eigenlijk tot aan het einde van het boek niet meer afkomt.

Kracht der vrouwen

Hoewel er niet opvallend veel gebeurt, leest dit verhaal als een trein. Dat komt door de heerlijke schrijfstijl van schrijfster Hellberg, die veel in dialogen verhaalt. Juist door haar personages aan het woord te laten, creëert ze een levendige sfeer in haar boek. Beschrijvingen zijn on point en de karakterschetsen zijn zo divers, dat je het gevoel hebt dat ieder écht een eigen stem heeft gekregen. Het is uitzien naar deel 3, waarin de dochters van Elinor en Emma de bazinnen zijn van hotel Flanagans. Het belooft een boek te worden waarin de hormonen blijven doorgieren en waarin het talent van vrouwen zegeviert. Girl power? Women power!

Boeken / Non-fictie

Kunst als maatschappelijke spiegel

recensie: Dialoog over kunst en politiek - Édouard Louis & Ken Loach
Molecule ManUnsplash license https://unsplash.com/photos/Regf9o7r_ZM

In 2019 gingen de Franse schrijver Édouard Louis en de Engelse cineast Ken Loach voor de Arabische zender Al Jazeera met elkaar in gesprek. Dialoog over kunst en politiek is een transcriptie van deze boeiende uitwisseling tussen twee sterk geëngageerde kunstenaars.

Loach maakt al decennialang films over sociaal onrecht. In zijn werken staan vaak gewone mensen uit lagere sociale klassen centraal. Zijn laatste film, Sorry we missed you, maakte veel los over de erbarmelijke werkomstandigheden van pakketbezorgers. Als schijnzelfstandigen werken de bezorgers zich een slag in de rondte voor een hongerloontje, zonder de sociale zekerheid die arbeiders in loondienst wel hebben. Louis debuteerde op twintigjarige leeftijd met Weg met Eddy Bellegueule, een autobiografisch werk waarin hij afrekent met zijn conservatieve arbeidersafkomst waarin geen plek was voor zijn homoseksualiteit. Zijn Ze hebben mijn vader vermoord is onlangs door Ivo van Hove bewerkt tot monoloog en wordt vertolkt door Hans Kesting.

Dubbel geweld

Louis rekent het de Franse staat aan dat hij geen vader meer heeft. Op zijn vijfendertigste raakte zijn vader arbeidsongeschikt doordat hij een zware kabel op zijn rug kreeg in de fabriek waar hij werkte. Hij kreeg een uitkering, totdat de voorwaarden werden aangescherpt en hij plotseling niet meer in aanmerking kwam. Ondanks zijn kapotte rug, werd Louis’ vader gedwongen weer te gaan werken, wat hij met zijn leven heeft moeten bekopen.

Dergelijk overheidsgeweld – het afschaffen van sociale bijstand en het toestaan van erbarmelijke arbeidsomstandigheden – is niet het enige geweld waartoe de overheid in staat is. Volgens Louis is er sprake van ‘dubbel geweld’, waarbij hij ook problematieken als alcoholmisbruik en huiselijk geweld meerekent als directe gevolgen van wanbeleid.

Klassiek versus nieuw socialisme

Louis en Loach vullen elkaar goed aan. Beiden zijn sterk geëngageerde kunstenaars die met hun werken maatschappelijke verandering willen teweegbrengen. Toch leggen de twee andere zwaartepunten in de sociale strijd die ze voeren. Loach is een old school socialist die gelooft in de kracht van de gemeenschap, vertegenwoordiging via de vakbond en verheffing door zinvol en eerlijk werk. Louis daarentegen constateert dat arbeiderskringen vaak niet inclusief zijn en onveilig kunnen zijn voor minderheden als vrouwen en homoseksuelen. Het levert een interessant gesprek op, waarin de heren zeker niet tegenover elkaar staan, maar juist leren van elkaars perspectief.

Omdat het oorspronkelijke gesprek een klein uur duurde, kent Dialoog over kunst & politiek slechts 68 pagina’s. Het roept de vraag op wat de exacte meerwaarde is van de transcriptie ten opzichte van de originele uitzending, die in z’n geheel op YouTube staat. Natuurlijk wordt er weer een nieuwe groep lezers bereikt. Maar bovenal smaakt de dialoog naar meer. De heren zijn immers nog lang niet uitgepraat na de laatste pagina van dit flinterdunne boekje.

Boeken / Non-fictie

HET APPÈL RAAKT IEDEREEN

recensie: Jan Keij – Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas

De meeste mensen kennen de uitspraken van Emmanuel Levinas (1906-1995) over het gelaat van de ander. De ander die, wanneer hij/zij je aankijkt, een appèl op je doet. Het is de kwetsbaarheid die het hem doet, stelt Jan Keij in zijn recente boek over de filosoof.

‘De onthulling van het gelaat is naaktheid, verlatenheid, verouderen, sterven, naakter dan naaktheid: armoede, gerimpelde huid.’

 

In die opsomming zit meteen een tijdsverloop, tot de dood aan toe. Dat is het inzicht dat Keij in dit boek biedt: het appèl drukt zowel kwetsbaarheid als sterfelijkheid uit en maakt handelen mogelijk, zelfs zo, dat ‘de oproep tot verantwoordelijkheid de zin van mijn leven is.’ Een leven dat zowel mooi als pijnlijk is, uit genieten en lijden bestaat. Dát is het kwetsbare leven.

De geleefde ervaring

Keij gaat uit van de geleefde ervaring, net zoals in de fenomenologie van Edmund Husserl, de leermeester van Levinas, en Levinas zelf. Primair zijn dat lichamelijke ervaringen: genieten van de zon, de lucht, lekker eten of – omgekeerd – lijden aan het lichaam. Op die ervaringen is een mensbeeld gebaseerd. Namelijk van de mens die in staat is tot ethisch handelen, maar ook tot het doen van kwaad of, zoals Keij het kortweg omschrijft: ‘De weg naar Auschwitz.’

Het pad van het kwaad slaat de auteur niet in, al benadrukt hij dat Levinas ‘misschien [een] harde werkelijkheid verkondigt.’ Dat wil zeggen: die van de voortgaande tijd, van veroudering, ‘op weg naar het “uit de tijd zijn”.’ Tijd als kwetsbaarheid dus. Of – minder hard – vallen en opstaan.

Geraakt worden

Kwetsbaarheid is bij Levinas voor alles ‘ethische raakbaarheid.’ Geraakt worden door het appèl dat een ander op mij doet. Openstaan voor de ander, zoals Rumi (1217-1273) dichtte; Keij noemt deze van origine Perzische Soefimysticus overigens niet. Al komt hij wel met veel citaten uit andere literaire werken, die hij aanhaalt om zijn betoog te ondersteunen. Daarbij laat hij soms, zoals hij zelf schrijft, ‘religieuze connotaties los’, maar het is de vraag of dit bij Levinas altijd kan. Wanneer Keij er bij het begrip ‘verantwoordelijkheid’ bijvoorbeeld op wijst, dat het hier gaat om antwoorden, en daarbij ‘me voici’, hier ben ik, aanhaalt, kan het niet anders of de ingewijde lezer hoort er het Hebreeuwse ‘hineini’ (hier ben ik) in meeklinken. Iets soortgelijks zullen sommige lezers hebben bij de omschrijving ‘het absolute gebod’ (een oproep tot het goede). Wat als je dit vervangt door de Gulden Regel (Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden, of: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet)? En wat als je bij de volgende zinsnede de definitie van Spinoza voor intuïtie (het ware verstand) in het achterhoofd houdt: ‘Intuïtie (…) is ook vaak een kwestie van gemakzucht’?

Opdracht tot verantwoordelijkheid

Natuurlijk, Levinas had als denker over transcendentie niet veel op met de immanente God of Natuur van Spinoza. Het valt te begrijpen dat een agnost als Keij bij een zinsnede over ‘het wankele evenwicht tussen de zorg voor mijzelf en die voor anderen’ niet meteen denkt aan een soortgelijke uitspraak uit het Nieuwe Testament (‘Heb uw naaste lief als uzelf’), maar het komt toch als een verrassing dat Keijs lange betoog over scheppingstheorieën uitkomt bij Levinas’ door rabbi Isaac Luria beïnvloedde scheppingsidee van de tsimtsoem, de samentrekking van God om ruimte te maken voor de vrijheid van de mens en diens ethische verantwoordelijkheid. Keij poneerde dit ook tijdens zijn vele malen herhaalde, indrukwekkende cursus over Levinas bij de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden.

Dan leer je dat je ‘een schepsel bent met de opdracht tot verantwoordelijkheid. (…) Deze religie geldt ook voor atheïsten. (…) Het appèl raakt iedereen.’ De God van Levinas is ‘door en door filosofisch’, stelt Keij. Om tot die conclusie te komen, heeft hij ‘langzaam maar zeker de prachtige structuur’ in diens denken ontvouwd. Daar begon hij al mee in zijn proefschrift De structuur van Levinas’ denken (1992), en die structuur heeft hij nu voor een groter publiek nog eens uitgewerkt in zijn ultieme boek over Levinas.

 

Boeken / Non-fictie

Een vriend over zijn overleden vriend

recensie: Bart Chabot – Brood, de BIOgrafie
A bread on a mirrorhttps://www.pexels.com/photo/a-bread-on-a-mirror-7630080/

De Nederlandse artiest Herman Brood overleed inmiddels zo’n twintig jaar geleden toen hij van het Amsterdam Hilton sprong. Vriend Bart Chabot schreef meerdere boeken over Brood. Met Brood, de BIOgrafie worden vele stukken uit Up On The Hilton Roof en Broodje totaal samengesmolten tot een biografie.

Wie nog geen van de boeken over Herman Brood van Bart Chabot heeft gelezen zal vele uren genieten van deze nieuwe uitgave. Voor anderen is het een herhalingsoefening. Deze biografie werpt een heel eigen blik op het bewogen leven van Herman Brood, die in veel gevallen gewoon zelf aan het woord is.

Geen totaalbeeld

Muzikaal beleefde de carrière van Herman Brood zijn hoogtepunt in 1978 ten tijde van het album Shpritsz en de hit ‘Saturday Night’, dat zelfs in de USA werd uitgebracht. Op vaste dagen in de week gingen de twee op stap in verschillende steden waar het leven van Brood zich afspeelde. Brood neemt Bart Chabot op sleeptouw door zijn levensverhaal. De gesprekken die hebben geleid tot het optekenen van dit boek speelden zich af ten tijde van het afwijkende album Back on the corner, dat Brood zelfs op North Sea Jazz deed belanden, en tijdens de opnames van het album Ciao Monkey, dat de zwanenzang bleek te zijn van deze muzikant.

Ook de theatertours die de twee maakten samen met nachtburgemeester van Rotterdam, Jules Deelder, komen uitgebreid aan bod. De vaak geïmproviseerde shows schetsen een bijzonder beeld van hoe de drie toch de nodige volle zalen wisten te trekken. Deelder overleed in 2019, wat Chabot de enige nog levende van het trio maakt.

Het beeld dat we in het boek krijgen voorgeschoteld is vooral het beeld van de mens Herman Brood in de periode die bovenstaand beschreven staat en het verhaal van de kunstenaar zelf. De muzikant in hem komt feitelijk minder prominent in beeld. Het boek sluit af met de herdenking een jaar na de dood van Brood in 2002.

De kunstenaar en de musicus

Wie Herman Brood vooral kent van zijn muzikale carrière zal verrast zijn dat Brood vooreerst kunstenaar was. Hij tekende al op school en was feitelijk altijd gewapend met materiaal om zijn waarnemingen, op zijn volledig eigen wijze, vast te leggen. Een opleiding als kunstenaar heeft Brood nooit genoten; hij was autodidact en schilderde op zijn manier in zijn kenmerkende stijl. Vaak lag zijn schilderwerk op de grond als hij eraan werkte en liep hij over zijn kunstwerk om het al schilderend de juiste vorm te geven.

Het tekenen en schilderen verschafte hem vaak ook snel wat geld om aan zijn dagelijkse portie speed te kunnen komen. Hij nam dan vaak plaats op een belangrijk punt in zijn woonplaats Amsterdam om vervolgens iedereen die dat wilde te portretteren in de kenmerkende Brood-stijl. Als hij voldoende bij elkaar had om zijn portie drugs te kopen dan was de spontane sessie voorbij.

We lezen in het verhaal over zijn verslaving aan drugs en seks. Van de eerste verslaving heeft hij, zo lezen we, meermaals geprobeerd af te komen. Steeds viel hij terug in zijn oude gewoonte. Zijn seksuele drang maakte hem geen trouwe echtgenoot; toch bleef Xandra hem vele jaren trouw. Het leven vol seks, drugs en rock ’n roll eiste uiteindelijk vooral door het jarenlange gebruik van speed zijn tol. Het lichaam van Brood liet hem steeds meer in de steek terwijl zijn hoofd het wel bleef doen. Hij sprak veelvuldig met Chabot over zelfmoord, maar dan meer al grappend. Dat hij uiteindelijk koos voor dit einde was geen verrassing. Het Hilton lag voor de hand, want zoals Chabot ooit tegen hem zei: “Als je je op het laatste moment alsnog bedenkt, ben je ook zo weer thuis.”

Het boek Brood, de BIOgrafie leest als een trein! Het einde kennen we allemaal al uit de krant, maar het verhaal is vaak lachwekkend en heel vermakelijk om te lezen. Lachen en vermaken is zeker voor het grootste deel het doel van het boek. Bij het naderen van het einde – in alle opzichten – gaat het medeleven langzaam de bovenhand krijgen.

Boeken / Fictie

Een levensbepalende dag

recensie: Kruispunt - Jonathan Franzen
KatedraalUnsplash - Debby Hudson https://unsplash.com/photos/sgdyBq6kheQ

De leden van de progressief-Christelijke familie Hildebrandt kennen veel geheimen voor elkaar. Jonathan Franzen maakt hun worstelingen invoelbaar, toont goede en minder goede karaktertrekken, zonder ooit partij te kiezen. Zijn nieuwe werk Kruispunt is helemaal typerend voor de befaamde Amerikaanse romanschrijver.

Na het ietwat minder geslaagde Zuiverheid (2015) toont Franzen zich met Kruispunt wederom grootmeester van de familieroman. Onze jeugd, belangrijke gebeurtenissen, keuzes van onze gezinsleden die van invloed zijn op onszelf: het zijn bepalende elementen die ons vormen tot wie we zijn. Als geen ander toont Franzen de doorwerking van anderen op onszelf en andersom. De Correcties (2001) en Vrijheid (2010) werden al onthaald als instantklassiekers: ‘Great American Novels’ van de 21e eeuw, beide bekroond met een Pulitzer. Kruispunt centreert zich opnieuw rondom een gezin waarbij we vijf perspectieven meekrijgen (enkel de jongste heeft geen eigen hoofdstukken). Nieuw in een roman van Franzen is dat de gezinsleden gelovig zijn, zij het de een meer dan de ander. Het is een gouden greep: God is het zevende familielid waartoe ze zich moeten verhouden, wat een extra dimensie toevoegt aan hun verhoudingen.

Momentopname

Russ Hildebrandt woont met zijn vrouw Marion en kinderen Clem, Becky, Perry en Jason in New Prospect, een voorstadje van Chicago. Hun levens centreren zich voor een groot deel rondom de ‘First Refirmed Church’, waar Russ hulpprediker is. Voorheen stond hij ook aan het roer van ‘Crossroads’, de hippie-achtige jongerentak van de kerk, maar na een onhandig incident was die positie niet meer houdbaar. Het weerhoudt Becky en Perry er niet van toch lid te worden van de beladen vereniging.

Kruispunt speelt zich voor een groot deel af op één dag: 23 december 1971. Russ heeft de aantrekkelijke jonge weduwe Frances Cottrell gestrikt voor een liefdadigheidsproject in een arme wijk van Chicago en verheugt zich op de uren die hij in haar gezelschap mag doorbrengen. Het verloop van de sneeuwrijke dag wordt ingenieus verweven met die van de andere gezinsleden, wat een minutieus gepuzzel aan de schrijftafel geweest moet zijn.

Verreikende consequenties

Wanneer alle lijnen uitgezet zijn, springen we naar Pasen 1972. Pas vanaf hier neemt Kruispunt echt een vlucht. De lange aanloop was nodig om een stevig fundament te leggen: Kruispunt is namelijk het eerste deel van wat de A Key To All Mythologies-trilogie moet worden. Wat de precieze doorwerking is van alle keuzes die op de betreffende decemberdag worden gemaakt, blijft voorlopig nog in het ongewisse (maar zal ongetwijfeld het wachten waard zijn).

Wie zoekt, kan wel de nodige voorbodes vinden. Marion die kijkt naar het musje dat zich schoonmaakt in het stof, het vergt weinig moeite daar Marion zelf in te zien die afrekent met haar verleden om als herboren verder te gaan. Franzen heeft ongetwijfeld de verleiding moeten weerstaan een verhandeling over zijn favoriete diersoort te beginnen. Waar hij in Vrijheid vurige uiteenzettingen hield over bedreigde vogelsoorten, dienen vogels in Kruispunt vooral als subtiele symboliek. Het past de Hildebrandts, die ondanks hun tekortkomingen trachten juist te leven.

Boeken / Fictie

Gelaagde gangsterroman

recensie: Colson Whitehead (vertaling door Harm Damsma) - Harlem Shuffle

Na twee Pulizers voor zijn laatste romans De Ondergrondse Spoorweg en De Jongens van Nickel, waren de verwachtingen voor Colson Whiteheads nieuwe boek hooggespannen. Met Harlem Shuffle heeft Whitehead wederom een volstrekt origineel en levendig werk afgeleverd.

Whitehead is zo’n schrijver die zich bij ieder boek heruitvindt. Zijn oeuvre bevat onder andere een zombieroman, een memoir over de pokerwereld en roman over concurrerende liftinspecteurs. Hij brak bij het grote publiek door met zijn alom bejubelde De ondergrondse spoorweg, een uiterst oorspronkelijke en allegorische roman over het slavernijverleden. Whitehead kleurt graag buiten de lijntjes en zet genres volledig naar zijn hand. Zo schept hij ook in Harlem Shuffle een volledig eigen universum: een misdaadverhaal waar de nodige humor en maatschappijkritiek in verwerkt is.

Dubbelleven

Ray Carney mag dan uit een crimineel nest komen, zelf heeft hij de intentie op het rechte pad te blijven. Met zijn eigen meubelzaak op 125th Street en zijn vrouw Elizabeth die in verwachting is van hun tweede lijkt dat voornemen aardig te slagen. Soms is het buffelen om de huur op te brengen voor hun toch al niet riante appartement, maar klagen mag hij niet.

Ondanks zijn goede intenties slaagt Carney er niet in zich volledig aan zijn verleden te ontworstelen. Zijn neef Freddy – die als een broer is voor Carney – raakt voortdurend verwikkeld in louche zaken. Voordat Carney er goed en wel erg in heeft, is hij een sleutelfiguur geworden binnen een grootschalige juwelenroof in Hotel Theresa. Carneys keurige meubelwinkel vormt immers het perfecte front waar de buit tijdelijk ondergebracht kan worden.

Glijdende schaal

Harlem Shuffle is opgebouwd als drieluik. We volgen Carney en zijn omgeving opeenvolgend in 1959, 1961 en 1964. Ieder deel centreert rondom een bepaalde misdaad en kent zijn eigen opbouw. Afzonderlijk zijn de verhalen goed, maar tezamen versterken ze elkaar. We zien Carney afglijden en telkens weer nieuwe redenaties moet vinden om zijn daden voor zichzelf goed te praten. Whitehead laat zien dat het grijze gebied groot is, als lezer bepalen we zelf het omslagpunt.

Hoewel Harlem Shuffle luchtiger van toon is dan Whiteheads vorige twee romans, blijven racisme en discriminatie ook hier een belangrijk thema. Elizabeth werkt voor een reisbureau dat zich specialiseert in veilige binnenlandse reizen voor zwarten (zeker in de zuidelijke staten is een gastvrij verblijf voor de zwarte bevolking allerminst vanzelfsprekend). Nergens is Harlem Shuffle echt grimmig; Whiteheads kleurrijke personages zoeken simpelweg naar manieren om zich te redden in een wereld waarin ze op zichzelf zijn aangewezen.

Boeken / Fictie

‘Drama’ is het toverwoord

recensie: Storm rond het landhuis – Anne Jacobs

In het eerste deel van de serie Het landhuis maakte de lezer(es) al kennis met de hoofdfiguren Jenny, Franziska en Walter, ontsprongen uit de fantasie van auteur Anne Jacobs. Hoewel het tweede deel, Storm rond het landhuis, veel meer verhaallijnen met elkaar verbindt, beklijft het niet zo erg als het eerste deel. Integendeel, het plot is bij vlagen ronduit langweilig.

Weinig sprankelende personages

De Duitse schrijfster Anne Jacobs mag zich met recht een bestsellerauteur noemen. Ze schreef eerder de veelgeprezen serie over Het weesmeisje, waaruit niet een trilogie maar zelfs een quatrologie (d.w.z. vier bijbehorende delen in één reeks) voortkwam. Het betreft één langgerekt verhaal over een jong meisje dat zichzelf omhoogwerkte binnen een familie van adel en er zelfs onderdeel van werd. Hoe vooruitstrevend het genoemde ‘weesmeisje’ (Marie geheten), hoe star het personage Jenny in Jacobs ogenschijnlijk volgende quatrologie over Het landhuis.

Qua verhaal en setting mag het waarschijnlijk minder ‘romantisch’ heten dan die van de serie over Het weesmeisje: met de reeks Het landhuis tuimelen we terug in het post-DDR tijdperk, terwijl lezeressen in Het weesmeisje naar een meer intrigerende periode werden meegenomen: de tijd voor de Eerste Wereldoorlog en het Interbellum. Ook zijn de personages in de Het landhuis-serie minder sprankelend dan in andere romans van de hand van Jacobs.

Weinig inspirerend is voornamelijk Jenny, de kleindochter van Franziska. Laatstgenoemde is de ‘Barones von Dranitz’ die in 1990 terugkeerde naar haar ouderlijk huis, dat ze in de Tweede Wereldoorlog moest ontvluchten. Ondanks de grootst mogelijke tegenzin van de inwoners van Dranitz en het omliggende Waren an der Müritz, gelegen in de schone provincie Mecklenburg-Vorpommern, trachtte Franziska von Dranitz om het landhuis weer in al zijn glorie te herstellen en open te stellen voor het grote publiek: het groteske gebouw met monumentale waarde gaat vanaf nu dienstdoen als wellnesshotel. Dit tot grote afkeer van Franziska’s dochter, met wie ze een slechte kind-ouderrelatie heeft: Cornelia. Op haar beurt heeft Cornelia een slechte verstandhouding met Jenny, haar enige kind, aan wie ze overigens nooit heeft verteld wie haar verwekker was. Het beschrijven van de onderlinge familierelaties benadrukt meteen hetgeen waarop de gehele serie op stoelt: drama, drama en nog eens drama.

Zeikerige types

Jenny is op haar beurt moeder geworden van de kleine Julia, liefkozend ‘Juultje’ genoemd. De vader van deze spruit (haar ex-baas Simon) is buiten beeld… Tenminste voor een poosje, want in dit deel komt hij als ongenode gast een kijkje nemen in Waren en omstreken en denkt hij eraan om een business op te starten om dichter bij zijn dochter in de buurt te kunnen zijn. En intussen polst hij of Jenny hem héél misschien een tweede kans wil geven?

Jenny heeft wel andere zaken aan haar hoofd: een verbouwing, om maar iets te noemen. Ze is de drijvende kracht achter de nieuwe bestemming van landgoed Dranitz en werkt met man en macht mee aan het realiseren van het hotel. Daarbij stuit ze geregeld op problemen, zoals de conflicten met Sonja. Sonja is het kind van Walter (ooit de verloofde van Franziska) en Elfriede (de jongste zus van Franziska die in het kraambed overleed).

Sonja koestert nog steeds wrok jegens haar tante Franziska, aangezien ze haar verantwoordelijk houdt voor de dood van haar moeder Elfriede. Franziska ontvluchtte namelijk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog het landhuis en liet Elfriede, met haar zwakke gezondheid, ‘zomaar’ achter. Een nogal overdreven en zelfs bijna onrealistische wrok, zou je kunnen stellen, maar wel passend bij het karakter van deze Sonja: de fors gebouwde dierenarts van Dranitz is nogal een gevalletje ‘paranoïde’ en vreet haar eenzaamheid weg, terwijl ze vol afgunst kijkt naar degenen die het in haar ogen beter hebben. Een personage dat vermoeiend genoeg één van de focalisaties vormt in dit boek: je kijkt namelijk mee vanuit de beleving van Franziska, Walter, Jenny, Sonja en Ulli.

Een zinkend huwelijksbootje

De laatstgenoemde betreft een mogelijke love interest voor Jenny: Ulli is de ex-man van de oervervelende Angela uit het eerste deel, die een baan accepteert in Bremen, maar verknocht raakt aan de erfenis van Max Krumme (diens botenverhuur). Keert hij terug naar Dranitz om neer te strijken naast Jenny, met haar onuitstaanbaar aantrekkelijke, rode lokken? Een man die in ieder geval wél terugkeerde naar Dranitz om zijn leven te slijten met zijn grote geliefde, is Walter. Als jonge soldaat verpachtte hij ooit zijn hart aan Franziska, maar na de Tweede Wereldoorlog kon hij haar niet meer vinden. Hij verloor zichzelf in een amoureuze verhouding met Franziska’s zus Elfriede, waar de stuurse en mopperkontige Sonja uit voorkwam.

Nu is de tijd aangebroken om de verloren decennia in te halen: Walter en Franziska stappen alsnog in dat huwelijksbootje, dat al ‘eeuwen’ ligt aangemeerd. Op hun huwelijksreis worden ze getart door de grote vraag: kunnen ze genieten van elkaar in het hier en nu of knagen de herinneringen aan een pijnlijk verleden te veel aan hun prille geluk?

Weinig monumentale waarde

Het is mooi dat verscheidene generaties het woord krijgen in Storm rond het landhuis, maar eerlijk is eerlijk: het verhaal wordt wel érg gedomineerd door de oudere garde. De oude knarren geven het boek wel een erg hoog ‘Hendrik Groen’-gehalte en nodigt voor een zekere groep lezers wellicht weinig uit tot identificatie (hoewel Max Krumme de prijs krijgt voor meest humoristische van het stel). In de jongere garde wil je je niet echt inleven: hoewel de bijfiguren veel bewondering hebben voor de o zo mooie Jenny, toont ze zich maar weinig sympathiek en is ze voornamelijk onberekenbaar en opvliegend. Ook alle personen die haar omringen, kunnen je maar weinig echt raken. Ze worden dan ook erg gestereotypeerd of te oppervlakkig omschreven.

Ook het plot is niet spannend. Wat zet je er dan tóch toe aan om verder te lezen? Dat is in principe alleen maar de schrijfstijl. Jacobs kan prachtig schrijven en heeft nog steeds een vaatje waar ze voldoende humor uit kan tappen. Toch weet ze met deze roman niet dezelfde ‘hoogtes’ te bereiken als met deel 1. In deel 1 was er een mooie afwisseling tussen heden (de jaren ’90) en het verleden (WOII) en dat zorgde voor een spanningsboog en veel onverwachte wendingen. In deel 2 word je in een bouwput gedropt en kan het lot van menig personage je eigenlijk geen reet interesseren. Hoewel Jacobs mooie zijpaden inslaat, is het verhaal niet van ‘monumentale waarde’. Hopelijk keert het tij met het (zeer waarschijnlijk komende) vervolg!

Boeken / Non-fictie

Een onthutsende bekentenis

recensie: Lianne Sanders - Dan ga ik nu maar eens lekker van mezelf zitten houden

Het zal je maar gebeuren: Lianne Sanders trof haar vriend ‘op klaarlichte dag’ met een ander aan in bed. Emotioneel aangeslagen, verliest ze zichzelf in een rouwproces om deze verloren liefde, terwijl ze naarstig zoekt naar de motivatie om verder te gaan en te vertrouwen op zichzelf. In Dan ga ik nu maar eens lekker van mezelf zitten houden tracht ze die zoektocht naar zelfacceptatie en verbinding zo realistisch mogelijk weer te geven.

Eén lange tweet

Heel even was haar persoonlijke misère wereldnieuws, nou ja, laten we zeggen: nationaal nieuws. Op het sociale mediakanaal dat ze in al haar verdriet en frustratie als eerste binnen handbereik had (Twitter), deelde Lianne Sanders (32) dat haar vriend was vreemdgegaan: “Ik betrap na drie jaar lief en leed Sam net in bed met een ander meisje waar hij seks mee heeft gehad vanmiddag”, schreef Lianne op haar Twitter. “Ik weet dat dit een lage wraakactie is, maar het is alles wat ik kan bedenken.” Even snel als ze de tweet de wereld inslingerde, volgde een volgend bericht: “Ik had misschien niet m’n privéleven zo op straat moeten gooien, want inderdaad. Dat achtervolgt je altijd. Maar ik ben gebroken, ik kende dit gevoel niet en blijkbaar veroorzaakte het dit.”

Dit boek is als de lange en overdachte tweet die Sanders vermoedelijk had wíllen delen. Nu alle verdriet en pijn langzaam begint weg te sijpelen (Sanders heeft haar toenmalige, overspelige vriend inmiddels vergeven), kan Sanders met dit boek eindelijk aan een schone lei beginnen. Kwaadsprekerij over de man in kwestie – en indirect de stuwende kracht achter dit boek én de directe rede voor het ontstaan van dit boek – kun je niet verwachten. Sanders treedt op als een sympathieke verteller die laat inzien hoe gebroken iemand wordt achtergelaten na zo’n pijnigende streek. Tevens laat ze doorschemeren dat ze zelf ook niet de meest gemakkelijke persoon is geweest in de relatie met Luppes en legt ze dus ook – heel erkentelijk – een deel bij zichzelf neer.

Omgekeerd liefdesverhaal

In eerste instantie heeft dit boek de kenmerken in zich van wat je een ‘omgekeerd liefdesverhaal’ kunt noemen: de liefde tussen Sanders en haar ex-geliefde (in het boek krijgt hij de fictieve naam ‘Sam’ toegedicht) wordt in al haar eenvoud en complexiteit weergegeven. Van mierzoete herinneringen aan vreugdevolle reisjes tot aan momenten waarop Sanders zich van haar meest irreële en onzekere kant liet zien: momenten dat een zekere bindingsangst (of is het eigenlijk verlatingsangst?) zich meester van haar maakten. Sanders laat ons dus ook zeker kennismaken met haar onzekere kanten en probeert haar ex-vriend niet te demoniseren. Twijfel rijst of Sanders nu – maanden na de allesverwoestende dag – beter kan relativeren en terugblikken op het gebeurde of dat dit boek een groot excuus is richting die man wiens leven ze volledig op z’n kop zette.

De vraag die opdoemt, is inmiddels: wie is hier nu het grootste slachtoffer geworden? Aan die vraag kan een lezer zich maar niet branden, maar feit is dat Sam ook behoorlijk wordt opgehemeld. Zeker in het begin van het verhaal. Als je niet beter wist, zou je denken dat Sanders haar ex-geliefde terug in haar armen wilde. En dat geeft ze ook ruimhartig toe: ook na het verraad van ‘Sam’ bleef de liefde voor Sam bestaan. De verkering was uit, maar het ‘houden van’ was nog lang niet weg uit haar systeem. Dat maakte de periode waarin ze Sam moest loslaten, extra lastig…

De weg naar zelfacceptatie

Een gevoel dat nog groter was dan het liefhebben, was de komst van een grotere vijand: de tergende eenzaamheid en onzekerheid die Sanders overviel. Ze tuimelde in een gat zó diep, dat het onvermijdelijk was dat ze op de bank van een therapeut eindigde. Na jaren de ene liefdesrelatie aan de andere te hebben geregen, is ze ineens aangewezen op zichzelf. Single. De veiligheid is opeens verdwenen; ze wordt pardoes uit het warme ‘liefdesnest’ gedonderd. Het levert een aaneenschakeling van slapeloze nachten op en een legioen aan panische gedachten. Alleen met behulp van haar therapeut en de dame die haar zo nu en dan van een goede massage voorziet, weet ze de grote stap te zetten naar zelfacceptatie. Leert ze om alleen te kunnen zijn. Alleen te kúnnen zijn met gedachten.

Die ontwikkeling van karakter weet ze feilloos op te pennen en daarin schept ze veel herkenningspunten voor haar lezeressen, die vast en zeker ook zulke onzekere tijden (ongeacht of het te maken had met liefde of niet) hebben gekend. Tevens heeft ze voldoende humor in pacht om ook haar dagelijkse mijmeringen en leven van alledag te beschrijven. Die momenten laten je inzien dat dit vooral een millennial betreft die ook struggelt met de dagelijkse dingen, zoals een onaantrekkelijke baan en grote ambities, die helaas wat extra bagage met zich meesleurt in de vorm van een overspelige ex.

Plot klaargespeeld

Hoewel het een kort boekje is, kun je een hoop vertellen over Sanders schrijfstijl. Deze is aansprekend: Sanders schrijft vlot en prettig en dwaalt niet in ellenlange details die de lezer vermoeien. Toch heeft het verhaal iets heel ‘onafs’. Het lijkt meer op een samenraapsel van talloze tweets bij elkaar dan een daadwerkelijk boek (of minstens een volwaardige novelle). Het lijkt gewoon net té kort om echt in je hoofd te blijven hangen.

Maar eerlijk toegegeven: hoeveel meer had de lezer willen weten over de hele situatie? De plot ligt voor handen en is snel klaargespeeld. Het feit dat het een autobiografisch verhaal is, heeft wellicht een afremmend effect gehad. Vanwege de schrijfstijl zul je zeker openstaan voor meer literatuur van haar hand óf heb je tenminste zin om van Sanders vlotte schrijfstijl te genieten via haar actieve Twitteraccount. De echte roman waarmee ze hoge ogen gaat gooien, volgt hopelijk nog.

 

Boeken / Non-fictie

Niet bang om teveel te zeggen

recensie: De bange mens - Daan Heerma van Voss

In De bange mens gaat schrijver en historicus Daan Heerma van Voss op zoek naar de geschiedenis van de angst. In deze zoektocht staat hijzelf centraal. In het non-fictiewerk is Heerma van Voss niet bang om zijn angsten bloot te geven, maar ook niet om met al zijn kennis over het onderwerp te dwepen.

Zijn leven lang kampt Daan Heerma van Voss met fobieën. Als zijn vriendin hem op een herfstochtend de opdracht geeft om die angsten te doorgronden, gaat hij aan de slag. Ze nemen afscheid en zien elkaar pas weer als Heerma van Voss zijn zoektocht heeft afgerond.

Waar Heerma van Voss als kind bang was dat hij ging schuimbekken van tandpasta, ontwikkelde zijn angststoornis zich naarmate hij volwassen werd in lange perioden van inzinkingen. Tijd werd een ambigu begrip. ‘Alleen ’s avonds voel ik me goed, omdat ik dan weer een dag heb doorstaan, en kennelijk vind ik dat ik daar een of ander lintje voor heb verdiend’, schrijft hij.

De reis

De zoektocht ontvouwt zich als een lange reis met diverse stations die elk een onderdeel van de herkomst van angst belichten. Zo duiken we in de familiegeschiedenis van Heerma van Voss om te achterhalen of angst op een biologische wijze overdraagbaar is. Daarnaast leer je als lezer meer over de ontstaansgeschiedenis van de DSM, het handboek voor psychologen en psychiaters, en hoe een angstdiagnose gesteld wordt en in de loop der jaren weer verandert.

Geen enkel aspect van Heerma van Voss’ zoektocht blijft onaangetast. Dat neemt hij zich bij aanvang van het boek ook voor: ‘De vele studies en boeken over angst schieten tekort: ze isoleren één aspect van iets wat per definitie veelkoppig en ongrijpbaar is.’ En eerlijk is eerlijk, daar lijkt de schrijver aardig in te slagen, wellicht tot vermoeiends toe.

Zoals hij hier zijn mening over eerdere werken niet onder stoelen of banken schuift, is hij ook niet bang om de werkwijze van artsen en psychiaters te bekritiseren. ‘Tegenwoordig maken psychiaters het zichzelf vaak gemakkelijk door tegen hun patiënten te zeggen dat ze last hebben van een ‘chemische disbalans’ in hun hersenen, die dan zou worden verholpen door een pilletje.’

Als de praktijk daadwerkelijk zo zwart-wit is als Heerma van Voss hier schetst, mogen psychiaters zichzelf weleens achter de oren krabben en is het een goede zaak dat de schrijver de branche hier bekritiseert. Maar hoe objectief kan de auteur in kwestie nog zijn, als hij zijn hele leven te maken heeft met psychiaters en psychologen? Met die vraag blijf je zitten na het lezen van het boek.

Elitair

Dat Heerma van Voss zich heeft ingelezen, is overduidelijk. In vrijwel elke alinea komt een van zijn bronnen voorbij, of ze nou stokoud zijn (Hippocrates) of  relatief jong (Heidegger). Ook baseert hij zich op recentere bronnen uit de laatste tien jaar. Ja, daarmee ontleedt hij de herkomst van angst, maar haalt hij tegelijkertijd op een ietwat elitaire manier de vaart uit het verhaal.

Kwetsbaar

De alinea’s waarin hij strooit met zijn kennis staan haaks op de persoonlijke passages waarin je een kwetsbaar inkijkje krijgt in Heerma van Voss’ leven. Die zinnen geven pas echt een beeld van wat vrees met je doet. ‘Er zijn periodes dat ik niet goed in staat ben tot een normaal en zinnig gesprek. Te zeer neergedrukt, te angstig, etc. En ik voel dan hoezeer dit anderen bedrukt.’ Die passages wekken medeleven op met de auteur. Het is dan ook pijnlijk te lezen dat het voltooien van de zoektocht niet voldoende is om zijn relatie te behouden.

Ben je niet thuis in de wereld van fobieën en angststoornissen, dan helpt De bange mens je zeker op weg. Wie dit boek als leek leest, is er daarnaast al snel van overtuigd dat Heerma van Voss zijn doel – alle aspecten van vrees belichten – heeft behaald.

In de etalage

In die persoonlijke passages zien we meer van de schrijver die Heerma van Voss is. Had hij het verhaal volledig op zijn eigen ervaringen gebaseerd, dan las het boek veel makkelijker weg. De auteur zet zowel al zijn kennis als al zijn kwetsbaarheid in de etalage. Dat maakt dat je het boek toch uitleest.

Boeken / Non-fictie

Gedachtespinsels

recensie: Cornelis Verhoeven - Alledaagse mijmeringen

Alledaagse mijmeringen is een verzameling niet eerder uitgegeven essays die filosoof Cornelis Verhoeven schreef tussen ’53 en ’56.

Verhoeven overleed bijna twintig jaar geleden. Hij geldt als een belangrijk Nederlands filosoof en zijn boeken en essays zijn bekroond met verschillende prijzen (o.a. de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre). Een buste van de filosoof is te vinden in het oude stadscentrum van ’s-Hertogenbosch, langs de Binnendieze.

Stilstaan en overpeinzen

Verhoeven heeft sinds zijn proefschrift in 1956 onophoudelijk gepubliceerd. De essays in Alledaagse mijmeringen dateren van vóór die tijd en kunnen gezien worden als het begin van zijn schrijverscarrière. Er is nog niet één vaste stijl te ontdekken, maar een meer meanderend, mijmerend denken en onderzoeken.

Verhoeven schreef dagelijks, over alle soorten onderwerpen. Zo doet Alledaagse mijmeringen bijna aan als een greep uit zijn (filosofische) dagboek. Veel van de essays zijn kort en voelen soms onaf, alsof Verhoeven ze opschreef om er later op door te kunnen gaan, als ideeën voor een boek of uitgebreider essay. Dat maakt Alledaagse mijmeringen toegankelijk, ondanks het feit dat Verhoevens taalgebruik dat niet altijd is.

Verwondering

In zijn boek Inleiding tot de verwondering (1967) schrijft Verhoeven over de filosofie zelf. Wat is filosofie? Verwondering over het alledaagse, geraakt kunnen worden door het ‘normale’ en dit in een ander licht aanschouwen. Deze definitie sluit naadloos aan op Verhoevens eigen manier van filosoferen. In Alledaagse mijmeringen filosofeert hij over uiteenlopende onderwerpen als muziek, melancholie, de zin van het moeilijke, snoepen en burgerlijkheid. Steeds opnieuw tast hij voorzichtig het onderzochte af, draait eromheen, denkt tegen vooronderstellingen in, verbindt er concepten aan.

Hier en daar doet Verhoevens stijl denken aan Michel de Montaigne in diens Essays (1580), waar de naam ‘essay’ vandaan komt. Vanuit het Frans vertaald probeersels, oefeningen. Dat is wat deze mijmeringen zijn. Het is prettig om je te laten meevoeren in dit rustig en open denken.

Troost

Het essay Troosten springt eruit. Verhoeven verwijst naar de beroemde filosoof Blaise Pascal en Goethe en vervlecht hun citaten in zijn eigen verhaal, hij gebruikt ze en denkt erop door. Precies zoals Montaigne citaten van andere denkers gebruikte in zíjn essays.

‘Troosten is een magisch gebaar omdat troosten een onmogelijke daad is.’

Verhoeven oppert het idee dat de troost magisch is, omdat deze daad alleen gepoogd kan worden en nooit kan lukken. Verdriet kan namelijk nooit weggenomen worden, dat moet doorleefd worden. Zoals Goethe schrijft: ‘Troost is een absurd woord: Wie niet wanhopen kan, hoeft niet te leven.’ Het lijden hoort bij het leven, de troost doet niets meer dan hier de aandacht op vestigen zodat het uiteindelijk opgeheven kan worden.

Het kopieerapparaat

Verhoevens zoon Daan schreef een voorwoord bij Alledaagse mijmeringen. Het ontroerende hieraan is dat Daan – zelf geen filosoof – dezelfde verwondering over het alledaagse aan de dag legt als zijn vader, wanneer hij enkele alinea’s schrijft over het kopieerapparaat dat hij gebruikt om zijn vaders werk te kopiëren. Net als zijn vader laat hij zijn gedachten de vrije loop over zoiets ‘banaals’ als de tekst op het schermpje van een kopieerapparaat. Hier komt ook bij Daan het alledaagse binnen als iets absurds, als iets om je over te verwonderen, iets om van in de lach te schieten. Verderop schrijft hij: ‘Mijn vader was op zijn gelukkigst, geloof ik, als hij mocht schrijven, en elk blaadje dat door mijn handen ging was een blijk van zijn geluk.’

Dat geluk en die wil tot schrijven en filosoferen komt tot uiting in deze vroege essays van Verhoeven. Een mooie aanvulling op een indrukwekkend oeuvre en een mooi inkijkje in de eerste schrijfoefeningen van een échte filosoof.


Standbeeld Cornelis Verhoeven te Den Bosch