Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Non-fictie

Filosofie van verbondenheid

recensie: Massimo Pigliucci – Hoe word je een stoïcijn?

Hoogleraar Massimo Pigliucci is bioloog, filosoof én stoïcijn. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij zien wat het stoïcisme behelst en waarom deze filosofie zo goed te verenigen is met het moderne leven.

Pigliucci is als wetenschapper en filosoof altijd bezig geweest met levensvragen. Enkele jaren geleden vond hij bij de stoïcijnse stroming binnen de filosofie zijn thuis. Het stoïcisme is ruimdenkend, uitermate praktisch en schuwt geen zelfkritiek. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij de ontstaansgeschiedenis, prominente denkers en verschillende visies binnen deze tak van filosofie zien. De auteur blijkt een vakman met ontzettend veel kennis van de oude Griekse teksten, die hij in zijn boek voortdurend koppelt aan het heden.

Op reis met Epictetus

Het boek leest als een reis langs de geschiedenis, grondslagen en praktische uitwerkingen van het stoïcisme. Daarbij is de oud-Griekse denker Epictetus de gids die uitleg geeft waar nodig en ons op belangrijke zaken wijst. Pigliucci neemt je mee in gesprek met de stoïcijnen en stelt je daar waar dat nodig is gerust. Ook hij had veel vragen en kritiekpunten toen hij zich voor het eerst in deze stoïcijnse filosofie verdiepte. Deze overwegingen laat hij uitgebreid aan bod komen; de kritiekpunten weerlegt hij op overtuigende wijze.

Filosofie van de openheid

Een van de belangrijkste redenen waarom het stoïcisme zo’n interessante manier van denken is, is de openheid. Veel denksystemen zijn afgebakend en worden daardoor stug en onbuigzaam. Het stoïcisme is tegelijkertijd een filosofische stroming en een zoektocht. Er zijn weinig zaken die al vast staan en de grondslagen die er zijn, zijn breed interpretabel. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel gelovigen als atheïsten zich vinden binnen deze filosofie. Zo’n verbondenheid is in de geschiedenis van de mensheid – en zeker in die van de moderniteit – zeldzaam en dus de moeite waard te onderzoeken.

Praktische filosofie

Een ander belangrijk kenmerk van het stoïcisme is haar praktische inslag. Kennis is van belang, maar altijd als middel om ons handelen te begrijpen of te veranderen. De schrijver maakt dit duidelijk aan de hand van tal van voorbeelden uit zijn eigen leven waarin hij gebruik heeft gemaakt van deze filosofie. Daarmee leest het boek inderdaad als een antwoord op de vraag Hoe word je een stoïcijn? Dat klinkt als iets dat neigt naar een zelfhulpboek, maar dat is het allerminst. Het kan gelezen worden als een inleidende cursus stoïcijnse filosofie. Pigliucci stelt zich op als een wetenschapper en blijft te allen tijden kritisch.

Oude filosofie voor het moderne leven

De denkbeelden van de stoïcijnen zijn ruim tweeduizend jaar oud, maar zouden evengoed gisteren bedacht kunnen zijn. Ze zijn uitermate helder en pragmatisch en richten zich op alledaagse zaken waar iedereen mee te maken heeft. Het onderscheid dat het stoïcisme maakt tussen zaken waar we wel invloed op hebben en zaken waar we geen invloed op hebben, is vandaag de dag nog even toepasbaar als in de tijd waarin het ontstond. Hoe word je een stoïcijn? is een leerzaam boek dat op heldere wijze de stoïcijnse leer uitlegt en levendig maakt. Pigliucci is zowel praktisch als inhoudelijk sterk en schrijft vermakelijk en overtuigend. Ook – of misschien wel juist – voor de moderne mens is dit boek interessant om te lezen. De stoïcijnse filosofie biedt een verfrissende blik in een wereld die steeds onoverzichtelijker wordt.

Boeken / Non-fictie

Filosofie van verbondenheid

recensie: Massimo Pigliucci – Hoe word je een stoïcijn?

Hoogleraar Massimo Pigliucci is bioloog, filosoof én stoïcijn. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij zien wat het stoïcisme behelst en waarom deze filosofie zo goed te verenigen is met het moderne leven.

Pigliucci is als wetenschapper en filosoof altijd bezig geweest met levensvragen. Enkele jaren geleden vond hij bij de stoïcijnse stroming binnen de filosofie zijn thuis. Het stoïcisme is ruimdenkend, uitermate praktisch en schuwt geen zelfkritiek. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij de ontstaansgeschiedenis, prominente denkers en verschillende visies binnen deze tak van filosofie zien. De auteur blijkt een vakman met ontzettend veel kennis van de oude Griekse teksten, die hij in zijn boek voortdurend koppelt aan het heden.

Op reis met Epictetus

Het boek leest als een reis langs de geschiedenis, grondslagen en praktische uitwerkingen van het stoïcisme. Daarbij is de oud-Griekse denker Epictetus de gids die uitleg geeft waar nodig en ons op belangrijke zaken wijst. Pigliucci neemt je mee in gesprek met de stoïcijnen en stelt je daar waar dat nodig is gerust. Ook hij had veel vragen en kritiekpunten toen hij zich voor het eerst in deze stoïcijnse filosofie verdiepte. Deze overwegingen laat hij uitgebreid aan bod komen; de kritiekpunten weerlegt hij op overtuigende wijze.

Filosofie van de openheid

Een van de belangrijkste redenen waarom het stoïcisme zo’n interessante manier van denken is, is de openheid. Veel denksystemen zijn afgebakend en worden daardoor stug en onbuigzaam. Het stoïcisme is tegelijkertijd een filosofische stroming en een zoektocht. Er zijn weinig zaken die al vast staan en de grondslagen die er zijn, zijn breed interpretabel. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel gelovigen als atheïsten zich vinden binnen deze filosofie. Zo’n verbondenheid is in de geschiedenis van de mensheid – en zeker in die van de moderniteit – zeldzaam en dus de moeite waard te onderzoeken.

Praktische filosofie

Een ander belangrijk kenmerk van het stoïcisme is haar praktische inslag. Kennis is van belang, maar altijd als middel om ons handelen te begrijpen of te veranderen. De schrijver maakt dit duidelijk aan de hand van tal van voorbeelden uit zijn eigen leven waarin hij gebruik heeft gemaakt van deze filosofie. Daarmee leest het boek inderdaad als een antwoord op de vraag Hoe word je een stoïcijn? Dat klinkt als iets dat neigt naar een zelfhulpboek, maar dat is het allerminst. Het kan gelezen worden als een inleidende cursus stoïcijnse filosofie. Pigliucci stelt zich op als een wetenschapper en blijft te allen tijden kritisch.

Oude filosofie voor het moderne leven

De denkbeelden van de stoïcijnen zijn ruim tweeduizend jaar oud, maar zouden evengoed gisteren bedacht kunnen zijn. Ze zijn uitermate helder en pragmatisch en richten zich op alledaagse zaken waar iedereen mee te maken heeft. Het onderscheid dat het stoïcisme maakt tussen zaken waar we wel invloed op hebben en zaken waar we geen invloed op hebben, is vandaag de dag nog even toepasbaar als in de tijd waarin het ontstond. Hoe word je een stoïcijn? is een leerzaam boek dat op heldere wijze de stoïcijnse leer uitlegt en levendig maakt. Pigliucci is zowel praktisch als inhoudelijk sterk en schrijft vermakelijk en overtuigend. Ook – of misschien wel juist – voor de moderne mens is dit boek interessant om te lezen. De stoïcijnse filosofie biedt een verfrissende blik in een wereld die steeds onoverzichtelijker wordt.

Album

Scandinavische Schoonheidszucht op Revelations For Personal Use

recensie: Anneli Drecker | Revelations For Personal Use

Anneli Drecker is een Noorse sirene van achtenveertig jaar, die in de herfst van haar carrière een soort van tweede jeugd is begonnen. Één die twee jaar geleden aanvangt met het Scandinavisch drama Rocks & Straws, een orkestraal hooglied over de zee, de sneeuw, een eenzame visser en een kleine boom. Dat werk heeft met Revelations for Personal Use nu een passend vervolg.

An organ is playing in the ocean / With thunderous tone / Playing a verse that you know is your own (Ocean’s Organ, Rocks & Straws).

De regel is niet afkomstig uit Dreckers eigen pen, maar uit die van de Noorse journalist en dichter Arvid Hanssen. De dichter die zijn romantische ziel verliest in het gedonder van de zee en daar vervolgens een dicht op schrijft. Anneli Drecker die haar Scandinavische ziel verliest in het gedonder van het gedicht en daar vervolgens een lied van maakt. Iemand trekt een enorm blik strijkers open. Ergens in de verte krijst een meeuw. Dat was Rocks & Straws, en op Revelation for Personal Use bevinden we ons op exact dezelfde plaats.

De majesteit van Sigur Rós nadert

Op ‘Blue Panoroma’ ontvouwt het panorama zich: een sinistere grondtoon, een vleugelpiano, een etherische orkestbak en voilà, de kristalzuivere sirene van Drecker. Dat is al behoorlijk groots, maar het panorama moet verder, moet wijder. De majesteit van Sigur Rós nadert in de vorm van een gigantische klif waartegen de zee zich kapot breekt.

En Marco Borsato toog naar IJsland, posteerde zichzelf onder een huilende waterval en zong met gespreide armen een lied over (jawel) de zee, het verlies en de waarheid. Dat kan allemaal goed én slecht nieuws zijn, maar het is nog altijd een stuk beter te verteren dan wat er vooraf ging aan Rocks & Straws.

De Ladder af en op

Wie die ladder afdaalt stuit namelijk op de onnoemelijk gedateerde europop Tundra en Frolic. Europop onder de invloed van New Age. Alizée en Kate Ryan herrezen, en ze hebben een tas klankschaaltjes en wat oud werk van Björk meegebracht. Nee, dan toch liever: Rocks are rocks / Straws are straws / But rocks and straws are for a cause. Of de kreunende herdersharp en het lokale keelgezang van afsluiter en titelnummer ‘Revelation For Personal Use’.

Bekoorlijker

Je kunt er je cynische gedachtes op nahouden, maar ondertussen zet Drecker in iets meer dan een half uur wel een behoorlijk ambitieus en bloedernstig vergezicht neer. Deze plaat gaat niet voor minder dan de hoogste schoonheid. Drecker redt de zaak door niet als een Icarus met plakvleugels naar de zon te scheren, maar door eenvoudigweg in haar eigengemaakte omgeving te blijven: Tromsø. Een idee dat in al haar kleine schoonheid vele malen bekoorlijker is dan de zaligste toon op Revelation for Personal Use. En na een half uur is het voorbij.

 

Boeken / Fictie

Schrijven is makkelijk…

recensie: Karl Ove Knausgård - Zomer

Zijn vader heeft het makkelijkste beroep van de wereld, vindt Karl Ove Knausgårds zoon. Waarom zijn niet meer mensen schrijver? Je gaat zitten in het schrijfhuisje achter in de tuin met koffie, sigaretten en leuke muziek. Je schrijft iets en stuurt het op – klaar. Zelf bekent de hoofdpersoon van Zomer dat er voor hem niet veel anders op zit dan schrijven.

Knausgård deed ooit mee aan een persoonlijkheidstest, lezen we. Uitkomst: in zichzelf gekeerd, overgevoelig en zonder fantasie. Overigens durft hij niet te lachen, omdat zijn tanden geel zijn met een zwart randje. En zijn pik is te klein, schrijft hij, en daar schaamt hij zich voor. Nog veel erger schaamt hij zich dat hij zoiets opschrijft en dan ook nog naar zijn uitgever stuurt. Gelukkig heeft hij zijn vaders achternaam gekozen en niet het weke ‘Hatløj’ van moederskant.

(…) Ik had een hardere naam nodig want ik was zelf slap, en Knausgård heeft wel iets harders, het stenige van ‘knaus’ dat ‘rots’ betekent. Namen zijn als een tas waarin onze hele identiteit ligt (…)

 

Feit en fictie

Onder die rotsige schrijversidentiteit kan hij in zijn dagboeken losgaan over schaamte en zwakheid. De tegenstelling van een bange man verstopt in een stevig schrijverschap is zijn handelsmerk geworden en zijn schrijfhuisje een toevluchtsoord. Een van de eerste teksten gaat over een afscheid. Een ‘ik’ genaamd Karl Ove en ‘de vrouw waar ik van hield’ besluiten uit elkaar te gaan. Ze doen dat in de mooiste zomernacht die Karl Ove ooit heeft meegemaakt. (In de media kan de geïnteresseerde lezer inmiddels vernemen dat de schrijver Knausgård en zijn vrouw Linda Brostrøm gescheiden zijn.) Knausgård suggereert met zijn relaas een ‘echte’ gebeurtenis maar laat de spanning tussen feit en fictie bestaan. De moeder van de kinderen duikt af en toe op maar speelt geen rol in de verhalen. Staat hij er eigenlijk alleen voor met zijn vier jonge kinderen?

Is schrijven wel zo makkelijk?

In Zomer waagt Knausgård zich aan een poging tot ‘echte’ fictie. Het wordt een worsteling met de vorm. Hij wil in zijn dagboeknotities een gefictionaliseerde ‘waar gebeurde geschiedenis’ vlechten. Een Noorse vrouw laat tijdens de Tweede Wereldoorlog man en kinderen achter en gaat ervandoor met een Duitse soldaat. Knausgård draagt zichzelf op zich in te leven in iemand die volkomen van hem verschilt. Hij stapt een aantal keren abrupt over van een ‘Karl Ove-ik’ naar een ‘oude Noorse vrouw-ik’. Het werkt niet. Niet alleen is de overgang kunstmatig, ook de stijl van ‘haar’ relaas mist overtuigingskracht.

Een ander probleem is de briefvorm van de dagboeknotities. Ze zijn gericht aan de jongste dochter Anne. Haar geboorte was het uitgangspunt van de Seizoenen-serie. Het levert zinnen op in de trant van ‘toen ik de beste vriendin van je oudste zus naar huis had gebracht reed ik verder om je broer van schoolkamp te halen’.

Schoonheid van het gewone leven

De kortere teksten zijn het meest geslaagd. Het zijn originele beschouwingen over grasmaaiers, muggen en naaktslakken, flauwvallen op een uitgeversfeestje en over het wezen van het ei. Knausgård kan als geen ander de schoonheid – en soms de magie – van het doodgewone onder woorden brengen. Terwijl hij dagelijks uren doorbrengt met het vervoer van eigen en andermans kinderen naar school, vriendjes, zwembad en sportveld, vergeet hij nooit om zich heen te kijken. De zomer doet haar werk in het glooiende landschap van Zuid-Zweden, waar akkers, zee en bos ieder uur van de dag een nieuw schouwspel vormen. Als een weerman volgt hij de afwisseling van zon en regen; als een schilder registreert hij het licht, de schemer en de nacht die de wereld om hem heen kleuren.

De vertaling is in orde en de illustraties van Anselm Kiefer zijn fraai. Maar het boek ademt de sfeer van een afronding. Na het verbluffende zesdelige ‘Mijn strijd’ en deze Seizoenen, vier delen met losse teksten, hebben zijn lezers een minutieus beeld van zijn autofictie-leven.

Is Knausgård misschien uitverteld?

Theater / Voorstelling

Onthaasten bij De Denderende Tijd

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - De Denderende Tijd

Het is 15 februari 1894, de nog maar zessentwintigjarige Franse Martial Bourdin loopt richting het Koninklijk Observatorium in Greenwich met onder zijn arm een pakketje. Op dat moment is hij onderweg om een aanslag te plegen op de plek die kort daarvoor als internationale nulmeridiaan werd gekozen. De aanslag mislukt en hij raakt zwaargewond. Een halfuur later overlijdt hij. Wat was zijn motief? Was hij een terrorist of misschien een visionair?

Het begint al bij aankomst op de locatie in het Utrechtse Leidsche Rijn waar het Nieuw Utrechts Toneel iedere zomer een voorstelling op locatie maakt. Dit keer een voorstelling over de tijd op een buitenlocatie vlakbij de grootste bouwput van Nederland. Hier worden woningen uit de grond gestampt voor zo’n 10.000 toekomstige bewoners. Het publiek wordt verzocht om alles waarop ze de tijd kunnen zien in te leveren: horloges en telefoons worden allemaal in een genummerde plastic zak gestopt. Een beetje onwennig loopt het publiek naar de lange tafels die staan opgesteld in afwachting van wat er komen gaat.

Het ijkpunt van de tijd

Theatermakers Greg Nottrot en Floor Leene raakten geïnspireerd door de gebeurtenis in 1894 en onderzoeken in deze voorstelling de motieven van Bourdin zijn aanslag op de tijd en de relatie van deze gebeurtenis met het heden. Hoe gaan zij om met het fenomeen de tijd, tijdsdruk en hun verlangen om de tijd soms even stil te zetten?

In De Denderende Tijd wordt het verhaal van de terrorist en zijn aanslag op tijd, filosofische ideeën over de tijd en de relatie tussen Gregg Nottrot en Floor Leene voortdurend met elkaar afgewisseld. De verschillende mogelijke motieven van de terrorist worden met elkaar afgewogen en ondertussen krijg je ook een inkijkje in de relatiestrubbelingen van Gregg Nottrot en Floor Leene. Muzikant Pascal van Hulst vertegenwoordigt de terrorist en begeleidt de voorstelling waarbij hij afwisselend zingt, saxofoon en gitaar speelt. Deze intermezzo’s zijn van hoogwaardige kwaliteit.

Stilstaan bij de tijd

Wat is de tijd eigenlijk? Gregg Nottrot stelt deze vraag aan het publiek en het blijft angstvallig stil. De tijd is nog nooit zo belangrijk geweest en er bestaan tegenwoordig allerlei instrumenten om de tijd te meten. Terwijl echt de tijd nemen voor iets steeds zeldzamer wordt. Nottrot en Leene filosoferen erop los en betrekken dit op hun eigen persoonlijke leven. Hij is ontzettend druk en wil zoveel mogelijk dingen doen in korte tijd. Als tegenreactie op de tijdsdruk en de verplichtingen wordt Nottrot opstandig en heeft hij de neiging om zijn to do lijstjes gewoon te negeren. Hij zou willen dat een dag meer uren had. Leene maakt zich juist zorgen over het ouder worden en zou willen dat de tijd af en toe even stil kon staan. Even genieten en stilstaan bij het moment. Uit deze persoonlijke strubbelingen en twijfels ontstaan hilarische en herkenbare situaties. Echter, soms gaan de confrontaties wat te lang door en vallen de spelers in herhaling.

Na de voorstelling kan het publiek genieten van een uitstekend driegangendiner verzorgd door Serge Hogenbirk. Het publiek neemt plaats aan lange tafels waaraan samen gedineerd wordt. Het diner wordt voor het dessert onderbroken door een spannende openlucht escaperoom. Per tafel moeten binnen 45 minuten verschillende puzzels worden opgelost om de code te kraken waarmee de zogenaamde bom kan worden stilgezet.

Reflectie op je eigen leven 

De Denderende Tijd laat je kritisch kijken naar je eigen drukke leven. Er wordt van ons verwacht dat we zo efficiënt en productief mogelijk met onze tijd omgaan. Dit is voor veel mensen een herkenbaar onderwerp. Door het inleveren van telefoon en horloge wordt je gedwongen van het moment te genieten en de mensen om je heen. In plaats van bezig te zijn met de tijd en je sociale leven in je telefoon. Je wordt niet afgeleid en je wordt bewust gemaakt van het feit dat we steeds afhankelijker worden van onze telefoon en het besef van tijd. Als publiek breng je een hele avond met elkaar door en ook de spelers zijn daarbij wat zorgt voor een ontspannen en intieme sfeer. De Denderende Tijd van het NUT is echt een totaalervaring en een must see voor iedereen die even wil ontsnappen aan ons huidige gehaaste leven.

Boeken / Non-fictie

Filosofische literatuur

recensie: Jeroen Vanheste - Denkende romans. Literatuur en de filosofie van mens en cultuur

In Denkende romans zoekt filosoof Jeroen Vanheste naar de filosofie in het werk van twaalf beroemde schrijvers. Maar voor wie is het boek bedoeld?

Vanheste’s Denkende romans is een interessant voorbeeld van het verschil tussen filosofie en literatuur. Secundaire werken over een bepaalde filosoof kunnen dienen als goede kennismaking met diens filosofie, zelfs zodanig dat de lezer zich een bepaald oordeel kan veroorloven over de behandelde filosoof. Zo kun je als lezer van secundaire werken over Karl Marx toch enigszins beoordelen of je het historisch materialisme een overtuigende verklaring van de geschiedenis vindt of niet.

Wat voor filosofie geldt, geldt niet voor literatuur. Op basis van een secundair werk over De avonden kan men onmogelijk beoordelen of het een goed boek is. Een samenvatting of een duiding kunnen ervoor zorgen dat je benieuwd raakt naar het werk – of juist niet – maar voor een oordeel zul je het uiteindelijk toch zelf moeten lezen.

Humanistische literatuuropvatting

Van dit gegeven is Vanheste zich ongetwijfeld bewust. Denkende romans heeft niet als doel het werk van de behandelde schrijvers te beoordelen. Vanheste vertrekt vanuit de aanname dat literatuur kan bijdragen aan het filosofisch denken over mens en maatschappij en dat literatuur ons iets kan leren over onszelf.

Deze humanistische literatuuropvatting is volgens literatuurwetenschappers achterhaald. Volgens hen is literatuur – net als alle uitingen van cultuur – niets meer dan een uiting van een dominante ideologie die een bepaalde sociale klasse in het zadel houdt. De gewone lezer heeft dat niet in de gaten. Het is de taak van de literatuurwetenschapper om de tekst te ‘ontmaskeren’ en zo te laten zien welke dominante ideologie er achter het werk schuil gaat. Welke dominante ideologie zij onthullen, verschilt van tijd tot tijd maar begunstigt meestal het grootkapitaal, de witte of heteroseksuele man – maar vaak een combinatie van die drie.

Het is een verademing een boek te lezen waarin literatuur niet wordt weggezet als middel tot onderdrukking maar als iets dat van waarde is. Maar het boek is geen betoog; die overtuiging is het vertrekpunt. Aan de hand van twaalf schrijvers (onder andere Tolstoj, Mann, Kundera en Houellebecq) toont Vanheste aan hoe en welke filosofische denkbeelden in hun werk een rol spelen. Daarmee is het boek een (impliciete) onderbouwing van die aanname – maar dat is bijvangst. Het gaat Vanheste om de schrijvers en hun werk, niet om het debat.

Voor beginners of gevorderden?

Maar voor wie is het boek nou eigenlijk bedoeld? Voor liefhebbers van literatuur en filosofie of voor liefhebbers van de behandelde schrijvers? Dat blijft, ook na het lezen van het boek, een lastig te beantwoorden vraag. Het is geen aanrader voor beginnende lezers. De hoofdstukken, die elk een schrijver behandelen, vormen geen goede introductie tot het werk van die schrijvers. Daarvoor zijn de hoofdstukken te lang, te gedetailleerd en doorspekt met te veel citaten waaruit moet blijken dat de schrijver inderdaad deze filosofische bedoeling had met een bepaalde roman.

Maar het boek lijkt ook niet helemaal geschikt voor de kenners van de behandelde schrijvers. Voor hen wordt slechts het reeds bekende opgelepeld. De vele voorbeelden die als onderbouwing dienen voor de bewering dat de schrijver in verschillende boeken steeds terugkomt op hetzelfde (filosofische) thema, kunnen gaan vervelen.

Daar komt nog eens bij dat Vanheste niet één beroemd werk maar het hele oeuvre van schrijvers behandelt. Daardoor blijft het voor de lezer die goed bekend is met het werk van de schrijver tamelijk oppervlakkig.

Aperitief of digestief?

De stukken komen het best tot hun recht als de lezer wel enigszins bekend is met de schrijver, maar lang niet alles van hem heeft gelezen. Dan plaatst het het boek dat je gelezen hebt in breder perspectief (het filosofische wereldbeeld van de schrijver) en nodigt het uit tot het lezen van meer boeken van de schrijver.

Het voordeel is dat de hoofdstukken los van elkaar te lezen zijn. Voor iemand die graag literatuur leest, maar ook geïnteresseerd is in filosofie, kan het boek dus een waardevolle toevoeging zijn in de boekenkast. Lees het boek dan niet in één ruk uit, maar lees over een bepaalde schrijver wanneer je net één of twee boeken van hem gelezen hebt. Als het goed is, wil je dan niet nóg een hoofdstuk uit Denkende romans lezen, maar besluit je de rest van het oeuvre van de schrijver te lezen. Een paar maanden of zelfs jaren later kun je aan het volgende hoofdstuk beginnen. En dan maar hopen dat je zoveel leest, dat je ooit het hele boek uit kunt lezen.

Boeken / Non-fictie

Wat is relevant in een biografie en wat niet?

recensie: Peter Janszen en Frans Oerlemans - Willem Kloos [1859-1938]: O God, waarom schijnt de zon nog!

Willem Kloos was de beste dichter van de negentiende eeuw. O God, waarom schijnt de zon nog! is niet het eerste biografische werk dat van hem is verschenen, maar wel het meest volledige. Te volledig?

Het duo Janszen en Oerlemans heeft de archiefkast tussen twee kaften omgekieperd. Dat is meteen al doorbijten zo lang Kloos nog geen portee heeft. Maar het hele boek door passeren wrijvingen en ruzietjes, kattebelletjes, reisjes, gedoe met liefjes, geldzorgen en ziektes stevig de revue. Er wordt ruim geciteerd uit niet erg ravissante brieven. De overmaat weerspiegelt zich ook in de talrijke illustraties.

Boeiender wordt het als de levenslustige Jacques Perk zijn intrede doet. Algauw botst het met zijn vriend Kloos, die zich extreem afzondert en het liefst met Jacques alleen is. Perk verbreekt de vriendschap en sterft weinig later aan TBC. Dan lezen we van Kloos een gedicht dat indruk maakt: een in domineesland niet eerder geschreven verskunst met even echte als diepe emoties en stemmingen. De 22-jarige Kloos bezorgde Perks Verzamelde gedichten en gebruikte zijn ‘Inleiding’ om voor de nieuwe poëzie een lans te breken. Dat viel bij de gevestigde literatoren allerminst in goede aarde, want het oude was goed en het nieuwe abracadabra.

Alcoholica

Kloos had geen ideale kindertijd. Het is deels hieraan te wijten is dat hij moeite met het leven bleef hebben. Maar zijn psyche speelde hem meer parten, waardoor hij overmatig zijn toevlucht zocht in de alcohol. Dit had tot gevolg dat hij agressief werd, of zich isoleerde en zich vervuilde . Vrienden begrepen niet ‘dat iemand die zoo krachtig schrijft, zoo slap kan leven.’ Frederik van Eeden: ‘Hoe heeft God het omhulsel ruw en slordig afgewerkt om daar binnen in met al zijn scheppingskracht een wonder te kunnen maken van teeder-bevend, doorzichtig-lichtend schoon.’ Kloos maakt de indruk zijn hooggestemde liefdesideeën niet aan te kunnen passen aan de nu eenmaal beperkte mogelijkheden. Albert Verwey schrijft dat Kloos alles van het leven eiste, nooit iets gaf en helemaal verdween in de verbeelding van zijn verzen.

Ik, die droef-wachtend op des Levens tinnen

Melodieus zit klagend, naar den dag

Opstijgend glorieus, van wat eens mag

Bevredigen mijn ziel en zachte zinnen.

Het tijdschrift De Nieuwe Gids, Kloos’ kindje, was de spreekbuis van de nieuwe generatie. Al werd op zijn tijd, om verlies van abonnees te voorkomen, enige zelfcensuur toegepast. Het zelden florerende blad bood niet alleen goed zicht op de nieuwe literatuur en schilderkunst, maar ook op de politiek die zijn bekomst had van liberalisme en confessionalisme. In 1882 werd in Amsterdam de eerste openbare vergadering van de ‘gevaarlijke’ Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis door de politie onmogelijk gemaakt en in een café op de Nieuwmarkt voortgezet. De dominee moest voor een jaar het gevang in voor een luttele schennis van majesteit Willem III.

Ballast

Het is de vraag welke doelgroep de schrijvers op het oog hadden met O God, waarom schijnt de zon nog! Zelfs vakgenoten zullen niet op het puntje van hun stoel zitten bij alle uitgesponnen beschrijvingen en citaten. Minder ingewijde lezers haken af of gaan over op een diagonale lezing. Als ze al een reden hebben om een boek in huis te halen met poëzie die nogal afwijkt van het huidige Nederlands. Om overzicht te krijgen kan het enigszins helpen om het samenvattende en concluderende nawoord juist vooraf te lezen.

Zonder twijfel is er allemachtig veel werk verzet om de vloed aan details boven water te halen, op een overzichtelijke rij te zetten en redelijk vlot op papier te zetten. Wie eenmaal weet door te zetten raakt mogelijk zo vertrouwd met de optredende figuren dat je de ballast voor lief neemt. Maar wie toegankelijker over Kloos c.s. wil lezen, raadplege Bart Slijpers In dit gevreesd gemis (2012).

Boeken / Fictie

Stoere heldin of gestoorde gek?

recensie: Catherine Poulain - Open zee

Wat bezielt een jonge, iele Française die haar heil zoekt in het zeevissen in Alaska? Waarom zet je je rustige en veilige leven opzij voor een onzeker en zwaar bestaan aan boord van schepen waar op vissen gejaagd wordt die je zelf maar net kunt bedwingen?

De twintigjarige Lili doet iets wat niet veel vrouwen haar nadoen: ze verbrandt haar schepen om een heel nieuw leven te beginnen aan de andere kant van de wereld. Aldaar aangekomen belandt ze in een op het eerste oog spannend avontuur, maar al snel leert ze de schaduwzijde van het vissersleven kennen.

Verrassende mix van gevoelens en starheid

Op unieke wijze beschrijft Poulain de harde en tegelijkertijd warme wereld waarin Lili terechtkomt als ze voet aan wal zet in Kodiak, een vissersplaats op Kodiak Island in het zuiden van Alaska. De achtbaan aan emoties waar de jonge Française mee te maken krijgt, wordt op een zeer realistische en geloofwaardige manier getoond: van de enthousiaste kom-maar-op-mentaliteit die aanvankelijk bezit van Lili neemt, naar de ietwat gedesillusioneerde en verharde houding die aan het eind van het boek de overhand neemt. Wie echter denkt dat hij zijn hoofdpersonage aan het einde van het boek helemaal kent, heeft het mis; als lezer word je constant verrast met onverwachte dialogen, gekke plotwendingen en blijf je het gevoel houden dat de hoofdpersoon niet wil dat je haar volledig leert kennen.

Doorgaan tot je erbij neervalt

Hoezeer dit gevoel je bijblijft gedurende het verhaal, blijkt ook uit het feit hoeveel moeite Lili enerzijds doet om geliefd te zijn bij de overwegend mannelijke vissers, maar anderzijds de boot kordaat afhoudt wanneer de mannen meer van haar willen. Dat deze methode respect afdwingt, blijkt wel uit het feit dat ze aan de ene kant geïntrigeerd zijn door deze vreemde vrouw, maar haar aan de andere kant nooit helemaal als een van hen zullen zien. Ook haar bikkelharde no-nonsense mentaliteit zal hieraan bijdragen; geen denken aan dat Lili die mannen laat zien dat ze een watje is, ook al valt ze honderd keer en loopt ze diverse wonden en kneuzingen op. Hoe hard ze ook haar best doet en respect afdwingt, Lili blijft in de ogen van de mannen een vrouw, die naar hun mening zou moeten trouwen en kinderen krijgen. Dat ze hier zelf nog lang niet aan toe is en eerst nog een tijd wil blijven vissen en de wereld ontdekken, komt niet in hun hoofd op, zelfs niet bij de man met wie ze een relatie krijgt. Lili zal moeten kiezen tussen haar vrijheid en haar leven delen met de enige man met wie ze dat misschien zou willen. Maar wat is de individuele vrijheid nog waard wanneer je zelf niet meer weet hoe je die in moet vullen? Dit dilemma wordt prachtig uit de doeken gedaan in dit boek.

Een stoere heldin die je enigszins verward achterlaat

Niet alleen de innerlijke belevingswereld van Lili wordt op indrukwekkende wijze neergezet, ook de manier waarop verslag wordt gedaan van het vissen, het machogedrag van de eenzame mannen en het natuurgeweld waar de vissers mee te maken krijgen, komen erg  realistisch over. Van begin tot eind word je ondergedompeld in een wereld waar niet veel mensen nog veel van zullen weten. Hoe Lili zich staande houdt in een van oudsher overwegend mannenberoep, dwingt respect af en roept tegelijkertijd vragen op: waarom wil ze zich zo graag laten afbeulen, waarom heeft ze zoveel onrust in zich en waarom denkt ze die onrust kwijt te kunnen door te vissen? De lezer krijgt hier echter geen duidelijk antwoord op en zal het moeten doen met een ongewoon verhaal over een jonge vrouw die de mannen noch de lezer ooit helemaal zullen kunnen doorgronden.

Boeken / Non-fictie

Gered uit een schipbreuk

recensie: Koen Hilberdink - J.B.W.P. Het leven van Johan Polak

Het is begin november 1956. De Russische troepen zijn Hongarije binnengevallen om het communistisch gezag te herstellen. Vele Hongaren ontvluchten hun land maar ook bij de jonge Johan Polak slaat de paniek toe. Het zal niet lang meer duren voordat de Russen de Nederlandse grenzen oversteken, meent hij. Hij haalt een vriend over met hem naar Zuid-Frankrijk te vertrekken. Vandaar wil hij een ‘vluchtboot’ in gereedheid brengen. Vluchtboten en vluchtkoffertjes: de vaste attributen van overlevenden van de Holocaust.

Onderduik

Na de razzia’s en eerste deportaties vanaf 1941 door de bezetters lukte het de familie Polak nog een tijd lang uit handen van de nazi’s te blijven. Maar in juni 1943 werden ze toch op transport naar Westerbork gesteld. Door een wonder – connecties en geld – lukte het daar weg te komen en onder te duiken.

Na de bevrijding, in ontzetting over de niet-teruggekeerde familieleden, bouwde Polak heel langzaam een eigen leven op, diep verbonden met zijn moeder die al sinds haar jeugd aan psychiatrische stoornissen leed. Na haar dood kon hij zich financieel onbezorgd wijden aan zijn vele literaire activiteiten. Met Rob van Gennep richtte hij de linkse uitgeverij Polak en Van Gennep op. In 1966 opende Johan Polak zelf zijn Athenaeum Boekhandel in Amsterdam.

De classicus Johan Polak (1928-1992) was een culturele fijnproever die in de literatuur troost vond voor zijn oorlogstrauma en zijn moeizame liefdesleven. Hij was van mening dat de westerse cultuur na de beide wereldoorlogen vernietigd was en zette zich zijn hele werkzame leven in om mensen te enthousiasmeren voor klassieke literatuur. De Nederlandse dichters Jan Hendrik Leopold (1865 – 1925), Pieter Cornelis Boutens (1870-1943) en Jakobus Cornelis Bloem (1887-1966) hoorden bij zijn favorieten, maar zijn grootste liefde was Gerard Reve. Hij adoreerde diens werk en beschouwde het als een allereerste belangrijke bijdrage aan homo-emancipatie in Nederland.

Johan Polak was als persoon liberaal maar – zeker naar buiten toe – gehecht aan klassieke vormen, zowel in de kunst als in de omgang met elkaar. Hij was hoffelijk, vriendelijk en had een weldadig gevoel voor humor. Daaronder schuilde een enorm oorlogstrauma. Zo komt hij naar voren in de door Koen Hilberdink geschreven biografie.

Overvloed aan informatie

Hilberdink stort een grote hoeveelheid feiten over de lezer heen, verantwoord in een omvangrijk notenapparaat. We krijgen jaartallen en data, grote en kleine gebeurtenissen, kennismakingen en samenwerkingen uitgebreid voorgeschoteld. Hilberdink vermeldt de naoorlogse ins en outs van allerlei tijdschriften en uitgeverijen alsmede de lotgevallen van familieleden, vrienden en kennissen. De chronologische opsomming is hier en daar vermoeiend.

Achter al deze minutieuze informatie dreigt het beeld van de mens Johan Polak zo nu en dan te verdwijnen. Waar Hilberdink dieper ingaat op zijn persoonlijke leven en de wijze waarop Polak zijn vele problemen hanteert, geeft hij als biograaf blijk van zijn betrokkenheid. Deze passages geven een beeld, evenals de (schaarse) citaten uit Polaks omvangrijke correspondentie.

Onzekere miljonair

Johan Polak had een driedubbel minderwaardigheidscomplex. Als Jood door het antisemitisme voor, tijdens en na de oorlog. Als homoseksueel, geboren en opgegroeid in een tijd dat dit nog als een ziekte, een pervers en weerzinwekkend geheim beschouwd werd. En door het besef van zijn enigszins eigenaardige uiterlijk, door hemzelf als lelijk ervaren.

Maar hij was rijk. Misschien was dat wel zijn grote ongeluk. Want wie aandacht, genegenheid, seksuele diensten en samenwerking kan kopen, zal nooit het zelfvertrouwen opbouwen dat voortkomt uit op eigen kracht behaald succes. Een intellectuele hoogvlieger is Polak niet geweest maar hij had gevoel voor kwaliteit. Hoogstwaarschijnlijk was hij verder gekomen als hij niet was blijven steken in de vicieuze cirkel van faalangst, opgeven en iets anders opstarten – mogelijk gemaakt door altijd weer nieuwe zakken geld. Dat leverde hem naast een laag zelfbeeld het gevoel op een bedrieger te zijn die ieder ogenblik door de mand kon vallen.

Polak was een bewonderaar. Zichzelf omlaag halen en de ander op een voetstuk zetten leek wel een tweede natuur geworden. Zijn overmatige bescheidenheid ontaardde vaak in een theatrale nederigheid die onaangenaam aandeed – was het ironie? Of een soort sociaal sadomasochisme?

Over zichzelf zei hij:

‘Dit gevoel, gered te zijn uit een schipbreuk, is iets dat je altijd bij blijft. Mij beheerst het mijn hele doen en laten.  (…)  Dat je een geestelijke nalatenschap hebt te beheren waar je geweldig zuinig op moet zijn (…) en moet proberen door te geven.’

Boeken / Non-fictie

Leuke klaagzang

recensie: Michael Foley - Leuk hè?

Na eerder het alledaagse en het teveel van de westerse mens onderzocht te hebben, legt de Ierse auteur Michael Foley ditmaal de zoektocht naar ‘leuk’ op zijn filosofische snijtafel. Kenmerkend aan zijn stijl is dat hij zijn onderwerp kadert vanuit de literatuur. Deed hij dat eerder met Proust en Joyce, nu is het de beurt aan Rabelais.

François Rabelais was een arts en schrijver uit de vijftiende en zestiende eeuw die onder andere lid was van de orde van de fransiscanen en de benedictijnen en ook als humanist te boek staat. Hij is echter vooral bekend geworden door zijn boek Gargantua en Pantagruel, dat bol staat van de satire, fantastische en groteske vertellingen, liederen en ondeugende grappen. Dit werk vormt een rode draad door het betoog van Foley, die zelf eveneens bekend staat om zijn vaak grappige beschrijvingen.

Conservatieve satire

De toon die Foley aanslaat balanceert voortdurend tussen sarcasme, satire en verwondering. Wanneer hij in zijn voorwoord tegen zijn zin in in een zogenaamd ‘leuk’ avontuur verzeild raakt, voert zijn sarcasme en minachting de boventoon. Ouwe zeur, of, arrogante lul, denk je als lezer, want in de vele ontmoetingen die hij beschrijft komt telkens dat toontje terug, wat ofwel op je zenuwen werkt, ofwel plaatsvervangend schmierend werkt. Foley, die zichzelf omschrijft als een introvert man, lijkt het vooral meta-leuk te hebben. Door achteraf op nauwelijks geïnteresseerde manier te schrijven over het voorval, of door er een literaire analyse van te maken, ontdoet hij het plezier van het gepeupel van haar magie. Echter, in de overdreven zucht naar plezier, hedonisme, escapisme en wat al niet meer onder leuk verkocht wordt vandaag de dag, is een kritische beschouwing een prettige verfrissing.

Foley constateert dat leuk als een nieuwe religie is, evenals geluk; het wordt tijd voor wat ketterse geluiden. Thema’s als de omkering, zoals deze gekend wordt in carnaval en de functie van de nar (die in vroege tijden als een van de weinigen de koning mocht bespotten zonder ter dood veroordeeld te worden – mits binnen bepaalde grenzen) vormen een vertrekpunt. Zo kent aldus Foley de vakantie een sacraal element in haar belofte, doch is de ervaring weer aards. Hierin is Foley wat vriendelijker dan de Franse filosoof Vladimir Jankélévitch, die in zijn boek over de beleving van de tijd, de verveling als een onzichtbaar monster aan al onze begeerde ervaringen laat knagen. De houding die we het best tegenover leuk kunnen aannemen is die van de vriendelijke ironie.

Leuk ironisch

Die ironische houding neemt Foley ook veelal aan, wanneer hij de verschillende domeinen van leuk behandelt. In hoofdstukken als: leuke seks, leuk dansen, leuke politiek, leuke spiritualiteit, leuke wedstrijd, leuk en zonde, enzovoorts. Op sommige van deze thema’s weet hij dieper in te gaan, waardoor ze in een eigentijds daglicht komen te staan. Dit doet hij bij leuke vakantie. Andere thema’s dienen als kapstok om een bepaald fenomeen te belichten, zoals gamen bij leuke wedstrijd of een rondstrooien van weetjes zoals bij leuke politiek. Of het noemen van meer bijzondere fenomenen, zoals bij leuk spiritueel, waarbij hij nauwelijks op spiritualiteit en de hausse hieromtrent ingaat.

Wanneer Foley het slot van zijn betoog nadert, wordt hij plots stellig. Alsof het boek een stempel moet drukken op leuk. Waar hij eerder proeft aan zijn stelling dat leuk en verveling reacties zijn op een chaotische wereld die geen leidend principe (meer) heeft, stelt hij dat alle moderne vormen van leuk die hij de revue heeft laten passeren, een terugkeer is naar een pre-christelijke tijd. Zo pleegt hij ontrouw aan zijn opvatting van deze tijd als post-postmodern, waar zijn eerdere suggestie van vriendelijke ironie als antwoord geldt. Een jammerlijke smet op een anderszins prettig leesbaar boek, dat in tegenstelling tot zijn voorgangers wat minder lachsalvo’s kent, maar nog altijd regelmatig tot erg leuke vondsten komt.

Voudou
Boeken / Non-fictie

Spannend verpakte muziekles

recensie: Leendert van der Valk - Voudou
Voudou

Wie Voudou van Leendert van der Valk leest, begrijpt wat voor invloed de Afrikaanse muziek in de hedendaagse muziek heeft. Die invloed vind je terug in veel meer muziek dan wij beseffen. Voudou, of voodoo, heeft in dit boek niets te maken met poppetjes en spelden maar is de bron waar veel muzieksoorten uit ontstaan zijn.

De ondertitel van Voudou is: van New Orleans naar Cotonou op het ritme van de goden. Na het lezen van het boek begrijp je vooral het laatste beter. Voudou is niet los te zien van voodoosi; en dat zijn gelovigen, net als christenen en islamieten. De muziek die gemaakt wordt bij deze geloofsovertuiging, tijdens het oproepen van de goden bijvoorbeeld, is de muziek die zijn invloeden heeft laten gelden in veel andere muzieksoorten. Muziek die mee werd gebracht met de slaventransporten van Afrika naar andere plaatsen op de wereld.

Breed pallet aan invloeden

Als één ding duidelijk wordt in het boek dan is wel dat voudou helemaal verweven is met onze moderne muziek. De tentakels van deze muziek vinden we terug in bijvoorbeeld ht werk van Buena Vista Social Club, James Brown, Beyoncé, Arcade Fire, Dr. John en The Neville Brothers. En die lijst is nog veel en veel langer. Fela Kuti is een van de Afrikaanse grootmeesters die ook in Europa voet aan de grond wist te krijgen. In zijn muziek is de voudou misschien wel het puurst aanwezig; muziek die wij in het Westen hebben leren waarderen.

Een opvallende link tussen de muziek uit Afrika en de moderne muziek is Cuba. Dit land herbergt een bijzondere verbinding tussen de stromingen die niet direct te verklaren is.Cuba fungeert als een soort tussenhaven naar andere muziekstromingen. In Cuba wordt de Afrikaanse muziek versneden met de westerse.

Inwijding voor bescherming

Wie de muzikale, maar ook fysieke, reis van Leendert van der Valk volgt door dit boek te lezen, zal naast veel plezier ook spannende momenten beleven. Van der Valk laat je meebeleven hoe hij de kennis wist te vergaren. Deze opgedane kennis zal de lezer nog vele jaren bijblijven want elke keer als je nu muziek hoort, zul je de invloeden horen en herkennen. Soms lijkt voudou wel overal in te zitten.

Van der Valk heeft kans gezien om veel informatie zo te verpakken dat het boek leest als een spannend reisverhaal over de wereld en door de muziekgeschiedenis. Zijn belevenissen, allemaal op touw gezet om het naadje van de kous te weten te komen over voudou, brengen hem op plaatsen en in situaties die soms hachelijk genoemd kunnen worden. Zo wordt van der Valk ingewijd in de voodoosi en wordt hem op het hart gedrukt nooit in trance te raken omdat dat gevaarlijk voor hem is. Ook hoort hij dat hij geen rode kleding mag dragen. Er worden dieren voor hem geofferd, hoewel Van der Valk daar eigenlijk heel veel moeite mee heeft. Toch laat hij het toe en hij beschrijft hoe de angst hem soms om het hart slaat. Hij heeft de wil het boek te schrijven maar heeft daar wel de bescherming en toestemming van de voodoosi voor nodig.

Soms moet de schrijver engelengeduld hebben om iets te weten te komen; Afrikanen hebben geen moeite met wachten en laten wachten. Een enkele keer lijkt die onhebbelijkheid Van der Valk zelfs te veel te worden.

Soundtrack bij het boek

Op het Excelsior-label is tegelijkertijd met het boek een cd verschenen met liedjes die verhelderend werken bij lezen van het boek. Natuurlijk is het onmogelijk om alle composities die genoemd worden in het boek daarop ten gehore te brengen, nog los van het regelen van de rechten omtrent die muziek.

Toch herbergt de cd Voudou – Sound of Voodoo een fraaie bloemlezing om te verduidelijken waar die invloeden van de voudoumuziek in terug zijn te horen. We horen bekende artiesten als Coco Taylor, Gill Scott Heron, Louis Armstrong, Dr. John en Gilles Peterson voorbijkomen. Maar ook artiesten die velen niets zullen zeggen dragen hier hun muzikale steentje bij. Zo vormt ook deze soundtrack een ware ontdekkingstocht door de muziekhistorie met zijn voudou-invloeden, die er niet altijd als een dikke schil bovenop of omheen liggen. Er zitten zeker artiesten bij die nadere bestudering van de muziek de moeite waard maakt. Neem bijvoorbeeld het fraaie ‘River’, uitgevoerd door Ibeyi, dat voor iedereen die het album uit 2015 niet kent een openbaring zou kunnen zijn; zwaar onderschat toen het verscheen. Maar voor mooie muziek is het nooit te laat!

Met Voudou heeft Leendert van der Valk een dijk van een boek geschreven dat een openbaring is over de invloeden van de Afrikaanse muziek op veel andere muzieksoorten. Het zit verstopt in veel hedendaagse, maar ook klassieke muziek. Het is een boek dat je de oren en soms ook de ogen doet openen voor klanken die we eerder wel hoorden maar nog niet begrepen.