Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Fictie

Op zoek naar de verloren garage

recensie: Patrick Modiano - Trilogie van een beginnend schrijverschap

Met drie indringende novelles geeft de Franse schrijver en Nobelprijswinnaar Patrick Modiano een beeld van de kernthema’s in zijn hele oeuvre. De chaos in en na de Tweede Wereldoorlog en de verwarring van achtergelaten kinderen; het verdwijnen van mensen, voorwerpen en adressen; het obsessieve speurwerk van de hoofdpersoon – altijd dezelfde – in een poging te achterhalen wat er gebeurd is. Deze zoektochten vormen het raamwerk voor de groei naar volwassenheid en schrijverschap.

De drie delen spelen zich af in verschillende periodes in het leven van de verteller. In het eerste verhaal, Verdaagd verdriet, woont hij samen met zijn jongere broer bij vrouwelijke kennissen van zijn ouders in een voorstad van Parijs. De vader komt zo nu en dan op bezoek. Het is een wonderlijk huishouden waarin voor de jongens onbegrijpelijke dingen plaatsvinden.

In het tweede verhaal Bloemen en puin blikt de volwassen verteller terug op zijn jeugd om antwoord te krijgen op belangrijke vragen.

Dubbele zelfmoord

Dit verhaal begint in typische Modiano-stijl met een krantenbericht uit 1933 over een dubbele zelfmoord. De verteller vermoedt dat hij als kind iemand heeft gekend, die het omgekomen echtpaar op de bewuste avond nog heeft bediend in een nachtclub even buiten Parijs. Hij komt deze ober later tegen, als clochard die in het buurtpark slaapt. Weer later heeft de clochard een mooie baan bij Air France en een naam – Philippe de Pacheco – die toch weer vals blijkt te zijn. De hoofdpersoon zoekt in oude krantenarchieven en telefoonboeken. Hij bezoekt Pacheco’s vroegere werkgevers, omdat deze mogelijk iemand gekend heeft die indertijd zijn vader hielp ontkomen aan de nazi’s in bezet Parijs.

‘Zonder er erg in te hebben begon ik aan mijn eerste boek. Deze aanzet tot schrijven kwam noch uit een roeping voort noch uit een bijzonder talent, maar simpelweg uit het raadsel waarvoor ik werd gesteld door een man wiens spoor ik nooit zou terugvinden, en uit al die vragen die voorgoed onbeantwoord zouden blijven.’

De verteller maakt een lijst van de garages uit een bepaalde buurt, voor en tijdens de oorlog. De redder van zijn vader heeft misschien als automonteur gewerkt. Dan herinnert hij zich dat de kinderoppas Annie – uit de eerste novelle Verdaagd verdriet – hem en zijn broertje placht mee te nemen naar een garage.

‘Ik zie de blaadjes van de bomen langs de straat en die grote, beige fronton weer voor me…’

Hij vindt ten slotte het adres. Maar het beige gebouw is weg.

‘Ze hebben hem samen met alle andere gesloopt, en al die jaren zijn voor mij slechts een lange, vergeefse speurtocht naar een verdwenen garage geweest.’

Obsessie

Modiano legt zich niet neer bij het verstrijken van de tijd waarin alles en iedereen wordt opgeslokt. Met een obsessieve koppigheid bijt hij zich vast in de kleinste aanwijzingen voor verbanden tussen zijn eigen jeugd en de resten ervan in het hier en nu. Hij moet ermee doorgaan, want zijn identiteit staat op het spel. Steeds doemen dezelfde vragen op in de eerste twee verhalen.

Waarom verliet zijn moeder hem en zijn broer? Wat deed zijn Joodse vader tijdens de oorlog? Was hij zwarthandelaar, collaborateur, of slechts vervolgde? Hoe kwam hij weg uit het doorgangskamp? Waarom waren de oppasvrouwen uit het eerste deel plotseling weg, het huis leeg en doorzocht door de politie?

De derde novelle, Hondenlente, staat in zoverre los van de eerste twee dat hier een aaneengesloten periode wordt beschreven van een vriendschap met een fotograaf. Deze Francis Jansen, een soort mentor van de verteller, maakt hem duidelijk waarom hij foto’s maakt. Het gaat om het vastleggen van stilte, van een zwijgend verleden. De verteller vermoedt nu hoe hij zou moeten schrijven. Zijn eerste schrijfwerk bestaat uit het nauwgezet archiveren van de enorme hoeveelheid foto’s van Jansen. Zo leert hij zichzelf het verleden in kaart te brengen. Ook Jansen verdwijnt plotseling en zonder opgaaf van reden.

Parijs als metafoor

Op geen enkele vraag komt een antwoord. De mysteries blijven onopgelost maar de hoofdpersoon wordt zich door alle detectivewerk langzaam bewuster van zijn eigen gerafelde geschiedenis. In zijn zoektocht is het stratennetwerk van Parijs metaforisch gebruikt. Straatnamen, routes, metrostations – het zijn sleutelwoorden die de herinneringen in gang zetten. Daardoor is Modiano voor iedereen die hem met aandacht leest, een gids op de eigen levensweg. We hebben allemaal onze eigen namen, plaatsen en sleutelmomenten en het zorgvuldige, eenvoudige proza van Modiano vormt daarbij een unieke wegwijzer.

Boeken / Fictie

Op zoek naar de verloren garage

recensie: Patrick Modiano - Trilogie van een beginnend schrijverschap

Met drie indringende novelles geeft de Franse schrijver en Nobelprijswinnaar Patrick Modiano een beeld van de kernthema’s in zijn hele oeuvre. De chaos in en na de Tweede Wereldoorlog en de verwarring van achtergelaten kinderen; het verdwijnen van mensen, voorwerpen en adressen; het obsessieve speurwerk van de hoofdpersoon – altijd dezelfde – in een poging te achterhalen wat er gebeurd is. Deze zoektochten vormen het raamwerk voor de groei naar volwassenheid en schrijverschap.

De drie delen spelen zich af in verschillende periodes in het leven van de verteller. In het eerste verhaal, Verdaagd verdriet, woont hij samen met zijn jongere broer bij vrouwelijke kennissen van zijn ouders in een voorstad van Parijs. De vader komt zo nu en dan op bezoek. Het is een wonderlijk huishouden waarin voor de jongens onbegrijpelijke dingen plaatsvinden.

In het tweede verhaal Bloemen en puin blikt de volwassen verteller terug op zijn jeugd om antwoord te krijgen op belangrijke vragen.

Dubbele zelfmoord

Dit verhaal begint in typische Modiano-stijl met een krantenbericht uit 1933 over een dubbele zelfmoord. De verteller vermoedt dat hij als kind iemand heeft gekend, die het omgekomen echtpaar op de bewuste avond nog heeft bediend in een nachtclub even buiten Parijs. Hij komt deze ober later tegen, als clochard die in het buurtpark slaapt. Weer later heeft de clochard een mooie baan bij Air France en een naam – Philippe de Pacheco – die toch weer vals blijkt te zijn. De hoofdpersoon zoekt in oude krantenarchieven en telefoonboeken. Hij bezoekt Pacheco’s vroegere werkgevers, omdat deze mogelijk iemand gekend heeft die indertijd zijn vader hielp ontkomen aan de nazi’s in bezet Parijs.

‘Zonder er erg in te hebben begon ik aan mijn eerste boek. Deze aanzet tot schrijven kwam noch uit een roeping voort noch uit een bijzonder talent, maar simpelweg uit het raadsel waarvoor ik werd gesteld door een man wiens spoor ik nooit zou terugvinden, en uit al die vragen die voorgoed onbeantwoord zouden blijven.’

De verteller maakt een lijst van de garages uit een bepaalde buurt, voor en tijdens de oorlog. De redder van zijn vader heeft misschien als automonteur gewerkt. Dan herinnert hij zich dat de kinderoppas Annie – uit de eerste novelle Verdaagd verdriet – hem en zijn broertje placht mee te nemen naar een garage.

‘Ik zie de blaadjes van de bomen langs de straat en die grote, beige fronton weer voor me…’

Hij vindt ten slotte het adres. Maar het beige gebouw is weg.

‘Ze hebben hem samen met alle andere gesloopt, en al die jaren zijn voor mij slechts een lange, vergeefse speurtocht naar een verdwenen garage geweest.’

Obsessie

Modiano legt zich niet neer bij het verstrijken van de tijd waarin alles en iedereen wordt opgeslokt. Met een obsessieve koppigheid bijt hij zich vast in de kleinste aanwijzingen voor verbanden tussen zijn eigen jeugd en de resten ervan in het hier en nu. Hij moet ermee doorgaan, want zijn identiteit staat op het spel. Steeds doemen dezelfde vragen op in de eerste twee verhalen.

Waarom verliet zijn moeder hem en zijn broer? Wat deed zijn Joodse vader tijdens de oorlog? Was hij zwarthandelaar, collaborateur, of slechts vervolgde? Hoe kwam hij weg uit het doorgangskamp? Waarom waren de oppasvrouwen uit het eerste deel plotseling weg, het huis leeg en doorzocht door de politie?

De derde novelle, Hondenlente, staat in zoverre los van de eerste twee dat hier een aaneengesloten periode wordt beschreven van een vriendschap met een fotograaf. Deze Francis Jansen, een soort mentor van de verteller, maakt hem duidelijk waarom hij foto’s maakt. Het gaat om het vastleggen van stilte, van een zwijgend verleden. De verteller vermoedt nu hoe hij zou moeten schrijven. Zijn eerste schrijfwerk bestaat uit het nauwgezet archiveren van de enorme hoeveelheid foto’s van Jansen. Zo leert hij zichzelf het verleden in kaart te brengen. Ook Jansen verdwijnt plotseling en zonder opgaaf van reden.

Parijs als metafoor

Op geen enkele vraag komt een antwoord. De mysteries blijven onopgelost maar de hoofdpersoon wordt zich door alle detectivewerk langzaam bewuster van zijn eigen gerafelde geschiedenis. In zijn zoektocht is het stratennetwerk van Parijs metaforisch gebruikt. Straatnamen, routes, metrostations – het zijn sleutelwoorden die de herinneringen in gang zetten. Daardoor is Modiano voor iedereen die hem met aandacht leest, een gids op de eigen levensweg. We hebben allemaal onze eigen namen, plaatsen en sleutelmomenten en het zorgvuldige, eenvoudige proza van Modiano vormt daarbij een unieke wegwijzer.

Boeken / Non-fictie

Waarom de wereld onafhankelijke journalisten nodig heeft

recensie: Anneke Verbraeken – Rijke mensen sterven niet

Sinds 2009 probeert Anneke Verbraeken als onafhankelijk journalist opheldering te krijgen over zaken die de politici in Congo en Rwanda het liefst geheimhouden, zoals de handel in tinerts waarmee de zogenaamde bloedmobieltjes worden gemaakt. Dat ze hierbij veelvuldig gehinderd en verbaal en non-verbaal bedreigd wordt, is de prijs die ze daarvoor moet betalen. Haar kennis van de betreffende landen, en het doorzettingsvermogen waarmee ze na elke tegenvaller toch altijd weer doorgaat, maken veel indruk.

Blanke vrouw zet misstanden op de kaart

Als lange blonde vrouw valt Verbraeken meteen op in het overwegend zwarte deel van de Congolese en Rwandese bevolking. Dat dit zowel voor- als nadelen heeft, ondervindt ze veelvuldig. Stereotiepe beelden worden bevestigd als ze als blanke vrouw meerdere keren wordt beroofd en om geld of voedsel wordt gevraagd, maar ze wordt ook een aantal keer positief verrast als ze ziet hoe mensen proberen hun eigen leven vorm te geven in een land waar ze weinig steun hoeven te verwachten van de regering.

Verbraeken slaagt erin om de lezer op heldere wijze in te lichten over de geschiedenis van beide landen, de ontwikkelingen in de politiek en de voor een buitenstaander niet altijd makkelijk te begrijpen (ongeschreven) regels en wetten. Zo wordt langzamerhand duidelijk hoe het zit met de strijd tussen de Hutu’s en de Tutsi’s (twee van de belangrijkste bevolkingsgroepen in beide landen), wat de aanloop was van de genocide in Rwanda in 1994 en wat dit vandaag de dag nog voor invloed heeft op hoe mensen in Congo en Rwanda met elkaar omgaan. Gedurende deze volkerenmoord werden naar schatting 500.000 tot 1 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s in een periode van 100 dagen, van 6 april tot half juli 1994, vermoord. Door gebrek aan een eerlijk rechtssysteem, dat tot op de dag van vandaag voortduurt, zijn veel mensen zonder enige bewijsvoering in de gevangenis beland of eenvoudigweg slechts op verdenking van oorlogsmisdaden geëxecuteerd.

Vechters voor de vrijheid

Ook volgt Verbraeken de Nederlands-Rwandese Victoire Ingabire, die als een van de weinige oppositieleiders de politiek in Rwanda probeert te veranderen, en als gevolg daarvan al jaren vastzit. Verbraeken is vanaf Ingabires vertrek naar Rwanda betrokken bij deze strijdlustige vrouw, en krijgt in de loop der jaren ook een nauwe band met haar man en kinderen die nog in Nederland wonen.

Een ander sleutelfiguur is de in Congo geboren mensenrechtenactivist Sylvestre Bwira. Hij is een van de zogeheten fixers van Verbraeken, die ervoor moet zorgen dat zij veilig haar werk kan verrichten en haar met de nodige kennis en kunde uit de problemen houdt. Dat dit geen overbodige luxe is, zal ze helaas meerdere keren ondervinden. Bijvoorbeeld wanneer ze van het ene naar het andere land wil reizen en daarbij keer op keer gevraagd wordt naar papieren, of wanneer ze belangrijke regeringshoofden of oppositieleiders aan de tand wil voelen. Dankzij de aanwezigheid van haar fixers is ze niet meteen platzak en weet ze wanneer ze te ver is gegaan en het beste kan vertrekken.

Positiviteit ondanks alles

Dankzij Verbraekens vastberadenheid komt aan het licht hoe diepgeworteld de corruptie in de samenleving is; grensbewakers, politie, politici en overheidsinstanties, allemaal weten ze de westerling te bespelen. Hoewel de meesten door middel van dreigementen of door eenvoudigweg te zwijgen het voor elkaar krijgen Verbraeken op een afstand te houden, krijgt ze het toch voor elkaar een aantal duistere zaken voor het voetlicht te krijgen, zodat de Nederlandse overheid hier iets aan kan doen. Ondanks de vele problemen waarmee zowel Congo als Rwanda vandaag de dag nog te kampen heeft, overheerst bij het lezen van dit boek een gevoel van positiviteit en de hoop op een betere toekomst. Zonder de vele tegenslagen en negatieve gebeurtenissen weg te wuiven, blijft Verbraeken overeind en laat zo het belang zien van onafhankelijke journalistiek. Dankzij mensen als Verbraeken blijven we ons bewust van het belang van mensenrechten, die voor velen van ons zo vanzelfsprekend lijken.

Boeken / Non-fictie

Vrij worstelen in de modder

recensie: Nick Lloyd - Passendale. Ieper 1917

Precies honderd jaar geleden was Vlaanderen het toneel van één van de meest krankzinnige slagen van de Eerste Wereldoorlog. Bij het dorpje Ieper werden tussen 31 juli en 11 november 1917 500.000 Britse en Duitse mannen opgeofferd voor een terreinwinst van slechts enkele kilometers. De Britse historicus Nick Lloyd stelt in zijn schitterende boek Passendale. Ieper 1917, dat de Britten hadden kunnen winnen.

Bij de Slag aan de Somme van 1916 verloren de Duitsers 500.000 manschappen. Daardoor schakelde de Duitse legertop in januari 1917 aan het Westfront noodgedwongen over op een defensieve koers, waarbij de tegenaanval ‘in de diepte’, de belangrijkste tactische verandering was. De Duitsers hielden voortaan sterke bataljons infanterie op vijf tot acht kilometer achter het front achter de hand, gesteund door een mobiele artillerie reserve. Deze lokale reserve, Eingreifsdivisies genaamd, werden pas in de strijd geworpen zodra een vijandelijke aanval het Duitse loopgravenstelsel aan het front binnendrong. Bovendien werd de frontlinie fors ingekort,  waardoor dertien divisies vrijkwamen. Alleen zo konden de Duitsers de onvoorstelbare Materialschlacht volhouden.

Modderpoel

John Charteris, het Britse Hoofd Inlichtingen, was ervan overtuigd dat het Duitse moraal laag was en ze de strijd met een verlies van 250.000 man per maand hoogstens tot eind 1917 konden volhouden. Dit was precies wat zijn arrogante baas, generaal Douglas Haig, wilde horen. Lloyd beschrijft helder hoezeer Haig droomde van een spectaculaire doorbraak over een breed front én tegelijkertijd vasthield aan een machinale verspilling van mensenlevens. De Fransen begrepen inmiddels dat ze op de komst van de Amerikanen moesten wachten. De Britse tactiek bleef ongewijzigd. De hoger gelegen Duitse stellingen werden dus wekenlang door de artillerie beschoten, alvorens de infanterie frontaal de aanval koos.

Hoe desastreus deze tactiek uitpakte, bewees de slag bij Arras van het voorjaar van 1917. Door het immense artilleriebombardement was de bodem volledig omgewoeld. Toen het begon te regenen veranderde het complete slagveld in een modderpoel. Het drooggelegde moeras bij Ieper was totaal ongeschikt als gevechtsterrein. Hier zat het grondwater maar 90 centimeter diep met daaronder een dikke kleilaag van 100 meter. De onvoorstelbare onmenselijke beschietingen resulteerde niet alleen in psychisch geknakte soldaten met het shell-shock syndroom, maar ook in gigantische bomkraters. Die bomkraters liepen door de aanhoudende regen vol en werden voor duizenden soldaten en lastdieren een laatste rustplaats.

Bite and hold

Lloyd laat in zijn boek goed zien dat de Slag bij Passendale heel anders af had kunnen lopen. De charismatische generaal Plumer doorzag de kracht van de Duitse defensie. Niet de totale doorbraak van Haig maar de verovering van een beperkt, behapbaar doel, vaak niet verder dan anderhalf kilometer binnen de Duitse stellingen was essentieel. Van daaruit moest dan de volgende stelling worden veroverd, de zogenaamde bite and hold doctrine. Daarvoor waren twee ingrediënten nodig: een gedegen voorbereiding zodat alle artilleriestukken op de juiste plaats stonden én mooi weer.

Aanvankelijk begon het offensief ondanks het slechte weer voortvarend. De verovering van de heuvelrug bij Mesen rond 7 juni was een huzarenstukje van Plumer. Lloyd ziet Mesen als het schoolvoorbeeld van bite and hold. Aan de hand van nooit eerder gebruikte Duitse bronnen, schetst Lloyd op indringende wijze het effect van de door de Britten geplaatste mijnen onder de Duitse stellingen. Het Derde Bataljon van 23.000 man sterk werd compleet de lucht in geblazen. De Duitsers waren de wanhoop nabij.

Falend leiderschap

Toch profiteerden de Britten niet van de Duitse wanorde. Nadat de partijen 4,2 miljoen granaten op elkaar hadden afgeschoten, het equivalent van 27 munitietreinen, begon op 31 juli de hoofdaanval. De doelen van de snobistische generaal Gough lagen echter te ver. Door de stromende regen kwam de Britse infanterie in augustus 100 meter voor de Duitse stellingen tot stilstand.

In de zonnige september- en oktobermaand boekten de Australiërs en de Nieuw-Zeelanders in de Slag om Polygon Wood (26 september) en de Slag bij Broodseinde (4 oktober) wel een reeks indrukwekkende overwinningen. Die waren allemaal gedegen voorbereid en gestoeld op de bite and hold doctrine. Eind oktober 1917 rook Haig de eindzege en koos hij weer voor een roekeloze, slecht voorbereide aanval. De Canadezen wisten weliswaar in november Passendale in te nemen, maar zaten nu op een onverdedigbare kapotgeschoten heuvelrug. Tijdens het lenteoffensief van maart 1918 moesten de Britten hun stellingen zelfs noodgedwongen verlaten.

Lloyd is in zijn boek terecht keihard over het Britse opperbevel tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Britse premier Lloyd George wilde graag een grootste strategie voeren zonder enig benul van de leidende beginselen ervan. Bovendien had hij Haig veel eerder moeten ontslaan, zo stelt de auteur. Ondertussen ging het Haig al lang niet meer om een definitieve doorbraak. Het ging hem erom dat zijn blazoen ongeschonden bleef. Daartoe bleef hij koste wat het kost op de vijand inbeuken totdat het Duitse oorlogsapparaat het begaf. Uiteindelijk zag de Canadese bevelhebber Sir Arthur Currie het nog het scherpst toen hij na de inname van Passendale tegen Plumer vloekte ‘dit gehucht was geen druppel bloed waard’.

Theater / Reportage
special: Noorderzon 2017 - deel 1

Een geëngageerd Noorderzon

In Groningen is Noorderzon weer van start gegaan. Sinds de laatste keer dat de Romeo-, Ophelia- en Desdemonatent zijn opgetuigd, zijn we opgeschrikt door het fenomeen Donald Trump, Brexit en de voorbereidingen van een derde kabinet Rutte. Met zoveel apocalyptische horror in de wereld, kan het niet anders dan dat er in de programmering van Noorderzon nadrukkelijke aandacht voor politiek theater is.

Zo is daar bijvoorbeeld The Last King of Kakfontein van de Zuid-Afrikaanse theatermaker Boyzie Cekwana. In deze voorstelling vertelt Cekwana – timide – over zijn jeugd, waar hij een nostalgisch gevoel aan het spelen met autobanden aan heeft overgehouden. Sinds die tijd heeft Zuid-Afrika veel ontwikkelingen doorgemaakt, ten goede, maar Cekwana kijkt ook met lede ogen naar de verkiezing van de huidige president Jacob Zuma, die in zijn presidentschap van incident naar incident hobbelt. Zijn onheilspellend lachje – het lachje van de machthebber – interrumpeert meerdere malen de voorstelling en verstoort Cekwana’s nostalgie. Later verschijnt ook Trumps stem op de audioband: autoritaire mafketels zijn tegenwoordig ook een Westers verschijnsel, wil Cekwana maar laten weten. Cekwana transformeert in de loop van de voorstelling in “the last king of Kakfontein”, gebaseerd op leiders als Zuma en Trump. Prikkelend is deze voorstelling echter niet, daarvoor is de voorstelling te associatief (te vaag, wil ik eigenlijk schrijven) en te kalm. Van enige strijdbaarheid lijkt geen sprake te zijn, alsof de koning van Kakfontein iedereen al verslagen heeft.

Menswaardig bestaan

Interessanter is het – eveneens zeer geëngageerde – Tijuana van Lagartijas tiradas al sol. Dit is een solovoorstelling van de Mexicaanse Gabino Rodríquez. Hij heeft vijf maanden zijn middenklasse-leven in Mexico-stad verlaten om voor het minimumloon te gaan werken in een fabriek in de arme arbeidersstad Tijuana. Hoe ziet het leven eruit wanneer je dit moet invullen op basis van het kunstmatige getal van een minimumloon? Rodríquez doet in de voorstelling verslag. De overgang is enorm: uren aaneen stuk door achter de lopende band kleding vouwen voor een paar peso om een schamele kamer te kunnen huren en zo nu en dan een biertje te drinken. Je ziet Rodríquez zich gedurende de voorstelling steeds meer afvragen: wat maakt dit leven de moeite waard om geleefd te worden? Uiteindelijk is het echter niet het monotone fabriekswerk of het gebrek aan het geld wat Rodríquez ertoe besluit om zijn onderzoek een maand eerder dan gepland te staken, maar het meemaken van een publieke executie van een van verkrachting verdachte jongen. Het publiek hoort alleen het geluid van de joelende omstanders terwijl Rodríquez vertelt. Dan wordt er één tel een flard van de executie geprojecteerd op een scherm, waarmee het publiek eraan herinnerd wordt: Rodríquez heeft niet alles verzonnen, het is echt gebeurd. Tijuana is – anders dan The last king of Kakfontein – veel meer dan een politiek pamflet. Centraal staat de vraag “wat is een menswaardig bestaan?”. Dat is natuurlijk een politiek vraagstuk maar evenzo goed een existentiële vraag.

Voor iets minder politiek geëngageerd werk ging ik onder andere naar Dark Circus van het Franse Stereoptik. Deze voorstelling is in feite een livegetekende animatiefilm. Op twee grote lichtbakken strooien de makers Romain Bermond en Jean-Baptiste Maillet met zand en tekenen met krijt om een donker komisch verhaal tot leven te wekken over een dark circus waar iedere artiest steevast aan het einde van zijn of haar nummer om het leven komt. De zwartwit beelden – die soms doen denken aan de animatiefilms van Tim Burton – zijn prachtig, evenals de muziek. Hoogtepunt is de illustratie die met water gemaakt wordt. We zien niks totdat er een druppel inkt op valt en er zich binnen een tel een tekening als een roos ontvouwt.

Mislukt theaterexperiment

De volgende voorstelling die ik bezocht was We’ll cross the bridge once we get to the river van het Franse gezelschap L’Amicale de Production; een merkwaardig en volkomen mislukt theaterexperiment. Dit begint er al mee dat de inzet van het experiment nooit geheel duidelijk wordt. De relatie tussen theatermaker en theaterkijker lijkt onderzocht te worden en de spanning die er in het theater zou kunnen heersen tussen fictie en realiteit, maar dit is niet meer dan een geïnformeerde gok van mijn kant. Doordat de premisse onduidelijk blijft is de rest van de voorstelling op zijn zachts gezegd, nogal willekeurig. In We’ll cross the bridge once we get to the river wordt, naast spelers en publiek, een derde element toegevoegd: een groep van radioluisteraars. De voorstelling is dus ook een online radio-uitzending. Daarnaast wordt er ook meerdere malen gerefereerd naar een theaterpubliek dat op hetzelfde moment in een theaterzaal in Parijs naar een voorstelling (dezelfde?) zit te kijken. Drie collectieven van toeschouwers dus. Wie een creatieve interactie tussen deze collectieven verwacht, kan dat gauw uit zijn hoofd zetten. Wat volgt is namelijk een en al warrigheid en onnavolgbaarheid met plastic openhaarden, wel of niet te bellen telefoonnummers en iets met een kamerplant. De bedoeling van dat alles? Geen flauw idee.

Door de vreemde vorm waarin de makers hun stuk hebben gegoten, wordt het geen moment geloofwaardig dat die radioluisteraars en bezoekers in Parijs er daadwerkelijk zijn. Terwijl dat wel degelijk het geval is, moet ik achteraf geloven. Hiermee loopt dit experiment tegen een merkwaardig mankement aan: waar conventioneel (tekst)theater fictief is maar in de regel toch wordt geloofd door middel van een suspension of disbelief, daar is We’ll cross the bridge once we get to the river echt, maar geen moment geloofwaardig. En dan nog: wat maakt het mij eigenlijk uit dat mensen thuis hutten bouwen of andere wazige opdrachten aan het uitvoeren zijn?

De afsluiter van mijn Noorderzon 2017 kon gelukkig weer het een en ander goedmaken. Hamnet van het Ierse Dead Centre, die vorig jaar nog de openingsvoorstelling van Noorderzon op zich nam. Uitganspunt van de voorstelling is Shakespeares op elfjarige leeftijd overleden zoon, Hamnet. Inderdaad, een letter verschil met Shakespeares bekendste personage. Shakespeare schreef Hamlet na het overlijden van zijn zoon. Voor de makers van Hamnet was dit een interessant uitganspunt om na te denken over verlies en rouwverwerking. In Hamnet is Hamnet in een soort limbo terecht gekomen, al 400 jaar niet levend maar ook niet dood. De vertolking van Hamnet is een bijzondere prestatie van de – eveneens elfjarige – Ollie West. Hij draagt grotendeels de voorstelling. Hamnet is aan het wachten op een hereniging met de wereld. In de tussentijd, om zichzelf wat bezig te houden, repeteert hij de teksten van zijn beroemde vader. Hier halen de makers een trucje uit die vorig jaar in de openingsvoorstelling Chekhov’s First Play de premisse van de voorstelling vormde: iemand uit het publiek het podium opvragen en mee laten spelen. Waar dit Chekhov’s First Play definieerde, voelt het ditmaal minder logisch aan. Het is zeker een komisch intermezzo maar het lijkt ook een beetje los te staan van de rest van de voorstelling. Ook de referenties naar bootvluchtelingen en Trumps al te voortvarende credo “Grab them by the pussy” verraden dat de makers iets met de actualiteit wilden, maar voelen niet helemaal op zijn plaats. Want uiteindelijk gaat dit stuk over een kind dat niet begrijpt dat hij uit de wereld is getrokken – “I did nothing wrong!” – en een vader die het verlies van zijn zoon moet accepteren. En dat conflict wordt sterk opgevoerd. Onder andere door het gebruik van een spiegelende achterwand waar de vader van Hamnet op geprojecteerd wordt. Op het podium loopt Hamnet alleen, maar in de reflectie vormt zich een duo. Dit weet het idee van een limbo en de naargeestigheid van eenzaamheid ontzettend goed op te roepen.

Een mooie afsluiter van een gevarieerd Noorderzon.

 

Boeken / Non-fictie

Filosofie van verbondenheid

recensie: Massimo Pigliucci – Hoe word je een stoïcijn?

Hoogleraar Massimo Pigliucci is bioloog, filosoof én stoïcijn. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij zien wat het stoïcisme behelst en waarom deze filosofie zo goed te verenigen is met het moderne leven.

Pigliucci is als wetenschapper en filosoof altijd bezig geweest met levensvragen. Enkele jaren geleden vond hij bij de stoïcijnse stroming binnen de filosofie zijn thuis. Het stoïcisme is ruimdenkend, uitermate praktisch en schuwt geen zelfkritiek. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij de ontstaansgeschiedenis, prominente denkers en verschillende visies binnen deze tak van filosofie zien. De auteur blijkt een vakman met ontzettend veel kennis van de oude Griekse teksten, die hij in zijn boek voortdurend koppelt aan het heden.

Op reis met Epictetus

Het boek leest als een reis langs de geschiedenis, grondslagen en praktische uitwerkingen van het stoïcisme. Daarbij is de oud-Griekse denker Epictetus de gids die uitleg geeft waar nodig en ons op belangrijke zaken wijst. Pigliucci neemt je mee in gesprek met de stoïcijnen en stelt je daar waar dat nodig is gerust. Ook hij had veel vragen en kritiekpunten toen hij zich voor het eerst in deze stoïcijnse filosofie verdiepte. Deze overwegingen laat hij uitgebreid aan bod komen; de kritiekpunten weerlegt hij op overtuigende wijze.

Filosofie van de openheid

Een van de belangrijkste redenen waarom het stoïcisme zo’n interessante manier van denken is, is de openheid. Veel denksystemen zijn afgebakend en worden daardoor stug en onbuigzaam. Het stoïcisme is tegelijkertijd een filosofische stroming en een zoektocht. Er zijn weinig zaken die al vast staan en de grondslagen die er zijn, zijn breed interpretabel. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel gelovigen als atheïsten zich vinden binnen deze filosofie. Zo’n verbondenheid is in de geschiedenis van de mensheid – en zeker in die van de moderniteit – zeldzaam en dus de moeite waard te onderzoeken.

Praktische filosofie

Een ander belangrijk kenmerk van het stoïcisme is haar praktische inslag. Kennis is van belang, maar altijd als middel om ons handelen te begrijpen of te veranderen. De schrijver maakt dit duidelijk aan de hand van tal van voorbeelden uit zijn eigen leven waarin hij gebruik heeft gemaakt van deze filosofie. Daarmee leest het boek inderdaad als een antwoord op de vraag Hoe word je een stoïcijn? Dat klinkt als iets dat neigt naar een zelfhulpboek, maar dat is het allerminst. Het kan gelezen worden als een inleidende cursus stoïcijnse filosofie. Pigliucci stelt zich op als een wetenschapper en blijft te allen tijden kritisch.

Oude filosofie voor het moderne leven

De denkbeelden van de stoïcijnen zijn ruim tweeduizend jaar oud, maar zouden evengoed gisteren bedacht kunnen zijn. Ze zijn uitermate helder en pragmatisch en richten zich op alledaagse zaken waar iedereen mee te maken heeft. Het onderscheid dat het stoïcisme maakt tussen zaken waar we wel invloed op hebben en zaken waar we geen invloed op hebben, is vandaag de dag nog even toepasbaar als in de tijd waarin het ontstond. Hoe word je een stoïcijn? is een leerzaam boek dat op heldere wijze de stoïcijnse leer uitlegt en levendig maakt. Pigliucci is zowel praktisch als inhoudelijk sterk en schrijft vermakelijk en overtuigend. Ook – of misschien wel juist – voor de moderne mens is dit boek interessant om te lezen. De stoïcijnse filosofie biedt een verfrissende blik in een wereld die steeds onoverzichtelijker wordt.

Album

Scandinavische Schoonheidszucht op Revelations For Personal Use

recensie: Anneli Drecker | Revelations For Personal Use

Anneli Drecker is een Noorse sirene van achtenveertig jaar, die in de herfst van haar carrière een soort van tweede jeugd is begonnen. Één die twee jaar geleden aanvangt met het Scandinavisch drama Rocks & Straws, een orkestraal hooglied over de zee, de sneeuw, een eenzame visser en een kleine boom. Dat werk heeft met Revelations for Personal Use nu een passend vervolg.

An organ is playing in the ocean / With thunderous tone / Playing a verse that you know is your own (Ocean’s Organ, Rocks & Straws).

De regel is niet afkomstig uit Dreckers eigen pen, maar uit die van de Noorse journalist en dichter Arvid Hanssen. De dichter die zijn romantische ziel verliest in het gedonder van de zee en daar vervolgens een dicht op schrijft. Anneli Drecker die haar Scandinavische ziel verliest in het gedonder van het gedicht en daar vervolgens een lied van maakt. Iemand trekt een enorm blik strijkers open. Ergens in de verte krijst een meeuw. Dat was Rocks & Straws, en op Revelation for Personal Use bevinden we ons op exact dezelfde plaats.

De majesteit van Sigur Rós nadert

Op ‘Blue Panoroma’ ontvouwt het panorama zich: een sinistere grondtoon, een vleugelpiano, een etherische orkestbak en voilà, de kristalzuivere sirene van Drecker. Dat is al behoorlijk groots, maar het panorama moet verder, moet wijder. De majesteit van Sigur Rós nadert in de vorm van een gigantische klif waartegen de zee zich kapot breekt.

En Marco Borsato toog naar IJsland, posteerde zichzelf onder een huilende waterval en zong met gespreide armen een lied over (jawel) de zee, het verlies en de waarheid. Dat kan allemaal goed én slecht nieuws zijn, maar het is nog altijd een stuk beter te verteren dan wat er vooraf ging aan Rocks & Straws.

De Ladder af en op

Wie die ladder afdaalt stuit namelijk op de onnoemelijk gedateerde europop Tundra en Frolic. Europop onder de invloed van New Age. Alizée en Kate Ryan herrezen, en ze hebben een tas klankschaaltjes en wat oud werk van Björk meegebracht. Nee, dan toch liever: Rocks are rocks / Straws are straws / But rocks and straws are for a cause. Of de kreunende herdersharp en het lokale keelgezang van afsluiter en titelnummer ‘Revelation For Personal Use’.

Bekoorlijker

Je kunt er je cynische gedachtes op nahouden, maar ondertussen zet Drecker in iets meer dan een half uur wel een behoorlijk ambitieus en bloedernstig vergezicht neer. Deze plaat gaat niet voor minder dan de hoogste schoonheid. Drecker redt de zaak door niet als een Icarus met plakvleugels naar de zon te scheren, maar door eenvoudigweg in haar eigengemaakte omgeving te blijven: Tromsø. Een idee dat in al haar kleine schoonheid vele malen bekoorlijker is dan de zaligste toon op Revelation for Personal Use. En na een half uur is het voorbij.

 

Boeken / Fictie

Schrijven is makkelijk…

recensie: Karl Ove Knausgård - Zomer

Zijn vader heeft het makkelijkste beroep van de wereld, vindt Karl Ove Knausgårds zoon. Waarom zijn niet meer mensen schrijver? Je gaat zitten in het schrijfhuisje achter in de tuin met koffie, sigaretten en leuke muziek. Je schrijft iets en stuurt het op – klaar. Zelf bekent de hoofdpersoon van Zomer dat er voor hem niet veel anders op zit dan schrijven.

Knausgård deed ooit mee aan een persoonlijkheidstest, lezen we. Uitkomst: in zichzelf gekeerd, overgevoelig en zonder fantasie. Overigens durft hij niet te lachen, omdat zijn tanden geel zijn met een zwart randje. En zijn pik is te klein, schrijft hij, en daar schaamt hij zich voor. Nog veel erger schaamt hij zich dat hij zoiets opschrijft en dan ook nog naar zijn uitgever stuurt. Gelukkig heeft hij zijn vaders achternaam gekozen en niet het weke ‘Hatløj’ van moederskant.

(…) Ik had een hardere naam nodig want ik was zelf slap, en Knausgård heeft wel iets harders, het stenige van ‘knaus’ dat ‘rots’ betekent. Namen zijn als een tas waarin onze hele identiteit ligt (…)

 

Feit en fictie

Onder die rotsige schrijversidentiteit kan hij in zijn dagboeken losgaan over schaamte en zwakheid. De tegenstelling van een bange man verstopt in een stevig schrijverschap is zijn handelsmerk geworden en zijn schrijfhuisje een toevluchtsoord. Een van de eerste teksten gaat over een afscheid. Een ‘ik’ genaamd Karl Ove en ‘de vrouw waar ik van hield’ besluiten uit elkaar te gaan. Ze doen dat in de mooiste zomernacht die Karl Ove ooit heeft meegemaakt. (In de media kan de geïnteresseerde lezer inmiddels vernemen dat de schrijver Knausgård en zijn vrouw Linda Brostrøm gescheiden zijn.) Knausgård suggereert met zijn relaas een ‘echte’ gebeurtenis maar laat de spanning tussen feit en fictie bestaan. De moeder van de kinderen duikt af en toe op maar speelt geen rol in de verhalen. Staat hij er eigenlijk alleen voor met zijn vier jonge kinderen?

Is schrijven wel zo makkelijk?

In Zomer waagt Knausgård zich aan een poging tot ‘echte’ fictie. Het wordt een worsteling met de vorm. Hij wil in zijn dagboeknotities een gefictionaliseerde ‘waar gebeurde geschiedenis’ vlechten. Een Noorse vrouw laat tijdens de Tweede Wereldoorlog man en kinderen achter en gaat ervandoor met een Duitse soldaat. Knausgård draagt zichzelf op zich in te leven in iemand die volkomen van hem verschilt. Hij stapt een aantal keren abrupt over van een ‘Karl Ove-ik’ naar een ‘oude Noorse vrouw-ik’. Het werkt niet. Niet alleen is de overgang kunstmatig, ook de stijl van ‘haar’ relaas mist overtuigingskracht.

Een ander probleem is de briefvorm van de dagboeknotities. Ze zijn gericht aan de jongste dochter Anne. Haar geboorte was het uitgangspunt van de Seizoenen-serie. Het levert zinnen op in de trant van ‘toen ik de beste vriendin van je oudste zus naar huis had gebracht reed ik verder om je broer van schoolkamp te halen’.

Schoonheid van het gewone leven

De kortere teksten zijn het meest geslaagd. Het zijn originele beschouwingen over grasmaaiers, muggen en naaktslakken, flauwvallen op een uitgeversfeestje en over het wezen van het ei. Knausgård kan als geen ander de schoonheid – en soms de magie – van het doodgewone onder woorden brengen. Terwijl hij dagelijks uren doorbrengt met het vervoer van eigen en andermans kinderen naar school, vriendjes, zwembad en sportveld, vergeet hij nooit om zich heen te kijken. De zomer doet haar werk in het glooiende landschap van Zuid-Zweden, waar akkers, zee en bos ieder uur van de dag een nieuw schouwspel vormen. Als een weerman volgt hij de afwisseling van zon en regen; als een schilder registreert hij het licht, de schemer en de nacht die de wereld om hem heen kleuren.

De vertaling is in orde en de illustraties van Anselm Kiefer zijn fraai. Maar het boek ademt de sfeer van een afronding. Na het verbluffende zesdelige ‘Mijn strijd’ en deze Seizoenen, vier delen met losse teksten, hebben zijn lezers een minutieus beeld van zijn autofictie-leven.

Is Knausgård misschien uitverteld?

Theater / Voorstelling

Onthaasten bij De Denderende Tijd

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - De Denderende Tijd

Het is 15 februari 1894, de nog maar zessentwintigjarige Franse Martial Bourdin loopt richting het Koninklijk Observatorium in Greenwich met onder zijn arm een pakketje. Op dat moment is hij onderweg om een aanslag te plegen op de plek die kort daarvoor als internationale nulmeridiaan werd gekozen. De aanslag mislukt en hij raakt zwaargewond. Een halfuur later overlijdt hij. Wat was zijn motief? Was hij een terrorist of misschien een visionair?

Het begint al bij aankomst op de locatie in het Utrechtse Leidsche Rijn waar het Nieuw Utrechts Toneel iedere zomer een voorstelling op locatie maakt. Dit keer een voorstelling over de tijd op een buitenlocatie vlakbij de grootste bouwput van Nederland. Hier worden woningen uit de grond gestampt voor zo’n 10.000 toekomstige bewoners. Het publiek wordt verzocht om alles waarop ze de tijd kunnen zien in te leveren: horloges en telefoons worden allemaal in een genummerde plastic zak gestopt. Een beetje onwennig loopt het publiek naar de lange tafels die staan opgesteld in afwachting van wat er komen gaat.

Het ijkpunt van de tijd

Theatermakers Greg Nottrot en Floor Leene raakten geïnspireerd door de gebeurtenis in 1894 en onderzoeken in deze voorstelling de motieven van Bourdin zijn aanslag op de tijd en de relatie van deze gebeurtenis met het heden. Hoe gaan zij om met het fenomeen de tijd, tijdsdruk en hun verlangen om de tijd soms even stil te zetten?

In De Denderende Tijd wordt het verhaal van de terrorist en zijn aanslag op tijd, filosofische ideeën over de tijd en de relatie tussen Gregg Nottrot en Floor Leene voortdurend met elkaar afgewisseld. De verschillende mogelijke motieven van de terrorist worden met elkaar afgewogen en ondertussen krijg je ook een inkijkje in de relatiestrubbelingen van Gregg Nottrot en Floor Leene. Muzikant Pascal van Hulst vertegenwoordigt de terrorist en begeleidt de voorstelling waarbij hij afwisselend zingt, saxofoon en gitaar speelt. Deze intermezzo’s zijn van hoogwaardige kwaliteit.

Stilstaan bij de tijd

Wat is de tijd eigenlijk? Gregg Nottrot stelt deze vraag aan het publiek en het blijft angstvallig stil. De tijd is nog nooit zo belangrijk geweest en er bestaan tegenwoordig allerlei instrumenten om de tijd te meten. Terwijl echt de tijd nemen voor iets steeds zeldzamer wordt. Nottrot en Leene filosoferen erop los en betrekken dit op hun eigen persoonlijke leven. Hij is ontzettend druk en wil zoveel mogelijk dingen doen in korte tijd. Als tegenreactie op de tijdsdruk en de verplichtingen wordt Nottrot opstandig en heeft hij de neiging om zijn to do lijstjes gewoon te negeren. Hij zou willen dat een dag meer uren had. Leene maakt zich juist zorgen over het ouder worden en zou willen dat de tijd af en toe even stil kon staan. Even genieten en stilstaan bij het moment. Uit deze persoonlijke strubbelingen en twijfels ontstaan hilarische en herkenbare situaties. Echter, soms gaan de confrontaties wat te lang door en vallen de spelers in herhaling.

Na de voorstelling kan het publiek genieten van een uitstekend driegangendiner verzorgd door Serge Hogenbirk. Het publiek neemt plaats aan lange tafels waaraan samen gedineerd wordt. Het diner wordt voor het dessert onderbroken door een spannende openlucht escaperoom. Per tafel moeten binnen 45 minuten verschillende puzzels worden opgelost om de code te kraken waarmee de zogenaamde bom kan worden stilgezet.

Reflectie op je eigen leven 

De Denderende Tijd laat je kritisch kijken naar je eigen drukke leven. Er wordt van ons verwacht dat we zo efficiënt en productief mogelijk met onze tijd omgaan. Dit is voor veel mensen een herkenbaar onderwerp. Door het inleveren van telefoon en horloge wordt je gedwongen van het moment te genieten en de mensen om je heen. In plaats van bezig te zijn met de tijd en je sociale leven in je telefoon. Je wordt niet afgeleid en je wordt bewust gemaakt van het feit dat we steeds afhankelijker worden van onze telefoon en het besef van tijd. Als publiek breng je een hele avond met elkaar door en ook de spelers zijn daarbij wat zorgt voor een ontspannen en intieme sfeer. De Denderende Tijd van het NUT is echt een totaalervaring en een must see voor iedereen die even wil ontsnappen aan ons huidige gehaaste leven.

Boeken / Non-fictie

Filosofische literatuur

recensie: Jeroen Vanheste - Denkende romans. Literatuur en de filosofie van mens en cultuur

In Denkende romans zoekt filosoof Jeroen Vanheste naar de filosofie in het werk van twaalf beroemde schrijvers. Maar voor wie is het boek bedoeld?

Vanheste’s Denkende romans is een interessant voorbeeld van het verschil tussen filosofie en literatuur. Secundaire werken over een bepaalde filosoof kunnen dienen als goede kennismaking met diens filosofie, zelfs zodanig dat de lezer zich een bepaald oordeel kan veroorloven over de behandelde filosoof. Zo kun je als lezer van secundaire werken over Karl Marx toch enigszins beoordelen of je het historisch materialisme een overtuigende verklaring van de geschiedenis vindt of niet.

Wat voor filosofie geldt, geldt niet voor literatuur. Op basis van een secundair werk over De avonden kan men onmogelijk beoordelen of het een goed boek is. Een samenvatting of een duiding kunnen ervoor zorgen dat je benieuwd raakt naar het werk – of juist niet – maar voor een oordeel zul je het uiteindelijk toch zelf moeten lezen.

Humanistische literatuuropvatting

Van dit gegeven is Vanheste zich ongetwijfeld bewust. Denkende romans heeft niet als doel het werk van de behandelde schrijvers te beoordelen. Vanheste vertrekt vanuit de aanname dat literatuur kan bijdragen aan het filosofisch denken over mens en maatschappij en dat literatuur ons iets kan leren over onszelf.

Deze humanistische literatuuropvatting is volgens literatuurwetenschappers achterhaald. Volgens hen is literatuur – net als alle uitingen van cultuur – niets meer dan een uiting van een dominante ideologie die een bepaalde sociale klasse in het zadel houdt. De gewone lezer heeft dat niet in de gaten. Het is de taak van de literatuurwetenschapper om de tekst te ‘ontmaskeren’ en zo te laten zien welke dominante ideologie er achter het werk schuil gaat. Welke dominante ideologie zij onthullen, verschilt van tijd tot tijd maar begunstigt meestal het grootkapitaal, de witte of heteroseksuele man – maar vaak een combinatie van die drie.

Het is een verademing een boek te lezen waarin literatuur niet wordt weggezet als middel tot onderdrukking maar als iets dat van waarde is. Maar het boek is geen betoog; die overtuiging is het vertrekpunt. Aan de hand van twaalf schrijvers (onder andere Tolstoj, Mann, Kundera en Houellebecq) toont Vanheste aan hoe en welke filosofische denkbeelden in hun werk een rol spelen. Daarmee is het boek een (impliciete) onderbouwing van die aanname – maar dat is bijvangst. Het gaat Vanheste om de schrijvers en hun werk, niet om het debat.

Voor beginners of gevorderden?

Maar voor wie is het boek nou eigenlijk bedoeld? Voor liefhebbers van literatuur en filosofie of voor liefhebbers van de behandelde schrijvers? Dat blijft, ook na het lezen van het boek, een lastig te beantwoorden vraag. Het is geen aanrader voor beginnende lezers. De hoofdstukken, die elk een schrijver behandelen, vormen geen goede introductie tot het werk van die schrijvers. Daarvoor zijn de hoofdstukken te lang, te gedetailleerd en doorspekt met te veel citaten waaruit moet blijken dat de schrijver inderdaad deze filosofische bedoeling had met een bepaalde roman.

Maar het boek lijkt ook niet helemaal geschikt voor de kenners van de behandelde schrijvers. Voor hen wordt slechts het reeds bekende opgelepeld. De vele voorbeelden die als onderbouwing dienen voor de bewering dat de schrijver in verschillende boeken steeds terugkomt op hetzelfde (filosofische) thema, kunnen gaan vervelen.

Daar komt nog eens bij dat Vanheste niet één beroemd werk maar het hele oeuvre van schrijvers behandelt. Daardoor blijft het voor de lezer die goed bekend is met het werk van de schrijver tamelijk oppervlakkig.

Aperitief of digestief?

De stukken komen het best tot hun recht als de lezer wel enigszins bekend is met de schrijver, maar lang niet alles van hem heeft gelezen. Dan plaatst het het boek dat je gelezen hebt in breder perspectief (het filosofische wereldbeeld van de schrijver) en nodigt het uit tot het lezen van meer boeken van de schrijver.

Het voordeel is dat de hoofdstukken los van elkaar te lezen zijn. Voor iemand die graag literatuur leest, maar ook geïnteresseerd is in filosofie, kan het boek dus een waardevolle toevoeging zijn in de boekenkast. Lees het boek dan niet in één ruk uit, maar lees over een bepaalde schrijver wanneer je net één of twee boeken van hem gelezen hebt. Als het goed is, wil je dan niet nóg een hoofdstuk uit Denkende romans lezen, maar besluit je de rest van het oeuvre van de schrijver te lezen. Een paar maanden of zelfs jaren later kun je aan het volgende hoofdstuk beginnen. En dan maar hopen dat je zoveel leest, dat je ooit het hele boek uit kunt lezen.

Boeken / Non-fictie

Wat is relevant in een biografie en wat niet?

recensie: Peter Janszen en Frans Oerlemans - Willem Kloos [1859-1938]: O God, waarom schijnt de zon nog!

Willem Kloos was de beste dichter van de negentiende eeuw. O God, waarom schijnt de zon nog! is niet het eerste biografische werk dat van hem is verschenen, maar wel het meest volledige. Te volledig?

Het duo Janszen en Oerlemans heeft de archiefkast tussen twee kaften omgekieperd. Dat is meteen al doorbijten zo lang Kloos nog geen portee heeft. Maar het hele boek door passeren wrijvingen en ruzietjes, kattebelletjes, reisjes, gedoe met liefjes, geldzorgen en ziektes stevig de revue. Er wordt ruim geciteerd uit niet erg ravissante brieven. De overmaat weerspiegelt zich ook in de talrijke illustraties.

Boeiender wordt het als de levenslustige Jacques Perk zijn intrede doet. Algauw botst het met zijn vriend Kloos, die zich extreem afzondert en het liefst met Jacques alleen is. Perk verbreekt de vriendschap en sterft weinig later aan TBC. Dan lezen we van Kloos een gedicht dat indruk maakt: een in domineesland niet eerder geschreven verskunst met even echte als diepe emoties en stemmingen. De 22-jarige Kloos bezorgde Perks Verzamelde gedichten en gebruikte zijn ‘Inleiding’ om voor de nieuwe poëzie een lans te breken. Dat viel bij de gevestigde literatoren allerminst in goede aarde, want het oude was goed en het nieuwe abracadabra.

Alcoholica

Kloos had geen ideale kindertijd. Het is deels hieraan te wijten is dat hij moeite met het leven bleef hebben. Maar zijn psyche speelde hem meer parten, waardoor hij overmatig zijn toevlucht zocht in de alcohol. Dit had tot gevolg dat hij agressief werd, of zich isoleerde en zich vervuilde . Vrienden begrepen niet ‘dat iemand die zoo krachtig schrijft, zoo slap kan leven.’ Frederik van Eeden: ‘Hoe heeft God het omhulsel ruw en slordig afgewerkt om daar binnen in met al zijn scheppingskracht een wonder te kunnen maken van teeder-bevend, doorzichtig-lichtend schoon.’ Kloos maakt de indruk zijn hooggestemde liefdesideeën niet aan te kunnen passen aan de nu eenmaal beperkte mogelijkheden. Albert Verwey schrijft dat Kloos alles van het leven eiste, nooit iets gaf en helemaal verdween in de verbeelding van zijn verzen.

Ik, die droef-wachtend op des Levens tinnen

Melodieus zit klagend, naar den dag

Opstijgend glorieus, van wat eens mag

Bevredigen mijn ziel en zachte zinnen.

Het tijdschrift De Nieuwe Gids, Kloos’ kindje, was de spreekbuis van de nieuwe generatie. Al werd op zijn tijd, om verlies van abonnees te voorkomen, enige zelfcensuur toegepast. Het zelden florerende blad bood niet alleen goed zicht op de nieuwe literatuur en schilderkunst, maar ook op de politiek die zijn bekomst had van liberalisme en confessionalisme. In 1882 werd in Amsterdam de eerste openbare vergadering van de ‘gevaarlijke’ Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis door de politie onmogelijk gemaakt en in een café op de Nieuwmarkt voortgezet. De dominee moest voor een jaar het gevang in voor een luttele schennis van majesteit Willem III.

Ballast

Het is de vraag welke doelgroep de schrijvers op het oog hadden met O God, waarom schijnt de zon nog! Zelfs vakgenoten zullen niet op het puntje van hun stoel zitten bij alle uitgesponnen beschrijvingen en citaten. Minder ingewijde lezers haken af of gaan over op een diagonale lezing. Als ze al een reden hebben om een boek in huis te halen met poëzie die nogal afwijkt van het huidige Nederlands. Om overzicht te krijgen kan het enigszins helpen om het samenvattende en concluderende nawoord juist vooraf te lezen.

Zonder twijfel is er allemachtig veel werk verzet om de vloed aan details boven water te halen, op een overzichtelijke rij te zetten en redelijk vlot op papier te zetten. Wie eenmaal weet door te zetten raakt mogelijk zo vertrouwd met de optredende figuren dat je de ballast voor lief neemt. Maar wie toegankelijker over Kloos c.s. wil lezen, raadplege Bart Slijpers In dit gevreesd gemis (2012).