Tag Archief van: 8WEEKLY

Theater / Voorstelling

Het einde nadert

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Conversations (at the end of the World)

Op ongeveer de helft van de voorstelling begint het te sneeuwen. Een wonderschone, niet-aardse sneeuw die doet denken aan grote scholen dansende vissen in de diepzee of lichtgevend alg. De gehele voorstelling houdt het niet meer op met sneeuwen, zodat – uiteindelijk – alle personages verzuipen.

Schoonheid en horror ineen – dat typeert de voorstelling Conversations (at the end of the world) van Het Zuidelijk Toneel onder regie van Kris Verdonck. De horror zit hem in het besef van een naderend einde; het einde van het eigen leven of van de gehele wereld. De schoonheid van de voorstelling zit hem in hoe met dit doodsbesef wordt omgegaan. In afwachting van hun aanstaande afscheid komen een vijftal personages samen in een droomachtig decor om – tot het zover is – wat verhalen te vertellen, muziek te maken of gewoon stil te zijn.

Daniil Charms

Aan de basis van de voorstelling liggen de teksten van de Russische absurdistische schrijver Daniil Charms. Het werk waarvan in de voorstelling gebruik wordt gemaakt, is veelal aforistisch van aard en doordrenkt met zwarte humor. Neem het verhaal van de man die als kaviaar geboren werd en zodoende bijna door zijn oom is opgegeten, de wonderdoener die weigert wonderen te doen of de man die enkel gebeten wordt door manshoge vlooien die via de voordeur binnenkomen en naast hem in bed gaan liggen. Deze absurdistische korte verhalen hebben vaak een serieuze ondertoon. Niet gek, wanneer je de biografie van Charms erop na slaat: geboren in 1905 in tsaristisch Rusland, maakte de overgang naar de Sovjetunie onder leiding van Stalin mee, werd verbannen naar Siberië wegens een al te kunstzinnig karakter, kwam weer terug naar Sint-Petersburg maar werd daar ten tijde van de nazi-invasie krankzinnig verklaard en overleed in een psychiatrische inrichting. Een levensloop die niet een al te lichtzinnige omgang met de wereld rechtvaardigt en dat hoor je terug in zijn teksten, waar – tussen alle humor door – opvallend veel mensen lijden en overlijden.

De personages vertellen elkaar die wonderlijke zwart komische anekdotes, zonder verder echt op elkaar te reageren. Vaker zwijgen ze. Of luisteren naar het pianospel opgevoerd door Marino Formenti. Dit doen ze in een prachtig decor dat in zijn lege eenvoud associaties oproept met een andere planeet of een post-apocalyptische Aarde. Ze zijn zich er ten volle van bewust dat het einde nadert; misschien vanwege een kernoorlog, een natuurramp of misschien zijn de karakters gewoon ziek. Langzaamaan worden de personages – zonder te protesteren – opgeslokt door het decor. Zoals dat gaat wanneer je doodgaat. Het doodstille einde is prachtig. Conversations (at the end of the world) vormt zo een indrukwekkende meditatie op de tijd en de dood.

Theater / Voorstelling

Het einde nadert

recensie: Het Zuidelijk Toneel - Conversations (at the end of the World)

Op ongeveer de helft van de voorstelling begint het te sneeuwen. Een wonderschone, niet-aardse sneeuw die doet denken aan grote scholen dansende vissen in de diepzee of lichtgevend alg. De gehele voorstelling houdt het niet meer op met sneeuwen, zodat – uiteindelijk – alle personages verzuipen.

Schoonheid en horror ineen – dat typeert de voorstelling Conversations (at the end of the world) van Het Zuidelijk Toneel onder regie van Kris Verdonck. De horror zit hem in het besef van een naderend einde; het einde van het eigen leven of van de gehele wereld. De schoonheid van de voorstelling zit hem in hoe met dit doodsbesef wordt omgegaan. In afwachting van hun aanstaande afscheid komen een vijftal personages samen in een droomachtig decor om – tot het zover is – wat verhalen te vertellen, muziek te maken of gewoon stil te zijn.

Daniil Charms

Aan de basis van de voorstelling liggen de teksten van de Russische absurdistische schrijver Daniil Charms. Het werk waarvan in de voorstelling gebruik wordt gemaakt, is veelal aforistisch van aard en doordrenkt met zwarte humor. Neem het verhaal van de man die als kaviaar geboren werd en zodoende bijna door zijn oom is opgegeten, de wonderdoener die weigert wonderen te doen of de man die enkel gebeten wordt door manshoge vlooien die via de voordeur binnenkomen en naast hem in bed gaan liggen. Deze absurdistische korte verhalen hebben vaak een serieuze ondertoon. Niet gek, wanneer je de biografie van Charms erop na slaat: geboren in 1905 in tsaristisch Rusland, maakte de overgang naar de Sovjetunie onder leiding van Stalin mee, werd verbannen naar Siberië wegens een al te kunstzinnig karakter, kwam weer terug naar Sint-Petersburg maar werd daar ten tijde van de nazi-invasie krankzinnig verklaard en overleed in een psychiatrische inrichting. Een levensloop die niet een al te lichtzinnige omgang met de wereld rechtvaardigt en dat hoor je terug in zijn teksten, waar – tussen alle humor door – opvallend veel mensen lijden en overlijden.

De personages vertellen elkaar die wonderlijke zwart komische anekdotes, zonder verder echt op elkaar te reageren. Vaker zwijgen ze. Of luisteren naar het pianospel opgevoerd door Marino Formenti. Dit doen ze in een prachtig decor dat in zijn lege eenvoud associaties oproept met een andere planeet of een post-apocalyptische Aarde. Ze zijn zich er ten volle van bewust dat het einde nadert; misschien vanwege een kernoorlog, een natuurramp of misschien zijn de karakters gewoon ziek. Langzaamaan worden de personages – zonder te protesteren – opgeslokt door het decor. Zoals dat gaat wanneer je doodgaat. Het doodstille einde is prachtig. Conversations (at the end of the world) vormt zo een indrukwekkende meditatie op de tijd en de dood.

Boeken / Fictie

Noorse thuisloze met puberdochter

recensie: Tomas Espedal - Tussen april en september

De dood van een van de ouders is vaak het uitgangspunt van een lange en diepgaande zoektocht. Wat heeft de gestorvene betekend in mijn leven; lijk ik op mijn moeder of mijn vader en wie ben ik zelf eigenlijk? De Noorse schrijver Tomas Espedal heeft zich net als zijn vriend en collega Knausgård op dit pad begeven – op een andere manier en in een totaal andere stijl. Espedal is ook dichter en het autobiografische verslag van zijn rouwperiode getiteld Tussen april en september is een relatief dun boekje geworden.

Espedals naamloze hoofdpersoon gaat door een een dubbele crisis heen: enige maanden na zijn moeder is ook zijn ex-vrouw overleden. Hij trekt in haar afgelegen huis op een eiland voor de kust van het Noorse Bergen om voor zijn puberdochter te zorgen. ‘We hebben allebei onze moeder verloren’ is zijn aftrap. De dochter, die verder nauwelijks een rol speelt in de roman, wordt razend. Na de scheiding van haar ouders woonde ze bij haar moeder. Ze lijkt met haar verdriet niet bij haar vader terecht te kunnen. Hij put zich uit in huishoudelijke bezigheden, maar is verder hoofdzakelijk met zichzelf bezig. Haar enige tekst in het boek luidt: ‘Waarom ben je altijd thuis? Waarom kun je me niet met rust laten?’

Espedal moet van zijn dochter het huis uit. Hij schrijft:

‘Ik ging naar de stad.

Tegen mijn zin ging ik naar de stad, wat moest ik daar?’

 

Ingekookte tekst

De herhaling is typisch voor zijn stijl. Het geeft het verhaal over zijn ouders, waar ze vandaan kwamen, hoe ze elkaar ontmoetten, hoe ze verliefd werden en elkaar in hun huwelijk toch niet begrepen, een vreemde mythologische sfeer. Dat heeft de schrijver goed gezien, want de reconstructie van onze afkomst en jeugd is een autobiografische mythe. Espedals taal komt soms archaïsch over, breekt hier en daar plotseling af, duikt dan weer op als poëzie of poëtisch proza. In tegenstelling tot de volumineuze romandelen van Knausgård is zijn tekst ingekookt. Voortdurend probeert hij de kern van wat hij wil zeggen over te brengen. Details en chronologie zijn daarin minder belangrijk.

Vechtvriendjes

In de vraag waar de ik-verteller bijhoort en de daaruit voortkomende innerlijke conflicten speelt het milieu een grote rol. Zijn vader is altijd fabrieksarbeider geweest, zijn moeder was afkomstig uit een dure Bergense familie. Zij kon zich moeilijk neerleggen bij het verlies van haar behaaglijke leven en zijn vader probeert uit alle macht te stijgen op de sociale ladder. Voornaamste inzet is de buurt waar het gezin woont. Ze verhuizen van een asociale flat naar een rijtjeshuis – dat echter veel te dicht bij de achterstandswijk ligt. De vroegere vechtmakkertjes weten de jongen te vinden in zijn nette straat en hij beseft niet te kunnen ontsnappen aan zijn afkomst.

Als volwassene vraagt hij zich af hoe vaak hij nog moet verhuizen voordat hij op de plek woont die zijn thuis kan worden. Ook het huis van zijn ex, midden in de natuur, blijkt een fiasco. Waar moet hij heen?

Vroeger en nu lopen in elkaar over in de sombere overpeinzingen. Uiteindelijk komt het goed : hij krijgt greep op zijn verleden en verzoent zich met zijn bestaan – en dan is het boek uit. De compacte, indringende teksten nodigen de lezer echter direct weer uit om terug te bladeren. Een poëtisch verslag van persoonlijke groei.

Theater / Voorstelling

Het heelalbrede spectrum van een 15-jarige autist

recensie: National Theatre – The incident with the dog in the middle of the night

Het is werkelijk een feestje: aan de Amstelkade schitteren talloze BN’ers op de rode loper van het Amsterdamse Carré. Persfotografen flitsen er enthousiast op los, vooral als er een roedel middelbare scholieren zich als één hoop op de loper stort. Het is dé grote avond van de tweede versie van ‘Broadway aan de Amstel’: The curious incident of the Dog in the Night-Time.

De internationale hit The curious incident of the Dog in the Night-Time – gebaseerd op het gelijknamige boek van Mark Haddon – is nu mét volledige Londense cast te aanschouwen in hartje Amsterdam. Omringd door bekend Nederland in hun beste kledij en KLM-medewerkers (een exclusief VIP-uitje voor de in blauw geklede stewardessen), worden theaterliefhebbers getrakteerd op een Engelstalige show van kwaliteit. De barokke zaal van Carré contrasteert met het podium. Het decor van het toneelstuk is namelijk opgebouwd uit een soort vierkante ‘doos’ met aan weerszijden een blokjesachtig magnetisch veld. De voorstelling start exact om 20:03 – een knipoog naar de precisie van autisten – en het is letterlijk een ‘knallend’ begin. De volumeknop wordt op z’n hardst gedraaid en het is alsof iemand per ongeluk de lichtknop heeft geraakt. In het pikkedonker ontwaart het publiek een aantal gestaltes: een in joggingbroek geklede ‘jongen’ is onmiskenbaar Christopher John Francis Boon (Joshua Jenkins), een 15-jarige autistische jongen. Een negenkoppige cast beweegt zich als een dansgezelschap om hem heen. Een extra dimensie aan het verhaal wordt gegeven door Julie Hale in de rol van quasi-verteller/therapeut van Christopher, genaamd Siobhan, die het verhaal ondersteunt met stukken uit Christophers notitieboek.

Aandachtstrekker  / Een curieuze moord

Vanaf het eerst moment word je gegrepen door het verhaal. Door de ontzettend harde vaart die dit toneelstuk kenmerkt, grijpt de voorstelling iedere seconde de aandacht. Het verhaal over Christopher is dan ook erg intrigerend. Samen met vader Ed (David Michaels) leeft Christopher is het Engelse Swindon, waar de 15-jarige zich afhoudt van iedere vorm van sociale interactie, uitmunt in wiskunde en gefascineerd onderzoek doet naar het heelal. Op een dag ligt de geliefde hond van zijn buurvrouw Mrs. Shears dood in de tuin, gedood met een tuinvork. Christopher, die de hond aantreft in de openingsscène, is verdachte nummer één. Als een politieman hem mee wil voeren naar het bureau, slaat Christopher van zich af – Christopher flipt van lichamelijke aanrakingen – en dat komt hem meteen ten duur te staan: hij wordt gearresteerd voor mishandeling en wordt later door zijn vermoeide vader opgehaald.

Hoofd vol herrie/ruis

Door zijn autisme is Christopher altijd bloedeerlijk en hij kan dan ook geen leugens vertellen. Hij wéét dat hij er niets mee te maken heeft, maar zint op de vraag ‘wie dan wel?’. Binnen no-time ontwikkelt Christopher zich tot een detective en hij gaat over zijn eigen drempel door voor het eerst in zijn leven het contact op te zoeken met zijn buren. Zodoende komt Christopher al snel in contact met de oude Mrs. Alexander (Debra Michaels), die hem snel tot de waarheid brengt: ze vertelt Christopher dat zijn moeder is vreemdgegaan met Mr. Shears. Intussen houdt Christopher nauwgezet al zijn notities bij in een groot boek Per ongeluk komt dat boek in de handen van zijn vader. Zijn vader neemt het boek in en dwingt Christopher te stoppen met zijn zoektocht, maar dat heeft ernstige gevolgen. Als Christopher zijn notitieboek van zijn vader probeert te ontfutselen, stuit hij op een doos waarin ook enkele brieven liggen die van zijn overleden moeder blijken te zijn. Hoe kan zijn moeder brieven hebben geschreven als ze al maanden eerder is gestorven aan een hartaanval? Christopher – woedend en verward door de leugens van zijn vader – besluit om een reis af te leggen naar London, naar het adres waar zijn moeder al die tijd heeft ‘geleefd’. De reis is fantastisch vormgegeven in zowel spel en dans als in decor: als kijker bevind je je haast in het brein van Christopher. Felle kleuren, harde geluiden en mensen razen zich om Christopher heen en maken het inzichtelijker hoe het is om autisme te hebben. Joshua Jenkins speelt de rol van Christopher erg geloofwaardig en menig persoon zou haast denken dat hij écht aan autisme leidt, zijn houding, zijn handelingen en gezichtsuitdrukkingen zijn zó karakteristiek en goed uitgevoerd.

Méér dan perfect

De regie was in handen van Marianne Elliot. winnares van een Tony Award, en dat is te zien: de acteurs zijn zo gestroomlijnd, ze bewegen ‘sierlijk’ en zijn goed op elkaar ingespeeld. De timing is perfect: het vereist heel veel tijd en moeite om alles tot op de seconde getimed te hebben. Het decor is daarnaast ontzettend multifunctioneel. Het bevat namelijk niet alleen licht, maar er zitten ook nog decorstukken in verborgen achter de vele luikjes. De acteurs maken bovendien niet alleen gebruik van het toneel, maar ook van de ruimte in de zaal. Zo struint er plots een ‘politieofficier’ vanuit achterin de zaal naar het podium toe. Hoewel je soms verwacht dat je gehoorschade gaat oplopen door de harde muziek, kun je niet anders dan verrukt zijn door zo’n totaalvoorstelling. Alles aan deze voorstelling klopt én de kijker wordt keer op keer verrast. Zo ook op het einde – de lichten zijn weer aan en het applaus is weggeëbd – als Christopher nog één laatste keer terugkomt om een rekensom uit te leggen in vier minuten. Net als met ieder geslaagd feestje, blijft deze voorstelling nog lang in herinnering.

Theater / Voorstelling

Werther wil niet volwassen worden

recensie: Toneelschuur Producties - Het lijden van de jonge Werther

In 1774 werd Johann Wolfgang von Goethe plotsklaps beroemd met zijn roman Die Leiden des jungen Werthers. Een hele generatie zag in het hoofdpersonage Werther zijn hartstocht, zielenleed en Weltschmerz eindelijk vertegenwoordigd. Mensen spiegelden zich zodanig met Werther dat zijn kledingstijl op slag hip werd en zich naar zijn voorbeeld een zelfmoordgolf door Europa verspreidde, zo wil het literair-historisch cliché.

Spreekt Werther heden ten dage nog steeds tot de verbeelding? Theatermaker Eline Arbo was onder de indruk van Werthers stelligheid en compromisloze levenshouding en heeft een theaterbewerking van Goethes roman op de planken gebracht onder de vlag van Toneelschuur Producties. Nog even kort het verhaal: Werther (Victor IJdens) brengt de zomer door in de Duitse provincie en wordt daar verliefd op Lotte (Diewertje Dir). Zij is echter al verloofd met de pragmatisch ingestelde Albert (Sander Plukaard). Hoewel Werther met beiden bevriend raakt, gaat hij ook kapot aan zijn niet beantwoorde liefde voor Lotte. Tot Werther – gevoelsmens als hij is – nog maar één dramatische uitweg ziet om aan zijn lijden te ontsnappen.

Twee levensvisies

Arbo kiest ervoor om twee levensvisies tegen elkaar uit te spelen: de alles-of-niets hartstocht van Werther tegen het pragmatisme en de gematigdheid van Albert. Lotte ontpopt zich als een compromis maar kiest daarmee eigenlijk automatisch voor Albert want Werther kan met geen enkel compromis leven. De ondertitel luidt “hoe ver ben jij bereid te gaan voor jouw idealen”. Werther zou als voorbeeld moeten dienen van een idealist die tot het naadje gaat. Toch lukt het Werther nergens om echt een idealistisch rolmodel te worden: zijn gejammer is eerder pathetisch en kinderlijk. Deze emotionele onvolwassenheid wordt benadrukt in het decorontwerp bestaand uit aaneenrijgingen van plastic strandspeelgoed. Wanneer Werther aan het eind van het stuk kiest voor het dramatisch gebaar, valt letterlijk het speelgoeddoek. Waarmee nog eens wordt gezegd: Werthers belevingswereld is die van een kind. Zo verliest Werther het van de rationele Albert die, weliswaar soms neergezet als een karikatuur, simpelweg beschikt over een grotere dosis gezond boerenverstand.

Schoolpleinliefde

Ook de relatie tussen Lotte en Werther blijft iets kinderlijks houden, en wil daardoor niet echt overtuigen. De apotheose van hun liefde is een potje badminton. De vrolijke kleurtjes waarin Lotte gehuld gaat en de waterpistoolgevechten doen meer denken aan een schoolpleinliefde dan aan grootse een meeslepende romantiek die zelfmoord voorstelbaar kan doen maken. Kinderlijkheid gaat nauw samen met narcisme en ook dat is deze Werther niet vreemd. Wanneer Lotte praat, is zijn blik niet zelden op iets in de verte gericht, alsof die hele Lotte hem niet zoveel kan interesseren, maar slechts als willekeurig excuus voor zijn levenspassie en defaitisme dient. Om hiermee terug te komen op de ondertitel van de voorstelling: je kunt je afvragen of het personage van Werther niet vreemd gekozen is om nieuw elan te geven aan verloren gewaand idealisme. Tuurlijk, Werther is gepassioneerd, maar die passie heeft weinig met wereldverbetering te maken. Romantische liefde is de facto altijd een egoïstisch project. De link naar Werther als politieke held blijft voor mij daarom onduidelijk.

De voorstelling kent desalniettemin zijn vermakelijke en sterke momenten – onder andere de muzikale intermezzo’s en de komische vertolking van Albert door Sander Plukaard. Maar de grote zwakte zit in het niet willen overtuigen van de liefde tussen Werther en Lotte.

Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post
Boeken / Achtergrond
special: 35ste Nacht van de Poëzie
Nacht van de Poëzie - foto Patrick Post

Nacht vol levende poëzie

Opnieuw was de Nacht van de Poëzie een feest voor de liefhebber van het gesproken woord. Er werd breeduit gelachen en volop meegezongen in deze vijfendertigste editie van de hoogmis der dichtkunst. Kippenvelmomenten waren er ook in de ‘achthoekigheid’ van het Utrechtse Vredenburg.

Volgens co-host Piet Piryns moeten we de populariteit van de Nacht misschien zoeken in de ontkerkelijking die overal gaande is. Als het Woord niet meer in het heilige domein wordt gezocht, moeten dichters die lacune vullen. Met een kleine tweeduizend bezoekers in de zaal krijgt het poëtische Woord deze nacht een gewillig oor.

De spits wordt traditioneel afgebeten door de dichter die vorig jaar de afsluiting verzorgde. Jonathan Griffioen vormt met zijn confronterende gedichten over de stadswijk waarin hij opgroeide een uitstekende opening en tegelijkertijd de aanloop naar de eerste muzikale onderbreking. De zaal wordt opgewarmd en losgezongen door een gloedvolle Brigitte Kaandorp die, zo kort na de aftrap, het publiek meteen al in een collectief la-la-laah laat samenvloeien.

Oude crooners

Cees Nooteboom - Patrick Post

Cees Nooteboom (foto: Patrick Post)

Dan volgt een blokje ‘oude knarren’ (met respect). Frank Koenegracht in zijn haast reviaanse somberte waar altijd de glimlach om de hoek komt kijken: ‘Vannacht droomde de dood van mij./ Ik weet niet hoe hij daarbij kwam./ Ik vermoed dat/ hij droomde dat hij iets kwijt was (…)’. Cees Nooteboom sluit daarbij aan met zijn mijmeringen over eilanden, zijn zomerverblijf op Menorca in het bijzonder, om te eindigen met de bezwering ‘Waarom laten de doden ons niet met rust’. Veel applaus voor deze crooners, van jong en oud die nog steeds warmlopen voor de gevestigde orde.

In het goedgevulde programma is ruimte voor debutanten, zoals de pas afgestudeerde Simone Atangana Bekono die, zonder uitgegeven te zijn, al op het podium van de Nacht staat. Haar bijdrage is boeiend, maar behoeft nog wat schwung om overeind te blijven tussen de kanonnen. Via de verrassende observaties van Neeltje Maria Min (zónder haar allerberoemdste dichtregel uit ons taalgebied) en de vurige, verbeten Astrid Lampe is de vloer voor Bart Moeyaert. Met zachte stem en een perfecte timing leest hij uit zijn bundel Verzamel de liefde:

Ik dacht dat het niet kon:
dat iets wat je niet ziet
je alle dagen draagt
en sterker maakt.
Alsof je spieren krijgt
van liefde.

Wervelwind Karsu

Antjie Krog - Patrick Post

Antjie Krog (foto: Patrick Post)

Live-optredens in de poëzie worden publiekelijk omarmd, terwijl de verkoop van dichtbundels marginaal te noemen is. Een ontwikkeling die niet zo vreemd is, gezien het optreden van de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. Hier wordt poëzie levend gemaakt, vormgegeven tot haast tastbare beelden. Op intense wijze slingert ze de Zuid-Afrikaanse regels de wereld in: fluisterend, snauwend, schreeuwend en dan weer ingetogen smekend. Het is een avontuur om door Krog, de perfecte Nacht-gast, meegenomen te worden in haar belevingswereld.

Na een warme donderpreek van Dimitri Verhulst, die met zijn België-gedichten en het bijbehorende cynisme het publiek voor zich inneemt, wordt het tijd voor een nieuw muziekje. De Nederlands-Turkse zangeres Karsu begint als een lieflijk intermezzo maar blijkt al snel een ware wervelwind. Het is een lust voor oog en oor – Maria Callas meets Anouk – waarbij de ingetogenheid verrassend wordt afgewisseld met een stem die klinkt als een klok.

Nog zo’n hoogtepunt: de Utrechtse dichter Alexis de Roode komt met een bevlogen voordracht van zijn gedicht Schepping, week 2, waarin hij de mens centraal stelt om het werk van de Schepper in de tweede week naar zijn hand te zetten. Een confronterend relaas over onze manipulatie met de natuurlijke omgeving:

De mens sprak: De dieren en planten behoren aan mij,
maar zij gehoorzamen aan tijd. Ze bloeien in de lente
en geven zaadvruchten in de herfst. De vogels leggen
eieren naar hun aard, maar in de winter leggen ze niks.
Ik zal de planten een huis van glas geven en in de kippenstal
zal ik een helder licht branden. Ik zal eieren eten in december.
Weer werd het avond en morgen: de derde dag.

Jaap Robben - Patrick Post

Jaap Robben (foto: Patrick Post)

Ook Jaap Robben is een performer pur sang. Zijn poëzie is helder en aanstekelijk, zijn optreden expressief en ingetogen tegelijk. Mensen op het verkeerde been zetten, dat kan Robben als de beste, waarbij de vraag of zijn gedichten voor kinderen of voor volwassenen zijn altijd komt bovendrijven. Robben trekt zich nergens iets van aan, hij dicht en draagt voor, zo simpel is het, en krijgt vele handen op elkaar.

‘Drijf een wig in de nacht en luister’ is het op de alle wanden aangebrachte Nacht-motto. De poëzie heeft deze opwindende nacht weer klemgezet, de overgebleven toehoorders proberen tot de laatste woorden van debutante Vicky Francken de ogen open te houden. Geen nood, volgend jaar, in weer een Nacht, zal deze laatste opnieuw de eerste zijn.

 

35ste NACHT VAN DE POËZIE
TivoliVredenburg Utrecht
16 september 2017

Boeken / Fictie

Hetzelfde en toch een beetje anders

recensie: Ben Lerner - 22.04

De opening van Ben Lerners roman 22.04 – een verwijzing naar de film Back to the Future –  is weergaloos. In een peperduur restaurant eten de verteller, een tobberige schrijver, en zijn literaire agent een voorgerecht van ‘met zout doodgemasseerde baby-inktvissen’. De gewelddadige luxe van de happy few van New York wordt gevolgd door een dreigend nieuwsbericht. Er is storm op til.

De vermoorde baby-inktvisjes vormen op hun beurt een scherpe tegenstelling met de uiterst zorgvuldige wijze waarop de naamloze ik-verteller en zijn vriendin een medisch traject voor inseminatie ingaan. Ze heeft hem gevraagd of hij donorvader van haar kind wil worden. Een andere tegenstem bij het lachwekkende lunchmenu is de coöperatie voor biologisch voedsel, waar de verteller gedwongen vrijwillig diensten draait als inpakker en vakkenvuller. Aan het slot van het verhaal is de storm uitgeraasd en proberen de personages Brooklyn Bridge te bereiken om thuis te komen.

Literaire fuga

Zo waait de roman voorbij, op stemmen en tegenstemmen. In een klassieke fuga zijn alle stemmen gelijkwaardig. Dit uitgangspunt past precies bij het postmoderne proza van Lerner. Met als enig verschil dat de auteur samen met zijn hoofdpersoon voortdurend op zoek is naar die ene ervaring die echt is. Die zo concreet en waarachtig is dat

‘de wereld om me heen (zich) opnieuw rangschikte terwijl ik de woorden (een bericht over de ernstige ziekte van een vriend ICR) tot me door liet dringen’

Dat ‘opnieuw rangschikken’ komt een aantal malen terug; steeds is het een confrontatie met ‘echt’ – leven en dood – die vreemd genoeg niet de geest van de verteller in beweging brengt maar de wereld om hem heen. Alsof hij, ook in precaire situaties, niet bij machte is om zelf van zijn stuk te vallen. De verteller zit behoorlijk vast in zijn cerebrale activiteiten en zijn geringe zelfvertrouwen. Hij piekert eigenlijk onafgebroken over de kloof tussen de werkelijkheid om hem heen en zijn onvermogen erin op te gaan. Het leidt tot onnavolgbaar grappige, ironische beschrijvingen, zoals de lange scène waarin hij moet masturberen om donorsperma te leveren.

‘Ik keek naar de afstandsbediening (voor de pornovideo, ICR) om te zien hoe het precies werkte en herinnerde me toen: ik word niet geacht iets aan te raken dat het spermamonster zou kunnen verontreinigen. Wat zou verontreinigender kunnen zijn dan deze afstandsbediening, die door ik weet niet hoeveel vieze handen was vastgepakt? Na enkele seconden paniekerig wikken en wegen drukte ik gewoon op play – waardoor de Aziatische Anale Avonturen begonnen, hoewel dat helemaal niet mijn ding is; het leek op de een of andere manier minder afkeurenswaardig om niet te kiezen dan om een positieve voorkeur voor een van de beschikbare categorieën te kennen te geven-, legde ik de afstandsbediening neer, liep terug naar de wasbak en waste mijn handen.’

Eerlijke fraude

De ironie slaat echter om in een soort wanhoop wanneer het vriendenpaar na veel gedoe besluit om de conceptie op natuurlijke wijze te doen plaatsvinden. Zodra de verteller zich bewust wordt van zijn handelingen krijgt hij de slappe lach en is de erectie voorbij. Het is exemplarisch voor alle activiteiten die hij onderneemt ten einde een ‘echt’ leven te leiden. Bewustzijn leidt tot distantie en wordt de duivel die alles kapotmaakt.

Dan besluit hij om het frauduleuze aspect van de realiteit niet meer te bestrijden. If you can’t beat them, join them, lijkt hij te denken. Zijn idee om een gefingeerde correspondentie met een literaire grootheid te presenteren als uit een archief opgedoken, bezorgt hem een reusachtig voorschot van zijn uitgever.

De roman moet alleen nog even geschreven worden en dat doet de hoofdpersoon in een gesubsidieerde schrijversflat in Texas. Korte tijd slaagt hij erin zich af te sluiten van de bedrieglijke realiteit om zijn hoogstpersoonlijke bedrog te plegen. Hij belandt vervolgens op een feestje van rijke mensen waar overvloedig drugsgebruik de authentieke schrijfervaring weer tenietdoet. Alleen door een kotsende gast met een bad trip te helpen, kan hij een restje eergevoel bewaren.

De verteller slaat een andere weg in, een omweg. Een kennis nodigt hem uit een bezoek te brengen aan haar collectie afgeschreven kunst. Het gaat om beeldende kunst die door vandalisme of brand- en waterschade uit galeries en musea is verwijderd, nadat de verzekering de marktwaarde heeft uitgekeerd. Deze kunst is waardeloos geworden en daardoor op een bepaalde manier ‘verlost’. Hij is diep ontroerd als hij naar een foto kijkt waar een andere foto bij hoorde die verloren is gegaan. Nu lijkt het motto van de roman, gebaseerd op een Chassidische vertelling, waarheid te worden: in de komende wereld zal alles hetzelfde zijn, maar

‘Alles zal zijn zoals het nu is, alleen een beetje anders.’

Voortouw

Over ‘een beetje anders’ gaat ook de Gidslezing – jaarlijks evenement van het gerenommeerde literaire tijdschrift De Gids – van Lerner. Hier onderzoekt hij de relatie tussen taal en beeldende kunst, met name de betekenis(verandering) van een beeld door de beschrijving ervan. Hij gaat in op dubbele beelden zoals het ‘eendkonijn’ van Wittgenstein; een tekening die tegelijk eend en konijn voorstelt. De filosoof Wittgenstein onderzocht een eeuw geleden, net als Ben Lerner nu, de relatie tussen taal en werkelijkheid en tussen feit en fictie.

Lerner voegt daar de beeldende kunst bij. Door Dada en het surrealisme van vroeger en het conceptual art van nu, zijn de zogenaamde ‘readymades’ in beeld gekomen. Dit zijn objecten die hun betekenis ontlenen aan hun context. In de Gidslezing gaat hij dieper in op de afgeschreven, waardeloze kunst uit de roman 22.04.

‘Toen ik de foto’s in mijn handen hield, was het alsof ik een subtiele maar wezenlijke gewichtsverandering kon waarnemen: de ziel van de markt was vervluchtigd; het was kunst buiten het kapitalisme. (…) Voor mij waren deze objecten – die nog hetzelfde waren, maar een beetje anders – readymades voor of uit een komende wereld, een toekomst waar een ander waardesysteem heerst dan de tirannie van de prijs, in de kunstwereld en daarbuiten.’

Hier ontvouwt Lerner zijn dieperliggende motief: maatschappijkritiek vanuit het – mystieke – chassidische messianisme. De werkelijkheid moet verlost worden, en de kunst zal daarin het voortouw nemen door het vermogen alles een beetje anders te maken.

Watermolen in de tijd

Een terugkerend thema is het motief van de verdwenen schilderijen. Een bevriende schilderes neemt vanuit de galerie waar ze zal exposeren een taxi naar huis om de laatste hand aan twee werken te leggen. Van de zenuwen vergeet ze de schilderijen, die vervolgens onnaspeurbaar zijn omdat de gegevens van latere taxiritten om privacyredenen niet worden verstrekt. De verteller besluit de zoektocht in proza vast te leggen en als kunstwerk aan de expositie toe te voegen. De schilderijen uit het verhaal zijn later in werkelijkheid ook geschilderd. Zo wordt fictie feit, betoogt Lerner, en draait het scheprad van een watermolen rond dat afwisselend werkelijkheid, verbeelding en kunst opschept uit een rivier van tijd – misschien het meest raadselachtige thema in het werk van Lerner.

Het loont de moeite zijn proza, poëzie en essay’s in samenhang te lezen. Lerner is een van die schrijvers die feilloos de problematiek van de eenentwintigste eeuw en het postmodernisme verwoordt. Zijn werk is een integere poging om uit te stijgen boven het anything goes van een totaal ‘geliberaliseerde’ wereld.

Muziek / Album

Muzikale hoop in een tijd van onzekerheden

recensie: Rodney DeCroo - Old Tenement Man

In het openingsnummer zingt Jack Taylor vanuit de gevangenis over de moord op zijn vader. Hij was vijfentwintig jaren jong toen hij zijn leven verloor met één schot. “Blew my life away,” klinkt het vanuit de cel. Rodney DeCroo vertolkt het nummer levensecht, misschien wel vanuit een kleine ruimte met slechts drie muren en een raam met spijlen. Heeft hij zijn vader omgelegd?

De carrière van de Canadees DeCroo zou verfilmd moeten worden. Een paar zinnen om niet alle dramatische gebeurtenissen te herkauwen, niet alle oude koeien uit de sloot te willen halen. Zeven jaren geleden besluit hij vlak voor een uitverkocht optreden de samenwerking met zijn band op te zeggen; hij schrijft een toneelstuk, neemt een spoken-word langspeler op, schrijft een dichtbundel en moet iets met de diagnose posttraumatische stress-stoornis. In zijn schrift met ideeën voor nieuwe songs kan hij traumatische gebeurtenissen uit zijn jeugd stapelen.

 

Pratend publiek

Het debuutalbum onder eigen naam verschijnt in 2004, daarna neemt hij het live album War Torn Man op. Op de schijf is pratend publiek te horen. Juist deze nachtmerrie voor optredende artiesten laat DeCroo horen. De voorlaatste release is Campfires On The Moon in 2015. Het is een verzameling toegankelijke nummers. Tien nummers en de demonen en de impulsieve beslissingen lijken bij DeCroo tot het verleden te horen.

 

Lou Reed

Voor zijn zevende album Old Tenement Man heeft DeCroo rock ‘n’ roll ballades geschreven. De teksten verhalen over helden als Lou Reed en Leonard Cohen. Met producer Lorrie Matheson wilde DeCroo niet opnieuw schrijven over gebeurtenissen uit het eigen verleden, maar wilde hij zingen over de bewondering voor anderen. ‘Lou Reed On The Radio’ is een prachtig voorbeeld. Zinderend uptempo gitaarwerk en een tekst met bewonderende woorden. De fan DeCroo zit gekluisterd aan de radio en hoort over de dood van een held en kan slechts in ongeloof luisteren en woorden van verdriet aan het papier toevertrouwen.

DeCroo vertelt in het persschrijven lyrisch over de samenwerking met Lorrie Matheson. Hij heeft deze producer muzikaal de vrije hand gegeven. “I’ve always been labeled alt-country and getting to draw from Lorrie’s breadth of knowledge pushed me out of my musical bubble,” vertelt DeCroo over het bevrijdende partnerschap. Zijn muzikale palet met vooral americana heeft een fiks shot rock ‘n’ roll gekregen. Daarnaast schuwt Matheson schurende effecten niet. De uitgebalanceerde, heldere nummers krijgen daarmee een extra muzikale lading.

 

Tekstuele kracht

De tien nummers op Old Tenement Man hebben grote zeggingskracht. Natuurlijk gebruikt DeCroo in zijn liedjes karakters uit het verleden. Er komen meer mensen langs dan alleen Lou Reed en Leonard Cohen. Geen van de bezoekers in de nummers slaagt er ditmaal in het humeur van DeCroo te bederven. Het album sluit af met ‘The Barrel Has A Dark Eye’. DeCroo gaat toch nog op zoek naar de duivels en de demonen. Hij geeft geen antwoord over zijn zoektocht, het is aan de luisteraar om na te denken.

Old Tenement Man is een productie met talloze verhalen. Rodney DeCroo neemt de luisteraar bij de hand en laveert met groot muzikaal vakmanschap langs de vele mogelijke moeilijkheden. Hij heeft geen pasklare oplossingen maar biedt fascinerende, muzikale hoop in deze tijd van onzekerheden.

Muziek / Album

Een gevoelige tekst voor een stem met een snik

recensie: Jeffrey Halford & The Healers – Lo-Fi Dreams

In 2014 verschijnt Kerosene, het achtste album van Jeffrey Halford & The Healers. De agenda van deze muzikanten groep is dat jaar eenvoudig. Ze nemen nieuw materiaal op in een studio óf zijn  onderweg naar een podium om heel veel countryrock liedjes te spelen. Kerosene was een goed gekozen titel. De groep gebruikt brandstof om van plaats naar plaats te reizen en krijgt energie door het vele optreden en de respons van het publiek. Door het toeren heeft het even geduurd voor het nieuwe materiaal verschijnt, maar nu is Lo-Fi Dreams verkrijgbaar.

Jeffrey Halford is een in Dallas geboren zanger, liedjessmid en gitarist. In zijn jeugd luistert hij op de transistorradio naar Roger Miller. Deze zanger en acteur zong in 1965 het nummer ‘King Of The Road’ de Nederlandse hitlijsten in. Na wat omzwervingen belandt het gezin Halford in San Francisco, waar de tiener Jeffrey architectuur studeert en op de straathoeken zijn eerste liedjes ten gehore brengt.

Anno 2017 heeft Halford op het podium gestaan met Mick Fleetwood, Canned Heat, Guy Clark, Robert Earl Keen and Ramblin’ Jack Elliott, Taj Mahal, Etta James, Los Lobos en John Hammond. Geen misselijke groep muzikanten. Als componist wordt de Amerikaan in een rij met John Prine, Randy Newman en John Fogerty gezet.

Gevoelige inkt

Toxic is het debuutalbum van Halford. Net als opvolger Nine Hard Days zijn deze releases al jaren ‘out of print’. De langspeler Kerosene is nog gewoon verkrijgbaar. Jeffrey Halford & The Healers maken rootsrock met een flinke veeg romantiek. Een voorbeeld is de tekst van het nummer ‘Driving Alone’. Een band is aan het toeren, het podium staat in een wat kil kot en de toeschouwers zijn afstandelijk en kritisch. Halford zingt met een snik in zijn stem de volgende tekst: ‘The lonesome singer moaned through the speaker that was blown, while I was driving alone.’ Het is zo goed als onmogelijk meer drama en romantiek in een zin te vatten.

Gruzelementen

Ook voor Lo Fi Dreams heeft Halford de pen weer diep in de gevoelige inkt gestoken. In het nummer ‘10.000 miles’ reist de eenzame muzikant naar huis. ‘I’m rolling home to you,’ en daarna komt het nummer op gang voor ‘10.000 miles and 10.000 more’. De titel van het nummer ‘Looking For A Home’ zegt veel. Een echtpaar wordt door de sheriff het huis uitgezet en zal op zoek moeten naar een nieuwe plek om te wonen. Armoede en sentiment in een swingend traditioneel nummer. “Get your things, honey get your things. We gotta leave.” En dan jengelt er zo’n heerlijke steel gitaar. In ‘Elvis Shot The Television’ laat Halford horen humor en bewondering in een liedje te kunnen vatten. De luisteraar ziet bij de woorden Elvis onderuit gezakt voor een televisie zitten. Het programma staat hem niet aan, de afstandsbediening ligt niet binnen handbereik en hij schiet de beeldbuis aan gruzelementen.

Lo-Fi Dreams, in een hoes die Joost Swarte met een klare lijn had kunnen ontwerpen en telt maar tien nummers. Dat is tevens het enige punt van kritiek bij deze release. Jeffrey Halford & The Healers nemen de luisteraar mee op een trip die avontuurlijk maar wat kort is. Tijdens de reis wordt er heerlijke rootsrock gedraaid. Na het tiende nummer moet de repeat knop snel  worden ingedrukt. En dat is drie of vier nummers te snel.

Theater / Voorstelling

Prachtige dansers, matige voorstelling

recensie: Bitter Sweet Dance – Titanic

Titanic  is een remake van The Sinking of the Titanic, de eerste grote dansvoorstelling van de beroemde Israëlische choreograaf Ohad Naharin. De eveneens Israëlische, al lang in Nederland wonende, Liat Waysbort werd in haar tienertijd zeer door deze voorstelling geraakt, het was een inspiratie voor haar eigen leven. Bijzonder dat Waysbort nu deze voorstelling kiest voor haar eigen eerste grotezaalproductie. Of het een goede keus is valt te betwijfelen. Titanic bevat een paar mooie momenten, maar is over het algemeen te afstandelijk en statisch om echt indruk te maken.

Vermoedelijk is de voornaamste reden daarvoor de muziek die een grote rol speelt en ons lange tijd meedogenloos bombardeert met elektronische knallen.  Misschien ook moet Waysbort nog wennen aan de grootte van het podium. En wellicht levert het hernemen van een voorstelling van een belangrijke leraar en dansicoon veel druk en remmingen op. Eén ding is zeker, aan de dansers ligt het niet, die zijn fantastisch.

Symbolisch

Gedurende de eerste helft van de voorstelling zien we een aantal mooie solo’s: veel hoekige bewegingen, maar ook curves en veel naar de grond gaan, terwijl de overige dansers stil staan toe te kijken. Titanic gaat evenals zijn voorganger over de musici die tijdens het zinken van de Titanic door bleven spelen en met schip, muziek en al ten onder gingen. Een dergelijk gegeven, samen met de vaak ontoegankelijke muziek, maakt dat je een beetje in je hoofd komt te zitten. Wat wordt er bedoeld met deze beweging? En die? Is dit zwemmen in het water? Maar trachten te duiden wat je ziet is zelden een goed uitgangspunt voor dans, wat immers in je lichaam hoort te resoneren om echt impact te hebben.

Die impact ontstaat wel halverwege, wanneer de dansers meer verbinding met elkaar zoeken, een man en een vrouw elkaar zoenen en daarbij beginnen te grommen. Plotseling word je wakker, hier gebeurt iets. Het is de start van een boeiende fase met nauwelijks muziek en als hoogtepunt twee dansers die wild en rauw bewegen. Ondertussen staan de anderen zich aan de zijkant van het toneel uit te kleden – iedereen is topless gedurende het tweede gedeelte. Het gewone aardse daar staan, water drinken, bezwete lichamen afdrogen is, ook vanwege het contrast met wat er op de vloer gebeurt, uitermate boeiend.

Maar dan komen we helaas weer terug in de kalme bespiegelingen. Alle dansers hebben prachtige lichamen, tijdens de nu volgende synchroon gedanste duetten ben ik meer bezig die te bewonderen dan geraakt te worden door wat ze aan het doen zijn.

Ontreddering

Aan het eind raakt mijn geduld op. Terwijl de meeste dansers weer statisch gepositioneerd zijn en een danseres, enkel in lange broek gekleed, achter op het toneel een prachtige solo danst met lange strekbewegingen, liggen op de voorgrond twee vrouwen in elkaar verstrengeld. Eén van de twee zegt onophoudelijk ‘generation upon generation upon generation’, iets wat op den duur zeer irriteert. Later wordt het interessanter als ze haar hele lichaam mee laat trillen en de woorden bijna uitkotst. De voorstelling heeft een prachtig eindbeeld: één van de dansers eindigt, na alweer een mooie solo in het tegenlicht, in een houding van ontreddering.

Waysbort kan choreograferen, dat is duidelijk. In het nagesprek horen we dat ze eigenlijk achtentwintig dansers had willen hebben in plaats van acht, dat lukte niet. Jammer want dan zou er in ieder geval geen groot leeg podium zijn geweest. Ze toont talent, visie en drive. Deze eerste grotezaalvoorstelling is naar mijn mening niet goed gelukt, maar laten we hopen dat ze zich zo eigenwijs mogelijk verder ontwikkelt, dat deed haar grote leermeester immers ook.

Theater / Voorstelling

Zinderende tweeslachtigheid

recensie: De Nationale Opera – La Forza del Destino

Verdi’s La Forza del Destino voelt aan als twee opera’s die met elkaar zijn versneden: een persoonlijke familietragedie en een uitbundig groepsspektakel. Dit gegeven lijkt onhandig, maar het geeft regisseur Christoph Loy juist de mogelijkheid om meerdere registers te bespelen.

Dat La Forza voor velen niet de status heeft van andere Verdi-opera’s als La Traviata of Aida, is misschien te wijten aan een wat onbeholpen verhaal, dat in meerdere beschouwingen het mikpunt van spot is. Het neemt niet weg dat Verdi’s muziek ook in dit werk afwisselend beeldschoon en heerlijk opruiend is. Christoph Loy maakt er bij De Nationale Opera een voorstelling met twee gezichten van: enerzijds een Shakespeareaanse en ingetogen tragedie, anderszijds een liederlijke kritiek op roekeloze strijdlust.

Stom toeval en de eeuwige zondebok

De opera vertelt de liefdesgeschiedenis van Leonora (Eva Maria Westbroek) en Don Alvaro (Roberto Aronica). Laatstgenoemde is de zoon van een Inca-prinses en als halfbloedje niet voor Leonora geschikt. Als Alvaro Leonora probeert te schaken, wordt het koppel gesnapt door Leonora’s vader, de markies van Calatreva (James Creswell). Alvaro wil zijn goede bedoelingen tonen door zijn wapen op de grond te gooien, maar het rotding gaat per ongeluk af en doodt de markies. In zijn laatste adem vervloekt hij zijn dochter. Los van elkaar vluchten de geliefden weg, op de hielen gezeten door Leonora’s wraakzuchtige broer Carlos (Franco Vassallo). Wat volgt is een spel van valse identiteiten, toevallige ontmoetingen en noodlottige misverstanden. Vooral Alvaro heeft het zwaar te verduren: ondanks al zijn bedoelingen zal hij altijd ‘de buitenlander’ blijven.

Oorlogsopportunisme

Dit alles tegen de achtergrond van een ophanden zijnde veldslag tegen Duitsland. Waar de lotgevallen van Alvaro en de familie Calatreva overzichtelijk en sober zijn, overheersen chaos en carnavaleske oorlogsretoriek de groepsscènes. Verdi schreef deze strijdliederen wellicht zonder ironie (het werd geschreven op het hoogtepunt van de Risorgimento, de Italiaanse eenmaking), bij Loy heeft deze oproep tot strijd meer weg van een biercantus met soldaten, dames van lichte zeden en de plaatselijke geestelijkheid, allen opgehitst door ronselaarster Preziosilla (Veronica Simeoni). Eerder dan als commentaar op de andere gebeurtenissen voelen deze scènes als een apart werk, een verkenning over wanneer oorlog verandert van jongensachtig haantjesgedrag in bittere ellende.

Verdi in al zijn facetten

De belangrijkste mannenstemmen zijn aan elkaar gewaagd. Vooral Vassallo overtuigt als verwende, met zijn jojo spelende corpsbal die niet per se slecht is, maar doof voor de andere kant van het verhaal. Eva Maria Westbroek speelt haar rol vrij ingetogen, waardoor het onwaarschijnlijke verhaal toch een juiste dramatiek krijgt. De hoogste lof echter verdienen Nederlands Philharmonisch Orkest, onder leiding van Michele Mariotti, en het Koor van de Nederlandse Opera, onder leiding van Ching-Lien Wu. Vanaf de eerste onheilspellende tonen – het noodlot staat voor de deur – speelt het orkest feilloos en uiterst dynamisch. Het koor blinkt uit in de zachte passages waarin ze voorbijtrekkende monniken spelen en een zijdezacht tegenwicht bieden tegen de turbulente partijen van de solisten.

Waar in een mindere regie de tweeslachtigheid van La Forza del Destino de spanningsboog zou dwarsbomen, benadrukt Loy juist de veelzijdigheid van Verdi. De voorstelling zindert vanaf de filmische overture, een montage uit verschillende jeugdscènes, tot aan het verstilde en spirituele slot.